JAARGANG 14 • OKTOBER 2014 • NUMMER 3
inhOuD
KORT
2 Nieuws
“Amsterdam is volgens mij wel klaar voor de transitie.” Dat zegt wethouder Jeugd Simone Kukenheim in het blad ‘Trots’ van Jeugd bescherming Regio Amsterdam, dat deze maand verschijnt. “We zijn namelijk al een tijd bezig met de voorbereiding. In verschillende delen van de stad oefenen we met het nieuwe systeem in de proeftuinen. Zo hebben we tijdig kunnen zien wat werkt en wat wellicht anders moet.” Dat Amsterdam zich goed heeft voorbereid, wil niet zeggen dat er vanaf 1 januari 2015 niets meer misgaat, stelt de wethouder in ‘Trots’. “Het nieuwe stelsel is op 1 januari niet af. We moeten ook niet denken dat alles in bijvoorbeeld 2018 pico bello is. De ontwikkelingen staan niet stil. Dat betekent dat we moeten blijven leren van de ervaringen om het systeem ‘lean and mean’ te maken. We werken met kwetsbare k inderen in misschien wel de kwetsbaarste periode van hun leven. Als er ondanks alles iets misgaat, moeten we kijken wat is misgegaan, waar het is misgegaan en waarom het mis is gegaan. Het denken staat niet stil.” Meer informatie: www.jbra.nl
Spirit is CEDEO-erkend Eind juli kreeg Spirit een officiële CEDEOerkenning (Centrum voor documentatie en informatie over bedrijfsexterne opleidingen). Ze behaalde de CEDEO-erkenning op basis van de resultaten van een uitgebreid tevredenheidsonderzoek bij interne en externe klanten. Afdeling Opleiding & Training van Spirit haalde een score van 97,2% voor tevredenheid. Professionals in de zorg moeten zich registreren in het beroepsregister BAMw (beroepsregister van agogisch en maatschappelijk werkers). Zij moeten ‘punten’ halen om deze registratie te behouden. Dat doen ze door geaccrediteerde trainingen te volgen. Met de CEDEO-erkenning kan Spirit nu de door BAMw geaccrediteerde trainingen aanbieden aan interne en externe professionals in het opleidingssegment. Meer informatie: www.bamw.nl
Eerste resultaten ‘Wrap Around Care’ De opvoedpoli onderzoekt de methode ‘Wrap Around Care’ samen met de Universiteit van Amsterdam, emeritus hoogleraar Jo Hermanns en met steun van ZonMW. Wrap Around Care is een methodiek die uitgaat van de eigen kracht van het gezin en waarbij wordt gewerkt met een plan dat niet voor, maar samen met het gezin en het persoonlijk netwerk is opgesteld en waarbinnen gewerkt wordt aan het behalen van concrete doelen. Het onderzoek loopt ondertussen een jaar en inmiddels zijn er enkele tussentijdse resultaten: - Er is een opvallend grote correlatie tussen de versterkte kracht van het netwerk en een verlaging in de opvoedingsbelasting die ouders ervaren, waarbij er géén significante verschillen te vinden zijn tussen allochtone en autochtone gezinnen; - Er is een aanwijsbare, grote invloed van het verbeterde gezinsfunctioneren op de vooruitgang bij kinderen en jongeren; - Bij gezinnen met echtscheidingsproblemen daalt na een WAC-hulptraject de opvoedstress en verbetert het functioneren van het kind. Meer informatie: www.opvoedpoli.nl
- Zorgteam Edam-Volendam laagdrempelig voor burgers en professionals
Het versterken van de eigen kracht van jongeren en gezinnen is een van de belangrijkste uitgangspunten van de transitie jeugdzorg. Het idee hierachter is dat jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen leven. De hulpverlening moet zich richten op deze eigen kracht en het sociaal netwerk, zodat mensen de regie over hun eigen leven houden.
3 Transitie 4 Na de Commissie Samson
Regie over het eigen leven
- Expertisenetwerk helpt jonge kind na transitie - ‘Sluiting Amsterbaken zou desastreus zijn’
- Jan Hendriks: ‘Protocollen zijn niet dé oplossing’ - ‘De drempel om seksualiteit te bespreken moet omlaag’ - ‘Jongeren vinden het prettig serieus te worden genomen’ - ‘Geen ‘loverboyproblematiek’, maar mensenhandel’
5 6 Praktijk
- ‘Laat het gezin zijn verhaal vertellen’ - Kenniscentrum begeleidt scholen bij omgang gedrag
Lees verder op blz. 7
INTERVIEW
DOO R : F L O R E N C E TON K
Scheiden vanuit het perspectief van het kind
‘Stop met die negativiteit’ “Iedereen die met een scheiding heeft te maken, moet leren kijken vanuit het perspectief van het kind”, zegt directeur en oprichter Marsha Pinedo van Villa Pinedo. Daar geven jongeren tussen 12 en 23 antwoord op vragen als wat zij als negatief en schadelijk ervaren, en wat juist goed is om te doen. Pinedo houdt een themaworkshop over dit onderwerp op het congres dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam op 29 september houdt, maar licht in Jong alvast een tipje van de sluier.
V
illa Pinedo maakt gebruik van de expertise van kinderen van gescheiden ouders. Jongeren werken er als redactielid van het online platform, trainer of facilitator. Sinds de oprichting in 2011 trainden de jongeren van Villa Pinedo door het hele land al meer dan 1000 professionals zodat deze scheidingen beter kunnen begeleiden. De jongeren doen dit met ervaringsverhalen maar ook met concrete tips en adviezen. Daarnaast kunnen zowel ouders als professionals en kinderen zelf terecht op de website van de stichting zonder winstoogmerk. Marsha Pinedo is zelf dochter van gescheiden ouders, die uit elkaar gingen toen zij drie was. Zij werkte tien jaar als kindertherapeut met als specialisme kinderen van gescheiden ouders. “Als kindertherapeut heb ik alle excessen voorbij zien komen en welke valkuilen er zijn voor scheidende ouders. Ik vond de jongeren in mijn praktijk vaak zulke verstandige dingen zeggen, dat ik me afvroeg hoe het voor hen zou zijn om met elkaar over hun ervaringen te praten. Dat idee heb ik op een gegeven moment ook aan hen voorgesteld. Zo ontstonden de eerste ideeën voor Villa Pinedo. Ons werk helpt ouders en professionals om beter te kijken naar het effect van scheidingen op kinderen maar voor onze trainers, de jongeren zelf, is het werk ook helend.”
zij bij zijn, geen slechte dingen over elkaar te zeggen waar zij bij zijn, hen de ruimte te geven van allebei te houden en echt te luisteren naar wat zij te zeggen hebben. Pinedo: “Het zijn vaak hele simpele tips: stop met de negativiteit. Dan ziet het leven van je kind er ook op de lange duur heel anders uit. Ik vind dit ook een zaak van maatschappelijk bewustzijn. Als ook de buurvrouw hierop let kan zij een moeder aanspreken: wat je nu doet is schadelijk voor je kind.”
Je blijft samen ouder
Blijven kijken door de ogen van het kind, aan je eigen ego en pijn voorbijgaan en zorgen dat je kind zo min mogelijk onder de scheiding lijdt, dat is waar Villa Pinedo zich sterk voor maakt. Om dat te leren moet je trainen, oefenen. Daarom kunnen ouders naast het boek ook een online workshop bestellen op de website. Zij ontvangen dan ook het boek. Net als het boek bevat de online workshop oefeningen gemaakt door systeemtherapeuten van het Lorentzhuis in Haarlem. “Je gaat scheiden van je partner maar blijft samen ouder. Hoe sneller mensen dat inzien, hoe kleiner de kans dat het ontspoort in een vechtscheiding.” Meer informatie over het boek, de workshop en trainingen: www.villapinedo.nl Meer informatie over het congres ‘Een succesvolle transitie zal u doen transformeren’: www.jbra.nl
Actueel thema
Een van de meest actuele thema’s rond (echt-) scheidingen is de vechtscheiding. Dat zien veel hulpverleners en andere jeugdzorgprofessionals in hun dagelijks werk. “Ik zou liever zien dat we ons als maatschappij en media richten op wat er wel goed gaat rond scheidingen”, zegt Pinedo hierover. “In mijn boek ‘Aan alle gescheiden ouders’, dat ik samen met Petra Vollinga schreef, besteden wij daarom ook aandacht aan kinderen die aangeven wat ouders goed hebben gedaan.” Op de website van Villa Pinedo staat een open brief aan alle gescheiden ouders met een lijst van tips. Zo vragen jongeren hun gescheiden ouders onder meer om hen geen kant te laten kiezen, geen ruzie te maken waar
FOTO : SAK E R I JPL EM A
Kukenheim: ‘Amsterdam klaar voor transitie’
THEMA: EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK
Marsha Pinedo: “Ik zou liever zien dat we ons als maatschappij en media richten op wat er wel goed gaat rond scheidingen.”
1
NIEUWS
DOO R : MA RT I N G E R R IT S E N
Expertisenetwerk helpt jonge kind na transitie Niet doorschakelen, maar bijschakelen. Dat is volgens Thomas Overing, bestuurder van MOC ’t Kabouterhuis, de essentie van het Expertisenetwerk Jong Kind. Op het moment dat een Ouder- en Kindteam specialistische kennis nodig heeft, kunnen zij gebruik maken van dit expertisenetwerk.
D
e transformatie en transitie jeugdzorg vereisen een perspectiefswitch, stelt Overing. “Het gaat er namelijk niet om hoe we de hulp organiseren, maar hoe we de mensen zelf verantwoordelijk maken voor hun leven. Dat doen we door ze in hun eigen kracht te zetten. Maar soms is specialistische hulp noodzakelijk. Voor het aanleggen van een cv-installatie is ook een erkend gasfitter nodig. Maar die specialistische hulp moet wel zodanig zijn ingericht dat ze de verantwoordelijkheid voor de hulp zoveel mogelijk bij de mensen zelf legt en deze niet overneemt.”
Om de wijk
Met die uitgangspunten ging de SIGRA Commissie Kindzorg aan de slag om de hulp aan het jonge kind beter te organiseren. Ze kwam tot een ideaal model, waarbij specialisten in een netwerk om de wijk staan en ouders hen zo nodig kunnen inschakelen. Dat idee bleek een brug te ver voor de Ouder- en Kindteams. Ze wilden zelf direct een expert op het gebied van het jonge kind kunnen inschakelen en ze wilden de expertise deels ook in het Ouder- en Kindteam hebben. Zo kwam de Commissie Kindzorg met een model dat bestaat uit drie onderdelen. “Ten eerste”, legt Overing uit. “Als mensen uit het Ouder- en Kindteam vragen hebben over het jonge kind, kunnen ze gebruik maken van het expertisenetwerk. Dat is een online netwerk waar ze vragen kunnen stellen aan specialisten van bijvoorbeeld MEE of ’t Kabouterhuis. Dat kan een op een, NIEUWS
maar ook in een groeps-chat.” Bij ingewikkelde kwesties, kan het Ouder- en Kindteam de casus bespreken in de expertisetafel. Dat is een casuïstiekoverleg met verschillende generalisten en specialisten binnen één specifieke casus. Dat is de tweede stap. Dat overleg kan online plaatsvinden, maar ook in ‘real life’. De derde stap is dat bij terugkoppeling altijd deskundigheidsbevordering plaatsvindt. Dat gebeurt los van concrete cliënten, maar ook met training en coaching rond speciale cliënten of interventies die de generalist zelf doet, maar waar deze extra steun bij zoekt. Voorlopig wordt dit aangevuld met wat Overing ‘Stap 0’ noemt. Hierbij komen medewerkers van ’t Kabouterhuis of het VTO-team bij de Ouderen Kindteams langs voor consultatie en advies.
Specialistisch
Soms zal specialistische behandeling nodig blijven, stelt Overing. Maar ook daarin gaat veel veranderen. De traditionele programma’s zullen verdwijnen en maken plaats voor hulp die op dat moment nodig is en die vooral is gericht op ‘empowerment’. Een voorbeeld. Bij taal- en spraakproblemen bij een jong kind kan de hulpverlener in het ene geval meer verwachten van ouders, school en netwerk dan bij het andere. Dat heeft consequenties voor de hulp die je inzet. Die wordt veel meer op maat. Dat wijkt sterk af van de huidige praktijk van vaste programma’s, verwijzingen en indicaties. Toch valt dat wel mee, meent Overing. “Die ontwikkeling is al langer gaande. De dag
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
programma’s die we voorheen op ’t Kabouterhuis hadden, bestaan al niet meer. We hebben nu een mix aan programma’s waarbinnen verschillende disciplines en methodieken worden ingezet en Het expertisenetwerk bevindt zich nog in een testwaarbij we vooral ouders, scholen en anderen fase. Eind dit jaar moet het operationeel zijn. Meer leren hoe ze met het kind kunnen omgaan.” informatie: www.sigra.nl/commissie-kindzorg
DOO R : A R JA N P O ST
‘Sluiting Amsterbaken zou desastreus zijn’ Het wegvallen van expertise, meer recidive en hogere kosten. Dat zouden de gevolgen zijn van de sluiting die jeugdinrichting Amsterbaken boven het hoofd hangt. Dat betekent een enorme kapitaalvernietiging, want: “Wetenschappelijke bewijzen voor de effectiviteit van de aanpak zijn glashelder.”
