Taakbeleid
Status
:
Concept 0.6
Opgesteld door
:
Esther Stassen
Vastgesteld door het CvB op 7 april 2015, onder voorbehoud van instemming door de GMR
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2.
Uitgangspunten taakbeleid ............................................................................................................. 4
3.
2.1
De normjaartaak ...................................................................................................................... 4
2.2
De arbeidsduur ........................................................................................................................ 4
2.3
Taakverdelingsbeleid ............................................................................................................... 4
2.4
Taakbelastingsbeleid ............................................................................................................... 6
2.5
Werkreglement ....................................................................................................................... 7
2.6
Procedure vaststelling taken op teamniveau .......................................................................... 8
De invulling van de normjaartaak ................................................................................................... 9 3.1
Lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken .......................................................................... 9
3.2
Tijd voor voor- en nawerk/de opslagfactor............................................................................. 9
3.3
Duurzame inzetbaarheid ....................................................................................................... 10
3.4
Professionalisering ................................................................................................................ 11
3.5
Overige taken/E-taken .......................................................................................................... 12
3.6
Periode .................................................................................................................................. 15
3.7
Procedure vaststelling individuele normjaartaak.................................................................. 15
2
1.
Inleiding
Het taakbeleid is bedoeld om nadrukkelijk en systematisch om te gaan met het geheel aan taken binnen een school en het bestuursbureau, zowel op organisatie- als op individueel niveau (binnen de normjaartaak) en in samenhang met verschillende andere beleidsaspecten binnen de school c.q. het bureau. Het taakbeleid draagt er toe bij dat de taken binnen de Kindante-scholen op een evenredige wijze verdeeld en op deskundige wijze uitgevoerd worden. Met dit taakbeleid geven we aan binnen welke kaders, met inachtneming van de geldende CAO voor het primair onderwijs (CAO PO), en met welke ruimte we hier invulling aan willen geven. Hiermee sluiten we aan bij het overkoepelend HR-beleid en onze missie: MISSIE Het kind staat voorop! ‘Leren leren, leren leven’ staat daarbij centraal. Dat doen wij door het ontdekken, ontwikkelen, samenbrengen, inzetten en benutten van talenten! Antwoorden op veel gestelde vragen naar aanleiding van dit beleid worden op het Intranet van Kindante gepubliceerd.
3
2.
Uitgangspunten taakbeleid
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten genoemd die bij het verdelen van de taken en werkzaamheden over de teamleden moeten worden nageleefd. Dit zijn enerzijds kaders vanuit de geldende CAO. De regelgeving die in dit kader relevant is staat vooral in hoofdstuk 2A, hoofdstuk 8A en hoofdstuk 9 van de CAO PO. Anderzijds spelen aanvullende kaders vanuit Kindante een rol. Deze kaders werken door in het bepalen en invullen van de individuele normjaartaak (hoofdstuk 4).
2.1
De normjaartaak
De normjaartaak geeft aan hoeveel uren een medewerker per jaar moet werken. Hierbij geldt het volgende: a)
Uitgangspunt is een normjaartaak van 1659 uur. Deze normjaartaak heeft een werktijdfactor van 1 en kent een 40-urige werkweek. Per school kan hier flexibel mee worden omgegaan op basis van schoolontwikkeling en inzet personeel. Indien wordt afgeweken van de 40-urige werkweek heeft de PMR instemmingsrecht.
b)
voor personeelsleden met een deeltijdbetrekking geldt een normjaartaak, die een evenredig deel is van de onder a. genoemde normjaartaak. Dit wordt verkregen door de normjaartaak te vermenigvuldigen met de werktijdfactor. Bij een deeltijdbetrekking wordt de tijdsinvestering voor de diverse afzonderlijke elementen binnen de normjaartaak (zie hoofdstuk 4) eveneens berekend naar rato van de werktijdfactor.
c)
Voor onderwijs ondersteunend personeel zonder lesgebonden en/of behandeltaken is bij het bepalen van de normjaartaak leeftijdsverlof (conform CAO PO art. 8B.3 lid 3) en salarisschaalverlof (conform CAO PO art. 8B.3 lid 2) van toepassing.
2.2
De arbeidsduur
Uitgangspunt is een arbeidsduur van 40 uur per week (naar rato in geval van een parttime dienstverband). Dat betekent concreet dat er 40 uur per week wordt gewerkt. Uitgaande van een normjaartaak van 1659 uur betekent dit dat het personeel van Kindante (1659/ 40=) 41,5 werkweken per jaar heeft. Er is flexibiliteit mogelijk (zie 2.1.lid a). Ook hoeft niet elke dag hoeft even lang te zijn. De werkdagen waarop geen les wordt gegeven omdat de leerlingen vrij hebben zijn bedoeld voor het uitvoeren van niet-lesgevende/niet-lesgebonden taken, activiteiten in het kader van duurzame inzetbaarheid of professionalisering, vergaderdagen etc.
