Taak 1 A
Taak 1 C
1. vind je (jij achter de pv) 2. u bedoelt 3. zij verwende (let op: werkwoord = verwennen) 4. verstuurt u 5. een van onze medewerkers behandelt 6. mevrouw Groen reageert 7. verbond hij (vt – sterk) 8. plantte Ton Speelberg 9. vermoed je (jij achter de pv) 10. er werd (vt – sterk) 11. de gemeenteraad verspreidde 12. jullie weidden 13. die moeder benadert (let op: 2 pv’s in de zin) 14. verwachtte jij 15. wind je (jij achter de pv)
1. het voorstel dat 2. dat boek dat 3. alles wat 4. ik lees altijd even de krant, wat 5. dat apparaat, dat 6. het gekste wat 7. het fototoestel dat 8. wie 9. Unilever dat 10. iets wat
Taak 1 B 1. recensent – objectiviteit 2. symbolische – financiële 3. mayonaise – cafetaria 4. Johans vrienden – labyrint 5. ’s avonds – foyer 6. ceintuur – ladekast (meervoud is laden en lades) 7. reikhalzend – directeur 8. souvenir (let op: i ipv ie) – Engelssprekende 9. gynaecoloog – goochem 10. hachelijke – gelag
Taak 1 D 1. twijfelen aan de juistheid 2. de juistheid in twijfel trekken 3. zich rekenschap geven van 4. overgaan tot het nemen van maatregelen 5. protest voeren tegen 6. geloof aan iets hechten 7. iets op zijn lever hebben 8. evenwijdig lopen aan 9. iemand bij de neus nemen 10. iets met bewijzen staven
Taak 2 A
Taak 2 C
1. Kim besteedt (pv) 2. vind je (jij achter de pv) 3. wij juichten (let op: werkwoord is juichen) 4. die zware storm verwoestte 5. de heer Kromkamp bereidt 6. beantwoord je (jij achter de pv) 7. die schaatser verwondde 8. het verbaast 9. de boter smelt 10. brand je (jij achter de pv) 11. zijn dochter braadt 12. word jij (jij achter de pv) 13. ik vind 14. wordt jou (let op: je = jou) 15. wij landden
1. Vorige week hebben wij contact met u gehad en wij willen nu graag uw reactie horen. 2. Voor mij hoeft u dat niet te doen, maar u moet wel zelf een beslissing nemen. 3. De meeste programma’s zie ik graag, maar ik sla soms een avondje over. 4. De rekening hebben wij ontvangen en wij zullen die zo snel mogelijk betalen. 5. Helaas is de telefoon afgesloten, maar wij zijn gelukkig wel per e-mail te bereiken. 6. Die film vind ik geweldig en ik wil hem graag nog een keer zien. 7. Mevrouw De Bok heeft uw voicemail een paar keer ingesproken, maar u heeft helaas nooit gereageerd. 8. Ik heb direct na het lezen van de advertentie gereageerd, maar ik ben tot mijn spijt nog niet benaderd. 9. Door de consul van de KNVB zijn de velden afgekeurd en wij verzoeken u dit door te geven. 10. Al onze nieuw computers hebben steeds storing en er gaat daardoor steeds van alles mis.
