SUPO Kroniek Lente 2007 Terugblik In het voorjaar 2006 heeft SUPO een overeenkomst gesloten met het “Programme Centres Habitat, PCH 2005-2008” in Burkina Faso. In een “Centre Habitat”, goed vergelijkbaar met een ambachtsschool, kunnen weinig en niet geschoolde jongens en meisjes in de leeftijdsgroep van 10 tot 16 jaar een technisch vak leren. Dit betreft tot heden: metselen, hout- en metaalbewerking. In 3 centra nemen in het schooljaar 2006-2007 in totaal 140 kinderen aan dit onderwijs deel. In het voorjaar 2007 is ook een opleiding gestart voor kleermaakster en kokkin. Hieraan neemt een groep van 15 meisjes deel. Ook heeft het lokale bureau van SUPO in Burkina Faso de activiteiten in de “Centres de Formation en Energie Solaire, CFES” voortgezet. In het vierde trimester 2006 en ook in het eerste trimester 2007 hebben in totaal 120 meisjes en vrouwen aan deze training deelgenomen. Zij kunnen thans beschikken over een in bruikleen verstrekte Cookit om op het eigen erf maaltijden te bereiden. In Ethiopië heeft onze lokale partner DDA, recent omgedoopt tot PISDA, financiële en technische steun gekregen van de stichting Solar Cookers Netherlands voor de training van vrouwen om de Cookit te introduceren in hun keuken. Hiervoor blijkt ruime belangstelling te bestaan. In beide landen, Burkina Faso en Ethiopië, tracht SUPO kleine initiatieven te ondersteunen om de aanplant van jatropha te bevorderen in enige dorpen en in het ommeland van steden. Bovenstaande activiteiten zullen in deze Kroniek nader worden toegelicht. Centres Habitat Binnen het kader van haar overeenkomst met de overheid in Burkina Faso heeft SUPO in 2003 het initiatief genomen om vier kleine centra in te richten voor kansarme kinderen. Het belangrijkste doel was om aandacht te vragen voor de positie van talrijke kinderen in steden en dorpen die niet meer of nooit hebben deelgenomen aan het reguliere basisonderwijs. In de SUPO Kroniek Lente 2006 is een nadere toelichting gegeven op het huidige onderwijssysteem in Burkina Faso. Om meer kansen te scheppen voor weinig of niet geschoolde kinderen in de leeftijdsgroep van 10 tot 16 jaar is in overleg met de directie voor Volkshuisvesting een “Programme Centres Habitat, PCH 2005-2008” opgesteld. In deze centra kunnen jongens en meisjes worden opgeleid tot metselaar, timmerman, loodgieter, kleermaakster, kok of kokkin.
Les in lassen
Dit ambitieuze programma is in 2005 op 3 locaties van start gegaan in het ommeland van de hoofdstad Ouagadougou. Vanaf het schooljaar 2005-2006 zijn 3 groepen van 45,46 en 49 kinderen ingeschreven in deze centra in Kamboinçe, Zagtouli en Tanghin Dassouri. In het eerste jaar hebben deze kinderen geleerd om zich in de eigen moedertaal (Mooré) schriftelijk te kunnen uitdrukken, teksten te kunnen lezen en begrijpen en berekeningen uit te voeren. In het huidige tweede schooljaar 2006-2007 ligt de nadruk op het verwerven van technische vaardigheden. De bouw van enige nieuwe lokalen en ateliers is in 2006 uitgevoerd; ook in 2007 zullen nog enige lokalen en open, overdekte werkruimten gebouwd worden. De levering van de benodigde apparatuur en lesmaterialen vergde meer tijd dan gepland, maar vanaf december 2006 zijn de leerlingen hiermee ook aan de slag gegaan. Voor ieder technisch vak is een leerkracht op uurbasis beschikbaar. Deze leerkrachten kunnen voorlopig geen vaste aanstelling verwerven omdat het betreffende ministerie voor Stedenbouw en Volkshuisvesting dit een te riskante onderneming vindt. Het PCH 2005-2008 is voor het ministerie een proefprogramma; in 2008 zal een besluit moeten worden genomen over een voortzetting voor meerdere jaren.
