jaargang 12 • november 2012 • nummer 4
inhOud De transitie
Het proces
De voordeur
Drang en dwang
Speciale doelgroepen
De praktijk
THEMA DE TRANSITIE: Jeugdzorg naar de gemeente
2 3 4 5 6 8
Sneller, beter en goedkoper
De jeugdzorg gaat de komende twee jaar ingrijpend op de schop met als uiteindelijk doel dat jongeren sneller, beter en goedkoper worden geholpen. ‘Transitie’ heet dit in het bestuurlijk jargon. Gaat dat ook lukken?
Krijgen de jongeren in 2015 snellere en betere hulp? Werkt de jeugdzorg dan goedkoper? Dat onderzoekt ‘Jong aan de Amstel’ in dit extra themanummer.
De Transitie die op stapel staat, bestaat uit drie onderdelen: - het overhevelen van de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg van de provincie of de stadsregio naar de gemeente. Achterliggende gedachte hierbij is dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor het jeugdbeleid en dat hiermee de regie voor al het jeugdbeleid in één hand komt; - een nieuwe opbouw van de jeugdzorg, waarbij de lichte zorg terechtkomt in de Centra voor Jeugd en Gezin die vervolgens kan doorverwijzen naar de gespecialiseerde jeugdzorg. - een bezuiniging van 80 miljoen euro in 2015, oplopend naar 300 miljoen euro in 2017. Het idee is namelijk dat de jeugdzorg goedkoper wordt als ze efficiënter werkt. Twee jaar voordat de Transitie een feit moet zijn, is nog veel onduidelijk. Wat wordt de rol van de huidige instellingen? Hoe gaat de gemeente de financiering regelen? Dreigen jongeren die speciale – en dus dure – zorg nodig hebben tussen wal en schip te vallen? ‘Jong aan de Amstel’ maakte een rondgang langs bestuurders en keek hoe er hier en daar voorzichtig wordt gewerkt volgens het nieuwe systeem.
Doo r : Ma rt i n G e r r it s e n
Lodewijk Asscher
‘Simpel, snel en zonder bureaucratie’
“O
p wijkniveaus komen teams voor hulp aan jongeren”, zo ziet Asscher de ideale vorm van jeugdzorg. “Die teams zitten fysiek bij bijvoorbeeld een consultatiebureau of school, zodat mensen er makkelijk terecht kunnen. In die teams zit een sociaal huisarts die kijkt wat de problemen zijn en wat er moet gebeuren. Dat is iemand van hbo- of hbo-plus niveau die de ruimte en vrijheid heeft om mensen te helpen. De eigen kracht van gezinnen is daarbij het uitgangspunt; de hulp is erop gericht dat mensen hun problemen zelf oplossen. Maar als dat nodig is, kan de sociaal huisarts doorverwijzen naar gespecialiseerde vormen van zorg, net zoals een gewone huisarts bij bijvoorbeeld een longontsteking kan doorverwijzen. Dat moet allemaal simpel en zonder bureaucratie gebeuren.” Zo ziet het er idealiter uit, maar hoe gaat het straks in praktijk? Asscher: “We hebben nu proeftuinen in de stad, waar we verschillende
werkwijzen testen. Vervolgens kijken we onder andere naar de tevredenheid, de zorgconsumptie, de kosten en de kosten die we daadwerkelijk aan zorg besteden. De beste elementen uit die proeftuinen willen we vanaf 2015 over de hele stad toepassen.”
niet iedereen enthousiast over, maar dat is wel de kant waar het naartoe gaat; laagdrempelige hulp
die uitgaat van de eigen kracht van de mensen. Lees verder op blz. 2
Kerntaken
“De rol van de huidige instellingen voor jeugdzorg is nog niet uitgekristalliseerd”, stelt Asscher. “Ik denk dat we gebruik maken van vaste aanbieders voor de kerntaken. Daaromheen komt een schil van aanvullende taken. Daarvoor komen ook andere instellingen in aanmerking. Hoe we dat straks aanpakken, weet ik nog niet, maar er komt in elk geval geen aanbestedingstraject waarbij we jaarlijks het geld verdelen.” Duidelijk is wel dat de huidige instellingen een andere rol krijgen. Asscher: “Het aanbod van de instellingen is niet meer bepalend. Zij moeten kijken welke vraag er is en vervolgens daarop een programma maken. Ze nemen hierop al een voorschot met de multifocale trajecten.” Dat is een op maat gemaakt zorgaanbod waarbij verschillende instellingen samenwerken. Asscher constateert dat de instellingen volop bezig zijn zich anders te organiseren. “Ik vind het positief dat ze meedoen met de proeftuinen of bijvoorbeeld de hulp naar de scholen brengen. Dat is precies hetgeen we met de transitie voorstaan; laagdrempelige hulp dicht bij huis. Aan de andere kant zie ik ook dat organisaties bezig zijn met het eigen voortbestaan en de werkgelegenheid van de medewerkers. Op die manier ben je straks niet klaar voor het nieuwe systeem, want het gaat straks echt anders. Zo heb ik nu 7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de Eigen Lodewijk Asscher: “Laagdrempelige hulp die uitgaat van de eigen kracht van de mensen. Dat is de kant Kracht Conferenties. Dat geld heb ik gehaald waar het naartoe gaat.” vanuit de residentiële behandelplaatsen. Daar is
1
Foto: M ir a n de Ph er na mbucq/H ol la ndse Ho og te
Nabijheid en snelheid. Dat zijn twee belangrijke kenmerken van de jeugdzorg na de transitie, meent Lodewijk Asscher. Vlak voor hij naar Den Haag vertrok sprak Jong aan de Amstel nog met hem in zijn hoedanigheid als wethouder Jeugdzaken van Amsterdam. Hij is al jaren de grote voorvechter van de overheveling van verantwoordelijkheid van de jeugdzorg van de provincie naar de gemeente. In zijn werkkamer schetst hij de contouren van de nieuwe jeugdzorg.