Taak 2 B
Taak 2 D
1. die brief die 2. dit/dat programma, dat 3. dit/dat boek, wil ik dat 4. die advertentie van dat bedrijf 5. dat mobieltje – dat jongetje 6. dat bericht 7. dit contract, dat 8. deze antieke stoel 9. een zwart kopietje, dat 10. de ziekenfondspremie, die
1. consulteren – bezoeken 2. je distantiëren – afstand nemen 3. saneren – gezond maken 4. opschorten – uitstellen 5. integreren – samenvoegen 6. lobbyen – invloed uitoefenen 7. memoreren – in herinnering brengen 8. egaliseren – gelijkmaken 9. passeren – niet uitkeren 10. bakzeil halen - toegeven
Taak 3 A
Taak 3 C
1. die politicus verandert (pv) 2. hij heeft verzekerd (vd) 3. betaalt u (pv) 4. u betaalt (2 pv’s in de zin) 5. u behandelt (pv) 6. mijn verzekeringsmaatschappij vergoedt (2 pv’s in de zin) 7. uw kritiek verbaast (pv) 8. dat gebeurt (pv) 9. iets gebeurt (2 pv’s in de zin) 10. zijn vader verhuist (2 pv’s in de zin) 11. je belooft (2 pv’s in de zin) 12. wij zijn bereid (vd) 13. wie verzekert (2 pv’s in de zin) 14. zijn gezondheid herstelt (2 pv’s in de zin) 15. alles wordt herhaald (vd)
1. Het spijt ons dat wij niet op tijd konden leveren, maar wij verzekeren u de zaak voor volgende week rond te hebben. 2. Uw vraag bereikte ons pas laat, maar wij zullen ons uiterste best doen u een positief antwoord te kunnen geven. 3. Zij gaf hem gelijk en zij gaf hem een kopje koffie. 4. Uw brief hebben we vandaag ontvangen en hij zal morgen aan de orde komen. 5. Uw kritiek op het hele gebeuren begrijpen wij heel goed, maar wij hebben er echt alles aan gedaan. 6. Het lijkt ons een geweldig idee, maar wij moeten eerst toestemming vragen aan de directie. 7. Zowel Van Dale als het Groene boekje geeft aan dat er twee mogelijkheden zijn. 8. Vanmorgen ontvingen wij uw mailtje en wij zullen de bestelde boeken vandaag nog opsturen. 9. Het is niet te geloven, dat iwj zo’n succes hebben, maar wij hebben er wel hard voor gewerkt. 10. Bij dat café aan het water staat: “Hier zet men koffie en zet men over”.
Taak 3 B
Taak 3 D
1. rauw vlees - kauwen 2. souffleur - actrice 3. fraude - geriefelijk 4. conferentie - bekendste 5. solliciteert - referentie 6. kabeljauw - wenkbrauwen 7. begrafenis - grauw 8. affaire - hartstikke 9. fotografen - louter 10. belevenissen – Noord-Spaanse
1. Er geen fiducie in hebben – zonder vertrouwen 2. Iemand met de nek aankijken – verachten 3. Iemand naar de mond praten - slijmen 4. De gebeten hond zijn – het slachtoffer zijn 5. Hoog van de toren blazen - zich arrogant gedragen 6. Veel noten op zijn zang hebben – veeleisend zijn 7. Iemand van alle blaam zuiveren – vrijspreken van iets slechts 8. Weten waar Abraham de mosterd haalt – slim zijn 9. Dat heeft veel voeten in de aarde – veel moeite kosten 10. Onder curatele stellen – onder toezicht stellen
Taak 4 A
Taak 4 C
1. heb jij veranderd (vd) 2. jij verandert (pv) 3. het vliegtuig landde (pv) 4. hij heeft bemoeid (vd) 5. mijn docent beweert (pv) 6. je beschadigt (2 pv’s in de zin) 7. verbind je (let op: jij achter pv) 8. u verbrandt (2 pv’s in de zin) 9. bereid jij (let op: jij achter pv) 10. ik besteed (pv) 11. besteed jij (let op: jij achter pv) 12. besteedt je broer (pv) 13. hij heeft besteed (vd) 14. die man besteedde (pv) 15. alles wordt vergoed (vd)