“W
anneer Amsterbaken op 1 januari 2016 sluit, zou de druk op de keten van zorgpartners zo hoog kunnen worden dat een onwerkbare situatie ontstaat. Dat zou desastreus zijn”, zegt jeugdpsycholoog Peer van der Helm, lector aan de Hogeschool Leiden. “Zeker voor de jongeren zelf.” Eén van de belangrijke peilers van de aanpak – worteling in het lokale netwerk van familie en behandelaars, school en werk – zou daarmee instorten. “Dan moeten we met jongeren door het land gaan leuren. Met meer kosten, wachttijden, langere opsluiting en een hogere recidive tot gevolg.”
Effectiviteit
FOTO: S PI R IT
De dreigende sluiting komt net op het moment dat justitiële jeugdinrichtingen bezig zijn met een grootscheepse transformatie. Kern daarvan is de behandeling op maat, gericht op de cognitieve en emotionele ontwikkeling van jongeren. Daarnaast moeten zij veel eerder ‘naar buiten’ gaan, om in een vroeger stadium een geordend bestaan op te bouwen. Ellen Eltink, GZ-psycholoog bij Amsterbaken: “Dat vereist intensieve samenwerking in de keten. Het is van belang een goede werkrelatie met jongeren op te bouwen. Dat is de basis van gedragsverandering. Ook ‘buiten’ moet er een steunfiguur beschikbaar zijn.” De huidige effectiviteit van de aanpak ligt op 25 procent recidivedaling. Met de aanstaande transformatie zou die naar 40 procent kunnen.
Resultaten uit onder meer Zweden en Turkije laten dat zien. “Maar,” benadrukt Van der Helm, “dat duurt drie tot vijf jaar.”
Hoop
Bij Amsterbaken is vooralsnog weinig van de dreiging te merken. Op haar kamer vertelt Eltink dat de meeste medewerkers niet kunnen geloven dat alles wat is opgebouwd in één klap verdwijnt. “Maar iedereen is bezorgd, de ketenpartners niet in de laatste plaats. Zonder al die expertise zouden behandelingen weer op losse schroeven komen te staan.” De sector buigt zich nu over een alternatief plan; staatssecretaris Teeven heeft aangegeven daarvoor open te staan.
Systeemfouten
De integrale aanpak is effectief, maar kan volgens Van der Helm nog beter. “Het leefklimaat is nog altijd niet optimaal, en dat is van grote invloed op de behandelmotivatie.” 50 tot 90 procent van de jongeren in een justitiële jeugdinrichting heeft psychische klachten. Eltink: “Dat trekt weer een wissel op de effectiviteit van behandeling.” Zulke systeemfouten moeten – en kunnen, blijkens onderzoek – worden teruggebracht. Van der Helm: “De recidivedaling die je daarmee bereikt, levert uiteindelijk zo veel geld op dat je in Nederland de btw niet meer hoeft te verhogen. Het scheelt vele miljoenen, en het levert meer veiligheid op.”
De dreigende sluiting van Amsterbaken komt net op het moment dat justitiële jeugdinrichtingen bezig zijn met een grootscheepse transformatie.
2
TRANSITIE
DOO R : TA MA R A F R A N K E
KORT
Zorgteam Edam-Volendam
Laagdrempelig voor burgers en professionals
Krachtplan 18+ Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en een jeugdbeschermingsmaatregel, is de overgang naar volwassenheid ingewikkeld. Vaak bepalen de professionals tot het einde van de maatregelhulp de toekomst. Dat leidt tot weerstand tegen vervolgondersteuning. Maar het kan ook anders: Krachtplan 18+ biedt begeleiders en jongeren handvatten om tijdig aan de slag te gaan en de regie bij de jongere en zijn netwerk te gaan leggen. De handreiking Krachtplan 18+ geeft begeleiders theoretische en praktische handvatten. De map 18 Take Control vormt het plan van de jongere zelf: Wat wil ik? Hoe ver ben ik? Wat heb ik nodig? De werkwijze en map is ontwikkeld door het Expertisecentrum William Schrikker samen met gezinsvoogden en 16+ jongeren met een licht verstandelijke beperking. Meer informatie en kosteloos bestellen via www.krachtplan18plus.nl
F OTO: SAKE RIJ PKEMA
Pilot: forensische pleegzorg
Het team vlak voor de wekelijkse casuïstiekbespreking. “Met elkaar maken we een analyse, onderzoeken we bij wie de casus het beste past en wijzen we een gezinsregisseur aan.”
Een brede aanpak waarbij alle organisaties zijn betrokken. Daar staat het zorgteam Edam-Volendam voor. Het team vormt de spil in het nieuwe jeugdzorgbeleid van de gemeente Edam-Volendam. Tamara Franke keek hoe de jeugdzorg er in deze gemeente vanaf 1 januari 2015 voorstaat. “Wij zijn echte doeners. Dat is ook de mentaliteit van de mensen in deze gemeente.”
H
ulp voor iedereen die hulp nodig heeft, dat is het doel van het zorgteam. “We richten ons niet op jeugd, maar op huishoudens”, vertelt zorgcoördinator Tamara Klouwer. “Wij werken outreachend en laagdrempelig. We hebben in de pilot-periode veel geïnvesteerd in het uitwisselen van kennis, en hebben veel met elkaar samengewerkt. Dat leidde tot een team dat elkaar goed kent en gebruik weet te maken van elkaars expertise en kwaliteiten. Belangrijk verschil met bijvoorbeeld de ouder- en kindteams in Amsterdam en de Sociaal Wijkteams in Zaanstad is dat het zorgteam niet vanuit de wijken werkt. “De gemeente is klein”, legt Klouwer uit. “Daarom zijn er geen wijkteams, maar volstaat één zorgteam. Het zorgteam is ook niet in een van de wijken gevestigd, maar in het gemeentehuis. Groot voordeel hiervan is dat hier ook andere diensten zijn gevestigd, zoals de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en Schuldsanering.”
Jeugd en Gezin
“Mensen met eenvoudige vragen over bijvoorbeeld opvoeding of ontwikkeling van kinderen kunnen terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin”, vertelt Klouwer. “Als blijkt dat de problemen complexer zijn dan verwijst het Centrum voor Jeugd en Gezin hen naar het zorgteam. Het zorgteam ondersteunt mensen bij de wat zwaardere problemen op meerdere levensgebieden.” Die aanpak op meerdere levensgebieden is mogelijk doordat binnen het zorgteam verschillende organisaties samenwerken. “Dit is ontschotting in de praktijk”, meent Khalid El Ghalbzouri van Stichting Maatschappelijke Dienstverlening. “Korte lijnen, ook naar andere instanties. We weten elkaar goed te vinden en komen zo snel tot oplossingen. Wij zijn echte doeners, dat
De meeste inwoners hebben een netwerk dat kan bijspringen en als dat niet zo is, dan helpen anderen. Dat moeten wij dan alleen in gang zetten.” Dijkstra van Jeugdbescherming Regio Amsterdam: “Edam-Volendam heeft de naam een gesloten gemeenschap te zijn, maar mijn ervaring is dat de mensen hier veel voor elkaar over hebben. Dit geldt overigens ook voor de mensen die oorspronkelijk niet uit de gemeente komen, hier nog maar kort wonen en nog niet over een netwerk beschikken. De caritasinstelling van de kerken speelt hierin eveneens een actieve rol, ook voor de niet-gelovigen. Dat is ook typerend voor onze gemeente.”
is ook de mentaliteit van de mensen in deze gemeente.”
Ontwikkeling
De opbouw van het zorgteam is al twee jaar in gang. Gaandeweg sloten zich meerdere instanties aan en ontstond een echt team. Het zorgteam bestaat nu uit medewerkers van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (het voormalige Bureau Jeugdzorg – red.), Spirit, Centrum Jeugd en Gezin, Stichting Maatschappelijke Dienstverlening, MEE, straathoekwerk, leerplichtambtenaren en de zorgcoördinator vanuit de gemeente. Op die manier beschikt het team over expertise op verschillende disciplines en dat moet leiden tot een snelle integrale hulpverlening. “Ik zit nu een jaar vanuit Jeugdbescherming Regio Amsterdam in het team en ik ben erg enthousiast over de voortgang en samenwerking”, vertelt gezinsmanager Mandy Dijkstra.
Wijkgericht
Hoewel het zorgteam in het gemeentehuis is gevestigd zijn er uiteraard goede verbindingen met de wijken, onder andere via de straathoekwerker en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Zij zitten wel in de wijk en nemen deel aan het zorgteam. Het inloopspreekuur van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening is in het Wijksteunpunt. Dit is gevestigd in de bibliotheek van Edam. Daar lopen mensen heel makkelijk even naar binnen. Eens per twee maanden is er een ‘Hometeamoverleg’. Het Hometeam is een breder netwerkoverleg, waar bijvoorbeeld ook de wijkagenten, woningbouwcorporaties, wijkverpleegkundigen en medewerkers van de GGD meldpunt overlast en bemoeizorg bij betrokken zijn. Ook is er een samenwerkingsverband met de huisartsen, jeugdggz en de verloskundigen.
Praktijk
Het team werkt onderling goed samen en vindt goed aansluiting bij andere zorgverleners. Het is al meerdere keren gezegd. Maar hoe ziet dat er nu in praktijk uit? Klouwer: “Eens per week komen we in het gemeentehuis bij elkaar voor casuïstiekbespreking. Met elkaar maken we een analyse, onderzoeken we bij wie de casus het beste past en wijzen we een gezinsregisseur aan. Als er bijvoorbeeld veel opvoedkundige problemen spelen dan komt de casus bij Kim van de Meijs van Spirit terecht.” Kim: “Ik neem contact op met de ouders en ga op huisbezoek om de situatie in kaart te brengen. Samen met het gezin maak ik een Plan van Aanpak.” Ook hier geldt: Eén gezin, één plan en één regisseur. “We werken zoveel mogelijk vanuit de mogelijkheden van het gezin en hun netwerk. Als er meerdere professionals bij het gezin betrokken zijn dan zal de regisseur één gezamenlijk plan opstellen en samen met het gezin, de uitvoering en voortgang van het plan bewaken.”
Sterke netwerken
Jera van Gelder, hoofd beleid bij de gemeente zegt: “Een voordeel van een kleine gemeente is dat de netwerken vaak sterk zijn. Een nadeel is dat mensen te lang zelf blijven proberen problemen op te lossen waar ze zonder hulp niet uitkomen. Het streven is om problemen zoveel mogelijk in een vroeg stadium aan te pakken.” Leerplichtambtenaar Yvonne Emmer: “De school is vaak de eerste plaats waar problemen naar voren komen. Een kind heeft tenslotte niet zomaar veel schooluitval. Leerplicht heeft een belangrijkere signaleringsfunctie. Hulpvragen van scholen, ouders en leerlingen kunnen juist door deze korte lijnen snel worden opgepakt. Het is fijn als je in een vroeg stadium betrokken raakt omdat er dan vaak nog veel mogelijk is!”
Netwerk
Het team werkt volgens de principes van het Generiek Gezinsgericht Werken, de methodiek die is ontwikkeld door Jeugdbescherming Regio Amsterdam. “Daarbij probeer je zoveel mogelijk op te lossen binnen het vrijwillige kader”, legt Lilian Migdesyan van Centrum Jeugd en Gezin uit. “Dat is een goed uitgangspunt. Zeker als je de kracht van het gezin en haar netwerk benut.