2.3
Taakverdelingsbeleid
De binnen het onderwijs te verdelen taken zijn grofweg onder te verdelen in twee categorieën: lesgevende/lesgebonden taken (incl. voor- en nawerk) en overige taken. 2.3.1 Verdeling lesgevende/lesgebonden taken (incl. voor- en nawerk) Lesgevende taken komen uiteraard voort uit het feit dat een personeelslid les geeft aan een groep leerlingen. Jaarlijks dient te worden vastgesteld welke groep een leerkracht onder zijn of haar hoede krijgt. De directeur beslist jaarlijks over de toewijzing van de groepen aan het onderwijsgevend personeel na overleg met de betrokkenen en informeert daarna het onderwijsteam. Bij het besluit wordt in relatie tot het schoolprofiel gelet op: 4
•
deskundigheid (de juiste persoon op de juiste plek);
•
loopbaanontwikkeling en mogelijkheid bieden tot brede inzetbaarheid,
•
eigen wensen en ambities van de personeelsleden (personeelsleden worden in de gelegenheid gesteld om hun wensen en ambities kenbaar te maken);
•
dynamiek (voorkomen van 'vastroesten' in een bepaalde groep of plek);
•
stabiliteit (niet alle leerkrachten tegelijkertijd van groep laten verwisselen).
Het streven is onderwijsgevend personeel voor een periode van minimaal 3 jaar en maximaal 5 jaar in een bepaald leerjaar te plaatsen en dan over te plaatsen naar een ander leerjaar. Dit is echter niet altijd en overal mogelijk. Een en ander is sterk afhankelijk van de samenstelling van het onderwijsteam. Tevens dient een en ander ook te passen binnen de betrekkingsomvang van alle personeelsleden. Met name bij het vormen van duobaanpartners kan de betrekkingsomvang een beperkend element zijn. 2.3.2 Verdeling overige taken Overige taken (ook wel e-taken genoemd) zijn taken die niet rechtstreeks met het lesgeven verband houden, maar meer van algemene aard zijn en geacht worden van belang te zijn voor de totale schoolorganisatie. Deze taken kunnen per school verschillen. In hoofdstuk 3 worden een aantal voorbeelden van overige taken beschreven. Binnen de in dit taakbeleid gestelde kaders hebben scholen na overleg met het team de vrijheid om met instemming van de PMR de normering voor overige taken vast te stellen. Deze taken worden door de schooldirecteur verdeeld waarbij zoveel als mogelijk wordt rekening gehouden met de voorkeuren, competenties en ambities van het personeel. Bij een verschil van mening beslist de directeur over toedeling van de taak. Als er overige taken overblijven die door niemand worden geambieerd, maar die wel uitgevoerd moeten worden, worden deze dus aan een personeelslid toegewezen tegen diens eigen wensen en ambities. In een dergelijke situatie geldt dat zo een taak niet langer dan twee schooljaren door hetzelfde personeelslid uitgevoerd wordt. Het is mogelijk dat al na verdeling van de groepen en vaststelling van de lesgevende/lesgebonden taken duidelijk wordt dat er onvoldoende tijd overblijft om alle gewenste overige taken door het onderwijsteam te laten uitvoeren. In dat geval dienen prioriteiten gesteld te worden in overleg met het team en met instemming van de PMR. Als tijdens een schooljaar bepaalde overige taken wegvallen of om verwijtbare redenen niet zijn uitgevoerd, zullen vervangende taken worden toegewezen door de directeur. E.e.a. ter beoordeling aan de directeur. Jaarlijks worden de taken, alsook de taakverdeling geëvalueerd en bijgesteld. De directeur draagt hier zorg voor. 2.3.3 Model voor taakverdeling Het verdelen van de taken over het team kan op basis van het basismodel of op basis van het overlegmodel gebeuren. Als uitgangspunt geldt dat het basismodel geldt. Met instemming van de PMR kan voor het overlegmodel worden gekozen. Dit is een keuze die elke school mag en kan
5
maken. Een dergelijke keuze wordt in beginsel voor 3 jaar gemaakt. Het model is vooral bepalend voor het aantal lesgevende/lesgebonden taken en de beschikbaarheid van de medewerker. De CAO geeft voor beide modellen een verschil aan in het bepalen van de tijd voor voor- en nawerk, ook wel de opslagfactor genoemd. Kindante kiest ervoor om beide modellen dezelfde systematiek te hanteren. Deze systematiek is te lezen in hoofdstuk 3. Het basismodel gaat uit van een individuele normjaartaak van 1659 uur met maximaal 930 uur lesgevende/lesgebonden taken. Hiervan mag alleen met schriftelijke instemming van de medewerker worden afgeweken. Er wordt met de medewerker overleg gevoerd over de werkdagen. Voor zover dit niet tot overeenstemming leidt, geldt de beschikbaarheidstabel uit de CAO als uitgangspunt. Het overlegmodel geeft de ruimte om de normjaartaak naar inzicht en behoefte van de school en de leerlingen in te vullen. De enige restrictie die geldt is dat het totaal aan taken de normjaartaak niet overschrijdt. Er kunnen afspraken worden gemaakt die voor het hele team gelden (bijvoorbeeld iedere medewerker geeft meer dan 930 uur les), maar ook per individu. Zie voor meer informatie over de invulling van de individuele normjaartaak hoofdstuk 3.