Les in metselen
De leerkrachten kunnen lezen en schrijven in de Franse taal. Zij geven hun uitleg aan de leerlingen in het Mooré maar blijken niet in staat om zich schriftelijk in hun moedertaal uit te drukken. Deze leerkrachten zouden aangespoord kunnen worden om ook het Mooré te leren lezen en schrijven omdat dit de schriftelijke communicatie met de leerlingen zou bevorderen. De Centres Habitat worden begeleid door twee gespecialiseerde instellingen. Voor de taalvaardigheid in het Mooré wordt assistentie verleend door het OESO; dit is een Zwitserse organisatie met een kantoor in Ouagadougou. Het technisch onderwijs wordt ondersteund door de lokale dienst voor het nijverheidsonderwijs in Burkina Faso. Deze dienst beschikt enkel over instructie- en oefenmateriaal voor de leerlingen in de Franse taal. Dit materiaal is inmiddels wel vertaald in het Mooré maar de leerkrachten kunnen dat niet lezen!
Timmerles
In Burkina Faso wordt vrijwel door iedereen de eigen moedertaal gebezigd in het sociale verkeer tussen mensen. Dat betreft in de regio Ouaga de Mooré-taal. Het leren lezen, schrijven en rekenen in deze taal vergt een beperkte inspanning gedurende 6 à 9maanden, afhankelijk van de intelligentie en de inzet van de weinig of niet geschoolde kinderen. Kinderen in Burkina Faso hebben formeel recht op onderwijs van 6 tot 16 jaar. In werkelijkheid kan echter slechts de helft van alle kinderen gebruik maken van dit recht. In het PCH 2005-2008 wordt kinderen van 10 tot 16 jaar, die de toegang tot het basisonderwijs om welke reden dan ook hebben gemist, een herkansing geboden om toch nog 3 jaar gebruik te maken van dit recht op onderwijs. De centrale overheid zal in 2008 een besluit moeten nemen om deze herkansing voor weinig of niet geschoolde kinderen in een regulier, nationaal onderwijsprogramma te erkennen en hiervoor stap voor stap meer middelen voor beschikking te stellen. Voor het PCH 2005-2008 zal de overheid in 2007 een bijdrage van FCFA 50.000.000 (€ 100 = FCFA 65.600) financieren voor de aanschaf van apparatuur in deze 3 centra. Ook stelt het “Fonds d’Aménagement Urbain, FAU” FCFA 150.000.000 beschikbaar voor de bouw en inrichting van de benodigde werkruimten en de betaling van de leerkrachten.
Naailes
SUPO heeft voor het schooljaar 2006-2007 een donatie van 3 miljoen FCFA beschikbaar gesteld voor de experimentele start van een kleine huishoudschool voor 15 meisjes in een beschikbaar gebouw van SUPO in het dorp Zagtouli. Het aangeboden onderwijs aan deze meisjes betreft het leren lezen, schrijven en rekenen in de Mooré-taal, het vervaardigen van kleding en het volgen van een opleiding tot kokkin (waarbij vooral gebruik wordt gemaakt van zonne-energie en een gaskomfoor). Het ligt in de bedoeling dat deze huishoudschool in 2008 deel zal gaan uitmaken van het Centre Habitat in Zagtouli. De opleiding zal op het terrein van dit Centre Habitat gevestigd worden, zodra de bouw van het klaslokaal daar gereed is. Verwacht wordt dat hier in het schooljaar 2007-2008 een tweede groep zal kunnen starten met deze nieuwe opleiding voor weinig of niet geschoolde kinderen. Daarnaast lijkt het gewenst om deze meisjes in de gelegenheid te stellen ook op hun woonerf te koken met zonne-energie. Het eenvoudige kooktoestel Cookit kan in de huishouding gebruikt worden voor de bereiding van de maaltijden. Overdracht van deze kennis en vaardigheden aan familieleden en buren vormt een bijdrage aan de beperking van het houtgebruik in de keukens.
