Studentenstatuut Stoas Hogeschool studiejaar 2011-2012 Stoas Hogeschool Churchillweg 68 6706 AD Wageningen tel. 088 - 0206700 versie 1.0, september 2011 Vastgesteld door: C v B van de Aeresgroep per 14 juni 2011
Studentenstatuut Stoas Hogeschool Inleiding .................................................................................................................................................................2 Begrippenlijst .........................................................................................................................................................2 Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN .............................................................................................................5 1.1 Vaststelling en wijziging van het studentenstatuut ......................................................................................5 1.2 De inhoud van het statuut ............................................................................................................................5 1.3 Openbaarmaking en evaluatie .....................................................................................................................5 Hoofdstuk 2 INFORMATIE ...................................................................................................................................6 2.1 Informatie aan aspirant studenten ...............................................................................................................6 2.2 Informatie aan studenten .............................................................................................................................6 2.3 Gegevens van de individuele student..........................................................................................................6 2.4 Mededelingen aan studenten ......................................................................................................................7 Hoofdstuk 3 INSCHRIJVING ................................................................................................................................8 3.1 Toelating ......................................................................................................................................................8 3.2 Procedure inschrijving..................................................................................................................................8 3.3 Rechten en plichten .....................................................................................................................................9 3.4 Sancties .....................................................................................................................................................10 3.5 Beëindiging inschrijving .............................................................................................................................10 Hoofdstuk 4 HET ONDERWIJS..........................................................................................................................11 4.1 Onderwijsvisie van Stoas Hogeschool.......................................................................................................11 4.2 Levensbeschouwelijke oriëntatie ...............................................................................................................11 4.3 Studeerbaarheid ........................................................................................................................................11 4.4 Kosten verbonden aan de opleiding ..........................................................................................................11 4.5 Propedeuse en studieadvies .....................................................................................................................12 4.6 Onderwijs- en examenregeling ..................................................................................................................12 Hoofdstuk 5 MEDEZEGGENSCHAP .................................................................................................................13 5.1 Organen .....................................................................................................................................................13 5.2 Faciliteiten voor organen............................................................................................................................13 5.3 Faciliteiten voor leden ................................................................................................................................13 Hoofdstuk 6 GEBRUIKSRECHTEN ...................................................................................................................14 6.1 Voorkoming inbreuk op intellectueel eigendom .........................................................................................14 Hoofdstuk 7 RECHTSBESCHERMING..............................................................................................................15 7.1 Klachten- en bezwaarregeling ...................................................................................................................15 7.2 Commissie van bezwaar............................................................................................................................15 7.3 College van beroep voor de examens .......................................................................................................15 7.4 College van beroep voor het hoger onderwijs ...........................................................................................16 Hoofdstuk 8 STUDENTENVOORZIENINGEN ...................................................................................................17 8.1 Studieloopbaanbegeleiding .......................................................................................................................17 8.2 Vertrouwenspersonen................................................................................................................................17 8.3 Studiefonds ................................................................................................................................................17 8.4 Verzekeringen ............................................................................................................................................17 Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN .......................................................................................................................18 9.1 Inwerkingtreding.........................................................................................................................................18 9.2 Onvoorziene gevallen ................................................................................................................................18 Bijlage: Overzicht van regelingen en reglementen van Stoas Hogeschool ........................................................19
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 1 van 19
versie 1.0, september 2011
Inleiding Dit studentenstatuut is opgesteld op grond van het in artikel 7.59 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) bepaalde. Dit statuut bevat de rechten en verplichtingen van de aan Stoas Hogeschool ingeschreven studenten. Door het vastleggen van de rechten en verplichtingen van studenten in een studentenstatuut verkrijgen studenten op eenvoudige wijze een volledig inzicht in hun rechtspositie. Naast het vastleggen van rechten en verplichtingen die betrekking hebben op het persoonlijk belang van de student bevat het statuut ook voorschriften die goed functioneren van de student in relatie met zijn omgeving op het oog hebben. Het studentenstatuut Stoas Hogeschool is van toepassing op alle studenten van de Bacheloropleiding. de Associate Degree opleidingen en de Master-opleiding leren en innoveren. Voor de studenten van de Internationale bacheloropleiding is een aparte Engelstalige versie beschikbaar. Daar waar 'hij' of ‘hem’ staat, kan ook 'zij' respectievelijk ‘haar’ gelezen worden.
Begrippenlijst Begrip AD opleiding anekdote aspirant-student assessor
assessment beoordeling beoordelingseenheid beroepssituatie bevoegd gezag bindend studieplan
Bologna Overeenkomst Centraal klachtenloket
certificaat
certificaat programma
Verklaring Associate Degree opleiding: een korte hbo-opleiding van 120 ECTS die niet opleidt tot Bachelor, maar tot AD; een beeldende omschrijving van de praktijksituatie van een bepaalde beroepssituatie; degene die overweegt zich in te schrijven voor een opleiding aan Stoas Hogeschool; degene die onder verantwoordelijkheid van Stoas Hogeschool, beoordeelt of een student (onderwijsvolgende) de competenties van een beroepssituatie op voldoende wijze beheerst; het onderzoek waarbij bepaald wordt of de student de competenties van een bepaalde beroepssituatie beheerst; een beoordeling kan uitgedrukt worden in een cijfer (schaal 1,0 t/m 10,0 afgerond op één decimaal) of een letter B/NB ; of V/O kleinste onderdeel van het studieprogramma waarvoor een beoordeling wordt gegeven; afgeronde verzameling van competenties weergegeven in het competentiebouwwerk het College van Bestuur van de Stichting Aeres; een geheel van door de studievoortgangvergadering te formuleren voorwaarden waaraan moet zijn voldaan alvorens de student aan bepaalde studieactiviteiten mag deelnemen; overeenkomst van de Europese Unie, waarin de landen die dit ondertekend hebben aangeven dat ze elkaars opleidingen erkennen. Plaats waar alle formele klachten/verzoeken van studenten en personeel dienen te worden ingediend. Het directiesecretariaat verzorgt deze functie. een studie-eenheid voor de deeltijdopleiding (oude stijl) met een omvang van 15 studiepunten. Het geheel van alle certificaten omvat 240 studiepunten; samenhangend geheel van leereenheden van de bachelor deeltijdopleiding (oude stijl) met een omvang van 15 studiepunten;
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 2 van 19
versie 1.0, september 2011
Begrip College van bestuur competentie
correspondentieadres CROHO
curriculum decaan
directie directiesecretariaat Dublin descriptoren ECTS
examen
extraneus
faseprogramma koppelingswet
leereenheid Master Leren en Innoveren (MLI) module modulegroep onderwijs- en examenregeling onderwijsvoorzieningen
Verklaring het bestuur van de Aeres-groep waaronder de Stoas Hogeschool resulteert. het vermogen van een persoon om bepaalde prestaties te leveren; handelingsbekwaamheden, die bestaan uit kennis, vaardigheids- en attitude aspecten, die nodig zijn om bepaalde taken te kunnen uitvoeren, problemen op te kunnen lossen en effectief te kunnen functioneren; het adres waarvan de student heeft aangegeven dat daarheen alle aan hem gerichte correspondentie van Stoas Hogeschool wordt gezonden; Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. De afdeling van DUOIB-groep die de officieel goedgekeurde opleidingen in Nederland registreert. het totaal overzicht van alle leereenheden die deel uitmaken van de opleiding; degene die belast is met de informatievoorziening en begeleiding rond studiefinanciering, huisvesting, andere (vervolg)opleidingen, arbeidsmarkt en beroepsmogelijkheden; de directie van Stoas Hogeschool Stafdienst welke het secretariaat voert voor de directie van Stoas Hogeschool. de gedragskenmerken waarmee de Bachelor en Masteropleidingen van de Bologna Overeenkomst gekarakteriseerd worden. European Credit Transfer System: Europees systeem voor studiepunten. Ingaande per 1 september 2003. Één studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast; het geheel van toetsen en/of assessments aan de hand waarvan bepaald wordt of een student aan de eisen van de opleiding heeft voldaan. is een student die is ingeschreven als onderwijsvolgende. Een extraneus mag wel tentamens en afsluitend examen afleggen, maar heeft geen recht op studiebegeleiding (WHW, art. 7.36); een samenhangend geheel van leereenheden van in totaal 60 studiepunten voor de voltijd opleiding (oude stijl); Wijzigingswet Vreemdelingenwet en enige andere wetten (koppeling aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland); geïntegreerd onderdeel van het curriculum, deze leidt tot een competentie; Opleiding op HBO-master niveau ter grootte van 60 ECTS curriculumonderdeel benoemd in de fase-/certificaatprogramma’s weergegeven in gehele studiepunten of een veelvoud hiervan onderwijseenheid die bestaat uit één of meerder modules die een zekere verwantschap met elkaar hebben. document waarin de regels met betrekking tot toekenning van studiepunten zijn opgenomen. Afgekort als OER; de middelen die de student ter beschikking staan om de leerdoelen te
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 3 van 19
versie 1.0, september 2011
Begrip opleider opleiding opleidingscommissie student
studentbespreking
studentzaken studiecontract
studiejaar studielink studieloopbaanbegeleider
studiepunten
studierichting studievoortgangvergadering toelatingsonderzoek
toetsgelegenheid
vertrouwenspersoon
WHW
Verklaring bereiken: materialen, apparatuur, onderwijsruimten en begeleiding; een medewerker aan Stoas Hogeschool die is betrokken bij ontwikkelen, verzorgen, begeleiden en evalueren van onderwijs; onderwijseenheid aan Stoas Hogeschool, die wordt afgesloten met een getuigschrift; commissie met als doel adviezen uit te brengen aan het College van Bestuur rond zaken genoemd in artikel 10.3C van de WHW. een persoon die is ingeschreven aan Stoas Hogeschool (voltijd of deeltijd) met als doel de bachelor- de master, dan wel de Associate Degree-opleiding te volgen en respectievelijk het getuigschrift Educatie en kennismanagement groene sector, de Master MLI, of AD Educatie en kennismanagement groene sector te behalen. Bijeenkomst van opleiders met als doel studieloopbaanbegeleiders te voorzien van informatie welke nodig is voor de studievoortgangsvergadering en de begeleiding van studenten. stafdienst welke verantwoordelijk is voor de bestuurlijke administratieve organisatie, waaronder inschrijven studenten, studentenstatuut; etc. document waarin vastgelegd is welke onderdelen van het curriculum door de student dienen te worden afgerond om in aanmerking te komen voor diplomering. de periode van 1 september van een bepaald jaar tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar (ook: cursusjaar); het landelijke systeem van de overheid voor aanmelding van studenten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. een medewerker van Stoas Hogeschool die belast is met de studieloopbaanbegeleiding van een specifieke groep studenten; Voor MLI-studenten mag hiervoor ‘studiecoach’ gelezen worden, de eenheid waarin de studieresultaten van studenten worden weergegeven. Een studiepunt is 1 ECTS en komt overeen met 28 studiebelastingsuren; de vakrichting die de student gekozen heeft; vergadering waarin de studievoortgang van de studenten wordt besproken bij aspirant studenten van 21 jaar en ouder, die niet aan de vooropleidingseisen voldoen, wordt een onderzoek afgenomen waarbij gekeken wordt naar de geschiktheid voor de opleiding en beheersing van de Nederlandse taal. Dit toelatingsonderzoek wordt gecombineerd met de intake van de aspirant studenten; evaluatiemoment waarbij de studievoortgang over een welomschreven leerstofgedeelte wordt gemeten; een toetsgelegenheid heeft een vastgesteld begin- en eindtijdstip; personeelslid van Stoas Hogeschool; die zich bezig houdt met individuele begeleiding van studenten met een persoonlijke problematiek, voor zover deze in relatie staat tot ongewenste intimiteiten en discriminatie e.d.; wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 4 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Vaststelling en wijziging van het studentenstatuut 1.1.1 Dit studentenstatuut, hierna te noemen statuut, is opgesteld op grond van het bepaalde in artikel 7.59 van de WHW. 1.1.2 Het statuut wordt jaarlijks vastgesteld door het College van Bestuur van de instelling, met inachtneming van het gestelde in het Medezeggenschapsreglement van Stoas Hogeschool. 1.1.3 De bepalingen van het statuut zijn slechts rechtsgeldig indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet. Wanneer deze regelingen worden gewijzigd, worden de betreffende bepalingen in het statuut geacht dienovereenkomstig te zijn gewijzigd. 1.1.4 Wanneer als gevolg van besluiten van het College van Bestuur onderdelen van het statuut niet langer in overeenstemming zijn met deze besluiten, wordt het statuut gewijzigd. 1.2 De inhoud van het statuut 1.2.1 De rechtspositie van studenten die zich aan Stoas Hogeschool hebben ingeschreven wordt in het statuut geregeld door een omschrijving van de rechten en plichten die gelden. 1.2.2 De rechten en plichten van de studenten vloeien voort uit: - de wet- en regelgeving die op hen van toepassing is, in het bijzonder de WHW; - de regelingen en reglementen van Stoas Hogeschool, inclusief dit statuut (zie bijlage voor een overzicht van deze regelingen en reglementen). 1.2.3 Naast de omschrijving van de in art. 1.2.2 bedoelde rechten en plichten bevat dit statuut beknopte informatie over de opzet van de opleiding, organisatie en uitvoering van het onderwijs, de onderwijsvoorzieningen en de studieloopbaanbegeleiding. 1.3 Openbaarmaking en evaluatie 1.3.1 Iedere student ontvangt bij de eerste inschrijving voor de opleiding van Stoas Hogeschool een gedrukt exemplaar van het studentenstatuut. 1.3.2 De tekst van het studentenstatuut is ter inzage geplaatst op het intranet van Stoas Hogeschool. 1.3.3 Wanneer het studentenstatuut wordt gewijzigd gedurende een studiejaar, wordt de student daarvan op de hoogte gebracht via een aankondiging op het intranet. 1.3.4 Studentzaken draagt zorg voor jaarlijkse evaluatie van het studentenstatuut. Na evaluatie vindt eventueel bijstelling plaats, waarna de procedure van vaststelling door het College van Bestuur, advisering door de opleidingscommissie en instemming van de MR wordt gevolgd zoals beschreven in artikel 1.1.2.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 5 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 2 INFORMATIE 2.1 Informatie aan aspirant studenten 2.1.1 Studentzaken van Stoas Hogeschool draagt er zorg voor dat, voorafgaande aan de inschrijving, aspirant studenten kunnen beschikken over alle gegevens die relevant zijn met betrekking tot de inschrijving aan de opleiding van Stoas Hogeschool. 2.1.2 Onder deze informatie zijn in ieder geval de volgende gegevens begrepen: a. de vooropleidingseisen en andere inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden; b. de globale opzet van het studieprogramma; c. de kosten die aan het volgen van de opleiding zijn verbonden; d. voorzieningen voor gehandicapten; e. eventuele faciliteiten voor niet-Nederlandstalige studenten. 2.2 Informatie aan studenten 2.2.1 Studentzaken van Stoas Hogeschool draagt er zorg voor dat studenten over alle gegevens kunnen beschikken die relevant zijn voor het volgen van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven. 2.3 Gegevens van de individuele student 2.3.1 Iedere student heeft het recht op inzage van de in de administratie van Stoas Hogeschool opgenomen gegevens die zijn persoon en / of studievoortgang betreffen. 2.3.2 Door inschrijving geeft de student toestemming tot het verzamelen, opslaan en corrigeren van zijn persoonsgegevens zijnde naam en adres, studievoortgang, alsmede noodzakelijke gegevens omtrent de ouderlijke macht of voogdij. Deze gegevens worden uitsluitend aan derden verstrekt voor zover Stoas Hogeschool daartoe wettelijk verplicht is (b.v. doorgeven studievoortgang aan de DUO-IB-Groep). 2.3.3 Door inschrijving geeft de student toestemming voor het intern publiceren van naam, foto, email en correspondentieadres op lijsten en / of het intranet. Dit tenzij de student hier beargumenteerd bezwaar tegen inbrengt. 2.3.4 Persoonlijke gegevens van de student, niet zijnde gegevens als bedoeld in 2.3.2, welke worden vastgelegd in notulen van studentbesprekingen of studievoortgangvergaderingen of in aantekeningen van individuele gesprekken, zijn uitsluitend bedoeld voor intern gebruik; deze informatie komt slechts ter kennis van direct betrokkenen. 2.3.5 In alle gevallen is het ter kennis brengen van persoonlijke gegevens als bedoeld in 2.3.3 en 2.3.4 dan wel het ter inzage ervan geven aan derden slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van de betrokken student.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 6 van 19
versie 1.0, september 2011
2.4 Mededelingen aan studenten 2.4.1 Studenten worden geacht kennis te nemen van de mededelingen omtrent roosters, tentamens/ examens en andere onderwijszaken die gedaan worden via de publicatiemiddelen en rondschrijvingen, waaronder het intranet en e-mail. 2.4.2. Wanneer Stoas Hogeschool per post mededelingen aan studenten stuurt, dan worden deze gericht aan het correspondentieadres. 2.4.3. Studenten dragen ten aller tijde zelf verantwoordelijkheid voor het actueel houden van zijn geregistreerde adressen in het studentenvolgsysteem. Indien adressen gewijzigd moeten worden dient de student dit zelf via Studielink te doen.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 7 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 3 INSCHRIJVING 3.1 Toelating 3.1.1 Degene die zich als student aan Stoas Hogeschool wil inschrijven, wordt in principe toegelaten wanneer is voldaan aan de wettelijke vooropleidingseisen. 3.1.2 De student is verplicht vóór aanvang van de studie een kopie van het diploma / getuigschrift, de bijbehorende cijferlijst van de vereiste vooropleiding en een geldig identiteitsbewijs1 in te leveren bij de administratie van Stoas Hogeschool. Studenten met een andere nationaliteit dan de Nederlandse dienen ook over een geldig verblijfsdocument te beschikken. Studenten die de opleiding in deeltijd volgen, dienen daarnaast ook een uitgebreid CV in te leveren. 3.1.3 Degene die niet voldoet aan de vooropleidingseisen, kan in sommige gevallen (zie WHW artikelen 7.25 en 7.29) worden toegelaten, wanneer inschatting van capaciteiten en persoonlijke eigenschappen van die aard is, dat er een redelijke kans is op het met succes doorlopen van de opleiding. In dat geval is er sprake van een toelatingsonderzoek. 3.1.4 Wanneer een student ondanks een tekortkoming in de vooropleidingseisen toch wordt toegelaten, kan hem een aanvullend studieplan worden opgelegd naast het reguliere onderwijsprogramma. Slaagt de student er niet in de afgesproken resultaten te behalen, dan kan de opleiding hem na het verstrijken van de afgesproken termijn van het aanvullend studieplan een bindend negatief studieadvies geven (WHW, art. 7.25, lid 4.) 3.1.5 Een student met een functiestoornis kan een beroep doen op inzet van extra middelen voor zover deze binnen de grenzen van redelijkheid vallen. 3.1.6 Toelating van studenten met een functiestoornis kan worden geweigerd, wanneer de handicap van die aard is, dat er geen reëel beroepsperspectief is en / of wanneer het niet mogelijk is de doelstellingen van het onderwijsprogramma met redelijke extra inzet van middelen te verwezenlijken. 3.1.7 Het besluit tot toelating wordt in alle gevallen genomen door de directie. 3.2 Procedure inschrijving 3.2.1 De aankomend student dient zich in te schrijven via het Stoas Hogeschool inschrijvingsformulier. Daarnaast dient de aankomend student zich digitaal aan te melden via Studielink. 3.2.2 De zittende studenten dienen zich ieder jaar op het aangegeven tijdstip opnieuw in te schrijven via studielink. Deze herinschrijving wordt gecombineerd met het machtigingsformulier voor de incasso van het collegegeld 3.2.3 De student ontvangt een bewijs van inschrijving nadat hij het verschuldigde collegegeld heeft voldaan, dan wel een machtiging tot afschrijving van deze gelden heeft ondertekend. 3.2.4
1
Paspoort of beide zijden van de Identiteitskaart
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 8 van 19
versie 1.0, september 2011
