Studiewijzer aardrijkskunde e 11 klas Havo
Globalisering_T3
Bewaar dit boekje goed met de bijbehorende aantekeningen. Dit onderdeel komt terug op het Centraal Schriftelijk Examen van 2015. Docent: Arnoud Boerma Datum: Januari 2014 Schooljaar: 2013/2014
1
Planning aardrijkskunde Klas: 11 havo Datum: Januari 2014 Zorg voor een 4-ringsmap (A4-formaat) waarin goede aantekeningen gemaakt kunnen worden en schema’s. Bewaar de aantekeningen goed. Deze stof inhouden is de basis voor de nieuwe thema’s en voor het Centraal Examen. Een voordeel van een 4-ringsmap is het ordelijk opbergen van de uitgereikte materialen. Alle uitgereikte materialen zijn voorzien van 4 gaatjes. Maak altijd de opgaven met de atlas deze zijn van wezenlijk belang voor het oefenen van de (geografische) vaardigheden. Leer de begrippen goed. De begrippen zijn de basis voor het verkrijgen van inzicht in de geografische vraagstukken. Dus leer niet alleen de betekenis van de begrippen, maar ook de context waarin de begrippen worden gebruikt.
47 48 49 50 51
Datum
Lesinhoud
Jaaragenda Toetsweek 11eklassen Stage & uitwisseling 11e . Stage & uitwisseling 11e .
18 - 24 nov 25 t/m 1 dec 2 t/m 8 dec 9 t/m 15 dec 16 t/m 22 dec
Toets bespreken Groep 2 Even India bellen gekeken Film Even India bellen (zie studiewijzer) http://www.vpro.nl/programma/dnw/afleveringen/4217316/
De films zijn verplicht kost. Het helpt de leerstof beter te begrijpen!
52 23 dec t/m 1 5 jan 2 6 t/m 12 jan
Iedereen: Hoofdstuk 3§2 en de opdrachten 12 t/m 22 Kerstvakantie Hoofdstuk 3§3 en de opdrachten 23 t/m 30 Lezen en begrippen leren
3
13 t/m 19 jan
4
20 t/m 26 jan
5
27 jan t/m 2 feb
6
3 t/m 9 feb
7
10 t/m 16
Vervolg van PowerPoint bij Hfd 3§3 en de opdrachten 30 t/m 33 http://www.oneworld.nl/grondstoffen Hoofdstuk 4§1 en de opdrachten 4 t/m 11 Hoofdstuk 4§2 en de opdrachten 12 t/m 17 Hoofdstuk 4§2 en de opdrachten 12 t/m 20 Hoofdstuk 4§3 en de opdrachten 21 t/m 25 Herhaling en extra opdrachten Hoofdstuk 4§3 en de opdrachten 21 t/m 31 voorbeeld toets maken Maandag groep 1 Even India bellen
8
17 t/m 23 feb
Krokusvakantie
2
Ma: leerlingen vrij Vr: inhaalmiddag vanaf 14.15 u Vr: inhaalmiddag 14.15u Za: Open dag Toetsweek 12e kl &luistertoetsen Drama 12H/12V Vr: inhaalmiddag 14.15u
Do: extra lesvrije dag Vr: begin krokusvakantie
9
24 feb t/m 2 mrt
10 3 t/m 9 mrt 11 10 t/m 14 mrt
Nader in te vullen Nader in te vullen
Inhoud toets aardrijkskunde
Hoofdstuk 3; De wereld indelen Hoofdstuk 4; Een krimpende wereld Demografie (studiewijzer blok 1) en demografisch transitiemodel. Gebundelde lesbrieven o.a. De Nederlandse kledingindustrie. Leer alle bijbehorende begrippen Deze studiewijzer Lesaantekeningen en PowerPoint
Vr: inhaalmiddag vanaf 14.15u Do: beroepenmarkt ’s avonds Mondeling 12H/V (geen les) Toetsweek 2 9 t/m 11 kl.
http://nederlandvanboven.vpro.nl/afleveringen/handel.html hongerige muil van europa In de tweede aflevering zoomen we in op Nederlandse delta. Ooit een moerassig gebied, waar het water vrij spel had. Nu een plek waar dagelijks honderden schepen binnen komen vol olie, auto’s en containers. Hoe we onze honger naar spullen met een enorme efficiëntie naar binnenslokken en weer uitspuwen over de rest van Europa, is vanuit de lucht spectaculair in beeld gebracht.
