STUDIEPERSPECTIEF? Kies slim! Onderzoek naar de wijze waarop jongeren in het voortgezet onderwijs een vervolgopleiding kiezen.
Created by:
Powered by:
Samenvatting De jeugdwerkloosheid is hoog, jongeren worden steeds vroeger gevraagd om een keuze voor een profiel te kiezen én er blijken tal van studies te worden aangeboden die feitelijk geen perspectief op werk bieden. Reden genoeg om jongeren beter te gaan ondersteunen bij het maken van hun studiekeuze. Goede voorlichting over de arbeidsmarkt geeft jongeren meer inzicht om op latere leeftijd werkloosheid te voorkomen. In oktober 2013 hebben CNV Jongeren (de jongerenvakbond van Nederland) en Stimulansz (innovatieve dienstverlener op de terreinen van werk en inkomen, welzijn en gezondheid) onderzoek gedaan naar de manier waarop jongeren een studiekeuze maken. Het onderzoek geeft inzicht in; ‘wie zijn de belangrijkste beïnvloeders, wat zijn de belangrijkste informatiekanalen, hoe worden zij nu begeleidt en hoe belangrijk vinden jongeren de kans op werk?’. In dit rapport worden de belangrijkste uitkomsten en aanbevelingen beschreven van een kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder 367 leerlingen die in hun (voor)laatste jaar van de middelbare school zitten van vmbo-tl, havo, vwo, gymnasium. Daarnaast zijn de resultaten uit kwalitatief onderzoek opgenomen, een rondetafelgesprek met leerlingen. Dit rapport is bedoeld voor zowel professionals die dagelijks met jongeren werken (mentoren/decanen) als beslissers in de ondewijssector (van kenniscentra tot de minister van onderwijs). Dit onderzoek toont aan dat er nog stevig aan de weg getimmerd moet worden om jongeren een beter afgewogen studiekeuze te kunnen laten maken. Het is hierbij geen kwestie van willen maar van kunnen. Jongeren laten wel degelijk de arbeidsmarkt meespelen bij hun keuze voor een studie blijkt uit ons onderzoek. Dit is overigens niet nieuws, ook uit rapport ‘Studiekeuze: Kies Slim!’ blijkt dat 91% van de jeugd het belangrijk vindt dat zij straks na de opleiding ook een baan hebben. Het probleem is – zo toont ons onderzoek aan- dat de informatie hierover hen niet of nauwelijks bereikt. 40% van de jongeren geeft aan onvoldoende informatie te hebben ontvangen om een studiekeuze te maken. Daarnaast geven de meeste scholieren aan op dit moment voornamelijk te kiezen voor een studie die ze leuk vinden (81%). Van deze groep maakt 13 % zich desondanks serieus zorgen over de kans op werk. Onder jongeren die een MBO-opleiding gaan volgen is de twijfel het grootst: 20% van hen twijfelt over de kans op een baan. Over de wijze waarop leerlingen geïnformeerd willen worden geeft 63% aan het liefst tijdens de les geïnformeerd te willen worden. Andere informatie verkrijgen ze graag via websites (47%). Om leerlingen, docenten en ouders meer inzicht te bieden in de kans op een baan die een opleiding biedt, lanceren CNV Jongeren en Stimulansz de website www.studieperspectief. nl: een uniek instrument voor de studiekeuze van scholieren die opleiding koppelt aan de arbeidsmarktgegevens van UWV. De website is gratis toegankelijk en maakt hiervoor gebruik van open overheidsdata. Op deze manier hopen we een structurele bijdrage te leveren aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid.