3
Spirit startte onlangs met forensische pleegzorg. Dit alternatief is bedoeld voor delinquente jongens tussen de 12 en 15 jaar voor wie verblijf in een justitiële jeugdinrichting een minder geschikte straf is. Uit onderzoek blijkt dat zij het meest vatbaar zijn voor negatieve gedragsbeïnvloeding, met name in een groepje met soortgenoten. Een pleeggezin wordt speciaal getraind voor deze vorm van pleegzorg. Pleegouders nemen maximaal drie maanden een minderjarige verdachte in huis. Onder strikte regels en voorwaarden bieden zij deze jongens een weg uit de criminaliteit. Door de jongen uit zijn vertrouwde omgeving te halen wordt er samen met Spirit, de ouders, school en positieve contacten in hun netwerk gewerkt aan de toekomst van de jongen. Een pleegouder voor delinquente jongens treedt tijdelijk in dienst van Spirit. Forensische pleegzorg is een pilot voor één jaar en wordt gesubsidieerd door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Meer informatie: www.spirit.nl
Jeugdzorg in de buurt Vier jeugdzorgorganisaties in Nederland startten in 2011 met het experiment: Jeugdzorg in de Buurt. De vier jeugdzorgorganisaties (Lindenhout in Arnhem, Spirit in Amsterdam, Parlan in Alkmaar en Cardea in Leiden) zijn ieder gestart met de opbouw van een team in een vooraf geselecteerde buurt. Deze vier pilotprojecten hebben de werkwijze van Buurtzorg als voorbeeld – waar zelfsturende teams in de buurt een integraal aanbod op maat leveren. Zonder bureau cratie, zonder organisatorische rompslomp. Voor veel professionals betekende deze nieuwe werkwijze een verfrissende uitdaging die oude patronen op zijn kop zette en nieuwe denkwijzen en energie aanboorde. Maar vooral droeg ‘Jeugdzorg in de buurt’ de belofte in zich een werkwijze te bieden die voor cliënten een kwalitatieve verbetering inhoudt: samenhangende hulp, dicht in hun buurt, minder hulpverleners, met minder last van bureaucratie en wachtlijsten. Onlangs verscheen er een brochure met de resultaten van dit project. Dat boekje biedt belangrijke handvatten voor de transitie jeugdzorg en is te downloaden via: www.spirit.nl
Express Your Best Inside De laatste week van de zomervakantie konden de jongeren van de Justitiële Jeugdinrichting Amsterbaken workshops volgen bij ‘Express Your Best Inside’. Zo konden ze zich vrijwillig inschrijven voor de workshops rap, DJ of graffiti. Veertig jongens namen gedurende drie dagdelen deel aan het programma. De afsluiting vond plaats in de sportzaal, waar de jongens elkaar hun prestatie lieten zien. “Ik had niet verwacht dat ik dit kon, toen ik maandag begon met de DJ-workshop”, vertelt een van hen. Een ander pakte tijdens de presentatie de microfoon en nam een ware MC-rol op zich. Ook de graffiti-workshop was een succes. De jongens vulden elkaar goed aan: “Hij was goed in het bedenken en kritisch kijken waar wat gespoten moest worden, en ik kon dan met de spuitbussen alles mooi maken op het grote doek voor in de fitnesszaal. We waren echt een team.” Meer informatie: www.spirit.nl
COLOFON ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van zestien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de Stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, Cordaan Jeugd, De Bascule, GGZ inGeest, HVO-Querido, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, Ons Tweede Thuis, Opvoedpoli, Spirit, De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Vacant (Jeugdbescherming Regio Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Eveline Wiebes (Arkin), Nel Pols (Cordaan Jeugd), Peter Heuseveldt (MEE Amstel en Zaan), Hiske Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Marc Onnen (HVO Querido), Maria Lichtendonk (Leger des Heils), Suzan van Dijk (Opvoedpoli), Ineke Barnhard (Ons Tweede Thuis), Daphne Wolthuis (Lijn5), Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis) Vaste medewerkers Marja Fafiani, Tamara Franke, Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Arjan Post, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim Stevenhagen en Florence Tonk Redactieadres Jong aan de Amstel Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan. e-mail:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink, Yvonne van der Lip Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
CONTACTGEGEVENS Altra
Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam 020 - 555 83 33 •
[email protected] • www.altra.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Postbus 303, 1115 ZG Duivendrecht • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.jbra.nl
Cordaan Jeugd
De Ruyterkade 7, 1013 AA Amsterdam 020-630 62 62 •
[email protected], • www.cordaan.nl
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
Seksualiteit na de Commissie Samson ‘Omringd door zorg, toch niet veilig.’ Zo heette het rapport dat de Commissie Samson in 2012 uitbracht over het seksueel misbruik in de jeugdzorg. De commissie kwam vervolgens met het ‘Actieplan Kindermishandeling 2012-2016. Kinderen veilig’. Daarin staan maatregelen die kindermishandeling moeten voorkomen en stoppen. Maar wat gebeurt er nu concreet? Jong aan de Amstel ging op zoek naar de antwoorden. Hebben protocollen wel zin? Hoe maak je seksualiteit bespreekbaar? Hoe ga je om met loverboys? SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TON K
Jan Hendriks: ‘Protocollen zijn niet dé oplossing’ Screenen
Protocollen en onderbuikgevoel. Die combinatie is nodig om seksueel misbruik in de jeugdzorg tegen te gaan, meent Jan Hendriks. Hij maakte deel uit van de Commissie Samson die seksueel misbruik onderzocht van kinderen die door de overheid in instellingen of in pleeggezinnen werden geplaatst. Deze, toch al kwetsbare kinderen, bleken twee keer zo veel risico te lopen misbruikslachtoffer te worden. Hoe kan de sector dit tegengaan?
Op dit moment is de hoogleraar betrokken bij een nieuw onderzoek naar deze problematiek voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Hij mag hierover nog niet veel meedelen, maar benadrukt het belang van screening. Hendriks: “Als iemand al eerder slachtoffer of dader was is het risico op herhaald seksueel grensoverschrijdend gedrag hoger. Helaas wordt dit vaak niet goed aangegeven in de dossiers. Dat was ook een van de conclusies van de Commissie Samson: de dossiers van deze kinderen waren vaak niet goed op orde. Er was niet goed doorgevraagd door de hulpverleningsinstanties. Bovendien wordt in een gesprek vaak niet alles prijsgegeven door kinderen als ook de voogd of ouders erbij zijn. Zeker bij pubers is het erg belangrijk dat het onderwerp seksualiteit altijd goed wordt uitgevraagd.”
H
endriks is klinisch psycholoog bij De Waag en hoogleraar Forensische Psychiatrie en Forensische Orthopedagogische Diagnostiek en Behandeling aan respectievelijk de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. “Seksueel misbruik komt voor in elke vorm van jeugdzorg. Iedere situatie waarin kinderen langdurig bij elkaar zijn, in instellingen of pleegzorg, kan risico opleveren. Uit ons onder zoek bleek dat met name kinderen tussen de twaalf en achttien jaar elkaar lastigvallen. Met name meisjes zijn kwetsbaar en als er een licht verstandelijke beperking speelt, wordt het risico drie keer hoger.”
Doorvragen
Openheid, doorvragen en het bespreekbaar maken van seksualiteit, dat lijkt een belangrijke sleutel tot het terugdringen van misbruik binnen de jeugdzorg. Het lijkt een eenvoudig en logisch advies, maar dat is het niet, aldus Hendriks: “Mensen praten nu eenmaal makkelijker over voetballen dan over seksualiteit. Ook voor
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
professionele opvoeders blijft het een lastig onderwerp. Een van de aanbevelingen van de Commissie was dan ook om het bespreekbaar maken van seksualiteit in opleidingen voor de jeugdzorg sterk te benadrukken.”
Protocol
De Commissie Samson kwam in 2012 met een aantal protocolvoorstellen om misbruik tegen te gaan. Werkt dat, keurig de protocollen volgen? Gaat het in essentie niet om mensenwerk? “Dat is een belangrijke vraag”, vindt Hendriks. “In de kern ligt hier altijd een dilemma. Je kan alles protocolleren en dan heb je het voor de buitenwereld goed gedaan. Dat zie je steeds vaker binnen de GGZ. Risico’s vermijden met protocollen. Aan de ene kant is dat goed, aan de andere kant verlies je daarmee ook het natuurlijke gevoel uit het oog. Hulpverleners moeten het ook van hun intuïtie hebben; het gezonde onderbuikgevoel. De ellende is dat je iemand daartoe niet kunt opleiden. Het blijft een combinatie: protocollen en onderbuikgevoel. De vertrouwensrelatie tussen kind en opvoeder blijft in jeugdhulpverlening heel belangrijk, naast die protocollen.” Meer informatie: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/aanpak-seksueel-misbruik-injeugdzorg
DOO R : F L O R E N C E TON K
‘Jongeren vinden het prettig serieus te worden genomen’
HVO-Querido
Myrna Cleef is orthopedagoog bij Qpido, het seksespecifiek expertisecentrum van Spirit. Zij vertelt hoe hulpverleners en voorlichters van Qpido seksualiteit bespreekbaar maken.
Jellinek Jeugd / Punt P
“B
Eerste Ringdijkstraat 5, 1097 BC Amsterdam 020 - 561 90 90 •
[email protected] • www.hvoquerido.nl 2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam 020 - 590 55 55 • www.jellinek.nl • www.puntp.nl
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden 088 - 513 13 13 •
[email protected] • www.ln5.nl
ij Qpido geven we voorlichting en begeleiding aan jongeren en ouders en we trainen hulpverleners. We merken dat professionals in de jeugdzorg vaak handelingsverlegen zijn als het gaat om praten over seks. Daarom ontwikkelden we het boekje ‘Verliefdheid & Seks’ voor jongeren. Het boekje daagt jongeren uit en maakt hen enthousiast om over het thema te praten en vragen te stellen. Het is een onderwerp dat hen
bezighoudt en ze vinden het prettig om hierin serieus genomen te worden. Ook je houding als hulpverlener heeft invloed op zo’n gesprek, net zoals het gemak waarmee je erover praat. Als jongeren voelen dat jij geen last van schaamte hebt, dan hebben zij dat ook niet.”
Veel oefenen
“Als je seksualiteit bespreekbaar wilt maken, zeggen wij in onze training ‘Seksualiteit en opvoeden’ voor professionals: heel veel oefenen, veel erover praten. Dan wordt je houding tijdens zulke gesprekken anders. Vervolgens begin je door te vragen wat jongeren wel of niet weten, waar ze vragen over hebben. Om het gesprek te starten, kun je ons boekje gebruiken of iets van tv of uit de krant erbij halen. Ook kan het goed werken om een gesprek in de auto te hebben, of tijdens de afwas bijvoorbeeld. Veel hulpverleners zijn verbaasd over hoe gemakkelijk het gesprek gaat als ze de tips uit onze training volgen.”
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 196, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
Ons Tweede Thuis
Vuurdoornstraat 11, 1431 RM Aalsmeer • 0297 – 353 800
[email protected] • www.onstweedethuis.nl
Opvoedpoli
Houtmankade 332, 1013 RR Amsterdam, 020 – 463 43 82
[email protected] • www.opvoedpoli.nl
Andere cultuur
Spirit
gesprek gaan is onze insteek: ‘In deze maatschappij komt uw dochter zeer waarschijnlijk in aanraking met seksualiteit: buiten, op school of in de media. Wij willen dat uw dochter weerbaar is en haar grenzen kan aangeven.’ Door zo het gesprek op te starten krijg je bijna alle ouders mee.”
Sparren
“Als hulpverleners het lastig vinden om het gesprek zelf aan te gaan met een cliënt, adviseren wij een collega te zoeken die het gesprek over seksualiteit en grenzen kan overnemen. De hulpverlener houdt wel de regie en is er zelf verantwoordelijk voor dat er geen enkel kind de deur uitgaat zonder dat er over seksualiteit gesproken is. Wij worden ook veel door collega’s geraadpleegd over grensoverschrijdend gedrag van jongens of meisjes. Soms bieden wij dan een hulpverleningstraject aan: Romeo of Julia. Collega’s bellen ook om te sparren of zeker te weten dat ze de goede stappen nemen.”
De Waag - Amsterdam
“Praten over seksualiteit met mensen uit een andere cultuur is een ander knelpunt voor veel hulpverleners. Als wij met migrantenouders in
William Schrikker Groep
“Mensen praten nu eenmaal makkelijker over voetballen dan over seksualiteit. Ook voor professionele opvoeders blijft het een lastig onderwerp.”
Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam 020 - 462 63 33 •
[email protected] www.dewaagnederland.nl Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam 088 - 526 00 00 •
[email protected] • www.wsg.nu
4
Meer informatie:
[email protected] of 06-293 380 64
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TO N K
KORT
‘De drempel om seksualiteit te bespreken moet omlaag’ Verdiepen
Natasja Wiersema is medewerker van de vakgroep Opleiding en Informatie van het Expertisecentrum van de William Schrikker Groep. In die rol ontwikkelt zij samen met onder meer gezinsvoogden, pleegzorgwerkers, gedragswetenschappers en het kenniscentrum voor seksualiteit Rutgers WPF een e-learningmodule voor jeugdzorgprofessionals rondom het thema seksualiteit.
