Artikel
KORT
Marian Van der Sypt werkte jarenlang mee als lector in de afstudeerrichting Syndicaal werk & Sociaal beleid van de Opleiding Sociaal werk. Nu is ze reeds 4 jaar vanuit de Arteveldehogeschool actief als (algemeen) coördinator van de opleiding ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting’ in vzw De Link.
Dit artikel getuigt van de gedrevenheid en de competentie waarmee Van der Sypt en De Link zich engageren om mensen in armoede actief te betrekken bij de organisatie van het welzijnswerk.
Een eerste punt gaat in op de maatschappelijke legitimering van de methodiek om ervaringsdeskundigen te betrekken.
In een tweede punt schetst de auteur welke deelnemers die ervaringsdeskundigen zijn.
Een derde punt focust op de opleiding.
Tenslotte geeft een laatste punt aan wat de meerwaarde van ervaringsdeskundigen kan zijn voor het welzijnswerk.
Spiegeltje spiegeltje aan de wand, een nieuwe Sant in welzijnsland ? Over de meerwaarde van de inzet van Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting voor Maatschappelijk Assistenten Marian Van der Sypt Sinds vier jaar heeft de Arteveldehogeschool – Opleiding Sociaal werk, een samenwerkingsovereenkomst met Vzw De Link (zie hieronder). In dat raam ben ik deeltijds stafmedewerkster en opleidingscoördinator van de opleiding ‘Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’. Vier jaar, waarin ik steeds meer geïntrigeerd geraakte door dit project. De uitdaging en confrontatie zijn nooit uit de lucht; de dynamiek van een radicaal vernieuwende en soms controversiële methodiek is permanent verrijkend. In dit artikel wil ik jullie informeren over de stand van zaken van deze nieuwe methodiek, en over de uitdaging en meerwaarde die hij betekent voor de praktijk van maatschappelijk assistenten.
Vzw De Link wil mee een antwoord zoeken op de missing link die er is tussen armen enerzijds en de aanpak van armoede anderzijds. Zij wil vooral ook symbool staan voor de maatschappelijke erkenning dat armoede een structureel probleem is en wil de samenleving aansporen tot structurele oplossingen. Vzw De Link gaat uit van de kracht van de armen. Het zijn zij die de ervaring van maatschappelijke uitsluiting op alle mogelijke levensdomeinen, mee ondersteund door de opleiding, verder kunnen ontwikkelen in een deskundigheid die de samenleving nodig heeft in armoedebestrijding. Op 26 maart 1999 werd Vzw De Link opgericht. Het is een autonome organisatie met als doel: • Het realiseren, sturen en bewaken van een permanente opleiding voor ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting. • Het structureel verankeren van de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen binnen alle sectoren in de samenleving. Zorgen voor de ondersteuning van de tewerkgestelde ervaringsdeskundigen en de tewerkstellingsplaatsen. • Het sensibiliseren van burgers, diensten en beleid tot het opnemen van hun eigen verantwoordelijkheid binnen de armoedebestrijding. • Het bewaken van de methodiek.1
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
[ 55 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
1
DE MAATSCHAPPELIJKE LEGITIMERING VAN DE METHODIEK
In de ‘Krachtlijnen’ van Vzw De Link wordt de historiek en de maatschappelijke legitimering van de methodiek beschreven. Ik neem hier de tekst integraal over2. Op de paragraaf over ‘empoweren’, kom ik op het einde van deze uiteenzetting nog even terug.
1.1 Ervaringsdeskundigen: een noodzakelijke methodiek in armoedebestrijding De arme als actieve partner in de armoedebestrijding Het thema van armoede en armoedebestrijding heeft een permanente en vooraanstaande plaats in het politiek en maatschappelijk debat. Het recht op een menswaardig leven voor elke burger werd reeds in december 1948 opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het duurde tot in 1994, eer deze fundamentele rechten van elke mens opgenomen werden in de Belgische grondwet. We stellen vast dat de Belgische regering er uitdrukkelijk voor kiest de armen zelf te betrekken bij de armoedebestrijding. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis vraagt een regering de arme als actieve partner om de structurele oorzaken van armoede aan te pakken. We lezen in de regeringsverklaring van de regering Dehaene II 3 (maart 1992) dat men aan de representatieve vereniging ATD Vierde Wereld en aan de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten vraagt om een ‘Algemeen Verslag over de Armoede’ op te stellen. We citeren: “De overheid erkent dat het noodzakelijk is om een meer solidaire samenleving tot stand te brengen. Dit kan alleen door de ervaringen en verwachtingen te kennen van de mensen die het hardst onder de armoede lijden. Het zijn dan ook zijzelf die, zo rechtstreeks mogelijk, het woord voeren in deze bij uitstek democratische dialoog.” Dit verslag moet: “... een middel worden om, door de mensen die in armoede leven zelf en de sociale ‘actoren’ te mobiliseren, de structurele oorzaken van armoede en bestaansonzekerheid grondig aan te pakken.” In ’94 verschijnt het Algemeen Verslag van de Armoede4. Het is het resultaat van een twee jaar durende intense mobilisatie en dialoog, [ 56 ]
Socia-cahier nr. 3
een proces van armen en verenigingen, van werkers en beleidsmensen uit alle hoeken van België. Deze dialoogmethode werd ook de basis van verdere acties.
Armoede is een gevolg van systematische structurele uitsluiting Tegelijkertijd is er de belangrijke evolutie op wereldvlak. Op de wereldtop van Kopenhagen in maart 1995 erkennen alle regeringsleiders officieel dat armoede een structureel en dus maatschappelijk gecreëerd fenomeen is en geen individueel schuldgegeven. Deze verklaring betekent een historische kentering in het kijken naar armoede en armen. Voor het definiëren van armoede vanuit deze wereldwijd erkende visie, citeren we het doctoraat van Tine Van Regenmortel5 dat een aanvulling is op de algemeen aanvaarde omschrijving van het jaarboek armoede van professor Vranken. Deze nieuwe definitie werd als uitbreiding opgenomen vanaf het Jaarboek 2003. “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kan enkel worden overbrugd wanneer de samenleving een appèl doet op het psychologisch kapitaal van personen die in armoede leven en van hun omgeving. De samenleving maakt daarbij ook de economische, sociale en culturele kapitaalvormen voor hen toegankelijk. Zo krijgt iedereen gelijke kansen op niet-kwetsende sociale en maatschappelijke interacties en op waardevolle bindingen met zichzelf, de anderen, de maatschappij en de toekomst.” 6
Er is een diepe kloof tussen armen enerzijds en werkers en beleid anderzijds Jaren van armoedebestrijding maken duidelijk dat er een diepe kloof, een “missing link” is tussen enerzijds het beleid en werkers uit alle voorzieningen waar armen mee geconfronteerd worden en anderzijds de armen zelf. De belangrijkste elementen hierin zijn: het fundamentele verschil in positie tussen enerzijds de arme, die verplicht wordt constant in armoede te leven en anderzijds de organisaties en beleidsactoren die deze realiteit niet kennen. De beleidsmakers en -uitvoerders behoren meestal tot de middenklasse. Ze zijn onbekend met de harde realiteit van het leven in armoede in al zijn facetten en vooral met de mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
gevoelens van schaamte en vernedering die gepaard gaan met de ervaring van de arme om voortdurend hulp te moeten vragen. Ze bevinden zich in de maatschappelijke positie om hun eigen oplossingen door te drukken ten aanzien van problemen van de armen. Hierdoor verliezen armen de greep over hun eigen leven en over de maatschappelijke besluitvorming, ondanks tal van interventies en beleidsmaatregelen. Het gaat dus niet alleen om de kenniskloof, vaardigheidskloof, gevoelskloof en krachtenkloof tussen beide werelden, maar het gaat in eerste instantie om een structurele participatiekloof.