1. Het onderzoek In oktober 2013 hebben CNV Jongeren en Stimulansz onderzoek gedaan naar de manier waarop jongeren een studiekeuze maken. De jeugdwerkloosheid is hoog, jongeren worden steeds vroeger gevraagd voor een sector te kiezen én er zijn duidelijke krimp- en groeisectoren. Reden genoeg om jongeren beter te ondersteunen in het maken van hun studiekeuze. Een jongere moet niet alleen kiezen voor een opleiding die leuk is, maar ook voor een opleiding die baanperspectief heeft! Om te achterhalen hoe jongeren een studiekeuze maken zijn er vragenlijsten verspreid onder de leerlingen uit het (voor)laatste van de Bredero Mavo en het Odulphuslyceum en is er een rondetafelgesprek met vertegenwoordigers van het Odulphuslyceum gevoerd. Het onderzoek is in de periode oktober – november 2013 uitgevoerd. Met het onderzoek wordt achterhaald hoe jongeren hun studiekeuze maken. Wie zijn de belangrijkste beïnvloeders, wat zijn de belangrijkste informatiekanalen, hoe worden zij nu begeleidt etc. De vragenlijst vindt u in de bijlage. Hieronder staan de resultaten van de twee deelonderzoeken. Het eerste deelonderzoek betrof het invullen van een vragenlijst door 367 leerlingen. Het tweede deelonderzoek betrof diepte interviews met leerlingen en de decaan van het Odolphus Lyceum (Tilburg Havo/ Vwo. Naar aanleiding van de belangrijkste conclusies uit de twee onderzoeksfases, worden er aanbevelingen gedaan. CNV Jongeren CNV Jongeren is de jongerenvakbond van de Nederland. Zij vindt het belangrijk dat jongeren een goede studiekeuze maken en straks meedoen in de maatschappij met een baan die bij hen past. Stimulansz Stimulansz ontwikkelt heldere publieksinformatie, instrumenten voor bedrijfsvoering en geeft adviezen op het gebied van sociale zekerheid, welzijn en gezondheid aan overheden en andere maatschappelijke organisaties.
1. Resultaten enquêtes 1.1. Algemene gegevens • Er zijn 367 vragenlijsten ingevuld door leerlingen in het laatste of een na laatste jaar op de middelbare school. •
Van de respondenten is 55% mannelijk en 45% vrouwelijk. 24% zit op vmbo-tl, 37% op de havo, 32 % op het vwo en 7% op het gymnasium.
•
De meeste jongeren zijn 16 jaar (35%) of 17 jaar (30%) oud.
•
277 leerlingen komen van het Odulphuslyceum (havo, vwo en gymnasium) en 90 jongeren zitten op de Bredero Mavo (vmbo tl).
geslacht
Tabel 1.1. Verhouding jongens en meisjes
jongen meisje
125
Tabel 1.2. Leeftijd van de leerlingen
100
Count
75
50
25
0 2,00
7,00
14,00
15,00
16,00
Leeftijd
17,00
18,00
19,00
Tabel 1.3 De verschillende niveaus van de leerlingen vmbo-bb Niveau
vmbo-tl havo atheneum gymnasium
Tabel 1.3.
1.2. Beslissen over een studiekeuze Aan de ondervraagden is de vraag gesteld of ze al weten welke opleiding zij gaan doen na de middelbare school. Hiervan geeft 49% aan dat ze twijfelt, 23% is hier al over uit en 28% heeft nog geen idee. Meisjes twijfelen iets meer dan jongens over wat zij willen doen na de opleiding. Leerlingen die al een studiekeuze hebben gemaakt. Van de 367 jongeren hebben 84 leerlingen al een studiekeuze gemaakt. Dit geldt voor ongeveer een kwart van de leerlingen van het VMBO en VWO en een vijfde van de leerlingen van de havo en het gymnasium. Van de leerlingen die al weten wat zij gaan studeren, gaat 81% een studie doen die zij leuk vindt. Slechts één persoon gaat de opleiding doen omdat zijn/haar vrienden het ook doen. Verder heeft 18% de keuze gebaseerd op de potentiële baankansen. Deze laatste overweging speelt vooral voor leerlingen van het vwo en slechts voor 2 van de 24 leerlingen van het vmbo. Van de leerlingen die al hebben gekozen, geeft 34% aan dat zij kiezen voor een brede studie waar je veel kanten mee op kunt en geeft 56% aan ‘altijd al geweten te hebben wat zij willen gaan doen’. Vooral de vmbo-ers (71%) geven aan ‘altijd al te weten wat ze willen doen’. Van de scholieren heeft 23% de keuze gemaakt na een bezoek aan een open dag. Echter geldt dit voor slechts 4% van de vmbo-ers, tegenover 22% van de havisten, 36% van de vwo-ers en 50% van de leerlingen van het gymnasium. Factoren die meetellen in het maken van een studiekeuze Voor vrijwel alle leerlingen is het niet belangrijk dat de school dicht bij huis is. Ook laten zij zich niet beïnvloeden door de keuze van hun vrienden. Slechts 2% vindt het belangrijk wat hun vrienden gaan doen. De meerderheid (63%) vindt het belangrijk dat de studie de baankansen vergroten. Opvallend is dat 81% aangeeft het belangrijk te vinden dat de studie leuk is. Een aantal leerlingen geven expliciet aan dat zij er later een goed loon mee willen verdienen, dat de studie interessant moet zijn en dat de studie in een leuke stad te volgen is. 400
Tabel 1.4. Belangrijkheid van een studie met baankansen
Count
300
200
100
0 ja
nee
v8.Zijnbaankansenbelangrijk
Wanneer de vraag expliciet wordt gesteld of ze het belangrijk vinden dat je met je studie een baan kunt vinden, antwoordt 91% positief. Scholieren van het vmbo (98%) vinden dit belangrijker dan de hogere niveaus (88%).