2.4
Taakbelastingsbeleid
2.4.1 Tijd Taken dienen qua geplande tijdsinvestering te passen binnen de normjaartaak. Hierbij dient er sprake te zijn van een reële inschatting van benodigde tijd. Daarnaast dienen taken in alle redelijkheid te passen binnen de taakomschrijving van de functie van een personeelslid omdat ze daarmee aansluiten op de competenties behorende bij de functie. Wanneer blijkt dat voor bepaalde taken meer tijd nodig is en de normjaartaak overschreden dreigt te worden, wordt verwacht dat personeelsleden dit melden bij de directeur om samen naar de oorzaak en naar een oplossing te zoeken. Dat kan bv. betekenen dat bepaalde taken of werkzaamheden geschrapt worden, aangepast worden of dat er meer faciliteiten beschikbaar worden gesteld. Het kan ook betekenen dat het personeelslid competenties op peil dient te brengen opdat de taak toch binnen de gestelde termijn op de gevraagde wijze kan worden uitgevoerd. 2.4.2 Kwalitatieve taakbelasting De individuele belastbaarheid is niet alleen een kwestie van uren. Ook aan de belasting in taakzwaarte - de zgn. 'kwalitatieve taakbelasting' - zit een grens. Bepaalde taken zijn zwaarder en vereisen een grotere verantwoordelijkheid dan andere. Soms zijn er omstandigheden waardoor de afgesproken uren niet gehaald kunnen worden. Dat kan komen door werkgebonden oorzaken, door persoonsgebonden oorzaken of door een combinatie van beide. Werkgebonden oorzaken zijn bv. piekbelasting of een combinatie van zware taken, waardoor de belastbaarheid van een personeelslid wordt overstegen. Persoonsgebonden oorzaken zijn bv. problemen in de privé sfeer, gezondheidsklachten of onvoldoende competenties. Waar mogelijk wordt hiermee rekening gehouden bij het toedelen van de taken. 2.4.3 Bijzondere doelgroepen M.b.t. de belastbaarheid van beginnende medewerkers en senioren is er in het kader van de regeling duurzame inzetbaarheid (hoofdstuk 8A van de CAO PO) een bijzonder budget beschikbaar om deze 6
doelgroep extra in tijd te faciliteren om bepaalde taken uit te voeren dan wel extra verlof te genieten. Dit heeft als doel om de belasting en de werkdruk voor deze doelgroepen te verlichten. 2.4.4 Overbelasting Als er overbelasting ontstaat of dreigt te ontstaan, is het een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen om daar iets aan te doen. Mensen beleven de belasting van een taak verschillend. Wat de een gemakkelijk vindt, vindt de ander moeilijk; wat de een snel doet, doet de ander langzaam. Toch is een norm nodig, al zal die voor bijna niemand geheel overeenstemmen met de werkelijkheid. Zonder de vastgestelde normering voor een taak aan te passen, kan binnen de school toch zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de verschillen in beleving. Directeur en medewerker dienen jaarlijks de taken voor het komende schooljaar te bespreken en vast te leggen. Dit draagt bij aan de afstemming tussen de belastbaarheid van de medewerker en de taken die hij/zij krijgt uit te voeren. Hoe dan ook moet voorkomen worden dat personeelsleden overbelast raken. Wanneer dat toch onverhoopt gebeurt, is het van groot belang maatregelen te nemen om de overbelasting te verminderen. De schoolleiding speelt een belangrijke rol t.a.v. het tijdig herkennen van overbelasting. Als hij/zij in staat is om in een vroeg stadium in te grijpen kan erger voorkomen worden. Maar ook de overige personeelsleden hebben hierbij een verantwoordelijkheid. Van hen mag eveneens verwacht worden dat ze alert zijn op signalen van overbelasting bij zichzelf en bij collega's en dit bespreekbaar maken, in een persoonlijk gesprek, binnen het onderwijsteam of bij de schoolleiding. Het kan voorkomen dat een personeelslid onderbelast is, d.w.z. dat betrokkenen niet veel taken op zijn naam heeft staan en er binnen zijn normjaartaak heel veel ruimte overblijft. In een dergelijk geval dient door de schoolleiding actie te worden ondernomen. Met het betreffende personeelslid zal dan overleg gevoerd moeten worden over de taken die alsnog worden toegevoegd aan zijn takenpakket. Het arbo- en ziekteverzuimbeleid van Kindante beoogt een ongezonde taakbelasting te voorkomen dan wel weg te nemen.
