Stichting Nationale Nautische Verkeersdienst Opleiding (Stichting NNVO) VERANTWOORDING & BUSINESSPLAN
Rapportage in opdracht van de Stuurgroep "Nationale Nautische Verkeersdienst Op leiding", met als participanten: • Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat en Directoraat-Generaal Goederenvervoer) • Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam • Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam • Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, Havenbedrijf • Zeeland Seaports • Havenschap Delfzijl / Eemshaven • Koninklijke Marine
2
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding
2 Huidige situatie met betrekking tot de NNVO 2.1 Achtergronden en ontwikkelingen 2.2 Bedreigingen en knelpunten in de huidige situatie 2.3 Kansen en sterke punten
3 Redenen voor oprichting van de Stichting NNVO
4 Businessplan van de Stichting NNVO 4.1 Missie, doelstellingen en strategie 4.2 Rechtsvorm, organisatie en sturing 4.3 Personeel, financiën en informatisering 4.4 Marketing 4.5 Overig
Bijlagen: - NNVO P&C cyclus meerjaren en jaarplannen / verantwoording (met daarin de prognose verlies en winstrekening voor de periode 2002-2006 van de Stichting NNVO) - Jaarplan 2003 NNVO - Statuten van de op te richten Stichting NNVO
3
1. INLEIDING
In februari 1999 besloten de participanten in het samenwerkingsverband Nationale Nautische Verkeersdienst Opleiding (NNVO)1 om dhr. K.W. Mewe aan te stellen als veranderings- en implementatiemanager bij de NNVO. De aanstelling vond plaats in het kader en ter uitvoering van de met uitzondering van Rijkswaterstaat - in januari 1999 door alle participanten ondertekende intentieverklaring, strekkende tot verzelfstandiging van de NNVO, en het daartoe onder meer oprichten van de Stichting Nationale Nautische Verkeersdienst Opleiding. Daarbij is de veranderingsmanager gevraagd de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden uit te (laten) voeren ten behoeve van het oprichten en starten van de Stichting NNVO. In plaats van bovenvermelde intentieverklaring ondertekende de DG Rijkswaterstaat een nota waarin deze participant zich verenigt met de strekking van de intentieverklaring en de bereidheid toont mee te werken aan de beoogde stichting. De DG Goederenvervoer ondertekende de intentieverklaring niet. DGG heeft zelf geen VTS-operators 2 in dienst, maar is wel beleidsverantwoordelijk voor het goed functioneren van de VTS-posten die verbonden zijn met de scheepvaartwegen die in beheer zijn bij het Rijk. De onderhavige rapportage vormt de verantwoording van deze werkzaamheden in de vorm van een nadere uitwerking en motivering van de intentieverklaring, uitmondende in een in hoofdstuk 4 opgenomen businessplan voor de beoogde Stichting NNVO. In dat plan komen onder meer aan de orde missie en doelstelling, organisatie, aansturing, personele bezetting en financiering van de stichting, alsmede activiteiten en prioriteiten voor de periode na oprichting van de stichting. Daarbij is onder meer een belangrijke vervolgstap het op basis van nadere verkenningen uitwerken en implementeren van het voornemen tot inbedding van de opleidingen in het reguliere onderwijs, in samenhang met de ontwikkeling van een systeem van transparante kwaliteitsborging en -bewaking. In bijlage zijn de statuten voor de Stichting NNVO opgenomen. De huidige NNVO heeft -als samenwerkingsverband- tot doel het verzorgen van de opleiding, examinering en certificering van personen die krachtens artikel 9 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd zijn tot het geven van verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen in het verband van een verkeersbegeleidend systeem, zgn. VTS-operators. In Nederland gaat het daarbij om zo’n 450 personen. Sinds 1988 verzorgen de participanten in de NNVO in belangrijke mate zélf de opleidingen door onder meer eigen medewerkers ter beschikking te stellen voor het schrijven van lesmateriaal, het geven van lessen en het leveren van instructeurs voor trainingen. De hoofddoelstelling van de beoogde stichting is het verzekeren van de continuïteit en de kwaliteit van de nautische verkeersdienstopleidingen in Nederland. De beoogde veranderingen in opzet en organisatie worden noodzakelijk geacht omdat: • Opleiden geen taak van de overheid is, maar voor zover mogelijk door de markt dient te worden uitgevoerd. • Slechts via de oprichting van een stichting min of meer structurele knelpunten in de huidige opzet en organisatie in korte tijd en op professionele wijze kunnen worden weggenomen. • Kwaliteit en transparante kwaliteitsborging van de bestaande opleidingen via de vorming van een stichting op professionele wijze kunnen worden verbeterd en aangepast aan de vele en snelle ontwikkelingen in de zeevaart-, binnenvaart- en havensector. De kwaliteitsborging dient daarbij tevens bestuurlijk te worden ingebed. In dit kader is ook de aandacht voor publieke veiligheid in 1
De participanten in het samenwerkingsverband NNVO zijn het ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGG en RWS), de Gemeentelijke Havenbedrijven van Amsterdam en Rotterdam, de gemeente Den Haag, Zeeland Seaports, Havenschap Delfzijl / Eemshaven en de Koninklijke marine. 2 VTS staat voor vessel traffic services (scheepvaart-verkeersbegeleiding)
4
de omgeving van VTS-gebieden van aanzienlijk belang in verband met grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen per zee- en binnenvaart door of langs dichtbevolkte steden waarin zich VTSgebieden bevinden of die aan VTS-gebieden grenzen. Het oprichten van een stichting biedt de participanten een aantal belangrijke voordelen bij het (verder) uitzetten van de opleiding in de nautische onderwijsmarkt. Voordat de opleiding is uitgezet in de markt blijft de Stichting NNVO in een interimperiode zelf de opleiding verzorgen.
Door middel van de stichting vormen de participanten één rechtspersoon die aan de opleiding de nader door het ministerie van V&W en de overige participanten - en mogelijk in de toekomst eventueel het ministerie van OC&W- te definiëren éénduidige inhoud en kwaliteit kan geven. De stichting kan éénduidig communiceren en doeltreffend tot besluiten en uitvoering van besluiten komen, in samenwerking met enerzijds de betrokken overheden en anderzijds het regulier nautisch onderwijs en de scheepvaartsector als gebruiker van VTS. De stichting zal overigens als zodanig niet willen en kunnen concurreren met de markt omdat zijzelf door de participanten met overheidsgeld wordt gefinancierd. Daarbij is uitgangspunt dat datgene aan de markt zal worden overgelaten wat de markt daadwerkelijk kan bieden met een door of namens het beleidsverantwoordelijke ministerie van V&W toe te passen transparant systeem van kwaliteitsborging. Indien echter zou blijken dat de markt niet of onvoldoende aan de vraag kan voldoen, zal de stichting zelf een bepaald deel van het onderwijs kunnen (laten) verzorgen. Uit oriënterend en vrijblijvend overleg met nautische onderwijsinstellingen (HBO en MBO), inclusief de Nederlandse VTS-simulatorcentra, blijkt duidelijk belangstelling aanwezig te zijn voor het actualiseren en verzorgen van de VTS-basisopleiding en de wettelijk verplichte drie-jaarlijkse herhalingscursussen. De nautische onderwijsinstellingen en simulatorcentra hebben hun belangstelling schriftelijk bevestigd en van nadere informatie voorzien3. Deze rapportage dient in eerste instantie als basis voor de nadere besluitvorming rond de oprichting van de Stichting NNVO. Deze besluitvorming vindt in eerste instantie plaats in de Stuurgroep NNVO, waarin alle participanten in de NNVO vertegenwoordigd zijn. Dit besluit zal vervolgens in de relevante kanalen voor verdere formalisering moeten worden doorgeleid.