1. correct (hij = onderwerp) 2. Terwijl hij vriendelijk zwaaide, reed de trein weg. 3. correct (de directeur = onderwerp) 4. Terwijl wij rustig door het landschap reden, stond de muziek hard aan. 5. Toen wij bij Malaga aankwamen was het stralend weer. 6. correct (ik = onderwerp) 7. Toen ik lekker naar de televisie keek, ging de telefoon. 8. Toen de bus terugkwam van het schoolreisje waren we uitgehongerd. 9. correct (hij = onderwerp) 10. correct (u = onderwerp)
Taak 4 B 1. zijn moslims (het Rusland = onzijdig) 2. zijn jaarvergadering (het bedrijf = onzijdig) 3. haar plannen (de gemeente = vrouwelijk – eindigt op -tie) 4. haar eigen rol (de stichting = vrouwelijk – eindigt op –ing + ww-stam ervoor) 5. zijn leden (de vakbond = mannelijk) 6. haar burgers (de politie = vrouwelijk – eindigt op -tie) 7. zijn bevindingen (de adviesraad = mannelijk) 8. zijn deuren (het hoofdkantoor = onzijdig) 9. zijn ligging (het kantoorpand = onzijdig) 10. hem (het e-mailtje = onzijdig) tip: zie http://www.inventio.nl/genus/
Taak 4 D 1. De hand in eigen boezem steken 2. Een bok schieten 3. Dat zal veel kwaad bloed zetten. 4. Een lans voor iemand breken. 5. Een storm in een glas water. 6. De knuppel in het hoenderhok gooien. 7. Iets aan de grote klok hangen. 8. In zijn kraam te pas komen. 9. Iemand de volle laag geven. 10. Met stille trom vertrekken.
Taak 5 A
Taak 5 C
1. wij wilden wachten (infinitief) 2. wij stonden te wachten (infinitief) 3. zij wilden verplichten (infinitief) 4. ze verlichtten (vt) 5. die gids kon vermelden (infinitief) 6. die jongens besteedden (vt) 7. jullie hebben zitten wachten (infinitief) 8. wij klappertandden (vt) 9. die mensen verbeeldden (vt – 2 pv’s in de zin) 10. zij dachten (let op: sterk ww) 11. de mensen rustten (vt) 12. jullie moesten besteden (infinitief) 13. zij zouden beantwoorden (infinitief) 14. die oude posters en affiches zouden kosten (infinitief) 15. zij startten (vt – 2 pv’s in de zin)
1. De koe bij de horens vatten = een lastige klus grondig aanpakken 2. Daar is geen woord Frans bij = het is heel duidelijk 3. Dat is een kolfje naar zijn hand = dat is precies zoals hij het graag wil 4. Spijkers op laag water zoeken = aanmerkingen hebben op details 5. Iemand het vel over de oren halen = erg veel van iemand eisen 6. Het sop is de kool niet waard = de kwestie is het niet waard om je druk over te maken 7. Gelijke monniken, gelijke kappen = iedereen hetzelfde behandelen 8. In een glazen huisje wonen = kwetsbaar zijn 9. die kwestie intrigeert mij = ik wil weten hoe het zit 10. navenant = overeenkomstig
Taak 5 B 1. Als je die oude antieke stoel verft, ziet hij er nog goed uit. 2. Wij gaan ervan uit, dat we het jubileum groots kunnen vieren, omdat we een heel behoorlijk bedrag ter beschikking hebben. 3. Sommige antwoorden die wij kregen, waren niet te begrijpen. 4. “Hopelijk halen jullie die opdracht binnen”, zei de directeur tegen zijn verkopers. 5. De auto staat in de garage, omdat hij wordt gerepareerd. 6. Voor het feest hebben wij van alles nodig: koffie, thee, wijn enzo. 7. “Dat hadden wij nooit gedacht”, zei Frits tegen enkele collega’s. 8. “Wij hebben uw advies ter harte genomen”, zei Alice. 9. Ik heb nu meer tijd voor ontspanning, wat ik wel belangrijk vind. 10. Mocht je het niet meer zien zitten, dan geef je de opdracht, die snel uitgevoerd moet worden, maar aan een van je collega’s.
