Sterke staaltjes Proef 1 1. Vul de glazen pot met koud water tot aan de vullijn. 2. Vul het kleine flesje met warm water. 3. Doe de inkt bij in het kleine flesje. 4. Laat het kleine flesje voorzichtig in de grote pot vol koud water zakken.
De vraag: Wat gaat er nu gebeuren? Zet een kruisje! a) het rode water gaat direct mooi mengen met het gewone water. b) Er zal niks gebeuren, want het warme water koelt snel af. c) Het warme water spuit omhoog uit het flesje als een vulkaan.
Sterke staaltjes Proef 2 De pot met de drie vloeistoffen: ze zijn niet gemengd! Welke vloeistof is dus de lichtste? Omkring! Stroop – water – olie
Welke vloeistof is dus de zwaarste? Omkring! Stroop – water – olie
De vraag: We gaan de verschillende voorwerpen in de gemengde pot doen. Wat zal blijven drijven, en op welke laag? Zet een kruisje in elke kolom van de voorwerpen. noot Olie Water Stroop Niet
speelgoed tomaat
moer
macaroni
druif
Sterke staaltjes
Proef 3
Teken onderaan op de koffiefilter op de lijn een aantal bollen met zijn stiften. Laat zeker 1 cm tussen de stippen.
De vraag: Welke kleuren zitten er allemaal in je stift om die kleur te maken? stiftkleur
Welke kleuren zitten erin?
blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - … blauw – rood – geel - …
Sterke staaltjes Proef 4 A: Laat de ballen allemaal tegelijkertijd van de tafel op de grond rollen. Duw ze bijvoorbeeld met een lat gelijktijdig over de rand. Welke bal zal de hoogste kaatsen? Omkring! Pompon – knikker – pingpongbal – botsbal – golfbal – tennisbal – moussebal
Welke zal niet kaatsen? Omkring! Pompon – knikker – pingpongbal – botsbal – golfbal – tennisbal - moussebal
B: Laat de ballen om beurt van de schans rollen. Welke bal zal het verst rollen? Omkring! Pompon – knikker – pingpongbal – botsbal – golfbal – tennisbal – moussebal
Welke het minst ver? Omkring! Pompon – knikker – pingpongbal – botsbal – golfbal – tennisbal – moussebal
Sterke staaltjes Proef 5 1. De twee ballonnen hou je aan het touwtje (ondersteboven) vast naast elkaar. Er gebeurt niks. 2. Als je 1 ballon opwrijft, en ze dan terug naast elkaar hangt, trekken ze elkaar aan.
De vraag: Wat gebeurt er als je de ballonnen allebei hard opwrijft met een trui en ze dan terug naast elkaar hangt? a) Ze duwen elkaar weg. b) Ze trekken elkaar aan. c) Ze blijven mooi naast elkaar hangen.
Sterke staaltjes:
waarom? Daarom! De oplossing van proef 1: Als water verwarmd wordt zet het uit, neemt het dus meer plaats in. Heet water is daardoor lichter (minder zwaar) dan koud water. Daarom stijgt het warme water snel omhoog door het koude water.
De oplossing van proef 2: Hoe komt het dat de drie vloeistoffen niet mengen in de grote pot? De stroop ligt onder, het water in het midden, de olie bovenop.Vloeistoffen doen dat omdat sommige lichter (of minder ‘dicht’) zijn dan anderen. Een lichtere vloeistof drijft op een zwaardere. Sommige voorwerpen die je in de kom laat vallen zinken, andere drijven. Het hangt af van hun eigen gewicht in welke laag ze blijven drijven. In dichtere vloeistof kunnen zwaardere voorwerpen beter blijven drijven dan in een lichtere vloeistof.
De oplossing van proef 4: Wat kaatst (bijna) niet? Heel zacht en zeer lichte materiaal (dat je makkelijk kan induwen) en het tegenovergestelde: heel hard en zeer zwaar materiaal (dat je niet kan
vervormen) Wat kaatst wel goed? Ballen die een beetje induwbaar maar niet vervormbaar zijn. Wat rolt niet goed? Niet-gladde buitenkant, licht gewicht Wat kaatst wel goed? Gladde buitenkant, zwaar gewicht
De oplossing van proef 5: Als je met een doek hard over een ballon wrijft dan verander je iets aan de ballon. De ballon krijgt dan een elektrische lading. Als je beide ballonnen opwrijft krijgen ze dus allebei een elektrische lading. 2 dezelfde ladingen duwen elkaar weg (= de 2 ballonnen opwrijven), verschillende ladingen trekken elkaar aan (= 1 ballon opwrijven, en de andere niet).
Leuk spelletje! 4 kinderen wrijven elk hun ballon goed op. Op de tafel leg je een derde opgewreven ballon. Elk kind staat aan een andere kant van de tafel. Elk probeert de middenballon van de tafel te duwen. Als die er aan jouw kant afvalt krijg je een minpunt. (af en toe alle ballonnen terug opladen!)