Steun voor eigenrichting Invloed van ernst van de aanleiding en mate van planning, een experiment* Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
Eigenrichting en maatschappelijke steun voor eigenrechters raken de fundamenten van ons strafrechtsysteem. Het voorkómen van eigenrichting is immers een belangrijke rechtvaardigingsgrond van de (straf)rechtspleging (Corstens, 2005; De Waard, 1984; Jörg & Kelk, 1996; Van Koppen, 2003; Van Veen, 1974). Gardner benoemt deze functie van het strafrechtsysteem als ‘displacement of retaliation’. Hij stelt in dit verband: ‘The blood feud, the vendetta, the duel, the revenge, the lynching: for the elimination of these modes of retaliation, more than anything else, the criminal law as we know it today came into existence (…). The displacement function of criminal law always was and remains today one of the central pillars of its justification.’ (1998, 32) De mate waarin het strafrecht die ‘eigenrichting-kerende en vergeldingsdriftenkanaliserende functie’ (Jörg & Kelk, 1996, 16) vervult, heeft directe weerslag op de legitimiteit van het rechtssysteem (vgl. Van Koppen, 2003). Wanneer burgers het idee krijgen, dat de overheid tekortschiet in haar ‘displacement of retaliation’, kan dit ertoe leiden dat ze het recht maar in eigen hand nemen; overgaan tot eigenrichting (Anderson, 1994; Black, 1998; De Haan e.a., 2000). Sommigen stellen zelfs dat dit een fundamenteel recht is: ‘The right of the people to take care of themselves, if the law does not, is an indisputable right’ (in Brown, 1975, 117, cursivering van auteur). Vanuit het perspectief van legitimiteit van het strafrechtelijk systeem is op maatschappelijk niveau vooral de collectieve goedkeuring dan wel afkeuring van een incident van eigenrichting van belang. Zo is de afgelopen jaren bij een aantal incidenten van eigenrichting sprake geweest van publieke verontwaardiging over de strafrechtelijke vervolging van een eigenrechter. In sommige gevallen mondde dit uit in openlijke steun voor de eigenrechter. Dit deed zich bijvoorbeeld voor in 2002, toen twee medewerkers van Albert Heijn werden vervolgd wegens het mishandelen van een dief die zij op heterdaad hadden betrapt, achtervolgd en aangehouden. Ook werd steun betuigd aan de juwelier in Tilburg die in 2002 een overvaller doodschoot, en aan de ‘pedokiller’ uit Oosterhout, die in datzelfde jaar de aanrander van zijn zoontje met messteken om het leven bracht (Hageman, 2005). Maar er zijn ook zaken geweest waar juist geen steun werd betuigd voor *
Met dank aan Sandra Garcia, Dave Kumpe, Joyce Rouwette, Stef Sandifort, Sabine Swierts en Ri-janne Theuws voor hun inzet bij dit onderzoek, in het kader van de opleiding Criminologie, Universiteit Leiden.
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec4:45
45
30-1-2007 16:04:53
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
de eigenrechter, zoals in 2003 toen supermarktmedewerkers een vrouw, die zij verdachten van diefstal, zoveel letsel bezorgden dat zij eraan overleed. Kennelijk is publieke steun voor eigenrichting niet vanzelfsprekend een indicatie van louter een gebrek aan legitimiteit. Steun wordt ook beïnvloed door concrete kenmerken van het incident zelf. De studie waarvan we hieronder verslag doen, was er daarom vooral op gericht, te onderzoeken hoe concrete kenmerken van de eigenrichting zelf een autonome invloed hebben op de publieke steun die ervoor wordt betuigd. Kenmerken van eigenrichting Naast houding ten aanzien van het strafrechtssysteem, wordt verwacht dat kenmerken van het eigenrichting incident een zelfstandige invloed hebben op maatschappelijke steun voor eigenrichting. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan persoonlijke kenmerken van de dader of het slachtoffer, of aan de aard van de eigenrichting. Van belang is eerst te onderzoeken waarop steun voor eigenrichting precies is gefundeerd. De reactie van mensen op een gebeurtenis is namelijk niet noodzakelijkerwijs gebaseerd op de objectieve omstandigheden, maar op een subjectieve interpretatie ervan (Neapolitan, 1987). Of een incident van eigenrichting gerechtvaardigd wordt gevonden door een buitenstaander, is afhankelijk van diens causale interpretatie van het gedrag van de eigenrechter (Cohen & Greenberg, 1982). Zulke causale interpretatie speelt een centrale rol in de sociaalpsychologische attributietheorie (Heider, 1958). In deze theorie is het bij de interpretatie van een gebeurtenis voornamelijk van belang of het gedrag (zoals eigenrichting) wordt toegeschreven aan externe factoren (de omgeving) of aan interne motieven of eigenschappen (de persoon). Deze attributies spelen een belangrijke rol bij de vraag, hoe mensen reageren op gedrag van anderen (Försterling, 2001). Hoe meer het gedrag aan externe factoren wordt toegeschreven, des te minder wordt de persoon ervoor verantwoordelijk gehouden (Shaw & Sulzer, 1964). Naarmate iemand minder verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn gedrag, zal het hem minder snel kwalijk worden genomen. Immers, als hij er ‘niets’ aan kon doen, valt hem weinig te verwijten. Een buitenstaander zal in dat geval positiever staan tegenover het gedrag dan wanneer de verantwoordelijkheid meer bij de persoon wordt gelegd. In het geval van eigenrichting is de verwachting dat, naarmate de eigenrichting gemakkelijker extern te attribueren is, men er positiever, minder diskwalificerend op zal reageren. Deze inzichten uit de attributietheorie zijn behulpzaam bij het formuleren van hypothesen over de invloed van concrete kenmerken van eigenrichting op steun. In het hier besproken onderzoek is de invloed van twee specifieke kenmerken van eigenrichting bestudeerd, waarvan werd verwacht dat zij via het attributieproces van invloed zijn op steun voor eigenrichting. Het eerste kenmerk is de ernst van de aanleiding; de ernst van de gebeurtenis waar met eigenrichting op wordt gereageerd. Verwacht wordt dat bij een ernstige aanleiding de eigenrichting eerder extern zal worden geattribueerd dan bij een minder ernstige aanleiding. De oorzaak van de eigenrichting wordt dan vooral gezocht in de situatie, niet zozeer in de interne motieven of eigenschappen van
46
TVC_1_2007_10.indd Sec5:46
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:53
Steun voor eigenrichting
de eigenrechter. De dader wordt minder verantwoordelijk gehouden, wat leidt tot meer steun voor eigenrichting. Onze eerste hypothese luidt dan ook: • Hoe hoger de ernst van de aanleiding, des te meer steun voor eigenrichting. Het tweede kenmerk, waarvan de invloed op steun voor eigenrichting is onderzocht, is de mate van planning; of de eigenrichting een spontane of juist een geplande reactie was. Verwacht wordt dat bij een hoge mate van planning eigenrichting eerder intern zal worden geattribueerd dan bij een lage mate van planning. Plannen getuigt immers van intentie, aangezien de eigenrechter de tijd heeft gehad om over zijn gedrag en de consequenties na te denken en een weloverwogen keuze te maken. De schuld wordt dan meer toegerekend aan de persoon dan bij een spontane reactie, wat leidt tot minder steun voor eigenrichting. Deze verwachting wordt ondersteund door onderzoek van Shaw en Sulzer (1964). Zij lieten zien dat bij intentioneel gedrag de verantwoordelijkheid eerder aan de persoon zelf werd toegeschreven dan aan de situatie. Onze tweede hypothese luidt daarom: • Hoe hoger de mate van planning, des te minder steun voor eigenrichting. Legitimiteit Er is weinig empirische ondersteuning voor de verwachte relatie tussen iemands houding tegenover het rechtssysteem en zijn of haar steun voor eigenrichting. Onderzoek uit 1997 suggereert echter wel, dat de mate van vertrouwen bij burgers in de rechtshandhaving en hun tevredenheid met de politie negatief samenhangt met de mate waarin zij eigenrichting geoorloofd achten (Ter Voert, 1997). De hoeveelheid steun van Nederlandse burgers voor eigenrichting in het algemeen lijkt dan ook een graadmeter te zijn voor de legitimiteit van het strafrechtelijk systeem. Echter, in het onderzoek van Ter Voert is maar één stelling gebruikt om de houding van respondenten ten opzichte van eigenrichting te meten en maar twee stellingen met betrekking tot vertrouwen in het rechtssysteem. Met het oog op betrouwbaarheid en validiteit hebben we in ons onderzoek getracht de meting van zowel steun voor eigenrichting als houding