Taak 6 A
Taak 6 C
1. u bevindt (pv) 2. hij wordt (pv) 3. ik vind (pv) 4. vind jij (pv – jij achter pv) 5. vindt je vriendin (pv) 6. jullie moesten haasten (infinitief) 7. we haastten (pv – vt) 8. de advocaat heeft verdedigd (vd) 9. die advocaat verdedigt (pv – 2 pv’s in de zin) 10. die oude man verstond (pv – vt – sterk ww) 11. een onaangename geur verspreidde (pv - vt) 12. mijn collega’s begeleidden (pv – vt) 13. hij heeft georganiseerd (vd) 14. wij zouden verlichten (infinitief) 15. jullie wilden ontmoeten (infinitief)
1. een aantal doet 2. een klein percentage is 3. de familie Brand is 4. een tweetal komt 5. de heenreis verliep als de terugreis verliep 6. ze klopten (ze = de notulen = meervoud) 7. ze voert (ze = de directie = enkelvoud) 8. alle collega’s wordt verzocht (let op: alle collega’s = geen onderwerp bij word) 9. een aantal afspraken zal 10. het bestuur geeft 11. zowel Monica vindt als Anne vindt 12. ze heeft (ze = dat bedrijfje = enkelvoud) 13. een klein gedeelte is 14. dat soort heeft 15. een beperkt aantal kan
Taak 6 B Taak 6 D 1. comité - commissie 2. symmetrische - kopieën 3. mannequin - stationair 4. commerciële - emigreren 5. cabaretier - imiteren 6. bereid - bereiden 7. pijlers - architect 8. allerijl – ‘s Gravenhage 9. Engelssprekenden - inwijden 10. lijden - peil
1. relevant = van belang zijnde 2. inferieur = minderwaardig 3. urgent = dringende 4. incidenteel – af en toen voorkomend 5. plenair = voltallig 6. eclatant = opzienbarend 7. rationeel = verstandelijk 8. gracieus = sierlijk 9. stupide = stompzinnig 10. cruciaal = beslissend
Taak 7 A
Taak 7 C
1. de gehate directeur (bijv) 2. onze slager slachtte (pv – vt) 3. ik verrichtte (pv – vt) 4. de verrichte arbeid (bijv) 5. mijn moeder braadde (pv – vt) 6. de verlote prijzen (bijv) 7. een vergrote foto (bijv) 8. dat verbrande huis (bijv) 9. de verdachte administrateur (bijv) 10. hij verbrandde (pv – vt) 11. het gestrande schip (bijv) 12. die kok bereidde (pv – vt) 13. mijn wenkbrauw bloedde (pv – vt) 14. die verwachte brief (bijv) 15. alle verrotte appels (bijv)
1. een ronde cirkel (=pleonasme) 2. zoals + e.d. (=tautologie) 3. helaas + te kunnen (=tautologie) 4. die subjectieve mening (=pleonasme) 5. vijf vierkante hectare (=pleonasme) 6. denken + vermoedelijk (=tautologie) 7. onnodig + verspillen (=tautologie) 8. onmiddellijk + direct (=tautologie) 9. maar + echter (=tautologie) 10. dat natte water (=pleonasme) 11. een mondeling onderhoud (=pleonasme) 12. later + uitstellen (=tautologie) 13. misschien + mogelijk (=tautologie) 14. omhoog + stijgt (=tautologie) 15. mijn persoonlijke mening (=pleonasme) 16. dat koude ijsje (=pleonasme) 17. ook + tevens (=tautologie) 18. aanvankelijk + in het begin (=tautologie) 19. mocht + eventueel (=tautologie) 20. daarom + dan ook (=tautologie)
Taak 7 B 1. correct 2. het formulier - het 3. die onderneming – ze (onderneming = vrouwelijk) 4. dat bestand – het (het bestand = onzijdig) 5. die vereniging – haar (de vereniging = vrouwelijk) 6. het bestuur – zijn (het bestuur = onzijdig) 7. dat glas - het (het glas = onzijdig) 8. dat stadje – zijn (het stadje = onzijdig) 9. correct 10. haar voorstel = het (het voorstel = onzijdig)