3
Demografie Sociale en natuurlijke bevolkingsgroei Migratie heeft gevolgen voor het aantal inwoners in een bepaald gebied. De toename en afname van de bevolking door migratie wordt sociale bevolkingsgroei genoemd. De sociale bevolkingsgroei wordt uitgedrukt in het migratiesaldo. Is het saldo positief, dan neemt het aantal inwoners toe. We spreken dan van een vestigingsoverschot. Is het saldo negatief, dan neemt het aantal inwoners juist af en wordt er gesproken van een vertrekoverschot. Behalve de sociale bevolkingsgroei beïnvloedt ook de natuurlijke bevolkingsgroei het inwonertal. De natuurlijke bevolkingsgroei is het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen in een bepaald gebied. Wanneer er in een gebied meer geboorten zijn dan sterfgevallen, is er sprake van een geboorteoverschot. In sommige gevallen kan het aantal sterfgevallen het aantal geboorten in een jaar overtreffen. Wanneer we de migratie van en naar het buitenland buiten beschouwing laten, zal de bevolking op den duur in omvang afnemen. Er wordt in dit geval gesproken van een sterfteoverschot. De natuurlijke bevolkingsgroei veranderd in de tijd. Het demografisch transitiemodel laat de veranderingen zien Evenals bij migratie, wordt er bij de natuurlijke bevolkingsgroei een onderscheid gemaakt in absolute en relatieve groei. Dat maakt vergelijkingen tussen gebieden met een verschillend inwoner tal mogelijk. Het relatieve geboortecijfer en het sterftecijfer zijn de grootheden die hiervoor gebruikt worden.
Bevolkingsopbouw Geboorte- en sterftecijfers zijn niet erg geschikt om landen of regio’s met elkaar te vergelijken. Ze zijn sterk afhankelijk van de leeftijdsopbouw van een bevolking: de samenstelling van een bevolking naar leeftijdsgroepen. Bij een jonge bevolking zal het geboortecijfer hoger zijn dan bij een sterk vergrijsde bevolking. Het om gekeerde geldt voor het sterftecijfer. De leeftijdsopbouw wordt weergegeven in een bevolkingsdiagram. Dat is een weergave van de verdeling van de bevolking naar geslacht en leeftijd in leeftijdsklassen of cohorten van 5 jaar. Er zijn qua vorm drie soorten bevolkingsdiagrammen te onderscheiden, zie GB53 202H. Piramidevorm (GB53 202H2): elke leeftijdsgroep is kleiner dan de voorafgaan de bevolkingsgroep. Er is sprake van een jonge, toenemende bevolking. Vooral de bevolkingsdiagrammen van ontwikkelingslanden hebben deze vorm. Urnvorm (GB53 202H3): het bevolkingsdiagram heeft steeds kleinere cohorten bij de jongere leeftijdsgroepen. Er is sprake van een afnemende bevolking. Vooral in de WestEuropese landen komt dit diagram veel voor. Granaatvorm (GB53 202H1): het bevolkingsdiagram laat een slechts zeer geleidelijke afname van jong naar oud zien; Er is sprake van een gelijkblijvend bevolkingsaantal. We spreken dan ook wel van een ‘stationaire bevolking’. Uit de verschillende vormen van de bevolkingsdiagrammen kun je opmaken dat de natuurlijke bevolkingsgroei door de tijd verandert. Het Nederlandse bevolkingsdiagram had vroeger bijvoor beeld een piramidevorm en is pas na de Tweede Wereldoorlog via een urnvorm in een granaatvorm veranderd. De bevolking van een gebied maakt dus een bepaalde ontwikkeling door. De volgende drie factoren zijn van invloed op de veranderingen in de leeftijdsopbouw.
