Hoe verkrijgt een kunstwerk betekenis? (Deel 2)
Semiotiek 1. De president en de popster 2. Poging tot systematisering Een mechanisme in betekenisoverdracht? Semiotiek volgens Ferdinand de Saussure Denotatie en connotatie, manifest en immanent
3. Roland Barthes en Umberto Eco Moderne mythen volgens Roland Barthes Neomarxisme en structuralisme Om over na te denken: kunst als tekentaal Semiotiek volgens Umberto Eco Slotopmerking
4,. Samenvatting 5. Verder lezen
1
1. De president en de popster
Een krantenfoto: de Ierse zanger Bono en de Amerikaanse president George W. Bush lopen zwaaiend door het beeld. Bush heft zijn arm, de hand iets omhoog geknikt; Bono, ook met geheven arm, maakt het vredesteken. Het zwaaigebaar van Bush kennen we als een bij uitstek presidentieel gebaar. Het is een ceremonieel teken, waarbij de zwaaier zich tot niemand in het bijzonder richt. Bush richt zich tot de wereld, conform de rol waarin hij zichzelf graag ziet: de joviale maar daadkrachtige leider. Zijn daadkracht onderstreept hij met ferme passen. Het gebaar van Bono onderstreept vooral diens imago van de toffe rock & roller met het gouden hart, die zich door de autoriteit van een wereldleider niet laat intimideren. De mannen zijn kennelijk overeengekomen zich aan elkaars afwijkende kleding- en zwaaicodes niet (openlijk) te storen, want ze kijken allebei vrolijk, dat wil zeggen: ze trekken een soort van vrolijk gezicht. Toch ziet het tafereel er niet ontspannen uit. De mannen lijken vooral uit te willen dragen dat ze een goede verstandhouding hebben, terwijl dat niet noodzakelijk zo is. De foto werd genomen tijdens een ontmoeting van de popster en de president ten tijde van de zogeheten Heart of America Tour in 2002, toen Bono door de Verenigde trok om aandacht te vragen voor AIDS-problematiek in Afrika. Bono sprak toen met een aantal prominente Amerikanen, waaronder president Bush, een nieuwsfeit waarvan we hier getuige zijn. Als moderne krantenlezers zijn we dit soort plaatjes wel gewend. Ze behoren tot het genre waarin diplomatieke gebeurtenissen worden geregistreerd. Enerzijds zien we hoogwaardigheidsbekleders, die zich bewust zijn van het feit dat de wereld meekijkt, en die door middel van symbolische gebaren uitdrukking geven aan datgene wat zij willen uitstralen. Anderzijds zijn we gewend om goed te kijken naar de lichaamstaal en de
2
gezichtsuitdrukking van de gefotogafeerden. Wanneer de symboliek van de topontmoeting zich moeizaam verhoudt tot de persoonlijke expressie, dan vatten wij dat op als een teken dat er iets scheef zit. In diplomatieke zin zien we hier daarom hoe het icoon van de wereldverbeteraar zich vastberaden verbroedert met het boegbeeld van de neoconservatieve reactie. In expressieve zin zien we de ietwat onnozele blik van de president en de hinderlijk door een zonnebril afgeschermde blik van de zanger. Daardoor suggereert de foto dat de beide mannen beseffen dat ze elkaar nodig hebben en dat zij daarom een pact zijn aangegaan – voor zo lang het duurt, voor zo lang hun invloed nog reikt. Het keizerlijke gebaar van Bush is leeg, maar het vredesteken van Bono is niet minder oubollig en stereotiep. De fotograaf heeft dus weliswaar de intentie die Bush en Bono hadden bij deze photo opportunity overgebracht, maar hij heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om die intentie te ironiseren. Bush en Bono staan daardoor te kijk op een manier die ze waarschijnlijk niet voor ogen hadden.