O
De e-learningmodule van het Expertisecentrum is geschikt voor iedereen in de jeugdzorg en kan vanaf oktober online worden aangeschaft en gevolgd via www.jeugdzorgleertonline.nl. Wiersema: “Na het onderdeel over de normale seksuele ontwikkeling volgt het thema seksuele opvoeding: Hoe praat je over seksualiteit, waar moet je op letten? We geven veel voorbeelden van gesprekken in filmpjes. Ook geven we achtergronden met sociale en culturele aspecten die meespelen. Het derde deel behandelt seksualiteit en grenzen en tot slot bespreken we seksualiteit en internet.” Volgens Wiersema is de e-learningmodule een goede manier om kennis te verdiepen in de eigen tijd. Toch vindt zij e-learning alleen onvoldoende om hulpverleners te trainen in het bespreekbaar maken van seksualiteit en het tegengaan van risico’s op seksueel grensoverschrijdend gedrag. “Er zijn ook klassikale trainingen om mensen bijvoorbeeld te laten oefenen met gesprekstechnieken en om de benodigde vaardigheiden eigen te maken.”
impulsen te beheersen, dus ook seksuele impulsen. Er moet dan iemand zijn die dit met het kind bespreekt en het kind moet weten dat het erover kan praten.”
Hoe eerder, hoe beter
Wiersema benadrukt dat het in alle contacten met cliënten belangrijk is om seksualiteit bespreekbaar te maken. Helemaal als er sprake is van seksueel afwijkend gedrag: hoe eerder dit wordt besproken, hoe beter. “In al onze gesprekken met ouders, kinderen en opvoeders moet seksualiteit ter sprake komen, ook als er niets aan de hand is. Dit hadden we bij de WSG al als richtlijn maar sinds het rapport van de commissie Samson wordt hier meer op gestuurd. Het staat in ons plan van aanpak en vormt een vast onderdeel in de verslaglegging. De drempel om seksualiteit te bespreken moet omlaag.”
Meer informatie:
[email protected] of www.williamschrikkerexpertise.nl
FOTO: MARJA FAFIANI
m te kunnen weten wat afwijkend seksueel gedrag is, moet een hulpverlener eerst weten wat de normale seksuele ontwikkeling is bij kinderen tussen de nul en achttien jaar. Daar is dan ook het eerste deel van de e-learningmodule aan gewijd. Wiersema: “Omdat onze mensen vaak dingen tegenkomen die niet normaal zijn, vonden wij het heel belangrijk eerst het normale gedrag te omschrijven. Waar het afwijkt, beschrijven we hierbij ook de seksuele ontwikkeling van licht verstandelijk beperkte kinderen.” Lichamelijk loopt de ontwikkeling van licht verstandelijk beperkte kinderen niet heel anders, maar met name op het cognitieve en sociaalemotionele vlak kunnen deze kinderen ander gedrag vertonen, en dat kan effect hebben op de seksuele ontwikkeling. Wiersema: “Menstrueren, borsten krijgen, die dingen vinden licht verstandelijk beperkte meisjes vaak moeilijk te begrijpen. Ook vinden deze kinderen het vaak lastig om
‘We doen het gewoon’
Natasja Wiersema: “In al onze gesprekken met ouders, kinderen en opvoeders moet seksualiteit ter sprake komen, ook als er niets aan de hand is.” SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TO N K
Nationaal Rapporteur: ‘Geen ‘loverboyproblematiek’, maar mensenhandel’ Corinne Dettmeijer is Nationaal Rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Zij pleit voor specialistische hulp en opvang binnen de jeugdzorg voor slachtoffers van loverboys. Want feitelijk zijn deze meisjes volgens haar slachtoffers van binnenlandse mensenhandel.
I
n haar rapport uit september 2013 uitte de Nationaal Rapporteur kritiek op de jeugdzorg. Zij noemde het onder andere niet terecht dat de sector slachtoffers van loverboys aanduidt als ‘meisjes met loverboyproblematiek’. Loverboys zijn mensenhandelaren, meent Dettmeijer en zij wil de meisjes die door hen zijn uitgebuit, zo benoemen: slachtoffers van binnenlandse mensenhandel. Dettmeijer: “De methodiek die loverboys in Nederland hanteren om meisjes te ronselen, wordt ook door mensenhandelaren in andere landen gebruikt. Ook Bulgaarse mensenhandelaren zien dat een patroon van een meisje paaien en verliefd maken veel beter werkt dan fysiek geweld. Er is dus niet veel verschil tussen een zestienjarig Nederlands meisje dat uitgebuit
wordt door een Nederlandse mensenhandelaar, ofwel loverboy, en een achttienjarig Bulgaars meisje dat in Nederland door een Bulgaarse mensenhandelaar achter de ramen wordt gezet. Toch wordt in Nederland de hulp aan, en behandeling van, deze meisjes verschillend vormge geven.”
gezien worden als seksueel grensoverschrijdend.” Een dergelijke benadering, benadrukt Dettmeijer, vergt ook kennis van de wereld van mensen handel.
Samenwerken
Daarnaast moet jeugdzorg bewust zijn van het belang van aangiftes tegen loverboys. Dettmeijer: “Uiteindelijk moeten die jongens gewoon de gevangenis in! Zodra een meisje binnen een instelling is geplaatst, is het voor de politie vaak moeilijk om haar tot aangifte te bewegen. Instellingen moeten daarom meer samenwerken met de politie, de meisjes vertrouwen geven in de politie, laten zien dat die aan hun kant staat.” Bijna een jaar na haar rapport ziet de Nationaal Rapporteur meerdere positieve ontwikkelingen binnen Jeugdzorg. Zo noemt zij de toetreding van Jeugdzorg Nederland tot de Taskforce mensenhandel positief. “Ook de pilot in Rotterdam voor categorale opvang van minderjarige slachtoffers van binnenlandse mensenhandel vind ik een mijlpaal,” aldus Dettmeijer.
Signalen herkennen
Volgens Dettmeijer is niet alleen jeugdzorg-, maar ook mensenhandelexpertise vereist om deze slachtoffers de hulp te geven waar zij recht op hebben. “Medewerkers in de jeugdzorg moeten worden getraind om signalen van mensenhandel te herkennen. Je moet ook weten dat iemand niet achter de ramen hoeft te hebben gezeten om slachtoffer van mensenhandel te zijn. Op diezelfde manier moeten we het meisje benaderen: jij bent het slachtoffer van mensenhandel, iemand anders heeft jou iets aangedaan.” “Natuurlijk is dat is niet eenvoudig”, zegt Dettmeijer. “Dikwijls is het meisje nog verliefd. Zij wil vaak niets kwaads horen over de loverboy. Maar je moet het bespreken: ‘Hoe gek is het, dat jij met al zijn vrienden seks had en hij daar geld voor kreeg?’ Haar gedrag moet dus niet alleen
Meer informatie: www.nationaalrapporteur.nl
5
Sinds september 2013 draait er een proeftuin in Oud Noord – Overhoeks. Een proeftuin is een van de voorlopers van de transitie. Hier worden nieuwe vormen en samenwerkingsverbanden binnen de jeugdzorg uitgeprobeerd. Zo startte er een Ouder- en Kindteam en zijn er ouder- en kindadviseurs op basisscholen, voorscholen en kinderdagverblijven en op het speciaal basisonderwijs. Wat zijn nu de resultaten van deze proeftuin? Marije van der Hijden, ouder- en kindadviseur vanuit Spirit: “We zijn op het punt aangekomen om de opbrengsten van onze en andere proeftuinen in Amsterdam te gebruiken bij de introductie van de ouder- en kindteams in heel Amsterdam.” Daarom legden ze een en ander vast in het boekje ‘We doen het gewoon’. Hierin lees je hoe de samenwerking met de verschillende partners is georganiseerd en wat daarbij de uitgangspunten waren. Het boekje is te downloaden via de website van Spirit: www.spirit.nl
‘Jeugdzorg kan goedkoper en efficiënter’ Het nieuwe jeugdstelsel kan goedkoper en effectiever. Maar dan moeten alle neuzen dezelfde kant op; van professionals, gemeenten en van burgers. “Vernieuwing van het jeugdstelsel vraagt van professionals een andere houding en vaardigheden.” Dat staat in het rapport dat de Denktank Transformatie Jeugdstelsel afgelopen zomer presenteerde. Het rapport ‘Beter met minder. Bouwstenen voor de transformatie van het jeugdstelsel’ gaat over hoe de jeugdzorg goedkoper en beter kan. Job Cohen is voorzitter van deze Denktank. Voor vernieuwing van de jeugdbescherming is het nodig dat de deskundigheid van professionals door het hele jeugdstelsel heen gebruikt kan worden, aldus de Denktank. Dus bij preventie van problemen op bijvoorbeeld scholen, in de hulp aan kinderen door jeugdwerkers, maar ook door de specialisten in de tweede lijn. Er moet een nieuwe professional in de jeugdzorg komen, die de ruimte heeft om zaken te doen met gezinnen en om zelf besluiten te nemen in complexe situaties. Meer informatie: www.nji.nl/denktank-transformatie-jeugdstelsel
MEE start cursussen en groepen Dit najaar gaan ze weer van start: diverse cursussen en groepen voor jongeren en ouders. Of het nu gaat om het trainen van sociale vaardigheden, praten over liefde en seks of lotgenoten ontmoeten, in de hele regio kunnen mensen terecht bij MEE Amstel en Zaan. Een kleine greep uit het aanbod. Voor jongens van 8 tot 18 jaar die moeilijk leren is er vanaf oktober ‘Maak je sterk of Maak je sterk kids’ in Amsterdam. Een weerbaarheidstraining waarin de jongens ontdekken waar hun grenzen liggen, zich leren verdedigen en beter ‘nee’ zeggen. In zowel Amstelveen als Purmerend is er voor broertjes en zusjes van kinderen met een vorm van autisme de cursus ‘Ik ben ik’. Deze zogenaamde brusjes leren al vroeg om rekening te houden met de beperking van hun broer of zus. In ‘Ik ben ik’ leren ze wat zij nodig hebben, hoe ze dat kunnen vragen en ze ontmoeten andere brusjes die in hetzelfde schuitje zitten. Daarnaast krijgen ze meer inzicht in wat autisme nu eigenlijk is. Een overzicht van ons gehele aanbod aan cursussen en groepen – wat, waar, wanneer en voor wie - vindt u op meeaz.nl/cursussen.
Ontdek de pleegouder in je buurt! Spirit doet dit jaar voor de derde keer mee aan de landelijke actiedag ‘Ontdek de pleegouder in je buurt’. Op zaterdag 4 oktober van 14.00 tot 17.00 uur zetten pleegouders in heel Nederland zich weer in als ambassadeur om de aandacht te vestigen op het belang van pleegzorg en op het grote tekort aan pleegouders in ons land. Zij openen hun deuren om geïnteresseerden warm te maken de stap richting pleegzorg te zetten. Verschillende pleeggezinnen van Spirit doen weer graag mee aan deze actie. Ook willen ze eventueel weer meewerken aan artikelen en/of televisie- en radio-uitzendingen over dit onderwerp. Spirit zet met name in op deze ‘free publicity’, daarnaast zenden ze twee weken voorafgaand aan de actiedag een radiospot uit via Radio Noord-Holland. Meer informatie: www.pleegzorg.nl/ontdek-de-pleegouder-in-je-buurt/
Altra traint ‘Signs of Safety’ Vrijwel alle ouders willen hun kind een veilige omgeving bieden. Toch kan een gezin in een situatie terechtkomen die voor de kinderen schadelijk kan zijn. Ambulant hulpverleners zijn de ogen en oren van de jeugdzorg. Daarom traint Altra al haar ambulant hulpverleners in de basistechnieken van Signs of Safety onder de titel: Focus op veiligheid. De training bestaat uit twee trainingsdagen en vijf praktijkbijeenkomsten van twee uur, waarin de hulpverleners casussen uit de dagelijkse praktijk bespreken. Doel is dat de hulpverleners daarbij de technieken toepassen om met het gezin en de kinderen in gesprek te gaan over veiligheid en de eerste stappen te zetten om de veiligheid te bevorderen. Is er sprake van ernstige veiligheidsproblemen, dan kan het Signs of Safety-team van Altra worden ingeschakeld voor consult of voor een geheel traject. Meer informatie:
[email protected] of
[email protected]
THEMANUMMERS ‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht het blad een onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 L icht verstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen oktober 2011 2011/4 Seksueel misbruik december 2011 2012/1 Samenwerken met ouders maart 2012 2012/2 Passend onderwijs juni 2012 2012/3 Netwerkondersteuning oktober 2012 2012/4 Transitie november 2012 2012/5 18-plus december 2012 2013/1 Digitale hulpverlening maart 2013 2013/2 Autisme juni 2013 2013/3 Voeding oktober 2013 2013/4 Jeugdzorg en volwassenen-ggz december 2013 2014/1 Vechtscheidingen maart 2014 2014/2 Top600 juni 2014 2014/3 E igen kracht en sociaal netwerk oktober 2014 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op te vragen via:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
DOO R : MI L L I G E R R IT SEN
‘Laat het gezin zijn verhaal vertellen’ Generiek Gezinsgericht Werken. Dat lijkt het tovermiddel van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), het voormalige Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Het leidt tot minder ondertoezichtstellingen, kortere hulpverlening en daarmee tot lagere kosten voor de jeugdzorg. Maar hoe werkt het nu in de praktijk? Milli Gerritsen vroeg het aan gezinsmanager René Swint.