Besluiten Opgeleide ervaringsdeskundigen als brug De zwaarte en de diepte van de missing link maakt dat in alle sectoren van het maatschappelijk gebeuren mensen moeten ingeschakeld worden die vertrekken vanuit hun eigen beleving van armoede en die de logica achter de overlevingsstrategieën die ze ontwikkeld hebben, begrijpen en kunnen overbrengen. Opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting zijn mensen die armoede van bij de wieg aan den lijve ondervonden hebben, die deze ervaring verwerkt en verruimd hebben naar een bredere armoede-ervaring en die via een opleiding houdingen, vaardigheden en methoden kregen aangereikt om de verruimde armoede-ervaring deskundig aan te wenden in alle sectoren van de armoedebestrijding. Ervaringsdeskundigen slaan de brug tussen hun wereld en die van andere maatschappelijke actoren. Ze kunnen ingeschakeld worden voor ondersteunings- en begeleidingswerk, als tolken van de armoederealiteit, voor supervisie en het verlenen van advies, om lessen en vorming te geven. In groepswerk met levensgenoten kunnen zij trekkende en kaderende figuren worden. Naar het beleid toe kunnen zij maatregelen ter bestrijding van armoede formuleren. Op onderzoeksvlak kunnen zij de armoederealiteit duiden.
Empowerment
in de krachten van de armen. Het doctoraat van Tine Van Regenmortel toont aan dat armen de krachten in zich hebben om zichzelf te bevrijden en greep te krijgen op hun eigen leven en de maatschappelijke besluitvorming. Voorwaarde hiervoor is wel, aldus Van Regenmortel, dat de samenleving structureel en de werkers psychologisch de voorwaarden creëren opdat de armen hun potentiële krachten gestalte kunnen geven. Dit alles sluit aan bij het ideeëngoed van de Braziliaanse bevrijdingspedagoog Paolo Freire7 (1921 - 1997) die met zijn alfabetiseringsmethoden uitgaat van de krachten van de armen en van het feit dat de armen alleen zichzelf kunnen bevrijden. De enige weg daartoe is de maatschappelijke bewustwording via een werkelijke dialoog die steunt op een totale gelijkwaardigheid. Het zijn de armen alleen die de uitsluitingsmechanismen van onze samenleving kunnen blootleggen omdat alleen zij die ervaren en kennen. Dankzij de armen krijgt de samenleving de kans om haar fundamenteel ondemocratische mechanismen te leren kennen. Daardoor wordt ze in staat gesteld die te veranderen. De noodzaak van het empoweren van de niet-armen In Firenze 2002 brengt De Link bij monde van de eerste ervaringsdeskundige in Vlaanderen een nieuw element in het discours. Willen de samenleving, haar beleidsvoerders en armoedebestrijders armen kunnen steunen in hun bevrijding, dan is het noodzakelijk dat zij zelf empowerd zijn. De meeste mensen hebben doorheen hun leven te maken met pijn en uitsluiting. Zolang dit verborgen blijft voor henzelf, verhindert dit het open kunnen kijken naar de andere. Hun inzichten en acties naar de anderen worden gemaskeerd door de ongekende pijn in henzelf. Meer nog, hun inzichten en acties worden bepaald door die eigen onbewuste pijn. Niet alleen de solidariteitsgedachte, maar vooral het empowerd zijn van de nietarmen is voorwaardenscheppend willen zij in staat zijn de arme te ondersteunen in zijn eigen empoweren. Dit nieuwe inzicht wordt door De Link vzw mee naar buiten gebracht op alle mogelijke vormings- en sensibiliseringsmomenten.
De maatschappelijke erkenning dat sociale uitsluiting een structureel gegeven is en dat de actieve participatie van armen noodzakelijk is voor de armoedebestrijding, brengt ons tot twee noodzakelijke voorwaarden. Empoweren van mensen in armoede Tine Van Regenmortel brengt de empowermentgedachte opnieuw in het armoededebat. Dit ideeëngoed gaat uit van het geloof Socia-cahier nr. 3
mei 2005
[ 57 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
1.2 Historiek en politiek draagvlak van de methodiek De eerste ervaringsdeskundigen In ’88 werd vzw De Cirkel opgericht. De Cirkel was een vereniging uit het Antwerpse waar armen het woord nemen. Hier werd er voor het eerst expliciet voor gekozen om de armen als collega in te schakelen in de armoedebestrijding. In ’93 opteerde Kind en Gezin er als eerste grote organisatie binnen het welzijnswerk voor om het werken met ervaringsdeskundigen als methodiek te integreren binnen het begeleidingswerk met de gezinnen.
Het politieke draagvlak Voormalig coördinerend Minister armoede Leo Peeters Vanuit dit voormalige kabinet werd een ruimere overleggroep bijeengebracht en zijn gesprekken gevoerd met bevoorrechte getuigen in allerlei levensdomeinen waar armen mee te maken hebben. Doel hiervan was het kader van het werken met ervaringsdeskundigen, de functieomschrijving die ervaringsdeskundigen op bepaalde werkdomeinen zal moeten uitoefenen, uit te tekenen. In deze ruime stuurgroep zaten werkers uit alle sectoren waar armen mee te maken hebben, beleidsactoren en onderwijsdeskundigen. In een kleinere werkgroep werd tegelijkertijd de opleiding geconcipieerd en het totale maatschappelijke project van De Link ontworpen. Ondersteuning vanuit het beleid: een unaniem parlement (februari 1998) In de motie van aanbeveling van het Vlaams Parlement8 (februari ‘98) in het themadebat over armoede en sociale uitsluiting schaarden alle politieke partijen zich unaniem achter een decretale regeling voor een opleiding en de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in alle levensdomeinen waar armen mee te maken hebben. Federale en Vlaamse regeringsverklaringen van juli 19999 In deze regeringsverklaringen werden 4 belangrijke prioriteiten naar voor geschoven met betrekking tot het inschakelen van armen. Deze liggen volledig in de lijn van de filosofie van De Link: • de nood aan actieve participatie van armen; • de nood aan ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding; • het belang van onderwijsinitiatieven over de netten heen;
[ 58 ]
Socia-cahier nr. 3
•
de nood aan opleidingsinitiatieven die leiden tot tewerkstelling van mensen die leven in armoede- en uitsluitingsituaties. Bovendien is de motie van aanbeveling van het Vlaams Parlement van februari ’98, waarnaar hierboven al verwezen is, volledig opgenomen in de Vlaamse regeringsverklaring van juli ’99. Wereldtop over armoede en sociale cohesie van 2000 in Genève: “Kopenhagen + 5” Op deze wereldtop werd een onderzoeksrapport van de Verenigde Naties gepresenteerd met betrekking tot de evolutie van de armoedesituatie in de wereld, vijf jaar na de top in Kopenhagen10. Uit dit rapport blijkt dat de armoede in de wereld nog steeds verergert, behalve daar waar armen actief betrokken worden in de armoedebestrijding. Nationaal actieplan Sociale insluiting (NAPincl) (2001)11 In het NAPincl heeft de federale regering gesteld dat OCMW’s in de gelegenheid gesteld worden om ervaringsdeskundigen te betrekken. Vlaams decreet Armoedebestrijding (2003)12 Dit decreet werd op 21 maart 2003 goedgekeurd door het Vlaams Parlement en op 10 oktober 2003 werden in de Vlaamse regering de uitvoeringsbesluiten gestemd13. In dit decreet wordt de ‘opgeleide ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’ een decretaal bestaande functie. Tevens wordt voorzien dat deze ervaringsdeskundigen zullen worden tewerkgesteld in alle sectoren waar armen mee te maken krijgen. Daarnaast voorziet het decreet in de financiering van de coördinatie van vzw De Link.
2
WIE ZIJN ZE?