4
A
B
C
Sociaal-culturele factoren: veranderingen in de samenleving kunnen ertoe leiden dat het aantal geboorten afneemt. Afname van de invloed van de kerk, minder sociale controle en op latere leeftijd kinderen krijgen hebben een beperkende invloed gehad op het aantal geboorten. Niet alleen het geboortecijfer, maar ook het sterftecijfer is verlaagd door een sterk verbeterde medische zorg, een verbeterde hygiëne en een betere uitgebalanceerde voeding. Economische factoren: waren kinderen vroeger een economische noodzaak, de laatste dertig jaar is het krijgen van kinderen steeds meer een economische last geworden. Tegenwoordig krijgen mensen kinderen omdat ze dat graag willen en niet meer omdat het moet om het hoofd boven water te houden. Anticonceptie maakt de keuze voor wel of geen kinderen mogelijk. De gezinnen zijn dan ook steeds kleiner geworden. Gezinnen met een of twee kinderen komen nu het meeste voor. Politieke factoren: de politiek kan de geboorten op een bepaalde manier beïnvloeden, in ontwikkelingslanden proberen overheden bijvoorbeeld de explosieve bevolkingsgroei af te remmen door campagne te voeren voor geboortebeperking.
In een bevolkingsdiagram vormende personen van 0 tot 19 jaar en die van 65 jaar en ouder het economisch niet-productieve deel van de bevolking. De verhouding tussen het economisch productieve deel en het economisch niet-productieve deel wordt de demografische druk genoemd. Over het algemeen komt het erop neer, dat het economisch productieve deel van de bevolking het economisch niet productieve deel van de bevolking moet onderhouden. Immers mensen die werken maken het mogelijk dat er voorzieningen zijn voor jongeren en ouderen, zoals onderwijs en bejaardenhuizen. Zijn er weinig werkende mensen ten opzichte van het aantal jongeren en ouderen dan betekent dat de druk op deze groep erg groot zal zijn om de voorzieningen op peil te houden. De demografische druk van een bevolking kan als volgt worden uitgerekend.
Wanneer de groep van 65 jaar en ouder stijgen, dan is er sprake van vergrijzing. Wanneer door vergrijzing het economisch niet-productieve deel van de bevolking groeit, wordt de leeftijdsgroep van 20 tot 65 jaar verhoudingsgewijs kleiner en stijgt de demografische druk. Ook kan de groep van 20 en jonger stijgen, dan is er spraken van vergroening.
De demografische druk is in een piramide- model of een urnmodel het grootst, omdat daar de niet-productieve bevolking veel groter is dan bij het granaatmodel.
5
De demografische transitie
e
1 wereldland voor ons Nederland
Pre-transitiefase Agrarische samenleving
transitiefase
Post-transitiefase
Urbanisatie Industrialisatie
3e wereldland
The world's population will grow to 9 billion over the next 50 years -- and only by raising the living standards of the poorest can we check population growth. This is the paradoxical answer that Hans Rosling unveils at TED@Cannes using colorful new data display technology (you'll see). Een leuke passende film: http://www.youtube.com/watch?v=fTznEIZRkLg
6
Samenvatting 3.1 Tsjechië en Egypte vergeleken Tsjechië en Egypte vergeleken Welke economische, demografische en sociaal-culturele indicatoren kun je goed gebruiken wanneer je landen met elkaar wilt vergelijken? Wat zijn de eigenschappen van die indicatoren en waarom moet je voorzichtig zijn met het toepassen ervan?