Taak 7 D 1. Op hete kolen zitten = haast hebben 2. Verstek laten gaan = wegblijven 3. Op zijn qui-vive zijn = op zijn hoede zijn 4. De plaat poetsen = vertrekken 5. Uilen naar Athene dragen = zinloos werk doen 6. Ergens je handen aan branden = schade oplopen 7. Iets in de ijskast zetten = iets uitstellen 8. Ergens van gespeend zijn = iets niet hebben 9. Concessies doen = toegeven 10. De bakens verzetten = het anders aanpakken
Taak 8 A
Taak 8 C
1. die man verwaarloost (pv – tt – let op: 2 pv’s in de zin) 2. wie verwent (pv – tt – let op: 2 pv’s in de zin) 3. wat is gebeurd (vd) 4. ik hou(d) (pv – tt) 5. wat gebeurt (pv – tt – let op: 2 pv’s in de zin) 6. zij bekent (2 pv’s in de zin) 7. bevond zij (pv – vt – sterk) 8. je gelooft (2 pv’s in de zin) 9. word je (jij na pv) 10. die hond herkent (pv – tt) 11. die vergrote foto (bijv) 12. het verkwiste geld (bijv) 13. wie behandelt (2 pv’s in de zin) 14. al pratend loopt Gerard (let op: onvoltooide tijd) 15. zij hebben beloofd (vd)
1. kelderden de koersen / zakten de koersen in 2. wij beseffen / wij realiseren ons 3. aan ergeren / irriteren 4. correct 5. ik kan begrijpen / ik kan me voorstellen 6. ca. / a 7. checken / nakijken 8. u behoort tot de beste klanten / u bent een van de beste klanten 9. ik kan begrijpen / ik kan me voorstellen 10. op de rekening storten / naar de rekening overmaken 11. volgens ons / ons inziens 12. hoe duur die auto is / hoeveel die auto kost 13. beloven / zullen uitzoeken 14. op die functie solliciteren / naar die baan solliciteren 15. op de hoogte / de laatste ontwikkelingen 16. baat hebben bij / voordeel hebben met 17. correct 18. de wens is de vader van de gedachte / 19. rood bloed (=pleonasme) 20. correct
Taak 8 B 1. café 2. abonnees 3. melodieën 4. cadeaus 5. cd’s 6. paraplu’s 7. niveaus 8. baby’s 9. slimmeriken (één k) 10. fobieën
11. data / datums 12. aquaria / aquariums 13. niveaus 14. handvatten 15. horloges 16. conclusies 17. milieus 18. fotografen 19. politici 20. crises (!) / crisissen
Taak 8 D 1. indicatie = aanwijzing 2. mutatie = wijziging 3. dispensatie = ontheffing 4. provocatie = uitdaging 5. nivellering = gelijkmaking 6. bagatel = kleinigheid 7. missie = boodschap 8. parool = leus 9. authenticiteit = echtheid 10. controverse = tegenstelling
Taak 9 A
Taak 9 C
1. die agent beboette 2. die ene fietser reed 3. een verliefd stel (bijv) 4. ze benadert (pv – tt) 5. hun opgepotte geld (bijv) 6. wat wordt (pv – tt) 7. Lisette bedoelt (pv – tt) 8. die garage verhuurt (pv – tt) 9. word je (jij achter pv) 10. het huis behoudt (pv – tt) 11. niemand voelt zich bedreigd (vd) 12. de meeste mensen moesten (pv – vt – sterk) 13. beseffend (let op: tegenwoordig deelwoord) 14. er wordt onderhandeld (vd) 15. het gras wordt gesproeid (vd)
1. Iets nauwkeuriger omschrijven = preciseren 2. Iemand uitdagen = provoceren 3. Een boek beoordelen = recenseren 4. Een tekst goed in elkaar zetten = redigeren 5. Iemand als lid schrappen = royeren 6. Ergens op vooruitlopen = anticiperen 7. Van een vroegere dagtekening voorzien = antidateren 8. Iets aankondigen = annonceren 9. Een grond inlijven = annexeren 10. Het moet goed met elkaar overeenstemmen = harmoniëren
Taak 9 B 1. hen 2. hun (je kunt aan invullen) 3. zij 4. hen (na voorzetsel) 5. hen – hen 6. hun (je kunt aan invullen) – zij 7. zij 8. hun (je kunt aan invullen) 9. hen – zij 10. hen