PESGO – Programme Energie Solaire Grand Ouaga Voor het bereiden van maaltijden wordt door minstens 90% van de huishoudens in Burkina Faso overwegend hout en houtskool gebruikt. Vooral in steden verschijnt het gaskomfoor ook steeds meer in de keuken van de meer welgestelde huishoudens. Deze categorie huishoudens profiteren ook het meest van de belangrijke subsidie (40%) op het gebruik van gas. Omdat de prijs van hout en houtskool voor de helft van de huishoudens in Ouagadougou meer dan een kwart van alle uitgaven voor de huishouding vereist, leek het verantwoord om in 2005 een proefprogramma te starten voor de introductie van geschikte apparatuur voor het gebruik van zonne-energie. Voor de uitvoering van dit
programma kon gebruik worden gemaakt van de beschikbare keukens in de bestaande centra voor kansarme kinderen. Op basis van de resultaten van deze proeffase is het PESGO opgesteld. Een en ander is nader toegelicht in de SUPO Kroniek Lente 2006. In het najaar 2006 is fase A van het PESGO uitgevoerd op 3 locaties in Ouagadougou : Gounghin, Rimkièta en Kilwin. Hieraan hebben 3 groepen van 20 meisjes en vrouwen deelgenomen. Aan alle deelneemsters die dit wensten is in januari 2007 een Cookit in bruikleen beschikbaar gesteld. Vijftig deelneemsters wilden hiermee aan de slag gaan op het eigen woonerf. Voor zover dit in hun vermogen ligt zullen de instructrices van deze “Centres de Formation en Energie Solaire, CFES” deze deelneemsters met raad en daad bijstaan voor de kookoefeningen op het eigen erf.
CFES Kilwin
SUPO heeft vervolgens een verzoek ingediend voor de financiering van fase B van het PESGO; de totale kostenraming voor de uitvoering van fase B bedroeg € 24.300 Dankzij de actieve medewerking van de stichting KOZON is aan SUPO in oktober 2006 een subsidie verleend van € 15.000 door de stichting Dijkverzwaring voor de uitvoering van fase B van het PESGO. Dit betekende echter dat SUPO geacht werd de resterende middelen (€ 9.300) uit andere donaties te financieren. SUPO kon beschikken over enige eigen middelen van particuliere sponsors en ook over twee donaties van de Evangelische Lutherse Diaconie Weeshuis, ELD-W (€ 5.000) en de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs, VPCO (€ 5.000), beide gevestigd in Amsterdam. Zonder afbreuk te doen aan de geoormerkte bijdrage voor onderwijs aan kansarme kinderen van ELD-W en VPCO is de uitvoering van fase B van het PESGO in januari 2007 toch van start gegaan waarbij de volgende kanttekeningen van belang zijn: a/ de in het PESGO B voorziene opleiding tot kok of kokkin is opgenomen in de nieuw gestarte huishoudschool van het eerder omschreven PCH 2005-2008. Dit schept de beste mogelijkheden voor meisjes en jongens voor een voortzetting van deze opleiding in de
komende jaren. Dit betreft kinderen in de leeftijdsgroep van 10 tot 16 jaar die nog aanspraak kunnen maken op regulier onderwijs. b/ de training in de centra voor zonne-energie (CFES) zal vooral gericht worden op meisjes en jonge vrouwen in de leeftijdsgroep van 17 tot 25 jaar. Oudere vrouwen die duidelijk interesse tonen voor deze training zijn ook welkom. Het bereiden van maaltijden met de meest geschikte apparatuur (Cookit, gaskomfoor en hooimand ) staat in deze opleiding centraal. Ook kunnen de deelneemsters leren lezen, schrijven en rekenen in hun moedertaal. Hiervoor blijkt ruime belangstelling te bestaan. Mogelijk kunnen in het nieuwe schooljaar ook enige extra uren besteed worden aan voorlichting op het terrein van hygiëne en gezondheidszorg. Een verbreding van de training zal de interesse voor deelname bevorderen. Extra aandacht besteden aan deze categorie meisjes en jonge vrouwen (velen hebben meerdere kinderen vóór hun 25-ste jaar) is stellig te verdedigen. De kans dat zij deel konden nemen aan het basisonderwijs was minder dan 25% in 1995. In vergelijking met jongens bestaat deze achterstand nog steeds maar in 2007 is de kans op onderwijs voor meisjes wel gestegen naar circa 35% (voor jongens is dat nu 39%).