2. Poging tot systematisering Een mechanisme in betekenisoverdracht? Bovenstaand voorbeeld laat zien hoe een willekeurige krantenlezer aan het begin van de 21ste eeuw een krantenfoto kan interpreteren. Wij zijn gewend om diplomatieke codes te herkennen, en we zijn ook gewend dat een registratie van zo’n diplomatieke code op zijn beurt een code kan bevatten: we herkennen de rol van Bono en Bush aan hun gebarentaal en wij kunnen in de wijze waarop die gebarentaal geregistreerd is een subtiel commentaar op die gebaren ontdekken. Tekens (handgebaren) worden dus ingebed in een nieuw teken (een ironische krantenfoto). Dat nieuwe teken verandert de zeggingskracht van de geregistreerde tekens. Het lijkt alsof we daarmee een zeker mechanisme op het spoor zijn, waarmee informatie wordt uitgewisseld. Tegelijk lijkt het moeilijk om precies aan te wijzen hoe dat mechanisme nu precies in elkaar zit. Dit verborgen mechanisme van betekenisoverdracht door middel van tekens is precies het studieobject van een tak van wetenschap die wordt aangeduid met ‘semiotiek’.1 Het woord semiotiek is afgeleid van het Griekse ‘semeion’, wat ‘teken’ betekent. Semiotiek is de studie van en de theorievorming over tekens in de breedste zin van het woord. Ontstaan uit de linguïstiek, de taalkunde, heeft de semiotiek zich in de loop van de 20ste eeuw ontwikkeld tot een methode die kan worden toegepast op de meest uiteenlopende onderzoeksgebieden: niet alleen tekst, maar ook architectuur, politiek, reclame, diergedrag, speelfilms, computerkunde en beeldende kunst zijn tegenwoordig onderwerp van semiotische analyses.
1
Naast ‘semiotiek’ wordt ook het woord ‘semiologie’ gebruikt. Meestal duidt men met ‘semiotiek’ de Europese, door Ferdinand de Saussure gegrondveste variant van de discipline aan, terwijl ‘semiologie’ meer verwijst naar de methode van Charles Sanders Peirce.
3
Semiotiek volgens Ferdinand de Saussure Dat wij in staat zijn om betekenissen af te lezen van een beeld, door het beeld op te vatten als een teken, of als een complex van tekens die tezamen een betekenis genereren, is misschien niet zo’n bijzondere constatering. Veel lastiger is het, om te doorgronden hoe dat precies in zijn werk gaat. In de loop van de 19e eeuw ontstond er binnen de taalkunde behoefte aan een theorie die het genereren van betekenissen met behulp van tekens kon verklaren; een theorie waarmee elke interpretatie van een tekst ook stap voor stap verklaard zou kunnen worden. De belangrijkste grondlegger van zo’n tekentheorie was Ferdinand de Saussure (1857-1913). Saussures belangrijkste stelling was, dat een teken bestaat uit twee elementen: een ‘betekenaar’ en een ‘betekende’. De letter ‘x’ is bijvoorbeeld een teken dat bestaat uit een betekenaar (een kruisje) en een betekende, de klank ‘ks’. De relatie tussen betekenaar en betekende is willekeurig, dat wil zeggen: om de klank ‘ks’ aan te duiden, hadden we ook een rondje kunnen gebruiken. Hetzelfde geldt voor woorden: het woord ‘mens’ heeft als betekenaar een willekeurige relatie met het betekende. Dat blijkt bijvoorbeeld eruit dat in verschillende talen hetzelfde betekende wordt aangeduid met verschillende betekenaars (man, Mensch, homme, uomo). Een teken bestaat dus uit een lege, willekeurige vorm die een welbepaalde inhoud aanduidt. Wij kunnen de tekens begrijpen, zodra wij bekend zijn met bepaalde conventies of afspraken. Om tekens te verstaan, moet men de taal geleerd hebben waarin ze zijn gesteld. Tot zover niets bijzonders. Maar, zoals uit het voorbeeld van Bush en Bono blijkt, is het mogelijk om van een teken, in dit geval een krantenfoto, niet alleen een letterlijke betekenis te verstaan, maar ook een overdrachtelijke.
Het handgebaar van Bush betekent niet alleen het zwaaien naar de fotograaf, het betekent ook het zwaaien naar de wereld. Wie naar de wereld zwaait, spreekt de toegezwaaide aan in een andere rol dan degene die op straat iemand tegenkomt en zijn hand opsteekt. Bush zwaait naar de fotograaf, maar doet dat als wereldleider. Zijn gebaar voert terug naar Romeinse keizerstandbeelden, die op hun beurt weer associaties wekken met wereldrijken en onbegrensde macht. Kortom, het simpele zwaaien van Bush verwijst op een min of meer verborgen manier naar een hele reeks afgeleide betekenissen, waardoor wij het lezen als een majesteitelijk machtsvertoon, vergelijkbaar met dat van de paus, Johan Cruyff of zelfs een middeleeuwse Christusfiguur.
