Speech Klaas Knot, PBM Pensioensymposium, 19 mei 2016
Allereerst wil ik de organisatie graag hartelijk bedanken voor de uitnodiging om hier te spreken. Het thema van vandaag - de toekomst van ons pensioenstelsel - is relevanter dan ooit en ik ben blij met de mogelijkheid om hier een bijdrage aan te leveren. Het zal u niet verbazen dat dit onderwerp ook sterk leeft binnen DNB. In essentie zijn wij van mening dat het een absolute noodzaak is om over te stappen naar een nieuw pensioenstelsel en afscheid te nemen van de huidige uitkeringsovereenkomst. Ik besef dat dit een majeure hervorming is die bij velen de nodige vragen oproept. Maar ik ben een optimistisch mens, ik hoop dat u vandaag de deur uit loopt met de overtuiging dat we niet langer moeten wachten met de hervorming van ons stelsel. Voordat ik hier verder op in ga: het is niet natuurlijk niet zo dat alles wat met zorg is opgebouwd direct over boord moet. Het huidige stelsel kent vele verworvenheden. In de eerste plaats mogen we trots op zijn dat wij er in Nederland voor hebben gekozen om een aanzienlijk deel van ons pensioen te sparen. De hoogte van onze totale pensioenuitkeringen hoort bij de wereldtop en zorgt ervoor dat we goed zijn voorbereid op de vergrijzingsgolf. Het heeft ook geleid tot een in internationale context zeer beperkte armoede onder ouderen in Nederland. Dat is in andere landen echt anders. Daarnaast kent ons pensioenstelsel een enorme reikwijdte. Meer dan 90 procent van de werknemers is aangesloten bij een pensioenfonds. In andere landen is dat een stuk minder. Tot slot vindt de uitvoering van het pensioen plaats tegen acceptabele kosten, zeker bij pensioenfondsen met een relatief grote schaal. De flinke pensioenbesparingen dragen echter ook bij aan de bijzondere vermogenspositie van Nederlandse huishoudens. Nederlanders sparen veel, maar hebben ook veel schulden. Of anders gezegd: ze hebben lange balansen. Tijdens de crisis bleek dat de lange balansen huishoudens kwetsbaar maken. Financiële schokken leiden tot sterke vermogenseffecten, die weer doorwerken in de consumptie. Dat maakt de economie volatieler. De hoge schulden gaan weliswaar samen met grote vermogens, maar deze vermogens zitten vast in stenen en pensioenfondsen. Schuld kan hierdoor vaak niet worden weggestreept tegen vermogen. Een voorbeeld van deze kwetsbaarheid is de recente crisis op de woningmarkt. Door dalende prijzen zagen huishoudens hun vermogens afnemen en kwamen veel
1
huishoudens zelfs onder water te staan. In reactie hierop gingen huishoudens minder uitgeven. Dit heeft de economische neergang versterkt. Een ander voorbeeld is voor u wat dichter bij huis. De dalende rente leidde tijdens de economische neergang tot premieverhogingen om de pensioenambitie in beeld te houden. Ook langs deze weg werd de economische neergang versterkt. Hoewel het Nederlandse pensioenstelsel grote verworvenheden kent, zijn er dus ook problemen. En niet alleen op het macro-economische vlak. Tegenover de forse pensioenbesparingen staan teveel toegekende rechten om de gesuggereerde zekerheid waar te kunnen maken. Bij deze lage dekkingsgraad komt een aantal fundamentele zwakheden van het pensioenstelsel naar voren. Ik wil er drie benoemen. Ten eerste leidt het ongedeelde pensioenvermogen tot een beleggingsspagaat. Fondsen moeten tegelijkertijd zekerheid bieden aan ouderen en voldoende risico nemen om jongeren uitzicht te geven op een koopkrachtbestendig pensioen. Dat gaat - als de buffers zijn uitgeput - niet samen. Eenvoudig valt te zien dat in groene fondsen ouderen dan te veel risico’s dragen en andersom in grijze fondsen jongeren te weinig, met een lager verwacht pensioen als gevolg. Dat kan beter. Een tweede zwakheid die door de lage dekkingsgraden naar voren komt, is de ondoorzichtige verdeling van het pensioenvermogen. Binnen de grote pot van het pensioenvermogen is er sprake van ondoorzichtige en soms ook moeilijk uitlegbare herverdeling. Juist in tijden waarin het tegenzit, laait de discussie op over wie waar recht op heeft. Jongeren hebben het gevoel dat de ouderen de rekening naar hen willen doorschuiven. Ouderen hebben het gevoel dat aan hen gedane beloftes niet worden nagekomen, doordat jongeren niet langer solidair willen zijn. Voor beide gevoelens zijn overigens argumenten te noemen. Ik kan daarom voor beide tot op zekere hoogte ook enig begrip opbrengen. Maar de interactie tussen beide tast wel het draagvlak voor het pensioenstelsel aan. De derde zwakheid die ik wil benoemen is de verwachtingenkloof. Het toekennen van loongerelateerde pensioenrechten, leidt onder deelnemers tot de verwachting van een zekere en koopkrachtbestendige uitkering. In veel gevallen bovendien een uitkering van 70 procent van het laatst verdiende loon. Dat laatste toont zich een zeer hardnekkig misverstand. Bij de huidige lage dekkingsgraden is deze verwachting natuurlijk niet realistisch. Het premie-instrument is bot, dus indexatiekorting is het belangrijkste stuurmechanisme. De te hoog gespannen verwachtingen leiden tot teleurstelling en komen het vertrouwen in het stelsel niet ten goede.