Taak 9 D 1. Aan je verplichtingen voldoen 2. Bij iemand te rade gaan 3. Staat op iets maken 4. Iemand in gebreke stellen 5. Op een fiasco uitlopen 6. Schadevergoeding eisen 7. Op zijn tellen passen 8. Iets in beraad nemen 9. Over de bezwaren heen stappen 10. Niet voor rede vatbaar zijn
Taak 10 A 1. vind je (jij achter pv) 2. wij bereidden (pv – vt – meervoud) 3. de heer De Geus verzekert (pv - tt) 4. wij moesten verplichten (infinitief) 5. ik postte (pv – vt) 6. je rijdt (pv – tt) 7. Jan vergrootte (pv – vt) 8. wie beweert (pv – tt) 9. bereid jij (jij achter pv) 10. zij verwachtte (pv – vt) 11. een verbrijzeld been (bijv) 12. jij verkeert (pv – tt) 13. Jos racete (pv – vt) 14. de gewitte plafonds (bijv) 15. die kaarsen bleven branden (infinitief) Taak 10 B 1. “Ik vind het een probleem, dat het aantal kleine misdaden toeneemt, terwijl daar wel veel aandacht aan wordt besteed”, zei de hoofdcommissaris in zijn speech. 2. Facturen die niet correct geadresseerd zijn, lopen vertraging op. 3. Als je bij kasteel Volney aankomt, wordt je auto door een van de bedienden naar een schitterende, prachtig gelegen parkeerplaats gereden. 4. Ons reisbureau, dat zes jaar bestaat, werkt met een eenvoudig efficiënt systeem.
5. Als je met vakantie gaat, moet je voldoende ondergoed, overhemden, truien, sokken e.d. meenemen, want dan hoef je niet zo snel je kleding te wassen. 6. “Hoeveel”, vroeg mevrouw De Haas, “moeten die oude versleten stoelen kosten?” 7. Computers die zes jaar oud zijn, kun je niet meer verkopen. 8. Het verbaast ons dat uw auto niet verkocht is, want de prijs is aantrekkelijk. 9. Het blad Werkwijzer, dat pas bestaat, is een groot succes. 10. Personen die vooral met zichzelf bezig zijn, vind ik egocentrisch.
Taak 10 C 1. boter aan de galg gesmeerd = dat is een vergeefse moeite 2. handjeklap met iemand spelen = stiekem onderling afspraken maken 3. dat is een zware jongen = een crimineel 4. het gouden kalf aanbieden = geld het allerbelangrijkste vinden 5. een schot voor de boeg geven = een waarschuwing laten horen 6. de minister laat een proefballon op = laat een idee horen om de reacties te peilen 7. de nieuwe vakbondsleider is een demagoog = iemand die mensen ophitst en misleidt 8. het is een publiek geheim = officieel weet niemand het, maar het is algemeen bekend 9. noblesse oblige = als je talent hebt, moet je dat ook gebruiken 10. de scheidsrechter is wederom de kop van jut = de persoon die overal de schuld van krijgt.
Taak 11 A 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De Chinese president logeert in dat luxueuze hotel. Het precieze onderzoek toonde aan dat er een punaise in de band zat. In alle Europese landen heerst malaise maar die aanslag staat er los van. Het is enigszins verwarrend om er achter te komen of het veranderd moet worden. Er liggen heden ten dage regelmatig baby’s in de couveuse. Rigoureuze maatregelen hebben er toe geleid dat alle categorieën zijn afgeschaft. Vind je dat je goed verzekerd bent en heb je de reis goed voorbereid? Als je alles minutieus onderzoekt word je er op den duur tureluurs van. Toen Lex’ vrouw zo van het weidse uitzicht genoot, konden wij niet bevroeden dat ze een uur later last van haart appendix zou krijgen. De liniaal ligt in het bureaulaatje riep de conciërge.