ten opzichte van het strafrechtssysteem te verbeteren. Naast de invloed van specifieke kenmerken van gevallen van eigenrichting is aan de hand van een aantal nieuwe stellingen de relatie tussen steun en houding tegenover het strafrechtelijk systeem onderzocht. De concrete verwachting luidde: • Er is een negatief verband tussen algemene houding ten opzichte van het strafrechtsysteem en steun voor eigenrichting. Methode Om de hypothesen over de invloed van concrete kenmerken van een incident op steun voor eigenrichting te toetsen, is een between-subjects experiment ontworpen, met gebruik van vignetten als stimulusmateriaal. Deze vignetten zijn systematisch gevarieerd op de twee experimentele factoren: ernst van de aanleiding en mate van planning. Elke factor heeft in dit experiment twee niveaus (laag en
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec5:47
47
30-1-2007 16:04:53
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
hoog), wat een 2x2-design oplevert. Voor het vaststellen van een verband tussen steun in de vignetten en houding tegenover het rechtssysteem is geabstraheerd van dit experimenteel design. Op basis van het design zijn vier vignetten ontworpen waarin een geval van eigenrichting wordt beschreven. De vignetten zijn gevarieerd op ernst van de aanleiding en mate van planning van de eigenrichting. Het basisverhaal dat constant is gehouden, betreft een hoofdpersoon die een drankje bestelt in een kroeg en vervolgens onenigheid krijgt met de barman, omdat die te weinig wisselgeld teruggeeft. Dit leidt ertoe dat de hoofdpersoon overgaat tot eigenrichting (in de vorm van geweld), waar de barman een gebroken neus en twee gekneusde ribben aan overhoudt:
Het is donderdagavond en de cafés zijn zoals gewoonlijk gevuld met studenten. Het is een heerlijke zomerse dag geweest en het is behoorlijk druk. Mark staat aan de bar en bestelt een biertje bij de barman. Hij betaalt met een biljet van 10 [of: 100] euro. Mark krijgt hierop slechts 2 euro wisselgeld terug. Hij spreekt er de barman op aan, maar deze beweert dat Mark met een briefje van 5 euro had betaald. Mark geeft aan zeker te weten dat hij met een briefje van 10 [of: 100] euro heeft betaald. De barman blijft echter bij zijn standpunt en gaat verder met zijn werk. Mark trekt hem hierop achter de bar vandaan en begint hem te slaan en te schoppen [of: Mark besluit hierop naar huis te gaan. Thuis overdenkt hij de situatie nogmaals en beslist dat hij dit niet over zijn kant kan laten gaan. Hij gaat net voor sluitingstijd terug naar het café en wacht daar de barman op. Als deze naar buiten komt, begint Mark hem te slaan en te schoppen]. De barman houdt hier een gebroken neus en twee gekneusde ribben aan over.
De ernst van de aanleiding is gemanipuleerd door de hoogte van het bedrag te variëren waarmee de hoofdpersoon zijn drankje betaalt en waarvoor hij te weinig wisselgeld terugkrijgt. In de condities met lage ernst betaalt hij met een biljet van 10 euro; bij hoge ernst met een biljet van 100 euro. In beide gevallen krijgt hij maar 2 euro wisselgeld terug. De mate van planning is gemanipuleerd door de tijd tussen de aanleiding en de eigenrichting te variëren. In de condities met lage planning begint de hoofdpersoon direct na de onenigheid over het wisselgeld de barman te slaan en te schoppen. Bij hoge mate van planning gaat de hoofdpersoon na de woordenwisseling naar huis, overdenkt hij de situatie en besluit hij om na sluitingstijd de barman op te wachten, en schopt en slaat hem dan. Bovenstaand vignet geeft de verschillende niveaus weer van de kenmerken in het vignet. Respondenten werd gevraagd het voorgelegde vignet te lezen en de bijgevoegde vragenlijst in te vullen, die uit twee delen bestond, naast enkele vragen over biografische gegevens. In het eerste deel werd de steun van respondenten voor de eigenrichting in de casus gemeten. ‘Steun’ is echter een abstract concept, dat zich niet rechtstreeks laat meten met vragen als ‘Hoeveel steun heeft u hiervoor?’. In dit onderzoek zijn om die reden negen uiteenlopende stellingen aan de respondent voorgelegd, met zowel positieve als negatieve kwalificaties van de eigenrechter en zijn gedrag (zie tabel 2). Aan de deelnemers werd gevraagd in hoeverre