2.5
Werkreglement
Elke school stelt na instemming van de PMR een werkreglement vast, waarin in ieder geval de arbeids- en rusttijden zijn opgenomen. Dit heeft tot doel de werktijden collectief af te spreken opdat de taken op de daarvoor geplande tijden kunnen worden uitgevoerd maar ook opdat de tijden waarin het personeel elkaar kan ontmoeten en aanspreken op de werkvloer, duidelijk zijn. Om een te hoge taakbelasting te voorkomen is het op gezette tijden rust (pauze) nemen van essentieel belang evenals het voorkomen van structureel te lange werkdagen. De CAO legt regels met betrekking tot de pauze op. Die zijn van toepassing indien de werkdag langer dan 5,5 uur duurt en moet tussen 10.00 en 14.00 uur plaatsvinden. Met instemming van de PMR zijn er beperkte mogelijkheden om van de standaardregels omtrent pauze af te wijken. Zo is het mogelijk om met instemming van de PMR de pauze van 30 minuten te splitsen in 2 keer 15 minuten. De ochtendpauze, die standaard als lestijd meetelt, kan dan bijvoorbeeld als daadwerkelijk genoten pauze worden aangemerkt. Dan heeft de medewerker al deels de verplichte pauze van 30 minuten per werkdag van 5,5 uren of langer genoten. Indien de medewerker gedurende de ochtendpauze is
7
belast met taken zoals toezicht houden of pleindienst geldt dit niet. Pauze, met uitzondering van de ochtendpauze, telt niet mee als lesgevende tijd/werktijd. Binnen Kindante kan een werkdag in beginsel niet meer dan 9 werkuren bedragen. Dit geldt niet bij incidentele gevallen zoals deelname aan een (G)MR-overleg na een reguliere werkdag, ouderavonden etc. Het aantal werkplekgebonden uren van personeel met lesgebonden en/of behandeltaken, voor intern begeleiders en voor personeel met directietaken bedraagt minimaal 80%, 32 uur per week bij een fulltime dienstverband. De schooldirecteur legt in overleg met zijn team en met instemming van de PMR in de werktijdenregeling van de school het aantal werkplekgebonden uren vast. Voor alle overige functies geldt een aanwezigheidsplicht op de werkplek voor 100% van de normjaartaak, tenzij de directeur hier anders in besluit. Voor zover een functie niet-werkplekgebonden uren kent, is de medewerker vrij om de werkplek zelf te kiezen (bijv. thuis en/of juist toch op school). Als de medewerker er zelf voor kiest om werkzaamheden niet op school te doen dan neemt hij daarmee ook de verantwoordelijkheid op zich om deze uit te voeren conform de richtlijnen van de arbo-wetgeving. Dit betekent tevens dat hij de daarbij behorende faciliteiten zelf regelt en eventuele kosten daarvan zelf draagt. Op schoolniveau wordt jaarlijks voorafgaand aan de zomervakantie een jaarrooster vastgesteld. Dit rooster noemt tenminste: • • •
Het aantal lesuren voor de onder- en bovenbouw; De vakanties en vrije dagen voor de leerlingen; De studie- en werkdagen voor het personeel in de vakantieperiodes voor de leerlingen en/of op de vrije dagen/dagdelen voor de leerlingen.
2.6
Procedure vaststelling taken op teamniveau
Voor de zomervakantie worden in overleg met het team de overige taken voor het komende schooljaar op schoolniveau geïnventariseerd, beschreven naar doel, werkwijze, opbrengstverwachting, beschikbare middelen en tijd. Tevens wordt bij elke overige taak aangegeven of deze wel of niet werkplekgebonden is. Ook wordt er een planning gemaakt van de 41,5 werkweken die gewerkt moeten worden. Het overzicht met alle overige taken inclusief de normering die gelden voor het komende schooljaar worden ter instemming voorgelegd aan de PMR. Na vaststelling kunnen de taken worden verdeeld op individueel niveau, zie in dit kader de procedure die geldt voor het vaststellen van de individuele normjaartaak (paragraaf 3.7).
8
3.