COLOFON
Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Maureen Veurman (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Annemarie Burgers (GGZ InGeest/Arkin), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Tom Pijpers (REC BovenAmstel), Paul Proost (Leger des Heils), Sylvia Roskam (HVO Querido), Daphne Wolthuis (Lijn 5), Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis), Hiske Dibbets (De Waag) Vaste medewerkers Tamara Franke, Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim Stevenhagen en Florence Tonk. Redactie-adres Jong aan de Amstel Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan. e-mail:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
Contactgegevens Altra
Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam 020 - 634 91 91 •
[email protected] • www.altra.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie IJsbaanpad 6, 1076 CV Amsterdam • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.bjaa.nl
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
HVO Querido
Wibautstraat 133 d, 1097 DN Amsterdam 020 - 561 90 90 •
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Jellinek Jeugd
2e Constantijn Huygensstraat 39,1054 CP Amsterdam 020 - 590 59 99 • www.jellinek.nl
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden 088 - 513 13 13 •
[email protected] • www.ln5.nl
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 136, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
PuntP Jeugd
Domselaerstraat 128, 1093 MB Amsterdam 020 - 590 85 60 • www.puntp.nl
REC BovenAmstel
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam • 020 - 555 83 33
[email protected] • www.recbovenamstel.nl
Spirit
Fred.Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl
De Waag - Amsterdam
Zeeburgerpad 12-b,1018 AJ Amsterdam 020 - 462 63 33 •
[email protected]
‘Simpel, snel en zonder bureaucratie’ vervolg van de voorpagina
Bezuiniging
als een stad met veel problemen.” Critici vrezen De transitie gaat gepaard met een bezuiniging dat door de bezuinigingen het geld vooral wordt op de jeugdzorg. Asscher denkt niet dat die besteed aan preventie en dat jongeren die dure, bezuiniging ten koste gaat van de kwaliteit. “Het gespecialiseerde vormen van jeugdzorg nodig huidige systeem prikkelt niet om het geld op hebben tussen wal en schip vallen. “Natuurlijk de juiste manier te besteden. We stoppen geld komt er geld voor preventie”, zegt Asscher. “Dat in programma’s en kijken niet naar de vraag. is een goedkope vorm van hulp. Bovendien Je ziet nu al dat we veel geld besparen doordat voorkom je er problemen mee, zodat jongeren we niet meer indiceren, maar verwijzen. Maar later niet gebruik hoeven te maken van duurdere je kunt natuurlijk niet eindeloos bezuinigen vormen van jeugdzorg. Natuurlijk zal er altijd en die kant dreigde het wel op te gaan. Het een groep jongeren blijven die – om het andere voorstel dat mensen met een IQ boven de 70 niet uiterste te noemen – hulp nodig hebben in een meer in aanmerking komen voor zorg, de eigen gesloten setting. De samenleving mag zich niet bijdrage voor de jeugdzorg, de bezuinigingen aan die verantwoordelijkheid onttrekken.” op het passend onderwijs; ze treffen allemaal Bovenregionaal dezelfde groep. Dat is teveel. Maar ik ben ervan Asscher stelt wel dat de gespecialiseerde overtuigd dat de jeugdzorg met minder geld jeugdzorg bovenregionaal moet worden toe kan. Voorwaarde daarvoor is wel dat er een georganiseerd. “Amsterdam is redelijk groot, fair verdelingsplan over het land komt, waarbij maar je kunt van een gemeente als Zeevang wordt gekeken naar de zorgvraag. Het moet niet verwachten dat ze het hele spectrum aan niet zo zijn dat een dorp in Drenthe zonder jeugdzorg bieden. We moeten daarom zoeken problemen relatief gezien net zo veel geld krijgt
naar regionale vormen van samenwerking. Dat geldt ook voor de jeugdzorg in het juridisch kader. De jeugdzorg waarbij de veiligheid in het geding is, verdient speciale aandacht, maar dat wil niet zeggen dat we alles bij het oude moeten laten. Ook bij jeugdzorg in het juridisch kader kunnen we meer gebruik maken van de eigen kracht. Verder kun je je afvragen of het zo efficiënt is dat de Raad van de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg nu allebei toetsen of een gezin onder toezicht gesteld moet worden. Hoe vaak komen ze nu tot een andere conclusie?” Hoe het dan precies georganiseerd moet worden, daar is Asscher nog niet uit. Maar hij heeft hoge verwachtingen van de manier waarop de jeugdzorg, de jeugd-ggz en de zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking straks samenwerken. “We verkennen wegen die nog nooit verkend zijn en kunnen nog veel van elkaar leren.”
Doo r : m a rt i n g e rrit sen
Norbert Krijnen, adjunct-directeur DMO
Harrie van Leeuwen en Mark Bent
‘Gebruik de expertise van de jeugdzorgorganisaties’ De gedachte achter de transitie onderschrijven Harrie van Leeuwen, bestuurder van de Bascule, en Mark Bent, bestuurder van Spirit. Zij menen ook dat een integraal aanbod de jeugdzorg effectiever en goedkoper maakt. Sterker nog, het is de achterliggende gedachte waarom Spirit en de Bascule dit jaar intensiever zijn gaan samenwerken. Wel hopen zij dat ‘veldpartijen’, zoals Spirit en de Bascule, actiever in het proces worden betrokken.
“D
e wens om de jeugdzorg te hervormen startte met een Amsterdamse casus”, vertelt Van Leeuwen. “Een Amsterdamse stadsnomade die zich tot de islam had bekeerd liet zijn kinderen al jaren niet meer naar school gaan. Ahmed Aboutaleb, de toenmalige wethouder, wilde ingrijpen, maar de kinderrechter besloot dat de kinderen niet uit huis geplaatst hoefden te worden. Aboutaleb was woest en vond dat hij meer invloed moest krijgen in de jeugdzorg.” “Daarvoor had je nog het rapport van Steven van Eijck”, vult Bent hem aan. “Hij was regeringscommissaris voor het jeugd- en jongerenbeleid. Van Eijck bracht in 2006 een rapport uit waarin hij sprak over de onmacht van de jeugdzorg. Dat lag volgens hem niet zozeer aan de hulpverleners, maar aan de manier waarop de jeugdzorg was georganiseerd. Van Eijck constateerde dat soms meer dan
‘Kom los van de institutionele belangen’ “Niemand bestrijdt het model dat we voorstaan”, zegt Krijnen, adjunct-directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) en namens de gemeente Amsterdam belast met de transitie. Jeugdzorgorganisaties beamen dat. Tegelijk zitten ze met de vraag wie na de transitie hulp mag bieden. Krijnen: “We kijken eerst welke hulp nodig is en pas dan kijken we bij wie we de hulp inkopen.”
S
neller, beter en goedkoper. Dat moet de jeugdzorg na de transitie zijn. Krijnen: “We constateren nu dat de hulpvraag niet tijdig genoeg wordt onderkend en dat de hulp niet snel genoeg wordt aangeboden. Dat moet dus anders. De uitdaging daarbij is om het ook nog eens goedkoper te doen in een tijd waarin de zorgconsumptie stijgt.”
betekent dat we flink aan het werk moeten,” beaamt Krijnen, “maar we zijn er op 1 januari 2015 klaar voor. We starten begin 2013 met een aantal proeftuinen om te oefenen met de nieuwe werkwijze. Vervolgens willen we in 2014 al deels gaan werken volgens de nieuwe manier. Dat betekent dat we als gemeente via de Stadsregio Amsterdam (die dan nog verantwoordelijk is voor de jeugdzorg – red.) specialistische zorg willen inkopen. We houden dan als gemeente zelf de regie over deze specialistische zorg.”
Geraamte
Het geraamte van het nieuwe stelsel in Amsterdam is duidelijk. Er komen ongeveer twintig regio’s waar generalisten – sociale huisartsen – de hulp inventariseren op plekken waar ouders en kinderen komen, zoals okc’s, kinderdagverblijven en scholen. De sociale huisarts biedt hulp of verwijst door. Zo nodig zal de sociale huisarts specialistische hulp of de jeugdbescherming inschakelen. Op dit moment wordt die specialistische hulp in de Stadsregio Amsterdam geboden door Altra, Spirit, de Bascule, Bureau Jeugdzorg en een tiental andere organisaties. Krijnen wil niet ingaan op de vraag welke rol deze organisaties na de transitie spelen. “Daar kijken we niet naar”, zegt hij. “Wij kijken welke specialistische hulp een wijkteam nodig heeft en vervolgens kijken we bij wie we die hulp gaan inkopen. Daarbij kijken we naar de kwaliteit van de hulp en de prijs die we daarvoor moeten betalen.” “Het liefst kopen we hulp in bij de huidige zorgaanbieders”, stelt Krijnen direct gerust. “We willen niet direct alles overhoop gooien, maar dat betekent wel dat de huidige instellingen over hun eigen grenzen heen moeten stappen. Ze moeten niet vast blijven zitten op het aanbod, maar ze moeten kijken welke hulp er nodig is. Vervolgens moeten ze zorgen voor een goede kwaliteit en een redelijke prijs. Als dat niet lukt, kijken we ook naar andere organisaties.”