Criteria nodig om welvaart van landen te vergelijken Vier geografische hoofdkenmerken
Economische criteria BNP en inkomen per hoofd, werkgelegenheid Cijfers soms moeilijk te vergelijken
Meest gebruikt is BNP, ‘alles wat is verdiend in een jaar’
Toont niet altijd de welvaart
Gebruik BNP heeft nadelen
Tussen landen
Etiket en meetlint ►Er bestaan grote welvaartsverschillen tussen én binnen de landen in de wereld. Nauwkeurig vergelijken is lastig: daarvoor is een getalsmatig criterium nodig (bijv. BNP). Dat moet relatief gemaakt worden door het te koppelen aan bijvoorbeeld inwoneraantal. ►Voor een geografisch beeld van een gebied moet je letten op de volgende hoofdkenmerken: – economisch = verdienen en besteden geld van geld aan goederen – demografisch = bevolkingsgegevens – sociaal-cultureel = cultuur van groepen mensen – politiek = bezit en verdeling van de macht Economische kenmerken en criteria ►Drie kenmerken van de economie van een gebied zijn de productie (het BNP per hoofd), de verdiensten (inkomen per hoofd) en de werkgelegenheid (percentage beroepsbevolking werkzaam in welke sector). ●Het probleem is dat indicatoren soms moeilijk te vergelijken zijn, en ●de cijfers vaak niet erg betrouwbaar. Zo zijn er in ontwikkelingslanden vaak weinig gegevens en de waarnemingen slecht of politiek gekleurd. ►Het meest gebruikte kenmerk voor ontwikkeling is het nationaal inkomen. ■De berekening daarvan kan op drie manieren: 1) optellen van alle verdiende inkomens, 2) Alle toegevoegde waarden optellen of 3) alle bestedingen optellen. ►Het Bruto Nationaal Product (BNP) geeft de waarde aan van de totale productie van economische goederen in een land. ■Het betekent ook dat geld dat wordt verdiend met herstellen van schade (bijv. door een aardbeving) bijdraagt aan het BNP. Het geeft dus niet altijd de toename van de welvaart aan. ►Het gebruik van BNP per inwoner als criterium heeft nadelen, met name in ontwikkelingslanden. Soms heeft een land grote mate van zelfvoorziening (dat wordt niet meegeteld), een goede registratie van de cijfers ontbreekt vaak en wisselkoersen kunnen sterk afwijken van de werkelijke waarde van een valuta. ■Het BNP/hoofd is altijd een gemiddelde. Regionale verschillen vallen weg en het BNP maakt niet duidelijk hoe de verdeling of spreiding over groepen is. Soms is er een kleine rijke elite en een grote arme massa. Indicatoren op nationale schaal verhullen dus de ruimtelijke en sociale verschillen binnen een land ●Ook de verschillen in koopkracht maken het lastig om landen te vergelijken. Koopkracht geeft aan hoeveel een standaardmandje goederen & diensten kost. Dat is gebaseerd op een index: een omschreven aantal goederen en diensten voor een gemiddeld huishouden. ■Zo wordt wel eens de Hamburgerindex gebruikt: (wat kost iets bij Mc Donalds?).
7
bestaat ook verschil in koopkracht
Alternatief voor BNP is Human Development Index
Drie (werk)sectoren, omvang als indicator voor ontwikkeling Primaire sector het grootst? minst ontwikkeld land Omvang tertiaire sector soms misleidend
Bevolkingsspreiding geen goede indicator Beter is bevolkingsgroei, uitgedrukt in geboorte- en (kinder) sterftecijfer
Drie modellen geven leeftijdsopbouw aan: piramide, granaat en ui Demografische druk: verhouding tussen productieven en niet-productieven Taal en religie geen goede indicatoren
Het is een (niet erg betrouwbare) weergave van welvaart en loonshoogte. ●Vanwege alle kritiek op het BNP als maatstaf zijn er andere criteria ontwikkeld, zoals de Human Development Index (van de VN) gebaseerd op het inkomen, de leeftijdverwachting en de geschooldheid. ►Er worden drie sectoren in bestaansmiddelen onderscheiden: de primaire, secundaire en tertiaire sector. ●De omvang van elke sector wordt uitgedrukt in percentage van de beroepsbevolking (alle personen van 15-65 jaar die tenminste 12 uur per week betaalde arbeid verrichten). In ontwikkelingslanden kijkt men vaak alleen naar de leeftijdsopbouw voor een indruk van de beroepsbevolking. ●In het algemeen kan worden gesteld dat hoe hoger het percentage van de beroepsbevolking