De invulling van de normjaartaak
De normjaartaak kan worden onderverdeeld in vijf categorieën: 1. 2. 3. 4. 5.
Lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken; Voor- en nawerk / de opslagfactor Duurzame inzetbaarheid Professionalisering Overige taken / E-taken
Deze categorieën worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt. De invulling van sommige categorieën zijn afhankelijk van het binnen de school gehanteerde model (het zgn. basismodel of overlegmodel). In die gevallen waar dat aan de orde is, wordt dit uitdrukkelijk aangegeven. Voor beide modellen geldt een normjaartaak van 1659 uren (bij een fulltime dienstverband). De verdeling van de uren over diverse categorieën kan echter per model verschillen.
3.1
Lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken
In geval van onderwijs ondersteunend personeel zonder lesgebonden en/of behandeltaken is deze categorie niet van toepassing. 3.1.1 Binnen het basismodel Deze taken bedragen binnen het basismodel maximaal 930 uren per jaar binnen een normjaartaak van 1659 uur. In geval van een deeltijdbetrekking geldt het urenaantal naar rato. In onderling overleg en met schriftelijke toestemming van de medewerker kan hiervan worden afgeweken, mits er geen sprake is van een startende leerkracht of verdringing van de werkgelegenheid. 3.1.2 Binnen het overlegmodel Binnen het overlegmodel geldt geen maximum voor het aantal lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken. De enige voorwaarde die geldt is dat het geheel van de aan een medewerker toebedeelde taken de normjaartaak niet overschrijdt.
3.2
Tijd voor voor- en nawerk/de opslagfactor
Voor- en nawerk zijn alle werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met de lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken. In geval van onderwijs ondersteunend personeel zonder lesgebonden en/of behandeltaken is deze categorie niet van toepassing. De rubriek 'Veelgestelde vragen Taakbeleid (FAQ)' op het Intranet van Kindante (PLAZA) geeft een overzicht van de verschillende vormen van voor- en nawerk. Kindante hanteert een aantal criteria die ongeacht het binnen de school gehanteerde model (basismodel of overlegmodel) gelden. Voor beide modellen wordt de regel gehanteerd dat de individuele opslagfactor minimaal 35% en maximaal 45% bedraagt. Voor personeel met lesgebonden en/of behandel taken wordt 40% van de les- en/of behandeluren, als uitgangspunt opgenomen in de normjaartaak bedoeld voor het uitvoeren van voor- en nawerk. 9
Kindante hanteert een aantal criteria die kunnen leiden tot een verhoging van de opslag voor vooren nawerk. Per criterium waaraan wordt voldaan geldt een procentuele opslag voor voor- en nawerk. Het opslagpercentage wordt per medewerker vastgesteld. Het uiteindelijke opslagpercentage wordt vermenigvuldigd met het aantal lesuren binnen de normjaartaak om het aantal uren dat bedoeld is voor voor- en nawerk te bepalen.
Criteria: grote groep basisonderwijs per leerling > 25 ` speciaal basisonderwijs per leerling > 15 special onderwijs per leerling > 12 voortgezet speciaal onderwijs per leerling > 8
1% 1% 1% 1%
In aanvulling op deze criteria kunnen op schoolniveau extra criteria inclusief opslagpercentage worden vastgesteld als personeel door bijzondere omstandigheden zwaarder wordt belast. Deze criteria behoeven de instemming van de PMR. Het kan ook zo zijn dat een medewerker niet alle aspecten van of in mindere mate het voor- en nawerk uitvoert. Dit kan leiden tot het hanteren van een lagere opslagfactor dan 40%.
3.3
Duurzame inzetbaarheid
Deze regeling biedt alle medewerkers van Kindante een facilitering in tijd om bezig te zijn met duurzame inzetbaarheid. Deze tijd is bedoeld om bij te dragen aan het welzijn van de medewerker in relatie tot het werk. Als er additionele kosten zijn verbonden aan het gekozen bestedingsdoel, kan dit alleen voor zover de school daarvoor een budget beschikbaar heeft. Meer informatie over duurzame inzetbaarheid is te lezen in hoofdstuk 8a van de CAO. Indien activiteiten in het kader van duurzame inzetbaarheid van onderwijsgevend personeel onder ingeplande lestijd plaatsvindt, kan er voor worden gekozen om de lesgevende taken op een ander moment in te plannen of te ruilen met een collega. Ook is het een mogelijkheid om de lesgevende taken te verminderen. Over deze uren vervalt dan ook de opslag voor voor- en nawerk en is de medewerker beschikbaar voor andere taken. 3.3.1 Standaard budget duurzame inzetbaarheid Iedere medewerker heeft het recht om jaarlijks 40 uur van de werktijd (deeltijders naar rato) te besteden aan duurzame inzetbaarheid. Er zijn een aantal standaarddoelen:
Peerreview Hierbij gaat het om samen met een collega of collega’s reflecteren, bijvoorbeeld in de vorm van collegiale consultaties, intervisies of visitaties. Studieverlof Coaching Oriëntatie op mobiliteit Dit kan gericht zijn op interne mobiliteit (binnen Kindante) of externe mobiliteit (buiten Kindante), bijvoorbeeld een stage. 10
Niet plaats- en/of tijdgebonden werkzaamheden Indien voor deze mogelijkheid wordt gekozen, gaat het bijvoorbeeld om thuiswerken aan een extra taak. Het is niet bedoeld als verruiming van de beschikbare tijd voor reguliere taken.