D
e zaak leek hopeloos. De zeventienjarige zoon van het gezin had morbide obesitas, maar zijn vader wilde niet meewerken aan hulp. Boze brieven hadden geen zin en drie hulpverleners liepen stuk op het gezin. Swint trad het gezin tegemoet vanuit de principes van het Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). En dat had effect. “Ik keek zo onbevooroordeeld mogelijk naar vader en zoon”, legt Swint uit. “Ik liet mijn zorgen achterwege, toonde interesse in vader en zoon en keek naar hun krachten.”
ik daar eerst over. Natuurlijk had ik ook kunnen beginnen over de zorgen vanuit school en het ziekenhuis over zijn zoon, maar daarmee had ik waarschijnlijk geen opening gevonden.”
Vertrouwen
“De houding in het gesprek is belangrijk”, legt Swint uit. “GGW zegt dat je moet investeren in de match. Dus dat je een half uur over het beroep van taxichauffeur praat, maakt niet uit. Als je daar de tijd voor neemt, draagt dat bij aan het vertrouwen. Vanuit het gesprek over het beroep van de vader, kwam ik vanzelf op zijn zoon. Het bleek dat hij zich ook zorgen maakte. Ik ben toen in het gesprek niet op de problemen gaan zitten, maar op de krachten van de vader. Het bleek dat hij zelf al een plan had opgesteld voor zijn zoon. Ik vertelde de vader dat dat heel goed was en dat ze in hun plan moesten geloven. Vervolgens steunden wij de vader in de uitvoering van het plan, met als gevolg dat de
Interesse
Hoe deed hij dat? Swint: ‘‘Ik stuurde de vader een brief en vroeg hem of ik op huisbezoek mocht komen. Dat verzoek vond hij prettig. Ik drong me namelijk niet op en daarmee was de eerste stap gezet. Ik mocht op huisbezoek komen en toonde interesse in de vader. Wat is het voor een vader? Hij is taxichauffeur in Amsterdam en dat vind ik een spannend beroep. Dus sprak PRAKTIJK
jongen enorm is afgevallen. Zijn gezondheid gaat nu enorm vooruit.’’
Macht
Het lijkt vanzelfsprekend, maar toch zou deze zaak in het verleden anders zijn aangepakt. “Veel meer vanuit de macht”, zegt Swint. “Voorheen werd er meer tegen het gezin dan met het gezin gepraat. Dat is een essentieel verschil. In de oude manier van werken zou ik mijn zorgen bij het gezin hebben neergelegd, terwijl ik vader en zoon nog helemaal niet ken. Het automatisch gevolg daarvan is dat het gezin in de verdediging schiet omdat ze het gevoel krijgen dat de jeugdzorg even op de stoep staat om te vertellen welke zorgen er zijn. Die zorgen heeft het gezin vaak ook, maar door het op deze manier te brengen, schiet het gezin automatisch in de verdediging. Zo’n strijd moet je voorkomen, want dan is er geen vertrouwen. Je moet het gezin de kans geven het verhaal te vertellen.’’
DOO R : S U Z A N H I L HORST
Kenniscentrum begeleidt scholen bij omgang gedrag Welke invloed heeft een leerling met ADHD op het groepsgedrag? Hoe ga je om met een leerling met autisme? Die vragen zijn actueel nu scholen het passend onderwijs hebben ingevoerd. Het Landelijk Kenniscentrum Passend Onderwijs (LKPO) van de Bascule kan scholen hierbij begeleiden, onder andere met het programma ‘Omgaan met gedrag’. “De kracht van het programma zit in het versterken van schoolteams en het samen zoeken naar een goede aanpak”, stelt projectleider Anja Verwoerdt.
rond is, kom je weer bij het begin: Wat zie je nu? Heeft het plan gewerkt?” Elke stap vraagt specifieke aandacht. Verwoerdt: “Goed waarnemen is belangrijk. Soms lijkt het dat bepaald probleemgedrag vaak voorkomt, maar als je turft blijkt het soms mee te vallen of is het juist nog erger dan gedacht. Verder denken we mee over de problematiek van een leerling. Wat vraagt dat van de leerkracht? Welke werkwaarin leerkrachten elkaar vertellen hoe ze reage- vormen kan deze inzetten. De leerkracht maakt ren op bepaald gedrag van een leerling. Zo kan uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de praktijk. je elkaar als team ondersteunen. Maar, we richten Hij is immers de onderwijsprofessional.” ons óók op het voorkomen van probleemgedrag. Op maat Dat kan door leerkrachten te leren zich in een Om begeleiding op maat te kunnen bieden, vroeg stadium aan te sluiten bij de onderwijs ontwikkelt het Landelijk Kenniscentrum P assend behoeften van kinderen.” Onderwijs voortdurend nieuwe modules. Handelingsgericht Verwoerdt: “We zien dat er veel behoefte is aan De Bascule hanteert tijdens de begeleiding de kennis van gedragsproblemen, maar elke school principes van het handelingsgericht werken heeft andere vragen. Daarom blijven we onze (HGW). Verwoerdt: “De HGW-cyclus bestaat uit modules voortdurend ontwikkelen, zodat we de vier elementen: waarnemen, begrijpen, plannen begeleiding kunnen bieden die bij die specifieke en realiseren. De leerkrachten leren eerst goed te school past.” kijken: Wat zie je? Daarna volgt het begrijpen wat je ziet, het maken van een plan en vervolgens het uitvoeren van dat plan. Als de cirkel Meer informatie:
[email protected]
W
at biedt ‘Omgaan met gedrag’? Verwoerdt: “We hebben een uitgebreide intake: waar is behoefte aan en wat is er al gedaan? Wil een school bijvoorbeeld specifiek informatie over ADHD of willen ze weten welke invloed een leerling met ADHD kan hebben op de groeps dynamiek?” Na de intake presenteert het Kenniscentrum een begeleidingsplan. “Een traject duurt ongeveer twee jaar. In die tijd krijgen leerkrachten de kans het geleerde in praktijk te brengen en te evalueren.”
Intervisie
Het programma telt acht tot tien teamtrainingen, die telkens uiteenvallen in twee onderdelen; kennisoverdracht en vaardigheidstraining. Verwoerdt: “Zo bieden we bijvoorbeeld een intervisietraject,
FOTO: D R EA MSTI M E
KORT
PRAKTIJK
“De leerkracht maakt uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de praktijk. Hij is immers de onderwijsprofessional.”
6
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK
Regie over het eigen leven Het versterken van de eigen kracht van jongeren en gezinnen is een van de belangrijkste uitgangspunten van de transitie jeugdzorg. Het idee hierachter is dat jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen leven. De hulpverlening moet zich richten op deze eigen kracht en het sociaal netwerk, zodat mensen de regie over hun eigen leven houden. De hulpverlener zoekt dus niet langer naar een oplossing voor het probleem van de jongere of het gezin, maar kijkt hoe ze hen kan ondersteunen zodat ze zelf kunnen werken aan een oplossing. Op lange termijn moet dat er toe leiden dat jongeren en gezinnen zelf leren omgaan met hun problemen en minder vaak een beroep doen op de hulpverlening. Het maakt de mensen minder afhankelijk van de zorg.
7 Programmamanager Rutger Hageraats: ‘De cliënt wordt leidend in de hulpverlening’ 8 Eigen kracht: Geef het gezin weer verantwoordelijkheid Tienermoeders: ‘Het centrale en verbindende thema is de baby’ 9 ‘Wederkerigheid is sleutel tot duurzaam netwerk’ ‘Voor jou blijf ik zorgen’ 10 ‘‘Niemand Zorg bij psychiatrische problematiek moeilijk overdraagbaar’ heeft iets aan een overbelast netwerk’ 11 Zwerfjongeren 12 Jeffrey Muntendam: ‘Het klikte meteen’ DOOR: MARTIN GERRITSEN
Rutger Hageraats, programmamanager ‘Om het Kind’
‘De cliënt wordt leidend in de hulpverlening’ Eigen kracht. Dat is het uitgangspunt van de jeugdzorg bij de gemeente Amsterdam. Rutger Hageraats, programmamanager ‘Om Het Kind’ en de Transitie Jeugdzorg, legt uit waarom de gemeente dit zo belangrijk vindt. ls we het over eigen kracht hebben, bedoelen we eigen kracht in de brede zin van het woord”, maakt Hageraats direct aan het begin van het gesprek duidelijk. “Vaak denken we bij eigen kracht aan de Eigen Kracht Conferenties, maar met eigen kracht bedoelen we het vermogen van mensen om hun leven zelf in te richten en zelf hun problemen op te lossen.” Hij noemt drie redenen voor eigen kracht als uitgangspunt van het beleid. “Ten eerste is iemand verantwoordelijk voor zijn eigen leven. Een hulpverlener moet de problemen dus niet overnemen, maar kijken hoe hij de zorg zodanig organiseert dat de burger zelf de problemen kan oplossen. Dat betekent dat je niet vraaggericht, maar cliëntgericht werkt. De cliënt wordt leidend in de hulpverlening.” “De tweede reden is dat ervaring en onderzoek laat zien dat eigen kracht de zorg effectiever maakt. Omdat mensen mede verantwoordelijk zijn voor hun eigen probleem, zijn ze dus ook mede verantwoordelijk voor de oplossing. Dat leidt ook tot een beter en duurzamer resultaat van de hulp. De derde reden is dat het gebruik van eigen kracht de zorg goedkoper maakt.” Dat eigen kracht het uitgangspunt wordt van de hulp, daar zijn alle betrokkenen – overheid, politiek en instellingen – het wel over eens. “Alleen legt de een de nadruk op andere aspecten dan de ander”, meent Hageraats. “En die accenten kleuren de discussie. Wij zijn in Amsterdam altijd uitgegaan van de kwaliteit van de hulp. Die staat centraal in de visie en het koersbesluit ‘Om Het Kind’, maar het is ook gekoppeld aan financiële taakstelling van de bestuurders.”
Omslag
Hageraats: “Op instellingsniveau is het principe van eigen kracht nu leidend.
De een is daar wat verder in dan de ander, maar ik heb er alle vertrouwen in dat alle instellingen die slag maken. Ook de zorgverleners gaan anders denken. Zij kijken niet meer alleen naar het probleem of de stoornis, maar naar de mogelijkheden van het gezin om met de problemen om te gaan. De professional is gedreven om een goede oplossing te zoeken. Daar heeft hij ook voor geleerd, maar mensen willen zelf de regie houden over hun leven en komen zelf met oplossingen. Dat is niet zo eenvoudig. Zeker niet in het geval van de jeugdzorg, want daar gaat het om de veiligheid van kinderen waar eigenlijk niets mis mee mag gaan. De overheid wordt geacht de kinderen te beschermen.” Waar liggen dan de grenzen van de eigen kracht? Hageraats: “Formeel is het antwoord dat die grens ligt daar waar de jeugdbeschermer vindt dat de veiligheid van het kind in het geding is en de rechter besluit tot een ondertoezichtstelling. Maar zelfs in die gevallen moet je beseffen dat het wel eens mis kan gaan.” Gok je dan niet met de veiligheid van kinderen? Hageraats: “Nee, daarmee mag je niet gokken. Daarom willen we ook dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de William Schrikker Groep met een duidelijke, transparante veiligheidsnorm komen. Dat maakt het beleid voor de burger inzichtelijk.”
ren in buurtnetwerken en vrijwilligerswerk. Daarin ligt ook een belangrijke rol voor de bestuurscommissies (de voormalige stadsdelen – red.). Zij kunnen verbindingen leggen tussen buurtnetwerken, waarin ook de Ouderen Kindteams en de Samen Doenteams een rol spelen. We hebben deze teams ook bewust opgezet als wijkteams die wijkgericht werken.” Uiteindelijk moeten de inspanningen
van de gemeente, de bestuurscommissies, de instellingen, maar ook van burgers en zelforganisaties, er toe leiden dat mensen weer de regie over hun eigen leven gaan voeren. En door het versterken van de eigen kracht en het sociaal netwerk zal dat leiden tot duurzamere hulp, zodat op termijn minder mensen gebruik hoeven te maken van de hulpverlening.