CFES Zagtouli
In het eerste trimester 2007 hebben circa 100 deelneemsters aan de training deelgenomen in het CFES in Gounghin, Zagtouli, Rimkièta, Kilwin en in Béma. Dit vormt de B1-groep van het PESGO, fase B. Per CFES zijn twee instructrices beschikbaar voor deze training en tevens voor advisering van alle deelneemsters aan het PESGO voor het gebruik van de Cookit in hun keuken op het eigen woonerf. Er wordt in kleine groepen gewerkt van vijf deelneemsters. Iedere groep komt één ochtend per week naar het CFES om een maaltijd
te bereiden en deze rond lunchtijd samen te nuttigen. Op deze wijze kunnen alle deelneemsters tenminste 10 ochtenden onder begeleiding oefenen op het CFES. Zij worden vervolgens geacht deze opgedane kennis en ervaring zelfstandig te kunnen toepassen op het eigen woonerf. De instructrices kunnen de deelneemsters ook advies geven hoe zij op het eigen erf deze nieuwe apparatuur (Cookit) op een efficiënte manier kunnen gebruiken. Het streven blijft er op gericht om het gebruik van hout en houtskool op het eigen erf te beperken. De herinrichting en aanpassing van de eigen keuken vergt tijd. Het gebruik van zonne-energie op het eigen woonerf in een urbane omgeving is niet altijd uitvoerbaar. Bomen en huizen beperken het aantal zonrijke plekken op een woonkavel van 250 à 300 m2. Soms is er geen zonrijke plek waar de Cookit enige uren ongestoord kan staan. Omdat vele deelneemsters pogen een extra inkomen te verdienen op de markt of elders, moeten zij de Cookit enige uren onbeheerd achter laten of kunnen toevertrouwen aan een wel aanwezig lid van hun familie. De deelneemsters kunnen in het CFES ook kennis maken met het gaskomfoor. Koken op gas vereist minder tijd maar hiervoor is een investering nodig voor de aanschaf van deze apparatuur; ook moet de lege butagasfles meestal iedere maand tegen betaling gevuld worden. Aanschaf van een bita-tooré (hooimand) is zeer gewenst omdat dan de maaltijd warm gehouden kan worden. Ook kunnen gerechten kort op het gaskomfoor op temperatuur worden gebracht waarna het verdere kookproces in de bita-tooré enige uren wordt voortgezet. In de urbane omgeving is het niet evident dat de Cookit de voorkeur verkrijgt in de lokale keuken. Koken op hout is men gewend. Koken op gas, aangevuld met de bita-tooré is praktisch en de maaltijd is op de gewenste tijd gereed. Voorlopig is niet duidelijk welke plaats de Cookit kan gaan innemen in de urbane huishoudens. Aan de nuttige functie van dit instrument om gratis gebruik te kunnen maken van de zonne-energie wordt niet getwijfeld. De deelneemsters zullen dit toch zelf moeten uitvinden. SUPO/BF kan niet meer doen dan hen kennis te laten maken met het gebruik van zonne-energie, henzelf vele malen te laten experimenteren en tijdelijk assistentie te verlenen voor het koken van maaltijden of het pasteuriseren van water op het eigen woonerf. In het tweede trimester 2007 is een B2-groep gestart. Opmerkelijk was dat in Rimkièta meer dan 50 kandidaten zich hebben aangemeld voor deelname terwijl in Gounghin minder dan 20 deelneemsters interesse toonden voor deze opleiding. Aan alle deelneemsters van fase A en B is een Cookit + kookpot in bruikleen uitgereikt. Zij kunnen hiermee blijven oefenen op hun eigen woonerf tot 30 september 2007. Indien nuttig zou deze bruikleen voor onbepaalde tijd verlengd kunnen worden. Het verstrekken van één Cookit + kookpot wordt als noodzakelijk lesmateriaal beschouwd. Indien de deelneemster er niet voldoende gebruik van maakt zal de instructrice deze apparatuur terugvorderen. Alle deelneemsters kunnen zelf een eigen Cookit + 2 plastic zakken kopen voor FCFA 4.500 in het SUPO-magazijn in Gounghin. Indien er een duidelijke vraag naar de aanschaf van Cookits ontstaat zal de lokale productie hiermee gelijke tred moeten houden.