Andere doelen die bijdragen aan duurzame inzetbaarheid zijn mogelijk, mits dit in overleg met de directeur wordt afgesproken . Vrij opneembaar verlof is in ieder geval geen toegestaan doel. Het is mogelijk om de uren in overleg met de directeur maximaal drie jaar voor een afgesproken doel te sparen. Voor de zomervakantie voeren directeur en medewerker tijdens het bespreken en vaststellen van de individuele normjaartaak overleg over de besteding van de uren in het kader van duurzame inzetbaarheid en leggen dit vast in Cupella. Ook indien er wordt gekozen om te sparen wordt dit in Cupella vastgelegd. Tijdens het gesprek worden afspraken gemaakt over het doel, het tijdstip waarop de uren worden benut en de wijze waarop verantwoording over deze uren wordt afgelegd. Het is de verantwoordelijkheid van de medewerker dat deze uren zinvol worden besteed. 3.3.2 Bijzonder budget duurzame inzetbaarheid Bepaalde categorieën medewerkers kunnen naast het standaard budget voor duurzame inzetbaarheid aanspraak maken op een bijzonder budget. Deze uren komen bovenop het standaardbudget. Het gaat om:
3.4
Starters Voor startende leraren (in het basisonderwijs tot schaal LA/LB 4 en in het (voortgezet) speciaal (basis)onderwijs tot schaal LB/LC 4) geldt een bijzonder budget van 40 uren per jaar. Deze uren zijn bedoeld voor het verlichten van de werkdruk, maar mogen ook worden besteed aan een van de eerder genoemde doelen. Dit bijzonder budget kan niet worden gespaard. Oudere medewerkers Medewerkers van 57 jaar en ouder hebben recht op een bijzonder budget van 130 uur per jaar. Deze uren kunnen worden ingezet voor een van de eerder genoemde doelen duurzame inzetbaarheid of voor verlof. In geval van verlof geldt er wel een eigen bijdrage van de medewerker over deze uren. Dit bijzonder budget kan worden gespaard. Medewerkers die op 30 september 2014 BAPO-verlof genoten Deze categorie kan onder voorwaarden aanspraak maken op in totaliteit maximaal 340 uur per jaar ten behoeve van extra verlof.
Professionalisering
De professionalisering is gericht op de wederzijdse afstemming tussen de wensen van de medewerker met betrekking tot de professionele ontwikkeling en de ontwikkelingsdoelen van de organisatie. Professionalisering bestaat uit door de medewerker bepaalde individuele professionele ontwikkeling en door de werkgever opgedragen professionaliseringsactiviteiten. Meer informatie over professionalisering is te lezen in hoofdstuk 9 van de CAO. Indien activiteiten in het kader van professionalisering van onderwijsgevend personeel onder ingeplande lestijd plaatsvindt, kan er voor worden gekozen om de lesgevende taken op een ander moment in te plannen of te ruilen met een collega. Ook is het een mogelijkheid om de lesgevende
11
taken te verminderen. Over deze uren vervalt dan ook de opslag voor voor- en nawerk en is de medewerker beschikbaar voor andere taken. 3.4.1 Individuele professionele ontwikkeling Voor de eigen professionele ontwikkeling wordt elke medewerker gemiddeld 2 uur per werkweek (deeltijders naar rato) gefaciliteerd. Uitgaande van 41,5 werkweken per jaar gaat het op jaarbasis om een budget van 83 uren (deeltijders naar rato) voor de individuele professionalisering.