Taak 11 B 1 2 3 4 5 6 7
Toen de contracten werden ondertekend, viel de stroom uit. Gisteren hebben wij u ge-e-maild en is u verzocht direct te reageren. Hopelijk ontvangen wij de kast vandaag en wij zullen vervolgens direct betalen. Toen we uitgeput waren van de wedstrijd, kwam een glas water goed van pas. Die ondernemen draait nu heel goed; het is de vraag of ze dat volhoudt. Het overgrote deel van de sollicitanten maakt te veel spelfouten. Sollicitanten wordt verzocht schriftelijk te reageren.
8 9 10 11 12 13 14 15
Hier bij is de rekening ingesloten. Helaas is het werk niet af, maar wij beloven u het morgen af te ronden. Wij hebben dat kantoor een brief geschreven, maar het heeft niet gereageerd. Wacht rustig af en loop niet op de ontwikkelingen vooruit. Griekenland doet er alles aan het zijn bezoekers naar de zin te maken. Wij hebben wel belangstelling voor en behoefte aan informatie over dat apparaat. De eventuele problemen die zich voor doen, pakken we direct aan. Mijn naam is Hannes van Geel en ik ben geboren in Den Helder.
Taak 11 C
Taak 11 D
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
samenhangend vreemd overeenkomstig onafhankelijk vindingrijk hartelijk onbekwaam gewetenloos strijdlustig wezenlijk
preken lopen schieten breken vegen scheiden terugkomen zetten jagen slaan
Taak 12 A
Taak 12 C
1. wie onderhoudt (pas op: je = jouw) 2. Joke en Richard raadden (pv – vt – meervoud) 3. hetzelfde geldt (pv – tt) 4. deze opleiding biedt (pv – tt) 5. afluisterend (let op: tegenwoordig deelwoord) 6. jij verzamelt (pv – tt) 7. de brandweer bluste (let op: werkwoord = blussen) 8. het verlaten strand (bijv) 9. die tijger verslindt (pv – tt) 10. onze vorige buren luchtten (pv – vt – meervoud) 11. het feest vindt (pv – tt) 12. hij heeft gepind (vd) 13. zij moesten (pv – vt – sterk werkwoord) 14. wij hebben gereisd (vd - let op: werkwoord = reizen) 15. je belooft (pv – tt)
1. iets ligt in de rede 2. iemand de pin op de neus zetten 3. tegen iemand van leer trekken 4. hij snapt er geen jota 5. hij is niet zuiver op de graat 6. het is daar een hof van Eden 7. bij de pinken zijn 8. hij voelt dat aan zijn water 9. het zout in de pap niet verdienen 10. het boetekleed aantrekken
Taak 12 B 1. doordat (geen keuze) 2. omdat (keuze) 3. tenzij 4. hoewel 5. mits 6. doordat (geen keuze) 7. doordat (geen keuze) 8. tenzij 9. doordat (geen keuze) 10. hoewel
Taak 12 D 1. vacant = vrij 2. plausibel = aannemelijk 3. rancuneus = haatdragend 4. acuut = plotseling opkomend 5. bonafide = betrouwbaar 6. expliciet = uitdrukkelijk 7. fictief = denkbeeldig 8. homogeen = gelijksoortig 9. incourant = moeilijk verkoopbaar 10. incompetent = onbekwaam