Dragende samenleving
Het principe van de eigen kracht doet niet alleen een beroep op de overheid en de instellingen, maar ook op de samenleving. “We praten makkelijk over sociale netwerken en een dragende samenleving, maar in praktijk is dat helemaal nog niet zo vanzelfsprekend”, zegt Hageraats. “Eigen kracht betekent een ingrijpende culturele omslag. Burgers denken nu nog vaak: ‘Ik heb een probleem, dus ik heb recht
FOTO : SAK E R I JPK EM A
“A
op zorg’. Nu zeggen wij dat burgers de eigenaar worden van hun eigen probleem en dus mede verantwoordelijk voor de oplossing van dat probleem. Dat vraagt een andere manier van betrokkenheid van de burger. Het vergt dat burgers bij problemen niet direct naar de overheid stappen, maar elkaar ook weer aanspreken.” “Die samenleving komt er niet vanzelf. Het betekent dat we moeten investe-
Rutger Hageraats: “Een hulpverlener moet de problemen dus niet overnemen, maar kijken hoe hij de zorg zodanig organiseert dat de burger zelf de problemen kan oplossen.”
7
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: PRAKTIJK
DOOR: TAMARA FRANKE
Eigen Kracht: Geef het gezin weer verantwoordelijkheid Doel van de Eigen Kracht is dat een gezin zeggenschap en regie krijgt en houdt over het eigen leven, ook als er problemen zijn. Maar wat is die Eigen Kracht eigenlijk, wat zijn de effecten en hoe zorg je ervoor dat Eigen Kracht blijvend is?
“M
et een Eigen Kracht Conferentie geef je het gezin de verantwoordelijkheid terug. Jarenlang hebben wij vanuit de hulpverlening alles over willen nemen. Dat was ook arrogant. Het moet veilig genoeg zijn en mensen moeten zelfstandig verder kunnen, zonder afhankelijk te worden van het systeem.” Een van de gezinsmanagers van Jeugdbescherming Regio Amsterdam geeft kernachtig weer wat Eigen Kracht inhoudt.“Het gezin moet zelf formuleren wat de problemen zijn, welke hulpvragen ze hebben en wat ze op de lange
termijn willen bereiken”, verduidelijkt Inge Smit van Cordaan de filosofie achter de Eigen Kracht Conferentie. Cordaan werkt met de visie dat ze ouders wil leren goede ouders te zijn, maar dat de veiligheid van kinderen altijd gewaarborgd moet zijn. “Om dat te bereiken zet Cordaan zo nodig Eigen Kracht Conferenties in.” Deze conferenties worden georganiseerd door de Eigen Kracht Centrale en hebben tot doel dat het gezin zelf de problemen benoemt en zelf oplossingen aandraagt.
Samen
Hoe werkt de conferentie nu in praktijk? Als eerste geven de hulpverleners hun visie. Zij trekken zich vervolgens terug, zodat het gezin zelf de problemen kan benoemen en zelf met een oplossing kan komen. Dat kan gebeuren door het gezin zelf, maar ook samen met mensen uit hun netwerk die ze voor de conferentie hebben uitgenodigd. Dat leidt uiteindelijk tot een plan om de problemen aan te pakken. Inge: “Het plan is dus van het gezin zelf en niet opgelegd. Daarin ligt de kracht van deze aanpak. Op
deze manier krijgt het gezin de regie, worden zorgen gedeeld en oplossingen bedacht. Het maakt gezinnen sterker en ook het netwerk vindt het vaak prettig dat ze kunnen ondersteunen.” Wat is de rol van de hulpverlener? Inge: “We hopen natuurlijk dat het gezin uiteindelijk in staat is om op eigen kracht verder te gaan en het netwerk in stand weet te houden. Maar die garantie is er nooit. Wij begeleiden twee jaar, en daarna is er minder frequent contact. En als het traject is afgerond wordt het gezin niet langer gemonitord en verdwijnt het uit ons zicht. Een deel van de gezinnen redt het niet en komt uiteindelijk weer bij de hulpverlening terecht. Maar andere gezinnen kunnen
wel op eigen kracht verder, met hulp van het netwerk, zonder hulpverlening toch zelfstandig leven. En daar doen we het voor.”
Ideaal
Het lijkt de ideale oplossing? De gezinsmanager van JBRA plaatst een kanttekening. “Soms moet je eerst werken aan het vertrouwen. Je kan ook iets kapotmaken als je iedereen bij elkaar roept en het komt niet van de grond. Dan heb je weer een hulpverleningsmodule die niet gewerkt heeft. Een bijeenkomst kan zo heftig verlopen dat de relaties in het netwerk verslechteren. Je moet dus heel goed kijken wanneer je een EKC inzet.” Meer informatie: www.eigen-kracht.nl
DOOR: ANJA GELDERMANS
‘Het centrale en verbindende thema is de baby’ “W
Jonge moeders hebben een netwerk keihard nodig. Daarom betrekt Altra altijd het netwerk rondom de jonge moeder bij de opvoeding. Dat is niet altijd eenvoudig omdat het netwerk van de jonge moeder nogal eens gebrekkig is. Hoe pakt Altra dit dan aan? Een gesprek met Karine Zuidgeest, gedragswetenschapper bij Altra.
e willen graag dat de jonge moeder haar kind een stabiele omgeving kan bieden en dat zij zelf aan haar ontwikkelingstaken toekomt”, zegt Zuidgeest. “En dan heb je het netwerk keihard nodig.” Voorafgaand aan het hulptraject wordt altijd een Eigen Kracht Conferentie georganiseerd. Zuidgeest: “Dat levert binnen de directe kring niet altijd wat op. De jonge moeders komen vaak uit gezinnen met veel problemen, zoals schulden, slechte huisvesting en huiselijk geweld. De ouders zijn vaak onmachtig en binnen de gezinnen zijn de relaties soms structureel verstoord.” Daarom kijken de begeleiders vaak verder in de omgeving van de jonge moeder. Zuidgeest: “De ouders van de jonge vader, als die bekend is, kunnen een rol spelen, maar ook buurvrouwen, oma’s of tantes. Het centrale en verbindende thema is de baby. Iedereen wil immers dat het goed gaat met het kind.”
FOTO: SA KE RIJPKEM A
Ondermijnend
Als de thuissituatie onveilig of ondermijnend is voor de moeder en het kind, kunnen zij terecht in gezinshuizen. Maar ook dan hebben de meiden hun netwerk nodig, benadrukt Zuidgeest. “Zij moeten naar school, hun kind opvoeden en het huishouden doen. Dan is het heel fijn als de buurvrouw het kind ophaalt van school en oma een keer per week kookt.” Helaas biedt het netwerk niet altijd uitkomst. “Soms komt het voor dat een jonge moeder helemaal geen netwerk heeft. Ook
kan het gebeuren dat er niemand bij een Eigen Kracht Conferentie komt opdagen, de bijeenkomst helemaal uit de hand loopt of dat de jonge moeder gegronde redenen heeft om haar familie niet te willen ontmoeten. Deze meiden zijn echt aangewezen op professionele begeleiding. Die ondersteuning moet dus blijven bestaan.”
Hechtingsproblemen
De jonge moeders krijgen vanuit de ambulante of residentiële hulpverlening ondersteuning bij de opvoeding, de administratie en het zoeken naar huisvesting of werk. Ook kunnen ze hulp krijgen bij eventuele psychische problemen. Zuidgeest: “Veel jonge moeders hebben niet veel meegekregen vanuit huis en hebben last van trauma’s of hechtingsproblemen. Ook daaraan werken we. Bij alles wat we doen staat het werken aan hun zelfstandigheid voorop. We nemen de zorg daar waar nodig is van ze over, maar leren ze zo snel mogelijk hoe ze zelfstandig kunnen functioneren.” Vertrouwen is daarbij cruciaal. “De jonge meiden leren dat onze begeleiders er altijd voor ze zijn, wat ze ook doen. Dat geeft hen vertrouwen in zichzelf en ook weer in anderen. En dat kan ervoor zorgen dat ze langzamerhand zelf ook weer een netwerk opbouwen, waardoor ze weer sterker in het leven staan.”
Meer informatie: www.altra.nl
Karine Zuidgeest: “Iedereen wil immers dat het goed gaat met het kind.”
Netwerk en eigen kracht, de basis van cliëntondersteuning “H
et lijkt iets nieuws, maar bij MEE Amstel en Zaan is het versterken van het netwerk en de eigen kracht van cliënten altijd al uitgangspunt geweest,” vertelt directeur-
bestuurder Cees van der Wal. “Je helpt mensen niet door even hun problemen op te lossen. Liever stellen wij onze cliënten, en de mensen om hen heen, in staat om zelf de regie te pakken.
De energie die mensen krijgen als ze begrijpen hoe ze aan de slag kunnen met hun persoonlijke uitdagingen, daar sta je van te kijken. Wij hechten veel belang aan wederkerigheid. Welke
8
beperking iemand ook heeft, hij heeft altijd iets te geven. Krijg je hulp bij vervoer naar school, help de ander dan met huiswerk. Helpt iemand jou bij post- en geldzaken? Stel daar dan
een wekelijkse maaltijd tegenover. Het gaat om hulp vragen én geven. Is dat in evenwicht, dan zullen beiden groeien.” Meer informatie: meeaz.nl.
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: PRAKTIJK
‘Wederkerigheid is sleutel tot duurzaam netwerk’ De sterkte van een netwerk wordt mede bepaald door weder kerigheid. Geven en nemen. Bij zakelijke netwerken is dat vanzelfsprekend. Maar hoe zit dat bij sociale netwerken? En wat heeft dat te maken met eigen kracht? “Mensen willen graag iets terugdoen voor hetgeen zij krijgen.”
H
Iets terugdoen
“De sleutel tot een duurzaam netwerk van ouderen, mensen met een beperking of andere bewoners die hulp en ondersteuning nodig hebben is wederkerigheid”, schrijft Combiwel in de nota ‘Aanpak Dienst en Wederdienst’ uit 2013: “Mensen willen graag iets terugdoen voor de hulp en dienstverlening die zij krijgen aangeboden.” Dit wordt bevestigd door het onder zoek ‘De betekenis van nabijheid’ dat Lilian Linders in 2010 deed naar de informele zorg in volksbuurten. Zij
Jeugdzorg
Het principe van wederkerigheid ligt natuurlijk niet anders bij de sociale netwerken waar in het geval van jeugdzorg een beroep op wordt gedaan. Gezinnen doen eerder een beroep op hun netwerk op het moment dat ze het idee hebben dat ze wat terug kunnen doen. Ze staan dan niet ‘in het krijt’, om met Linders te spreken. Bovendien versterkt het de duurzaamheid van de netwerken.
Netwerken die zijn gebaseerd op wederzijdse belangen hebben een langer leven dan netwerken gebaseerd op eenrichtingsverkeer. Eigen kracht richt zich daarom niet alleen op de sterke kanten van ouders voor hun gezin, maar ook op hetgeen ze hun netwerk kunnen bieden. Dat is niet altijd eenvoudig, omdat de zorg er tot nu toe op was ingericht de problemen van de ouders over te nemen en op te lossen. “Weet je wat er gebeurt als mensen al sinds hun jeugd in de hulpverlening zitten?”, zegt een consulent voor mensen met een licht verstandelijke beperking. “Ze vergeten de meest basale vaardigheden. Ze realiseren zich niet dat ze ook iets te bieden hebben. Je biedt jouw bezoek ook iets als je visite krijgt, namelijk de gezeligheid. Maar je kunt ook iets praktisch voorstellen,
zoals boodschappen halen of een hondje uitlaten. Simpele dingen die voor een ander vanzelfsprekend zijn, ontgaan hun vaak.” Of, zoals Combiwel het zegt: “Iedereen, met of zonder beperking, oud of jong, heeft talenten en kwaliteiten die een bijdrage kunnen leveren aan de leefkwaliteit en samenhang in de buurt.” Het ontginnen van die talenten vormt de basis van de eigen kracht. “Het mes snijdt dan aan twee kanten”, aldus de consulente. “Mensen realiseren zich dat ze iets te bieden hebben en durven daardoor eerder hun netwerk in te schakelen.”