2
Vanuit het macro-economische perspectief wil ik daar nog aan toevoegen dat het huidige stelsel onvoldoende ruimte biedt voor maatwerk in de pensioenopbouw. Enerzijds zijn er huishoudens die te veel sparen. Zij sparen voor een pensioen waarmee zij hun levenstandaard op peil kunnen houden én lossen hun hypotheek volledig af. Anderzijds zijn er huishoudens die te weinig sparen. Met name onder de groeiende groep zelfstandigen en flexwerkers. Beide gevallen leiden tot welvaartsverlies. De problemen van ons pensioenstelsel vragen om een structurele oplossing in de vorm van een nieuw pensioencontract. En hier moeten we niet mee wachten. De lage dekkingsgraden brengen de problemen sterk naar voren en drijven de discussie over de verdeling van de pensioenpot op de spits. De rekening vooruit schuiven is geen optie: daarmee vervalt voor toekomstige generaties de aantrekkelijkheid om toe treden. Natuurlijk zal een nieuw pensioencontract de tekorten die al zijn ontstaan niet wegnemen. Daar moeten we realistisch over zijn. Maar een nieuw pensioencontract kan wel het vertrouwen in het pensioenstelsel weer vergroten. Vertrouwen bij oudere deelnemers die helemaal niet bloot willen staan aan risico’s die zij niet willen en kunnen dragen. Vertrouwen bij jongeren dat er ook voor hen een pensioen overblijft. Vertrouwen bij alle deelnemers dat winsten en verliezen op een transparante en eerlijke manier worden verdeeld. Ook voor pensioenbestuurders is het nu tijd om in actie te komen. Om zich voor te bereiden op de veranderingen. Hiervoor hoeft u niet te wachten tot de keuze voor een nieuw pensioencontract definitief is gemaakt. U kunt bijvoorbeeld in kaart brengen wat de risicovoorkeuren van uw deelnemers zijn. U afvragen wat voor soort contract recht kan doen aan de verschillende voorkeuren onder uw deelnemers. En natuurlijk nadenken over hoe een transitie naar een nieuw contract er voor uw fonds uit zou kunnen zien. Hoe moet zo’n nieuw pensioencontract eruit zien? Wat is nodig om het vertrouwen in de houdbaarheid van ons pensioenstelsel weer te versterken voor de lange termijn? Ik ga u geen blauwdruk van een nieuw stelsel geven. De SER komt met een langverwacht rapport over de mogelijkheden voor een toekomstbestendig stelsel. Dat advies wacht ik graag af. Maar gezien de zwakheden in het huidige stelsel die ik zojuist identificeerde, zie ik wel een aantal randvoorwaarden waaraan een nieuw pensioencontract in ieder geval zal moeten voldoen.