48
TVC_1_2007_10.indd Sec5:48
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:53
Steun voor eigenrichting
ze het met de negen stellingen eens waren, die bijvoorbeeld gingen over of de eigenrechter gelijk had om de barman te slaan, en of hij straf verdiende voor zijn gedrag. Voor hun beoordeling gebruikten zij een vijfpuntsschaal van 1 = helemaal oneens tot 5 = helemaal eens. In het tweede deel van de vragenlijst werd de houding gemeten ten aanzien van een aantal aspecten van het strafrechtelijk systeem. Het betrof elf stellingen die betrekking hadden op zaken als de toelaatbaarheid van eigenrichting en de betrouwbaarheid en eerlijkheid van de politie (zie tabel 5). Gegevens zijn verzameld van 263 studenten aan de Universiteit Leiden. De gemiddelde leeftijd was 21 jaar (SD=3.39). Van de respondenten was 71 procent vrouw. De respondenten zijn geworven bij onderwijsbijeenkomsten van psychologie, culturele antropologie, politicologie en pedagogiek. De totale respons was 70 procent. Alle ingevulde vragenlijsten waren bruikbaar voor analyse. De deelnemers aan het experiment werden willekeurig aan één van de vier experimentele condities toegewezen. Tabel 1 laat de verdeling van de respondenten over de condities zien. Tabel 1: Verdeling respondenten over versies Versie
Ernst
Planning
I II III IV
laag hoog laag hoog
laag laag hoog hoog
Totaal (N)
Aantal 69 68 62 64 263
Resultaten Alvorens te meten in welke mate waarin de kenmerken ernst en planning van invloed zijn op steun voor eigenrichting, is getracht de negen steunstellingen terug te brengen tot een kleiner aantal inhoudelijk consistente en zinvolle schalen. Hiertoe is een principale componentenanalyse (PCA) op die stellingen uitgevoerd.1 Op basis van deze analyse zijn drie componenten van steun te onderscheiden in onze data (zie tabel 2), die samen 69 procent van de variantie verklaren. De eerste component omvat stellingen over goedkeuring van de eigenrichting in de casus. De tweede component bevat stellingen die empathie uiten voor de eigenrechter. De derde component betreft stellingen die betrekking hebben op de strafwaardigheid van de eigenrechter. Analoog aan deze structuur zijn drie somschalen geconstrueerd, die zijn gebruikt als afhankelijke variabelen in de verdere analyses.2
1
2
Daarbij is geen onderscheid gemaakt naar het type vignet dat een respondent voorgelegd had gekregen (analyses per versie gaven vergelijkbare resultaten). Het betreft hier een orthogonaal geroteerde PCA (scheve rotatie van de componenten gaf nagenoeg dezelfde oplossing). In verband met de hoge kurtosis en scheefheid van sommige variabelen, zijn alle analyses ook gedraaid met log-getransformeerde variabelen. Dit leidde tot vergelijkbare resultaten.
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec5:49
49
30-1-2007 16:04:53
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
Tabel 2: Componenten van steun voor eigenrichting Component
Stelling
Lading
Goedkeuring Mark heeft op de juiste manier gereageerd Eigenwaarde = 2.98 Mark had volkomen gelijk om de barman te slaan Cronbach’s α = .87 Mark had anders moeten reageren Ik zou de barman ook geslagen hebben
0.85 0.84 -0.82 0.77
Empathie Het gedrag van Mark is op geen enkele manier te Eigenwaarde = 1.62 rechtvaardigen Cronbach’s α = .58 Ik leef met Mark mee De barman heeft de reactie van Mark aan zichzelf te danken
-0.81
Strafwaardigheid Mark moet opgepakt worden wegens mishandeling Eigenwaarde = 1.60 Mark verdient straf voor wat hij gedaan heeft Cronbach’s α = .71
0.72 0.57
0.88 0.82