FOTO : DRE AMST IM E
et voorbeeld komt uit de Amsterdamse praktijk. Een jongen met een stoornis in het autistisch spectrum maakte van zijn post een puinhoop. Belangrijke brieven gooide hij weg, terwijl hij reclamefolders bewaarde. Wie kon hem daar nu bij helpen? Wellicht die gepensioneerde dame die bij hem in de flat woonde en die problemen had met haar computer? De ‘match’ werd gemaakt. De dame helpt de jongen met zijn post en de jongen helpt de dame met haar computer. Beiden gebruiken hun sterke kanten om de ander te helpen.
concludeert dat mensen als ze hulp hebben gekregen snel het gevoel hebben bij iemand in het krijt te staan: “Het principe van wederkerigheid bevordert de gelijkwaardigheid van contacten tussen buurtbewoners en draagt ook bij aan een verbeterde zelfredzaamheid en het (her)ontdekken van eigen mogelijkheden.”
Eigen kracht richt zich niet alleen op de sterke kanten van ouders voor hun gezin, maar ook op hetgeen ze hun netwerk kunnen bieden. DOOR: MAARTJE HAGAR TREEP
‘Voor jou blijf ik zorgen’ “Zo gaat dat bij ons Surinamers. Iedereen helpt.” Dat zegt de vijftigjarige Clarice. Zij ontfermde zich over Quincy omdat een ver familielid niet voor hem kon zorgen. Netwerkpleegzorg heet dat officieel. En deze vorm van pleegzorg wordt steeds belangrijker. Voor een kind is het namelijk beter om op te groeien binnen de vertrouwde omgeving van een familielid, schoolvriendin of bij verre familie.
Q
uincy is inmiddels drie jaar. Direct na zijn geboorte, werd hij bij zijn moeder weggehaald omdat zij last had van een ernstige vorm van schizofrenie. Clarice is een ver familielid van de moeder. Ze is zelf al oma en heeft twee kleindochters in Suriname. Zij hoorde van zijn aanstaande geboorte toen ze met een nicht belde. Clarice: “Ik vond dat zo’n erg verhaal en riep gelijk: ‘Ik kan wel helpen hoor’. Verder dacht ik er eigenlijk niet over na.”
Nadenken
Maar een paar weken later belde de gezinsmanager van Bureau Jeugdzorg (nu Jeugdbescherming Regio Amsterdam – red.). Clarice: “Die gezinsmanager zei: ‘Ik hoorde dat u graag wil helpen. Zou u het kindje kunnen opvangen?’ Ik zei: ‘O jee. Ik heb dat toen spontaan gezegd. Ik heb even tijd nodig om na te denken’.” Een paar weken later belde de gezinsmanager weer om te vertellen dat Quincy was geboren. Nu werd het ernst. “De gezinsmanager vertelde
dat het kind echt niet bij de moeder kan blijven en dat het alternatief een crisiscentrum was. Daarop besloot ik Quincy in huis te nemen. Maar dat ging niet zo maar. Ik was al dertig jaar uit de kinderen en had geen babyspullen meer, helemaal niets. Bureau Jeugdzorg en Spirit waren gelukkig heel attent. Ze brachten me allerlei spullen, zoals een babybed, een maxi-cosi en babymelk.”
Maatje
Op een koude winterdag werd Quincy
9
gebracht. “Vanaf het eerste ogenblik dat ik hem zag, was ik verkocht. Toen dacht ik: ‘Voor jou blijf ik zorgen.’ Hij is mijn maatje, hij is alles. We hebben veel lol samen. Het is een lekker stoer mannetje.” Uiteraard is er veelvuldig contact met de moeder van Quincy. “Ze heeft verdriet. Maar als we elkaar zien is het gewoon rustig. Ik wil dat ze een band met haar zoon kan opbouwen. Na haar bevalling, heb ik haar gelijk mijn adres gegeven. De volgende dag kwam ze zelfs langs om hem de borst te geven. Later heeft Quincy nog een half jaar bij z’n moeder gewoond, maar hij zat alleen maar in een hoek terwijl zijn moeder tv keek. Daarom is hij weer bij mij teruggekomen.”
Normaal
Clarice heeft inmiddels de voogdij over Quincy. Ze stelt dat ze de gang van zaken rondom haar pleegkind redelijk normaal vindt. “Als de moeder een kind niet kan verzorgen, vangt de familie het op. Zo gaat dat bij ons Surinamers, iedereen helpt.” Zelf is Clarice ook door haar grootmoeder opgevoed. Maar een moeder blijft moeder. Clarice: “Hoe het ook zij, zijn moeder heeft hem negen maanden in haar buik gedragen. Hij moet respect voor haar hebben. Zij is de biologische moeder. Ik kan hem alles geven wat ik in me heb, alle warmte, geborgenheid en veiligheid. Maar ik ben niet zijn moeder.” Om redenen van privacy zijn de namen van Clarice en Quincy gefingeerd.
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: GRENZEN
DOOR: ANJA GELDERMANS
‘Zorg bij psychiatrische problematiek moeilijk overdraagbaar’ Voor ouders met kinderen met psychiatrische problematiek is het vaak moeilijk om een beroep te doen op hun netwerk. Uiteraard kan oma een handje helpen in het huishouden, maar het begeleiden van een kind met bijvoorbeeld een autisme-spectrumstoornis vereist vaak specifieke kennis en vaardigheden.
S
peedboot is een kinderpsychiatrische afdeling voor kinderen die een kortdurende opname nodig hebben. Het kan gaan om diagnostiek, een time-out of BOPZ-opname. Als ouders met hun kind binnenkomen
bij de afdeling Speedboot van de Bascule, hebben ze vaak al een heel traject achter de rug. Els van der Kroft, ouderbegeleider en systeemtherapeut: “Vaak heeft het kind problemen op school, thuis en in de vrije tijd. Het
gaat om kinderen met psychiatrische problematiek en dat zie je vaak niet aan de buitenkant. Ouders worden daarom regelmatig veroordeeld door de buitenwereld: ‘jullie hebben je kind niet goed opgevoed’. En zelf denken ze ook vaak: wat doe ik fout?”
Erkenning
Het eerste wat de medewerkers van Speedboot doen, is daarom erkenning geven voor het feit hoe moeilijk het is om een kind met autisme, ADHD of depressies op te voeden. Kinder- en jeugdpsychiater Alies Heerma: “Het geeft vaak een enorme opluchting als de diagnose is gesteld. Ouders gaan dan weer mogelijkheden zien.” Soms zijn gezinnen door de problemen van hun kind wat geïsoleerd geraakt. “Ouders weten uit ervaring wat wel en niet werkt. Verjaardagsfeestjes of uitjes met de familie zijn vaak al geschrapt, omdat het kind dan overprikkeld raakt.”
FOTO : SAKE RI JP KE MA
Psycho-educatie
Bij Speedboot wordt het kind tijdelijk opgenomen en gediagnosticeerd. Ouders krijgen psycho-educatie en eventuele extra trainingen, zoals Non-violent Resistance. Verder kijken de begeleiders samen met de ouders waar hun kracht zit en hoe ze hen sterker kunnen maken. Van der Kroft: “We kijken daarbij ook altijd naar het netwerk. Welke mensen kunnen een bijdrage leveren, bijvoorbeeld in het huishouden? We organiseren geen Eigen Kracht Conferenties, nemen geen zorg over en de ouders houden te allen tijde de regie. Zij weten vaak ’t beste wat wel of niet helpt voor een kind.” Heerma vult aan: “Wij luisteren echt naar ouders en leveren zorg op maat. Als je weet wat het kind heeft, kun je eventueel op zoek naar een andere school, sportclub, naschoolse opvang of weekendopvang. Allemaal professionals inderdaad, maar het is heel belangrijk dat het kind wordt begeleid door iemand die snapt wat bijvoorbeeld een autisme-spectrumstoornis inhoudt. Deze zorg kun je niet gemakkelijk overdragen naar vrienden of familie.” Wel heeft Heerma gemerkt dat ouders veel baat kunnen hebben bij lotgenotencontact, bijvoorbeeld via Facebook.
Els van der Kroft en Alies Heerma: “Niet alle zorg kun je makkelijk overdragen.” DOOR: TAMARA FRANKE
‘Niemand heeft iets aan een overbelast netwerk’ Zelfs in het sterkste netwerk gaat de rek er wel eens uit. Hoe zorg je ervoor dat die rek er weer inkomt? De gezondheidszorg kent het begrip ‘respijtzorg’; een soort time-out voor de mensen in het netwerk, zodat het lijntje niet knapt. Maar hoe zit dat in de jeugdzorg? Een gesprek met Coby van der Stoop, teamleider ambulante dienstverlening en gezinsondersteuning bij Ons Tweede Thuis.
“N
iemand heeft iets aan een overbelast netwerk”, stelt Van der Stoop. “Dat moeten we altijd zien te voorkomen. Daarom houden we contact met het netwerk en bieden waar nodig begeleiding.” De ambulante dienst van Ons Tweede
meestal een goed netwerk. Maar als een of beide ouders ook een beperking hebben, is intensieve begeleiding noodzakelijk. “Deze ouders hebben niet altijd een goed netwerk om zich heen en als er wel een netwerk is, moet je dat intensief begeleiden zodat het netwerk stand houdt.” Regelmatig contact is dan het credo. Thuis ondersteunt mensen met “Het gezin kan consequenties van hun een verstandelijke, lichamelijke of handelen namelijk niet altijd overzien meervoudige beperking of met een en communicatie met het eigen stoornis in het autistisch spectrum. netwerk is voor hen vaak lastig. Zeker Wanneer alleen het kind een beperking als mensen uit het netwerk ook een heeft, dan hebben de ouders vooral verstandelijke beperking hebben. Dat behoefte aan advies en tips en is er maakt heldere communicatie en op
10
tijd grenzen aangeven ingewikkeld. Als wij merken dat het netwerk dreigt weg te vallen brengen we iedereen weer met elkaar in gesprek en proberen oplossingen te vinden.”
Tijdelijk
Als de rek er helemaal uit dreigt te gaan, zoekt Ons Tweede Thuis iemand die tijdelijk de taken van het netwerk kan overnemen. Dat kan gebeuren door een professional, maar ook door een familielid dat nog niet eerder bij het netwerk was betrokken. In feite gebeurt hier hetzelfde als bij de respijtzorg in de gezondheidszorg.
Toch volstaat een tijdelijke ontlasting niet altijd. Van der Stoop: “Er kan ook structureel extra hulp nodig zijn omdat de belasting voor het netwerk te groot is. Ook dan zoeken we eerst in de eigen omgeving, bijvoorbeeld naar een familielid dat nog niet eerder bij het netwerk was betrokken. Of we kijken naar buurtzorg. Maar het kan ook zijn dat vrijwilligers of beroepskrachten de zorg moeten overnemen. Als we vrijwilligers inschakelen, zoeken we uiteraard naar een goede match. En ook de vrijwilligers begeleiden we.”
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: SUCCES
DOOR: MARTIN GERRITSEN
De kracht van Wendy van Putten
‘Ik leefde het leven als een spel’
“I
k ben naar de klote geholpen door al die instellingen.” De bijna twintigjarige Wendy zegt het een paar maal tijdens het gesprek. Moeiteloos somt ze een hele reeks instellingen op waarin ze heeft gezeten, variërend van opvanghuizen tot gesloten instellingen. Op het moment woont ze in De Klif, een kleinschalige woonvoorziening voor zwerfjongeren van het Leger des Heils. “Ik woon hier nu zeventien maanden”, vertelt Wendy. “Voordat ik hier kwam, leefde ik in het Vondelpark. Ik slikte wel twaalf pillen xtc per dag om wakker te blijven en het een beetje warm te houden. En ik dealde om aan geld te komen. Drie maanden leefde ik daar.”