3
Het oriënterend overleg heeft plaats gevonden met: dhr. E. Hietbrink, voorzitter College van Bestuur Scheepvaart en Transport College Rotterdam, tevens voorzitter landelijk directie-overleg nautisch MBO, Rotterdam. dhr. H.A. Dijkhuizen, Managing-Director Kenniscentrum Loodswezen BV (i.o.), Rotterdam. dhr. H. Regelink, General Manager MarineSafety International Rotterdam b.v., Rotterdam ir. J. van Donselaar, voorzitter landelijk clusteroverleg nautisch HBO, Vlissingen. dhr. P.M. Randel en dhr. M. Tesselaar, productmanagers Stichting LOB Vakopleiding Transport en Logistiek, Alphen aan de Rijn. ir M. Veldhuizen, projectmanager LOI leidse onderwijsinstellingen b.v., Leiderdorp. dhr. C.B. Hulshof, Organisatie en Opleidingsadviseur GHA , Amsterdam ir. J.H. de Jong, Manager Nautical Centre MSCN, Maritime Research Institute Netherlands (MARIN), Wageningen. dhr. F.L.A. Bloot, lid projectteam ‘Herpositionering toezicht nautisch onderwijs’ van DGG.
5
2. HUIDIGE SITUATIE MET BETREKKING TOT DE NNVO
2.1 Achtergronden en ontwikkelingen Het vervoer over water speelt een belangrijke rol in de transport- en distributiefunctie van Nederland en daarmee voor de Nederlandse economie. De concurrentie van andere Europese havens is echter scherp en wordt voortdurend harder. Nederlandse havens verliezen hun voorsprong4. De Nederlandse havens blijven thans bovendien achter in belangrijke groeimarkten met hoge toegevoegde waarde5. Bestendiging van de nationale concurrentiepositie is in belangrijke mate ook afhankelijk van de kwaliteit van de nautische dienstverlening en daarmee van o.a. doeltreffende uitvoering en verdere verbetering en ontwikkeling van de VTS-opleiding in Nederland. De snel toenemende toepassing van nieuwe ICT bij VTS-systemen en bij boordsystemen van zee- en binnenschepen speelt daarbij onder meer eveneens een rol. Belangrijke randvoorwaarden bij vervoer over water vormen namelijk onder meer de toegankelijkheid van de zeehavens en de achterlandverbindingen, en een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de vaarwegen. De veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaart-verkeer worden in hun onderlinge samenhang bevorderd door het verkeersmanagement -ook wel: nautisch beheer- van de vaarwegen. Hiertoe staat een aantal instrumenten ter beschikking, zoals verkeersreglementering, vaarwegmarkering en andere maatregelen en voorzieningen. Een relatief jong element van het verkeersmanagement vormt scheepvaart-verkeersbegeleiding, of vessel traffic services (VTS). VTS heeft met name de afgelopen decennia wereldwijd een enorme vlucht genomen, niet in de laatste plaats ook onder impulsen van Nederland. Deze vlucht is enerzijds te herleiden tot de snelle technologische ontwikkelingen, zowel op het gebied van informatie en communicatie technologie (ICT) als op het gebied van onder meer radartechnologie. Maar anderzijds ook door het nadrukkelijk groeiende besef dat VTS verregaande mogelijkheden biedt bij het bevorderen van de veiligheid en de vlotte doorstroming van het scheepvaartverkeer en als zodanig een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan de bevordering van het transport over water, zowel per zeeschip als per binnenschip. Mede door het interactieve karakter van VTS en de operationeel coördinerende rol van VTS is de toegankelijkheid van de Nederlandse (zee-)havens, en de afhandeling van het scheepvaartverkeer van en naar die havens de laatste decennia aanzienlijk verbeterd. Dit onder gelijktijdige -structurele- reductie van het aantal scheepvaartongevallen6. In toenemende mate zijn daarnaast VTS-systemen ontwikkeld ter bevordering van de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de binnenwateren (o.a. Amsterdam-Rijnkanaal, Waal en de wateren rond Dordrecht). Deze VTS’en op de hoofdvaarwegen zijn ook van fundamenteel belang voor de zeehavens omdat snelle en veilige achterlandverbindingen per binnenschip mede bepalend zijn voor de concurrentiepositie van de zeehavens en de concurrentiepositie van het vervoer over water ten opzichte van het weg- en railvervoer. Thans neemt het belang van verdere ontwikkeling van VTS-centrales in havens wederom toe omdat zij essentiële informatie- en communicatieknooppunten vormen in grote nationale en internationale 4
Voorzitter Nationale Havenraad, februari 2000 Tweede voortgangsnota zeehavenbeleid, december 1999 6 vgl. o.a. ongevalsanalyses AVV en GHR 5
6
logistieke netwerken die in toenemende mate bepalend zijn voor de concurrentiekracht en het vervoer over water. In Nederland is in de loop van de jaren ‘80 een integraal concept ontwikkeld en geïmplementeerd rond de functie en toepassing van VTS binnen het totale verkeersmanagement. Binnen de rijksdienst - met name het toenmalige Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken (DGSM) - ging dit gepaard met een geheel nieuwe organisatie van het bij VTS betrokken personeel (verkeersdiensten) en een forse aanzet tot professionalisering van VTS en het bijbehorende personeel (VTS-operators). Onderdeel van die professionalisering vormde de opzet van een gestructureerde opleiding voor VTS-operators, waarbij vanaf medio jaren ‘80 gebruik werd gemaakt van een VTSsimulator. Eind jaren ‘80 werd, mede naar aanleiding van decentralisatie van nautische beheerstaken, in overleg met betrokken diensten (rijks- en andere overheden), besloten tot oprichting van het samenwerkingsverband Nationale Nautische Verkeersdienst Opleiding (NNVO). Dit samenwerkingsverband, zonder rechtspersoonlijkheid, van de betrokken rijksdiensten (DGSM, RWS, KM) en gemeentelijke havenbedrijven en havenschappen (Amsterdam, Delfzijl/Eemshaven, Den Haag/Scheveningen, Rotterdam, Vlissingen) stelde zich ten doel samen te werken bij de opleiding, examinering en certificering van de in totaal ongeveer 450 Nederlandse VTS-operators. Niet alleen uit oogpunt van doelmatigheid, maar mede gericht op harmonisatie van het functioneren van VTS en VTSoperators in Nederland. Begin jaren '90 werden zowel de functie van VTS-operator als de VTS-opleiding (inclusief examinering en certificering) ook wettelijk ingekaderd in een algemene maatregel van bestuur, die haar grondslag vindt in artikel 9 van de Scheepvaartverkeerswet, waarmee ook op wettelijk niveau de kwaliteit