Linksachter de plaats waar wordt gekookt
Het thuisgebruik van de cookit
Dankzij een gulle donatie van € 2000 van de LIONS Club in Haarlem is in 2006 getracht om in Ouagadougou een voldoende hoeveelheid Cookits te laten vervaardigen door een lokaal bedrijf. Dit bedrijf beschikt wel over de technische expertise maar bleek toch niet
in staat om de geplaatste bestelling uit te voeren Omdat tenminste een werkvoorraad van 400 Cookits nodig was voor de uitvoering van het PESGO is na overleg met KOZON besloten om deze hoeveelheid in Nederland te laten vervaardigen en vervolgens per container via de Belgische stichting Noord-Zuid te transporteren naar Burkina Faso. Deze voorraad wordt thans gebruikt voor het in bruikleen verstrekken van één Cookit aan iedere deelneemster aan het PESGO. Op korte termijn zal een oplossing moeten worden gevonden voor de productie van Cookits.
Ethiopië In de SUPO Kroniek Lente 2006 was een korte beschrijving opgenomen van de activiteiten van onze lokale partner DDA in Ethiopië. Inmiddels is deze naam gewijzigd in PISDA – Partnership for Integrated Sustainable Development Association. PISDA kon in 2006 nog beschikken over middelen die door de stichting De Oude Beuk (D.O.B.Foundation) beschikbaar waren gesteld voor diverse activiteiten in het ommeland van Addis Abeba. In het tweede semester 2006 zijn de resterende middelen (circa € 7.000) in het dorp Gende Gorba vooral besteed aan het planten van 400 fruitbomen, het omheinen en het aanleggen van terrassen op een beschikbaar terrein van 2,5 hectare, het opknappen van een beschikbaar gebouw voor trainingen en de introductie van de Cookit om de 200 leden van de vrouwenorganisatie in dit dorp in de gelegenheid te stellen kennis te laten maken met deze apparatuur voor het gebruik van zonne-energie. Een lokale ondernemer, Solar Bereket in Addis Abeba, blijkt in staat te zijn om Cookits te vervaardigen. Op verzoek van PISDA heeft hij deze introductie van de Cookit verzorgd in Gende Gorba. Omdat de stichting Solar Cooking Nederland, SCN de ondersteuning aan haar lokale partner in Eritrea niet meer kon voortzetten, heeft SUPO aan SCN verzocht of een tijdelijke bijstand aan PISDA mogelijk zou zijn in 2007. Hierop is in het najaar 2006 positief gereageerd. Twee bestuursleden van SCN hebben onlangs een bezoek gebracht aan Ethiopië. Tijdens dit bezoek zijn instructrices opgeleid en is een programma vastgesteld voor de training aan enige vrouwengroepen die door PISDA ondersteund worden. Op de website van SCN , www.solarcooking.nl , kan de berichtgeving over deze activiteiten in Ethiopië gevolgd worden door alle belangstellenden. Een student van de Technische Universiteit Twente, Rogier G. Kauw-A-Tjoe, heeft in het derde trimester 2006 een stageopdracht van SUPO uitgevoerd onder de titel: “Solar Kitchen Project”. In Ethiopië is hij begeleid door de directeur van PISDA, de heer Gullilat Aberra. Ook heeft hij deelgenomen aan de “International Solar Cookers Conference” in juli 2006 in Madrid. Zie voor meer informatie over deze conferentie: www.solarcookers.org Als student “Industrial Design and Engineering”” heeft hij gepoogd om een kookplaat te ontwerpen die verhit kan worden op basis van zonne-energie. Zijn ontwerp is stellig interessant maar voorlopig te riskant om in de praktijk toe te passen. SUPO hoopt dat meerdere studenten zich met dit uitdagende onderwerp gaan bezighouden. Mogelijk kan een bruikbare en financieel haalbaar apparaat ontworpen worden waarmee in Ethiopia “injerra” gebakken kan worden. Injerra is een stevige pannenkoek, bereid met de lokale graansoort teff. Tijdens een bezoek aan Nederland in het najaar 2006, is overleg gevoerd met de heer Bereket. De productie van Cookits in Ethiopië is uitvoerbaar indien voldoende rollen aluminiumfolie, van goede kwaliteit, kunnen worden ingevoerd. Het bakken van injerra ,