De huidige zorgaanbieders spelen een rol in dat proces. Krijnen overlegt geregeld met hen. De adjunct-directeur van DMO herkent zich niet in de kritiek van de grote organisaties dat hij hun expertise niet erkent door ze gelijk te behandelen als kleine organisaties. “Als de expertise van die organisaties zo groot is, dan hoeven ze zich toch geen zorgen te maken?” Krijnen wil voorkomen dat gemeente en organisaties in een loopgravenoorlog terechtkomen. “Het is een lastig proces”, zegt hij. “Het vraagt dat we moeten loskomen van de institutionele belangen. Het gaat niet om organisaties, het gaat om de hulp. Geen van de instellingen bestrijdt de logica van de transitie. Dan moeten we toch ook samen de zorg op een nieuwe manier kunnen inrichten?”
meer aandacht voor eigen kracht en empowerment en minder residentiële voorzieningen. “We zijn al jaren bezig om meer te investeren in ambulante hulp en minder in residentiële voorzieningen. Maar er blijven altijd jongeren van wie het gedrag zo complex is dat ze residentiële opvang nodig hebben. Bied je hen geen passende opvang dan knallen ze eruit en gaan ze weer van voorziening naar voorziening. Dat willen we juist voorkomen.” Van Leeuwen valt zijn collega bij: “Als je tot zo’n radicale ingreep besluit, moet je eerst een impactanalyse maken. Natuurlijk kan het inzetten op eigen kracht op termijn leiden tot minder residentiële plaatsingen, maar zeker is dat niet. Je kunt die plaatsen dus niet sluiten op het moment dat je niet weet wat de effecten van de maatregel zijn. Je moet het wel in de goede volgorde doen.”
tien hulpverleners zich bezighielden met één gezin, waarbij onduidelijk was wie de regie had. Tegelijk ontdekte men de mpg-gezinnen (multiprobleemgezinnen – red.) en kwam de gemeente Amsterdam met de Operatie Frankenstein om de bureaucratie in de jeugdzorg aan te pakken. Kortom, het gevoel leefde dat de jeugdzorg vele manco’s kende en dat het allemaal veel beter kon.”
Radicaal
Van Leeuwen en Bent onderschrijven de conclusie dat de jeugdzorg manco’s kende en beter moest. Er is uiteindelijk gekozen voor een radicale stelselwijziging. Van Leeuwen: “De Tweede Kamerfracties waren unaniem van mening dat de jeugdzorg gedecentraliseerd moest worden. Van SP tot SGP. Daarmee was het probleem direct gedepolitiseerd. Dat was opmerkelijk, want de partijen hebben toch echt verschillende ideeën over bijvoorbeeld overheidsbemoeienis of het gezin als hoeksteen van de samenleving.”
Effectief
Spirit en de Bascule zijn grote instellingen en hebben veel te bieden. Ze willen graag meedenken over de manier waarop de transitie vorm moet krijgen, maar juist daar schort het aan, menen Bent en Van Leeuwen. Bent: “Je hebt in Nederland 415 gemeenten en allemaal zitten ze in een verschillende fase van de transitie. Sommige zijn zich nog aan het oriënteren, andere gaan een partnership aan met de instellingen en weer andere kiezen voor een dualistische benadering waarbij de gemeente dominant is. Wij pleiten ervoor om de transitie in partnership te laten plaatsvinden.” Van Leeuwen: “Wij zouden graag vanuit zo’n partnership een proeftuin opzetten. Het zou toch mooi zijn als we bijvoorbeeld in IJburg de zorgvraag in kaart kunnen brengen, aan de hand daarvan een top vijf van problemen vaststellen en vervolgens kijken op welke manier we een efficiënt en kosteneffectief aanbod kunnen organiseren. Dat zou een goede manier zijn om in de transitie te werken. Dan maak je gebruik van de expertise van de organisaties en kan je komen tot een evenwichtig stelsel dat breed wordt gedragen.”
Geforceerd
Mark Bent: “We moeten de transitie vormgeven op een manier dat er geen destructie plaatsvindt.”
Van Leeuwen en Bent benadrukken dat ze de uitgangspunten van de transitie onderschrijven. Ze vinden het uitstekend dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg naar de gemeente gaat en dat de zorgaanbieders niet langs elkaar moeten werken, maar tot een integraal aanbod moeten komen. “De veranderingsbereidheid onder de zorgaanbieders is groot”, stelt Bent. “We moeten alleen de transitie vormgeven op een manier dat er geen destructie plaatsvindt.” Zo maakt hij zich wel zorgen over de bezuinigingen van 6 miljoen op de residentiële voorzieningen, waardoor elf leefgroepen moesten sluiten. Worden deze bezuinigingen wel gecompenseerd door de opbrengst van de eigen kracht conferenties? Bent benadrukt dat hij ook hier de uitgangspunten van de gemeente onderschrijft:
Meer samenwerking
Spirit en de Bascule besloten begin dit jaar intensiever samen te werken, juist om tot een effectiever aanbod te komen. Veel cliënten van Spirit en de Bascule hebben zowel jeugdzorg
als psychiatrische zorg nodig. Door samen te werken hopen ze financiële en organisatorische grenzen te slechten. Bent: “Het gaat erom dat de cliënt hiervan profiteert. Door samen te werken kunnen we meer kinderen en jongeren behandelen, de overlap in het zorgaanbod en de onderlinge wachttijden kunnen we zo opheffen. De kinder- en jeugdpsychiatrie kan psychische belemmeringen wegnemen, die verhinderen dat kinderen en gezinnen optimaal profiteren van aanbod voor jeugd- en opvoedhulp. Jeugd- en opvoedhulp kan bijvoorbeeld de nazorg van psychiatrische interventies voor zijn rekening nemen en de geleerde gedragsveranderingen bevorderen. Op die manier wordt de jeugdzorg efficiënter en effectiever. Door de combinatie van expertise is het geen kwestie van maar proberen, maar juist van een doelgerichte aanpak met de juiste focus. In één keer raak.” “Die samenwerking is overigens geen reactie op de transitie”, vervolgt Bent, “maar een gevolg van de manier waarop wij al vijftien jaar samenwerken, denk aan zaken als de orthopsychiatrie en de Koppeling. Die samenwerking krijgt in de transitie nu een extra boost.”
2014 2015 2016 Nooit meer slapen Juf Claudia merkt dat de achtjarige Kaya vaak onuitgeslapen in de klas zit. Hij dommelt geregeld weg onder de les. In het tien-minutengesprek met de moeder stelt ze dit probleem aan de orde. De moeder beaamt het direct. “Ik weet het,” zegt ze, “maar hij luistert gewoon niet naar me. Als ik zeg dat hij naar bed moet, blijft hij gewoon op zijn kamer televisie kijken.” Claudia adviseert de moeder eens te praten met de sociale huisarts, die twee deuren verder zit. Ze kan er direct terecht. De sociale huisarts hoort het verhaal aan en adviseert duidelijke regels te stellen en die ook te handhaven. Dat kan door het goede gedrag te belonen. Elke avond dat Kaya op tijd naar bed gaat, krijgt hij een sticker. En bij tien stickers mag hij samen met zijn moeder naar de film. “Als de stickers geen effect hebben, komt u gewoon nog eens
Aan het werk
langs”, zegt de sociaal huisarts.