1.3. Zoeken naar informatie Jongeren vinden hun informatie over studies met name via het internet (74%). Daarnaast vindt 51% informatie via open dagen, laat 19% zich informeren door een studiekeuzetest en 9% krijgt informatie via een docent. Een aantal leerlingen geeft aan dat zij graag informatie inwinnen door te praten met mensen die de opleiding al doen, met de decaan, met vrienden of ouders of door het lezen van folders. Ten slotte zijn 7 van de in totaal 367 leerlingen nog niet met het maken van een studiekeuze bezig. Verder is opvallend is dat vmbo-ers (25%) minder naar open dagen gaan dan leerlingen van de havo (44%) en het vwo (72%). De vwo-leerlingen vragen minder informatie over hun studiekeuze aan hun docent (4%) dan vmbo-ers (16%). Hoe ouder de leerling is, des te groter de kans is dat hij een bezoek brengt aan een open dag en dat hij gebruik maakt van het internet. Van de jongeren geeft 40% aan nog niet over voldoende informatie te beschikken om een studiekeuze te kunnen maken. Des te jonger de leerling is, des te groter de kans is dat hij vindt dat hij niet voldoende informatie heeft ontvangen (52% van de 14 jarigen en 35% van de 17 jarigen). Leerlingen geven aan het liefst tijdens de les geïnformeerd te willen worden (63%) en informatie via websites te verkrijgen (47%). Met name vwo-ers willen dit (57%). Een derde van de leerlingen wil graag informatie via een boekje of via de decaan ontvangen. Slechts een 21% van de vmbo-leerlingen wil deze informatie via een boekje. Van de leerlingen vindt slechts 14% sociale media een goede informatiebron. Een enkeling is voorstander van een game. Hoe ouder de leerling, des te groter de kans is dat hij informatie wil ontvangen van de decaan. Ten slotte geven een aantal de suggestie dat zij graag informatie krijgen via een open dag of van jongeren die al aan het studeren zijn. 1.4. Wie denken er met de leerlingen mee? Jongeren bespreken hun studiekeuze vooral met hun ouders (89%). Daarnaast bespreekt 61% dit ook met hun vrienden, 20% met de decaan en 30% bespreekt hun keus met broers /zussen. Verder is er 6% van de leerlingen die dit met niemand bespreekt en de keuze alleen maakt. Een enkeling geeft aan het ook nog met andere familieleden te bespreken. Vmbo-ers betrekken hun ouders iets minder vaak dan de hogere niveaus (75% vmbo, 90% havo, 97 % vwo). Op het vwo stappen leerlingen vaker op de decaan af, dan op het vmbo (resp. 25% en 18%). De kans dat een leerling van het vmbo zijn studiekeuze met niemand bespreekt is groter dan van een havist (19% tegenover 4%). Hoe ouder de leerling wordt, des te groter de kans dat hij de studiekeuze bespreekt met zijn ouders, broers/zussen en/of decaan. Verder geeft 69% van de leerlingen aan de studiekeuze zelf te maken. De ouders hielpen bij 51% van de leerlingen. Van de vwo-ers geeft (56%) aan dat ze worden bijgestaan door hun ouders, ten opzichte van 43% van de vmbo-ers en 52% van de havisten. Daarnaast krijgt 10% ook hulp van vrienden, broers en zussen en bijna een even groot percentage krijgt hulp van de decaan (9%). Het zijn vooral de vmbo-ers en vwo-ers die steun vinden bij hun broers en/of zussen. De grote meerderheid (88%) geeft aan met hun ouders over de toekomst te praten. De meesten doen dit ook met hun vrienden (69%) en een derde met hun broers/zussen of met de docent (13%). Slechts 5% praat met niemand hierover en een enkeling geeft nog aan met andere familieleden over de toekomst te praten. Vwo-ers (15%) praten meer met een docent dan havisten en vmbo-ers (10% en 12%). Verder praten vmbo-ers het minst met hun ouders (73%). Hoe ouder de jongere wordt, des te groter de kans is dat hij met zijn ouders, broers en/of zussen praat. Van de leerlingen maakt 13% zich zorgen of hij na de studie wel een baan kan vinden, 40% doet dit soms en 48% maakt zich geen zorgen over zijn baangarantie in de toekomst. Vmboers maken zich meer zorgen dan leerlingen van de havo en het vwo (resp. 20%, 8%, 14%).