Toetsing hypotheses steun Om de invloed van ernst en planning op steun voor eigenrichting te onderzoeken, zijn de gemiddelden op de drie somschalen vergeleken. In tabel 3 staan de gemiddelden voor de niveaus van de twee kenmerken van eigenrichting. Wanneer de gemiddelde score op strafwaardigheid wordt omgepoold tot straffeloosheid (M = 1.83), kan deze rechtstreeks worden vergeleken met de gemiddelden op goedkeuring en empathie. Hieruit komt naar voren dat respondenten in totaal en in alle vier condities eerder empathie hadden met de eigenrechter dan dat ze vonden dat hij geen straf verdiende, en dat ze het minst geneigd waren om zijn gedrag goed te keuren. De gemiddelden op steun voor eigenrichting in tabel 3 en de verschillen daartussen komen zonder uitzondering overeen met de geformuleerde verwachtingen. Hoe hoger de ernst van de aanleiding en hoe hoger de mate van planning, des te minder goedkeuring en empathie en des te meer strafwaardigheid in de ogen van de deelnemers aan het experiment. Toetsing van deze geconstateerde verschillen is gedaan aan de hand van twee-weg variatieanalyses waarin telkens de drie somschalen van steun als afhankelijke variabelen genomen zijn. De resultaten hiervan zijn vermeld in tabellen 4a tot en met 4c. Tabel 4a laat zien dat zowel ernst als planning van invloed is op de mate van goedkeuring van eigenrichting. Uit tabel 4b komt naar voren dat hetzelfde geldt voor empathie met de eigenrechter. Op strafwaardigheid van de eigenrechter is alleen de mate van planning van invloed (tabel 4c). Over het algemeen kan nu worden gesteld, dat de kenmerken ernst en planning beide van invloed zijn op de steun voor eigenrichting. Er is geen interactie geconstateerd tussen ernst en planning; het betreft daar twee onafhankelijke effecten. Houding tegenover het strafrechtssysteem Net als bij de stellingen over steun is een PCA uitgevoerd op de elf stellingen, waarmee de algemene houding ten opzichte van het strafrechtelijk systeem
50
TVC_1_2007_10.indd Sec5:50
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:54
Steun voor eigenrichting
Tabel 3: Gemiddelde scores (schaal 1 tot 5) op steun per somschaal en kenmerkniveau Schaal (gemiddelde)
Kenmerk
Gemiddelde (SD)
Goedkeuring (1.25)
Ernst aanleiding Mate van planning
Laag Hoog Laag Hoog
= = = =
1.17 (0.43) 1.32 (0.61) 1.31 (0.61) 1.18 (0.42)
Empathie (2.43)
Ernst aanleiding Mate van planning
Laag Hoog Laag Hoog
= = = =
2.20 (0.86) 2.66 (0.93) 2.57 (0.86) 2.29 (0.97)
Strafwaardigheid (4.17)
Ernst aanleiding Mate van planning
Laag Hoog Laag Hoog
= = = =
4.21 (0.81) 4.14 (0.82) 4.01 (0.87) 4.34 (0.72)
Tabel 4a: Twee-weg ANOVA, goedkeuring eigenrichting Variantie bron Ernst Planning Ernst x Planning Error
Kwadraatsom 1.46 1.23 0.26 70.70
df
MS
F
1 1 1 259
1.46 1.23 0.26 0.27
5.35* 4.51 0.97*
MS
F
* p<.05
Tabel 4b: Twee-weg ANOVA, empathie met eigenrechter Variantie bron Ernst Planning Ernst x Planning Error
Kwadraatsom 14.13 5.19 0.00 204.38
df 1 1 1 259
14.13 5.19 0.00 0.79
17.90** 6.58* 0.00
* p<.05; ** p<.01
Tabel 4c: Twee-weg ANOVA, strafwaardigheid eigenrechter Variantie bron Ernst Planning Ernst x Planning Error
Kwadraatsom 0.35 7.04 0.01 166.93
df
MS
1 1 1 259
0.35 7.04 0.01 0.65
F 0.54 10.92** 0.02
** p<.01
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec5:51
51
30-1-2007 16:04:54
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
is gemeten.3 De totale variantie in de stellingen was goed samen te vatten aan de hand van drie componenten, die samen 69 procent variantie verklaren (zie tabel 5).4 De eerste component betreft de algemene attitude ten aanzien van eigenrichting, de tweede representeert het vertrouwen in politie, de derde refereert aan het functioneren van het strafrechtssysteem. Deze drie componenten voor houding tegenover het strafrechtssysteem zijn vertaald naar drie somschalen. Tabel 5: Componenten van algemene houding tegenover het strafrechtssysteem Component Algemene attitude eigenrichting Eigenwaarde = 2.36 Cronbach’s α = .77
Vertrouwen politie Eigenwaarde = 1.66 Cronbach’s α = .74 Functioneren strafrechtsysteem Eigenwaarde = 1.53 Cronbach’s α = .66
Stelling De overheid moet zich toleranter opstellen ten opzichte van burgers die het recht in eigen hand nemen. Als de criminaliteitsbestrijding van de overheid te wensen overlaat, dan mogen burgers het recht in eigen hand nemen.* Als er in een bepaalde situatie geen beroep kan worden gedaan op de politie, mogen burgers de taak van de politie overnemen zonder daarvoor gestraft te worden. Als rechtshandhaving meer aan burgers zou worden overgelaten, zou er minder criminaliteit zijn. Ik heb veel respect voor de politie.* De politie is eerlijk en betrouwbaar.* Misdaden worden in Nederland over het algemeen te licht bestraft. Ons strafrechtelijk systeem functioneert goed.