Er is dus nog veel onduidelijk, terwijl de transitie op 1 januari 2015 een feit moet zijn. “Dat
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
William Schrikker Groep
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam 020 - 740 00 00 •
[email protected] • www.wsg.nu
Harrie van Leeuwen: “Als je gebruik maakt van de expertise van de organisaties, kan je komen tot een evenwichtig stelsel dat breed wordt gedragen.”
2
3
F OTO : dr ea m sti m e
Overname van artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.
Lodewijk Asscher
FOTO : RH o lla n ds e H oo gte
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van veertien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, GGZ inGeest, HVO Querido, Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel, Spirit, De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend.
Door: martin ge rrits e n
Doo r : A n ja G e l d e r m a n s
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
De voordeur
Makelen en schakelen
Kokend water
THEMANUMMERS ‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 L icht verstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen oktober 2011 2011/ Seksueel misbruik december 2011 2012/1 Samenwerken met ouders maart 2012 2012/2 Passend onderwijs juni 2012 2012/3 Netwerkondersteuning oktober 2012 2012/4 Transitie november2012 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het e-mailadres van de redactie:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
op de arm en op de rug van de hand zitten. En dus niet in de palm van de hand. Hij meldt
Doo r : F l o r e n c e Ton k
Onderwijs na de transitie
‘Aansluiting met het onderwijs staat voorop’ Positief
Ondanks deze onzekerheid, blijven beide onderwijsexperts positief over de toekomst. Otto: “Er gebeurt al ontzettend veel op de scholen, maar het kan wel beter ondersteund worden. Stel je zit op vrijdagmiddag als school met een kind dat niet naar huis kan omdat het daar onveilig is. Je probeert de instanties te bellen, maar krijgt Onzekerheid alleen de voicemail. Het is misschien een wat Otto en Fafianie zien duidelijk voordelen, maar er gechargeerd voorbeeld, maar het komt voor. De leven ook onzekerheden. Otto: “Wat betekent het sociale huisarts kan hier een positieve bijdrage als de zorgadviesteams uit de school verdwijnen? aan leveren omdat deze vroegtijdig signaleert en Krijgen we voldoende uren beschikbaar voor de zorgt dat de hulp bijtijds wordt ingezet.” sociale huisarts en de zorgcoördinator? Daar “Ook Altra ziet vooral mogelijkheden”, zegt wordt nu niets over gezegd.” Onzekerheid is er Fafianie. “Amsterdam kijkt goed naar de ook bij Altra. De professionals van Altra gaan samenwerking tussen het onderwijs en de na de transitie zelfstandiger werken, op locatie gemeente. Hoe belangrijk is onderwijs voor de in de scholen. Fafianie vraagt zich af “wat er toekomst van kinderen en hoe kan de zorg hen gebeurd met de moederorganisaties in relatie tot daarbij ondersteunen? Asscher geeft gelukkig die basisteams jeugd.” Ook dat is niet duidelijk. hoge prioriteit aan goed onderwijs met de zorg Fafianie ziet in elk geval nog een belangrijke rol die hieraan verbonden is.” voor de instellingen. “Er zit heel veel kennis bij de moederorganisaties; opleidingen, evidencebased werk, Triple P, veiligheid ... Die kennis en voeding heeft de professional echt nodig om het “Er gebeurt al ontzettend veel op de scholen, maar het kan wel beter ondersteund worden.” vak goed te blijven uitoefenen.”
“D
e zorg wordt dichter bij het kind gebracht en de ‘sociale huisarts’ wordt als gezicht herkenbaar in de school. Dat is belangrijk”, stelt Otto over de transitie. “Altra brengt nu al haar hulp naar het onderwijs”, vertelt Fafianie: “Wij versterken de verbinding tussen onderwijs en jeugdzorg door bijvoorbeeld gezinsgesprekken op schoollocaties te voeren, of door cursussen Triple P op scholen aan te bieden. Bij ons staat die aansluiting met het onderwijs voorop. Een school is een hele natuurlijke plek voor kinderen en ouders.” “Altra past zich aan kind, school en gezin aan”, gaat Fafianie verder. Die ontwikkeling past binnen de plannen rond de transitie. Zo gaat Altra ook trainingen en coaching aanbieden aan docenten, bijvoorbeeld in het omgaan met lastig gedrag in de klas.
brand”, vertelt zijn moeder. De dienstdoende arts constateert echter dat de brandwonden
Geen spreekuur
Een belangrijk verschil met Zaanstad is dat het CJG geen eigen spreekuren heeft, maar werkt met een netwerk. Kardaun: “Onze partners Plus hebben allerlei spreekuren, daar hoeven we niets In de Haarlemmermeer is de gemeente de trekker aan toe te voegen. En inloopspreekuren werken van het Centrum Jeugd en Gezin. Henri Kardaun, hier niet.” procesmanager CJG: “Wij openden als eerste in Hoe werkt dat in praktijk? Als een gezin met ons nu ontwikkelen, waarbij we erop zijn gericht Nederland een Centrum voor Jeugd en Gezin en een vraag komt, proberen de medewerkers we willen in 2014 vier fysieke locaties hebben. van het CJG eerst om de vraag zo duidelijk zo snel mogelijk problemen te signaleren en Het consultatiebureau, de jeugdgezondheidszorg, mogelijk te krijgen. Vervolgens kijken zij samen zoveel mogelijk preventief te werken.” met het gezin hoe het gezin hier het beste aan Pas als dat nodig is volgt doorverwijzing naar de de maatschappelijke dienstverlening en het kan werken. Eigen Kracht is het uitgangspunt. jeugd- en opvoedhulp. Ter voorbereiding van de onderwijs moeten de basis daarvan vormen. Wij Kardaun: “Dat betekent dat we meer maatwerk decentralisatie van de jeugdzorg, startte Zaanstad gaan er vanuit dat opvoeden plaatsvindt in het gezin, op straat en op school.” gaan leveren en niet uitgaan van het bestaande verschillende pilots, zoals ‘Vinger aan de pols’ aanbod. Dat is een enorme omslag. Gelukkig zijn voor kwetsbare gezinnen en de ‘Teams Jong’, die Het CJG sloot in 2010 een samenwerkings overeenkomst met alle organisaties in de de onderlinge relaties heel goed, het CJG+ is een staan beschreven in het artikel over de pilots. Haarlemmermeer die zich met opvoeden en broedplaats van ideeën.” Heikele kwesties opgroeien bezighouden. Inmiddels hebben “Er zijn al belangrijke stappen gemaakt op weg De basisstructuur voor de jeugdzorg ligt er dus zich 34 organisaties verenigd binnen CJG+, het naar 2015”, zegt Kardaun. “Zo kunnen we als in Zaanstad. Gerritsen: “Maar er zijn nog genoeg expertisecentrum voor opgroeien en opvoeden. CJG direct doorverwijzen naar de jeugd- en heikele kwesties, zoals wie is verantwoordelijk Dat varieert van Bureau Halt tot MEE en Spirit. opvoedhulp, daar is geen indicatie meer voor als er iets fout gaat? Hoe richten we de Kardaun: “Het CJG+ heeft een informatie- en nodig. Maar er zijn nog wel vragen over de financiering straks in? Wat doen we met de adviesfunctie, coördineert de zorg en zorgt voor jeugdbescherming en de reclassering. Ook het gedwongen hulpverlening? Dat moet zich nog gespecialiseerde gezinsmanagers als een gezin financieringsvraagstuk is nog niet opgelost.”