3
DNB heeft hier in de Nationale Pensioendialoog ook al aandacht voor gevraagd. Zo zal een nieuw contract volstrekte helderheid moeten geven over wie welke aanspraak heeft op het pensioenvermogen in een fonds. In combinatie met evenwichtige, transparante risicodeling kan dit er voor zorgen dat discussies over de verdeling van het pensioenvermogen tot het verleden gaan behoren. Door deelnemers duidelijkheid te bieden over hoeveel vermogen zij opbouwen voor hun pensioen, ontstaan realistische verwachtingen over zowel het te verwachten pensioen als de risico’s die daarbij horen. De doorsneesystematiek past daar niet bij. Ik ben blij met het voornemen van het kabinet om dit af te schaffen. Afscheid van de doorsneesystematiek vergemakkelijkt maatwerk in de pensioenopbouw, zonder dat dit tot herverdeling leidt. Bijvoorbeeld door de pensioenopbouw meer inkomensafhankelijk te maken. Bovendien past een actuarieel correcte systematiek beter bij de huidige arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waar verschuivingen tussen sectoren steeds vaker voorkomen. Waar steeds meer werkgevers een DC-regeling aanbieden. En waar het werknemerschap vaker wordt afgewisseld met zelfstandigheid. Een laatste element dat naar mijn idee nodig is in het nieuwe pensioencontract, is maatwerk in de vorm van een leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid. Leeftijdsafhankelijk beleggen maakt een einde aan de beleggingsspagaat. Jongeren kunnen meer risico dragen dan ouderen, en zo profiteren van het extra rendement dat dit oplevert. Naarmate een deelnemer ouder is, worden de risico’s langzaam afgebouwd, zodat geen grote tegenslagen meer worden geïncasseerd voor ouderen. Als ik het kort samenvat, is een houdbaar contract dus in ieder geval een contract met een actuarieel correcte opbouw en premie. Met duidelijke aanspraken, een leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid en transparante en evenwichtige risicodeling. Volgens mij moeten we streven naar een snelle overgang naar zo’n nieuw contract. Alleen zo kunnen we deelnemers het vertrouwen geven dat de risico’s die zij lopen passen bij hun situatie en dat toekomstige winsten en verliezen op een transparante en eerlijke manier worden verdeeld. Dit vraagt er ook om dat eventuele bestaande tekorten tijdens de transitie eerlijk verdeeld worden. Natuurlijk doet verliezen verdelen pijn. We moeten dus goed nadenken over een zorgvuldige transitie. Het SER rapport geeft hiervoor de aftrap. Maar we kunnen niet het risico nemen dat de tekorten verder oplopen. Dit zal het vertrouwen verder ondermijnen. En een transitie naar een nieuw stelsel steeds verder bemoeilijken. Misschien denkt u dat mijn haast overdreven is. Dat alles wel weer goed zal komen doordat de rente weer zal gaan stijgen.
4
Ik wil u waarschuwen om daar niet op te gaan zitten wachten. De lage rente is in eerste instantie een reflectie van de macro-economische omstandigheden. Natuurlijk speelt ook het monetaire beleid hierbij een rol. Maar er zitten vooral structurele factoren achter de lage rente. De lange rente daalt al enkele decennia. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een daling van de evenwichtsrente. Dat is de rente waarbij vraag en aanbod van kapitaal in evenwicht zijn, terwijl de economie in een situatie van volledige werkgelegenheid en prijsstabiliteit is. Niet echt iets wat we kunnen aflezen in de markt dus. Maar we weten wel dat de evenwichtsrente samenhangt met de ontwikkelingen in besparingen en investeringen. De wereldwijde besparingen zijn de afgelopen decennia structureel toegenomen. Dit hangt onder andere samen met de mondiale vergrijzing. De gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking neemt toe. Dit gaat samen met meer besparingen voor de oude dag. Daarnaast zijn er voorzorgbesparingen van opkomende landen met forse overschotten op hun lopende rekening. Tegelijkertijd zijn de investeringen juist gedaald. Investeringsgoederen zijn over de loop van de tijd relatief goedkoper geworden ten opzichte van consumptiegoederen. Hierdoor zijn er minder investeringen nodig. En ook publieke investeringen zijn gedaald. Deels door bezuinigingen. Maar ook structureel, door verschuivingen in de economische structuur en privatiseringen. Ook als alle cyclische factoren zijn uitgewerkt, en het monetaire beleid dus weer terug is naar normaal zal de rente hierdoor waarschijnlijk structureel lager zijn dan voorheen. En ja, vanwege de lage inflatieverwachtingen is het monetaire beleid op dit moment gericht op het stimuleren van de economie, en daarmee de inflatie. Hiervoor moet de rente ook nog eens een keer onder de evenwichtsrente worden gebracht. En dat is wat de ECB in feite doet. Ik kom tot een afronding. Hoewel het huidige stelsel ons veel geeft gebracht, moeten we onder ogen zien dat het enkele structurele weeffouten kent die geadresseerd moeten worden. Hopen op een hogere rente lost die niet op. Laten we dus niet wachten, maar stevig doorwerken aan de hervorming van ons pensioenstelsel. Gezamenlijk. Voor een goede verdeling van risico’s en rendementen. Voor een soepele transitie. En hopelijk voor een zorgeloze oude dag voor al uw deelnemers.
5