In verband met de uitvoering van de koppelingswet dient elke student een kopie in te leveren van zijn paspoort of een ander geldig verblijfsdocument, om daar mee aan te tonen dat hij rechtmatig in Nederland verblijft. 3.2.5 De student die in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven, betaalt voor elke maand van het resterende deel van het studiejaar een twaalfde deel van het collegegeld. 3.2.6 Indien de student die in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven voor dat studiejaar al lesgeld heeft betaald voor het voortgezet- of beroepsonderwijs, betaalt hij voor elke maand van het resterende deel van het studiejaar een twaalfde deel van het verschil tussen het collegegeld en het betaalde lesgeld. 3.3 Rechten en plichten 3.3.1 Rechten Inschrijving aan Stoas Hogeschool geeft de student de volgende rechten: a. deelname aan leereenheden van het curriculum volgens de bepalingen van de betreffende onderwijs- en examenregeling Stoas Hogeschool. Bij deze deelname is afsluiting door middel van tentamens, toetsen, opdrachten en assessments inbegrepen; b. toegang tot gebouwen binnen de vastgestelde openingstijden; c. gebruikmaking van bibliotheek, studentenwerkplekken, practicumruimten en apparatuur volgens afspraken, zoals die in de Infogids zijn vastgelegd of met de beheerders en / of docenten zijn gemaakt; d. studie(loopbaan)begeleiding als genoemd in hoofdstuk 8, artikel 1. 3.3.2 Gedragsafspraken De student gedraagt zich volgens de regels van Stoas Hogeschool. Deze hebben onder meer betrekking op: a. een open benadering van en respect hebben voor de grondslag van instellingen, scholen en bedrijven, leerlingen en medewerkers; waar tijdens het werkplekleren of in projecten wordt geleerd, b. een positieve houding t.o.v. zorg voor het milieu en de veiligheid; c. gebruik van terreinen en gebouwen van Stoas Hogeschool overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming; d. zorgvuldigheid in het gebruik van apparatuur en voorwerpen die eigendom zijn van Stoas Hogeschool of van derden; bij vermissing, vernieling of beschadiging daarvan wordt de daaruit voortvloeiende schade verhaald op de veroorzaker(s); e. niet-roken in de gebouwen, f. zorgvuldigheid in het gebruik van digitale communicatie- en ICT-hulpmiddelen. Het gebruik ervan mag niet aanstootgevend of belemmerend zijn voor medestudenten en derden. Meer informatie is beschikbaar in de Gedragscode internet- en email gebruik van Stoas Hogeschool. Deze is te vinden op de Intranetsite van Stoas Hogeschool en in bijlage G van dit statuut. 3.3.3. De regels als bedoeld in 3.3.2. zijn deels geschreven en deels ongeschreven.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 9 van 19
versie 1.0, september 2011
3.4 Sancties 3.4.1 Conform artikel 7.57h van de WHW kan de directie voorschriften geven en maatregelen nemen ter handhaving van de goede gang van zaken binnen Stoas Hogeschool. 3.4.2 De maatregelen die op overtreding van de regels, na het doorlopen van een procedure, door het bevoegd gezag kunnen worden genomen zijn: waarschuwing, berisping of ontzegging van de toegang tot de terreinen en gebouwen van Stoas Hogeschool; deze laatste maatregel voor de tijd van ten hoogste één jaar. 3.4.3 In gevallen van urgente aard, zonder het doorlopen van een procedure, kan de directie bij wijze van ordemaatregel een student de toegang tot de terreinen en gebouwen van Stoas Hogeschool ontzeggen voor de tijd van ten hoogste twee weken, ten hoogste eenmaal te verlengen. 3.4.4 Een student kan permanent van de opleiding worden verwijderd (of toegang worden geweigerd) wanneer door gedragingen en uitlatingen van die student deze ongeschikt blijkt te zijn voor de opleiding of tot het beroep waartoe opgeleid wordt. Het een en ander is verder nader beschreven in artikel 7.42a van de WHW. 3.5 Beëindiging inschrijving 3.5.1 (zie WHW art. 7.42) De inschrijving wordt op verzoek van de student beëindigd: a. na schriftelijk verzoek van de student; b. volgens de regels van de geldende versie van de WHW. c. Indien een student de inschrijving beëindigt gedurende de propedeutische fase zullen bij hernieuwde inschrijving de reeds verbruikte maanden, volgens de door de directie op 24-01-2011 vastgestelde werkwijze, in mindering worden gebracht op de termijnen die van toepassing zijn op de propedeutische eis verwoord in het Onderwijs- en Examenreglement van de bacheloropleiding (artikel 6.2). 3.5.2 (zie WHW art. 7.49) Bij beëindiging van de inschrijving kan terugbetaling van een deel van het wettelijk collegegeld plaatsvinden met inachtneming van de volgende punten: a. er wordt uitsluitend restitutie verleend na een schriftelijk verzoek van de student; b. bij bepaling van het aantal maanden restitutie wordt uitgegaan van de regel van de WHW (art. 7.42). 3.5.3 Het correct beëindigen van de inschrijving is de verantwoordelijkheid van de student. De studieloopbaanbegeleider verschaft op verzoek informatie over de uitschrijvingprocedure. 3.5.4 Bij ongediplomeerde uitstroom krijgt de student, indien gewenst, bewijzen uitgereikt voor behaalde onderdelen of beroepssituaties.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 10 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 4 HET ONDERWIJS 4.1 Onderwijsvisie van Stoas Hogeschool Aan de wijze waarop Stoas Hogeschool het onderwijs vorm en inhoud geeft ligt de onderwijsvisie van Stoas Hogeschool ten grondslag. 4.2 Levensbeschouwelijke oriëntatie 4.2.1 Het onderwijs op Stoas Hogeschool wordt gegeven op neutraal-bijzondere grondslag. Dit houdt in dat onderwijs wordt verzorgd met respect voor de diversiteit aan levensbeschouwelijke en maatschappelijke overtuigingen en stromingen 4.2.2 Daar waar de student op grond van zijn levensbeschouwing bezwaar heeft tegen het deelnemen aan bepaalde onderwijsactiviteiten, kan hij de docent vragen om een vervangende opdracht. De docent verleent hieraan medewerking, als dezelfde onderwijsdoelen met deze opdracht bereikt worden. 4.3 Studeerbaarheid 4.3.1 Uitgangspunt is, dat de student de opleiding binnen de vastgestelde tijd kan voltooien. Het totale aantal studiepunten wordt zoveel als mogelijk gelijkelijk verdeeld over het betreffende onderwijsprogramma. 4.3.2 Aan het eind van ieder studiejaar worden de studieresultaten van studenten door de studievoortgangvergadering vastgesteld en geëvalueerd. Iedere student krijgt een individueel, schriftelijk verslag van de besluiten die tijdens deze vergadering zijn genomen. De regelingen voor de studievoortgang zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling Stoas Hogeschool, die elk jaar opnieuw wordt vastgesteld. Gedurende het jaar kunnen studenten kennis nemen van hun studievoortgang via het online studievoortgangsysteem. 4.3.3 Studenten die studieachterstand oplopen kunnen deze, conform de bepalingen voor herkansing in de onderwijs- en examenregeling, wegwerken. 4.3.4 Het bewaken van de kwaliteit van de opleiding is beschreven in het kwaliteitsmanagementplan voor Stoas Hogeschool. Het curriculum van de Stoas Hogeschool wordt regelmatig geëvalueerd en bijgesteld. Studenten en personeel worden op de hoogte gesteld van de resultaten van de evaluaties. 4.4 Kosten verbonden aan de opleiding 4.4.1 Deelname aan excursies, praktijkschoolweken, practica, lezingen door gastsprekers en gebruik van voorgeschreven materialen is verplicht, als ze in het kader van het onderwijs in een leereenheid als verplicht zijn opgenomen. Deze informatie is terug te lezen in de werkdocumenten van de programmaonderdelen. 4.4.2 Indien aan deelname aan onder 4.4.1 genoemde activiteiten kosten zijn verbonden, worden deze additioneel in rekening gebracht. 4.4.3 Indien de student niet in staat is financieel bij te dragen in de kosten van in een leereenheid opgenomen activiteiten, neemt hij contact op met de directie om een oplossing te bespreken.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 11 van 19
versie 1.0, september 2011
4.4.4 Stoas Hogeschool informeert de student voor aanvang van het studiejaar over de aan te schaffen middelen en de bijbehorende kosten. 4.4.5 Kosten die het gevolg zijn van individuele keuzen van studenten m.b.t. stage, projecten, studeren in het buitenland zijn voor rekening van de student. De Coördinator Internationalisering en de decaan verschaffen desgevraagd informatie over bestaande subsidieregelingen. 4.5 Propedeuse en studieadvies 4.5.1 Indien van toepassing is de propedeutische fase zodanig ingericht, dat deze een indruk geeft van de verdere studie en dat aan het einde van de in de OER genoemde termijn verwijzing en selectie mogelijk is. 4.5.2 De student die aan de eisen van het propedeutisch examen heeft voldaan ontvangt het Getuigschrift Propedeuse. 4.5.3 Aan het einde van het eerste inschrijvingsjaar ontvangt de student altijd een schriftelijk verslag van de studievoortgangvergadering, met daarin een advies over voortzetting van de studie binnen of buiten Stoas Hogeschool. 4.5.4 Een bindend negatief studieadvies wordt gegeven door de examencommissie volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregeling Stoas Hogeschool. 4.6 Onderwijs- en examenregeling 4.6.1 Conform artikel 1.3.1 wordt jaarlijks het studentenstatuut en de betreffende versie van de OER beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft de student inzage in het betreffende onderwijsprogramma en een globale jaarplanning waarin o.a. onderwijsactiviteiten en vakanties zijn opgenomen. 4.6.2 Voor studenten die in beroepssituaties studeren (Bachelor- en AD-opleiding) is voor studiejaar 2011-2012 een actuele OER (Bijlage A) beschikbaar Voor studenten die hun opleiding nog dienen af te ronden in de modulaire structuur blijft de OER (Bijlage B) o.b.v. het modulaire systeem van studiejaar 2007-2008 van toepassing. Voor studenten van de Master-opleiding Leren en Innoveren is een aparte OER beschikbaar (Bijlage J) 4.6.3 Uitvoeren van het onderwijs is onder alle omstandigheden (m.u.v. calamiteiten) gewaarborgd. Studenten en onderwijzend personeel houden zich aan de afspraken, zoals deze zijn vastgelegd in de beschrijving van opdrachten en in het huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen van Stoas Hogeschool. 4.6.4 Studenten hebben recht op inzage in hun gemaakte toetsen en tentamens en ingeleverde werkstukken en verslagen en in de criteria die aan de beoordeling ten grondslag liggen. 4.6.5 Wanneer alle te volgen onderwijsonderdelen zijn afgesloten, ontvangt de student een getuigschrift van de gevolgde opleiding. Voor de bachelor-opleiding zijn daaraan een tweedegraads onderwijsbevoegdheid en de titel 'ingenieur' (ing.) verbonden. Deze studenten zijn tevens gerechtigd in plaats daarvan de titel Bachelor (bc.) te voeren. (WHW art. 7.20 ). Internationaal kan hiervoor ook de titel BEd. gebruikt worden (Bachelor of Education). Aan de Ad-opleiding is de omschrijving Associate degree gekoppeld
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 12 van 19
versie 1.0, september 2011
Voor de MLI-opleiding is hieraan de academische graad ‘Master of Education (MEd) for Professional learning and Development’ verbonden.
Hoofdstuk 5 MEDEZEGGENSCHAP 5.1 Organen 5.1.1 Inspraak van studenten inzake organisatie en inhoud van het onderwijs is als volgt geregeld: a. vertegenwoordiging van student-leden in de Opleidingscommissies van Stoas Hogeschool. b. vertegenwoordiging in sollicitatiecommissies bij aanstelling van personeel. c. vertegenwoordiging van studenten in de Medezeggenschapsraad (MR) van Stoas Hogeschool. Daarnaast kan ter ondersteuning van deze studenten lokaal overleg gevoerd worden. 5.1.2 Samenstelling, taken en bevoegdheden van de diverse genoemde organen worden per orgaan vastgesteld. Deze worden gepubliceerd via één van de bij Stoas Hogeschool gebruikelijke publicatiemedia. 5.2 Faciliteiten voor organen 5.2.1 Studentvertegenwoordigers in bovengenoemde organen kunnen een beroep doen op de volgende faciliteiten: - een ruimte binnen het Stoas Hogeschool gebouw; - gebruik van kopieerfaciliteiten; - het reserveren van ruimten voor overleg; - gemaakte kosten kunnen gedeclareerd worden. - scholing t.b.v. het beter functioneren van de genoemde organen. 5.3 Faciliteiten voor leden 5.3.1 Voor studenten die vanwege hun deelname in organen zoals genoemd in 5.1.1 niet aan alle onderwijsactiviteiten kunnen deelnemen, wordt in overleg tussen de betrokken docent, student en directie een oplossing gezocht. 5.3.2 Studenten die bestuurlijke activiteiten vervullen, kunnen in overleg gebruik maken van de eventueel beschikbare vrije studieruimte. Hiervoor wordt verwezen naar de faciliteitenregeling (bijlage F bij dit statuut)
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 13 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 6 GEBRUIKSRECHTEN 6.1 Voorkoming inbreuk op intellectueel eigendom 6.1.1 De student is verplicht zich te voegen naar de algemeen geldende voorschriften ter voorkoming van inbreuk op intellectueel eigendom, waaronder onder meer begrepen het verveelvoudigen, opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar maken van gegevens van Stoas Hogeschool of van derden, in enige vorm of op enige wijze. 6.1.2 Vorderingen ingediend bij Stoas Hogeschool op grond van een door een student gepleegde inbreuk op intellectueel eigendom zoals auteursrechten, octrooirechten, licentierechten, enz. zullen op de betrokken student worden verhaald. 6.1.3 Stoas Hogeschool heeft het recht op intern gebruik van door studenten in het kader van de opleiding ontwikkelde producten. Gebruik van (delen van) producten zal slechts gebeuren na verwijdering van persoonsgebonden gegevens en / of vertrouwelijke bedrijfsgegevens. 6.1.4 Wanneer de student bezwaar maakt tegen het gebruik zoals genoemd in 6.1.3, maakt hij dit schriftelijk kenbaar bij de docent. 6.1.5. Indien gebruik gemaakt wordt van bronnen: informatie uit boeken, internet, tijdschriften of andere producten die niet door de student zelf gemaakt zijn maar door derden, dan moeten daarvoor de regels voor schriftelijk rapporteren gebruikt worden. Op correcte wijze moet de bron vermeld worden. Als de regels en de bronvermelding niet correct worden toegepast is er sprake van plagiaat. Plagiaat wordt als fraude beschouwd. Uitleg over Plagiaat is te vinden in bijlage H.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 14 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 7 RECHTSBESCHERMING 7.1 Klachten- en bezwaarregeling 7.1.1 Alle klachten en bezwaren van welke aard dan ook dienen schriftelijk ingediend te worden bij het centraal klachtenloket. Het directiesecretariaat van Stoas Hogeschool vervult deze functie. 7.1.2 Het centraal klachtenloket screent de klacht en leidt deze door naar het betreffende behandelend orgaan, die de betreffende klacht binnen de daarvoor geldende termijn afhandelt. 7.1.3 De student wordt door het klachtenloket geïnformeerd over de be- en afhandeling van de klacht/bezwaar. Wanneer de klacht gegrond is, wordt de student op de hoogte gebracht van de verbeteractie(s). 7.2 Commissie van bezwaar 7.2.1 Een student die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider of van de studievoortgangvergadering inzake de beoordeling van een onderdeel van het curriculum, kan de commissie van bezwaar middels een bezwaarschrift verzoeken de beslissing te herzien. 7.2.2 Indien het bezwaar een beslissing van een opleider betreft kan de commissie besluiten de kwestie eerst aan de examencommissie voor te leggen. In dat geval wordt de indiener van het bezwaarschrift hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. 7.2.3 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de omstreden beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket, conform artikel 7.1. 7.2.4 De samenstelling en de werkwijze van de commissie zijn vermeld in het reglement commissie van bezwaar (bijlage A, onderdeel III) of (bijlage J onderdeel III) 7.3 College van beroep voor de examens 7.3.1 Conform artikel 7.60 van de WHW is aan Stoas Hogeschool een college van beroep voor de examens verbonden. 7.3.2 Een student die zich niet kan verenigen met een beslissing van de lokale commissie van bezwaar kan tegen die beslissing in beroep gaan bij het college van beroep voor de examens van Stoas Hogeschool. 7.3.3 De bevoegdheden en de werkwijze van het college zijn beschreven in de artikelen 7.61 t/m 7.63 van de WHW. 7.3.4 Samenstelling en taakverdeling en zittingsduur van leden van het college zijn beschreven in het reglement van orde (Bijlage A, bijl. IV) of (bijlage J onderdeel IV).
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 15 van 19
versie 1.0, september 2011
7.4 College van beroep voor het hoger onderwijs 7.4.1 Er is een college van beroep voor het hoger onderwijs, gevestigd te ‘s-Gravenhage. 7.4.2 Het college van beroep voor het hoger onderwijs oordeelt over het beroep ingesteld tegen besluiten genomen met betrekking tot de inschrijving zoals omschreven in de WHW hoofdstuk 7 titel 4: artikelen 7.64 t/m 7.66.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 16 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 8 STUDENTENVOORZIENINGEN 8.1 Studieloopbaanbegeleiding 8.1.1 Onder studieloopbaanbegeleiding verstaan we het geheel van activiteiten dat erop gericht is situaties te bewerkstelligen waarin de student optimaal kan functioneren. 8.2 Vertrouwenspersonen 8.2.1 De directie wijst onder het personeel van Stoas Hogeschool een aantal vertrouwenspersonen (altijd vrouwen en mannen) aan. 8.2.2 Voor klachten betreffende ongewenste intimiteiten, discriminatie e.d. kan de student bij één van de vertrouwenspersonen terecht. 8.2.3 De functie, taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersonen zijn omschreven in de “Regeling Vertrouwenspersonen”, Bijlage C bij dit statuut. De wijze waarop een klacht inzake ongewenste intimiteiten wordt ingediend en behandeld is omschreven in de “Klachtenprocedure Ongewenste Gedrag” Bijlage D bij dit statuut. 8.3 Studiefonds 8.3.1 De student die buiten zijn schuld studievertraging oploopt en daardoor in financiële nood verkeert kan zich met het verzoek om een lening richten tot de directie (WHW art. 7.51). De regeling Studiefonds is als bijlage E. bij dit statuut opgenomen. 8.4 Verzekeringen 8.4.1 Stoas Hogeschool verzorgt een collectieve aanmelding van studenten voor een aanvullende aansprakelijkheidsverzekering, ongevallen- en stageverzekering met dekking in Nederland. De premie wordt bij de student in rekening gebracht. 8.4.2 Voor studieactiviteiten in het buitenland draagt de student er zelf zorg voor voldoende verzekerd te zijn.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 17 van 19
versie 1.0, september 2011
Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN 9.1 Inwerkingtreding Dit statuut treedt in werking op de dag dat het door het College van Bestuur van de Instelling wordt vastgesteld. 9.2 Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin dit statuut niet voorziet, zal het College van Bestuur of de door het College van Bestuur gemandateerde directie een besluit nemen dat zoveel mogelijk recht doet aan de strekking van dit statuut, de hierin genoemde regelingen en de WHW.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 18 van 19
versie 1.0, september 2011
Bijlage: Overzicht van regelingen en reglementen van Stoas Hogeschool A.
Onderwijs- en examenregeling voor bachelor- en AD-opleiding o.b.v. beroepssituaties.
I.
Overzicht beroepssituaties
II.
Reglement voor de Examencommissie
III.
Reglement Commissie van Bezwaar
IV.
College van Beroep voor de examens
V.
Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen
VI.
Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen
VII.
Regels met betrekking tot studievoortgang
VIII.
Huishoudelijk reglement studentbesprekingen
B.
Onderwijs- en examenregeling o.b.v. modulair systeem studiejaar 2007-2008. Deze bijlage is niet toegevoegd. Er wordt verwezen naar bijlage B van het studentenstatuut van studiejaar 2007-2008, conform artikel 4.6.2 van dit statuut.
C
Regeling vertrouwenspersonen
D
Klachtenregeling ongewenst gedrag
E
Regeling financiële tegemoetkoming uit het studiefonds
F
Faciliteitenregelingen
G
Gedragscode internet- en e-mail gebruik
H
Toelichting Plagiaat
I
Examination and Assessment Regulations International Course
J
Onderwijs- en examenregeling Master Leren en Innoveren
I.
Studieprogramma Master Leren en Innoveren
II.
Reglement voor de Examencommissie MLI
III.
Reglement Commissie van Bezwaar MLI
IV.
College van Beroep voor de examens MLI
De betreffende regelingen zijn ter inzage via het Stoas Hogeschool intranet.
Studentenstatuut Stoas Hogeschool 2011-2012
Pagina 19 van 19
versie 1.0, september 2011
Bijlage A
Onderwijs- en examenregeling voor de bachelor- en AD-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. beroepssituaties studiejaar 2011-2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................................. 2 2. Algemene bepalingen ........................................................................................................................... 2 3. Onderwijsprogramma............................................................................................................................ 2 3.1 Opleiding ...................................................................................................................................... 2 3.2 Organisatie onderwijs................................................................................................................... 2 3.3 Eindtermen van de opleiding........................................................................................................ 2 4. Beoordeling ........................................................................................................................................... 3 4.1 Beoordeling beroepssituaties ....................................................................................................... 3 4.2 Gelegenheden voor afronding onderdelen aanvullend bewijsmateriaal ...................................... 3 4.3 Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten.................................................................. 4 4.4 Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie ......................................................... 4 4.5 Eerder verworven competenties (EVC)........................................................................................ 4 4.6 Externe rapportage studiepunten................................................................................................. 4 4.7 Beoordeling Basiseenheid 1Communicatie en Analyse-onderdelen ........................................... 4 5. Afronding opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector ............................................... 4 5.1 Bachelor-opleiding........................................................................................................................ 4 5.2 Propedeuse bachelor-opleiding ................................................................................................... 5 5.3 Ad-opleiding Bloemsierkunst........................................................................................................ 5 5.4 Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst ................................................................................... 5 5.5 Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ........................................................................................... 5 5.6 Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ...................................................................... 5 6. Studievoortgang. ................................................................................................................................... 6 6.1 Gang van zaken ........................................................................................................................... 6 6.2 Studieadvies (propedeuse bachelor-opleiding)............................................................................ 6 6.3 Studieadvies (propedeuse Ad-opleidingen) ................................................................................. 6 6.4 Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase............................................................. 7 7. Examencommissie ................................................................................................................................ 7 7.1 Wettelijke inkadering .................................................................................................................... 7 7.2 Verantwoordelijkheden................................................................................................................. 7 7.3 Examinatoren/assessoren............................................................................................................ 7 7.4 Gang van zaken tijdens examencommissievergaderingen.......................................................... 7 8. Slotbepalingen ...................................................................................................................................... 8 Bijlagen
I. II. III. IV. V. VI. VII.
Overzicht beroepssituaties ................................................................................................................ 9 Reglement voor de Examencommissie............................................................................................. 13 Reglement Commissie van Bezwaar Stoas Hogeschool .................................................................. 15 College van Beroep voor de examens Stoas Hogeschool................................................................ 16 Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen ........................................................ 17 Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen .................................................................. 20 Regels met betrekking tot studievoortgang....................................................................................... 22 VIII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen 23 OER-BS 2011-2012
Pagina 1 van 23
versie 1.0 september 2011
1.