Lading 0.82
0.80
0.79
0.60 0.89 0.86 -0.87 0.83
* uit Ter Voert, 1997.
Toetsing hypothese houding strafrechtssysteem De verwachte negatieve samenhang tussen algemene houding ten opzichte van het strafrechtssysteem en steun voor eigenrichting is onderzocht door inspectie van de correlatiematrix in tabel 6.5 Deze tabel laat een duidelijk negatief verband zien tussen iemands houding ten opzichte van het strafrechtssysteem en steun voor eigenrichting. Zo uiten degenen met meer vertrouwen in de politie minder empathie voor de eigenrechter, en degenen die over het algemeen een positievere houding hebben ten opzichte van eigenrichting achten de eigenrechter minder strafwaardig. 3 4 5
Wederom orthonogonaal geroteerd en ook hierbij geldt dat scheve rotatie nagenoeg dezelfde oplossing gaf. Drie stellingen zijn verwijderd vanwege hun lage samenhang met de overige stellingen. Omdat onze meting van houding tegenover het strafrechtelijk systeem plaatsvond nadat men zich een oordeel had gevormd over het voorgelegde vignet, is een controle uitgevoerd (analyse hier niet weergegeven) op mogelijke vertekening ten gevolge van het specifieke type vignet dat men had beoordeeld. Hieruit bleek dat houding tegenover het systeem niet significant verschilt tussen de experimentele condities.
52
TVC_1_2007_10.indd Sec5:52
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:54
Steun voor eigenrichting
Tabel 6: Correlatiematrix steun en houding t.o.v. strafrechtssysteem (N=263) Algemene houding t.o.v. strafrechtssysteem Algemene attitude eigenrichting Steun voor Goedkeuring eigenrichting Empathie Strafwaardigheid
Vertrouwen politie
Functioneren rechtssysteem
.38**
-.20**
-.17**
.19**
-.16**
-.16*
-.23**
.23**
.12
* p<.05; ** p<.01
Discussie Omdat het rechtssysteem er onder andere op is gericht eigenrichting te voorkómen, ligt het voor de hand om publieke steun voor eigenrichting op te vatten als een teken van gebrek aan legitimiteit. De onderzoeksresultaten bevestigen de verwachting dat de algemene houding van respondenten tegenover het strafrechtssysteem negatief samenhangt met steun voor eigenrichting. Steun voor eigenrichting in het concrete geval kan dus een indicatie zijn van de mate waarin burgers het strafrechtelijk systeem in het algemeen legitiem achten. Echter, de resultaten van de experimentele manipulatie ondersteunen daarnaast de twee hypothesen over de autonome rol van kenmerken van een concreet incident van eigenrichting, in de mate van steun die men opbrengt voor de eigenrechter. Zowel ernst van de aanleiding als de mate van planning was van invloed op de hoeveelheid steun die werd betuigd voor het voorgelegde geval van eigenrichting. Dit geeft aan dat maatschappelijke steun voor eigenrichting niet per se of uitsluitend hoeft te worden betrokken op de legitimiteit van het rechtssysteem. Het ligt voor de hand in de toekomst te onderzoeken, welke andere kenmerken van eigenrichting van invloed zijn op maatschappelijke steun, wat hun relatieve belang is en hoe die invloeden zich verhouden tot de invloed van algemene houding tegenover het strafrechtelijk systeem (percepties van legitimiteit), die burgers er op nahouden. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan kenmerken als het motief van de eigenrechter, de gevolgen voor het slachtoffer, het type eigenrichting en de rol van justitiële autoriteiten. De kennis die dergelijk verdiepend onderzoek oplevert, kan een belangrijke rol spelen bij het duiden van maatschappelijke steun voor concrete gevallen van eigenrichting. Ook uit onze gedifferentieerde meting van steun voor eigenrichting zijn relativerende opmerkingen te plaatsen bij de betekenis van maatschappelijke steun voor de legitimiteit. Wij hebben onderscheid gemaakt tussen drie onafhankelijke componenten van steun: goedkeuring, empathie en strafwaardigheid. Uit een vergelijking tussen de gemiddelden op deze componenten bleek onder andere, dat er zeer wel sprake kan zijn van empathie voor de eigenrechter terwijl zijn gedrag tegelijkertijd wordt afgekeurd. Hoewel er onder burgers dus een zeker niveau van empathie kan bestaan voor een eigenrechter, betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat men de eigenrichting goedkeurt of vindt dat de pleger van eigenrichting Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec5:53