Wie zijn ze, wie zijn ze, je zult ze wel kennen, zijn het mensen zoals wij, zoals hij, zoals ik, zoals jij? 14 Voor de opleiding ‘Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting’ worden mensen geselecteerd die van jongsaf aan te maken kregen met de hierboven reeds genoemde ‘vijf kloven’. Uiteraard gaat het hier over een bepaalde armoededefiniëring. Deze definiëring wordt in de Krachtlijnen van Vzw De Link als volgt uitgewerkt15: Voor de definiëring van het begrip ‘armoede’ bouwt vzw De Link verder op deze die door vzw De Cirkel ontwikkeld en neergeschre-
mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
ven werd in het boek “Uit het huis, uit het hart?”16. Het begrip armoede is uiteraard ruimer dan de financiële armoede. Armoede wordt gezien als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt op meerdere gebieden van het leven van de armen. Tussen het leven van de arme en dat van de niet-arme bestaat er een ‘missing link’ die bestaat uit vijf grote kloven die op elkaar inspelen en elkaar versterken. Aan de basis van deze kloven ligt de structurele en participatiekloof veroorzaakt door allerlei maatschappelijke uitsluitingsmechanismen. Daaruit voortvloeiend en elkaar voortdurend beïnvloedend zijn er de gevoelskloof, de kennis- en vaardigheidskloof en de krachtenkloof. Deze omschrijving vloeit voort uit het onderzoek dat De Link vzw ontwikkelde samen met de ervaringsdeskundigen en andere vaste medewerkers.
Het recht op gezondheid: veel meer dan de gemiddelde burger hebben ze serieuze gezondheidsproblemen (kanker, long- en hartaandoeningen, rugklachten …). Gemiddeld sterven mensen uit de diepe armoede zeven tot acht jaar vroeger dan Jan Modaal. Het recht op maatschappelijke dienstverlening: ze hebben veelal verplicht contact met duizend en één dienstverlener, zonder het gevoel geholpen te zijn. Het recht op recht: meer dan de gemiddelde burger komen ze in aanraking met het gerecht en bovendien worden ze vlugger en zwaarder veroordeeld. Hun kinderen worden vlugger gevat door de jeugdrechtbank. Het recht op tewerkstelling: ze leven meestal van een leefloon of zijn langdurig afhankelijk van een ander vervangingsinkomen. Omdat ze geen diploma hebben en wegens hun uiterlijk worden ze dikwijls niet aangenomen voor jobs waarvoor ze geschikt zijn.
De structurele en participatiekloof
Bovendien zijn reglementeringen afgestemd op een modaal gezin waartoe armen niet behoren. Dit maakt dat ze veel minder of moeilijker dan anderen beroep kunnen doen op een aantal algemene rechten zoals studiebeurzen, kinderbijslag, woonpremies, belastingsvermindering …
De structurele kloof is de meest onderzochte, de meest zichtbare en meest gekende van alle kloven die de niet-armen scheidt van de armen. De participatiekloof is een gevolg van de uitsluiting van mensen op alle levensdomeinen en op alle niveaus. In essentie gaat deze kloof over het feit dat aan mensen de greep ontnomen wordt over hun eigen leven en over de maatschappelijke besluitvorming. Het gaat erover dat niet-armen in de meeste contacten met armen de problemen vanuit hun eigen dominante cultuur bekijken en herdefiniëren, van daaruit ook de oplossingen invullen en de evaluaties uit handen nemen. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat armen verhinderd worden om te participeren aan de samenleving maar dat hen ook in hun eigen leven de kans ontnomen wordt om hun verantwoordelijkheid te kunnen en mogen opnemen. Het plaatst de armen in een afhankelijkheidspositie en aan de onderkant van elke sociale relatie. De structurele kloof gaat over het feit dat deze mensen verstoken blijven van alle basisrechten. Het recht op onderwijs: ze hebben niet alleen een slechte schoolcarrière maar komen vaak ten onrechte in het bijzonder onderwijs terecht. Het recht op huisvesting: ze wonen vaak in ongezonde, te kleine en te dure huizen van privé-eigenaars en huisjesmelkers. Ze verhuizen vaak van krot naar krot op de vlucht voor deurwaarders. Socia-cahier nr. 3
De gevoelskloof De structurele uitsluiting heeft twee belangrijke gevolgen naar het gevoel van armen, enerzijds geeft dit een enorme drang om ‘erbij’ te horen zoals elk menselijk wezen anderzijds laat dit een zware gekwetste binnenkant na. Het is een existentieel verlangen van de mens om erbij te horen. Door onze samenlevingsstructuren sluiten we de armen uit. Dit heeft als gevolg dat wij bij deze mensen een versterkt verlangen installeren om er toch bij te horen. Om dit te realiseren zien we dat armen dat wat ze kennen (zie kenniskloof) van de middenklasser gaan overnemen, namelijk de uiterlijk waarneembare zaken: een dure auto, een GSM, een duur trouwkleed ... Onze maatschappelijke reactie op dat gedrag die wij door onze uitsluitingsmechanismen uitlokken, is er dan één van schuldtoewijzing: het is je eigen schuld dat je in de problemen zit. Een reactie die op zijn beurt opnieuw een uitgesloten gevoel teweegbrengt! Een tweede element van deze gevoelskloof bestaat uit de enorm gekwetste binnenkant van deze mensen.
mei 2005
[ 59 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
Kansarme mensen gaan vaak gebukt onder een innerlijke pijn en een onbevredigd basisverlangen, die het gevolg zijn van het feit dat - vaak al van in de vroege jeugd - de band met het natuurlijke milieu is doorgeknipt. Het maakt dat armen een verleden met zich meesleuren van zoveel onverwerkt verdriet dat het hun functioneren belemmert. Ze weten zich niet aanvaard en leven in schaamte, met schuldgevoelens, gevoelens van vernedering. Ze leiden een leven vanuit een zeer sterk minderwaardigheidsgevoel. Dit gevoel niemand te zijn wordt gans hun jeugd gevoed in talloze contacten op school, in de buurt, door voorzieningen … Het feit dat de arme zoveel heeft meegemaakt, dat hij met te veel pijn rondloopt, maakt dat hij of zij niet adequaat weet te reageren op dingen die zich aandienen. Ze leiden een leven in chaos omdat ze geen greep krijgen op hun leven. De autonomie wordt hen ontnomen door een buitenwereld die reageert met duizend en één interventies, waartoe de arme zich steeds weer te verhouden heeft. Daardoor komt alles wat van buitenaf komt als bedreigend over of is bedreigend. Hierdoor zijn armen heel wantrouwig.
De kenniskloof Armen hebben verbijsterend weinig kennis van de maatschappij en haar instituties. Hoewel het lijkt dat kansarmen zeer goed hun weg kennen in de wereld van de hulpverlening, hebben ze vaak weinig weet van hoe de samenleving functioneert. Ze weten dikwijls niet hoe ze in regel moeten blijven met kinderbijslag, mutualiteit, werkloosheidsvergoeding, studiebeurs ... Maar deze kenniskloof reikt nog veel verder. Eigenlijk weten armen niets van de leefwereld van de modale burgers, zelfs niets van de voor ons evidente zaken! De hardnekkigheid van deze kloof schuilt in het feit dat beide partijen, de arme en de niet-arme van elkaar, niet weten dat ze het niet weten. De middenklasser weet niet dat de arme deze kennis niet bezit en geeft als gevolg daarvan geen informatie of houdt hem geen spiegels voor. De arme stelt geen vragen omdat hij niet weet dat hij deze kennis niet heeft. Daardoor kan hij zijn kennis niet vergroten. Wanneer hij voelt dat er iets schort dan gaat hij te rade bij lotgenoten, zijn familie of andere mensen in armoede die op hun beurt deze kennis niet bezitten.