Inleiding Deze onderwijs- en examenregeling voor de bachelor- en AD-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. beroepssituaties geeft duidelijkheid over de wijze waarop studiepunten worden toegekend aan door de student behaalde resultaten en beoogt daarmee rechtsgelijkheid en redelijkheid van beslisregels te bevorderen.
2
Algemene bepalingen
2.1
Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), geldend voor de opleiding Educatie en kennismanagement in de groene sector van Stoas Hogeschool voor het curriculum o.b.v. beroepssituaties. Deze examenregeling is tevens van toepassing voor de opleiding Associate Degree (AD) Educatie en kennismanagement in de groene sector. De examenregeling is verder uitgewerkt in de diverse bijlagen bij dit examenreglement en in de overzichten van de beroepssituaties. Waar in deze regeling sprake is van studiepunten worden European Credits (ECTS) bedoeld. Één studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast. De bachelor- en AD-opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector hebben een examencommissie. De samenstelling en de taak van deze commissie is omschreven in artikel 7 en in bijlage II. Uitzonderingen: a. Indien zich bij de toepassing van de examenregeling onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regel. b. In de gevallen waarin de examenregeling niet voorziet, beslist de examencommissie. Studenten welke door een fysieke of zintuiglijke functiebeperking niet op een reguliere wijze programmaonderdelen kunnen afronden worden door de opleiding geholpen m.b.v. aanwezige toolbox functiebeperking (art 7.13.2m van WHW).
2.2 2.3 2.4
2.5
2.6
3
Onderwijsprogramma
3.1 3.1.1
Opleidingen: Het onderwijsaanbod van Stoas Hogeschool bestaat uit 1 CROHO geregistreerde bacheloropleiding: Educatie- en kennismanagement groene sector (240 stpt), voltijd en deeltijd. Tevens is sinds 1 februari 2007 daar de Associate Degree opleiding: AD Educatie en kennismanagement groene sector (120 stpt) bijgekomen ook voltijd en deeltijd. Qua inrichting van het onderwijs en examinnering zijn er geen verschillen in uitvoering tussen de voltijdse en deeltijdse varianten van de verschillende opleidingen (art 7.13.2i van WHW).
3.1.2
3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
3.3 3.3.1
Organisatie onderwijs: Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. Het studiejaar is verdeeld in 2 semesters. De jaarplanning van de opleiding wordt gepubliceerd via het jaarrooster op intranet. De beroepssituaties die tot de opleiding behoren zijn opgenomen in het competentiebouwwerk en worden per jaar gepubliceerd op het Hogeschool intranet (Bijlage I). Eindtermen van de opleiding: Algemene eindtermen bachelor: Deze zijn gebaseerd op de Bologna-overeenkomst en weergegeven in de zogenaamde Dublin descriptoren en omvatten onder meer de volgende elementen: Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs waarbij dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en
OER-BS 2011-2012
Pagina 2 van 23
versie 1.0 september 2011
beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
3.3.2 3.3.3
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5
Communicatie: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Specifieke eindtermen: De specifieke eindtermen van de opleiding zijn weergegeven in het competentiebouwwerk, wat gepubliceerd wordt op het Hogeschool intranet. De eindtermen van de AD-opleidingen zijn afzonderlijk geformuleerd.
Beoordeling beroepssituaties De beoordeling voor een beroepssituatie wordt pas toegekend wanneer het assessment van de beroepssituatie op voldoende wijze is afgerond. Voor een beroepssituatie worden, nadat deze op voldoende wijze is afgerond, 14 studiepunten toegekend. De vrije ruimte/SLB van een studieprogramma wordt apart beoordeeld. De omvang is één studiepunt voor elke beroepssituatie. De beoordeling met de hoogste datum is geldig en vervangt een eerdere beoordeling. Tijdens een studiejaar zijn er meerdere assessmentmomenten, welke vermeld staan in het jaarrooster wat inzichtelijk is via het Intranet en de infogids.
4.2 Gelegenheden voor afronding bewijsmateriaal 4.2.1 Toetsen: 4.2.1.1 Tijdens een studiejaar zijn er voor iedere toets drie gelegenheden. De toetsmomenten zijn opgenomen in het toetsjaarrooster, dan wel in de beschrijving van de beroepssituaties (bijlage I). De toetsjaarroosters worden ontsloten via het Intranet en infogids. Het een en ander conform art. 7.13.2j van WHW 4.2.1.2 Indien de vorm of de inhoud van toetsen wijzigt worden toetsen, met de oude vorm of inhoud, alleen nog in het studiejaar volgend op het studiejaar van wijziging aangeboden. Daarna is men aangewezen op de nieuwe toetsversie. 4.2.2 Opdrachten: 4.2.2.1 De procedure voor het inleveren en beoordelen van opdrachten is beschreven in bijlage V, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. 4.2.2.2 De student kan een opdracht maximaal 3 keer per studiejaar aanbieden ter beoordeling door een opleider. 4.2.2.3 Opdrachten, die niet op of voor het in de opdrachtbeschrijving vermelde tijdstip zijn ingeleverd, worden, behoudens situaties waarin vooraf aanvullende afspraken met de student zijn gemaakt, aangemerkt als eerste in lid 4.2.2.2 genoemde aanbiedmoment. In zo’n geval resteren hierna dus slechts twee inlevermomenten in het betreffende studiejaar en wordt de opdracht als niet behaald geregistreerd in het studentenvolgsysteem. 4.2.2.4 In het geval een ingeleverde opdracht niet aan de gestelde eisen voldoet, kan de opleider besluiten een aanvullende opdracht te geven. Dit moet leiden tot de een reparatie van de betreffende opdracht. 4.2.2.5 Het inlevertijdstip van in artikel 4.2.2.4 genoemde reparatie-/herkansingsopdrachten wordt vooraf tussen student en opleider overeengekomen, waarbij over en weer normale normen van redelijkheid in acht worden genomen. 4.2.3 Mondelinge tentamens/assessments: 4.2.3.1 De student kan een mondelinge tentamen maximaal 3 keer per studiejaar doen. 4.2.3.2 Deze mondelinge tentamens zijn in principe niet openbaar, mits de examencommissie voor onderdelen anders beslist (art 7.13.2n van WHW). 4.2.4 Indien inschrijving voor een assessment/toets verplicht is, dient de aanmelding hiervoor binnen de gestelde termijn voor de aanvang van de toets door de daartoe door de school aangewezen en bekend gemaakte instantie ontvangen te zijn, tenzij door de examencommissie anders is bepaald. Indien de aanmelding per computer moet geschieden, dan dient de aanmelding te gebeuren tijdens de daarvoor opengestelde termijn. 4.2.5 Was de inschrijving verplicht en heeft de student dat niet of niet op tijd gedaan, dan is OER-BS 2011-2012
Pagina 3 van 23
versie 1.0 september 2011
4.2.5 4.2.7
4.3 4.3.1 4.3.2
4.3.3
4.4 4.4.1 4.4.2
4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3
4.6 4.6.1 4.6.2
deelnemen niet toegestaan. Dit geldt eveneens als eventueel andere voorwaarden voor deelnemen gelden en de student daar niet aan heeft voldaan. De procedure voor intekening voor assessments is beschreven in bijlage V, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. In dit reglement wordt geen onderscheid gemaakt tussen formatief en summatief bewijsmateriaal. Alle in de assessmentplannen genoemde bewijsmateriaal wordt geregistreerd door studentzaken. Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten (art. 7.13.2h en 7.13.2k van WHW) Elk programmaonderdeel (Beroepssituatie) wordt afgesloten met een assessment. Er is derhalve geen sprake van tentamenresultaten in de zin van art. 7.13.2l van WHW Volgtijdelijkheid van de assessments is niet van toepassing en kunnen dus in willekeurige volgorde worden afgenomen, met dien verstande dat Beroepssituatie 10 in het laatste studiejaar van de opleiding dient plaats te vinden. Resultaten van behaalde beroepssituaties, of onderdelen hiervan zijn, in principe onbeperkt geldig. Als een student na een periode van uitschrijven weer inschrijft, worden de behaalde resultaten op actualiteit beoordeeld. Dit kan resulteren in het opnieuw moeten volgen van één of meerdere onderdelen. Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie Wanneer aan een onderdeel van een beroepssituatie bijzondere eisen worden gesteld, dan is dit expliciet vermeld in de omschrijving van de beroepssituatie. Bijzondere eisen als bedoeld in het vorige artikel (4.3.1) kunnen (bijvoorbeeld) zijn: begineisen waaraan voldaan moet zijn alvorens de student aan het onderdeel mag deelnemen / beginnen; aanwezigheidsplicht bij één of meer activiteiten van het onderdeel; beschikbaarheid (natuurlijke) materialen voor een toets of opdracht. Eerder verworven competenties (EVC) Erkennen van eerder verworven competenties vindt plaats middels het toekennen van vrijstellingen op BS-niveau. EVC’s worden schriftelijk vastgelegd in een studiecontract en worden opgenomen in het studentendossier. Vrijstellingen conform artikel 4.5.1 kunnen worden toegekend door de examencommissie o.b.v.het door de directie van Stoas Hogeschool vastgesteld EVC-document. Externe rapportage studiepunten Het aantal door een individuele student behaalde studiepunten wordt jaarlijks vastgesteld op 1 september van het volgende studiejaar. Ten behoeve van externe rapportages worden uitsluitend gehele aantallen studiepunten gebruikt.
4.7 Beoordeling Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen. 4.7.1 In afwijking van het gestelde in artikel 4.1 gelden voor Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen de volgende regels. 4.7.2 De beoordeling voor een leereenheid wordt pas toegekend wanneer alle beoordelingseenheden van de leereenheid afzonderlijk beoordeeld zijn 4.7.3 Voor een leereenheid worden studiepunten toegekend wanneer voor de beoordelingseenheid een 5,5 of hoger is behaald of de beoordelingseenheid met de letter B (behaald) is beoordeeld. 4.7.4 Vrijstelling voor een Leereenheid wordt verleend op basis van vooropleiding en/of werkervaring. 4.7.5 Vrijstellingen worden schriftelijk vastgelegd en worden opgenomen in het studiecontract.
5.
Afronding opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector
5.1 5.1.1
Bachelor-opleiding Deze opleiding bestaat uit een bachelorsfase van 240 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de bachelorfase. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden, 10 beroepssituaties uit de kern en 4 beroepssituaties naar keuze. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatie/basiseenheid-programma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding.
5.1.2
OER-BS 2011-2012
Pagina 4 van 23
versie 1.0 september 2011
5.1.3 5.1.4
5.1.5
5.2 5.2.1
5.2.2 5.2.3
5.2.4
5.3 5.3.1 5.3.2
5.3.3 5.3.4
5.4 5.4.1
5.4.2 5.4.3
5.4.4
5.5 5.5.1 5.5.2
5.5.3 5.5.4
De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de 2 basiseenheden, de 10 beroepssituaties behorend tot de kern en 4 beroepssituaties naar keuze heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Educatie en kennismanagement groene sector. Studenten die wensen door te stromen naar een masteropleiding in het WO zullen door de opleiding, indien gewenst, hierin ondersteund worden (art. 7.57i van WHW). Deze ondersteuning zal gegeven worden o.b.v. een maatwerktraject voor de betreffende student en afhankelijk zijn van de gewenste vervolgopleiding. De SLB-er is hiervoor het eerste aanspreekpunt. Propedeuse bachelor-opleiding Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7 en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.2.
Ad-opleiding Bloemsierkunst Deze opleiding heeft de omvang van 120 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de opleiding. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden en 6 vastgestelde beroepssituaties. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatie/basiseenheidprogramma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding. De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de voorgeschreven onderwijseenheden heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: AD Educatie en kennismanagement groene sector Bloemsierkunst.
Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Basiseenheid Bloemsierkunst Ad, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 8 Bloemsierkunst en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3.
Ad-opleiding Onderwijsondersteuner Deze opleiding heeft de omvang van 120 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de opleiding. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden en 5 beroepssituaties uit de kern en 1 beroepssituatie naar keuze. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatieprogramma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding. De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de voorgeschreven onderwijseenheden heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Ad Onderwijsondersteuner Educatie en kennismanagement groene sector.
OER-BS 2011-2012
Pagina 5 van 23
versie 1.0 september 2011
5.6 5.6.1
5.6.2 5.6.3
5.6.4
Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7 en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3.
6.
Studievoortgang
6.1 6.1.1
Gang van zaken De gang van zaken voor, tijdens en na de studievoortgangvergaderingen is beschreven in het Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen, bijlage VI.
6.2 6.2.1
Studieadvies (propedeuse van de bachelor-opleiding) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door de examencommissie. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2 kan worden gegeven wanneer een voltijdstudent tijdens zijn eerste studiejaar minder dan 30 ECTS uit de propedeutische fase heeft behaald. Binnen de propedeuse dienen voltijdstudenten tijdens het eerste studiejaar bovendien Basiseenheid 1 volledig te hebben afgerond. Voor het einde van twee jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de propedeuse nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 juli van ieder studiejaar. Dit betekent dat niet 2 volledige studiejaren gebruikt kunnen worden voor het afronden van de propedeuse. Een bindend advies in de zin van 6.2.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 2 jaar studie Basiseenheid 1 en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 juli van ieder studiejaar. Dit betekent dat niet 2 volledige studiejaren gebruikt kunnen worden voor het afronden van de genoemde onderdelen. Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste één maal (bij advies na één jaar studie, art. 6.2.3 en 6.2.7) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies aan het einde van het tweede studiejaar (art. 6.2.4 en art. 6.2.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2. kan ook worden gegeven wanneer een voltijd/deeltijdstudent naar het oordeel van de opleiding onvoldoende perspectief heeft om het leraarschap goed te leren vervullen. Het bindend advies o.b.v. dit artikel (6.2.7) kan alleen gedurende het eerste studiejaar van de student worden gegeven. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding toch met vrucht zal kunnen volgen, kan dan opnieuw worden toegelaten.
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.2.5
6.2.6
6.2.7
6.2.8
6.3 6.3.1
6.3.2
6.3.3
Studieadvies (propedeuse van de Ad-opleidingen) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door de examencommissie. Een bindend advies in de zin van artikel 6.3.2 kan worden gegeven wanneer een voltijdstudent
OER-BS 2011-2012
Pagina 6 van 23
versie 1.0 september 2011
6.3.4
6.3.5
6.3.6
6.3.7
6.4 6.4.1
6.4.2
tijdens zijn eerste studiejaar minder dan 30 ECTS uit de propedeutische fase heeft behaald. Voor het einde van twee jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de propedeuse nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 juli van ieder studiejaar. Dit betekent dat niet 2 volledige studiejaren gebruikt kunnen worden voor het afronden van de propedeuse. Een bindend advies in de zin van 6.3.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 2 jaar studie Basiseenheid 1 en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 juli van ieder studiejaar. Dit betekent dat niet 2 volledige studiejaren gebruikt kunnen worden voor het afronden van de genoemde onderdelen. Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste één maal (bij advies na één jaar studie, art. 6.3.3) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies aan het einde van het tweede studiejaar (art. 6.3.4 en art. 6.3.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding toch met vrucht zal kunnen volgen, kan dan opnieuw worden toegelaten. Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase. Indien een student bij de start van een studiejaar nog 3 of meer beroepssituaties uit vorige studiejaren nog niet afgerond heeft wordt de student belemmerd in zijn studievoortgang. Regels voor deze belemmeringen zijn opgenomen in Bijlage VII. De studievoortgangvergadering kan, met opgaaf van redenen, afwijken van de regel gesteld in artikel 6.4.1. Dit geldt echter alleen in het voordeel van de student.
7.
Examencommissie
7.1
Wettelijke inkadering In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgelegd dat een instelling voor Hoger onderwijs voor elke opleiding of een groep van opleidingen over een Examencommissie moet beschikken. Informatie over de functie en taken van deze Examencommissie staat vermeld in artikel 7.12 van de WHW.
7.2
Verantwoordelijkheden: Op Stoas Hogeschool is een Examencommissie benoemd die verantwoordelijk is voor de organisatie en coördinatie van de examens/assessments van de opleiding. Daarnaast heeft deze commissie nog een aantal aanvullende wettelijke taken. Hiervan is een overzicht gegeven in bijlage II van dit reglement. Het College van Bestuur van de instelling stelt de examencommissie in en delegeert deze bevoegdheid aan de directie van de instelling. De instellingsdirectie benoemt jaarlijks de leden van de examencommissie en draagt zorg voor publicatie van de namen van de benoemde leden.
7.3
Assessoren: (examinatoren in de zin van artikel 7.12C van de WHW) Ten behoeve van het afnemen van de assessments wijzen de Beroepssituatieverantwoordelijken assessoren aan. De BS-verantwoordelijken leggen een overzicht van de aangewezen assessoren ter fiatering aan de examencommissie voor. Als assessor worden materiedeskundige personeelsleden van Stoas Hogeschool aagewezen, die bij voorkeur, geen beroepssituatiebegeleider van die student zijn geweest in de betreffende beroepssituatie. Tevens kunnen deskundigen van buiten de instelling als co-assessor aangezocht worden bij het beoordelen van (een deel van) een assessment. Deze externen hebben een adviserende rol als gecommitteerde. Indien, door overmachtsituaties, er geen externe assessor beschikbaar is kan hiervoor in de plaats een materiedeskundige Stoas-docent als co-assessor aangewezen worden. De assessoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen.
7.4 7.4.1
Gang van zaken tijdens examencommissievergadering De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de examens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. Die maatregelen kunnen inhouden dat in het geval van fraude door een student de examencommissie, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar, aan die student het
OER-BS 2011-2012
Pagina 7 van 23
versie 1.0 september 2011
7.4.2
recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen assessments en/of onderliggende beoordelingseenheden bij de instelling af te leggen. De examencommissie kan de assessoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het examen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het examen. Nadere uitwerking van zaken rond de examencommissie vindt u terug in bijlage II Reglement voor de examencommissie.
8.
Slotbepalingen
8.1
De examencommissie/studievoortgangvergadering behoudt zich te allen tijde het recht voor om, wanneer daartoe gegronde redenen zijn, van bovengenoemde regelingen af te wijken, met dien verstande dat de rechten die de student aan deze regelingen kan ontlenen onder alle omstandigheden zijn gewaarborgd. In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt de examencommissie/studievoortgangvergadering een besluit. Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de studievoortgangvergadering kan hij / zij zich wenden tot de (lokale) Commissie van Bezwaar (Bijlage III bevat het reglement van deze commissie). Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Commissie van Bezwaar kan hij in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens van Stoas Hogeschool (Bijlage IV). Alle klachten of verzoeken dienen schriftelijk en omkleed met motivatie ingediend worden bij het centraal klachtenloket (directiesecretariaat). Dit loket zal voor verdere doorleiding naar het betreffende orgaan zorgdragen.