1.5. Conclusies resultaten vragenlijsten Leerlingen kiezen vooral voor een opleiding die ze leuk vinden (81%) en zeggen zich hierbij niet te laten beïnvloeden door wat hun vrienden (gaan) doen. Leerlingen die al een keuze hebben gemaakt De meeste jongeren die nu al studiekeuze hebben gemaakt, weten altijd al welke opleiding ze willen doen. Vmbo-ers en meisjes weten dit vaker dan de hogere niveaus cq jongens. Het lijkt of vmbo-ers niet meer om zich heen kijken, maar direct kiezen voor hetgeen wat ze altijd al wilden. Vwo-ers en havisten bezoeken toch nog open dagen en nemen hun baankansen mee om vast te stellen dat dit inderdaad de goede keuze is. Jongens vinden de baankansen belangrijker dan meisjes. Meisjes vinden een brede studie met veel mogelijkheden belangrijker dan jongens. Factoren die meetellen in het maken van een studiekeuze Dat de opleiding leuk moet zijn, blijft het belangrijkste motief, vervolgens is baankansen de belangrijkste reden die jongeren meenemen in het maken van een studiekeuze. De meesten jongeren die een studiekeuze moeten maken vinden de baankansen van een opleiding belangrijk. Hierbij vinden praktisch alle vmbo-ers de kans op een baan belangrijk. Van havisten en vwo-ers vindt 9 op de 10 dit belangrijk. Zoeken naar informatie Jongeren zoeken vooral informatie over hun studiekeuze via internet. Vervolgens zijn open dagen vooral populair onder leerlingen van het vwo, terwijl slechts een kwart van de vmboers hierheen gaan (en iets minder dan de helft van de havisten). Studiekeuzetests zijn de derde bron waar jongeren hun informatie vandaan halen. Meisjes staan hier meer voor open dan jongens. Voor de vmbo-ers speelt de docent ook een rol in de informatievoorziening (16%), voor vwo-ers speelt de decaan nauwelijks een rol. Jongeren ontvangen informatie over studiekeuze het liefste tijdens de les (63%) en bijna de helft wil dit via websites ontvangen. Jongeren lezen ook nog wel boekjes met informatie over opleidingen, maar heel populair is dit niet. Social media is geen bron waar veel jongeren informatie over een studiekeuze willen vinden. Wie denken er met de leerlingen mee? Vrijwel alle hoger opgeleiden betrekken hun ouders bij het maken van een studiekeuze, aanzienlijk minder vmbo-ers doen dit (driekwart). Zelfs een vijfde van de vmbo-ers staat helemaal alleen voor het maken van een studiekeuze. De vwo-er staat er zelden alleen voor. De helft van de ouders helpt ook bij de daadwerkelijke keuze, uiteindelijk maken de leerlingen over het algemeen zelf de keuze. Hoewel de meerderheid van de leerlingen de studiekeuze ook met vrienden bespreekt, ervaren zij maar weinig echte hulp van hen. Iets minder dan een kwart maakt de decaan deelgenoot van zijn keuzeproces. Dit doet een vwo-er vaker (25%) dan een vmbo-er (18%). Uit de enquêtes blijkt dat hoe ouder een leerling wordt, des te groter de kans dat hij over de studiekeuze spreekt met de naaste familie en vrienden. Daarnaast wil hij meer informatie ontvangen van de decaan en gaat hij meer naar open dagen. Dit is vrij logisch, omdat oudere leerlingen dichter tegen een vervolgstudie aanzitten dan de jongere leerlingen. Baankansen Meer dan de helft maakt zich soms of vaak zorgen over de baankansen die hij heeft na de opleiding. Van de leerlingen ziet 48% hier geen probleem in. Vmbo-ers maken zich ook meer zorgen over hun baankansen dan havisten en vwo-ers (resp. 20%, 8%, 14%).