Taak 13 A 1 De coördinator van dat seminar vermoedt dat sommige medewerkers ’s avonds niet zullen komen, maar de meesten blijken er zin in te hebben. 2 Enkele van de aanwezigen willen u een vraag stellen 3 De stoel en de bank zijn beide antiek, maar beide worden wel geverfd. 4 Wie een actief bestaan leidt, wordt dikwijls chagrijnig als hij of zij heel burgerlijk thuis op de bank moet zitten. 5 Shaheed en Kamil hebben beiden allerlei glazen en kop-en-schotels laten vallen, maar gelukkig zijn de meeste nog heel. 6 Houdt u van kippensoep of van groentesoep? 7 Zij zit op het zonneterras met haar zonnebril op te zonnen terwijl het eigenlijk bereslecht weer is. 8 De ontslagen directeur was sprakeloos toen hij op de hoogte werd gesteld van de gouden handdruk die hij zou krijgen. 9 Alex’ gedachtegoed bezorgt de meeste Kamerleden kippenvel. 10 Wie van de afvloeiingsregeling gebruikmaakt, moet er voor zorgen dat hij nog wat extra’s verdient. Taak 13 B 1 In Noord-Nederland zal het vannacht acht graden vriezen/wordt het vannacht acht graden onder nul. 2 De temperatuur wordt vandaag niet hoog. 3 De staking duurt al zes weken en daardoor is de productie vrijwel tot stilstand gekomen. 4 Jelgersma stapt per direct/onmiddellijk uit de raad van commissarissen. 5 Als je altijd zo langzaam bent/treuzelt, word je nog een keer ontslagen. 6 Wij denken dat de resultaten van AKZO op een teleurstelling zullen uitlopen. 7 De heer Van der Wulp lijkt zich te beseffen dat het een serieus probleem betreft. 8 De rest van de aanvallers slaagden er maar niet in hem naar de kroon te steken. 9 Hiervoor heb ik nog een aantal kinderen nodig dat ervaring heeft met turnen. 10 Mogelijk weten jullie misschien al dat ik bezig ben iets op te zetten. Taak 13 C 1 substituut 2 protectionisme 3 polarisatie 4 permissie 5 squadron 6 theologie 7 syndicaat 8 exhibitionisme 9 farmacie 10 obsessie
Taak 13 D 1 baard 2 snor 3 aambeeld 4 vlees 5 handen 6 spoeling 7 oren 8 druppel 9 wal 10 mond
Taak 14 A
Taak 14 C
1. die baan biedt (pv – tt – let op: je = jou) 2. mijn auto startte (pv – vt) 3. zijn opa bingoot (pv – tt) 4. jullie hebben verhuisd (vd – let op: werkwoord = verhuizen) 5. onderhoudend (let op: tegenwoordig deelwoord) 6. u bent verhinderd (vd) 7. jouw mening wordt (pv – tt) 8. wij barstten (pv – vt – meervoud) 9. zij zochten (pv – vt – sterk werkwoord) 10. beantwoordt je baas (let op: je = jouw) 11. te beantwoorden (infinitief) 12. u betaalt (pv – tt) 13. het antwoord luidt (pv – tt) 14. je vertrouwt (pv – tt) 15. die vermiste man (bijv)
1. het maken van een voorbehoud = restrictie 2. een kenmerkende klank = timbre 3. rangorde naar diensttijd = anciënniteit 4. jaarlijkse aflossing of uitkering = annuïteit 5. een niet te verwezenlijken ideaal = utopie 6. verbetering van een foutief bericht = rectificatie 7. een nepgeneesmiddel = placebo 8. ergens een onberedeneerde angst voor hebben = fobie 9. een vaststaande leer of leerstelling = dogma 10. een proefschrift = dissertatie
Taak 14 B 1. met wie 2. correct 3. met wie 4. op wie 5. over wie 6. van wie 7. correct 8. voor wie 9. aan wie 10. aan wie
Taak 14 D 1. iets wat weggelaten is = omissie 2. een schijnbare tegenstelling = paradox 3. een verfijnd onderscheid = nuance 4. het zich kunnen verplaatsen = mobiliteit 5. het verband tussen oorzaak en gevolg = causaliteit 6. doen alsof = simulatie 7. een belangrijk beleidsonderwerp = speerpunt 8. lastercampagne = hetze 9. iemand die buitengesloten is = paria 10. iets wat heel erg overdreven is = hyperbool