8.2 8.3
OER-BS 2011-2012
Pagina 8 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage I:
Overzicht beroepssituaties
De opbouw van het totale curriculum is weergegeven in het z.g. competentiebouwwerk. De studieprogramma’s van de verschillende opleidingen zijn in de volgende pagina’s van deze bijlage weergegeven. Een onderdeel van het genoemde competentiebouwwerk is een overzicht van de benoemde beroepssituaties. Per beroepssituatie zijn de volgende zaken beschreven: 1. Karakteristiek van de beroepssituatie 2. De te beheersen competenties 3. Één of meerdere anekdotes 4. Het assessmentplan 5. Het uitvoeringsplan Voor verdere detaillering wordt verwezen naar de beschrijvingen van de betreffende beroepsituatie welke in te zien zijn via het Stoas Hogeschool Intranet. Tevens worden hierin de onderbouwingen gevonden van de WHW-artikelen 7.13.2b, 7.13.2c, 7.13.2d, 7.13.2l, en 7.13.2t
OER-BS 2011-2012
Pagina 9 van 23
versie 1.0 september 2011
Onderwijsprogramma Stoas Hogeschool Opleiding: Bachelor Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 240 ECTS Studielast ECTS
Code
Beroepssituatie
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
15
BE2VAK
Basiseenheid 2 Vak
15
BS01
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
15
BS04
Leersituaties met bijzondere kenmerken
15
BS05
Begeleidingssituaties van leerlingen
15
BS06
Onderzoek- en adviessituaties in de groene sector
15
BS07
Situaties rondom organiseren en samenwerken
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS09
Ontwikkelsituaties in het onderwijs / bedrijf
15
BS10
Situaties rondom persoonlijk functioneren
15
BS11
Beoordelingssituaties
15
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
15
BS13
Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties
15
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
15
BS15
Bestuurlijke- en beleidssituaties in de groene sector
15
BS16
Kwaliteit- en logistieke situaties in de groene sector
15
BS17
Managementsituaties in de groene sector
15
BS18
Beroepsbegeleidende situaties in de groene sector
15
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
15
BS20
Werken in beroepsoriënterende situaties
15
BS21
Blanco cheque
15
BE01 Communicatie en analyse
Opmerkingen
4 x keuze
BE01 Vak
Taalbeheersing Nederlands
Biologie
Taalbeheersing Engels
Natuurkunde
Onderzoek en rapportage
Scheikunde Wiskunde
OER-BS 2011-2012
Pagina 10 van 23
versie 1.0 september 2011
Onderwijsprogramma Stoas Hogeschool Opleiding: Accociate Degree Bloemsierkunst Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 120 ECTS Studielast ECTS
Code
Beroepssituatie
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
15
ADBK
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
15
BS17
Managementsituaties in de groene sector
15
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
15
BS21
Blanco cheque
15
BE01 Communicatie en analyse
BE01 Vak
Taalbeheersing Nederlands
Wiskunde
Onderzoek en rapportage
Taalbeheersing Engels
OER-BS 2011-2012
Opmerkingen
Pagina 11 van 23
versie 1.0 september 2011
Onderwijsprogramma Stoas Hogeschool Opleiding: Associate Degree Onderwijs Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 120 ECTS Studielast ECTS
Code
Beroepssituatie
BE01
Basiseenheid 1 Science/Vak*
15
BE2VAK
Basiseenheid 2 Vak
15
BS01
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
15
BS05
Begeleidingssituaties van leerlingen
15
BS07
Situaties rondom organiseren en samenwerken
15
BS06
Onderzoek en adviessituaties in de groene sector
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
15
BS20
Werken in beroepsoriënterende situaties
15
BE01 Science
Opmerkingen
1 BS keuze af te ronden
BE01 Vak
Biologie
Scheikunde
Natuurkunde
Wiskunde
Onderzoek en rapportage
OER-BS 2011-2012
Pagina 12 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage II:
Reglement voor de Examencommissie
1. Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2. Frequentie van vergaderen De examencommissie komt minimaal 4 keer per jaar bijeen in ieder geval voorafgaand aan de vastgestelde diplomeringsmomenten. Data van zowel diplomeringsmomenten als examencommissie zijn opgenomen in de jaarroosters van Stoas Hogeschool. 3. Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie van Stoas Hogeschool is formeel besluitvormend bij: Het vaststellen van behalen van het bachelor- of AD-getuigschrift Het vaststellen van het behalen van het propedeuse getuigschrift Het vaststellen van een bindend negatief studieadvies Het beoordelen van eventuele verzoeken tot uitzondering m.b.t. bovenstaande 3 functies Stelt richtlijnen op ter beoordeling en vaststellen van de tentamens, assessments en examens en de uitslagen ervan. Is actief betrokken bij de accreditatie van de opleiding met name op het gebied van examinering. Regelt haar eigen deskundigheidsbevordering en wordt hiertoe gefaciliteerd door de instelling. 4. Samenstelling van de examencommissie: De commissie bestaat uit 4 personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas Hogeschool, benoemd: Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereidt. De samenstelling is als volgt: Teamleider Stoas Hogeschool Voorzitter Medewerker studentzaken Secretaris Docent Lid Docent Lid
5. Voorbereiding examencommissievergadering: De inhoudelijke voorbereiding van de examencommissievergadering ligt bij studentzaken. Hier komen de verzoeken van de studenten binnen om een getuigschrift te kunnen ontvangen. Verder ligt de controle op de naleving van de propedeuseregels (Bindend negatief studieadvies) actief bij studentzaken. Studentzaken controleert verder of het aantal benodigde studiepunten t.o.v. het studiecontract zijn behaald. Tevens wordt een controle uitgevoerd of de betreffende student al zijn financiële verplichtingen jegens de Stoas Hogeschool heeft voldaan. Na controle stelt studentzaken een overzicht van te bespreken studenten samen met daarop minimaal de volgende informatie: Studentgegevens (naam, studentnummer, inschrijfvorm) Besluitvorm (getuigschrift, negatief advies of anders) Behaalde studiepunten t.o.v. studiecontract (incl. vrijstellingen) Voorbereidend advies voor examencommissie met de aard van het besluit. 6. Gang van zaken tijdens examencommissievergadering Tijdens de examencommissievergadering zullen formele besluiten genomen worden over de voorbereide punten (zie par. 5) hierbij worden de volgende regels in acht genomen: 6.1 De verantwoordelijkheid voor de leiding van de vergadering berust bij de voorzitter. 6.2 Aan het begin van de vergadering wordt de lijst met voorstellen (zie par. 5) verspreid. OER-BS 2011-2012
Pagina 13 van 23
versie 1.0 september 2011
6.3
De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. 6.4 Van de besprekingen worden per student besluiten vastgelegd. Deze besluitenlijsten worden zo geformuleerd dat de studieloopbaangebegeleider de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. 6.5 Besluiten die tijdens de vergadering worden genomen worden per student afzonderlijk genoteerd. 6.6 Wanneer er een beslissing moet worden genomen, wordt gestreefd naar consensus; indien dit niet haalbaar is brengt de voorzitter een voorstel in stemming. Daarnaast wordt er een stemming gehouden wanneer één of meer van de aanwezigen daarom vragen. 6.7 Een voorstel is aangenomen wanneer er meer stemmen vóór dan tegen zijn uitgebracht. Wanneer de aantallen voor- en tegenstemmen gelijk zijn, neemt de voorzitter een besluit.
7. Gang van zaken na de examencommissievergadering Studentzaken communiceert de genomen besluiten met betrokkenen (Studenten, SLB-ers, docenten en administratie) De administratie verzorgt de archivering van de genomen besluiten. 8. Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur.
OER-BS 2011-2012
Pagina 14 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage III:
Reglement Commissie van Bezwaar Stoas Hogeschool
Art. 1 Positie reglement Overeenkomstig art. 8.3 van de onderwijs- en examenregeling is het reglement van de Commissie van Bezwaar Stoas Hogeschool een onderdeel van genoemd reglement.
Art. 2 Indienen bezwaarschrift 2.1
2.2
2.3
Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider of van de studievoortgangvergadering kan de Commissie middels een bezwaarschrift verzoeken de beslissing te herzien. Indien het bezwaarschrift een beslissing van een opleider betreft kan de Commissie besluiten de kwestie eerst aan de studievoortgangvergadering voor te leggen. In dat geval wordt de indiener van het bezwaarschrift hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de gewraakte beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket.
Art. 3 Samenstelling Commissie 3.1
3.2 3.3
De Commissie van Bezwaar bestaat uit de volgende drie personen: Een directielid (voorzitter van de commissie); Teamleider; Een studentenvertegenwoordiger Indien één van de leden van de commissie direct betrokken is bij het besluit waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, wordt uit de betreffende geleding een vervanger aangewezen. Het secretariaat wordt verzorgd door een medewerker van studentzaken.
Art. 4 Werkwijze Commissie 4.1 4.2 4.3 4.4
De Commissie hoort alle betrokkenen alvorens tot een besluit te komen. Van de gesprekken met betrokkenen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. De Commissie kan alleen besluiten nemen indien zij voltallig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
Art. 5 Beslissing Commissie 5.1 5.2
Binnen 8 werkdagen na indiening van het bezwaarschrift, geeft de commissie uitslag van haar beraadslagingen. De uitslag wordt, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld.
OER-BS 2011-2012
Pagina 15 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage IV: College van Beroep voor de examens Stoas Hogeschool
Art. 1. Positie College Overeenkomstig artikel 7.60 van de WHW en artikel 8.3 van het onderwijs- en examenreglement heeft Stoas Hogeschool een college van beroep voor de examens.
Art. 2. Reglement van Orde Overeenkomstig artikel 7.62 van de WHW stelt het College een reglement van orde vast. Reglement van Orde College van Beroep voor de Examens. Art. 2.1 Art. 2.2
Het College bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. De samenstelling van het College is als volgt: Regulier lid:
Plaatsvervanger:
Voorzitter:
lid College van Bestuur
lid instellingsdirectie
Lid 1
een studentenvertegenwoordiger
een studentenvertegenwoordiger
Lid 2
docent / opleider
docent / opleider
Art. 2.3 Art. 2.4 Art. 2.5 Art. 2.6 Art. 2.7
Art. 2.8
OER-BS 2011-2012
De zittingstermijn bedraagt vijf jaar voor de betreffende personeelsleden en één jaar voor de betreffende studenten. Het lidmaatschap van de leden van het College wordt automatisch beëindigd wanneer de zittingstermijn is verlopen. Het secretariaat wordt verzorgd door een medewerker van studentzaken. Vervanging van de voorzitter is geregeld door de benoeming van een plaatsvervanger. Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een van de beslissingen genoemd in artikel 7.61 sub 1 van de WHW kan de Commissie middels een bezwaarschrift verzoeken de beslissing te herzien. Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de gewraakte beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket.
Pagina 16 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage V:
Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen
1. Inleiding Onderstaand reglement heeft betrekking op de gang van zaken rond toetsen, assessments en opdrachten voor zover niet beschreven en niet in strijd met de bepalingen van het Onderwijs- en Examenreglement Stoas Hogeschool.
2. Regeling toetsen 2.1 Voorbereiding A. de surveillant: is vijf minuten voor aanvang van de toets in het lokaal aanwezig; controleert de inrichting van het lokaal en de aanwezigheid van benodigde toetsmaterialen. B. de student: zorgt ervoor vijf minuten voor aanvang in het lokaal aanwezig te zijn (in het bezit van de toegestane eigen hulpmiddelen). zorgt er voor dat hij/zij zich middels zijn/haar collegekaart of legitimatiebewijs indien gewenst kan legitimeren. C. de docent: zorgt ervoor dat de toets minimaal één werkdag voor het afnemen daarvan door een surveillant, bij de administratie aanwezig is; voorziet de toetsopgave van een universeel voorblad, waarop is aangegeven: beoordelingseenheid, groep, datum, beschikbare tijd, toegestane hulpmiddelen, regels rondom inlevering, verwijzing naar deze bijlage. 2.2 Uitvoering A. de surveillant: zorgt voor verspreiding van toetsmateriaal; bewaakt de orde in het lokaal en grijpt in bij onregelmatigheden* (zie toelichting); verricht geen bezigheden waardoor verstoring van de rust ontstaat of onregelmatigheden kunnen plaatsvinden; neemt opgaven, uitwerkingen en kladpapier in ontvangst en ziet erop toe dat de student de presentielijst tekent; meldt eventuele onregelmatigheden en uitsluiting van deelname schriftelijk bij de betreffende docent en de schoolleiding. Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. B. de student: zorgt ervoor op het vastgestelde startmoment plaats te hebben genomen en alleen de toegestane hulpmiddelen klaar te hebben liggen; onthoudt zich van elke vorm van verstoring, zowel voor, tijdens als na het maken van de toets; verlaat niet eerder dan een half uur na aanvang van de toets het lokaal, na inlevering van toetsantwoorden, opgaven en kladpapier en tekenen van de presentielijst onder toezicht van de surveillant. Daarbij wordt de rust zoveel mogelijk bewaard. Als een student te laat binnenkomt, bepaalt de surveillant of hij alsnog aan de toets kan deelnemen. Later beginnen aan de toets geeft geen recht op een wijziging in de vastgestelde eindtijd en kan hooguit tot een half uur na aanvang toegestaan worden. Onregelmatigheden Als de student zich aan enige onregelmatigheid schuldig maakt, zal de surveillant hem van (verdere) deelname aan de toets uitsluiten.
OER-BS 2011-2012
Pagina 17 van 23
versie 1.0 september 2011
Bij uitsluiting van (verdere) deelname als gevolg van onregelmatigheden geldt de normale procedure m.b.t. inleveren en tekenen van de presentielijst. Onder een onregelmatigheid wordt o.a. verstaan: het verstoren van de rust; gebruik maken van of in bezit hebben van niet toegestane hulpmiddelen (waaronder schriftelijke of elektronische informatiebronnen); het mondeling uitwisselen van gegevens; het aanbieden van informatie aan een andere student; het gebruik maken van informatie van een andere student; het meenemen van toetsopgaven en klad- en toetspapier uit het lokaal. Consequenties In het geval van geconstateerde onregelmatigheid wordt de toets niet beoordeeld en heeft de student een toetsgelegenheid gebruikt. Indien de student vindt dat het ontzeggen van deelname door de surveillant onterecht is, kan hij bezwaar aantekenen bij de directie via het centraal klachtenloket. De directie kan bij herhaling van onregelmatigheden, gepleegd door dezelfde student, na schriftelijke waarschuwing, besluiten de student uit te sluiten van deelname aan onderwijsactiviteiten voor een bepaalde periode. Overige onregelmatigheden Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. 2.3 Afhandeling A. de docent zorgt voor bekendmaken van de toetsresultaten binnen 14 dagen na afnemen van de toets; (conform artikel 7.13.2o van WHW) maakt bekend waar en wanneer de toetsen kunnen worden ingezien. (conform artikel 7.13.2p van WHW)
3. Regeling toetsgelegenheden A. de directie: zorgt ervoor dat tijdstippen van toetsgelegenheden ten minste twee weken van tevoren bekend worden gemaakt. B. de student: schrijft zich in voor de herkansingstoetsen, via het daarvoor beschikbare elektronische systeem of, als daarom verzocht wordt, op een schriftelijke wijze.
4. Regeling assessments Alle regelingen rondom assessments en het afnemen van assessments zijn vastgelegd in de regeling ‘Beoordelen en assessen Stoas Hogeschool’ wat beschikbaar is via het Stoas Hogeschool Intranet. Voor het overige gelden dezelfde regels als in dit reglement beschreven staat voor toetsen. Zie hiervoor regeling toetsen, Daarnaast zijn eventuele specifieke en aanvullende afspraken rond beoordelen en assessen in de beschrijvingen van de betreffende beroepssituatie opgenomen.
5. Regeling opdrachten A. de docent: geeft in de omschrijving van het onderdeel of in een aanvullende opdrachtbeschrijving inleverdatum, eisen en beoordelingscriteria aan; maakt binnen 20 werkdagen dagen na de uiterste inleverdatum de beoordeling bekend; (conform artikel 7.13.2o van WHW) OER-BS 2011-2012
Pagina 18 van 23
versie 1.0 september 2011
geeft de student gelegenheid het beoordeelde product en de schriftelijke argumentatie van de beoordeling in te zien. (conform artikelen 7.13.2p en 7.13.2q van WHW) B. de student: zorgt voor tijdige inlevering van een opdracht die aan de gestelde eisen m.b.t. vormgeving, samenstelling en inhoud voldoet; zorgt ervoor dat het ontvangstbewijs ingevuld bijgeleverd wordt, zodat het kan worden geparafeerd door een medewerker van Stoas Hogeschool.
Onregelmatigheden Als de student zich schuldig maakt aan enige vorm van fraude, in welke vorm of omvang dan ook, wordt de opdracht niet beoordeeld. De docent meldt dit voorval aan de directie.
OER-BS 2011-2012
Pagina 19 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage VI:
Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen
1. Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van de studievoortgangsvergaderingen.
2. Frequentie van de vergaderingen 2 keer per studiejaar. Eén vergadering medio februari en een tweede begin juli.
3. Doel van de vergaderingen De studievoortgangsvergadering van Stoas Hogeschool heeft enerzijds een adviserende rol en anderzijds een besluitvormende rol richting de student. De volgende zaken komen daarbij aan de orde: Het vaststellen van de reservering van de student voor volgend studiejaar Het geven van een (gestandaardiseerd) studieadvies (indien nodig) Het geven van een formele waarschuwing bij dreigend bindend negatief studieadvies, conform artikel 6.2.7 van de OER.
4. Samenstelling studievoortgangsvergadering. Beide locaties hebben hun eigen studievoortgangsvergadering. De vergadering bestaat uit 3 personen:
Teamleider Medewerker studentzaken Studieloopbaanbegeleider betreffende student
voorzitter secretaris lid
5. Voorbereiding vergadering 1
De medewerkers studentzaken dragen zorg voor het invoeren van de behaalde studieresultaten in het studentenvolgsysteem en verstrekken de deelnemers 2 dagen voor de vergadering een overzicht met daarin de volgende gegevens:
2
Reservering van de student voor volgend studiejaar Behaalde studieresultaten en achterstanden t.o.v. eerder reserveringen Voorgenomen definitieve plaatsing voor volgend studiejaar Voorgenomen studieadvies, eventueel aangevuld met een advies voor het sturen van een waarschuwingsbrief rond een Bindend Negatief Studieadvies. De studieloopbaanbegeleider bespreekt vooraf aan de vergadering met de student zijn studievoortgang. Tevens worden dan zijn reserveringen doorgenomen voor volgend studiejaar. Indien nodig dient de Studieloopbaanbegeleider duidelijkheid te krijgen welke beroepssituaties de voorkeur van de student hebben om te gaan volgen bij dreigende studiebelemmering.
6. Gang van zaken tijdens de vergadering 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
8.
De leiding van de studievoortgangsvergaderingen is in handen van een teamleider. Aan het begin van de vergadering wordt de lijst met voorstellen (zie 5.1) verspreid. De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. Van iedere student wordt het advies besproken en wordt een besluit genomen over de in paragraaf 2 genoemde doelen. Van de besprekingen worden per student besluiten vastgelegd. Deze besluitenlijsten worden zo geformuleerd dat de studieloopbaangebegeleider de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. Besluiten die tijdens de vergadering worden genomen, worden per student afzonderlijk genoteerd. Wanneer er een beslissing moet worden genomen, wordt gestreefd naar consensus; indien dit niet haalbaar is brengt de voorzitter een voorstel in stemming. Daarnaast wordt er een stemming gehouden wanneer één of meer van de aanwezigen daarom vragen. Een voorstel is aangenomen wanneer er meer stemmen vóór dan tegen zijn uitgebracht. Wanneer de aantallen voor- en tegenstemmen gelijk zijn, neemt de voorzitter een besluit.
OER-BS 2011-2012
Pagina 20 van 23
versie 1.0 september 2011
7. Gang van zaken na de vergadering 1. 2. 3. 4.
De voorzitter controleert de besluitenlijst en tekent voor akkoord. De studieloopbaanbegeleider zorgt dat alle studenten van zijn studieloopbaanbegeleiders-groep mondeling op de hoogte worden gebracht van eventuele besluiten en licht die (zo nodig) toe. Studentzaken brengt iedere student binnen 2 weken schriftelijk op de hoogte van genomen besluiten. Aan het verslag van de vergadering kunnen, in het geval van administratieve fouten, geen rechten worden ontleend.
OER-BS 2011-2012
Pagina 21 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage VII: Regels met betrekking tot studievoortgang 1
Inleiding
1.1
In deze bijlage worden de voorwaarden beschreven waaronder een student kan verder studeren aan Stoas Hogeschool. Het betreffen regels die door de studievoortgangvergadering gehanteerd zullen worden om te bepalen hoe en binnen welke beroepssituaties de student het volgende studiejaar kan en mag studeren.
2
Reserveren beroepssituaties
2.1
Een student mag maximaal 6 verschillende beroepssituaties per studiejaar reserveren en deze laten assessen. Niet afgeronde beroepssituaties nemen daarbij de eerste reserveringsplaatsen in voor het volgende studiejaar. De studievoortgangsvergadering zal op aangeven van de studieloopbaanbegeleider bepalen welke beroepssituatie(s) daarbij eventueel komen te vervallen. Studenten die door de studievoortgangsvergadering een belemmering opgelegd hebben gekregen en na dit besluit tussentijds beroepssituaties hebben afgerond hebben de mogelijkheid tussen 1 en 15 september en 15 en 31 januari een verzoek tot studentzaken te richten om belemmerde beroepssituaties alsnog te kunnen gaan volgen. Hard gegeven daarbij blijft dat maximaal 6 beroepssituaties niet afgerond kunnen zijn. Uitgangspunt is verder dat studenten per jaar van 4 beroepssituaties het flankerende onderwijs kunnen volgen. Uitzondering hierop zijn de voltijdstudenten die in een versneld traject studeren. Deze studenten volgen de eerste 2 jaar van hun studie van 5 beroepssituaties flankerend onderwijs. De regels zijn op zowel voltijd- als deeltijdstudenten van toepassing. Voor de propedeuse zijn aanvullende eisen gesteld (zie art. 6.2 van OER) Het reserveren van beroepssituatie 10 (persoonlijk functioneren) kan alleen in het laatste studiejaar waarin de student is ingeschreven.
2.2
2.3
2.4
2.5 2.6 2.7
3
Uitzonderingen
3.1
De studievoortgangvergadering heeft de mogelijkheid om, voorzien van een deugdelijke motivatie, af te wijken van het beschrevene in deze bijlage. Met dien verstande dat de rechten die de student aan deze bijlage kan ontlenen zijn gewaarborgd. Zie hiervoor ook artikel 8.1 van OER.
OER-BS 2011-2012
Pagina 22 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage VIII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen 1 Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van studentbesprekingen.
2 Frequenties De frequentie van deze bijeenkomsten wordt ingegeven door de behoefte van de Studieloopbaanbegeleiders(SLB) om informatie over de studenten te verzamelen. De organisatie zal meestal op aangeven van de SLB-coördinator plaatsvinden.