2. Resultaten rondetafelgesprek 2.1. Algemene gegevens Het groepsgesprek bestond uit zes leerlingen en één decaan op het Odulphuslyceum in Tilburg. Van de leerlingen waren er drie havisten en drie vwo-ers. Drie van hen zijn laatstejaars en drie van hen zijn voorlaatste jaars. Het gesprek vond plaats op de school en duurde twee uur. 2.2. Gespreksonderwerpen Hieronder staat een overzicht van de gespreksonderwerpen. • Betrokkenheid ouders bij het maken van een studiekeuze • Betrokkenheid decaan bij het maken van een studiekeuze • Huidige en gewenste informatiebronnen voor het maken van een studiekeuze • Belangrijke voorwaarden voor het kiezen van een studie • Huidige kennis baankansen • Mogelijke informatiekanalen van baankansen • Informatie die de decaan geeft over baanmogelijkheden 2.3. Conclusie groepsgesprek Betrokkenheid ouders Ouders denken op veel manieren met hun kinderen mee. De jongeren geven wel aan dat zij uiteindelijk zelf de beslissing willen maken en dat zij het vervelend vinden als hun ouders hen vertellen of er wel of geen werk is in de opleiding die ze willen kiezen. Betrokkenheid decaan De decaan geeft aan dat er geen stappenplan is voor het maken van een studiekeuze. Dit laat hij aan de leerlingen over. Er zijn tools die worden aangeboden (website, digitale testen, informatiemailtjes, keuzegids, spreekuur) welke de leerlingen zelf kunnen raadplegen/ gebruiken. Informatiestroombehoefte rondom studiekeuze Opvallend is dat als je vraagt aan de jongeren waar zij nu hun informatie vandaan halen voor het maken van een studiekeuze, daarbij voornamelijk familie en internet worden genoemd. Wanneer de vraag wordt gesteld van wie zij graag informatie willen ontvangen, verschuiven ouders/familie naar beneden in de top drie en komt de decaan bij vijf van de zes jongeren in beeld. Ook wordt internet dan een bron die door allen wordt genoemd die stijgt in de top drie. Informatie over baankansen Wanneer het gaat om het verkrijgen van informatie over de baankansen, noemen de jongeren familie en ouders niet als bron. Hun input wordt blijkbaar wel gewaardeerd voor studiekeuze in het algemeen, maar niet specifiek voor de baankansen. De jongeren geven aan vooral via school (mentor, decaan, schoolsite, korte mail via school) en via internet (link via social media, een link op bestaande opleidingssites) op de hoogte gebracht te willen worden over hun baankansen die een vervolgopleiding biedt. Discrepantie belang baankansen / baankansen De jongeren geven aan dat het belangrijk is dat een opleiding leuk is, maar tevens vinden zij het belangrijk dat er straks werk in te krijgen. Salaris wordt ook genoemd als een belangrijke factor voor het maken van een studiekeuze. Jongeren houden zich nu niet echt bezig met de concrete baankansen. En áls ze er mee bezig zijn, dan weten ze niet zo goed hoe ze kunnen bepalen waar er werk is. Hier zit een discrepantie; baankansen vinden ze wel belangrijk, maar ze gaan niet naar informatie over baankansen op zoek of kunnen de gevonden informatie niet beoordelen. We trekken hieruit de conclusie dat wanneer jongeren weten waar ze informatie over baankansen vandaan kunnen halen, zij dit in voorkomende gevallen ook daadwerkelijk zullen meenemen in hun keuze.