van de VTSoperator verder werd verzekerd. Parallel aan, maar nadrukkelijk mede gevoed door de Nederlandse ontwikkelingen, kwamen in de loop van de jaren ‘80 en ‘90 ook de nodige internationale ontwikkelingen op gang. In eerste instantie binnen de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), vervolgens ook binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Inmiddels heeft VTS een volwaardige plaats gekregen in het Internationale Verdrag ter beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS 1974) en heeft de IMO Richtlijnen uitgevaardigd omtrent het functioneren en de toepassing van VTS 7. Daarmee en op grond van het Internationale Verdrag voor Standards of Training, Certification en Watchkeeping for Seafarers (STCW 1995) heeft VTS, en ook de VTS-opleiding, training en certificering van VTS operators, een belangrijke internationale inkadering gekregen. Een inkadering die inmiddels met name in IMO- en IALA-verband nader is uitgewerkt en officiëel bekendgemaakt, niet in de laatste plaats gericht op verdere ontwikkeling, harmonisatie en transparantie van opleiding en training van VTS operators.8 In IALA-verband is in september 2000 voorts een concept opgesteld van ‘Recommendation on VTS in Inland Waters’. Ook de internationale context benadrukt daarmee het grote belang van opleiding en professionalisering van VTS-operators. Maar zelfs ongeacht deze internationale inkadering is en blijft Nederland, gezien de rol van het vervoer over water en het grote belang van een goede toegankelijkheid van de (zee)havens, in aanzienlijke mate gebaat bij hoogwaardige en professionele VTS’en. En daarmee bij het op zo kort mogelijke termijn verder bevorderen van een hoogwaardige en professionele opleiding voor VTS-operators. Verschillende lopende en voorzienbare ontwikkelingen benadrukken dit belang. Om er enige te noemen: • de ontwikkelingen op het gebied van ICT en de toenemende vraag naar (operationeel) informatiemanagement en logistiek netwerk- en ketenbeheer; de operationalisering in dat kader van het zgn. VTMIS-concept 9; • het op betere benutting van de capaciteit van de bestaande infrastructuur gerichte overheids beleid van V&W10, met een nadrukkelijke rol van verkeersmanagement in het algemeen en VTS in het bijzonder; 7
laatstelijk in Resolutie A.857(20) d.d. 27 november 1997 IMO/MSC circular 952 (mei 2000); IALA Recommendation V-103 and associated documents V-103/1, V-103/2, V-103/2 (maart 1999) 9 VTMIS = Vessel Traffic Management and Information Services 10 vgl. onder meer het Nationaal Verkeer- en Vervoersplan (NVVP) 8
7 • • •
de vraag naar meer “maatwerk” in de navigatie-ondersteunende dienstverlening, en de wijze waarop V&W daar beleidsmatig op inspeelt11; de ontwikkeling en het gestaag toenemend gebruik van high speed vessels en andere nieuwe vervoersvormen; de toenemende druk op VTS-autoriteiten en -operators door civielrechtelijke of strafrechtelijke sancties naar aanleiding van foutief handelen of nalaten door VTS-operators.
De professionaliteit van VTS staat en valt met de kwaliteit en professionaliteit van de VTSoperators. De opleiding, training, examinering en certificering van VTS operators moet hiervoor de grondslag bieden. Daarmee ligt er een belangrijke - gezamenlijke verantwoordelijkheid om de kwaliteit en de continuïteit van de opleidingen te waarborgen en verder te bevorderen.
2.2 Bedreigingen en knelpunten in de huidige situatie. In de afgelopen jaren is binnen het samenwerkingsverband NNVO een aantal knelpunten en (potentiële) bedreigingen geconstateerd die de kwaliteit en continuïteit van de opleidingen onder druk zetten. De voornaamste daarvan worden in deze paragraaf genoemd en kort toegelicht. r onvoldoende sturing en onvolkomen bestuurlijke inbedding In de huidige opzet en organisatie van de NNVO is er sprake van onvoldoende - althans onvoldoende slagvaardige - sturing tussen enerzijds de voor de opleiding beleids- en beheersmatig verantwoordelijken en anderzijds de feitelijke uitvoering van de opleiding, één en ander mede ten gevolge van hieronder beschreven factoren. Het stafbureau NNVO is mede daardoor onvoldoende in staat om de haar oorspronkelijk toebedeelde taken naar behoren uit te voeren. Daarbij is bovendien sprake van een onvoldoende gestructureerde bestuurlijke inbedding van de NNVO: de bestaande inbedding vindt vooral zijn grondslag in motivatie en goedwillendheid van betrokkenen, maar kan daarmee gemakkelijk ontaarden in vrijblijvendheid. r onderbezetting stafbureau, achterstanden administratie, onvolkomen gegevensverwerking Het centrale, bij DGG ondergebrachte stafbureau NNVO is zodanig onderbezet dat een aantal belangrijke taken, waaronder opleidingsontwikkeling, sinds enige jaren niet meer adequaat kunnen worden uitgevoerd. De functie ‘hoofd stafbureau’ is de facto sinds 1998 vacant en wordt waargenomen door de functionaris belast met de opleidings-ontwikkeling. Deze onderbezetting - en ook gebrek aan “compenserende” capaciteit bij de participanten - heeft tot gevolg gehad dat actualisering en ontwikkeling van het theoretisch deel van de opleiding op belangrijke onderdelen sinds enige jaren niet meer kan worden uitgevoerd. Ook de noodzakelijk verdere ontwikkeling en verbreding van simulatortrainingen kan niet worden gerealiseerd12. Voor de dringend noodzakelijke structurele vernieuwing, ontwikkeling en uitbreiding van de opleiding is daarmee geen, althans nadrukkelijk onvoldoende, capaciteit aanwezig. De onderbezetting van het stafbureau heeft tevens tot gevolg dat tijdige ontwikkeling en aanpassing van de eigen ICT/automatisering niet heeft kunnen plaats vinden. Hierdoor en door de onderbezetting zelf zijn aanzienlijke achterstanden in de administratie ontstaan en zijn systemen verouderd. De huidige administratie van het stafbureau NNVO omvat onder meer de door VTS-operators gevolgde opleidingen, behaalde (deel)certificaten/diploma’s, nog te volgen trainingen en opleidingsmodules, uitslagen van examens en herexamens, de wettelijk verplichte herhalingscursussen, huidige werkgever/VTS-autoriteit, NAW-gegevens van VTS-operators en VTS-autoriteiten, telefoonnummers, faxnummers, E-mail adressen. Deze administratie is vergaand verouderd of ten gevolge van achterstanden niet aanwezig.