Dicht bij kinderen en ouders werken. Waar kan dat nu beter dan in het onderwijs? Scholen spelen dan ook een cruciale rol in de transitie. Het is de plaats waar een sociaal huisarts kan komen te zitten, maar ook de plaats waar de jeugdzorg hulp kan aanbieden. Hoe zien de betrokken hun rol? Een gesprek met Frits Otto, projectleider van het Samenwerkingsverband Amsterdam, en Vincent Fafianie, adviseur onderwijs en jeugdzorg bij Altra.
Yasim (4) komt op de Spoedeisende Hulp met ernstige brandwonden. “Aan het fornuis ge-
tijdelijk de regie kwijt is. We zijn een marktplein, waarbij we makelen en schakelen.”
het direct bij de kinderarts, die weer melding maakt bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK informeert bij het OKC waar Yasim hoort te komen. Het OKC vertelt dat Yasim en zijn zusje al een tijdje niet meer op de afspraken komen en dat er zorgen zijn over het gezin vanwege het alcoholgebruik van de vader. Het AMK gaat nog diezelfde dag op huisbezoek en treft een zwaar verwaarloosde woning aan. Een huilende moeder vertelt dat vader met een ketel kokend water had gegooid omdat hij enorm boos was. “Ik weet niet eens meer waarom.” Het AMK vraagt direct een machtiging tot uithuisplaatsing en informeert de instelling die zich bezighoudt met de ondertoezichtstellingen. Een gezinsvoogd regelt nog diezelfde avond een plek voor de kinderen in een crisispleeggezin. De gezinsvoogd inventariseert in de daaropvolgende week samen met het gezin wat de problemen zijn. Schulden, alcoholmisbruik en pedagogische onmacht lijken de belangrijkste problemen. Samen met het gezin maakt ze een Plan van Aanpak, waarbij ook de familie, de kinderopvang en de maatschappelijke dienstverlening zijn betrokken.
Door: Flore nce Tonk
Erik Gerritsen
Grote kansen voor gemeente bij drang en dwang “Probleemgezinnen die hulp krijgen in het kader van drang en dwang vormen een zeer kwetsbare groep. Zij moeten vooraan staan bij de transitie.” Dat stelt Erik Gerritsen. Voorzichtig gaan er stemmen op om de transitie van de jeugdzorg in het juridisch kader, zoals de ondertoezichtstellingen, vanwege de complexiteit later in te laten gaan. “Niet doen”, zegt de bestuursvoorzitter van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA).
“J
uist de moeilijke gevallen, de gezinnen met acht problemen tegelijk, hebben er baat bij om onder regie van de gemeente te vallen. Omdat gezinsmanagers via de gemeente toegang hebben tot woningcorporaties, de sociale dienst, scholen, kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening en thuiszorg.” Daarom vindt bestuursvoorzitter Gerritsen het belangrijk dat de transitie van het drang/ dwang-kader geen vertraging oploopt. Net als de lichtere vormen van jeugdzorg moet drang en dwang per 1 januari 2015 naar de gemeente toe. Gerritsen: “De filosofie achter de transitie is dat de gemeentes verantwoordelijk worden voor de hele jeugdzorg, met één financieringsstroom. Dat gemeentes daarmee ook geprikkeld worden om aan de voorkant dingen beter te organiseren waardoor er minder mensen in duurdere zorg terechtkomen, dus ook minder in drang en dwang.”
Gerritsen. “Dwang begrijpt iedereen, maar er is ook drang. Bij drang gaat het om gezinnen die ‘vrijwillig’ meewerken met de schaduw van een justitiële maatregel boven hun hoofd. Dat zijn allemaal multiprobleemgezinnen van onmachtige ouders met weinig probleembesef. Kortom, een complexe doelgroep. Die wil je niet in het Centrum Jeugd en Gezin of Ouder- en Kindcentrum. Veel gemeentes beginnen ook te beseffen dat er verschil moet zijn tussen laag- en hoogdrempelige hulp. Laagdrempelig voor mensen die zelf op zoek gaan en hoogdrempelig voor drang/dwang.” Daarom horen die twee bij elkaar in een organisatie”, zegt Gerritsen. “Wij slagen erin om mensen in het drangdeel te helpen omdat wij enerzijds topprofessionals hebben
en anderzijds omdat die gezinnen weten dat ze niet in het gezellige CJG zitten. Zij zijn bij ons aangemeld door bijvoorbeeld school of een arts, met zorgen over de situatie van dat gezin. Dat besef zet Bureau Jeugdzorg ook in: je hebt een probleem als je hier bent aangemeld, maar we gaan je helpen. We gaan ervan uit dat je niet de intentie hebt om je kinderen te mishandelen, maar je moet wel meewerken.”
Ongemakkelijke waarheid
In veel transitieplannen is deze moeilijke doelgroep wat op de achtergrond geraakt. Het is ook een “ongemakkelijke waarheid”, aldus Gerritsen: “Al slagen gemeenten erin om binnen nu en een paar jaar de toestroom
Onnodig jeugdzorgleed
FOTO : sa k e r i jpk em a
D
e gemeente Zaanstad telt op dit moment vier Centra Jong, zoals de Centra voor Jeugd en Gezin daar heten. “We hebben samen met de gemeente de locaties van de jeugdgezondheidszorg omgevormd tot Centra Jong”, vertelt Sjors Gerritsen, adjunct directeur bij de GGD Zaanstreek-Waterland. “We zijn dus uitgegaan van bestaande locaties met bekende activiteiten, maar tegelijk hebben we het aanbod van opvoedingsondersteuning sterk uitgebreid. Mensen maken hier nu al volop gebruik van.” “Het Centrum Jong is een radertje in het systeem van de jeugdzorg”, zegt Gerritsen. “We hebben achter de schermen allerlei relaties gelegd, met kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, scholen, kraamzorg, verloskundigen en huisartsen. Deze samenwerking vormt de pijler van waaruit we
allemaal uitkristalliseren. Gelukkig is onze regio overzichtelijk, werken we met alle organisaties goed samen en deelt iedereen het gevoel van urgentie. De transitie in 2015 gaat daarom lukken. Nu gaat het erom onze basisstructuur groter en robuuster te maken.”
F oto: Geotrac/Dreamsti me
Scholen en Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) worden de voordeur van de jeugdzorg. Dit zijn namelijk de plaatsen waar ouders en kinderen komen. Vaak is er niets met ze aan de hand. De kinderen volgen gewoon les of komen voor de periodieke controle op het consultatiebureau. Soms zijn er problemen die met een kort gesprek met de intern begeleider of consultatiebureauarts alweer uit de wereld zijn. En soms is er meer nodig. Dan kan doorverwijzing volgen naar de jeugd- en opvoedhulp. Anja Geldermans keek hoe Zaanstad en Haarlemmermeer zich voorbereiden.
4
“Bij de drang/dwang-gezinnen liggen grote kansen voor de gemeente”, zegt Gerritsen. “Door onnodige escalatie van problemen te voorkomen en daarmee ‘onnodig jeugdzorgleed’. Dat levert bovendien besparingen op. Door de inzet van vroegsignalering, vroeginterventie en gezinsmanagement, waardoor een deel van de gezinnen die nu in het drang/ dwang-kader terechtkomen al in een eerder stadium vrijwillig geholpen kunnen worden en niet bij verschillende instanties ‘van het kastje naar de muur’ worden gestuurd. Het zal een paar jaar nodig hebben maar ik verwacht dat de druk op de dure jeugdzorg behoorlijk zal verminderen.”