[ 60 ]
Socia-cahier nr. 3
De vaardigheidskloof Het leven in armoede kenmerkt zich tevens door een gebrek aan die vaardigheden die nodig zijn om zich in de samenleving te kunnen handhaven op een manier die aanvaard wordt door de heersende cultuur. Dit tekort aan vaardigheden uit zich in meer praktische zaken als huishouden, gezinsadministratie of geldbeheer ... Maar het uit zich ook op emotioneel en pedagogisch vlak: communicatie, relatie, opvoeding van de kinderen ... Er zijn twee belangrijke oorzaken waardoor armen deze vaardigheden moeten missen. Vaardigheden worden aangeleerd van bij de geboorte binnen de existentiële band die er is tussen ouders en kinderen. Kinderen leren vaardigheden door het volbrengen van opdrachten die ze krijgen van hun ouders en het blijven herhalen van deze opdrachten. Het vervullen van deze opdrachten gebeurt niet vanuit de wens om die vaardigheden aan te leren, maar wel vanuit het verlangen graag gezien te worden door hun ouders. (zie ook de theorieen van Nagy17 en Ghesquière18) Dit is de motor die schuilgaat achter het aanleren van alle noodzakelijke vaardigheden die nodig zijn om zich later ‘aanvaard’ te kunnen gedragen en zich ‘maatschappelijk’ te kunnen handhaven. Daar waar gedurende de jeugd deze existentiele band ontbrak door plaatsing in instellingen of pleeggezinnen, zijn de dingen die aangeleerd werden niet verworven waardoor ze zich niet konden ontwikkelen tot vaardigheden. Armen zijn de mensen bij uitstek die geconfronteerd worden en werden met plaatsingen gedurende hun jeugd. Dit is dan ook een fundamentele reden waardoor armen een heel aantal vaardigheden missen die op latere leeftijd heel moeilijk bij te benen zijn. Een ander belangrijke oorzaak voor het ontbreken van deze vaardigheden schuilt in het ontbreken van voorbeelden. Daar waar in generatiearme gezinnen de ouders deze vaardigheden niet hebben, zullen ze dit niet aan hun kinderen kunnen aanleren met alle gevolgen van dien voor de volgende generatie. Het is hierbij belangrijk oog te blijven hebben voor de vaardigheden die mensen in armoede wel ontwikkeld hebben, maar die wij vanuit de maatschappij te weinig kennen en waarderen. Naast het ontbreken van deze vaardigheden speelt eveneens mee dat het aanleren ervan op latere leeftijd bemoeilijkt wordt door verschillende elementen. Ten eerste heeft een mens om te kunnen leren mentale en emotionele ruimte nodig. Bij armen wordt dit bemoeilijkt omdat de pijn uit mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
het verleden als het ware te dicht op hun vel plakt zodat ze onmogelijk zaken kunnen oppakken. Ze zitten met een onbevredigd basisverlangen dat alles blokkeert en hen verhindert om nieuwe informatie op te pikken. Een tweede element is er één van leertheoretische aard. Het blijkt in de praktijk moeilijk om nieuwe verworven kennis om te zetten in gedrag. Hierin spelen twee hinderpalen. Enerzijds is het niet eenvoudig om verworven gedrag af te leren en anderzijds vergt het meerdere leerstappen om van weten tot inzicht te komen, om van inzicht over te gaan op het kunnen toepassen en om het kunnen toepassen om te zetten in een gewoonte of vaardigheid. Bovendien verwacht de maatschappij van een volwassene dat hij al deze handelingen vlot kan uitoefenen. Zelfs al zou de samenleving weten waarom armen deze vaardigheden niet bezitten, dan nog zal ze hen als volwassenen moeilijk de noodzakelijke tijd geven om te experimenteren, om aldus de verloren schade bij te benen.
De krachtenkloof Een jeugd in armoede en uitsluiting resulteert ook in een aantal positieve elementen. Opmerkelijk is de ongelooflijke motivatie en draagkracht die arme mensen hebben om hun eigen situatie en die van hun kinderen te verbeteren. In tegenstelling tot de armen heeft de niet-arme meerdere projecten in zijn leven: werk, partner, kinderen, vrienden, hobby’s ... Armen hebben echter maar één fundamenteel project namelijk perspectief creëren voor henzelf, maar vooral voor hun kinderen. Daar waar bij de niet-arme individualisme meestal op de voorgrond staat, zien we bij armen veelal een grotere solidariteit en strijdbaarheid. Niet alleen vanuit hun intens verlangen belangrijk te willen zijn voor anderen maar vooral vanuit de herkenning van het onrecht willen ze andere mensen in de miserie steeds helpen ook al zitten ze zelf tot over hun oren in de problemen. Daarnaast willen ze armoede de wereld uit. Dit is niet alleen de motivatie van alle kandidaat-cursisten willen beginnen die aan de opleiding tot ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting maar ook de motivatie van de armen die meewerken in verenigingen waar armen het woord nemen. Een andere kracht van de arme is het feit dat hij in onmogelijke en chaotische omstandigheden het hoofd boven water kan houden. Dit in tegenstelling tot de doorsnee burger die nood heeft aan een voldoende georganiseerd, ge-
Socia-cahier nr. 3
structureerd en overzichtelijk geheel om te kunnen leven. Daar waar de middenklasser zich soms kenmerkt door een verdoezelend taalgebruik, zien we bij veel armen een meer open en directe communicatie. Eenmaal mensen in armoede gelijkwaardigheid ervaren hebben, zullen ze niet-armen confronteren als ze het gevoel hebben dat ze betutteld worden. Dit hangt samen met het feit dat ze steeds aan de onderkant van de sociale relatie geplaatst werden. Zij weten beter dan wie hoe betutteling een respectvolle en gelijkwaardige verhouding in de weg staat en hoe een echte confrontatie kans schept tot groei. Armen zijn radars van gevoelens. Ze hebben veel gevoel voor humor en zijn mensen met een ruim kunstzinnig vermogen.
Tot slot Het spreekt voor zich dat niet al deze kenmerken in even sterke mate aanwezig zijn bij alle armen. Bovendien zijn niet alle opgesomde eigenschappen even zichtbaar. Wat wij wel merken is dat hoe meer de armen zich kunnen bevrijden van het juk van hun gekwetste binnenkant, hoe meer deze krachten zich kunnen openbaren en versterken. Concreet gebeurt de selectie van cursisten voor de opleiding d.m.v. een intakegesprek. Vzw De Link heeft tientallen geïnteresseerde kandidaten op wachtlijsten. Deze mensen melden zich spontaan aan of worden doorverwezen door hulpverleners of verenigingen waar armen het woord nemen. De kandidaat-cursisten die zichzelf aanmelden horen over de opleiding via kennissen, vinden informatie op de VDAB-website, of komen naar de provinciale infodagen. Als er in een bepaalde provincie een nieuwe opleidingsgroep start, wordt er ongeveer een half jaar op voorhand een informatievergadering georganiseerd over de opleiding. Hierop worden allerlei provinciale armoedeactoren uitgenodigd: hulpverlenende organisaties, verenigingen waar armen het woord nemen, beleidsverantwoordelijken … Enkele maanden voor de start van een nieuwe opleidingsgroep in een bepaalde regio worden alle wachtlijstkandidaten uit de betreffende provincie uitgenodigd voor een intakegesprek. Vooraf vullen ze een vragenlijst in, die al indicaties geeft over hun armoede-ervaring, en over de mate waarin de vijf beschreven kloven bij hen herkenbaar zijn. Om de drempel laag te houden voor mensen met schrijfproblemen gaat het vnl. over vragen waar het antwoord enkel dient aangekruist te worden. Bijv.: Hebt mei 2005
[ 61 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
u al contact gehad met het OCMW, een deurwaarder, de jeugdrechtbank, de psychiatrie …? Bent u zelf als kind ooit voor kortere of langere periodes geplaatst geweest in een of meerdere instellingen of pleeggezinnen? De vragenlijst is een leidraad voor het intakegesprek. In het gesprek dat een half uur tot drie kwartier duurt, peilt een medewerkertandem naar de armoede-ervaring en de motivatie van de kandidaat. Mensen met onvoldoende armoede-ervaring worden doorverwezen naar andere opleidingen. Ook mensen met acute verslavings- of psychiatrische problemen worden niet toegelaten. Na alle intakegesprekken wordt de cursistengroep samengesteld. Hierbij spelen nog enkele factoren een rol, o.a. de verhouding mannen-vrouwen in een groep, een spreiding van leeftijden, geen familieverwanten in dezelfde groep … Meest vernieuwend in het armoede-concept dat Vzw De Link hanteert, is m.i. de grote nadruk die gelegd wordt op de gevoelskloof, de ‘gekwetste binnenkant’ van de doelgroep. Hoe oorzaak-gevolgrelaties tussen deze gevoelskloof en de kennis- en vaardigheidskloof juist in mekaar zitten, is binnen Vzw De Link permanent stof tot discussie, onderzoek en verfijning van de kennis hierover.