De medewerker is zelf verantwoordelijk voor de eigen professionalisering en mag bepalen waar deze uren aan worden besteed. Voorwaarde is wel dat er een duidelijke relatie is met de functie en de uit te voeren taken. Het moet bijdragen aan het verbeteren van de competenties en bekwaamheden van de medewerker in relatie tot de doelen van Kindante. De medewerker kan deze uren bijvoorbeeld gebruiken om in te spelen op een bijzondere situatie, zoals de eerste keer een bepaalde groep. Ook de uren in het kader van de gesprekkencyclus horen hierbij. In onderling overleg tussen de medewerker en de directeur worden vooraf afspraken gemaakt over op welk moment deze uren worden opgenomen. Gemaakte afspraken worden vastgelegd in Cupella. Achteraf legt de medewerker verantwoording af over de besteding van de uren. Op schoolniveau is er jaarlijks 500,- euro per fte beschikbaar voor de invulling van de individuele professionalisering. Dit is geen individueel budget waar elke medewerker recht op heeft. Indien een medewerker een deel van dit budget wenst, moet toestemming worden gevraagd aan de directeur. Door de directeur opgedragen scholing, zowel op team als op individueel niveau, behoort in principe niet tot de individuele professionaliseringsuren tenzij de medewerker ermee instemt. Voor de professionalisering van directieleden gelden aanvullende regels en is er een aanvullend budget van 2.000,- euro per jaar beschikbaar. 3.4.2 Opgedragen professionaliseringsactiviteiten De werkgever kan professionaliseringsactiviteiten opdragen. Dat kan zowel individueel als op teamniveau zijn. De hiervoor benodigde uren moeten separaat in de normjaartaak worden opgenomen. Deze uren gaan dus niet ten koste van het urenbudget van de individuele professionele ontwikkeling, tenzij de medewerker daarmee instemt. De met deze activiteiten gemoeide kosten gaan ook niet ten laste van het budget voor individuele professionele ontwikkeling. Voor de opgedragen professionaliseringsactiviteiten is er geen sprake van een vast aantal uren dat een medewerker moet krijgen. Dit kan per school, per medewerker of per functie verschillen.
3.5
Overige taken/E-taken
Onderstaand staan een aantal taken inclusief toelichting die in ieder geval tot overige taken behoren. Op schoolniveau kunnen daarnaast ook nog andere vormen voorkomen, voor zover deze met instemming van de PMR zijn afgesproken en het past binnen de normjaartaak. a)
Vergaderingen
12
•
•
•
Deelname aan de periodieke teamvergadering (plenaire vergaderingen) binnen de school. Voor deze taak wordt de tijdsinvestering bepaald afhankelijk van de schooleigen overlegstructuur. Parttimers nemen naar rato van hun betrekkingsomvang deel aan vergaderingen tenzij in overleg tussen directeur en personeelslid anders is afgesproken en vastgelegd in de normjaartaak. Zowel parttimers als afwezige personeelsleden worden geacht om zich via de notulen op de hoogte te stellen van hetgeen in de vergadering is besproken en besloten.
b)
Lid (G)MR • Leden van de (G)MR nemen actief deel aan alle vergaderingen van de (G)MR, dragen zorg voor een goede voorbereiding en voor communicatie (gericht op afstemming) met hun achterban. • Volgens de CAO PO zijn voor een lidmaatschap van een personeelslid van de MR en/of GMR de volgende taakuren beschikbaar: bij lidmaatschap van 1 orgaan zijn dit 60 werkuren en bij 2 organen zijn dit 100 werkuren per jaar. Als er sprake is van voorzitterschap wordt 20 uur extra ter beschikking gesteld. • De medewerker die zitting heeft in de ondersteuningsplanraad krijgt 60 uren per jaar ter beschikking gesteld. • Zie voor de overige facilitering en bepalingen hoofdstuk 13 van de CAO PO.
c)
Preventiemedewerker • Het hebben van een preventiemedewerker per school/locatie is niet verplicht; • De taak van preventiemedewerker wordt omschreven in het arbobeleid van de stichting Kindante; • Het aantal uren van de taak wordt jaarlijks vastgesteld door de directeur, met instemming van de PMR, in relatie tot de taakstelling.
d)
Bedrijfshulpverlener (BHV-er) • Het hebben van bedrijfshulpverleners per locatie is verplicht (zie bepalingen arbo- en verzuimbeleid stichting Kindante). • De taak van bedrijfshulpverlener wordt omschreven in het arbobeleid van de stichting Kindante; • Het aantal uren van de taak wordt jaarlijks vastgesteld door de directeur, met instemming van de PMR, in relatie tot de taakstelling.
e)
Interne contactpersoon of interne vertrouwenspersoon • Voor de taak van de interne contact- of vertrouwenspersoon verwijzen we naar de klachtenregeling van de stichting Kindante; • Elke school heeft tenminste één interne contact- of vertrouwenspersoon; • De facilitering omvat minimaal 14 werkuren, bedoeld voor deelname aan het bovenschoolse netwerkoverleg en een bovenschoolse scholing. Daarnaast is er nog
13
een facilitering voor taken op schoolniveau. Dit aantal wordt door de directeur, met instemming van de PMR, bepaald. f)
Lid werkgroep • Op bestuurs- en op schoolniveau kunnen diverse werkgroepen voorkomen; • Het aantal uren van de taak wordt jaarlijks vastgesteld door de directeur, met instemming van de PMR, in relatie tot de taakstelling. • Indien het een bovenschoolse werkgroep betreft bepaalt het college van bestuur deze uren met instemming van de PGMR.