3. Aanbevelingen Jongeren vinden baankansen een belangrijke voorwaarde voor het maken van een studiekeuze. Echter nemen zij deze baankansen nu nog niet mee in het studiekeuze proces. Het begrip ‘baankansen’ is voor veel jongeren nog een abstract begrip, ze vinden het belangrijk, maar weten niet hoe ze informatie over kansen op de arbeidsmarkt kunnen vinden en lezen. Hiervoor is het nodig dat jongeren geconfronteerd worden met informatie over baankansen. Ze geven aan zich hierop online niet te kunnen oriënteren. Dit bevestigt het feit dat er middelen moeten worden ontwikkeld die jongeren op een simpele manier leiden naar informatie over hun kansen op de arbeidsmarkt en die hen bewust maken van het feit waarom dit van belang is. Het bewust maken van de baankansen van opleidingen moet zich in eerste instantie richten op de jongeren zelf en niet op ouders of decanen. Jongeren willen de informatie over het maken een studiekeuze niet horen van de docent, maar willen de informatie wel graag ontvangen via de school. Decanen/mentoren zijn dus een belangrijk kanaal om in te zetten om informatie bij jongeren terecht te laten komen. Ook vinden ze het prettig om geïnformeerd te worden via internet. Een combinatie van deze beide zou goed passen bij de behoefte van de leerlingen. Een denkbaar idee hierbij is een online mentorles die de leerlingen tijdens mentoruren kunnen doorlopen. Tevens is het gebruik van social media aan te raden om jongeren bewust te laten worden van baankansen. Jongeren zien social media niet als een bron waarop zij graag informatie lezen over baankansen. Echter is het wel een medium die ingezet kan worden om hen het belang in te laten zien van een goede keuze met het oog op actief onderzoeksgedrag naar opleidingen en baankansen. Jongeren zouden het belang in moeten zien van open dagen. Op deze plek kunnen jongeren veel informatie vinden. Vwo-ers bezoeken deze al goed. Vmbo-ers een stuk minder. Om jongeren zo goed mogelijk te informeren is het ook belangrijk om hun ouders te voorzien van informatie over het maken van een studiekeuze. De meesten jongeren betrekken hun ouders bij het maken van een studiekeuze. Ondanks het feit dat ze uiteindelijk zelf de keuze maken.
BIJLAGE
EERST WAT VRAGEN OVER JEZELF 1. Hoe oud ben je? ……………… jaar
jongen/meisje
2. Welke niveau doe je? □ □ □ □ □ □ □
VMBO – BB VMBO – KB VMBO – GL VMBO – TL HAVO ATHENEUM GYMNASIUM
3. In welke klas zit je? □ □ □ □
3e 4e 5e 6e
klas klas klas klas
BESLISSEN OVER STUDIEKEUZE 4. Weet je al welke studie je gaat doen na de middelbare school? □ Ja ik ben er al helemaal uit > ga naar vraag 5 □ Ik twijfel nog > ga naar vraag 7 □ Nee > ga naar vraag 7 5. Zo ja, waarom heb je deze keuze gemaakt? □ □ □ □ □
Ik vind de studie leuk Mijn vrienden gaan ook deze studie doen Ik heb veel kansen op een baan met deze studie Het is een brede studie waarmee je veel kanten op kunt Anders, nl……………………………………………
6. Wanneer heb je de keuze gemaakt? □ □ □ □ □
Ik wist altijd al wat ik wilde gaan doen Na het bezoeken van een open dag Na een gesprek met school Na overleg met mijn ouders Anders, nl……………………………………………
7. Wat vind je belangrijk in een studie? □ □ □ □ □
Dat het op fietsafstand van mijn huis is Dat mijn vrienden er ook naar toe gaan Dat ik met deze studie veel baankansen heb Dat de studie leuk is Anders, nl……………………………………………
8. Vind jij het belangrijk dat je met je studie makkelijk een baan kunt vinden? □ Ja □ Nee
Zoeken naar informatie 9. Hoe vind jij informatie over verschillende studies? □ □ □ □ □
Ik zoek informatie op internet Ik bezoek open dagen Ik heb een studiekeuzetest gedaan Ik vraag het aan mijn docent Anders, nl……………………………………………
10. Vind je dat je genoeg informatie hebt ontvangen over verschillende studies? □ Ja, er was genoeg te vinden □ Nee, er was niet genoeg te vinden 11. Hoe wil jij geïnformeerd worden over verschillende studies? □ □ □ □ □ □ □
Tijdens lessen op school Door mijn decaan Via social media Via een website Via een game Via een boekje Anders, nl……………………………………………
WIE DENKT ER MET JE MEE? 12. Met wie bespreek je de keuze voor een studie? □ □ □ □ □ □
Met vrienden Met ouders Met broers/zussen Met docent/decaan Met niemand Anders, nl……………………………………………
13. Wie helpt je bij het maken van een studiekeuze? □ □ □ □ □ □
Ik maak deze keuze zelf Mijn vrienden Mijn ouders Mijn broers/zussen Mijn docent/decaan Anders, nl……………………………………………
14. Met wie praat je wel eens over de toekomst? □ □ □ □ □ □
Met een docent Met vrienden Met mijn ouders Met mijn broers/zussen Met niemand Anders, nl……………………………………………
15. Maak je je zorgen of je na je studie wel een baan kunt vinden? □ Ja □ Nee □ Soms
Tot zover de vragenlijst! Bedankt voor je medewerking