3
DE OPLEIDING
Tot hiertoe studeerden er vijf groepen ervaringsdeskundigen af, twee groepen op 1 februari 2003 en drie groepen op 30 juni 2004, een 45-tal mensen in totaal. Al deze mensen volgden de opleiding binnen de structuur van de opleiding Jeugd- en Gehandicaptenzorg omdat er bij de start van de eerste groepen door een opleidingsstop in het Volwassenenonderwijs geen mogelijkheid bestond om een aparte opleiding aan te bieden. Enerzijds bood de JGZ-opleiding de mogelijkheid om te experimenteren en expertise te ontwikkelen, anderzijds werd meer en meer duidelijk dat de eindtermen van deze opleiding gedeeltelijk onaangepast waren aan de doelen en eindtermen van het beroepsprofiel ‘Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’. Vanaf september 2003 startte Vzw De Link, in samenwerking met verschillende Centra voor Volwassenenonderwijs, een nieuwe, eigen opleiding. Deze deeltijdse opleiding duurt vier jaar, momenteel zit 1 cursistengroep in het tweede jaar, en 2 groepen zitten in het eerste jaar.
[ 62 ]
Socia-cahier nr. 3
Doorheen de vier jaar zijn de cursisten gemiddeld twee tot drie dagen in de week bezig met de opleiding. “Algemeen streeft de opleiding een evenwicht na tussen persoonsontwikkeling, het opbouwen van kennis in functie van het uitoefenen van de job van ervaringsdeskundige en het in de vingers krijgen van de praktijk van ervaringsdeskundige in het werkveld.”19 Doorheen de gloednieuwe opleiding lopen verschillende rode draden: 1.
Bij de ontwikkeling van het concept “opgeleide ervaringsdeskundigen” door een onderzoeksgroep van het HIVA 20 onderscheiden de onderzoekers vier stappen in het groeiproces van ervaring naar deskundigheid: het delen van de eigen ervaring (‘het verhaal’), het stellen van de eigen ervaring (‘het verhaal als illustratie’), het toetsen aan de eigen ervaring (‘het verhaal als toetssteen’), het tolken van de armoederealiteit (‘het verhaal als schakel’).
De opbouw van de opleiding wil dit groeiproces mogelijk maken. De vakken en de gesuperviseerde beroepspraktijk bieden kansen tot ‘verwerking’ en ‘verruiming’ van de armoedeervaringen. “De cursisten krijgen de mogelijkheid om hun individuele geschiedenis, hun inzichten over hun verleden, de moeilijkheden waarmee ze geconfronteerd werden en de oplossingsstrategieën die ze hebben trachten te ontwikkelen, te spiegelen en te toetsen aan andere armoede-ervaringen en aan een breder maatschappelijk kader.”21 ‘Verwerking’ staat sterk centraal in het eerste jaar door de inlassing van het vak ‘Levensverhalen’. In dit vak vertellen de cursisten relevante stukken van hun levensverhaal aan mekaar. Daardoor worden pijnlijke ervaringen bespreekbaar, soms voor het eerst in hun leven. Tegelijkertijd wordt een eerste ‘verruimings’stapje gezet, doordat mensen ondervinden dat hun ervaringen weliswaar uniek zijn, maar toch herkenbaar en kenmerkend zijn voor een algemenere armoedeproblematiek. Persoonsontwikkeling en attitude krijgen een sterke nadruk in het eerste jaar, maar “de uitdrukkelijke aandacht voor de verdere persoonsontwikkeling van de cursist is een rode draad doorheen alle jaren van de opleiding”22. Verder in de opleiding krijgen zij o.m. de vakken Psychologische en Pedagogische processen en vraagstukken, Taal en Expressie, Exmei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
pressieve agogische vaardigheden. Ook deze vakken bouwen allerlei kansen in tot verwerking, enerzijds door ruimte te maken voor zelfexpressie en opbouwen van zelfwaardegevoel, anderzijds door theoretische kapstokken aan te bieden die een kader scheppen om het persoonlijk levensverhaal beter te begrijpen: hechtingstheorieën, systeemtheoretische en contextuele inzichten. ‘Verruiming’ van de persoonlijke armoede-ervaring gebeurt door veel aandacht te besteden aan communicatieve vaardigheden, en door vakken die de structurele aspecten van armoede belichten: maatschappijleer, recht, ethiek en deontologie. Er wordt veel belang gehecht aan het leren in groep, aan groepsen individuele supervisie en aan het trainen van specifieke beroepsgerichte communicatieve vaardigheden: vragen stellen, tolken, spiegelen, confronteren … 2.
Gebaseerd op de contextuele theorie wordt doorheen de ‘verwerking’ en ‘verruiming’ gewerkt aan ontschuldigingsprocessen: ontschuldiging van zichzelf, van de ouders, van hulpverleners en maatschappelijke instanties … Hiervoor is o.m. nodig dat de cursisten ook de gezichts- en standpunten van de niet-arme leren kennen, aangezien de onbekendheid hiermee zeer groot is.
3.
In de opleiding werden, al doende, specifieke methodieken ontwikkeld: De belangrijkste is de vaste ‘tandem’begeleiding vier jaar lang van een opgeleide ervaringsdeskundige en een procesbegeleider met een andere opleiding en achtergrond (iemand met een menswetenschappendiploma: maatschappelijk assistent, opvoeder, pedagoog …). Ook de andere docenten staan in duo voor de klas met de ervaringsdeskundige-procesbegeleider. De tandem procesbegeleiders volgen de individuele en groepsprocessen op, bieden een rolmodel aan de cursisten aan en zorgen ook in de opleidingssituatie voor de overbrugging van allerlei communicatie- en betekeniskloven. Er wordt consequent ervaringsgericht geleerd; elke theorie en inhoud wordt getoetst aan de ervaringen van de cursisten. Dit vergt een zeer kwetsbare opstelling van docenten en procesbegeleiders en een continue ‘open zoekende houding’. Er gaat veel aandacht naar individuele en groepsprocessen. Hier wordt dikwijls gebalanceerd tussen het geven van ondersteuning èn het niet uit de weg gaan van confrontatie. Het postu-
Overzicht organisatie opleiding ‘Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’ Opleidingsonderdelen
Aantal uren
Leerjaar 1 Levensverhalen Basisvaardigheden communicatie Taal en Expressie
240 80 120
Leerjaar 2 Pedagogische processen en vraagstukken Psychologische processen en vraagstukken Maatschappijleer en armoede Rechtsvraagstukken Communicatieve vaardigheden en training Expressieve agogische vaardigheden Specifieke vaardigheden Gesuperviseerde beroepspraktijk
60 60 60 60 80 40 160 80
Leerjaar 3 Psychologische en pedagogische processen en vraagstukken Expressieve agogische vaardigheden Specifieke vaardigheden Gesuperviseerde beroepspraktijk
80 40 160 320
Leerjaar 4 Ethiek en levensbeschouwing Expressieve agogische vaardigheden Specifieke vaardigheden Integratie-eindwerkbegeleiding Gesuperviseerde beroepspraktijk
40 40 160 40 400
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
Totaal per schooljaar
440
600
600
680
[ 63 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
-
-
-
4
laat ‘storingen hebben voorrang’ (ontwikkeld door dr. Ruth C. Cohn) wordt consequent toegepast. Er wordt een expliciete keuze gemaakt voor enkele samenwerkingsprojecten en –activiteiten met andere beroepsgroepen, juist om de cursisten de gelegenheid te bieden die vreemde andere wereld van ‘dé middenklasse’ te leren kennen, en hierin op zoek te gaan naar gelijkenis en verschil. Naarmate de opleiding vordert, wordt het aantal vakken beperkter om meer ruimte te laten voor stage. Er wordt gekozen voor een stage gedurende het hele schooljaar, gedurende ongeveer twee dagen per week. Het is de bedoeling meer en meer te werken met rollenspelen en allerlei trainingssituaties, geënt op concrete stagesituaties. Praktijk en integratie krijgen een klemtoon in het derde en vierde jaar van de opleiding. De inhouden en methodiek worden permanent geëvalueerd en bijgestuurd. Het is de bedoeling definitieve syllabi en didactische wenken te ontwikkelen voor elk opleidingsonderdeel nadat dit driemaal ’proefgedraaid’ heeft.
DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN HET WERKVELD
Al in 1999 verkende het HIVA de meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigen bij een organisatie die al enkele jaren met ervaringsdeskundigen werkte: Kind en Gezin. Daarnaast gebeurde er een bevraging van een vijftal organisaties die al een- of meermalig beroep deden op ervaringsdeskundigen. De hiernavolgende bevindingen werden gerapporteerd in Ervaringsdeskundigen in de armoede. Meerwaarde en methodiekontwikkeling.23 Het ging hier in alle gevallen over ervaringsdeskundigen die hun job ‘al doende’ geleerd hebben, en voor wat de werknemers van Kind en Gezin betreft met een interne deeltijdse opleiding van ongeveer 10 maanden. Kind en Gezin situeert de meerwaarde op vijf verschillende functies van ervaringsdeskundigen: - de tolkfunctie: ervaringsdeskundigen verduidelijken enerzijds de leefwereld van kansarme gezinnen naar professionele hulpverleners toe, anderzijds vertalen ze ook de verwachtingen van de maatschappij naar de kansarme gezinnen toe; [ 64 ]
Socia-cahier nr. 3
-
-
-
-
de ondersteuningsfunctie: door samen met het gezin op weg te gaan en naast het gezin te staan, ondersteunt de ervaringsdeskundige de pogingen van het gezin om de kansarmoedesituatie te ontgroeien en ‘ontschuldigt’ zij het gezin; de modelfunctie: door haar optreden vervult ze een modelfunctie zowel voor de kansarmen als voor de hulpverleners; de brugfunctie: door op te treden als brugfiguur kan de ervaringsdeskundige vermijden dat het hulpverleningsproces vastloopt; de signaalfunctie: doordat de ervaringsdeskundige het gezinsfunctioneren en het hulpverleningsproces kan observeren, kan zij knelpunten signaleren bij de verschillende betrokkenen (hulpverleners, het gezin zelf, derden).
De sociaal verpleegkundigen die in tandem werken met de ervaringsdeskundigen formuleren concrete voorbeelden van deze functies: - De houding van de gezinnen t.o.v. Kind en Gezin is door de inschakeling van ervaringsdeskundigen gewijzigd. Ondanks de negatieve ‘erfenis’ van Kind en Gezin als ‘dienst die kinderen plaatst’ groeit bij de gezinnen het vertrouwen in en de motivatie voor het aanbod van Kind en Gezin. - De ervaringsdeskundigen leren andere hulpverleners anders communiceren. Hulpverleners zijn vaak bang om de gezinnen te kwetsen, daarom houden ze hun boodschappen dikwijls vaag en worden ze niet goed begrepen door de gezinnen. Ervaringsdeskundigen wijzen er ook op dat moeilijke thema’s en directe confrontaties wel kunnen, wanneer de hulpverlener vertrekt vanuit een respectvolle houding. - De sociaal verpleegkundigen ondervinden zelf ook steun van de ervaringsdeskundigen. Vaak stellen zij zich immers heel wat vragen bij hun werk en de ervaringsdeskundigen kunnen hen bevestigen in hun zoeken naar een goede hulpverlening. De andere bevraagde organisaties halen als meerwaarde aan: - ervaringsdeskundigen doen opgeleide deskundigen (maatschappelijk assistenten, leerkrachten, opvoeders …) nadenken over hun manier van werken en over de vanzelfsprekendheden van waaruit ze vertrekken; - ervaringsdeskundigen vinden gemakkelijker aansluiting bij kansarmen, en hebben meer feeling voor bepaalde situaties en problemen; - ervaringsdeskundigen ‘vertalen’ de wereld mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
van de kansarmen naar de hulpverleners en helpen de kansarmen meer zicht en greep te krijgen op de verwachtingen van de maatschappij. Inmiddels zijn er 44 mensen afgestudeerd die gedurende 3,5 jaar de opleiding volgden. De grote meerderheid daarvan is aan het werk als ervaringsdeskundige. Ongeveer de helft van deze groep studeerde af op 1 februari 2003 en is inmiddels dus al ongeveer twee jaar aan het werk. Hun tewerkstellingssectoren: Kind en Gezin, Opbouwwerk, VDAB, CAW’s, Overheid (federaal, stad, OCMW), Vlaams Netwerk, Onderwijs, Vzw De Link. De eerste stage-ervaringen toonden al aan dat het werkveld én de opleiding nood hadden aan een beroepsprofiel van dit gloednieuwe beroep. Het HIVA werkte dit uit, in opdracht van de toenmalige minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, mevrouw Adelheid Byttebier. Zij hanteerden hiervoor dezelfde procedure die voor andere beroepsprofielen uitgewerkt werd en waarin o.m. rondetafelgesprekken (conferenties), bevragingen van allerlei actoren en een vergelijking met soortgelijke beroepen in binnen- en buitenland gebeuren.24 In dit beroepsprofiel is ook sprake van vijf functies, grotendeels parallel met de functies die Kind en Gezin formuleert: de tolkfunctie (verduidelijken van de leefwereld), de brugfunctie (bemiddelen), de ondersteuningsfunctie, de kritische of signaalfunctie en ten slotte, anders dan bij Kind en Gezin: het drempelverlagend werken. Naargelang de werksector en het takenpakket kunnen de ervaringsdeskundigen op verschillende manieren worden ingezet: als vaste tandempartner van een hulpverlener, opvoeder, verpleegkundige, (verder ‘opgeleide deskundigen’ genoemd) … of ingeschakeld in een team van mensen, of vanuit een externe organisatie als tijdelijke adviesverlener of ondersteuner. Een tandem is een vast duoverband van een ervaringsdeskundige en een opgeleide deskundige, maar deze formule kan op verschillende manieren worden ingevuld: een vaste één-op-één relatie tussen één ervaringsdeskundige en één opgeleide deskundige; één ervaringsdeskundige die afwisselend met verschillende mensen in duo samenwerkt … Soms is de tandemformule de vaste basis; anderen werken alleen in tandem voor bepaalde opdrachten enz. Binnen de tandem zijn beide partners gelijkwaardig: ze hebben elk hun deskundigheid, die de basis vormt voor hun complementariteit. Dit betekent ook dat de ene partner niet verantwoordelijk gesteld kan
Socia-cahier nr. 3
worden voor de interventies of het gedrag van de andere partner. N.a.v. de studiedagen over dit beroepsprofiel in het voorjaar 2004 gebeurden er evaluaties met verschillende tewerkgestelde ervaringsdeskundigen, met hun tandempartners, collega’s en/of teamleden en met leidinggevenden in de organisaties waar ze werken. Deze evaluaties leverden enkele belangrijke bevindingen op: - de inzet van ervaringsdeskundigen levert geen onmiddellijke ‘winst’ op, er is een ernstige investering vereist van de tewerkstellende organisaties; - er is voorbereiding en zorgzaamheid tijdens de tewerkstelling nodig op alle niveaus en voor alle betrokkenen: de ervaringsdeskundige, zijn tandempartner, het team, de bredere organisatie; - ervaringsdeskundigen zijn geen wondermiddelen, nl. noch middelen, noch wondermensen, maar hun inzet veroorzaakt wel een zeer duidelijke meerwaarde; - deze meerwaarde situeert zich vnl. op vier vlakken: • persoonlijke meerwaarde voor de ervaringsdeskundige zelf. Op de persoonlijke groei- en veranderingsprocessen bij de tewerkgestelde ervaringsdeskundigen ga ik in dit artikel niet verder in. Momenteel verricht Vzw De Link daar onderzoek naar bij al zijn afgestudeerden. Uit de eerste gesprekken worden ook hier de bevindingen van Kind en Gezin en van ander onderzoekswerk alvast bevestigd: de job als ervaringsdeskundige biedt een zeer reële kans voor de betrokkenen om de vicieuze armoedecirkel te doorbreken. • de kwaliteit van het contact met de clienten of de doelgroep verbetert ernstig. Er worden meer mensen bereikt, er groeit een groter vertrouwen, de relatie wordt evenwaardiger, de hulpverlening heeft meer effect. • ondersteuning van de professionele werkers: de samenwerking met de ervaringsdeskundige, aanvankelijk soms confronterend, werkt ondersteunend voor de professionele werkers: zij krijgen meer feedback op hun optreden, hun doelstellingen worden beter bereikt en hun houdingen en methodes worden effectiever. • herbronning, verfijning, bijsturing of zelfs een ommezwaai in de visie, missie en methodieken van de organisatie.25 Op de provinciale studiedagen werden praktijkvoorbeelden uit verschillende tewerkstel-
mei 2005
[ 65 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
lingssituaties (Kind en Gezin, VDAB, opbouwwerk …) uitgebreid toegelicht. Ik neem hier enkele voorbeelden over uit drie werksettings.26
Kind en Gezin Wat reeds in 1999 vastgesteld werd, wordt bevestigd en verfijnd. “De opgedane ervaringen met ervaringsdeskundigen hebben Kind en Gezin ervan overtuigd dat het werken met ervaringsdeskundigen een meerwaarde biedt, zowel voor de clienten als voor de instelling zelf. Cliënten voelen zich niet enkel beter, maar ook anders begrepen, dit wil zeggen meer emotioneel en gevoelsmatig. Cliënten voelen zich ook beter ondersteund, wat onder meer zichtbaar is in het feit dat ze minder afhaken en de hulpverlening dus langer blijft lopen. Het samenwerken met ervaringsdeskundigen levert de dienst meer doorleefde kennis over armoede op en een vernieuwde en verruimde visie op deze problematiek. Kwalitatief gezien krijgt de dienstverlening een meer ontschuldigend karakter en wordt meer doordrongen van het gedachtegoed inzake empowerment. Daarenboven verhoogt de effectiviteit van de dienstverlening.”