11
vgl. Beleidsvoornemen Navigatie-ondersteunende dienstverlening in de zeehavengebieden (juli 1999) zie onder meer de aanbevelingen in “Beroepsprofiel VTS-operator” door drs. W.P.Vlakveld (febr.1999); zie voor de noodzakelijke verbetering van de opleiding o.a. ook “Human Factors Approach to Assessing VTS Operator Performance”, door E.Wiersma (sept.1999) 12
8
Door middel van een professionele informatie-analyse en proces-analyse, zullen deze administratie en de andere administraties die het stafbureau uitvoert opnieuw moeten worden opgezet met behulp van innovatieve ICT-voorzieningen. Bij dit automatiseringsproject is het raadzaam van nieuwe innovatieve ICT-voozieningen gebruik te maken ten behoeve van een goede aansluiting op de snelle ICT-ontwikkelingen in de zee- en binnenvaart en bij VTS’en. Ten behoeve van het verzamelen, ordenen en toegankelijk maken van de informatie zal aan de participanten worden verzocht de aldaar aanwezige informatie aan de NNVO aan te leveren per e-mail. De nieuwe ICT-voorzieningen zullen o.a. ook moet worden voorbereid op het volledig en zelfstandig kunnen verzorgen van de financiële administratie van de beoogde stichting onder de daarvoor geldende richtlijnen van de overheid en de Algemene Rekenkamer.
r onvoldoende slagvaardigheid bij financiering en besl uitvorming. Het huidige systeem van financiering functioneert geheel op basis van het vooraf op onderdelen verkrijgen van volledige consensus over noodzakelijke uitgaven in de stuurgroep NNVO. Daarbij gaat het enerzijds om de (overhead-)kosten van het stafbureau, die naar rato over de participanten worden verdeeld, anderzijds om de kosten (tarieven) voor de feitelijke opleidingen, die in belangrijke mate afhankelijk zijn van het jaarlijkse aantal cursisten voor basis- en herhalingscursussen. De bestaande financiële systematiek brengt een stuk onzekerheid met zich mee.
Daarbij komt dat de boekhouding en financiën van de NNVO in belangrijke mate onderdeel vormen van de begroting van V&W/DGG (hst XII, artikel 01 Veilig Goederenvervoer) en als zodanig worden beheerst door de budgetvoorwaarden en administratieve organisatie van DGG. Mede in het licht van de gezamenlijke opzet van het NNVO-verband leidt dit in de praktijk vaak tot onvoldoende slagvaardigheid bij het aangaan van verplichtingen jegens derden. De raming van de huidige “omzet” van de NNVO bedraagt circa € 1.2 miljoen per jaar. Onderdeel van dit bedrag vormt een belangrijke post “verborgen kosten”, d.w.z. door participanten geabsorbeerde kosten van personeel dat ten behoeve van de NNVO wordt ingezet. Volgens een onderbouwde raming bedraagt dit niet-zichtbare deel ordegrootte € 0,4 miljoen per jaar. r versnippering van simulatorcapaciteit Tot ca. 1992 maakten de participanten gezamenlijk gebruik van één VTS-simulator bij Marine Simulator Centre Netherlands van MARIN in Wageningen, waarvan het eigendom oorspronkelijk lag bij DGSM. Het gemeenschappelijk gebruik van één simulator bood als belangrijke voordelen de bevordering van harmonisatie en uniformiteit van het praktijkgedeelte van de VTS-basisopleiding, van het aanleren van specifieke beroepsnormen en -waarden c.q. gedrags- en beroepsregels, en van bundeling van kennis en ervaring op het gebied van het gebruik en ontwikkelen van VTS-simulatoren en simulatieprogramma’s. Nadeel van slechts één simulator in Nederland vormde het ontbreken van marktwerking op het gebied van VTS-simulatortrainingen. Na 1992 is in deze situatie een drastische wijziging opgetreden. Niet alléén kwam er een concurrerend simulatorinstituut op de markt (MSR te Rotterdam), ook gingen diverse participanten er toe over simulatievoorzieningen in eigen beheer te ontwikkelen, deels voor regionale opleidingen, deels echter ook voor de tot dan toe gecentraliseerde basisopleidingen. Genoemde ontwikkeling heeft ertoe geleid dat nu vijf VTS-simulatoren in gebruik zijn op de volgende lokaties: • MARIN/MSCN te Wageningen; • MSR te Rotterdam; • GHA te Amsterdam; • Groningen Seaports te Delfzijl; • simulator t.b.v. Schelderadarketen te Kallo/Antwerpen (participatie door RWS/Zeeland); • Hoge School Noord/Zeevaartschool te West-Terschelling. De aldus ontstane situatie impliceert een toenemende verbrokkeling van inspanningen op het gebied van organisatie, harmonisatie, uniformiteit en ontwikkeling van de VTS-opleiding. r onvoldoende functiescheiding.
9
In de opzet van de NNVO was tot 1 januari 1999 onvoldoende sprake van functiescheiding tussen enerzijds de organisatie en ontwikkeling van de opleidingen en anderzijds de examinering en certificering en het toezicht daarop13. Deze ongewenste situatie is sinds genoemde datum drastisch verbeterd door: a) het in functie treden van de onafhankelijke, door onze Minister benoemde examencommissie; b) de door onze Minister benoemde onafhankelijke commissie van gecommitteerden. Beide commissies voeren hun werkzaamheden uit aan de hand van een huishoudelijk reglement, waarin de functiescheiding is geregeld. Niettemin bestaan er nog steeds redenen voor verdere organisatorische en personele ontvlechting. Ook na realisatie van de Stichting NNVO zal de functiescheiding daarom een voortdurend aandachtspunt dienen te zijn. In het dienstreglement van de examencommissie zijn bepalingen opgenomen ter voorkoming van belangenverstrengeling. r onvoldoende aansluiting bij relevante ontwikkelingen; onvoldoende docentencapaciteit De ontwikkelingen in de scheepvaart- en havensector verlopen in hoog tempo. Het behouden van aansluiting bij die ontwikkelingen in het lesmateriaal en in de (praktijk-)kennis van docenten vormt een structureel probleem, evenals overigens de beschikbaarheid van voldoende docenten, instructeurs en trainers. Participanten stellen - mede ten gevolge van bezuinigingen - in toenemende mate onvoldoende docenten beschikbaar voor de NNVO. Hierdoor ontstaan problemen bij de VTSopleidingen. Een aantal van de theoriedocenten hebben de FPU- of pensioengerechtigde leeftijd reeds overschreden, bovendien is voor meerdere lesmodules slechts één docent beschikbaar.