53
30-1-2007 16:04:54
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
niet hoeft te worden bestraft. Verdere verbetering van deze wijze om steun gedifferentieerd te meten, verdient ons inziens alle aanbeveling. Methodologische kanttekeningen Enkele methodologische kanttekeningen bij dit experiment zijn wel op hun plaats. Enerzijds zijn die van algemene aard en onlosmakelijk verbonden met het toepassen van een experimentele methode (zie bijvoorbeeld Bijleveld, 2005). Hieronder zal daar nog een enkel woord aan besteed worden. Anderzijds zijn er nog verbeteringen mogelijk in het experiment, zoals wij dat nu hebben uitgevoerd. Een van de eerste en meest voor de handliggende beperkingen betreft de respondenten in het onderhavige experiment. Dat heeft zonder meer zijn weerslag op de generaliseerbaarheid van de bevindingen. De steekproef bestond uit hoog opgeleide sociaalwetenschappers, van wie 71 procent vrouw was. Deze niet-representatieve steekproef zou een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn van het gemiddeld lage niveau van steun voor eigenrichting. Dit geldt waarschijnlijk in het bijzonder voor de stelling ‘Ik zou de barman ook geslagen hebben’. Daar staat wel tegenover dat steun niet met één maar met verschillende stellingen is gemeten. Bovendien ging de aandacht in dit onderzoek voornamelijk uit naar verschillen in steun voor eigenrichting tussen de experimentele condities, en niet zozeer naar het absolute niveau van steun zelf. Aangezien de deelnemers ook qua geslacht willekeurig waren verdeeld over de condities, kan dit niet de oorzaak zijn van de gevonden hoofdeffecten. Een verdere beperking betreft het gebrek aan variatie bij ons experiment in het type eigenrichting, in termen van bijvoorbeeld delictsoort en mate van geweld. Het valt dan ook niet uit te sluiten, dat het niveau van steun voor een ander soort eigenrichting anders zou zijn geweest, hetgeen in de toekomst zeker zal moeten worden onderzocht. Dat gezegd hebbende, stellen we daar wel tegenover dat het doel van dit experiment vooral een toetsing was of kenmerken überhaupt van invloed zijn op steun voor eigenrichting, naast de invloed van de algemene attitude van mensen tegenover het strafrechtelijk systeem. Met betrekking tot de twee gemanipuleerde kenmerken, ernst en planning, kunnen ook kanttekeningen worden geplaatst. Dit betreft vooral de operationalisatie van niveaus van ernst door middel van een geldbedrag (10 vs. 100 euro). De ernst van oplichting van 100 euro staat niet in verhouding met de ernst van bijvoorbeeld een zedendelict. Toch hebben we een hoofdeffect gevonden voor ernst. Het is te verwachten dat dit effect alleen maar groter zal zijn, wanneer in toekomstig onderzoek de niveaus van ernst nog sterker uit elkaar worden getrokken. Ten slotte, en dit is hierboven al kort besproken, zien wij nog legio mogelijkheden om tot een nog adequatere meting van steun en legitimiteit te komen, hetgeen de precisie van experimenten zoals het hier besprokene sterk ten goede zal komen. Over de algemene methodologische beperkingen van een experiment dient toch te worden gesignaleerd dat wat in de literatuur als zwak punt van experimenten met vignetten wordt beschreven, juist in experimenteel onderzoek naar maatschappelijke steun voor eigenrichting relatief voordelig uitpakt. Het punt is evident: experimenten met vignetten bezitten in het algemeen weliswaar een hoge mate van interne validiteit, maar leveren aan de kant van de externe validiteit fors in (vgl. Konečni & Ebbesen, 1992; Lovegrove, 1999). Het betreft immers hoogst 54