Complexe doelgroep
“BJAA is voorbereid op de transitie”, zegt Gerritsen. Zelfs al is de gemeente nog aan het nadenken of de taak van drang en dwang wel bij Bureau Jeugdzorg moet blijven. “Maar die expertise bouw je niet in een dagje op”, meent
5
naar de jeugdzorg te verminderen, er zullen altijd verslaafde ouders blijven, er zullen altijd licht verstandelijk beperkte ouders, criminele gezinnen, echtscheidingen en psychiatrische ouders blijven bestaan. Daar heb je de gezinsmanagers voor nodig die wij nu aan het opleiden zijn. Dat worden de moneymakers voor de gemeente, zeg ik wel eens. Wij zorgen ervoor dat we op 1 januari 2014 al onze mensen hebben doorontwikkeld tot gezinsmanager. Wij zijn er klaar voor.”
Erik Gerritsen: “Expertise bouw je niet in een dagje op. Dwang begrijpt iedereen, maar er is ook drang.”
Monique Kavelaars: “Om escalatie van problemen te voorkomen zal de gespecialiseerde zorg hard nodig zijn.”
Doo r : F l o r e n c e To n k e n m a rt i n g e r rt i s e n
Speciale groepen dreigen buiten de boot te vallen
De samenleving is niet maakbaar In de transitieplannen krijgen preventie en vroegsignalering veel aandacht. Maar wat gebeurt er straks met de jeugdzorg voor speciale groepen? Zoals de zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd, kinderen met (ernstige) psychiatrische problemen en/of zij die het criminele pad op gaan? Drie directeuren en een bestuurder delen hun hoop en vrees.
Foto: JOSIAH NORTON
e jeugdzorg voor speciale groepen ziet zeker kansen na de transitie. Dat blijkt bij een rondgang bij vier directeuren/bestuurders van De Waag, GGZ InGeest, MEE Amstel en Zaan en de William Schrikker Groep. Zo verwachten deze instellingen onder meer een betere samenwerking tussen de verschillende expertises. Bij De Waag, polikliniek voor gespecialiseerde foren sische zorg, komen jongeren met een psychische stoornis en grensoverschrijdend gedrag. Directeur Monique Kavelaars constateert dat “het veld nu erg versnipperd is, waardoor er altijd een risico bestaat op uitval van kinderen die bij ons onder behandeling zijn. Die versnippering zal na de transitie minder worden en daar kunnen wij ons zeker in vinden.” Alex Kolman, directeur Behandelzaken Jeugd bij GGZ InGeest, verwacht ook veel van de betere samenwerking en gezamenlijke, geïntegreerde aanpak. “Nu wordt er nog wel eens wat dubbel gedaan of langs elkaar heen gewerkt.”
Vroeg signaleren
Valkuilen
Toch zien de directeuren ook valkuilen op het pad naar 1 januari 2015. Peter Kouwenberg
Top600
De jeugdzorg voor speciale groepen mag niet het kind van de rekening worden.
Langdurige steun
is voorzitter van de Raad van Bestuur van de William Schrikker Groep. Deze instelling biedt jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg met als grootste doelgroep kinderen met een licht verstandelijke beperking. Kouwenberg vindt dat er bij de transitie te weinig rekening wordt gehouden met deze speciale groep. “Zo worden de kinderen met een IQ van minder dan 50 niet eens in de wet genoemd. Zij vormen echter wel 20 procent van onze doelgroep. Nu heeft de staatssecretaris aangegeven dat het hier om een fout gaat, maar het tekent het denken over deze meest kwetsbare groep.”
De transitieplannen, met de nadruk op preventie, lichtere vormen van hulp en vroegsignalering, gaan nog teveel uit van de maakbaarheid van de samenleving. Dat vinden de directeuren, die dagelijks zien hoe complexe (multi-)problematiek de levens van hun cliënten blijft beheersen. Bovendien is niet alles met preventie te voorkomen. Zowel Kouwenberg als Van der Wal wijzen op het feit dat de beperkingen van ‘hun’ jeugd niet overgaan. Kouwenberg: “Je kunt wel wat aan het opvoedingsklimaat doen, maar daarmee verdwijnt de beperking niet. Onze doelgroep
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
heeft langdurige stut en steun nodig.” Gewone aspecten van het leven, zoals een verhuizing of een relatiewisseling, kan bij dit soort jongeren grote problemen opleveren, schetst de bestuurder van de William Schrikker Groep. “Je moet dus in het voorveld stut en steun organiseren. Dat is weliswaar net zo duur als bijvoorbeeld een ondertoezichtstelling, maar je voorkomt er wel uithuisplaatsingen mee en dan worden de verschillen in kosten heel groot.” Ook Kavelaars van De Waag wijst op het risico van goedkoop-duurkoop: “Je moet soms al vroeg in het proces gespecialiseerde hulp inzetten om erger te voorkomen.”
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Muizenhapjes
Het liefste meisje
Alicia (13) eet de laatste maanden erg slecht. “Ik vind het gewoon niet lekker”, zegt ze. Muizenhapjes gaan er moeizaam in. Je ziet het ook. Alicia was al geen stevige meid, maar nu oogt ze wel erg fragiel. Haar moeder stuurt Alicia naar de huisarts. Deze vermoedt een eetstoornis en verwijst Alicia direct door naar een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Nog dezelfde week krijgt Alicia een gesprek met een jeugdpsychiater. Hij stelt vast dat het inderdaad om een beginnende eetstoornis gaat. De jeugdpsychiater voert een week later een tweede gesprek met Alicia, ditmaal in het bijzijn van haar ouders. Hij vertelt dat de instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie een praatgroep heeft voor meisjes met eetstoornissen. Samen komen ze overeen dat Alicia deel gaat nemen aan deze praatgroep. Ze maken vervolgens een afspraak voor over drie maanden om te kijken of deze groep het gewenste effect heeft.