g)
Mentor/coach • De mentor heeft als taak het begeleiden van (nieuwe) collega's. Denk in dit kader ook aan startende leraren die recht hebben op begeleiding. Ook vervangers die langdurig op school werkzaam zijn kunnen als zodanig een mentor krijgen toegewezen. • Het aantal uren van de taak wordt jaarlijks vastgesteld door de directeur, met instemming van de PMR, in relatie tot de taakstelling. • Het mentoraat van stagiaires kent geen facilitering in uren daar stagiaires ook werk van de mentor overnemen. • Het mentoraat van LlO-stagiaires geeft de mentor in de periode dat de LIO zelfstandig de groep heeft, extra uren voor andere taken. Deze uren worden vooraf door de directeur bepaald en voorzien van een of meerdere taken voor de mentor. • Voor zover scholen deelnemen aan het project "Opleiden in school" gelden de kaders van dit project.
h)
Toezicht houden Het houden van toezicht geldt als werktijd en moet separaat binnen de normjaartaak worden opgenomen. Dit geldt niet voor toezicht houden tijdens de ochtendpauze, omdat de ochtendpauze al standaard wordt meegenomen bij de lesgevende taak binnen de normjaartaak en al als werktijd telt.
i)
Taak op basis van bufferuren De directeur van de school draagt zorg voor een buffer tussen de 2 en 5% van het totaal aan overige taakuren van de school. Bufferuren worden aan personeelsleden toebedeeld. Wanneer zich in de loop van het schooljaar overige taken voordoen, dan wel voor de uitvoering van geplande overige taken vervanging of extra inzet nodig blijkt, kan de directeur een beroep doen op personeel met een 'taak op basis van bufferuren'.
j)
Bovenschoolse taken Indien het een bovenschoolse taak betreft stelt het college van bestuur deze uren vast met instemming van de PGMR.
k)
Taken gedurende schooljaar Indien er sprake is van taken in de loop van het schooljaar (bijv. scholing), dan worden deze ingepast in de normjaartaak. Dit kan betekenen dat een andere taak vervalt dan wel wordt verminderd.
14
3.6
Periode
De normjaartaak wordt jaarlijks vastgesteld. Hierbij geldt als periode van 1 oktober tot en met 30 september. Dit voorkomt ongelijke schooljaren vanwege de verschuivingen van de zomervakantie.
3.7
Procedure vaststelling individuele normjaartaak
Conform de CAO PO maakt de directeur jaarlijks voor de zomervakantie met elke medewerker schriftelijk afspraken over het aantal lesuren, lesgebonden en/of behandeltaken, de tijd voor voorbereiding en nazorg, professionalisering, duurzame inzetbaarheid en overige taken. De met het team gemaakte afspraken over de uit te voeren taken en werkzaamheden op schoolniveau vormen hierbij het uitgangspunt, alsook het binnen de school gehanteerde model (basis- of overlegmodel). Waar mogelijk wordt bij de verdeling van de taken rekening gehouden met de voorkeuren van de medewerker. Ook worden afspraken gemaakt over de werkdagen en werktijden, rekening houdend met de geplande 41,5 werkweken. Bij personeelsleden die tijdens het schooljaar worden benoemd wordt binnen twee weken na de benoemingsdatum afspraken gemaakt over de normjaartaak. Bij personeelsleden voor wie tijdens het schooljaar uitbreiding of vermindering van de betrekkingsomvang geldt, worden eveneens de afspraken over normjaartaak binnen twee weken aangepast. Voor het vastleggen van de individuele normjaartaak wordt door alle scholen gebruik gemaakt van het programma Cupella. Hier worden alle gemaakte afspraken over de invulling van de normjaartaak opgenomen: -
Lesuren/lesgebonden taken Het aantal in totaliteit en de verdeling over de lesdagen; Tijd voor voor- en nawerk Afspraken over de individuele toegekende opslagfactor Duurzame inzetbaarheid De besteding en het moment van opname, dan wel het sparen van de uren Professionalisering De besteding en het moment van opname Overige taken Een omschrijving van de toegekende taken en de daarbijhorende normering Eventuele andere afspraken met betrekking tot de normjaartaak.
Het is mogelijk om een formulier met de gemaakte afspraken over de invulling van de normjaartaak te printen. Dit formulier wordt door beide partijen ondertekend.
15