2.3 Kansen en sterke punten. Ondanks de in 2.2 gesignaleerde knelpunten en bedreigingen zijn de vooruitzichten van de NNVO - maar dan als een stichting - op zich positief. Door de wettelijke verankering van de opleiding, maar zeker ook door de verschillende gesignaleerde nationale en internationale ontwikkelingen, is er een blijvende vraag naar goed gekwalificeerd personeel, en daarmee naar kwalitatief goede opleidingen. Alle participanten in de NNVO hebben mede in dat licht door middel van een intentieverklaring (RWS d.m.v. een nota) aangegeven dat zij een stichting willen oprichten met het doel een veranderingsproces in te gaan dat in eerste instantie gericht is op het wegnemen van de in 2.2 beschreven knelpunten en daarmee- op bestendiging van kwaliteit en continuïteit van de opleidingen. In tweede instantie zou de stichting zich vervolgens moeten richten op inbedding van de opleiding in het regulier onderwijs, en op verdere verbetering en transparantie van de kwaliteit van de opleiding en de borging van die kwaliteit. Daarbij zal zo veel mogelijk moeten worden voortgebouwd op de sterke punten van de bestaande situatie, en op de kansen die er voor de NNVO liggen, zoals daar zijn: r flexibele instelling van en samenwerking tussen participanten. De flexibele instelling van en samenwerking tussen de participanten ten aanzien van het leveren van docenten, simulator instructeurs, hoofd instructeurs, examinatoren en gecommiteerden t.b.v. de VTSopleidingen is een positief aspect van de huidige situatie. Daarbij is nadrukkelijk van belang dat in ieder geval de simulator instructeurs tevens structureel het beroep van VTS-operator in de praktijk uitoefenen. Dat geldt ook voor examinatoren ten aanzien van een aantal examenonderdelen. r persoonlijke inzet van betrokkenen. De huidige NNVO functioneert in belangrijke mate bij de gratie van persoonlijke inzet van vele personen waaronder: ∗ instructeurs en docenten die werkzaam zijn bij operationele en beleidsafdelingen van participanten; ∗ medewerkers stafbureau NNVO; ∗ directie en medewerkers participanten; ∗ auteurs van lesmateriaal die in andere functies werkzaam zijn bij participanten; ∗ directies en medewerkers van simulatorcentra; ∗ FPU- of pensioengerechtigde docenten en medewerkers; ∗ examinatoren en gecommitteerden.
13
zie ook advies Holland Consulting Group, juni 1996
10
r flexibele instelling van het stafbureau. De flexibele instelling en inzet van het stafbureau NNVO heeft het in de afgelopen jaren mogelijk gemaakt de opleidingen zo goed mogelijk te laten functioneren en tijdig oplossingen te vinden voor problemen bij en rond de opleidingen. r goed functionerende werkgroepen. Ook de goede samenwerking tussen participanten in diverse werkgroepen van de NNVO maakt het mogelijk de basis-opleiding en de herhalingscursussen te laten functioneren. r eensluidende visie op verandering en kwaliteitsverbetering bij alle participanten De participanten hebben een eensluidende visie inzake het onderbrengen van de opleiding bij het regulier onderwijs en de dringend noodzakelijke verbetering van de kwaliteit en actualiteit van de opleiding en opleidingsmethoden. r aanwezige kennis en ervaring op het gebied van VTS-opleidingen en -simulatie. De kennis en ervaring op het gebied van VTS-opleidingen en simulatortrainingen in Nederland bij de bedrijven MSR in Rotterdam, MSCN in Wageningen en bij participanten. r professionele facilitering van NNVO en het stafbureau De diverse zeer professionele faciliteiten van DGG op het gebied van onder meer huisvesting, facilititering en ondersteuning.
3. REDENEN VOOR OPRICHTING VAN DE STICHTING NNVO In hoofdstuk 2 zijn de belangen en daarmee de noodzaak van ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van de VTS-opleiding weergegeven. Om tegemoet te komen aan de in paragraaf 2.2 beschreven bedreigingen en knelpunten, zónder daarbij onaanvaardbare afbreuk te doen aan de in paragraaf 2.3 beschreven sterke kanten van de bestaande situatie, is de oprichting van een stichting een snelle en voor de hand liggende oplossing. Aanbevolen wordt daarom in 2001 de Stichting NNVO zo spoedig mogelijk op te richten, met als hoofddoelstelling: HET VERZEKEREN VAN DE CONTINUÏTEIT EN DE KWALITEIT VAN DE VERKEERSDIENSTOPLEIDINGEN IN NEDERLAND
De reden voor oprichting van een stichting is, zoals gesteld, het tegemoet komen aan de in paragraaf 2.2 beschreven knelpunten, d.w.z. in eerste instantie met name gericht op verbetering van de slagvaardigheid, de sturing, de organisatie alsmede de rol en personele bezetting van het stafbureau, maar daarnaast in tweede instantie nadrukkelijk ook op verbetering en verhoging van de kwaliteit -en borging daarvan- van de opleidingen. Het oprichten van een stichting is daarbij slechts een middel en uiteraard geen doel op zich. Meer concreet kunnen de volgende voordelen van de stichtingsvorm worden genoemd: • De Stichting NNVO is rechtspersoon en kan derhalve slagvaardiger functioneren dan het huidige samenwerkingsverband zónder rechtspersoonlijkheid en zónder juridisch vastgelegde onderlinge verplichtingen van de participanten. Bij de oprichting van de stichting zullen de participanten daartoe in één of meer afzonderlijke overeenkomsten vastleggen welke harde financiële en andere verplichtingen en rechten de deelnemers jegens elkaar hebben. •
14
Opleiden behoort niet tot de eigenlijke overheidstaken. 14 De stichting zal als rechtspersoon direct met het regulier onderwijs contracten kunnen afsluiten inzake het verzorgen van de volledige of delen van de basisopleiding en de herhalingscursussen. De Stichting NNVO is daarbij onder meer verantwoordelijk voor onderhoud van beroepsprofiel en eindtermen. De eindtermen staan daarbij onder
Zie ook Nota van toelichting bij AMvB 234 (april 1992) inzake de opleiding van VTS-operators.
11
controle en toezicht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De stichting wordt een aanbestedende dienst in de zin van de Europese richtlijnen. •
De stichting kan aan externe VTS-, nautisch onderwijs- en simulatordeskundigen en andere deskundigen direct opdracht geven het recent ontwikkelde beroepsprofiel nader uit te werken. Daarbij ligt het voor de hand om, bijvoorbeeld met medewerking van o.a. TNO Technische Menskunde, tegelijkertijd ook onderzoek te doen bij de primaire klanten van VTS, in casu de verkeersdeelnemers. In het belang van optimalisering van het effect van VTS en de VTS-opleiding zal daarbij meer bekend moeten worden over de vraag op welke wijze VTS beter, slimmer en sneller kan bijdragen aan o.a. de situatiebeoordelingsprocessen alsmede tactische en strategische besluitvormingsprocessen van verkeersdeelnemers op de brug van zeeschepen en in de stuurhut van binnenschepen.