3 Doel van studentbesprekingen Studentbesprekingen hebben als functie de betreffende SLB-er te voeden met informatie over de studenten die hij begeleidt om zodoende: Informatie te verzamelen t.b.v. de begeleiding van de student Informatie te verzamelen welke gebruikt kan worden tijdens de studievoortgangsvergaderingen. Informatie te verzamelen welke nodig is bij eventuele bespreekgevallen tijdens examencommissievergaderingen, of bij eventuele beroeps-, bezwaar- of klachtenprocedures. Studentbesprekingen richten zich daarbij op 3 zaken: Studievoortgang Studievaardigheden Studiehouding.
4 Samenstelling studentbesprekingen De bijeenkomsten met studentbesprekingen worden bijgewoond door de begeleiders en flo-docenten van de betreffende student.
5 Voorbereiding van de studentbesprekingen
De besprekingen worden voorbereid door de betrokken SLB-ers De SLB-er verzamelt vooraf relevante informatie waaronder feedback van de begeleiders en Flankerend Onderwijs docenten in een gestandaardiseerd format. Studentzaken verstrekt actuele studievoortganggegevens van de student.
6 Gang van zaken tijdens studentbesprekingen 1 De betrokken SLB-er zit de bijeenkomst voor. 2 Aan het begin van de vergadering wordt een lijst met voorstellen verspreid. 3 De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. 4 Ieder student wordt besproken o.b.v. aangeleverde feedback van begeleider/docent en de beschikbare studievoortgangsgegevens en richt zich op de geformuleerde doelen onder paragraaf 3 5 Van de besprekingen worden de bespreekpunten schriftelijk vastgelegd met een zodanige formulering dat de SLB-er de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. 6 Na vastlegging van de besproken punten worden deze gearchiveerd door de administratie.
7 Gang van zaken na de studentbespreking SLB-er bespreekt de bevindingen van de bijeenkomst met de student en gebruikt de ingebrachte informatie voor de in paragraaf 3 gestelde doelen.
OER-BS 2011-2012
Pagina 23 van 23
versie 1.0 september 2011
Bijlage C Regeling vertrouwenspersonen 1. 2. 3.
4.
5.
Binnen de Stoas Hogeschool is een aantal vertrouwenspersonen aangesteld. Stoas Hogeschool heeft twee vertrouwenspersonen, steeds 1 man en 1 vrouw. De vertrouwenspersonen zijn het eerste aanspreekpunt voor klachten van vertrouwelijke aard, samenhangend met ongewenst gedrag zoals beschreven in bijlage D ‘Klachtenregeling Ongewenst Gedrag’, artikel I lid i. Taken, bevoegdheden en procedures van de vertrouwenspersoon betreffende het opnemen en verwerken van klachten die in het kader van de ‘Klachtenregeling Ongewenst Gedrag’ worden ingediend, zijn beschreven in deel 2 van de betreffende regeling, in het ‘Protocol vertrouwenspersoon’ (bijlage D). Anders dan op eigen verzoek trekt het College van Bestuur de aanwijzing tot vertrouwenspersoon niet in, tenzij betrokkene aantoonbaar te kort schiet bij het vervullen van de taken zoals omschreven in onderdeel II van deze regeling, dan wel voortdurend de daarin vastgelegde bevoegdheden te buiten gaat.
Regeling Vertrouwenspersonen 112
Pagina 1 of 1
versie 1.0 september 2011
Bijlage D Klachtenregeling Ongewenst Gedrag Vanuit de algemene zorgplicht ten aanzien van veiligheid, gezondheid en welzijn, in verband met de binnen de hogeschool te verrichten arbeid en of studiewerkzaamheden, acht het College van Bestuur van de Aeres groep, cq de directie van Stoas Hogeschool, het niet gewenst dat studenten, personeelsleden of andere gebruikers en bezoekers van het hogeschoolcomplex zich schuldig maken aan ongewenst gedrag, zoals nader omschreven in deze regeling. Ter bestrijding daarvan is de hier na volgende regeling vastgesteld.
Artikel 1. Begripsbepaling In deze regeling wordt verstaan onder: a. De Hogeschool: Stoas Hogeschool b. College van Bestuur: Het College van Bestuur van de Aeres Groep. c. Directie: Directie van Stoas Hogeschool. d. Gedrag: Een specifieke combinatie van uitingen in houding, gebaar, woord, geschrift of (poging tot) lijfelijk contact, waarmee iemand reageert op en/of handelt in een gegeven situatie, al dan niet expliciet gericht op een bepaalde groep of persoon. e. Initiator: Degene die, bij een of meer gelegenheden of herhaaldelijk uit gewoonte, een bepaald gedrag of gedragspatroon vertoont of vertoond heeft. f. Klager: Degene die, doelwit wordt van, of is geconfronteerd met, initiators gedrag, dit als ongewenst ervaart en zich op grond van deze regeling met een klacht wendt tot de vertrouwenspersoon, dan wel een klacht indient bij de klachtencommissie, het College van Bestuur. g. Klacht: In de zin van deze regeling, een officiële klacht over ongewenst gedrag, ingediend bij het College van Bestuur . h. Klachtencommissie: De door het college van bestuur ingestelde commissie tot behandeling van klachten over ongewenst gedrag. i. Ongewenst gedrag: In het algemeen elk gedrag van de initiator dat de klager sociale, psychische en/of fysieke schade toebrengt en dat maatschappelijk en objectief gezien ook als ongepast, hinderlijk, kwetsend of bedreigend ervaren mag worden en uit dien hoofde onacceptabel is. Meer in het bijzonder gelden als vormen van ongewenst gedrag: Seksuele intimidatie: ongewenste seksuele toenadering en of verzoeken om seksuele gunsten, of ander verbaal en nonverbaal of fysiek gedrag gericht op ongewenste seksuele omgang. Pesterij: het doelbewust verwijtbaar verwijzen naar (verschillen in) geslacht, seksuele geaardheid, levens- of geloofsovertuiging, nationaliteit, etnische oorsprong of andere gegeven aspecten van het uiterlijk of de persoon Roddel: het al dan niet expliciet in een kwaad daglicht plaatsen van personen door: Het bekend maken van met opzet niet algemeen gedeelde kennis over persoon, (privé)leven of verleden van de betrokkene, Het verspreiden van onwaarheden over persoon, (privé) leven of verleden van de betrokkene of het voeden van geruchten terzake, Het bewust ten onrechte uiten van beschuldigen aan het adres van betrokkene, betreffende laakbare daden of gedrag Bedreiging: het expliciet of impliciet verwijzen naar enig machtsmiddel met het oogmerk om de klager te
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 1 van 6
versie 1.0, september 2011
j. k.
l.
m.
bewegen tot (het afzien van), bepaalde acties, of meer in het algemeen om de klager het normaal functioneren onmogelijk te maken. Discriminatie: het in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een persoon(en) vanwege zijn ras, godsdienst, levensovertuiging en of seksuele gerichtheid Geweld: Iedere vorm van verbale en/of lijfelijke agressie die er op gericht is geestelijke of lichamelijke schade toe te brengen Personeelslid: Een ieder die op grond van enigerlei aanstelling zoals gedefinieerd in de CAO te eniger tijd in dienst is of is geweest van de Stoas Hogeschool. Student: Een ieder die als zodanig bij de Stoas Hogeschool staat ingeschreven of die als auditor of extraneus, dan wel op andere legitieme gronden deelneemt of deelgenomen heeft aan de door of in de gebouwen van de Stoas Hogeschool verzorgde onderwijsactiviteiten Vertrouwenspersoon: Een door het College van Bestuur aangestelde functionaris, die op onafhankelijke en vertrouwelijke wijze open staat voor klachten zoals binnen deze regeling bedoeld en zoals nader beschreven in hoofdstuk 2 van deze regeling WHW: De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
Artikel 2. Protocol vertrouwenspersoon Dit protocol stelt regels vast ten aanzien van de taak en verantwoordelijkheden van de vertrouwenspersoon. Tevens zijn regels opgenomen ten aanzien van het omgaan met vertrouwelijke informatie door de vertrouwenspersoon. Dit protocol maakt onderdeel uit van de Klachtenregeling Ongewenst Gedrag Stoas Hogeschool (bijlage D bij het Studentenstatuut). 1. Stoas Hogeschool heeft twee vertrouwenspersonen, steeds een man en een vrouw. De vertrouwenspersonen worden aangewezen namens het College van Bestuur. De aanwijzing geschiedt in beginsel voor onbepaalde tijd. 2. De namen van de vertrouwenspersonen worden jaarlijks bekend gemaakt in de Infogids. Het College van Bestuur ziet erop toe dat in ruime mate bekendheid gegeven wordt aan het telefoonnummer van de vertrouwenspersoon en het doel waarvoor de vertrouwenspersoon is ingesteld. 3. De vertrouwenspersoon is aangesteld om de regeling betreffende ongewenst gedrag en het beleid daaromtrent uit te voeren. 4. Het College van Bestuur ziet er op toe dat de vertrouwenspersonen ten behoeve van de uitoefening van hun taken, adequate middelen krijgen om hun taak naar behoren te vervullen. Hierbij wordt met name gelet op de vertrouwelijkheid die vereist is voor een goede functievervulling. 5. De taken en verantwoordelijkheden van de vertrouwenspersoon worden omschreven in een door het College van Bestuur vastgesteld protocol. 6. Tenminste een maal per jaar rapporteert de vertrouwenspersoon aan het College van Bestuur over de klachten die hem hebben bereikt. Hij geeft daarbij tenminste aan: het aantal klachten, het aantal klagers, de aard van de klachten en de wijze waarop hierop is gereageerd. 2.1 Bevoegdheden vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon is bevoegd al datgene te doen dat in verband met de beschreven taken van belang is, voor zover hiervoor toestemming is verleend door de klager en met inachtneming van waarborgen voor een zo goed mogelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen(n). Aan de vertrouwenspersoon komt het recht van verschoning toe, echter alleen voor hetgeen als zodanig aan hem is toevertrouwd. 2.2 Taken vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon vervult zijn taken in principe naast de werkzaamheden die hij in zijn reguliere functie vervult. De leidinggevende van de vertrouwenspersoon in zijn reguliere functie en de vertrouwenspersoon, voeren overleg over de afstemming van de taken van de vertrouwenspersoon en de reguliere taken die hij als werknemer heeft.
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 2 van 6
versie 1.0, september 2011
2.2.1. Taken a. Het in behandeling nemen van problemen van aan de Stoas Hogeschool werkzame personen of studenten met betrekking tot ongewenst gedrag, voor zover deze problemen vallen onder het bereik van de ‘Klachtenregeling Ongewenst Gedrag’ (zie 3.). b. De behandeling van de problemen bestaat uit: het bieden van ondersteuning, begeleiding en advisering om het probleem bespreekbaar en hanteerbaar te maken; het proberen te vinden van de meest wenselijke en haalbare oplossing; zo nodig het inschakelen van een bemiddelaar of het verwijzen naar de Klachtencommissie dan wel naar een externe instantie. Dit alles uitsluitend met instemming van betrokkene. c. Het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van Bestuur dan wel de directie van Stoas Hogeschool, ten aanzien van het beleid op het terrein van ongewenst gedrag. d. De vertrouwenspersoon is verantwoording schuldig aan de directie van Stoas Hogeschool. e. De vertrouwenspersoon voert zijn taken uit met inachtneming van de hieronder bij c. aan te geven regels ten aanzien van de vertrouwelijkheid. 2.2.2 Werkwijze De vertrouwenspersonen hanteren bij voorkomende klachten de “Toolkit vertrouwens(contact)personen van het APS” (ISBN 906607292-X) en hebben de bijbehorende scholing gevolgd. In voorkomende gevallen raadplegen zij deze toolkit, inzake juridische zaken, aanpak, behandeling van de klacht. In de ‘Klachtenregeling Ongewenst Gedrag’ (zie 3.) is de klachtenprocedure beschreven. 2.2.3. Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid voor vertrouwenspersonen a. De vertrouwenspersoon gaat een vertrouwensrelatie aan met de klager of andere personen die een beroep op hem doen of tot wie hij zich richt. Daarom belooft de vertrouwenspersoon alle betrokkenen geheimhouding van hetgeen hem bij de uitoefening van zijn functie als vertrouwenspersoon ter kennis komt. b. De vertrouwenspersoon zorgt ervoor dat de documentatie en archivering van gegevens geschiedt in overeenstemming met het vertrouwelijke karakter ervan. c. Uitzonderingen op de belofte tot geheimhouding zijn alleen mogelijk als de klager en andere betrokken persoon/personen schriftelijk toestemming geven tot het doorbreken van deze belofte tot geheimhouding, of wanneer zeer dringende redenen aanwezig zijn, zoals in d omschreven. d. Bij het ontbreken van schriftelijke toestemming van de betrokken persoon om informatie aan derden te verstrekken, kan de vertrouwenspersoon zich pas ontheven achten van de belofte tot geheimhouding indien tenminste voldaan is aan al de vijf hieronder genoemde voorwaarden: • alles is in het werk gesteld de toestemming van de betrokken persoon te verkrijgen; • de vertrouwenspersoon verkeert in gewetensnood door het handhaven van de geheimhouding, • er is geen andere weg dan doorbreking van de geheimhouding om het probleem op te lossen, • het is vrijwel zeker dat het niet-doorbreken van de geheimhouding voor betrokkenen of voor derden aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar zal opleveren, • de vertrouwenspersoon is er vrijwel zeker van dat de doorbreking van de geheimhouding die schade aan de betrokkenen of anderen in belangrijke mate zal voorkomen of beperken. e. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, zal de vertrouwenspersoon zijn redenen om de geheimhouding te doorbreken met een terzake kundige partij bespreken alvorens de geheimhouding te doorbreken. f. De vertrouwenspersoon brengt betrokkene op de hoogte van het voornemen de geheimhouding te doorbreken alvorens dit daadwerkelijk te doen. g. Indien het doorbreken van de geheimhouding dit noodzakelijk maakt, verwijst de vertrouwenspersoon betrokkene onverwijld naar een andere vertrouwenspersoon en/of andere instantie. 2.2.4. Procedure voor vertrouwenspersoon hoe om te gaan met een klacht a. Iedereen kan een beroep doen op de vertrouwenspersoon b. De vertrouwenspersoon brengt, na toestemming van de klager, binnen twee weken na de klacht, de aangeklaagde schriftelijk op de hoogte van de klacht. Een afschrift hiervan wordt aan het College van Bestuur ter hand gesteld. c. Vertrouwenspersoon en klager komen binnen zes weken nadat een aangeklaagde schriftelijk op de hoogte is gesteld, tot een oordeel of de klacht zal worden voorgelegd aan de klachtencommissie.
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 3 van 6
versie 1.0, september 2011
Artikel 3. Klachtenprocedure 3.1 Indienen van een klacht Ieder personeelslid, student of andere gebruiker/bezoeker van de hogeschool, kan bij het College van Bestuur schriftelijk een klacht indienen over ongewenst gedrag, van een personeelslid, student, of andere bezoeker/gebruiker van de Stoas Hogeschool, voor zover de gedraging een relatie heeft met studie en of werkzaamheden aan of binnen de hogeschool. De klacht dient fysiek ingediend te worden bij het centraal klachtenloket. Dit loket zal voor verdere doorleiding van de klacht zorgen. 3.2 Termijn waarbinnen een klacht dient te worden ingediend, geen verjaring a. De termijn waarbinnen een klacht dient te worden ingediend is in beginsel onbepaald. Echter wanneer de gedraging waartegen de klacht zich richt, langer dan drie jaar voor het indienen van de klacht, voor het laatst plaatsvond, dan bepaalt het College van Bestuur of zij het nog relevant acht, om de klacht in behandeling te nemen. b. Het College van Bestuur geeft klager gemotiveerd kennis van een beslissing tot het niet in behandeling nemen van een klacht. 3.3. Klachtencommissie De hogeschool beschikt over een klachtencommissie die tot taak heeft klachten over (beweerd) ongewenst gedrag te onderzoeken, daaromtrent te rapporteren aan het College van Bestuur en het College te adviseren over eventuele te nemen passende maatregelen. 3.4 Samenstelling klachtencommissie a. Het College van Bestuur stelt een klachtencommissie in die de afhandeling van de klacht voor hem voorbereidt. b. De commissie bestaat uit vijf leden, waaronder een voorzitter. c. Leden van de commissie mogen niet zijn bestuurder van de Stoas Hogeschool zoals omschreven in de WHW of Vertrouwenspersoon zoals bedoeld in deze regeling. d. De voorzitter is geen personeelslid of student van de Stoas Hogeschool. e. Tenminste twee van de leden van de commissie zijn van het vrouwelijk geslacht. f. Tenminste een van de leden van de commissie behoort tot een algemeen erkende etnische minderheid. g. Tenminste één lid van de commissie is als student ingeschreven aan de Stoas Hogeschool. h. Tenminste een lid van de commissie is meester in de rechten. i. De commissie stelt een reglement vast ten aanzien van haar werkwijze, met inachtneming van het geen bepaald in deze regeling en legt dit reglement ter goedkeuring voor aan het College van Bestuur. 3.5 De behandeling, het horen en de zitting, beslistermijn a. De behandeling van de klacht zal worden afgedaan volgens de regels voor klachtafhandeling zoals gehanteerd in de AWB (Algemene Wet Bestuursrecht), voor zover hieronder niet anders is bepaald. b. Na ontvangst van de klacht stelt het College van Bestuur de vermeende initiator per omgaande daarvan in kennis, tenzij zwaarwegende belangen zich daar tegen verzetten. c. Na ontvangst van een klacht roept de commissie binnen vier weken zowel de klager als de initiator op ter zitting. d. De zitting vindt plaats achter gesloten deuren. De commissie kan, al dan niet op verzoek van een der partijen, besluiten tot een openbare zitting. e. De commissie hoort zowel de klager als de initiator. f. Het horen geschiedt in elkaars bijzijn, tenzij een der partijen hier bezwaar tegen maakt en de commissie dit bezwaar redelijk acht. Tot tien dagen voor de zitting staat het partijen vrij om eventuele bewijsstukken of getuigen in te brengen. g. Van het horen wordt door de commissie een verslag gemaakt. h. Ieder der partijen heeft het recht om kennis te nemen van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid. i. Het College van Bestuur beslist op de klacht binnen 10 weken na het indienen van de klacht. Zowel klager als initiator ontvangen binnen deze periode een schriftelijk en gemotiveerd afschrift van de beslissing. j. De beslistermijn kan met ten hoogste vier weken verlengd worden. Hiervan wordt aan partijen schriftelijk mededeling gedaan.
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 4 van 6
versie 1.0, september 2011
3.6 De uitspraak a. Met in achtneming van het advies van de Commissie, zal het College van Bestuur zich uitspreken over de klacht. De uitspraak strekt tot: 1. het niet ontvankelijk verklaren van de klacht, 2. het ongegrond verklaren van de klacht of 3. het gegrond verklaren van de klacht b. Indien het College van Bestuur afwijkt van het aan hem door de commissie uitgebrachte advies, zullen de redenen daarvan uit de motivering van zijn besluit blijken. c. De uitspraak wordt partijen schriftelijk medegedeeld. 3.7 Sancties Wanneer het College van Bestuur een klacht gegrond verklaart, staan hem de volgende sanctiemaatregelen open: - ten aanzien van personeel: de disciplinaire maatregelen zoals verwoord in de CAO, - ten aanzien van studenten: de ordemaatregelen zoals bedoeld in artikel 7.57 a. van de WHW - ten aanzien van overige personen: het als beheerder ontzeggen van de toegang tot de gronden en de gebouwen van de Stoas Hogeschool voor een nader vast te stellen periode en voorzover mogelijk het ontbinden van de contractuele relaties of het niet verlengen daarvan. 3.8 Melding ongewenst gedrag bij Politie/Justitie Wanneer hiertoe een wettelijke verplichting bestaat, doet het College van Bestuur van ongewenst gedrag, onverwijld aangifte bij de politie. In andere gevallen kan het College van Bestuur bij gebleken ongewenst gedrag, als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, eveneens besluiten aangifte te doen bij de politie. 3.9 Spoedeisende gevallen, verkorte procedure 1. Een klager kan het College van Bestuur verzoeken zijn klacht versneld af te handelen, door middel van een verkorte procedure. 2. Het College van Bestuur gaat hiertoe over wanneer de klager in zijn klachtschrift aangeeft zoveel last van het ongewenste gedrag te hebben, dat verder functioneren redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Klager moet tevens hulp hebben gezocht bij een vertrouwenspersoon welke onderschrijft dat een verkorte procedure daadwerkelijk gewenst is. 3. Bij toewijzing van dit verzoek komt de commissie binnen een week bijeen. Het College van Bestuur zal in deze gevallen binnen 10 dagen een uitspraak doen. 3.10 Beroep Zowel klager als de aangeklaagde kunnen overeenkomstig de bepalingen in de artikelen 4.7 WHW (personeel) en artikel 7.66 WHW (voor studenten) tegen de beslissing van het CvB in beroep gaan. 3.11 Vrijwaring Het College van Bestuur ziet erop toe dat de betrokken medewerkers, bij het vervullen van de functie van vertrouwenspersoon, geen nadelen ondervinden binnen de organisatie. Het vervullen van de functie van vertrouwenspersoon heeft in het bijzonder geen invloed op de beoordeling en loopbaanvorming van de vertrouwenspersoon als reguliere medewerker. 3.12 Archivering De klachtencommissie houdt een archief bij van de behandelde klachten. Een klachtendossier wordt vijf jaar na indiening vernietigd. Dit archief is uitsluitend toegankelijk voor leden van de klachtencommissie, dan wel de vertrouwenspersonen voor zover ze bij de behandelde klacht(en) betrokken zijn (geweest).