Tastbare effecten in het opbouwwerk “- De doelgroep wordt beter bereikt. - De teamleden leren zich beter in te leven in de wereld van de armen. Een aantal vanzelfsprekendheden in kijk en aanpak wordt doorbroken. - Dit leidt overigens tot een groter gevoel van eigenwaarde bij de opbouwwerkers en tot een groter gevoel van zelfzekerheid in de omgang met de doelgroep, wat deze laatsten dan weer een groter gevoel van veiligheid geeft. - De opgeleide deskundigen gaan zich zelf ook meer concentreren op de thema’s van de armen. - De dienstverlening wordt beter.”
Meerwaarde voor de VDAB “De aanwezigheid en de werkzaamheden van de ervaringsdeskundige blijken een sensibiliserende rol te vervullen, in die zin dat consulenten alert gehouden worden voor het feit dat er onder de werkzoekenden mensen zijn, die met heel wat problemen worstelen waarvoor men oog moet hebben. Indien zich een dergelijke situatie voordoet, zijn ervaringsdeskundigen heel waardevol in het brengen van een goed inzicht in de problematiek. Zij slagen er ook in de perspectieven van de werkzoekende te vertolken naar de consulent. Vanuit een goede kennis van en inzicht in de situatie zijn ze in staat waardevolle adviezen te verstrekken aan de consulent. … [ 66 ]
Socia-cahier nr. 3
De ervaringsdeskundige neemt naar de cliënt toe een belangrijke ondersteunende en adviserende functie op. Zo nodig kan hij de werkzoekende mogelijke wegen aantonen met het oog op het vinden van een oplossing voor problemen waarvoor hij zich geplaatst ziet. …” Tenslotte drie sprekende citaten uit de tekst van de studiedagen over het beroepsprofiel over resp. de meerwaarde voor het contact met de doelgroep, en de meerwaarde voor de professionele werkers: “We merken hoe ongelooflijk snel de ervaringsdeskundige het vertrouwen krijgt van de cliënten. Ze gaan vlot en spontaan met elkaar om en vinden elkaar op een wijze die voor ons vreemd is. De kloof, waarvan we wisten dat ze er was, wordt zichtbaar en soms is dit ontgoochelend voor ons. Want soms voelen we ons zeer betrokken bij een cliënt en hebben we het gevoel dat we hem goed aanvoelen, maar als we de ervaringsdeskundige dan bezig zien, merken we dat dit toch nog van een heel andere orde is.” “We merken dat de ervaringsdeskundige ons op veel zaken bevraagt: op ons handelen, op onze bedoelingen ermee, op de regels die we hanteren, op zaken die voor ons vanzelfsprekend zijn, enzovoort. Dit voelt soms niet zo gemakkelijk aan, maar er valt wel mee te werken, omdat het op een respectvolle manier aangebracht wordt. De ervaringsdeskundige reikt ons een andere manier van denken aan en een andere manier van kijken naar de cliënt, die we kunnen toevoegen aan onze huidige wijze van werken. Eigenlijk kunnen we stellen dat we elkaar wederzijds aanvullen, zonder dat er een strijd moet geleverd worden over wie gelijk heeft of het dichtst bij de waarheid zit.” “We merken soms dat het heel wat moeite kost om elkaar te verstaan, omdat een hulpverlener en een ervaringsdeskundige een andere taal spreken en vanuit een ander perspectief vertrekken. Nu we ons daarvan bewust zijn, maken we ons soms de bedenking dat onze cliënten ons wellicht ook geregeld heel slecht moeten verstaan. Maar wellicht willen ze niet onbeleefd zijn en knikken ze daarom, en geven ons het gevoel dat ze alles begrepen hebben. Dan denken we concreet vooral aan die gesprekken, waarvan wij het gevoel hadden dat het een goed gesprek was, maar waarmee de cliënt achteraf weinig deed. En in sommige gevallen hebben we in het verleden daaruit geconcludeerd dat het wellicht slechte wil betrof.”
mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
5 SPIEGELTJE, SPIEGELTJE De inzet van ervaringsdeskundigen, een uitdaging voor hulpverleners Uit de citaten hierboven blijkt al dat de samenwerking van een opgeleide deskundige, bijv. een maatschappelijk assistent, met een ervaringsdeskundige de eerste zeker niet onberoerd laat. Op meerdere vlakken komt de professionele werker onontkoombaar voor de spiegel te staan: - hij wordt geconfronteerd met zijn eigen functioneren, zijn eigen normen en vanzelfsprekendheden; - hij wordt geconfronteerd met zijn idealen, zijn keuzes, zijn goede bedoelingen en zijn motivatie; - hij wordt geconfronteerd met eigen verdriet en eigen pijn. Dit is geen gemakkelijk proces, vandaar dat in de aanbevelingen van Vzw De Link en van het HIVA om de inzet van een ervaringsdeskundige succesvol te laten zijn, steeds als allerbelangrijkste voorwaarde opgenomen wordt: een open, zoekende houding bij alle medewerkers van de organisatie waarin de ervaringsdeskundige zijn plaats moet vinden. “Waar openheid, dialoog en een open communicatie bestaan, kunnen oplossingen gevonden worden.” Vandaar ook dat in punt 1 van deze tekst al aandacht besteed werd aan het ‘empoweren van de niet-arme’: slechts als hulpverleners
bereid zijn om een eerlijke zoektocht aan te gaan samen met de ervaringsdeskundige en daarbij de bovengenoemde confrontaties niet schuwen, is er een grote reële kans dat ze de samenwerking als bevrijdend en verrijkend ervaren, en hun professioneel handelen in alle terreinen van de armoedebestrijding als meer succesvol ervaren. En verder wordt gesteld: “In functie van een vlotte samenwerking zullen andere opleidingen in de toekomst dus zeker aandacht moeten gaan besteden aan vaardigheden in het samenwerken met ervaringsdeskundigen. Er zal ook aandacht moeten gaan naar de redenen waarom ervaringsdeskundigen noodzakelijk zijn.” Dit is een bijdrage hiertoe, en tot slot wil ik u volgende tekst niet onthouden. De tekst is het resultaat van voorbereidende gesprekken voor een studiedag over professionalisering van collega Wim Malfliet met een groep laatstejaarscursisten ‘Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting’ die 3,5 jaar onderdak genoten in de Opleiding Sociaal werk van de Arteveldehogeschool. De tekst is een warme wens voor professionele maatschappelijk assistenten zoals armen ze graag zouden ontmoeten.