dat in de landbouw werkt is, hoe lager het BNP per inwoner in een land is. De tertiaire sector is misleidend als maatstaf. In westerse landen is die kenmerkend voor ontwikkeling, maar in arme landen is de traditionele tertiaire sector erg groot, daar werken onevenredig veel mensen in overheidsdienst en is ook de informele sector groot. Demografische kenmerken en criteria ►De spreiding van de bevolking over een land en de bevolkingsdichtheid, zijn geen geschikte indicatoren om landen te vergelijken. Het dichtheidscijfer is altijd een gemiddelde. ●De bevolkingsspreiding vertelt hoe de bevolking werkelijk over de ruimte is verdeeld. ●Het demografische begrip ‘bevolkingsgroei’ is een beter vergelijkings-instrument. De totale groei bestaat uit de natuurlijke groei (geboorte min sterfte) en de sociale groei door migratie (vestiging min vertrek). Het geboortecijfer is een goed cijfer om landen te vergelijken, evenals kinder- en zuigelingensterfte. ●De ‘leeftijdsopbouw’ verwijst naar de samenstelling van de bevolking naar leeftijd en geslacht. Er zijn drie modellen die de samenstelling weergeven: 1 piramide-vorm: een hoog geboorte- en sterftecijfer. Er zijn veel jonge mensen, dat geeft een hoge groene druk 2 granaat-vorm: de bevolkingsgroei staat stil 3 ui-vorm: laag geboortecijfer, groot aandeel ouderen. Dat geeft een hoge grijze druk ●De demografische druk geeft de verhouding tussen productieven en nietproductieven aan. Die worden weergegeven in leeftijdsgroepen (productief is de groep tussen 20-64 jaar). Sociaal-culturele kenmerken ►De belangrijkste cultuurkenmerken van een land zijn de taal en de godsdienst of religie. Het zijn geen goede indicatoren om landen te vergelijken, maar ze hebben wel grote invloed op het bestaan en de inrichting van de ruimte. ►Het percentage mensen dat analfabeet is in een land is moeilijk vast te stellen; de schattingen zijn vaak niet betrouwbaar. De mate van geletterdheid is wel een voorwaarde voor ontwikkeling van een land. Dit criterium is daarom wel deel van de Human Development Index.
alfabetisme is voorwaarde voor ontwikkeling
8
Inleidende PowerPoint hoofdstuk 3.3
Globalisering Dia 1
___________________________________
Tijdsindeling van het vak geschiedenis
___________________________________
Over het algemeen houdt men bij bovenstaande terreinen van geschiedwetenschap de volgende globale indeling van tijdsperioden aan: • • • • • •
De prehistorie: vóór 2000 voor Chr. De oude geschiedenis: 2000 voor Chr. - 590 na Chr. De middeleeuwen: 590 - 1500 De nieuwe of vroegmoderne geschiedenis : 1500 - 1800 De nieuwste of moderne geschiedenis: 1800 - 1945 De eigentijdse geschiedenis: 1945-heden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis ,geraadpleegd 2 november 2010
Dia 2
___________________________________
___________________________________
Tijdsindeling van het vak aardrijkskunde
___________________________________
• Een tijdsindeling zorgt altijd voor een discussie, omdat ergens een grens word getrokken. • Een tijdsindeling is een hulpmiddel om geografische (aardrijkskunde) precessen zichtbaar te maken. • Wij koppelen de tijdsindeling aan de technologische ontwikkelingen, waardoor de wereld steeds kleiner word door de afnemende relatieve afstanden
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Dia 3
___________________________________
De krimpende wereld, Clip 8
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
• De relatieve afstand wordt steeds kleiner.
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
9
Dia 4
Indeling voor het vak geschiedenis
• De nieuwe of vroegmoderne geschiedenis : 1500 - 1800
___________________________________ ___________________________________
• De nieuwste of moderne geschiedenis: 1800 - 1945
___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
• De eigentijdse geschiedenis: 1945heden
___________________________________
Dia 5
Indeling, zoals wij het in de aardrijkskunde • Handelskolonialisme: 1500 - 1850
lessen gaan gebruiken.
• Exploitatiekolonialisme: 1850 - 1950
Het jaartal 1989 verwijst naar de val van de muur.