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 5 van 6
versie 1.0, september 2011
Artikel 4. Geheimhouding 1.
2.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit reglement en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht kent, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudend voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit reglement de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit. Het door een medewerker van de hogeschool niet voldoen aan het gestelde in het eerste lid wordt aangemerkt als plichtsverzuim dat ertoe leidt dat toepassing wordt gegeven aan hetgeen omtrent disciplinaire maatregelen is bepaald in de vigerende Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Hoger Beroepsonderwijs (CAO HBO).
Artikel 5. Slotartikel Dit reglement treedt in werking op 1 september 2008.
Klachtenregeling Ongewenst Gedrag 2011-2012
Pagina 6 van 6
versie 1.0, september 2011
Bijlage E Regeling financiële tegemoetkoming uit het studiefonds Artikel 1. Begrippenomschrijving In deze regeling wordt verstaan onder: - de wet de Wet op Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek - het bevoegd gezag De directie van Stoas Hogeschool - de hogeschool de Stoas Hogeschool - de student degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.34 van de wet aan een voltijdse studierichting van de hogeschool staat ingeschreven - commissie commissie studiefonds, die het bevoegd gezag adviseert over verzoeken om financiële ondersteuning. De commissie bestaat uit drie personen, te weten een lid van de locatiedirectie, een studiebegeleider en een medewerker studentzaken. - inschrijvingsduur periode waarin iemand als student aan een voltijdse opleiding mag staan ingeschreven ovk, art. 7.33 van de Wet. - schooldag werkdag buiten de officieel vastgestelde vakanties voor studenten - studieloopbaanbegeleider Aanspreekpunt voor studenten met vragen of problemen m.b.t. hun studieplanning/studieresultaten - studievoortgangnorm de norm als bedoeld in WSF 2000 - college van beroep het college van beroep van het hoger onderwijs - WSF Wet op de Studiefinanciering Artikel 2. Deze regeling is een regeling als bedoeld in artikel 7.51 van de Wet. Artikel 3. Verzoek om financiële ondersteuning 1. De volgende personen kunnen een verzoek richten aan het bevoegd gezag voor financiële ondersteuning: a) een ieder die als voltijdstudent staat ingeschreven aan de hogeschool en die redelijkerwijze niet in staat is het afsluitend examen af te leggen binnen de periode van 5 jaar, respectievelijk 4 jaar, bedoeld in WSF 2000 en die voornemens is dezelfde opleiding voort te zetten, waarvoor hij in het studiejaar waarin hij de aanvraag indient studiefinanciering ontving; b) een ieder die als voltijdstudent staat ingeschreven aan de hogeschool en die tijdens zijn inschrijving aan de hogeschool in een studiejaar niet heeft voldaan aan de norm van de studievoortgang, zoals bedoeld in WSF 2000. 2. De student als bedoeld in lid 1a dient zo spoedig mogelijk, doch ten hoogste drie maanden voor het verstrijken van zijn toegestane inschrijvingsduur, dan wel het verstrijken van de periode, bedoeld in WSF 2000 een verzoek tot financiële ondersteuning in bij het bevoegd gezag. Een student als bedoeld in lid 1b dient zo spoedig mogelijk, doch ten hoogste twee weken nadat hij bericht heeft ontvangen van de DUO/IB-Groep dat hij niet heeft voldaan aan de norm van de studievoortgang als bedoeld in WSF 2000, een verzoek tot financiële ondersteuning in bij het bevoegd gezag. 3. Het verzoek dient in ieder geval de volgende elementen te omvatten: a) naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de student; b) voor de student bedoeld onder lid la van dit artikel de perioden waarin hij als student ingeschreven heeft gestaan aan het hoger onderwijs, gespecificeerd naar onderwijsinstelling en opleiding; c) voor de student onder lid 1b van dit artikel: de opleidingen waarvoor hij stond ingeschreven in het studiejaar waarop zijn verzoek betrekking heeft; d) voor de student bedoeld onder lid 1a van dit artikel: de onderdelen van het studieprogramma die nog moeten worden afgerond, alsmede het tijdstip waarop hij verwacht zijn studie af te ronden en de omstandigheden waardoor hij zijn studie niet heeft afgerond binnen de periode van 5 jaar, respectievelijk 4 jaar bedoeld in WSF 2000; e) voor de student bedoeld onder lid 1b van dit artikel: de omstandigheden waardoor hij niet heeft voldaan aan de norm van de studievoortgang, als bedoeld in WSF 2000.
Regeling studiefonds 2011-2012
Pagina 1 van 5
versie 1.0, september 2011
4.
Het verzoek dient vergezeld te gaan van de volgende documenten: a) Een verklaring van de examencommissie, waaruit blijkt dat deze akkoord is met het gestelde onder lid 4d van dit artikel; b) Bewijsstukken waaruit de omstandigheden genoemd onder lid 4d van dit artikel blijken; indien van toepassing inclusief een bewijsstuk waaruit blijkt dat de aanvrager om tussentijdse beëindiging van zijn inschrijving heeft verzocht en een verklaring van de studieadviseur en/of decaan waaruit blijkt dat de student zo spoedig mogelijk advies heeft ingewonnen over te nemen maatregelen om de vertraging te beperken; c) Een beschrijving van de wijze waarop de betrokkene getracht heeft al het mogelijke te doen om de gevolgen van de bijzondere omstandigheden voor zijn studie te voorkomen dan wel te beperken; d) Voor de student bedoeld onder lid 1a van dit artikel: het meest recente "Bericht" van de DUO/IB-Groep omtrent de studiefinanciering van verzoeker; e) Voor de student bedoeld onder lid 1a van dit artikel: een opgave van het toetsingsinkomen, als bedoeld in WSF 2000, dat de student ontvangt op het moment dat hij de aanvraag om financiële ondersteuning indient; f) Voor de student bedoeld onder lid 1b van dit artikel: een afschrift van de brief van de instelling aan de DUO/IB-Groep waaruit blijkt dat hij niet heeft voldaan aan de norm van de studievoortgang, als bedoeld in WSF 2000; g) Voor zover het omstandigheden betreft die genoemd worden onder art. 5, lid 2 a t/m d: een schriftelijk advies van de decaan of studieloopbaanbegeleider, verbonden aan de hogeschool; h) Voor zover het omstandigheden betreft die genoemd worden onder art. 5, lid 2h: een gegrondverklaring van een bezwaar of beroep dat zich richt tegen een beslissing van het instellingsbestuur in verband met studeerbaarheid; i) Voor zover het studenten betreft bedoeld in art. 3, lid 1 onder a en b een studieplanning die aangeeft hoe de aanvrager zijn studie tijdens de periode dat hij om ondersteuning verzoekt denkt voort te zetten, inclusief de geschatte gemiddelde studielast per week over die periode.
Artikel 4. De behandeling van het verzoek 1. Het bevoegd gezag bevestigt de ontvangst van het verzoek en legt het voor advies voor aan de commissie binnen 10 schooldagen na ontvangst. 2. De commissie kan ter zake de examencommissie, de studieloopbaanbegeleider en/of de decaan en de indiener van het verzoek om een nadere toelichting vragen. 3. De commissie brengt binnen 30 schooldagen na de ontvangst van het verzoek advies uit aan het bevoegd gezag in de vorm van een met redenen omklede ontwerpbeslissing. 4. Het bevoegd gezag beslist op het verzoek binnen 10 schooldagen na ontvangst van het advies van de commissie. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste 10 schooldagen worden verlengd. Van deze verlenging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker. 5. De met redenen omklede beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de verzoeker. In de beslissing wordt de verzoeker erop gewezen dat hij tegen het besluit beroep kan aantekenen bij het College van Beroep bijzonder onderwijs als bedoeld in art. 7.68 van de Wet. 6. De leden van de commissie studiefonds zijn, in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager, verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in de hoedanigheid van commissielid vernemen, uitgezonderd ten overstaan van het bevoegd gezag. Artikel 5. De beslissing 1. Het verzoek om financiële ondersteuning wordt ingewilligd in de volgende gevallen: a) indien de indiener naar het oordeel van het bevoegd gezag ten gevolge van een of meer van de in het tweede lid van dit artikel genoemde omstandigheden redelijkerwijze niet in staat is geweest binnen de toegestane inschrijvingsduur het afsluitend examen af te leggen; b) indien de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag tengevolge een of meer van de in het tweede lid van dit artikel genoemde omstandigheden redelijkerwijze niet in staat is geweest het afsluitend examen af te leggen binnen de periode, bedoeld in WSF 2000;
Regeling studiefonds 2011-2012
Pagina 2 van 5
versie 1.0, september 2011
c)
2.
3.
4.
5.
indien de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag tengevolge een of meer van de in het tweede lid van dit artikel genoemde omstandigheden redelijkerwijze niet in staat is geweest in een studiejaar te voldoen aan de norm van de studievoortgang, als bedoeld in WSF 2000, en indien de aanvrager zich twee maanden na het aandienen van de omstandigheden als bedoeld onder hd 2a t/m d van dit artikel tussentijds heeft laten uitschrijven bij de hogeschool. De omstandigheden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zijn: a) ziekte van de indiener; b) lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van indiener; c) zwangerschap van indiener; d) bijzondere familieomstandigheden; e) activiteiten in het kader van het bestuur en de organisatie van de instelling, zoals het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad, opleidingscommissie of studentenraad, tenzij voor deze activiteiten studiepunten worden toegekend. Het lidmaatschap van het hoofdbestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit; f) de onderwijsprogrammering c.q. de studeerbaarheid zodanig is dat de student redelijkerwijze niet in staat is geweest te voldoen aan de norm volgens WSF 2000. Een verzoek om financiële ondersteuning op grond van lid 2e en f van dit artikel kan ten hoogste een keer tijdens de periode dat aanvrager als student aan de hogeschool staat ingeschreven, worden ingewilligd. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag in andere dan in het eerste lid genoemde omstandigheden het verzoek om financiële ondersteuning inwilligen, in geval afwijzing zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Per studiejaar kunnen maximaal twee leden van het hoofdbestuur van een studentenorganisatie, maximaal één per locatie, als bedoeld in lid 2e van dit artikel voor financiële ondersteuning uit het fonds voor studenten in aanmerking komen.
Artikel 6. Aard en omvang van de steun 1. Bij inwilliging van het verzoek op grond van de omstandigheden genoemd in art. 5 stelt het bevoegd gezag voor studenten die krachtens art. 3, lid 1a en b een verzoek doen voor financiële ondersteuning een bedrag vast dat aan verzoeker in de vorm van een voorwaardelijke gift gedurende de periode bedoeld onder art. 7 maandelijks zal worden uitgekeerd. Dit bedrag zal in beginsel maximaal gelijk zijn aan hetgeen verzoeker als gift zou ontvangen indien hij/zij recht zou hebben op studiefinanciering op grond van de artikelen 15 tot en met 17 van de Wet Studiefinanciering. Een eventuele partner- of eenouder toeslag wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. 2. Indien de ontvanger van de financiële ondersteuning gedurende de periode waarin hij deze ondersteuning heeft genoten, het aantal studiepunten heeft behaald dat vooraf met hem is overeengekomen, wordt de voorwaardelijke gift door het bestuur onvoorwaardelijk als beurs vastgesteld. 3. Indien de ontvanger van financiële ondersteuning niet de voortgang als bedoeld in het tweede lid heeft behaald, wordt de voorwaardelijke gift door het bestuur voor 1 januari van het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de financiële ondersteuning is genoten, omgezet in een lening tegen een door het bestuur vastgestelde rente. 4. In geval dat met ingang van, of tijdens de periode van financiële ondersteuning bij of krachtens de wet wijzigingen worden aangebracht in het beursgedeelte van de maandelijks door studenten te ontvangen studiefinanciering, zal voor de studenten als bedoeld onder artikel 3 lid 1a en 1b van deze regeling, het bedrag van de financiële ondersteuning naar evenredigheid daaraan worden aangepast. 5. Indien zich gedurende de periode waarin de student financiële ondersteuning ontvangt uit het studiefonds, wijzigingen voordoen in het toetsingsinkomen van de student, als bedoeld in WSF 2000, die van invloed geweest zouden zijn op de hoogte van zijn studiefinanciering, wordt de financiële ondersteuning op dezelfde wijze aangepast als de studiefinanciering op grond van WSF 2000 aangepast zou zijn. 6. De in het eerste lid bedoelde uitkering vindt plaats aan het einde van de betreffende maand.
Regeling studiefonds 2011-2012
Pagina 3 van 5
versie 1.0, september 2011
Artikel 7. De periode waarover financiële steun wordt verleend 1. De financiële steun, bedoeld in artikel 6 lid 1 wordt aan studenten als bedoeld in art. 3 lid la en b gegeven voor de duur van de vastgestelde studievertraging c.q. tot het tijdstip waarop de verzoeker blijkens art. 3 lid 3d verwacht af te studeren, voor zover de examencommissie blijkens art. 3 lid 4a met dit tijdstip akkoord is gegaan, doch ten hoogste gedurende 12 maanden. De financiële ondersteuning aan studenten bedoelt in art. 3 lid la en lb die deze ondersteuning ontvangen op grond van de omstandigheden genoemd in art. 5 lid 2' en g geldt ten hoogste voor de periode van de opgelopen achterstand, met een maximum van zes maanden. 2. Eenmaal per maand dient de student als bedoeld in art. 3, lid 1a en 1b een studievoortganggesprek te hebben met de daarvoor aangewezen studieloopbaanbegeleider ten einde de studievoortgang te bespreken. De studieloopbaanbegeleider brengt binnen 5 schooldagen aan de commissie schriftelijk verslag uit van deze studievoortganggesprekken. Bij gebleken wanprestatie m.b.t. het geplande studiepad kan de commissie een nieuw besluit nemen over de aard en de omvang van de steun. 3. Behaalt de verzoeker als bedoeld in art. 3 lid 1a en 1b het einddiploma eerder dan op het in lid 1 van dit artikel bedoelde tijdstip, dan wordt de financiële steun verleend tot en met de maand waarin hij zijn laatste studie-activiteit heeft verricht. 4. Beëindigt verzoeker als bedoeld in art. 3 lid 1a en 1b eerder dan het tijdstip genoemd onder lid 1 van dit artikel zijn inschrijving als student, dan eindigt de financiële steun op het moment waarop de inschrijving als student beëindigd is. 5. Wanneer verzoeker als bedoeld in art. 3 lid 1a en 1b door zwaarwegende omstandigheden niet in staat is het einddiploma te behalen op het onder lid 1 van dit artikel bedoelde tijdstip dan kan hij verzoeken om de financiële steun te verlengen tot het moment waarop hij afstudeert. In dat geval dient hij een met redenen omkleed, door de in hd 2 van dit artikel genoemde studieloopbaanbegeleider ondersteund, verzoek tot verlenging van de steun in te dienen ten minste 2 maanden voor het verstrijken van het tijdstip bedoeld in lid 1 van dit artikel. 6. Het bevoegd gezag beslist, na advies te hebben ingewonnen bij de commissie binnen 30 schooldagen over het verzoek als bedoeld in lid 5 van dit artikel en deelt deze beslissing onverwijld mee aan verzoeker. 7. Een verzoek als bedoeld onder hd 5 van dit artikel kan slechts eenmaal gedurende de periode waarin verzoeker financiële ondersteuning ontvangt, ingediend worden. Artikel 8. Terugvordering van ten onrechte verstrekte voorzieningen Indien ondersteuning is c.q. wordt verleend na verstrekking van onjuiste gegevens of na fraude, kan het bevoegd gezag besluiten tot: a. stopzetting van de ondersteuning; b. intrekking van het besluit tot verstrekking; c. terugvordering van de reeds uitgekeerde ondersteuning. Artikel 9. Beroep Degene die rechtstreeks in zijn belang getroffen is, kan beroep instellen bij het College van Beroep bijzonder onderwijs als bedoeld in art. 7.68 van de wet. Artikel 10. Deze regeling is vastgelegd door het bevoegd gezag en geldt met ingang van 1 september 1997. De medezeggenschapsraad heeft met de regeling ingestemd. Toelichting op de regeling financiële tegemoetkoming uit het studiefonds De regeling is bedoeld om studenten die door bijzondere omstandigheden niet binnen de daarvoor gestelde termijn hun opleiding kunnen beëindigen in de gelegenheid te stellen dit alsnog te doen. Tevens geldt de regeling voor de studenten die door de bijzondere omstandigheden hun beursgedeelte op grond van de WSF 2000, studievoortgangsnorm, zien omgezet in een rentedragende lening. Artikelsgewijze toelichting Artikel 3. lid 1
Regeling studiefonds 2011-2012
Pagina 4 van 5
versie 1.0, september 2011
Studenten die een verzoek wensen in te dienen kunnen dit schriftelijke verzoek richten aan het bevoegd gezag van de Stoas Hogeschool. Artikel 3 lid 4 onder b. Studenten dienen aan de hand van de bewijsstukken het oorzakelijk verband aan te tonen tussen de bijzondere omstandigheden waarop een beroep gedaan wordt en de opgelopen studievertraging of het niet behalen van de studievoortgangnorm. Artikel 3 lid 4 onder g Het verdient aanbeveling dat de student ten tijde, dan wel zo spoedig mogelijk na het ingaan van de periode van het verkeren in een bijzondere omstandigheid als bedoeld in art. 5 lid 2a t/m d, zorg draagt voor een verklaring van een relevante autoriteit waarin het bestaan van en de duur van de bijzondere omstandigheid wordt vastgesteld en vastgelegd. De commissie studiefonds, die het bevoegd gezag adviseert over verzoeken om financiële ondersteuning bestaat uit drie personen, te weten: een lid van de instellingsdirectie, een studieloopbaanbegeleider en een medewerker studentzaken.
Regeling studiefonds 2011-2012
Pagina 5 van 5
versie 1.0, september 2011
Bijlage F Faciliteitenregelingen A. Specifieke regeling De Stoas Hogeschool verstrekt jaarlijks aan maximaal twee studenten die deel uitmaken van het hoofdbestuur van een studentenvereniging, gevestigd in de regio Wageningen en waarvan de betreffende vereniging structureel activiteiten voor Stoas Hogeschoolstudenten organiseert, een financiële bijdrage die maximaal gelijk is aan de omvang van een basisbeurs (conform WSF 2000) ‘Thuiswonende’ dan wel ‘Uitwonende’ (afhankelijk van de woonsituatie van de betreffende student) en passend bij de persoonlijke situatie van de aanvrager. Dit betekent concreet dat een student die gebruik maakt van deze regeling recht heeft op enerzijds de vergoeding van het collegegeld in het jaar van uitvoering van de activiteit en anderzijds recht heeft op een financiële bijdrage van Stoas Hogeschool die maximaal gelijk is aan de omvang van een basisbeurs (conform WSF 2000) ‘Thuiswonende’ dan wel ‘Uitwonende’ (afhankelijk van de woonsituatie van de betreffende student) gedurende één studiejaar, indien de bestuuractiviteiten aantoonbaar de reden zijn van studievertraging van de student en door deze vertraging geen recht meer op studiefinanciering ontstaat. Indien de student door de opgelopen studievertraging enig jaar het verhoogde wettelijk collegegeld verschuldigd is zal Stoas Hogeschool dit gedurende maximaal één jaar voor haar rekening nemen. Verder gelden de volgende voorwaarden: 1. De betreffende student bekleedt de functie van voorzitter, secretaris of penningmeester; 2. De functie omvat een taakbelasting van 40 of meer uur per week; 3. In principe heeft de student bij aanvang van het bestuursjaar geen studieachterstand. Mocht die er onverhoopt wel zijn dan dient deze achterstand in het bestuursjaar ingehaald te worden; 4. Op de samenwerkende instelling in de regio Wageningen is een vergelijkbare regeling van kracht en deze wordt toegepast voor zover die binnen de hierboven genoemde beschrijving past. 5. Afwijkingen van deze voorwaarden kunnen worden vastgesteld door de examencommissie B. Persoonlijke ontwikkeling In de Competentiegerichte opleiding is studieruimte gereserveerd voor vrije keuze in de Persoonlijke ontwikkeling. In de Persoonlijke ontwikkelingsplannen dient de student aan te geven voor welk doel deze ruimte besteed wordt. Deze plannen moeten akkoord bevonden worden door de studieloopbaanbegeleider, voordat aan de activiteit begonnen wordt. Binnen deze regeling kunnen ook activiteiten ontplooid worden zoals de hierna genoemde bestuurstaken en PR-activiteiten. -
-
Studentenverenigingen in de regio Wageningen, welke structureel activiteiten voor Stoas Hogeschoolstudenten organiseren, HB-leden, uitgezonderd zij die al gebruik maken van regeling A, maximaal 2 studiepunten en commissieleden maximaal 1 studiepunt per studiejaar; Medezeggenschapsraad, maximaal 2 studiepunten per studiejaar; Studentenraad/ Opleidingscommissie, maximaal 2 studiepunten per studiejaar, en commissieleden maximaal 1 studiepunt per studiejaar; Overige activiteiten in overleg met de studieloopbaanbegeleider.
Verder kunnen studenten die zich gedurende een aanééngesloten periode van maximaal 2 jaar, aantoonbaar 56 uur of meer hebben ingezet voor PR-activiteiten gebruik maken van deze regeling (maximaal 2 studiepunten). Een verzoek tot financiële tegemoetkoming (regeling A) dient aangevraagd te worden bij studentzaken, vóór 15 mei voorafgaande aan het studiejaar waarin de activiteiten zullen worden uitgevoerd.