Professionaliteit van hulpverleners … omschreven door cursisten-ervaringsdeskundigen van Vzw De Link – april 2004 Een professionele hulpverlener is eenvoudig, menselijk, vriendelijk en gaat in alle eerlijkheid om met cliënten. Goede hulpverleners zeggen in ons gezicht wat ze vinden en geven geen advies achter onze rug … om dan te zeggen dat het hun beslissing niet is … Een professionele hulpverlener moet goed kunnen omgaan met mensen, moet goed kunnen luisteren en mag niet vertrekken vanuit kwetsende of onjuiste vooroordelen. Goede hulpverleners willen écht kennis maken met ons, met ons leven, met onze geschonden binnenkant, met onze geschiedenis. Professionals doen niet te vlug alsof ze ons wel begrijpen, maar luisteren zolang het nodig is. Ze staan open voor onze unieke en soms pijnlijke verhalen. De professional is écht geïnteresseerd in hetgeen we meemaken en ook voor het gevoel achter de feiten. Goede professionals vertrekken dus niet te veel vanuit hun eigen gedacht. Deskundige hulpverleners schenken ons aandacht, en niet enkel wanneer het héél slecht gaat met ons. Professionele hulpverleners zijn zich goed bewust van het feit dat hun opvoeding, hun manier van denken en leven niet dé manier is. Ze voelen zich niet beter dan ons en dat tonen ze via honderd en een kleine dingen.
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
[ 67 ]
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
Een professional vindt ons geen ‘lastige cliënt’ omdat we het moeilijk hebben met regels waar we niets mee zijn, maar durft zich afvragen of de regels wel zinnig en menselijk zijn. Professionals aanvaarden en juichen toe dat we een eigen mening hebben, begrijpen ook dat we eens heel kwaad zijn en verpletteren ons niet met hun macht. Een deskundige hulpverlener bestraft armen niet (financieel) omdat ze elkaar helpen, omdat ze solidair zijn met elkaar. Ze luisteren wél hoe we proberen met elkaars steun het hoofd boven water te houden. Ze zien dit als een kracht. De hulpverlener verlangt niet dat arme cliënten zich steeds moeten bewijzen. Professionals behandelen ons met waardigheid. Als hulpverleners ons klein en afhankelijk maken, kunnen we niet meer groeien. Professionals aanvaarden dat we fouten maken, dat het ons soms niet lukt en kunnen toegeven dat ze ook wel eens fouten maken. Deskundige hulpverleners weten dat je met armen niet te veel over geld praat … want dat hebben ze net niet of toch te weinig. Professionele hulpverleners proberen ervoor te zorgen dat opvang in residenties goedkoper wordt, want anders blijven armen arm. Een deskundige hulpverlener benadert cliënten als volwaardige mensen, niet als een nummer, niet koudweg of op een ongevoelige of onpersoonlijke wijze. Niet strikt volgens het boekje maar op basis van wat wij nodig hebben. Goede hulpverleners zorgen ervoor dat cliënten in vertrouwen hun verhaal kunnen doen, met veel zorg voor onze privacy! Als hulpverleners allerlei zaken in team bespreken dan willen we weten waarom en dan moeten ze ons verhaal correct overbrengen (niet enkel de feiten, maar de ganse context). Goede professionelen geven er de voorkeur aan met cliënten te praten, samen met hen bezig te zijn, boven het vele vergaderen, de teams, verslagen maken … Professionals zorgen ervoor dat ze hun administratie vereenvoudigen zodat ze met de mensen zelf kunnen bezig zijn. Een professional moet met zijn hart en zijn gevoel werken, maar moet ons niet betuttelen. Geen ‘ocharme’! Een deskundige hulpverlener moet letten op zijn eigen gevoelens en zich bewust zijn van zijn eigen bril die hem beïnvloedt in het nemen van beslissingen. Een professional weet dat de oplossingen voor problemen in de mensen zelf liggen. De professioneel staat naast de mensen, met een lach en vooral met veel respect! Het is niet professioneel om je mening op te leggen of op te dringen t.a.v. cliënten. Een professionele kracht maakt tijd voor mensen. Soms hebben hulpverleners (veel) te weinig tijd en moeten ze veel en vlug werken. Het is professioneel als hulpverleners ons dat vertellen i.p.v. te doen alsof ze luisteren. We zien wel dat sommige hulpverleners heel hard moeten werken. Goede hulpverleners hechten veel belang aan onze kinderen en zoeken hoe de kinderen van armen zelf meer kansen kunnen krijgen. Professionelen helpen ons om samen aan het beleid duidelijk te maken dat armoede geen eigenschap is van mensen, maar wel een onrecht in onze samenleving.
[ 68 ]
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
OVER DE MEERWAARDE VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN DE ARMOEDE
Eindnoten Krachtlijnen Vzw De Link – maart 2004. Krachtlijnen Vzw De Link – maart 2004, blz. 3-6. 3 Regeerakkoord 9 maart 1992. Brussel, Federale regering, 1992. 4 Algemeen verslag over de armoede. Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1994. 5 VAN REGENMORTEL, T., Empowerment en Maatzorg: een krachtgerichte psychologische kijk op armoede. Leuven/Leusden, Acco, 2002. 6 VRANKEN, J., DE BOYSER, K. en DIERCKX, D., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2003. Leuven/Leusden, Acco, 2003. 7 FREIRE, P., Pedagogie van de onderdrukten. Baarn, Anthos, 1972. 8 Maatschappelijke beleidsnota Armoede en sociale uitsluiting. Motie van aanbeveling tot besluit van het op 19 februari 1998 in plenaire vergadering gehouden themadebat over armoede en sociale uitsluiting. Brussel, Vlaamse regering, 1998. 9 De brug naar de eenentwintigste eeuw – Regeringsverklaring en regeerakkoord – 28 juli 1999. Brussel, Federale regering, 1999. Een nieuw project voor Vlaanderen. Het Vlaams Regeerakkoord. Brussel, Vlaamse regering, 13 juli 1999. 10 UNDP, Overcoming human poverty. Poverty report 2000. Oxford University Press / United Nations Development Programme, 2000. 11 Nationaal actieplan sociale insluiting NAPincl – Integrale versie – juni 2001. Brussel, Federaal Ministerie van Sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu, 2001. 12 DECREET van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, Belgisch Staatsblad, 11 juli, 2003. 13 Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding. Brussel, Vlaamse regering, 2003. 14 Naar een liedje van Zjef Vanuytsel 15 Krachtlijnen Vzw De Link – maart 2004, blz. 8-10. 16 Uit het huis, uit het hart? Berchem, vzw De Cirkel, 1996. 17 ONDERWAATER, A., De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen. Over de denkbeelden van Ivan Boszormenyi-Nagy en Helm Stierlin. Lisse, Swets & Zeitlinger, 1986. 18 GHESQUIERE, P., Multiproblemgezinnen. Leuven/Apeldoorn, Garant, 1993. 19 VZW DE LINK, Opleiding en Tewerkstelling van Ervaringsdeskundigen in Armoede en Sociale Uitsluiting. voorpublicatie december 2004, blz. 109. 20 VAN REGENMORTEL, T., DEMEYER, B. en VANDENBEMPT, K., Ervaringsdeskundigen in de armoede. Meerwaarde en methodiekontwikkeling. Leuven, KUL – HIVA, 1999, blz. 22. 21 VZW DE LINK, Opleiding en Tewerkstelling …, blz. 110. 22 Ibidem, blz. 109. 23 VAN REGENMORTEL, T., DEMEYER, B. en VANDENBEMPT, K., op.cit., blz. 86-141. 24 DEMEYER, B. en VANDENBEMPT, K., Beroepsprofiel. Ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting. Leuven, Hoger instituut voor de arbeid, 2003. 25 Een uitgebreide omschrijving van deze meerwaarde vindt u in de tekst: Ervaringsdeskundigen in het werkveld – waarden en knelpunten van Vzw DE LINK in de tekstmap van de provinciale studiedagen “Het beroep van ervaringsdeskundige in de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting”, maart 2004. 26 VZW DE LINK, Opleiding en Tewerkstelling …, blz. 366-383. 1 2
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
[ 69 ]