• Overzichtelijke Wereld: 1950- 1989 (2000) • Onoverzichtelijke Wereld: 1989(2000) - heden
10
Wat zijn ontwikkelingslanden? Op aarde valt de geweldige tegenstelling op tussen enerzijds gebieden met een grote welvaart en anderzijds gebieden waar de levensomstandigheden bedroevend laag is, waar de bevolking gebukt gaat onder schrijnende armoede en ellendige omstandigheden. (Noord-Zuid tegenstelling) Het is moeilijk een definitie te geven van het ontwikkelingsland of de ontwikkelingslanden, omdat ertussen de ontwikkelingslanden onderling vaak grote verschillen bestaan. Vaak worden deze landen ook met verschillende termen aangeduid, zoals: het zuiden, de arme landen, de derde wereld, onderontwikkelde- of ontwikkelingslanden. In hoofdstuk 1 van handboek wereld gaan we dieper in op de verschillende benamingen. Maar duidelijk is:
Ontwikkelingslanden zijn zo verschillend dat het onzinnig is ze als één groep te beschouwen
Kenmerken van de ontwikkelingslanden I Een zwakke economische structuur welke blijkt uit een gefragmenteerde modernisering: a een laag bruto nationaal product b opbouw van de beroepsbevolking c samenstelling van het import en exportpakket II Een geringe welvaart, of beter; de uitgesproken armoede a zowel open als verborgen werkloosheid b geringe arbeidsproductiviteit in alle sectoren c Gebrekkige hygiëne en een slechte huisvestiging d vele ziekten e hoge kindersterfte f lage gemiddelde levensverwachting g het grote percentage analfabeten III De explosieve bevolkingsgroei Veroorzaakt door een drastische daling van het sterfte cijfer en het hoog blijven van het geboorte cijfer. IV Politieke structuur In het politiek vlak valt de aanwezigheid van vele autoritaire regimes op of de jonge nog niet ontwikkelde democratie. V De gebrekkige benutting en inrichting van het woongebied. Dit blijk o.a. uit: a. inefficiënte productie van de landbouw. b. gebrekkige verkeersontsluiting (infrastructuur). c. grote steden Ontwikkelingslanden zijn: .......landen die gekenmerkt worden door een zwakke economische structuur en ernstige armoede onder brede lagen van de (snel groeiende) bevolking, welke armoede men in toenemende mate bewust ervaart. (Prof. Kleinpenning).
11
Atlasoefening; de indicatoren ontwikkelingslanden Opgave 1 Zoek van de onderstaande kenmerken de atlaskaarten en de desbetreffende statistiek. I Een zwakke economische structuur welke blijkt uit een gefragmenteerde modernisering: a een laag bruto binnenlands product Antw: kaart 211A en statistiek 236 b1 landbouw in BBP b2 werken in de landbouw c samenstelling van het import en exportpakket/eenzijdige uitvoer naar product II Een geringe welvaart, of beter; de uitgesproken armoede e hoge kindersterfte, zie zuigelingen sterfte f lage gemiddelde levensverwachting g het grote percentage analfabeten III De explosieve bevolkingsgroei a bevolkingsgroei verdubbelingstijd b geboorteoverschot IV Politieke structuur a doelmatigheid overheid en bestuur b persvrijheid Opgave 2 Maak een vergelijking in de mate van ontwikkeling tussen een aantal landen. Maak daarvoor de volgende vragen a. Vul de onderstaande tabel in m.b.v. de statistiek. b. Zet de landen in de volgorde van minder ontwikkeld naar ontwikkelde landen op de onderstaande as. BBP/inw % landbouw in de Analfabetisme GeboorteLevensberoepsbevolking overschot verwachting Nederland Kenia Brazilië Singapore India
|--------------------------------------------------------------------------------------------------------------| Ontwikkelingslanden Ontwikkelde MOL NIC geïndustrialiseerde landen
12
Chinese bedrijven grazen Europa af Volkskrant, 28 december 2009.
13
14
Opdrachten bij het artikel: “Chinese bedrijven grazen Europa af”. Hoofdvraag: waarom grazen de Chinese bedrijven Europa af? Opdracht 1 Ford is een multinationale onderneming uit de VS. a) Wat is een Multinationale onderneming (MNO)? b) Welke automerken behoren recent bij Ford waaruit het multinationale karakter blijkt van de onderneming? c) Waarom kopen de Chinezen Volvo van Ford? Ford heeft al onderdelen verkocht aan een ander bedrijf uit een ander land. d) Welk bedrijf is dit? En uit welk land is dit bedrijf afkomstig? e) Dit bedrijf heeft ook eigendommen in Nederland. Welk bedrijf is dit? (algemene kennis, geen kennis uit het boek) Opdracht 2 a) Geef drie argumenten waarom de chinezen bedrijven Europese merken en fabrieken kopen. b) Wat betekent knowhow? China koopt graag failliete boedels op, om de productielijnen te verhuizen naar China. c) Welk begrip past bij de bovenstaande zin.