Couveuse
Haar vader had haar het huis uitgezet. En een netwerk om op terug te val-
len had ze niet. “Ik mocht niet meer bij mijn vader blijven, maar ik kon nergens naar toe. Mijn moeder verliet me toen ik in de couveuse lag. Ik was drie maanden te vroeg geboren. Later hebben m’n vader en moeder het nog eens geprobeerd. Toen was ik zes. Ze zouden zelfs met elkaar trouwen, maar voor het altaar liet mijn moeder mijn vader staan.” Ze kon evenmin naar vrienden of familie. “Vrienden had ik niet. Die krijg je niet in die instellingen. Ze zeggen allemaal dat ze je vriend zijn, maar achter je rug verraden ze je. En mijn ooms en tantes wilden niets van me weten. Ze vonden het maar niets dat ik in al die instellingen zat.” Na drie maanden Vondelpark, zocht ze alsnog hulp. Ze werd direct doorverwezen naar het Leger des Heils. Een zeventienjarige zonder woning, zonder vrienden, zonder bezittingen, zonder toekomst.
Mentor
Daniëlle van Varseveld, woonbegeleider bij De Klif, werd haar mentor: “We staan jongeren bij op hun weg naar zelfstandigheid”, vertelt Daniëlle. “Dat doen we altijd vanuit het idee van eigen kracht. We kijken wat jongeren zelf kunnen en laten ze ook zoveel mogelijk zelf doen. Neem het maken van afspraken. Sommigen kunnen dat
goed en maken zelf afspraken. Anderen hebben daar meer moeite mee. We begeleiden hen stap voor stap, zodat ze het na twee, drie keer zelf kunnen. Nu hebben we hier soms te maken met jongeren met een laag zelfbeeld. Zij denken dat ze iets niet kunnen, terwijl ze het in feite wel kunnen. Zo kunnen ze huizenhoog opzien tegen het bellen met een instantie. Wij gaan er dan bij zitten, maar laten ze zelf bellen. Na het telefoongesprek kijken we samen wat er allemaal goed ging. Dat geeft zelfvertrouwen, zodat ze het de volgende keer zelf kunnen. Wat ook zelfvertrouwen geeft is het benadrukken van hun talenten. Iedereen kan wel iets. De een kan rappen, de ander kan tekenen. Als de jongeren aan die talenten kunnen werken, stimuleert dat het zelfvertrouwen.” Dat zelfvertrouwen had Wendy wel nodig: “Toen ik zeventien maanden terug hier kwam, had ik geen enkel vertrouwen meer. Niet in anderen, niet in mezelf. Ik heb op een gebouw gestaan om te springen.” Dat vertrouwen kwam op De Klif. “Ik heb hier lopen nadenken. Wat moet ik? Ik wil niet zo eindigen als mijn moeder. Ze ziet er niet uit door alle drank en drugs. Ik leefde het leven als een spel. ‘Life is a game’. Hier leerde ik beseffen wat het leven waard is. Ik heb geknokt. Als ik nu om me heen kijk,
zie ik wat ik nu allemaal heb ... dat had ik een paar jaar geleden niet verwacht. Toen had ik alleen het bosje waaronder ik sliep. Nu is alles in de kamer van mij. Ik ben schuldenvrij. Ik heb een televisie van 81 centimeter en straks komt er een van 127 centimeter.”
Netwerk
Het zelfvertrouwen is niet het enige waaraan jongeren in De Klif werken. Danielle: “Eigen kracht wil ook zeggen dat jongeren weer gebruik maken van het eigen netwerk. Het probleem met zwerfjongeren is dat ze over het algemeen niet over een uitgebreid netwerk beschikken. Er zitten wel vrienden in het netwerk, maar dat zijn nu juist de vrienden waarmee je liever niet hebt dat ze contact houden. Maar er is altijd wel een vader, moeder, oom of zus in beeld en als je verder kijkt, vind je soms een leraar met wie ze een band hebben. Vervolgens gaan we aan de slag om het netwerk te versterken. Alleen willen deze jongeren niet altijd meer contact met hun familie. Soms als gevolg van de ruzies die ze thuis hebben gehad, soms als gevolg van schaamte. Ze durven dan hun ouders niet onder ogen te komen. Dat respecteren we. Het heeft ook geen zin om een jongere te dwingen het contact te herstellen. Dat gaat niet werken. We wachten dan met het herstellen van
het contact tot de jongere daar aan toe is.”
Haat-liefde
Dat gold ook voor Wendy. In eerste instantie had ze weinig behoefte om haar vader te zien. “Ik heb een haatliefdeverhouding met hem”, legt ze uit. Maar uiteindelijk groeiden ze weer naar elkaar toe. “Perfect is het nog niet, maar ik vind het toch belangrijk om hem te zien.” Het contact met haar moeder en familie is nog niet hersteld, maar ze heeft wel drie vrienden overgehouden aan haar verblijf in De Klif. Zij wonen nu in een ‘open huis’, zoals Wendy het noemt; een zelfstandige wooneenheid. Daar wil ze ook naar toe. “Ik wil naar een open huis, want ik wil gewoon mijn eigen ding. Ook al omdat ik hier in die zeventien maanden erg vooruit ben gegaan.” Ze droomt ook alweer van een toekomst. “Ik wil een tattoozaak beginnen. In Amsterdam. Van mijn vader kan ik de benodigdheden krijgen. Hij had een zaak in Zaandam. Ik heb nog diploma’s nodig, maar het gaat me lukken. Binnen vier jaar heb ik die zaak. Ik ben er ook geschikt voor. Ik heb aandacht voor mensen, ben flexibel, klantvriendelijk, heb respect voor andere mensen … En, ik ben de moeite waard.”
FOTO: SA K E R IJ PK EM A
Binnen vier jaar heeft Wendy van Putten een eigen tattoozaak. Daarvan is ze overtuigd. Dat is niet gek voor iemand die twee jaar terug niet meer had dan het bosje in het Vondelpark waaronder ze sliep. Ze had geen vrienden, geen toekomst. Nu gelooft ze weer in zichzelf: “Ik ben de moeite waard.”
11
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK DOOR: MARTIN GERRITSEN
Alice Jacobs, gezinsvoogd bij de William Schrikker Groep
‘Benoemen sterke kanten geeft vertrouwen’ Eigen kracht en het netwerk vormen een belangrijk uitgangspunt in het werk van Alice Jacobs. Zij is gezinsvoogd bij de William Schrikker Groep en heeft de verantwoordelijkheid over jongeren die door de rechter onder toezicht zijn gesteld omdat hun veiligheid in het geding is.
J
FOTO: SAKE RIJPKEMA
acobs probeert het liefst een oplossing in het gezin zelf te zoeken, veelal met behulp van het netwerk. Alleen in het uiterste geval wordt een kind uit huis geplaatst. Ze maakt direct met een voorbeeld duidelijk welke rol het netwerk kan spelen in de hulpverlening aan een gezin en op die manier ervoor kan zorgen dat het kind thuis kan blijven wonen: “Stel dat een ouder ’s ochtends moeilijk uit zijn bed kan komen om ervoor te zorgen dat de kinderen hun ontbijt krijgen en naar school gaan. In dat geval kun je kijken of er bijvoorbeeld een oma of een buurvrouw is die de moeder wakker maakt, zodat het kind alsnog verzorgd en op tijd naar school gaat.”
DE CLIENT
Jeffrey Muntendam (18), cliënt van de William Schrikker Groep
Het beste Jacobs: “Als ik voor het eerst in een gezin kom, kijk ik eerst wat de ouders willen. En zij zeggen bijna altijd dat ze het beste voor hun kinderen willen. Hierna maken we samen een genogram en kijken we wie in het netwerk van het gezin zitten. Vervolgens houden we een Eigen Kracht Conferentie/Netwerkberaad. Daarin laten we het netwerk benoemen wat de sterke kanten van de ouders zijn. Dat geeft de ouders vertrouwen en van daaruit kun je werken. De ouders en het netwerk kijken hierna naar de minder sterke kanten. Kan het netwerk hierin iets betekenen?”
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Begeleiding
‘Het klikte meteen’ “Het ging allemaal op een nogal speciale manier. Ik voetbalde geregeld met een zoon van een collega van Walibi. Daar werkte ik in het kader van mijn opleiding bij ROC Flevoland. Samen met die zoon haalden we een andere jongen op om te voetballen. Dat was de zoon van Leo en Annette en zo ontmoette ik hen voor het eerst. Dat is nu iets meer dan een jaar geleden.” “Het klikte gelijk tussen Leo, Annette en mij. Annette zag me voor het eerst toen ik die dag bij hen door het huis liep en later zei ze dat ze op dat moment al het gevoel had dat ik er altijd was geweest. Ik kwam daarna nog een paar keer op bezoek, onder andere om hun zoon te helpen met het in elkaar zetten van de computer. Toen ik anderhalve week later kwam, gingen ze op vakantie en omdat er een luchtbed over was, vroegen ze of ik meeging naar de camping in Zeewolde.” “Op dat moment woonde ik in een kamertrainings centrum. Vanaf dat ik anderhalf ben, woon ik al niet meer thuis. Mijn ouders zijn verslaafd en konden niet voor me zorgen. Zo kwam ik eerst in een opvangcentrum en vervolgens in een pleeggezin. Daar woonde ik tot mijn achtste, maar toen ben ik overgeplaatst. Er waren gedragsproblemen. Ik heb ook nog een tijdje in een gesloten instelling gezeten, maar uiteindelijk zat ik dus in dat kamertrainingscentrum.” “Daar ging het niet zo goed. Veel was onduidelijk en ik werd niet goed begeleid. Daardoor trok ik mezelf als het ware in een diep dal. Ik ging niet meer naar school. Deed
niet veel. Leo en Annette zagen dat gebeuren en grepen in. Ze zeiden dat ik me elke ochtend om zeven uur bij hen moest melden en zo zorgden ze ervoor dat ik weer naar school ging. En als ik niet luisterde, kreeg ik een schop onder m’n hol; ‘Als je niet naar school gaat, hoef je hier ook niet te komen.’” “Op een gegeven moment vroeg Alice (Jacobs – red.) wat ik ervan zou vinden om bij Leo en Annette te gaan wonen. Daar had ik tot dan toe nog nooit over nagedacht. Je neemt toch geen zeventienjarige jongen in huis? Dat is niet gewoon. Maar ik ging erover nadenken. Ik zou op mezelf gaan wonen, maar wist dat dat geen kattenpis zou zijn. Tegelijk was ik altijd op zoek naar liefde die mensen aan me kunnen geven. En die vond ik daar. Er was een soort van chemie tussen ons. Ze zeiden vaak dat ze me een bijzondere jongen vonden, dat ze me inspirerend vonden.” “Zo kwam ik bij Leo en Annette te wonen. Dat ging niet zomaar, want ze stelden wel duidelijke regels. In het kamertrainingscentrum deed ik vaak maar wat. Hier moest ik ineens ’s avonds op tijd thuis zijn. Ik mocht niet te veel roken. Ze wilden weten waar ik uithing. Dat kun je streng noemen, maar het geeft ook aan dat ze het belangrijk vinden wat ik doe.” “Natuurlijk zijn er wel eens onenigheidjes, bijvoorbeeld over hoe laat ik thuis moet zijn, maar het gaat eigenlijk gewoon goed. Ik heb zeker niet de behoefte om zelfstandig te gaan wonen. Ik ben blij dat ik hier nu zit.”
12
De William Schrikker Groep werkt voor cliënten met een beperking of een chronische ziekte. Dat vraagt wel ’t een en ander bij het inschakelen van het netwerk. “Vaak hebben mensen met een verstandelijke beperking anderen met een verstandelijke beperking in het netwerk. Natuurlijk kunnen mensen uit dat netwerk veel betekenen, maar het vraagt wel meer begeleiding. Je moet goed kijken of het netwerk in stand blijft. Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak moeite hun vrienden vast te houden. Soms kom je drie weken later bij ze op bezoek en vertellen ze dat ze ineens hele nieuwe vrienden hebben, vrienden waarin ze alle vertrouwen hebben en bij wie de kinderen best even kunnen blijven. Dan is het toch belangrijk dat je als hulpverlener aangeeft dat je eerst even kennis wil maken met die nieuwe vrienden.”
Klein netwerk Mensen met een beperking hebben over het algemeen een kleiner netwerk. Ze hebben vaak minder geld, waardoor ze bijvoorbeeld naar minder clubjes kunnen. Dat maakt ze sociaal geïsoleerder. Toch komt het zelden voor dat iemand geen netwerk heeft. Als je een cirkel om een cliënt tekent en samen kijkt met elke mensen hij of zij te maken heeft, dan zijn dat vaak meer mensen dan je denkt. Mensen hebben altijd een netwerkje om zich heen. Toch zal het netwerk nooit de gehele zorg kunnen overnemen. Zeker bij mensen met een beperking is het belangrijk dat een hulpverlener in de gaten houdt hoe alles verloopt.”