Faciliteitenregeling 2011-2012
Pagina 1 van 1
versie 1.0, september 2011
Bijlage G Gedragscode internet- en e-mailgebruik Overwegingen Deze tekst omschrijft het interne en externe internet- en e-mailgebruik voor medewerkers en studenten van de Stoas Hogeschool. De volgende punten zijn overwogen bij het vaststellen van deze gedragscode: 1 Gebruik van het internet- en e-mail is voor velen binnen de Stoas Hogeschool nodig om het werk / de studie goed te doen. Maar onjuist hiermee omgaan kost tijd en capaciteit van mensen en apparatuur en brengt diverse risico’s met zich mee. 2 Internet kent verschillende verschijningsvormen. Dit zijn onder ander e-mail (via intranet), World Wide Web (surfen), File Transfer (bestandsuitwisseling), Usenet (nieuwsgroepen). chat (babbelbox) en sociale media (Facebook, Hyves, Twitter etc). Aan het gebruik van het internet zijn, per verschijningsvorm, risico’s verbonden die nopen tot het stellen van gedrags- en gebruiksregels. Bij risico’s valt te denken aan beschadiging van het netwerk door virussen, uitlekken van bedrijfsgeheimen en het in diskrediet brengen van de goede naam van de onderneming. 3 Ter vermijding van dergelijke risico’s kan de Stoas Hogeschool voorschriften geven voor het verrichten van de arbeid / studie en maatregelen nemen ter bevordering van de goede orde in de onderneming. De hierna weergegeven regels vallen onder deze bepaling. 4 Tegen de achtergrond van de risico’s van het gebruik van internet- en e-mail wordt van de gebruiker professioneel en integer handelen verwacht. 5 Het gebruik van internet- en e-mail wordt vastgelegd. Deze registratie geschiedt om de continuïteit van de technische infrastructuur te waarborgen, verstoring van bedrijfsprocessen en andere (financiële) schade tegen te gaan en om toezicht te houden op de naleving van de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker. 6 Inhoudelijke controle van het internet- en e-mailgebruik kan plaatsvinden indien sprake is van een vermoeden van strijd met de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker. Niet naleving van deze regels kan leiden tot disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen. 7 Deze gedragcode omtrent internet en e-mail betreft: a de regels die de werknemer / student dient na te leven bij het gebruiken van de door de Stoas Hogeschool voor zakelijk gebruik ter beschikking gestelde internet- en emailsystemen; b de omstandigheden waaronder de Stoas Hogeschool kan besluiten tot het registreren, verzamelen en monitoren van tot personen herleidbare data omtrent internet- en emailgebruik. 1. Werkingssfeer Deze regeling geldt voor een ieder die voor de Stoas Hogeschool werkzaam is en / of aan de Stoas Hogeschool studeert. 2. Algemeen 1 De Stoas Hogeschool behoudt zich het recht voor om de toegang tot bepaalde sites te beperken. Door middel van een zgn. firewall worden met name sites met een pornografische, racistische, discriminerende of een op entertainment gerichte inhoud geweerd. 2 De Stoas Hogeschool kan het recht tot gebruik van (een deel van) internet toestaan, maar ook altijd weer intrekken. Zonder dat recht is gebruik van (een deel van) internet niet toegestaan. 3 De gebruikelijke gedragsregels, zoals voor het ondertekenen van schriftelijke correspondentie, het vertegenwoordigen van de Stoas Hogeschool en voor het verzenden van post (zoals correct taalgebruik) zijn ook van toepassing op e-mail en andere toepassingen (zoals nieuwsgroepen, telefoneren via internet).
Gedragscode internet 2011-2012
Pagina 1 van 3
versie 1.0, september 2011
3. Gebruik 1 Medewerkers / studenten van de Stoas Hogeschool mogen zakelijk en beperkt persoonlijk gebruikmaken van internet. Gebruik is dus in hoofdzaak verbonden met taken/bezigheden die voortvloeien uit de functie / studie. Daarbij dienen zij zich te houden aan de door de Stoas Hogeschool opgestelde regels en procedures. 2 De infrastructuur voor elektronische communicatie kent een eigen vorm van kwetsbaarheid en een eigen vorm van beveiliging. Deze vraagt om speciale aandacht op tenminste de volgende punten: a User-identificatie (inlognaam) en wachtwoord zijn persoonsgebonden en mogen niet aan anderen worden doorgegeven; b Het downloaden van software en applicaties is niet toegestaan, tenzij vooraf schriftelijke toestemming is verleend door de systeem-/netwerkbeheerder. Deze toestemming wordt alleen verleend als wordt voldaan aan de geldende rechten en eventuele licenties worden betaald. Gedownloade software en applicaties moeten op virussen zijn gescand voor gebruik; c Vertrouwelijke gegevens en bedrijfsgevoelige informatie mogen niet zonder toestemming naar buiten de organisatie worden verstuurd. Het berichtenverkeer hoort dan versleuteld te verlopen; d Het is niet toegestaan inkomende privé-berichten te genereren door deel te nemen aan nietzakelijke nieuwsgroepen, abonnementen op e-zines, nieuwsbrieven en dergelijke. e Onbedoelde inbreuken op beveiliging, van binnenuit of vanuit de buitenwereld, dient u aan de systeem-/netwerkbeheerder te melden. 3 Werknemers mogen internet- en e-mail incidenteel en kortstondig voor privé-doeleinden gebruiken, zowel intern als extern, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en mits hierbij voldaan wordt aan de verdere richtlijnen van deze gedragscode. 4 Het is in het bijzonder niet toegestaan om op internet: a Sites te bezoeken die pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal bevatten; b Pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal te bekijken of te downloaden; c Zich ongeoorloofd toegang te verschaffen tot niet openbare bronnen op het internet; d Opzettelijk informatie waartoe men via internet toegang heeft verkregen zonder toestemming te veranderen of te vernietigen; e Indien u ongevraagd informatie van deze aard krijgt aangeboden, dient u dat aan de systeembeheerder te melden. 5 Het is bovendien niet toegestaan om door middel van e-mail: a Berichten anoniem of onder een fictieve naam te versturen; b Dreigende, beledigende, seksueel getinte, racistische dan wel discriminerende berichten en kettingmailberichten te verzenden of door te sturen; c Iemand elektronisch lastig te vallen; d Indien u ongevraagd informatie van deze aard aangeboden krijgt, dient u dit te melden van de systeembeheerder. 6 Het is ook anderszins niet toegestaan op internet in strijd met de wet of onethisch te handelen. 4. Controle 1 Om de veiligheid van het netwerk te waarborgen en toe te zien op een zorgvuldig gebruik overeenkomstig deze regeling, worden van tijd tot tijd technische controles uitgevoerd waarvan de gegevens niet tot individuen te herleiden zijn. Hiernaast wordt toegezien op de technische integriteit en beschikbaarheid van de infrastructuur en diensten. 2 Binnenkomend internet- en e-mailverkeer wordt zo goed mogelijk gecontroleerd op virussen en soortgelijk ongerief. Mocht blijken, dan wel het vermoeden bestaan dat een e-mailbericht een virus bevat, dan wordt het automatisch tegengehouden en worden de verzender en ontvanger
Gedragscode internet 2011-2012
Pagina 2 van 3
versie 1.0, september 2011
3
4
daarover ingelicht. Indien desondanks een e-mail wordt ontvangen dat mogelijk een virus bevat, dan dient de ontvanger onverwijld contact op te nemen met de systeembeheerder. Indien mocht blijken dat in strijd met deze regeling wordt gehandeld of indien daarvoor aanwijzingen zijn (zoals klachten, signalen van binnen of buiten de organisatie en systeemstoringen), dan kunnen gegevens van (de) betrokken gebruiker(s) worden uitgedraaid, bekeken en gebruikt. Controleren alsmede openen van e-mail, ook voor privé-gebruik, ten behoeve van het opsporen van onrechtmatig gedrag van de werknemer / student is dus toegestaan indien er sprake is van een redelijke verdenking of een vermoeden van ongeoorloofd handelen en uitsluitend in opdracht van de (locatie)directie. De betreffende gegevens worden bewaard zolang dit in het kader van nader onderzoek en eventueel te treffen maatregelen jegens een gebruiker noodzakelijk is.
5. Sancties Bij handelen in strijd met deze regeling, het bedrijfsbelang of de algemeen geldende normen en waarden voor het gebruik van internet, kunnen afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding maatregelen worden getroffen. Hierbij gaat het om disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen zoals berisping, overplaatsing, schorsing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst / studie. 6. Klachtenprocedure Indien de werknemer / student meent benadeeld te zijn in zijn rechten op grond van dit protocol, kan hij / zij zich richten tot de vertrouwenspersoon ten behoeve van de medewerkers / studenten Stoas Hogeschool, behorend bij het arbeidsvoorwaardenbeleid / studentenstatuut voor medewerkers / studenten van de Stoas Hogeschool. 7. Slot 1 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de directie van Stoas Hogeschool. 2 Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2004.
Gedragscode internet 2011-2012
Pagina 3 van 3
versie 1.0, september 2011
Bijlage H Toelichting Plagiaat Plagiaat is Het letterlijk/woordelijk overnemen (citeren) van tekst/passages uit werk van een ander zonder de precieze bron/vindplaats te vermelden of zonder te zeggen dat het andermans woorden zijn en het daardoor doen voorkomen dat het volledig je eigen werk is; Het parafraseren (weergeven in eigen woorden van een passage uit een publicatie) van delen van het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat de gedachtegang door iemand anders is bedacht en zonder de vindplaats van de gedachtegang aan te geven; Overnemen van ideeën uit andermans werk zonder daarbij aan te geven dat het de ideeën van die ander zijn. Aan plagiaat ligt niet altijd kwade trouw ten grondslag; het kan ook een kwestie van onwetendheid, slordigheid of vergeetachtigheid zijn. Om te voorkomen dat je (onbewust) plagiaat pleegt, moet je weten wat het precies inhoudt. Duidelijke voorbeelden van plagiaat zijn: een werkstuk van iemand anders inleveren alsof het je eigen werk is; korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëren zonder de bron te vermelden; andermans woorden of ideeën ‘lenen’ zonder bronverwijzing; een paar verandering aanbrengen in een tekst (of grafiek of figuur) en doen alsof je het zelf bedacht hebt; ‘vergeten’ om aanhalingstekens te plaatsen bij een letterlijk citaat; een onvolledige of incorrecte referentie geven zodat de bron die je benoemd hebt niet terug te vinden is; een bron en de referentie vermelden in je verslag, maar niet op alle plaatsen waar informatie uit de bron gebruikt is (dan wordt een deel van de overgenomen informatie gepresenteerd als eigen werk); zoveel woorden of ideeën overnemen uit een bron dat dit het grootste deel van je verslag uitmaakt, geldt als plagiaat – zelfs als je wél naar de bron verwijst; overschrijven van medestudenten en samenwerken met medestudenten zonder dat te vermelden, kan door je docent als plagiaat beschouwd worden. Plagiaat in je opleiding In verschillende onderdelen van je studie wordt je geacht schriftelijk werk te maken: papers, verslagen, rapportages, projectplannen en dergelijke. In het begin van de opleiding wordt er nadrukkelijk aandacht besteed aan je schriftelijke communicatievaardigheden. Over de wijze waarop je citeert, bronnen vermeldt, parafraseert etc. Volg je deze onderdelen niet, dan wordt je toch geacht je te houden aan de afspraken inzake schriftelijke tekst en plagiaat. Raadpleeg daarvoor de “checklist” Schriftelijk Rapporteren. Wat gebeurt er bij vermeend plagiaat? 1. Docenten van Stoas Hogeschool (experts, assessor, studieloopbaanbegeleider) hebben het recht om ten allen tijde als zij denken dat er in een geschreven tekst die ter beoordeling voorligt plagiaat is gepleegd, dit nader te onderzoeken. 2. Stoas Hogeschool gebruikt daar het plagiaat opsporingsprogramma “Ephorus” voor. 3. In geval de plagiaat-toets van het opgeleverde werk daartoe aanleiding geeft, kan de docent je ingeleverde werk als Niet Behaald beoordelen. De resultaten van de plagiaat controle alsmede de interpretatie door de docent van die gegevens ontvang je daar bij. 4. De betreffende docent meldt het vermeende plagiaat aan de examencommissie. 5. De examencommissie onderzoekt het geval van vermeende plagiaat en stelt vast of hier daadwerkelijk sprake van was. Indien sprake was van plagiaat stelt de examencommissie ook de strafmaat vast. De strafmaat wordt vastgesteld o.b.v. de omvang en aard van het vastgestelde plagiaat.
Toelichting Plagiaat 2011-2012
Pagina 1 van 1
versie 1.0, september 2011
International Course Bijlage I Examination and Assessment Regulations International Course Stoas University of applied sciences and teacher education, study year 2011-2012
1.1 General rules, definitions, scope 1. Scope These rules apply to all international programmes at Stoas University of applied sciences and teacher education, both for the educational process, grant award and for assessment purposes. A copy of these rules will be an integral part of all ECTS Course Information Packages. These will be distributed among international students of Stoas University of applied sciences and teacher education before the start of the course.
2. Definitions Appeal Decisions made by the project leader of the International Course or Examination Committee carry the right of appeal. Decisions on an assessment carry the right of appeal. Appeal against a decision of the project leader or Examination Committee is lodged in writing, with the Board of Directors of the University. Appeal against a decision on assessment by a lecturer is lodged in writing with the project leader of the course. Decisions are binding, and only made after hearing the parties involved. Assessment Meeting After each semester in the course, students’ progress and results are assessed in a meeting of the lecturers involved in the course. This meeting is meant to identify students with possible progress problems. It is organised by the project leader of the course. The meeting has an advisory role. Curriculum guide The curriculum guide sets out the precise contents of the module to the student. It can be presented to the students in hard copy or intranet versions. Examination / Assessment The modules in the course are assessed in a wide variety of ways, as determined by the module lecturer. The rules governing the assessment are described by the lecturer in the Module description. Examination Committee The Board of Directors of Stoas University of applied sciences and teacher education has appointed the project leader of the International Course as chairman for the examination committee. Examination Schedule The student sits the exams as indicated in the exam schedule. Time and location of resists and remedials are determined by the lecturer of the module for which they are relevant, in consultation with the project leader of the International Course, and taking into account the deadlines as indicated. Fraud- irregularity Any means, by which a student obtains study result in an illegal way, i.e. without attaining these results through his or her own efforts. Grade The result of a module is expressed in “Passed” or “Fail”. This result is incorporated in the ECTS grading system. Module A module is a unit of a professional situation. Each module has a descriptive name and a unique module code.
OER International 2011-2012
Page 1 of 4
Version 1.0, september 2011
International Course Module Descriptor A descriptor is the module outline as required in the ECTS system. Period The Academic Year consists of four periods, as indicated in the Year Schedule. This schedule is included in the course description. Resit A resit is an exam the student is allowed to sit again Remedial A remedial is a resit or another form of assessment determined by the module lecturer for elements of the module or course for which the student has not attained a pass. Student study load The course description indicates the study load per module in ECTS credits. Each ECTS credit stands for a studyload of 28 working hours. The number of study load hours reflects all activities undertaken by the student to achieve the competence’s set out in the module descriptor, including time spent on lessons, practicals, or other types of instruction.
1.2 Assessment rules 1. Pass-fail The modules in the course are assessed according to the pass-fail system. If a student proves to the satisfaction of the module lecturer that he or she is able to meet all the competences set out in the module descriptor, the credit(s) for the module are awarded to the student. 2. Method of assessment The lecturer determines the method of assessment. 3. Deadline results The result of the assessment has to be made known to the student within two weeks after the final assessment of the module. If this condition is not met, an automatic pass is awarded to the student. 4. Assessment appeal The student has the right of appeal against an assessment made by the module lecturer. The appeal is made in writing, to the project leader of the course. The project leader will appoint another lecturer to perform a second assessment. The second assessment is discussed among the course lecturer, the lecturer performing the second assessment, the project leader of the course, who come to a binding decision regarding the assessment. 5. Remedials If a student does not meet the module objectives the lecturer will set a remedial task or resit for those competences to allow the student to pass the module. The maximum number of remedial attempts per competence is two. If the student does not meet the demands of the learning objectives after two remedials, he or she has failed the module. The first resit will take place after the next assessment week, the second resit is planned on the end of the year, just before summer break. 6. Deadline remedials The student can work on his or her maximum of two remedials up to a maximum of three months after the end of the module from which they stem. 7. Grading The module lecturer can grade the student’s work, for progress monitoring and as an indication of the comparative level of the student’s achievement. 8. Value optional subjects or modules
OER International 2011-2012
Page 2 of 4
Version 1.0, september 2011
International Course Optional modules are not relevant for the award of the degree or diploma. A fee may be charged for extra or optional courses organised on the request of the student. 9. Conditions preventing the student to participate in an assessment or exam The student or a representative must report illness or other forms of force majeure without delay to the assessor. If the illness or other form of force majeure prevents the student from performing set tasks, it must be documented. 10. Assessment and grant for study If a student has failed more than 25 % of the credits leading to the award of the degree or diploma, the grant will be terminated. The student then owes Stoas University of applied sciences and teacher education the portion of the grant awarded to him or her up to the moment of the termination of the contract. The payback of this portion will be balanced with the amount paid by the student for tuition. 11. Insufficient results of assessment If a student fails between 1 and 25 % of the credits leading to the award of the degree or diploma, he or she will be given a certificate specifying the modules passed. No degree or diploma can be awarded. The grant does not have to be paid back.
1.3 Degree award grounds, diploma The award of a degree or diploma and pertinent qualification follows the award of all course credits leading to that award. The award is formally determined by the Examination Committee, after the last examination in the course. Decisions are made in the Examination Committee by voting where unanimity is not reached. Only those members present in the meeting have a vote. Proposals are adopted by single majority. Upon a hung vote, the chair decides. Decisions carry the right of appeal. All records of modules are administered according to the ECTS system. In cases where clarification of the award system is needed for the sending institution, the student has a right to a transcript of records according to the ECTS system. This transcript is drawn up by the project leader of the International Course upon written and documented request by the student to the project leader. A diploma supplement in English is added to all Dutch diplomas. The Dutch diploma is the legally binding document. It will not be replaced upon loss.
1.4 Examinations – organisation Formal examinations are organised by the Student office The rules governing this organisation apply for international students’ exams in full. 1. The exams will start on the scheduled time. Students arriving late must ask permission from the Chairman of the examination committee, or his or her representative. 2. In written examinations, only those aids specified by the author of the exam on the exam paper are allowed. The use of electronic calculators is permitted in all exams. The use of singlelanguage English dictionaries is permitted in all exams. For the use of double language English dictionaries, permission must be given by the chairman of the examination committee, or his or her representative. The student is not allowed to take study materials or books or notes into the examination room. Bags, pen cases, briefcases are forbidden. 3. The student must use University regulation exam paper in written exams. Exam papers not used are to be handed in at the end of the examination. 4. Students are not allowed to discuss or converse during the exam. Exchanging materials of any kind is forbidden. 5. Students sign the list of attendance individually. They may not leave the examination room during the exam.
OER International 2011-2012
Page 3 of 4
Version 1.0, september 2011
International Course 6. When leaving the examination room before the end of the exam, students take care to preserve silence and prevent unnecessary noise. Students are not allowed to leave the examination room until 30 minutes after the start of the exam. 7. After the exam monitor has handed out the exam papers, he or she cannot answer any questions anymore, nor provide information. If necessary, a student can raise his or her hand to indicate that an urgent question must be asked. Questions on the contents of the exam can only be answered by the module lecturer.
1.5 Examination irregularities and fraud 1. If a student has obtained an exam result through irregularities or fraud, the chairman of the examination committee will declare the result of the exam for that student in a Fail. 2. If the monitor of the exam only discovers the irregularity or fraud after the end of the examination, the examination committee decides on the award of the degree, choosing between a fail for the whole course, or a resit. 3. Decisions as indicated in par. 2 are binding, and only made after hearing the parties involved. Decisions are made known to the student in writing in all cases. Decisions are reported to the Board of Directors of the University by the chairman of the examination committee without delay. 4. Irregularities are defined as follows: - use of prohibited information sources in any shape or form - copying data taken from the exam work of other students sitting the exam - oral or electronic exchange of data - allowing another student or other students to copy exam work in any shape or form - taking (part of) the exam papers or assignments from the examination room
1.6 Conduct and grant If a student comes into conflict with the University authorities, the Dutch police, or legal system including the immigration authorities due to that student’s fault, the student's grant will be terminated. The student then owes Stoas University of applied sciences and teacher education the portion of the grant awarded to him or her up to the moment of the termination of the grant allocation. The payback of this portion will be balanced with the amount paid by the student for tuition. Appeal is possible against this decision, with the Board of Directors of the university. The ruling of the board upon this appeal, after hearing the parties involved, is binding. In any case the student comes in contact with the Dutch Police, Stoas University of applied sciences and teacher education has the right to terminate the enrolment of the student and send the student home!
1.7 Attendance Attendance of the course or of modules in the course is determined by the project leader International Course. The rules on attendance are made known to the student before the beginning of the course, in writing.
1.8 Conflict of interests In all cases of conflict of interests between the student and a the university not specified in these regulations, the project leader International Course and board of directors of the university shall come to a binding decision, after hearing the parties involved.