TVC_1_2007_10.indd Sec5:54
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:54
Steun voor eigenrichting
gespecificeerde gevalsbeschrijvingen met een uitermate kleine selectie van zorgvuldig gemanipuleerde kenmerken. Dergelijke experimenten staan ver af van de rijkgeschakeerde werkelijkheid. Maar hoe raakt een burger geïnformeerd over een incident van eigenrichting? Op basis van wat voor type informatie vormt iemand zijn of haar oordeel over een eigenrechter in een concreet geval? Dat is toch doorgaans en vooral via een krantenartikel of via een nieuwsitem op televisie. Net als bij een hypothetische situatie in een vignet, beoordeelt de burger de eigenrichting dan als een buitenstaander op basis van relatief summiere informatie. Voor het meten van steun voor eigenrichting onder de bevolking is een vignettenstudie dan ook een uitermate geschikte methode. De hoge interne validiteit van een experiment lijkt bij dit onderwerp juist hand in hand te gaan met de externe validiteit. Literatuur Anderson, E. (1994). The code of the streets. Atlantic Monthly, 80-94. Bijleveld, C.C.J.H. (2005). Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Black, D. (1998). The social structure of right and wrong. San Diego: Academic Press. Brown, R.M. (1975). Strain of violence. Historical studies of American violence and vigilantism. New York: Oxford University Press. Cohen, R.L. & Greenberg, J. (1982). The justice concept in social psychology. In: J. Greenberg & R.L. Cohen (eds.). Equity and justice in social behavior. New York: Academic Press, 1-41. Corstens, G.J.M. (2005). Het Nederlandse strafprocesrecht (5e druk). Deventer: Kluwer. Försterling, F. (2001). Attribution. An introduction to theories, research, and applications. Hove: Psychology Press. Gardner, J. (1998). Crime: In proportion and in perspective. In: A. Ashworth & M. Wasik (eds.). Fundamentals of sentencing theory: essays in honour of Andrew von Hirsch. Oxford: Clarendon Press, 31-52. Haan, W. de, Laan, A. van der & Nijboer, J. (2000). Eigenrichting en jeugdgeweld. Tijdschrift voor Criminologie, 42(4), 361-372. Hageman, E. (2005). Houd de dief...maar dan? Trouw (22 januari). Heider, F. (1958). The psychology of interpersonal relations. New York: Wiley. Jörg, N. & Kelk, C. (1996). Strafrecht met mate. Gouda: Gouda Quint. Konečni, V.J. & Ebbesen, E.B. (1992). Methodological issues in research on legal decisionmaking, with special reference to experimental simulations. In: F. Lösel, D. Bender & T. Bliesener (eds.), Psychology and law: International perspectives. Berlin: De Gruyter, 413-423. Koppen, P.J. van (2003). Verankering van rechtspraak. Over de wisselwerking tussen burger, politie, justitie en rechter. Deventer: Kluwer. Lovegrove, A. (1999). Theoretical and methodological issues in the psychological study of judicial sentencing. Psychology, Crime & Law, 5, 217-250. Neapolitan, J. (1987). Vigilante behavior and attribution bias. Criminal Justice and Behavior, 14(2), 123-137. Shaw, M.E. & Sulzer, J.L. (1964). An empirical test of Heider’s levels in attribution of responsibility. Journal of Abnormal and Social Psychology, 69(1), 39-46.
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
TVC_1_2007_10.indd Sec5:55
55
30-1-2007 16:04:54
Nicole Haas, Jan de Keijser en Gabry Vanderveen
Veen, T.W. van (1974). Eigen richting, noodweer en noodweerexces. Intermediair, 10, 3-7. Voert, M.J. ter (1997). Vertrouwen in het strafrechtsysteem en normvervaging. In: K. Wittebrood & J.A. Michon & M.J. ter Voert (red.). Nederlanders over criminaliteit en rechtshandhaving. Deventer: Gouda Quint, 93-101. Waard, R. de (1984). Actuele aspecten van eigenrichting. In: W. Duk & P. Nicolaï, Recht op scherp: beschouwingen over handhaving van publiekrecht aangeboden aan Prof. Mr. W. Duk. Zwolle: Tjeenk Willink, 185-198.
56
TVC_1_2007_10.indd Sec5:56
Tijdschrift voor Criminologie 2007 (49) 1
30-1-2007 16:04:54