op basis van zonne-energie, is een lastig probleem. Solar Bereket beschikt over een zelf ontworpen apparaat waarmee kleine injerra’s gebakken kunnen worden. Indien elektriciteit beschikbaar zou komen in de dorpen kan injerra op een elektrisch verhitte bakplaat wel gebakken worden. In dit kader is ook een bezoek gebracht aan een VMBO/MBO-school (TeC-Amsterdam) in Amsterdam West. Op deze school worden leerlingen in staat gesteld om praktische vaardigheden te verwerven door het uitvoeren van diverse opdrachten. Bedrijven, instellingen en particulieren kunnen deze opdrachten verstrekken waarna deze door de leerlingen, met begeleiding van de verantwoordelijke docent worden uitgevoerd. Op verzoek van SUPO zijn twee leerlingen in dit schooljaar 2006-2007 aan de slag gegaan om een windmolen te ontwerpen waarmee elektriciteit kan worden opgewekt. Onlangs hebben zij een demonstratie verzorgd van deze windmolen. Ook hadden zij via het Internet uitgezocht dat er voldoende windkracht beschikbaar is in het hoogland van Ethiopië. Zie ook de website www.rocasa.nl voor meer informatie over dit interessante initiatief. Hun eindrapport (op eigen initiatief door de leerlingen in het Engels geschreven!!) hoopt SUPO in juli a.s. te mogen ontvangen. Dit rapport zal naar Solar Bereket worden verzonden met het verzoek om ter plekke een proefmodel van deze windmolen te vervaardigen. SUPO zal de kosten van dit proefmodel kunnen financieren, dankzij enige donaties van particulieren.
Windmolen in Amsterdam
Perspectieven voor PCH en CFES SUPO is in 1977 opgericht. In de voorbije dertig jaar hebben diverse donoren een bijdrage geleverd aan programma’s en projecten in Afrika. SUPO heeft hierbij meestal een bemiddelende rol gespeeld tussen lokale organisaties in Afrika en Nederlandse niet gouvernementele organisaties, NGO’s. De recente nieuwe samenwerking tussen PISDA en SCN is hiervan een goed voorbeeld. In Burkina Faso is in 2003 getracht om een bundeling van krachten te bevorderen tussen enige kleine, lokale partners. Met steun van de RABOBANK FOUNDATION is een
coöperatie (COFAPRO) opgericht en een instructielokaal gebouwd. Dit lokaal kon door de coöperatie ook als tijdelijk kantoor gebruikt worden. Omdat de leden van het dagelijks bestuur andere verplichtingen hadden, is de COFAPRO voorlopig een wassen neus gebleken. Het lokale bureau van SUPO/BF kan de bakens niet verzetten en heeft het instructielokaal beschikbaar gesteld aan het PCH 2005-2008. Momenteel volgen 15 meisjes hier de opleiding tot kokkin. De COFAPRO kan als coöperatie diverse activiteiten opzetten waarmee inkomsten verkregen kunnen worden. Statutair is een NGO niet gerechtigd winstgevende activiteiten uit te voeren, maar een coöperatie is hiertoe legaal wel bevoegd. Een deel van de opbrengst kan gebruikt worden als roulerend fonds voor financiering van projecten van de deelnemende NGO’s en ook voor een bijdrage aan de kosten van deelname aan het praktische onderwijs in een Centre Habitat voor weinig of niet geschoolde kinderen tussen 10 en 16 jaar. Tevens zou een bijdrage kunnen worden geleverd aan de eerder omschreven training voor meisjes en jonge vrouwen (17-25 jaar) in een Centre de Formation en Energie Solaire, CFES. Men dient hierbij te beseffen dat deze categorie kinderen en jong volwassenen op een andere manier weinig of geen kansen zullen krijgen om aan enige vorm van regulier onderwijs deel