•
In de bestaande situatie verzorgt de door de minister van Verkeer en Waterstaat benoemde Landelijke Examencommissie het examineren en certificeren van de VTS-functionarissen. 15 Het stafbureau NNVO verzorgt in de huidige situatie de volledige organisatie en administratie van de examens. Na het oprichten van de stichting zal met medewerking van de Landelijke Examencommissie de examinering en certificering zuiverder kunnen worden gescheiden van de eigenlijke taken van de stichting. 16
•
De stichting zal beter in staat zijn om een snelle en meer volledige ontvlechting van de verschillende verantwoordelijkheden te initiëren en te realiseren. Deze ontvlechting zal tevens kunnen leiden tot verdere en meer structurele inbedding van de VTS-opleidingen in het reguliere onderwijs. Op basis van daartoe reeds gestarte verkenningen zal een plan van aanpak moeten worden opgesteld om in overleg met dat onderwijs tot concrete uitwerking daarvan te komen. Vanwege de maatschappelijke (publieke veiligheid in omgeving VTS-gebieden) en economische relevantie van de opleiding zal eventueel in de toekomst ook overleg nodig zijn met het ministerie van OC&W i.v.m. besluitvorming over gedeeltelijke of gehele bekostiging van de opleiding door dit ministerie. Daarbij zal tevens de verbetering van de kwaliteitsborging in termen van accreditatie van opleidingsinstituten en toezicht door mogelijk de Scheepvaartinspectie17 en/of de Onderwijsinspectie aan de orde komen.
•
Als overige voordelen van de oprichting van een stichting kunnen onder meer worden genoemd: ∗ potentiële verzakelijking van de organisatie; ∗ het als rechtspersoon kunnen afsluiten van contracten; ∗ het verbeteren van de transparantie van de organisatie; ∗ het duidelijk en niet vrijblijvend vastleggen van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken in het kader van de (be-)sturing van de NNVO;
In een vervolgfase kunnen de activiteiten van de stichting worden uitgebreid met onder meer advisering, ontwikkeling, kwaliteitsborging van andere opleidingen en trainingen van medewerkers van participanten die een andere functie dan VTS-operator vervullen - waaronder o.a. bemanningen van patrouillevaartuigen - bij begeleiding en afwikkeling van alsmede toezicht op het scheepvaartverkeer.
15 16
17
AMvB 234, hoofdstuk 2 (april 1992) Zie “Guidelines for the accreditation of institutes for training VTS personnel” door IALA (september 2000).
de Scheepvaartinspectie (SI) zal in 2001 opgaan in het op te richten Inspectoraat-Generaal Verkeer en Waterstaat (IVW). Zie ook concept Beleidsvoornemen Inspectie Verkeer en Waterstaat (september 2000).
12
4. BUSINESSPLAN VAN DE STICHTING NNVO
4.1 Missie, doelstellingen en strategie De missie van de stichting is: het op professionele wijze verzorgen of laten verzorgen van VTSopleidingen van goede kwaliteit, die voortdurend zijn afgestemd op de actuele situatie en op de feitelijke ontwikkelingen in de zeevaart-, binnenvaart- en havensector. Hoofddoelstelling van de stichting is: • Het zeker stellen van kwaliteit en continuïteit van de VTS-opleiding. Subdoelstellingen c.q. taken van de stichting zijn met name: • de verantwoordelijkheid nemen voor het voortdurend actueel houden van het beroepsprofiel van VTSoperator en eindtermen; • de administratie verzorgen van o.a. alle VTS-operators op het gebied van opleidings- en examendossiers; De strategie: De strategie van de stichting in de eerste fase na de oprichting (tot medio 2003) richt zich primair op het zeker stellen van de continuïteit van de huidige VTS-opleidingen en bevorderen van kwaliteit. In de tweede fase (na medio 2003) richt de stichting zich onder meer op het op professionele wijze en met een transparant systeem van kwaliteitsborging laten verzorgen van de opleiding door het regulier nautisch onderwijs voor zover dat mogelijk is.
4.2 Rechtsvorm, organisatie, bevoegdheid en sturing.
13
De rechtsvorm. De beoogde Stichting NNVO is een aan de overheid gelieerde stichting onder Nederlands recht. De Stichting NNVO is een organisatie zonder winstoogmerk. Het bestuur kan eventuele positieve financiële resultaten aanwenden t.b.v. een verdere en snellere bevordering van de kwaliteit van de opleiding. De organisatie van het bestuur. Het streven is de Stichting NNVO zo spoedig mogelijk op te richten in 2003. De statuten zijn in bijlage toegevoegd. De belangrijkste informatie uit de statuten is: • •
De stichting heeft een algemeen bestuur waarin één lid per participant en een door de minister benoemde voorzitter zitting hebben. De stichting heeft een dagelijks bestuur waarvan de leden en de voorzitter worden aangesteld door het algemeen bestuur. De voorzitter is tevens hoofd van het bureau van de stichting.