Jacqueline maakt zich zorgen over Soraya (3) die ze op haar groep in het kinderdagverblijf heeft. Het is een hartstikke lief meisje, alleen lijkt ze niets te begrijpen. Met eten komt ze niet aan tafel. Blokken krijgt ze amper op elkaar gestapeld. Soms lijkt ze niet te luisteren. Wat is er toch met haar? Is er iets met haar oren? Of misschien met haar motoriek? Ze bespreekt het met Soraya’s ouders en zij besluiten naar het OKC te gaan. De consultatiebureauarts onderzoekt Soraya grondig en kan op het eerste gezicht niets vinden. Ze laat de ouders later terugkomen voor een grondig onderzoek. Uit dat onderzoek blijkt dat Foto: D r ea m sti me
Foto: sa nja gj ener o
Ondanks de kanttekeningen en onzekerheden rond de transitie zien de directeuren de toekomst hoopvol tegemoet. Zo vindt Alex Kolman van GGZ InGeest het positief dat de zorg straks meer de wijk in gaat. “We kunnen onze cliënten dan dichter bij huis helpen. Met hulp op school of bij het OKC en ze hoeven niet meer naar een polikliniek ergens verderop in de stad. Daarnaast krijgen onze cliënten en hun ouders meer gereedschap in handen om zelf te werken aan hun problemen, om hulp te zoeken bij familie en vrienden of met behulp van de computer informatie en tips op te zoeken in de vorm van e-Help.” Van der Wal somt de voordelen op: “Onze mensen werken straks met één been in de organisatie en één in de wijk. Generalist Kolman van GGZ InGeest: “Bij circa 70 procent zijn we blij dat de zogenaamde arts-artsvoor de klant, specialist in het team. Eigen van de jongeren die onze poliklinieken bezoekt, verwijzing mogelijk blijft.” Kracht, omdenken. Niet denken in AWBZis er sprake van zuiver psychiatrische problemen. Kortom, er zal altijd gespecialiseerde jeugdzorg hulp maar juist in andere concepten. Dat is En die problemen los je niet op wanneer nodig zijn. Daar moet dan ook voldoende ook onze kracht. Natuurlijk vinden wij de het gezin de jongere meer structuur biedt, capaciteit voor beschikbaar blijven. Van der aankomende transitie spannend. Nu werken we ouders hun drankprobleem aanpakken of het Wal: “Als je de drempels te hoog maakt, moet je in dit gebouw, straks zitten we met collega’s gezin de schulden saneert. Daar moeten we oppassen dat je niet te laat doorverwijst. Maar uit andere organisaties in de wijk. Onze gespecialiseerde GGZ-hulp blijven bieden. We als de nieuwe wijkteams goed communiceren medewerkers kijken er ook naar uit om dichter moeten niet hetgeen nu goed gaat overboord dan kom je er wel uit. Het is wel een zorg als de bij hun nieuwe collega’s te zitten en van elkaar gooien of een onnodig lange verwijsroute zorgaanbieders zo afgeknepen worden dat ze te leren. Die samenwerking, dat is voor mij een bedenken en pas verwijzen als al de andere geen capaciteit meer hebben.” absolute voorwaarde voor goede jeugdzorg voor behandelwijzen geen succes brengen. Daarom speciale groepen.”
6
Soraya een IQ heeft van onder de zeventig. Binnen het OKC werkt ook een consulent van een instelling voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Ze praat met de ouders, geeft hen advies en attendeert hen
Cees van der Wal: “Wij kijken al jaren naar de Eigen Kracht..”
Een groep die in Amsterdam veel extra aandacht krijgt is de Top600, jeugd die (gewelddadig) crimineel is en daarnaast vaak kampt met een verstandelijke beperking, persoonlijkheidsproblematiek en drugs- of drankgebruik. “Gelukkig heeft Amsterdam oog voor deze groep en brengt zij de mogelijkheden voor hulp voor hen ook in kaart,” aldus Kouwenberg. Tegelijkertijd toont de Top600 dat niet alles met preventie is te voorkomen. Van der Wal: “Die jongeren hebben in het verleden met allerlei organisaties te maken gehad en die hebben echt niet niks zitten doen.” “Om escalatie van problemen bij dit soort speciale doelgroepen te voorkomen zal de gespecialiseerde zorg dus hard nodig zijn. Óók om de veiligheid in de samenleving te waarborgen”, zegt Kavelaars.
Peter Kouwenberg: “Kinderen met een IQ van minder dan 50 worden niet eens in de wet genoemd.”
Door: Flore nce Tonk
Thomas Overing en Marit Blom
Netwerken, samenwerken en kennis delen Outreachend werken. Dat doet ’t Kabouterhuis sinds een aantal jaar. Die perspectiefverandering sluit aan op de transitie, menen directeur Thomas Overing en bestuurssecretaris Marit Blom. De expertise van de huidige instellingen blijft echter noodzakelijk.
“D
e transitie brengt nu al meer samenwerking en dat is heel positief”, zegt Blom. ’t Kabouterhuis kent de kracht van netwerken, samenwerken en kennis delen. Op die manier slaagde zij erin de afgelopen jaren twee keer zo veel kinderen te helpen voor een aanzienlijk lager bedrag per kind. Zo traint en coacht ’t Kabouterhuis beroepskrachten in de kinderopvang. Er ligt dan ook een enorme kans in de transitie. Overing: “Met netwerken en samenwerken bereik je veel meer gezinnen en creëer je een meerwaarde.”
Kanttekeningen
Overing en Blom plaatsen ook kanttekeningen bij de transitieplannen. Ze vinden dat nu te veel nadruk ligt op de individuele professionals die deelnemen aan de wijkteams rond een sociale huisarts. Overing: “Maar de instellingen blijven hard nodig om beleid te maken, kennis te borgen en de professionals in hun specifieke expertise te voeden en te ondersteunen. Al die teams moeten goed samenwerken in netwerken. Dán ben je meer dan de som der delen en blijf je groeien in professionele zin. Juist daarom blijven de instellingen een belangrijke functie vervullen.”
op een internetforum van lotgenoten.
7
F oto: Andrea Leone/Dreamstime
Positief
D
De besparingen die de transitie moet opleveren, bieden mogelijkheden voor efficiënter beleid. Cees van der Wal is directeur van MEE Amstel en Zaan, een instelling die onder meer onder steuning biedt aan kinderen met een licht verstandelijke beperking. De inzet op preventie, vroegsignalering en Eigen Kracht kan volgens hem besparingen opleveren: “Als je er vroeg bij bent, dan kun je al diagnosticeren: is dit een kind met een bepaalde ontwikkelingsachterstand of niet? Nu wordt er vrij automatisch naar professionele hulpverlening doorverwezen maar na de transitie zal dat anders gaan. Bij MEE kijken we al jaren naar de Eigen Kracht. Wat kunnen de ouders zelf, wat kan het netwerk?”
2014 2015 2016
Alle dagen feest Hayo (16) komt voor de vierde keer die maand dronken thuis. Zijn ouders hebben het gebruik van alcohol verboden, maar Hayo heeft ‘verkeerde vrienden’. Met alle gevolgen. Zo vond zijn moeder onlangs een mobiele telefoon die hij nooit van zijn zakgeld kan betalen. Daar is hij niet eerlijk aangekomen. Ze maakt zich ernstige zorgen, maar wil zeker niet naar de politie. Het blijft haar zoon. Ze zoekt op internet. Jongeren, alcohol, diefstal. Ze bezoekt de duisterste kanten van de cyberworld, maar ook fora waar jongeren tips uitwisselen over de beste pillen en de mooiste feesten. Dat is niet wat ze wil lezen. Ze komt ook op een site voor ouders met vragen over pubers die dreigen af te glijden. “Hoe zorg ik er nu voor dat mijn zoon niet met de ‘verkeerde vrienden’ omgaat”, wil ze weten. Ze vindt tips en achtergrondinformatie. En mocht ze behoefte hebben aan een persoonlijk gesprek, dan kan ze terecht bij de sociaal huisarts. En die blijkt nota bene vier straten verder te zitten.
Doo r : ta m a r a f r a n k e
De transitie in praktijk
Amsterdam begint in 2013 met de eerste proeftuinen voor de jeugdzorg. Maar enkele gemeenten in de Stadsregio Amsterdam zijn al verder. Op verschillende plaatsen experimenteren gemeenten en jeugdzorg al met de nieuwe werkwijze. Tamara Franke maakte een rondreis en nam een kijkje in de keuken bij drie gemeenten.