te kunnen nemen. Uit het totale budget voor onderwijs wordt slechts 1% (!!) beschikbaar gesteld voor alfabetisering in een nationale taal, vooral Mooré, Dioula en Fulfuldé in circa 3500 centra, verspreid over het hele land. Dit betreft korte cursussen in de droge periode van december tot april. De leerkracht komt meestal uit de eigen omgeving en kan lezen, schrijven en rekenen in één van deze nationale talen. De lokale gemeenschap moet hem iets betalen voor het geven van deze taalcursus. Omdat vooral veel vrouwen aan deze taalcursus deelnemen, lijkt het interessant om te verkennen of een aanvullende training voor het gebruik van de Cookit mogelijk is. In een recente wet is vastgelegd dat voor het niet-formele onderwijs 7% beschikbaar moet worden gesteld, horizon 2011. Deze wetgeving biedt derhalve meer kansen voor kinderen en jonge volwassenen in de leeftijdsgroep van 10 tot 25 jaar. Een lokale NGO of de COFAPRO zou de belangen van deze kinderen en jong volwassenen kunnen verdedigen om deel te kunnen nemen aan het onderwijs in een Centre Habitat of in een CFES. Een driejarige opleiding tot metselaar, timmerman of loodgieter in een Centre Habitat zal naar verwachting circa € 250 per leerling per jaar vergen. De opleiding voor meisjes in de recent gestarte huishoudschool (handvaardigheid, kleding vervaardigen en koken met de zon +gas) kan voorzichtig geschat worden op € 200 per leerling,per jaar. Thans wordt dit experimentele technisch onderwijs aan kleine groepen van 15 leerlingen aangeboden. In totaal nemen 155 leerlingen deel aan dit onderwijs in het schooljaar 2006-2007 Het streven is er op gericht om het onderwijsprogramma in het schooljaar 2007-2008 te verbreden en meer leerlingen per groep toe te laten. De kosten per leerling zullen waarschijnlijk op hetzelfde niveau blijven. Hierover hebben we recent overleg gepleegd met de coördinatrice van het PCH 20052008, tijdens haar recente bezoek aan Frankrijk en Nederland. Hoe kunnen de kosten verlaagd worden zodat meer kinderen in de leeftijdsgroep van dit speciale onderwijs kunnen profiteren in Burkina Faso? In juni 2008 zal de eerste groep leerlingen de vakopleiding afronden. Mogelijk kunnen de beste leerlingen een praktijkstage volgen in Ouagadougou waarna zij als assistent van de leerkracht kunnen fungeren in een Centre Habitat. Deze assistenten kunnen wél lezen, schrijven en rekenen in de Mooré taal, zodat zij de werkopdrachten van de leerlingen kunnen begrijpen. Op deze wijze kunnen de relatief hoge kosten voor het te verzorgen onderwijs (per leerling)
worden beperkt. Tevens zal dit de schriftelijke communicatie tussen de onderwijsstaf en leerlingen verbeteren. Natuurlijk is het evident dat ook de leerkrachten zich schriftelijk zouden moeten kunnen uitdrukken in hun eigen moedertaal, maar dat lijkt voorlopig een brug te ver. De Franse culturele hegemonie in Burkina Faso domineert op alle fronten en wordt ook financieel ondersteund door talrijke donoren zoals de Wereldbank, Nederland en vele NGO’s. Dat slechts 1% van alle middelen van het overheidsbudget voor onderwijs beschikbaar zijn voor het onderwijs in de nationale talen (vooral Mooré, Dioula en Fulfuldé) spreekt boekdelen. Het aan te bieden onderwijs voor meisjes en jonge vrouwen in een CFES vergt minder uitgaven per deelneemster. De trainingscursus duurt maar drie maanden en vereist thans een investering van circa € 30 per deelneemster. Indien in het schooljaar 2007-2008 ook het leren lezen, schrijven en rekenen in de eigen moedertaal wordt opgenomen zal dit circa € 10 extra vergen. Dit betekent derhalve in totaal € 40 voor een periode van 3 maanden.