Atlasopdrachten die aansluiten bij het artikel Opdracht 3 Niet alleen bedrijven doen aan R&D. Ook andere instituten zorgen voor technologische ontwikkeling. a) Zoek een kaartblad in de atlas over technologische ontwikkeling op mondialeschaalniveau. Geeft het nummer van het kaartblad. b) Wat is het spreidingspatroon van de belangrijkste centra? c) Geef een verklaring voor dit patroon? Opdracht 4 Gebruik de Atlas. Zoek zelf een kaart die bij de vragen past. Nederland heeft een kleine auto-industrie, die zich richt op de assemblage van enkele modellen. a) Hoe heet dit bedrijf? b) Wat zijn de kenmerken van assemblage bedrijven? Dit bedrijf heeft veel leveranciers. De meeste leveranciers tonen een bepaald spreidingspatroon. c) Geef een verklaring van dit spreidingspatroon. Opdracht 5 Bekijk GB53 215A, de externe gerichtheid van de economie. De externe gerichtheid van de Nederlandse economie is groter dan de VS. Bedenk een mogelijke oorzaak voor dit verschil.
15
De rol van de staat bij globalisering De koloniën hadden door de internationale taakverdeling een bepaalde opbouw van de beroepsbevolking. a. Wat betekent internationale taakverdeling? De beroepsbevolking kan je in drie sectoren indelen. b. Geef de namen van de drie sectoren. c. Welke sector is het grootste in een kolonie? d. Zoek de grafieken over de (ontwikkeling) samenstelling beroepsbevolking. Welke landen behoren rond 1960 echte ontwikkelingslanden? De koloniën werden zelfstandige staten rond 1950. Veel van deze staten waren gericht op de landbouw en wilden zich ook industriële sector ontwikkelen. e. GB53 212F. Welk land laat sinds 1960 een duidelijke groei van het aantal mensen dat werkzaam is in de industrie? f. Dit land behoord tot een groep landen die zich snel economische konden ontwikkelen. Hoe heet deze groeplanden? Geef het begrip. Deze groep landen konden zich ontwikkelen door het inrichten van vrijhandelzones. g. Geef een omschrijving van een vrijhandelzone h. Hoe scoort het land van deelvraag e op de globalisatie-index? i. Idem maar dan voor failed states index? De landen die zich snel kunnen ontwikkelen hanteren het model van de exportgeoriënteerde industrialisatie. Lees blz. 25 van het leerkatern wereld. Ontwikkelingslanden probeerden nadat zij zelfstandig werden een economie op te bouwen d.m.v. importvervangende industrialisatie. Dit bleek niet het gewenste effect te hebben. Vanaf de jaren ‘80, maar vooraf vanaf de jaren ’90 kwam gingen veel landen over op het model van de exportgeoriënteerde industrialisatie. j. Lees blz. 24&25 van het leerkatern Wereld over importvervangende industrialisatie. Wat zijn de nadelen van dit model? Bekijk het GB53208E, opkomende markten en lees meer over de G20 op http://nl.wikipedia.org/wiki/G20 (geraadpleegd november 2010) k. De G7 bestaat niet meer. De G7 uitgebreid naar de G20. Welke opmerkelijke verschuiving is zichtbaar tussen de landen van de G7 en de G20 l. Verklaar deze verschuiving.
16
Even India bellen...