Het dagelijks bestuur kan zich laten ondersteunen door werkgroepen waarin naast medewerkers van de VTS-autoriteiten ook medewerkers van het Ministerie van V&W en vanuit de scheepvaartsector zitting kunnen hebben. De bevoegdheid. De stichting is bevoegd om diensten aan te bieden aan marktpartijen en aan de overheid. De stichting stelt aan de overheid en de VTS-autoriteiten voor in een contract de onderlinge relaties en verplichtingen vast te leggen. Daarbij is onder meer de verantwoordelijkheid voor het beroepsprofiel van VTS-operator18 alsmede het actueel houden van dit document en de uitwerkingen daarvan éénduidig bij de stichting neergelegd. Op deze wijze verkrijgen de gezamenlijke VTS-autoriteiten in de tweede fase een bestuurlijkjuridisch éénduidig aanspreekpunt voor onder meer onderwijsinstellingen en het Ministerie van V&W. De organisatie van het bureau van de stichting. • Het bureau heeft een hoofd, tevens voorzitter van het dagelijks bestuur. • Verder heeft het bureau nog drie medewerkers, te weten: - een opleidingsontwikkelaar voor ontwikkelen van opleidingen en kwaliteitsbewaking; - een officemanager voor financiëel-administratieve, algemeen administratieve en secretariële taken; - een administratief secretariëel medewerker. • Afhankelijk van de ontwikkeling van de stichting kan het algemeen bestuur besluiten bovenstaande bemensing te wijzigen. • De richtlijnen voor de administratieve organisatie van de stichting worden afgestemd op de voorschriften en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Besturing van de stichting. De stichting wordt bestuurd door het algemeen bestuur. De leden van het algemeen bestuur bestaan uit één vertegenwoordiger per deelnemende participant en een door de Minister van V&W benoemde voorzitter. Het sturend niveau bepaalt het beleid en de strategie op basis waarvan de doelstellingen van de stichting worden gerealiseerd. Het programma van de stichting wordt jaarlijks vastgelegd in een beleidsplan, meerjaren investeringsplan, jaarbegroting, jaarwerkplan, etc. Het algemeen bestuur vergadert vier maal per jaar en stelt voor zichzelf een huishoudelijk reglement vast. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het nemen van andere belangrijke besluiten zoals financieringsbesluiten, onderzoeksopdrachten, arbeidsovereenkomsten en overige rechtshandelingen die in de statuten zijn vastgelegd. De participanten verplichten zich tot deelnemen aan de stichting gedurende een aaneengesloten periode van minimaal vier jaar na het oprichten van de stichting. Dit wordt geregeld door middel van een separate overeenkomst. Beëindiging deelname aan de stichting. Na afloop van een periode van vier jaar na het oprichten van de stichting kan een participant zijn deelname aan de stichting beëindigen door daarvan schriftelijk en aangetekend mededeling te doen aan de voorzitter van het algemeen bestuur met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal 15 maanden. Zie ook de bovenvermelde separate overeenkomst. 18
Zie “Beroepsprofiel VTS-operator” door drs. W.P. Vlakveld (febr. 1999)
14
4.3 Personeel, financiën en informatisering. Het personeel van het bureau van de stichting. Een neutrale organisatorische inbedding en de dienstverbanden van het toekomstig hoofd van het bureau van de stichting, de huidige opleidingsontwikkelaar tevens waarnemend hoofd, de officemanager en de secretariëel medewerker van het stafbureau kunnen, na het oprichten van de Stichting NNVO, op verschillende wijzen worden gecontinueerd bij het bureau van de stichting. De meest voor de hand liggende oplossing daarvoor is detachering vanuit het ministerie van V&W. De besluitvorming hierover dient plaats te vinden in overleg met alle betrokkenen en de Ondernemings-raad. Taken van het personeel van het stichtingsbureau. In de eerste fase zullen de taken van het personeel van het bureau bestaan uit het continueren en veilig stellen van de bestaande opleidingen, administratie van examens en certificering vermeerderd met de volgende extra taken: • alle werkzaamheden t.b.v. de opbouw- en aanloopperiode van de stichting in de eerste fase; • (laten)ontwerpen en uitvoeren van de financiële administratie van de stichting conform administratieve richtlijnen van de participanten; • medewerking verlenen aan de voorbereidende werkzaamheden t.b.v. de tweede fase. In casu voorbereidingen t.b.v. het onderbrengen bij en ondersteuning verlenen aan de gehele of een deel van de opleiding bij het reguliere onderwijs. •
medewerking verlenen aan functiescheiding en het opheffen van de verstrengeling van taken binnen het huidige stafbureau19.
Rechtspositie van het personeel. Het bestaande personeel van het stichtingsbureau dient haar/zijn huidige ambtelijke rechtspositie te behouden. Bij eventueel rechtstreeks in dienst treden van de stichting dient te worden voorkomen dat schade ontstaat aan rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden. Gelet op het belang van de continuïteit ligt het echter voor de hand om ook bij een gewijzigde organisatievorm het dienstverband te continueren van het huidige personeel van het stafbureau. Dit personeel is thans in dienst bij DGG en tewerkgesteld bij de NNVO. In de nieuwe situatie wordt het personeel op basis van overeenkomsten voor maximaal 4 jaren gedetacheerd bij het bureau van de stichting opdat de noodzakelijke taken kunnen worden uitgevoerd en daarvoor benodigde kennis voor de Stichting NNVO behouden blijft. De financiën. De aanloopkosten en structurele kosten van stichting en stichtingsbureau zullen worden gedragen door de participanten op basis van een vaste bijdrage per participant plus een bijdrage naar rato van hun aantal VTS-operators. In de eerste vier jaar zo nodig aan te vullen met een eventueel nog te initiëren subsidieregeling of subsidiebeschikking van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de participanten gezamenlijk. In de bijlage “NNVO P&C cyclus meerjaren en jaarplannen/verantwoording” is een prognose van de verlies en winstrekening gegeven voor de periode 2002 tot 2006. De huidige “verborgen kosten” 20 ten bedrage van ca. € 0,4 miljoen per jaar zijn hierin verrekend. De prognose is opgesteld voor twee verschillende mogelijkheden van verdere ontwikkelingen in de komende jaren. De verdere ontwikkelingen zijn uiteraard afhankelijk van beslissingen van het algemeen bestuur van de beoogde stichting, de opleiding zal te zijner tijd geheel of gedeeltelijk worden verzorgd door het regulier nautisch MBO of HBO of simulatorcentra of door de Stichting NNVO. In de 1e fase kan de stichting, met inzet van externe deskundigen, echter reeds besluiten tot het direct hervatten van de nu duidelijk noodzakelijke opleidingsontwikkeling, waaronder nader uitwerken van het beroepsprofiel21 alsmede nader afstemmen van structuur, referentiekaders en leerdoelen van de opleidingen op de internationale ‘IALA Standards for Training and Certification of VTS personnel’.22 19 20 21 22
Zie paragraaf 2.2 ‘onvoldoende functiescheiding’ Zie paragraaf 2.2 ‘onvoldoende slagvaardigheid’ Beroepsprofiel VTS-operator. Drs W.P. Vlakveld (febr. 1999) IMO MSC/Circ.952 (30 mei 2000) ; IALA Recommendation V-103 (maart 1999)
15
In de 2e fase kan de stichting tevens de mogelijkheden en voorwaarden nader onderzoeken van gehele of gedeeltelijke bekostiging van de opleidingen door het ministerie van OC&W in samenwerking met het ministerie van V&W. Informatisering. De huidige administratie van de NNVO dient te worden geactualiseerd en transparanter te worden. Door middel van voorafgaande professionele informatie- en procesanalyses zal het gehele administratieve systeem opnieuw moeten worden opgezet, inclusief een systeem t.b.v. de financiële administratie van de Stichting NNVO i.o. De verbetering en uitbreiding van de informatisering dient te worden uitgevoerd in samenwerking met de Stafafdeling Informatievoorziening en Automatisering van DGG. Bij dit project is het raadzaam van innovatieve ICT-voorzieningen gebruik te maken ten behoeve van: • Het t.z.t. kunnen werken met en beoordelen van computer ondersteund onderwijs van daarvoor in aanmerking komende modules van de NNVO. • De mogelijkheid van telewerken. • Toekomstvastheid en flexibiliteit. Geschikt zijn voor alle toepassingen op het gebied van data, spraak / geluid en video. De nieuwe informatievoorziening betreft o.a.: n Relatie informatie systeem. n Opleidings- en examendossiers. n Personeels- en docentendossiers. n Diverse handboeken en richtlijnen voor VTS-opleidingen. n Jaarverslag, jaarplan, begroting. n Kwartaal verslag, inclusief financiëel verslag. n Verslagen van het structureel overleg van het hoofd van het stichtingsbureau met het algemeen en met het dagelijks bestuur.