Haarlemmermeer
Zaanstad
Een reisbureau Teams Jong bieden voor de laagdrempelige hulp jeugdzorg Consulenten spelen een centrale rol in de pilot in de Haarlemmermeer. De jeugdzorgorganisaties hebben een consulent in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) die kan doorverwijzen naar verdere hulp. De functie lijkt dus erg veel op wat Amsterdam de ‘sociale huisarts’ noemt. “Twee jaar geleden startte de Haarlemmermeer met het CJG”, vertelt Vanessa van Dam, informatie- en adviesconsulent van Spirit. “Het centrum geeft informatie en advies. Het is de ‘frontoffice’ van de jeugdzorg Haarlemmermeer. Het CJG heeft geen inloopspreekuur, maar iedereen kan bellen of mailen en krijgt uiterlijk de volgende dag antwoord. Bij het centrum zit een baliemedewerker en de werkweek is verder verdeeld over vijf consulenten vanuit verschillende organisaties. De baliemedewerker stuurt een mail met een vraag naar de iPad van de dienstdoende consulent en die kan onafhankelijk van de werkplek de vraagsteller terugbellen of mailen. De consulent zoekt uit wat voor soorten hulp er mogelijk zijn bij een vraag en wie wat biedt. De cliënt krijgt een mailtje met drie of vier mogelijkheden en hij of zij kiest zelf wat het beste past.”
Snel, direct en laagdrempelig. Dat zijn de uitgangspunten in Zaanstad. De gemeente nam daar het initiatief voor een pilot samen met de partijen die zijn betrokken bij de jeugdhulp. Hulpverleners kunnen nu direct naar elkaar verwijzen zonder intake, zodat kinderen en jongeren goede, snelle en laagdrempelige hulp krijgen. Een gesprek met Ellen Vermeulen, streekmanager Spirit Zaanstreek.
Zaanstad startte twee proeftuinen met teams die opereren onder de naam Team Jong. In deze teams werken mensen samen van onder andere de Stichting Maatschappelijke Dienst, MEE, Bureau Jeugdzorg en Spirit. Vermeulen: “De teams werken min of meer hetzelfde, maar er zijn accentverschillen. Eén team focust zich vooral op de directe hulp aan gezinnen. Het andere team ondersteunt ook andere (zelf)organisaties. Deze teams bieden ambulante, vrijwillige hulp zonder dat de intake eerst via Bureau Jeugdzorg loopt. Groot voordeel daarvan is dat de lijnen korter zijn en de cliënt met minder hulpverleners heeft te maken. Een voorbeeld. Een intern begeleider op school kan direct doorverwijzen naar Spirit.”
Indirect
Verder werken de teams intensief samen met organisaties in de wijk. Vermeulen: “Mensen die we anders niet bereiken, bereiken
we op deze manier wel. Voor deze groep maakt het namelijk niet uit hoe laagdrempelig wij proberen te zijn. Ze komen niet bij ons, maar bij hun eigen organisaties, bijvoorbeeld het Buitenlandse Vrouwen Overleg of de moskee. Deze organisaties vertellen ons aan welke voorlichting deze mensen behoefte hebben. Vervolgens ondersteunt het Team Jong het geven van die voorlichting. Op die manier organiseren we ook ondersteuning in het gezin. Dat hoeft namelijk niet per se te gebeuren door een professionele hulpverlener, maar kan ook prima lopen via buurtorganisaties. Zij kennen de mensen en weten waar behoefte aan is. Soms gaan we gezamenlijk naar een gezin, soms laten we het aan hen over, maar er blijft ondersteuning vanuit het team.” De Zaanse wethouder Corrie Noom opent het Centrum Jong in Zaandijk.
Keuzes
“Wij verwijzen dus nooit rechtstreeks naar de eigen organisatie”, gaat Van Dam verder. “We bieden verschillende keuzes. Stel iemand belt of mailt dat de zoon last heeft van faalangst. In dat geval mail ik een artikel met goede informatie, geef informatie over een training en geef de naam van een zelfstandig therapeut. De cliënt bepaalt wat bij hem past. Op het moment dat de veiligheid in het geding is, schakel ik direct Bureau Jeugdzorg in. Anders niet. Alles wat daarvoor speelt is voor het CJG. Op die manier proberen we zware en dure hulp te voorkomen.”
Denken vanuit de klant
Foto: M ike Bi nk
“Sinds het CJG kunnen we elkaar makkelijker en sneller bereiken”, vervolgt Van Dam. “We werken allemaal met een iPad, reageren zo snel mogelijk op een vraag van een collega of cliënt en iedereen registreert in Google-docs. We maken geen dossiers, maar registreren en daar kan iedereen constant bij.” “Groot verschil is dat iedereen vanuit de klant moet denken en niet vanuit de eigen organisatie. Wat heeft de klant nodig? En hoe kunnen wij dat zo snel, goed en goedkoop mogelijk leveren? Als een andere organisatie ergens beter in is, dan moet je het de ander dus gunnen. En juist dat laatste gaat makkelijker sinds we elkaar kennen. Wij zijn een soort reisbureau voor de Haarlemmermeer. Onze taak is om de cliënt wegwijs te maken in het aanbod. Toch blijft de valkuil dat de klant met meer dan één medewerker te maken heeft. Daar moeten we alert op blijven. “
Aalsmeer en Amstelveen
‘Eén gezin, één plan, één gezicht’ Rechtstreeks verwijzen is het uitgangspunt van de pilot in de gemeenten Aalsmeer en Amstelveen. De zorgadviesteams in het onderwijs kunnen daar nu direct doorverwijzen. Een gesprek met Wilma Smit, beleidsmedewerker van de gemeente Aalsmeer. “De veiligheid mag natuurlijk nooit in geding komen, maar doorverwijzen gaat nu sneller en makkelijker”, zegt Smit. “Voorheen ging elke vorm van hulp altijd via Bureau Jeugdzorg. Nu niet meer. Bureau Jeugdzorg is wel op de hoogte van alle gevallen.” De pilot startte in februari. Volgens Smit ervaren de betrokkenen de pilot als positief, maar er zijn wel kanttekeningen. De wachtlijsten voor bepaalde vormen van zorg bestaan nog steeds en soms rijst de vraag of de snelle route niet tot méér doorverwijzingen naar elkaar leidt. Smit:
“Maar we zien ook dat de instellingen elkaar beter hebben leren kennen en beter op de hoogte zijn van wat ze bieden. Dat maakt samenwerken een stuk makkelijker. ”Aalsmeer en Amstelveen hebben de pilot inmiddels uitgebreid naar ‘Gebundelde expertise’, waarbij één gezinsconsulent komt te werken met één gezin. Dit onder het motto ‘één gezin, één plan, één gezicht’. De consulent is het gezicht van de hulpverlening. Hij of zij raadpleegt zo nodig collega’s, maar blijft voor het gezin het aanspreekpunt.
8
Smit: “Ik vind het een geweldig positieve ontwikkeling.”
Trigger
Smit kijkt ondertussen alweer verder dan de pilot. De financiën zijn daarbij een belangrijke ‘trigger’. “We zijn tevreden met het huidige aanbod, maar zijn wij als gemeente wel nieuwsgierig naar wat er nog meer te koop is. We gaan ons ook zeker verdiepen in het aanbod van jeugdzorgorganisaties buiten onze gemeente. We zijn ons ervan bewust dat daar ook nadelen aan kunnen kleven. De tijd zal het leren.” Smit ziet ook nog andere mogelijkheden om kosten te reduceren. “Het slim combineren van zorg is kostenbesparend. Evenals sneller hulp regelen en de juiste zorg meteen op de juiste plek. Preventie leidt bovendien tot minder instroom in de geïndiceerde zorg.”