Even India bellen... maandag 12 november 2001 20:35 Ned 3 donderdag 15 november 2001 14:20 Ned 3 (Herhaling) Steeds meer kantoorwerk wordt vanuit Amerika en Engeland overgeplaatst naar India. Wie zijn hypotheekaflossing mist wordt telefonisch op de vingers getikt door een jonge Indiase man of vrouw vanuit een van de vele gloednieuwe 'call centers' die momenteel in en om Delhi verrijzen. Call centers zijn een hype in India. Bijna elke dag wordt er één opgericht om van daaruit de klanten in de Verenigde Staten en Engeland te woord te staan. In India doen ze het beter, goedkoper en sneller dan hun collega's in het westen. DNW filmde de medewerkers van de incasso-afdeling van ExlService, die na een training van 8 weken rijp zijn om de Amerikanen te woord te staan. Tien uur lang horen ze de smoezen aan van rijen Amerikaanse klanten, die er die maand niet in geslaagd zijn hun lening af te lossen. Er rest hun maar één taak: de klant tot betaling dwingen. Het enthousiasme waarmee de Indiërs zich van hun taak kwijten, vol vertrouwen in een zonnige toekomst staat in schril contrast met de verwarring aan de andere kant van de telefoon. Aan de onderkant van de Amerikaanse samenleving heeft, zeker na 11 september, het idee dat de VS de machtigste natie ter wereld is plaatsgemaakt voor onzekerheid en angst voor een ongewisse toekomst. Het beeld van deze samenleving heeft bijstelling nodig want het economisch superieure Amerika begint zijn glans te verliezen. Bron: http://www.vpro.nl/programma/dnw/afleveringen/4217316/ , geraadpleegd nov 2007.
17
Voorbeeld Schoolexamen Wereld indelen & gebundelde lesbrieven Havo Opdracht 1. Langs de meetlat. Landen kunnen met elkaar vergeleken worden met indicatoren. Toch is het soms lastig om landen met elkaar te vergelijken. a. Waarom zijn indicatoren van ontwikkelingslanden niet altijd betrouwbaar? Voor het meten van welvaart van een land kan zowel het nationaal inkomen/inw. , als naar de koopkracht/inw. b. Bedenk een argument worden waarom je beter naar de koopkracht per inwoner kan kijken dan naar het nationaal inkomen per inwoner als het gaat om de welvaart van de bevolking. Gebruik de atlas Indicatoren geven de situatie op nationale schaal weer. c. Geef exact het BBP/inw. van India. Gebruik de kaart extreme armoede op mondiale schaal d. Welk deel van de Indiase bevolking leeft van minder dan 1 dollar per dag. Deelvraag c & d laten een verschillend beeld zien. e. Leg uit dat de extreme armoede niet tot uitdrukking komt in het BBP/inw. Welke conclusie kan je trekken over de inkomensongelijkheid van India.
Opdracht 2. Type economie. Bekijk GB53 212D a. Welke type economie heeft Nederland? b. Wat is het voordeel van een gemende economie t.o.v. een grondstoffen economie? Groot-Brittannië heeft een diensten economie c. Welke vormen van dienstverlening heeft Groot-Brittannië? Waar zijn de meeste dienstverlenende bedrijven gevestigd?
Opdracht 3. Bestaansmiddelen. a. Welke verandering in de beroepsbevolking maken landen door wanneer de welvaart groeit? Veel landen worden gekenmerkt door een grote groei van het BBP. Dit is het gevolg van een overheid die voorwaarden schept voor exportgeoriënteerde industrialisatie. b. Geef de betekenis van onderstreepte begrip. Deze landen worden de NIC’s genoemd. c. Welke kenmerken hebben de NIC’s waardoor buitenlandse MNO’s er graag vestigen.
18
Opgave 4. Wereldwijde handelsverkeer. Gebruik GB53 214A. Het handelsverkeer speelt zich voornamelijk af tussen Zuidoost-Azië, Noord-Amerika en West-Europa. a. Geef passende begrip bij bovenstaande omschrijving. Nieuwe ontwikkelingen beginnen ook in bovenstaande regio’s en verspreiden zich langzaam over de wereld. b. Geef het passende begrip van de onderstreepte zin. c. Toon aan met een kaart uit de atlas dat de meeste technologische vernieuwingen plaats vinden in Noord-Amerika, West-Europa en Japan.
Opgave 5. Bevolkingsdiagrammen. GB53 202H a. Schrijf de landen van de bevolkingsdiagrammen op je antwoorden blad. b. Geef per land het de naam van bijbehorende bevolkingsdiagram. c. Geef per land aan in welke fase van het transitiemodel het land zich bevind.
Opgave 6 Examenvraag 2011 tijdvak 2.
19
20
21
22