OER International 2011-2012
Page 4 of 4
Version 1.0, september 2011
Bijlage J Onderwijs- en examenregeling Master Leren en Innoveren studiejaar 2011-2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................................. 2 2. Algemene bepalingen ........................................................................................................................... 2 3. Onderwijsprogramma............................................................................................................................ 2 3.1 Opleiding ...................................................................................................................................... 2 3.2 Organisatie onderwijs................................................................................................................... 2 3.3 Eindtermen van de opleiding........................................................................................................ 2 4. Beoordeling ........................................................................................................................................... 3 4.1 Beoordeling thema’s..................................................................................................................... 3 4.2 Gelegenheid voor afronding thema’s ........................................................................................... 3 4.3 Externe rapportage studiepunten................................................................................................. 4 4.4 Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten.................................................................. 4 5. Afronding opleiding ............................................................................................................................... 4 6. Examencommissie ................................................................................................................................ 5 6.1 Wettelijke inkadering .................................................................................................................... 5 6.2 Verantwoordelijkheden................................................................................................................. 5 6.3 Assessoren................................................................................................................................... 5 6.4 Gang van zaken tijdens examencommissievergaderingen.......................................................... 5 7. Slotbepalingen ...................................................................................................................................... 5
Bijlagen
I. II. III. IV.
Studieprogramma Master Leren en Innoveren ................................................................................. 6 Reglement voor de Examencommissie............................................................................................. 7 Reglement Commissie van Bezwaar MLI ......................................................................................... 8 College van Beroep voor de examens MLI ....................................................................................... 9
OER MLI 2011-2012
Pagina 1 van 9
versie 1.0, september 2011
1.
Inleiding Deze onderwijs- en examenregeling van Stoas Hogeschool geeft duidelijkheid over de wijze waarop studiepunten worden toegekend aan door de student behaalde resultaten en beoogt daarmee rechtsgelijkheid en redelijkheid van beslisregels te bevorderen.
2
Algemene bepalingen
2.1
Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), geldend voor de opleiding ‘Master Leren en Innoveren’ van Stoas Hogeschool.
2.2
De examenregeling is verder uitgewerkt in de diverse bijlagen bij dit examenreglement.
2.3
Waar in deze regeling sprake is van studiepunten worden European Credits (ECTS) bedoeld. Één studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast.
2.4
De opleiding ‘Master Leren en Innoveren’ heeft een examencommissie. De samenstelling en de taak van deze commissie is omschreven in artikel 6 en in bijlage II.
2.5
Uitzonderingen: a. Indien zich bij de toepassing van de examenregeling onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regel. b. In de gevallen waarin de examenregeling niet voorziet, beslist de examencommissie.
3
Onderwijsprogramma
3.1 3.1.1
Opleiding: Het onderwijsaanbod op het niveau van HBO-master van Stoas Hogeschool bestaat uit 1 CROHO geregistreerde opleiding: ‘Master Leren en Innoveren’ (MLI) met een omvang van 60 studiepunten en wordt alleen in de deeltijdvariant uitgevoerd. Het betreft hier een opleiding die opleidt tot een mastergraad. Ondersteuning bij doorstroming naar een wetenschappelijke master is daarom niet van toepassing. (art. 7.57i van WHW)
3.1.2
3.2 3.2.1 3.2.2
3.2.3
3.3 3.3.1
Organisatie onderwijs: Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. Het onderwijsprogramma bestaat uit 7 thema’s 1 Teamontwikkeling 2 Onderwijsleerpsychologie 3 Didactiek 4 Inter-persoonlijk 5 Omgeving 6 Organiseren 7 Onderzoek De thema’s Organiseren en Onderzoek zijn integraal en parallel gekoppeld aan een doorlopende innovatieprojectonderzoekslijn welke resulteert in een masterportfolio en de verdediging van de masterthesis. De beschrijving van de inhoud van de thema’s die tot de opleiding behoren worden per studiejaar gepubliceerd op het Stoas Hogeschool intranet. Eindtermen van de opleiding: Algemene eindtermen HBO-master: De eindkwalificaties van de MLI voldoen aan het internationale kader voor het masterniveau (Dublin-descriptoren) en zijn opgesteld conform landelijke LPBO-eisen. De algemene eindtermen omvatten de volgende competenties zoals omschreven in het opleidingsplan: 1. Competentie op inter-persoonlijk niveau
OER MLI 2011-2012
Pagina 2 van 9
versie 1.0, september 2011
De MLI kan flexibel omgaan met diverse geledingen in de onderwijsorganisatie en daarbuiten en weet zijn eigen intermediaire rol hierin vorm te geven op basis van reflectie. 2. Competentie op onderwijspsychologisch (leertheoretisch)-pedagogisch-didactisch niveau De MLI is in staat op basis van zijn pedagogische, onderwijskundige kennis het leerproces van lerenden te optimaliseren en de effectiviteit van veranderingen met betrekking tot het pedagogisch klimaat op school en de leerprestaties van leerlingen te beoordelen en te verbeteren. 3. Competentie op didactisch niveau De MLI is in staat om systematisch de effectiviteit en de kwaliteit van het bestaande onderwijs te beoordelen. Hij initieert nieuwe werkvormen, materiaalontwikkeling, begeleidingsmodellen en toetsvormen, behorend bij onderwijsveranderingen. Hij kan daarbij ook collega’s begeleiden en scholen. 4. Competentie op Community of Practice (COP) niveau (teamontwikkeling) De MLI draagt bij aan het creëren en organiseren van leergemeenschappen binnen de school, gericht op concrete gedeelde en gedragen resultaten en zelfsturing van het team. 5. Competentie op het niveau van het groene onderwijs- en beroepssector De MLI geeft rekenschap van de belangen van externe betrokken. 6. Competentie op organisatorisch niveau De MLI weet onderwijsveranderingen doelgericht en met gevoel voor verhoudingen te begeleiden. 7. Competentie op niveau van reflectie en onderzoek De MLI is in staat om het bestaande onderwijs en veranderingen adequaat te voorzien van onderzoek om ‘evidence’ op te bouwen met betrekking tot de leereffecten van het onderwijs op korte en lange termijn of exploratieve ervaringen op te bouwen voor het genereren van nieuwe ontwikkelingen en/of inzichten in bestaande problematiek (over de horizon heen kijken). 8. Competentie in het domein van kenniscreatie De MLI is in staat tot persoonlijke en collectieve kenniscreatie door voort te bouwen op anderen, te overstijgen en met zijn inzichten publiekelijk te gaan en deze te delen met anderen.
4.
Beoordeling
4.1 4.1.1
Beoordeling thema’s De competenties vormen de basis en vinden hun vorm in de 7 genoemde thema’s. De thema’s 1 t/m 6 (artikel 3.3.1) worden elk afgerond met een assessment, waarna na goed gevolg aan de examencommissie geadviseerd wordt 5 studiepunten per thema toe te kennen. De procedure van assessen en accrediteren, evenals de criteria per thema zijn ter inzage op het intranet. De afronding van thema 7, Onderzoek vindt integraal plaats in de beoordeling van het masterportfolio en de verdediging van de masterthesis, waarin de competenties 1 t/m 8 worden beoordeeld en, bij goed gevolg, de resterende 30 studiepunten door de examencommissie worden toegekend. De beoordeling met de hoogste datum is geldig en vervangt een eerdere beoordeling. Tijdens een studiejaar zijn er meerdere assessmentmomenten, op afspraak met de desbetreffende assessor. Binnen 14 kalenderdagen wordt aan de student bekendgemaakt of het ingediende assessmentdossier ontvankelijk is. Vervolgens wordt binnen 20 kalenderdagen inhoudelijk gereageerd. De student krijgt o.b.v. deze inhoudelijke reactie feedback en feedforwad. Dit wordt individueel besproken van de betreffende student (art. 7.13.2p van WHW). Binnen 10 kalenderdagen daaropvolgend wordt de beoordeling bekend gemaakt. Het een en ander conform art. 7.13.2o van WHW De normering van de te beoordelen thema’s zijn vastgelegd in de beschrijving van de competenties binnen de context en op niveau van de Dublin-descriptoren. (art. 7.13.2q van WHW) Er worden geen vrijstellingen op onderdelen verleend. De basis voor toelating tot de MLI is een intakeportfolio (art. 7.13.2r van WHW)
4.1.2
4.1.3 4.1.4 4.1.5
4.1.6
4.1.7
OER MLI 2011-2012
Pagina 3 van 9
versie 1.0, september 2011
4.2
Gelegenheid tot afronding thema’s
4.2.1 Afronding thema’s 1 t/m 5 4.2.1.1 De thema’s 1 t/m 5 worden in periodes aangeboden, ieder gedurende een periode van 4 maanden (blok). 4.2.2.2 Aan het einde van ieder blok is er gelegenheid de thema’s te assessen. 4.2.2 Afronding thema 6 4.2.2.1 Thema 6 en 7 worden, zowel inhoudelijk als organisatorisch, gekoppeld aan de thema’s 1 t/m 5 en het doorlopende innovatieonderzoeksproject van de student. 4.2.2.2 Thema 6, Organiseren wordt ongeveer halverwege de opleiding, voorafgaand aan de onderzoeksuitvoering, geaccrediteerd met een go/no go assessment van het onderzoek. Hierbij zijn de opdrachtgever, een externe onderzoeker en de onderzoeksbegeleider betrokken. De uiteindelijke beslissing over de accreditering vindt plaats in de examencommissie. 4.2.3 Afronding thema 7 4.2.3.1 Thema 7 wordt opgebouwd middels het innovatieproject en het daaraan gekoppelde thesisonderzoek. Dit onderzoek omvat de gehele looptijd van de studie. 4.2.3.2 De afronding van thema 7 vindt integraal plaats in de beoordeling van het masterportfolio en de verdediging van het thesisonderzoek, zoals beschreven in de masterthesis. 4.2.4 Openbaarheid assessments 4.2.4.1 De mondelinge assessments van de thema’s 1 t/m 5 en de verdediging van de masterthesis zijn openbaar toegankelijk (conform art. 7.13.2n van WHW). 4.2.5 Afronden van assessments voor studenten met een lichamelijk of zintuiglijke handicap 4.2.5.1 Studenten die wegens een fysieke of zintuiglijke functiebeperking niet op de gebruikelijke wijze een assessment kunnen doen, kunnen door een verzoek aan de examencommissie een voorstel doen voor het afwijken hiervan. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van een adequaat alternatief (conform art. 7.13.2m van WHW) 4.3 4.3.1 4.3.2
4.4 4.4.1 4.4.2
4.4.3
5. 5.1. 5.2
5.3 5.4
5.5
Externe rapportage studiepunten Het aantal door een individuele student behaalde studiepunten wordt jaarlijks vastgesteld op 1 september van het volgende studiejaar. Ten behoeve van externe rapportages worden uitsluitend gehele aantallen studiepunten gebruikt. Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten (art. 7.13.2h en 7.13.2k van WHW) Elk programmaonderdeel (Thema) wordt afgesloten met een assessment. Er is derhalve geen sprake van tentamenresultaten in de zin van art. 7.13.2l van WHW Volgtijdelijkheid van de assessments is niet van toepassing en kunnen dus in willekeurige volgorde worden afgenomen, met dien verstande dat Thema 7 aan het einde van de opleiding dient plaats te vinden. Resultaten van behaalde thema’s zijn in principe onbeperkt geldig. Als een student na een periode van uitschrijven weer inschrijft, worden de behaalde thema’s op actualiteit beoordeeld. Dit kan resulteren in het opnieuw moeten volgen van een of meerdere thema’s. Afronding opleiding Master Leren en Innoveren De opleiding bestaat uit 60 ECTS De opleiding bestaat uit 7 thema’s gekoppeld aan 8 competenties. De thema’s 1 t/m 6 (artikel 3.3.1) omvatten ieder 5 studiepunten. Het thema 7 wordt integraal beoordeeld met de 8 competenties aan het einde van de opleiding in het masterportfolio en de masterthesis omvat 30 studiepunten. De student heeft een thema afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de genoemde 7 thema’s heeft afgerond en de 8 competenties daarmee voldoende zijn beoordeeld. ontvangt hij de Academische graad ‘Master of Education (MEd) for Professional learning and Development’. De examencommissie kan aan het afronden van de opleiding de lofprijzingen ‘met genoegen’ of ‘cum laude’ verbinden. De criteria hiervoor zijn ter inzage op het Stoas Hogeschool Intranet in het document ‘Thesis’.
OER MLI 2011-2012
Pagina 4 van 9
versie 1.0, september 2011
6.
Examencommissie
6.1
Wettelijke inkadering In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgelegd dat een instelling voor Hoger onderwijs voor elke opleiding of een groep van opleidingen over een Examencommissie moet beschikken. Informatie over de functie en taken van deze Examencommissie staat vermeld in artikel 7.12 van WHW.
6.2
Verantwoordelijkheden: Voor de MLI is een Examencommissie benoemd die verantwoordelijk is voor de organisatie en coördinatie van de examens/assessments van de opleiding. Het College van Bestuur van de instelling stelt de examencommissie in en delegeert deze bevoegdheid aan de directie van de instelling. Deze, op zijn beurt, delegeert deze bevoegdheid aan de Masterdirector, lector. De instellingsdirectie benoemt jaarlijks de leden van de examencommissie en draagt zorg voor publicatie van de namen van de benoemde leden.
6.3 6.3.1
Assessoren: (examinatoren in de zin van artikel 7.12C van WHW) Het afnemen van de assessments van de thema’s 1 t/m 6 wordt uitgevoerd door de themadocent en de studiecoach. De beoordeling van de masterthesis vindt plaats door een onafhankelijke thesiscommissie bestaand uit ten minste: een wetenschappelijk onderzoeker, de Masterdirector (lector) of diens vervanger (opleidingsmanager MLI), de opdrachtgever van de kandidaat en een (kern)docent van de MLI.
6.3.2
6.4 6.4.1
6.4.2
Gang van zaken tijdens examencommissievergadering De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de examens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. Die maatregelen kunnen inhouden dat in het geval van fraude door een student de examencommissie, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar, aan die student het recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen assessments en/of onderliggende beoordelingseenheden bij de instelling af te leggen. De examencommissie kan de assessoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het examen aflegt. De assessoren leggen de resultaten als advies voor aan de examencommissie. De examencommissie beslist uiteindelijk, na onderzoek of de boogde kwaliteit is gewaarborgd, of accreditatie kan plaatsvinden of dat studiepunten worden toegekend. Nadere uitwerking van zaken rond de examencommissie vindt u terug in bijlage II Reglement voor de examencommissie.
7.
Slotbepalingen
7.1
De examencommissie behoudt zich te allen tijde het recht voor om, wanneer daartoe gegronde redenen zijn, van bovengenoemde regelingen af te wijken, met dien verstande dat de rechten die de student aan deze regelingen kan ontlenen onder alle omstandigheden zijn gewaarborgd. In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt de examencommissie een besluit. Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met een beoordelingsbesluit van de assessoren kan hij / zij zich wenden tot de (lokale) Commissie van Bezwaar (Bijlage III bevat het reglement van deze commissie). Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Commissie van Bezwaar kan hij in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens van Stoas Hogeschool (Bijlage IV).
7.2 7.3
OER MLI 2011-2012
Pagina 5 van 9
versie 1.0, september 2011
Bijlage I:
Studieprogramma Master Leren en Innoveren
Het studieprogramma voor de Master Leren en Innoveren is uitgewerkt in de studiegids Professional Master Leren en Innoveren welke jaarlijks wordt vastgesteld. Deze studiegids is in te zien via het Stoas Hogeschool Intranet. Tevens worden hierin de onderbouwingen gevonden van de WHW-artikelen 7.13.2d, 7.13.2h, 7.13.2j, 7.13.2l, en 7.13.2t
OER MLI 2011-2012
Pagina 6 van 9
versie 1.0, september 2011
Bijlage II:
Reglement voor de Examencommissie MLI
1. Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2. Frequentie van vergaderen De examencommissie komt bijeen voorafgaand aan accrediterings- en diplomeringsmomenten per studiejaar. 3. Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie de MLI van Stoas Hogeschool is formeel besluitvormend bij: Het vaststellen van behalen van de Mastergraad Het beoordelen van eventuele verzoeken tot uitzondering Stelt richtlijnen op ter beoordeling en vaststellen van de tentamens, assessments en examens en de uitslagen ervan. Is actief betrokken bij de accreditatie van de opleiding met name op het gebied van examinering. Regelt haar eigen deskundigheidsbevordering en wordt hiertoe gefaciliteerd door de instelling. 4. Samenstelling van de examencommissie: De examencommissie van de MLI bestaat altijd uit 4 personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas Hogeschool, benoemd: Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van de examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereidt. De samenstelling is als volgt De Master director Voorzitter (lector) Medewerker studentzaken Secretaris Opleidingsmanager MLI Lid Themadocent Lid (persoon kan wisselen) 5. Gang van zaken tijdens examencommissievergadering Tijdens de examencommissievergadering zullen formele besluiten genomen worden over de voorbereide punten (zie artikel 3). Hierbij worden de volgende regels in acht genomen: 5.1 De verantwoordelijkheid voor de leiding van de vergadering berust bij de voorzitter. 5.2 Aan het begin van de vergadering wordt de lijst met voorstellen verspreid. 5.3 De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. 5.4 Van de besprekingen worden per student besluiten vastgelegd. Deze besluitenlijsten worden zo geformuleerd dat de studiecoach de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. 5.5 Besluiten die tijdens de vergadering worden genomen worden per student afzonderlijk genoteerd. 5.6 Wanneer er een beslissing moet worden genomen, wordt gestreefd naar consensus; indien dit niet haalbaar is brengt de voorzitter een voorstel in stemming. Daarnaast wordt er een stemming gehouden wanneer één of meer van de aanwezigen daarom vragen. 5.7 Een voorstel is aangenomen wanneer er meer stemmen vóór dan tegen zijn uitgebracht. Wanneer de aantallen voor- en tegenstemmen gelijk zijn, neemt de voorzitter een besluit. 6. Gang van zaken na de examencommissievergadering Studentzaken communiceert de genomen besluiten met betrokkenen. De administratie verzorgt de archivering van de genomen besluiten. 7. Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur. OER MLI 2011-2012
Pagina 7 van 9
versie 1.0, september 2011
Bijlage III:
Reglement Commissie van Bezwaar Stoas Hogeschool MLI
Art. 1 Positie reglement Overeenkomstig art. 7.3 van de onderwijs- en examenregeling is het reglement van de Commissie van Bezwaar Stoas Hogeschool een onderdeel van genoemd reglement.
Art. 2 Indienen bezwaarschrift 2.1
2.2
2.3
Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider een andere beoordelaar kan de Commissie middels een bezwaarschrift verzoeken de beslissing te herzien. Indien het bezwaarschrift een beslissing van een opleider betreft kan de Commissie besluiten de kwestie voor advies eerst voor te leggen aan een groep medeopleiders. In dat geval wordt de indiener van het bezwaarschrift hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de gewraakte beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket.
Art. 3 Samenstelling Commissie 3.1 3.2
3.2 3.3
Stoas Hogeschool kent een Commissie van Bezwaar voor de MLI. De Commissie van Bezwaar bestaat uit de volgende drie personen: Directielid (voorzitter van de commissie); Teamleider; Een studentvertegenwoordiger Indien één van de leden van de commissie direct betrokken is bij het besluit waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, wordt uit de betreffende geleding een vervanger aangewezen. Het secretariaat wordt verzorgd door een medewerker van studentzaken.
Art. 4 Werkwijze Commissie 4.1 4.2 4.3 4.4
De Commissie hoort alle betrokkenen alvorens tot een besluit te komen. Van de gesprekken met betrokkenen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. De Commissie kan alleen besluiten nemen indien zij voltallig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
Art. 5 Beslissing Commissie 5.1 5.2
Binnen 8 werkdagen na indiening van het bezwaarschrift, geeft de commissie uitslag van haar beraadslagingen. De uitslag wordt, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld.
OER MLI 2011-2012
Pagina 8 van 9
versie 1.0, september 2011
Bijlage IV: College van Beroep voor de examens Stoas Hogeschool MLI
Art. 1. Positie College Overeenkomstig artikel 7.60 van de WHW en artikel 7.3 van het onderwijs- en examenreglement heeft Stoas Hogeschool een college van beroep voor de examens.
Art. 2. Reglement van Orde Overeenkomstig artikel 7.62 van de WHW stelt het College een reglement van orde vast.
Reglement van Orde College van Beroep voor de Examens. Art. 1 Art. 2
Het College bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. De samenstelling van het College is als volgt: Regulier lid:
Plaatsvervanger:
Voorzitter:
lid College van Bestuur
Instellingsdirecteur
Lid 1
een studentenvertegenwoordiger
een studentenvertegenwoordiger
Lid 2
docent / opleider
docent / opleider
Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Art. 7
Art. 8
OER MLI 2011-2012
De zittingstermijn bedraagt vijf jaar voor de betreffende personeelsleden en één jaar voor de betreffende studenten. Het lidmaatschap van de leden van het College wordt automatisch beëindigd wanneer de zittingstermijn is verlopen. Het secretariaat wordt verzorgd door een medewerker van studentzaken. Vervanging van de voorzitter is geregeld door de benoeming van een plaatsvervanger. Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een van de beslissingen genoemd in artikel 7.61 sub 1 van de WHW kan de Commissie middels een bezwaarschrift verzoeken de beslissing te herzien. Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de gewraakte beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket.
Pagina 9 van 9
versie 1.0, september 2011