Jatropha Curcas Het gebruik van hout kan in vele regio’s in Afrika vervangen worden door een of meer andere energiebronnen. In steden stappen de meer welgestelde huishoudens over op gas. Zonne-energie is op ruime schaal gratis beschikbaar in de landen van de Sahel en de Hoorn van Afrika. Dit vergt training en ook de aanschaf van de benodigde apparatuur. Rond 1995 zijn in enige landen van Afrika ook initiatieven ontwikkeld om biogas en biodiesel te produceren. Met steun van Duitse en Deense ontwikkelingsorganisaties zijn onder meer in Mali projecten opgezet om de aanplant van Jatropha Curcas te bevorderen. Deze plant groeit in vele regio’s in Latijns Amerika, Azië en ook in Afrika. Via de website www.jatropha.org wordt veel informatie beschikbaar gesteld over de vorderingen op dit terrein. De noten van Jatropha kunnen handmatig of met een machine geperst worden tot olie. Deze olie kan gebruikt worden als brandstof voor het bereiden van maaltijden en ook voor het opwekken van elektriciteit via een generator. De opgedane kennis en ervaring met deze plant lijkt thans in een gevorderd stadium; dit schept goede vooruitzichten om de aanplant van Jatropha Curcas ook te stimuleren in andere landen in Afrika. Ethiopië en Burkina Faso komen hier stellig voor in aanmerking omdat de vegetatie ernstig is aangetast in de voorbije jaren.
Jatropha Curcas (in Ethiopië)
Tijdens een bezoek aan de stad Luxor in Egypte ontdekten we dat de lokale bosdienst een project had opgezet om het gereinigde afvalwater van de stad te benutten voor de aanplant van bomen en struiken op ruim 100 hectare kale woestijngrond (die grenst aan de vruchtbare grond langs de Nijl). Een kwart van dit herwonnen territoir was beplant met Jatropha Curcas. We kregen een pond noten cadeau om elders plantjes mee te kweken. Aankoop van een grotere hoeveelheid noten in Luxor voor het opzetten van een kwekerij in andere landen lijkt haalbaar. In Burkina Faso heeft SUPO/BF een hoeveelheid plantmateriaal vanuit Ghana verkregen. Hiermee is het mogelijk enige kweekbedden aan te leggen en het verkregen plantmateriaal uit te zetten in de komende regentijd. Jatropha Curcas kan geplant worden als een haag om een terrein af te bakenen. Dit beperkt het wegspoelen van vruchtbare grond en de haag heeft ook een nuttige functie voor landbouwgewassen als beschutting tegen de wind. Het is uitdrukkelijk NIET de bedoeling om de aanplant van jatropha te stimuleren op agrarische grond die nodig is voor de productie van voedselgewassen in Afrika.
Jatropha noten
Op termijn kan de aanplant van hagen jatropha in het ommeland van de steden en in talrijke dorpen in de Sahel en in de Hoorn van Afrika een belangrijke bijdrage betekenen voor de lokale energie die nodig is voor de bereiding van maaltijden en het opwekken van elektriciteit. Voorlopig concentreert SUPO hierbij haar aandacht op de lokale keuken in de urbane en rurale omgeving. Jatropha olie kan als biodiesel een belangrijke extra energiebron gaan vormen, naast zonne- en windenergie. Het zal enige tijd vergen alvorens de resultaten van deze inspanningen zichtbaar gemaakt kunnen worden in Ethiopië en Burkina Faso. Programma 2007-2008 1. Bijdrage leveren aan de opbouw van het Programme Centres Habitat, PCH 20052008 in Burkina Faso. Dit betreft voor SUPO/BF vooral de ondersteuning aan de huishoudschool in Zagtouli voor weinig of niet geschoolde meisjes. 2. Voortzetting van het Programme Energie Solaire Grand Ouaga, PESGO. Om de deelname te bevorderen zal ook het leren lezen, schrijven en rekenen in de moedertaal in deze cursus van 3 maanden worden opgenomen. In januari 2008 zal een tussentijdse evaluatie van de bereikte resultaten in 2007 worden uitgevoerd. 3. Bouw en plaatsing van enige windmolens in Ethiopië op basis van het proefmodel van het TeC-Amsterdam. 4. Het opzetten van enige kleine jatropha-kwekerijen in Burkina Faso en Ethiopië. Deze planten zullen worden uitgezet als haag op hiervoor beschikbare terreinen.
Bussum, 21 mei 2007 Coen Beeker