4.4 Marketing In de tweede fase kan desgewenst in binnen- en buitenland marketing plaats vinden van de actuele kennis en vaardigheden bij (deelnemers aan) de Stichting NNVO op het gebied van VTS-opleidingen en de bestuurlijke inbedding daarvan. Hiermee kan de stichting mogelijk extra inkomsten genereren waardoor eventueel de jaarlijkse vaste financiële bijdragen van de huidige deelnemers en de eventuele subsidie van V&W weer verlaagd kunnen worden. De stichting richt zich in eerste instantie uitsluitend op Nederlandse bedrijven en instellingen met VTS-taken.
4.5 Overige aandachtspunten. Toetsingscriteria en produkten van de Stichting NNVO. Het succes van de stichting wordt bepaald aan de hand van de volgende aspecten: 1. De mate waarin met ingang van medio 2003 voldoende publiek en eventueel ook privaat geld wordt aangetrokken ten behoeve van de financiering van het functioneren van de stichting, waaronder kosten van het bureau van de stichting, algemeen bestuur en dagelijks bestuur. 2.
De mate waarin met ingang van medio 2003 voldoende publiek en eventueel privaat geld wordt aangetrokken voor opleidingsontwikkeling, kwaliteitsbevordering van de opleiding en daartoe te verrichten onderzoek door materie- en onderwijsdeskundigen.
3.
De mate waarin vóór januari 2003 vorderingen zijn gemaakt met het accreditatie- en kwaliteitsborgingsproces van de VTS-opleiding in overeenstemming met o.a. de IALA Recommendation V-103 (maart 1998) en IALA “Guidelines for the accreditation of institutes for training VTS personnel” (september 2000) alsmede met nader te definiëren eisen van het ministerie van V&W, de Stichting NNVO zelf en mogelijk het ministerie van OC&W.
4.
De mate waarin vóór januari 2004 een nog door het ministerie van V&W in samenwerking met de stichting te definiëren VTS-module voor varende functies een onderdeel is van reguliere opleidingen van stuurlieden, schippers, kapiteins en loodsen. Aldus komt in de praktijk een beter begrip en
16
operationeel samenspel in VTS-gebieden tot stand tussen VTS-operators enerzijds en stuurlieden, kapiteins, schippers en loodsen anderzijds. 5.
De mate waarin vóór medio 2004 de VTS-basisopleiding en de wettelijk verplichte periodieke herhalingscursussen worden verzorgd door een daartoe door de Minister van V&W (en mogelijk ook door de Minister van OC&W) nog te accrediteren reguliere nautisch HBO- of MBO-instelling of een door deze Ministers nog te accrediteren niet-reguliere onderwijsinstelling.
6.
De mate waarin vóór medio 2005 de prijs-kwaliteitverhouding van de door een reguliere onderwijsinstelling verzorgde opleiding is verbeterd in vergelijking met de prijs-kwaliteitverhoudig van de bestaande door de NNVO verzorgde opleiding. Daarbij worden in de prijzen van de NNVO de zogenaamde ‘verborgen’ kosten meegeteld. Waaronder de door participanten in de bestaande situatie niet in rekening gebrachte salaris-, reis-, verblijfs- en vervangingskosten van interne docenten, instructeurs, examinatoren, gecommitteerden, alsmede interne auteurs van theorie en praktijk modules en simulator-oefeningen. De totale kosten van de opleiding worden daarbij ook afgewogen tegen de positieve effecten van kwalitatief goede VTS-opleidingen op het rendement van andere publieke en private investeringen in het verbeteren van de vlotheid, veiligheid en logistieke betrouwbaarheid van modern vervoer van goederen en personen over water. Inclusief transparantie en verbetering van de publieke veiligheid in verband met het huidige grootschalige vervoer van gevaarlijke stoffen over water door VTSgebieden, die in of aan dichtbevolkte woon- en werkgebieden liggen. Verbetering van de kwaliteit van de opleiding moeten leiden tot verbetering van de kwaliteit van het product dat door VTSoperators wordt geleverd om aldus VTS als basisvoorziening mede haar belangrijke rol te kunnen laten spelen in de beoogde nieuwe opzet van de navigatie-ondersteunende dienstverlening in de zeehavengebieden.
Aandachtsgebieden: 1. Om concurrerend te blijven met de ons omringende buitenlandse havens en om zich blijvend te kunnen onderscheiden ten opzichte van concurrenten moet op alle gebieden steeds meer worden geïnvesteerd in nieuwe kennis en technologie. Ook op het gebied van de navigatie-ondersteunende dienstverleningen. Een hoogwaardig opleidingsniveau van alle medewerkers en in het bijzonder van VTS-operators vormt hiervoor een belangrijke voorwaarde. 23 Dit is derhalve ook één van de elementen die wordt opgenomen in het voornemen van de stichting NNVO tot verbetering van de VTS-opleidingen. Deze aanpak draagt tevens aanzienlijk bij aan betere benutting van de aanzienlijke transportcapaciteit van hoofdvaarwegen en kustwateren en aldus bevorderen van innovatief en logistiek betrouwbaar vervoer van goederen en personen met binnenvaartschepen, shortsea-schepen en intercontinentale zeeschepen. 2.
23
In de eerste fase van bestuurlijke voorbereiding en feitelijk oprichten van de stichting is de taak van het bureau het veilig stellen van de continuïteit en kwaliteit van de huidige opleidingen alsmede van examens en certificering. In de tweede fase (na de oprichting van de stichting) verleent het algemeen bestuur van de stichting opdracht(en) aan het regulier onderwijs in het kader van het verzorgen van (delen van) de opleiding. Het bureau levert dan tevens gedurende een overgangsperiode ondersteuning aan het regulier onderwijs en aan de verdere bestuurlijke inbedding van de opleiding en training. In verband met de huidige uitvoering van het beleid van de Minister inzake scheiding van functies zal het stichtingsbureau eventueel uitsluitend nog de administratieve ondersteuning van de examinering en certificering kunnen verzorgen. De voorbereidingen voor de tweede fase worden reeds gestart in de eerste fase ten einde basisopleidingen en herhalingscursussen zo spoedig mogelijk te kunnen laten verzorgen door het regulier onderwijs onder voorbehoud van goedkeuring door het algemeen bestuur van de stichting.
vgl. Notitie “Het economisch belang van de mainport Rotterdam”, de minister van Verkeer en Waterstaat, juni 2000