Hetzelfde geldt voor het peace-gebaar van Bono: hij grijpt terug op superpopidolen als Jimi Hendrix en John Lennon – maar riskeert ook dat hij wordt geassocieerd met een belachelijk stereotype, dat door mindere goden als Ali B. nog steeds dankbaar wordt afgekloven.
4
Denotie en connotatie, manifest en immanent Een betekenaar verwijst volgens een systeem van afspraken en conventies naar één betekenis. Dit noemt Saussure het denotatieve niveau van het teken. Echter, deze denotatie heeft het vermogen om indirect allerlei overdrachtelijke inhouden op te roepen die verwant zijn met de denotatieve inhoud. Saussure noemt dat het connotatieve betekenisniveau. Het bijzondere is nu, dat een connotatie van een teken op zijn beurt weer betekenaar voor iets anders kan worden. Schematisch ziet dat er zo uit:
Connotatief niveau Denotatief niveau
Betekenaar Betekenaar
Betekende
Betekende
In ons voorbeeld zou het schema er zo uitzien:
Connotatief niveau Denotatief niveau
Betekenaar: Bush groet Betekenaar: Betekende: Bush heft arm Bush groet
Betekende: Bush toont leiderschap
Uiteraard kan het betekende op connotatief niveau zelf ook weer betekenaar worden: Bestekenaar: Bush toont leiderschap Betekenaar: Betekende: Bush groet Bush toont leiderschap Betekenaar: Betekende: Bush heft arm Bush groet
Betekende: Bush poogt leiderschap te tonen
In het tweede schema zien we dat er een soort verschuiving plaatsvindt van een teken dat zogenaamd bedoeld wordt – het brengen van een groet – naar een teken dat eigenlijk bedoeld wordt, namelijk het tonen van leiderschap. Saussure noemt dat een immanente betekenis, dat wil zeggen, een betekenis die onder de oppervlakte van het teken ligt, en die wordt gegeven door de connotatie. Deze immanente betekenis is natuurlijk veel belangrijker dan de manifeste betekenis, de betekenis die rechtstreeks zichtbaar is. In het laatste schema verschuift het perspectief opnieuw, en wordt het gebaar van Bush ontmaskerd als een poging om leiderschap uit te stralen. Het teken van leiderschap wordt hier herkend als een poging tot het creëren van een mythe van leiderschap, een poging om aan de ontvanger van de groet een wereldbeeld op te leggen: het wereldbeeld waarin George W. Bush een machtig leider is, en waarin dat goed voor de wereld is, omdat de wereld sterke leiders nodig heeft.
5
3. Roland Barthes en Umberto Eco Moderne mythen volgens Roland Barthes Mensen geven tekens af, en met die tekens proberen ze, soms bewust, soms onbewust, de ontvanger van de tekens te manipuleren. Voor wie de enorme invloed die tekens aldus kunnen uitoefenen inziet, wordt het decoderen van zulke manipulaties een zaak van groot belang. Toen in de loop van de 20ste eeuw de wereld, door de groei van de gedrukte media en de opkomst van de televisie, steeds meer tekens te verwerken kreeg, ontstond de behoefte om na te gaan op welke wijze wij al dan niet kwaadwillend worden beïnvloed door de werking van tekens. Vanaf de jaren vijftig is zo een brede beweging van semiotici ontstaan, die probeert om de verborgen mythen van de moderne samenleving bloot te leggen en te kritiseren. De Franse criticus, literator en filosoof Roland Barthes (19151980) is daarvan het bekendste voorbeeld. Roland Barthes probeerde verwoed de onder de oppervlakte van het moderne leven verborgen mythologieën te analyseren. Zo ontleedde hij de tekentaal van de (toen nog) nieuwe Citroen DS, schreef hij over wasmiddelenreclames en worstelwedstrijden en boog hij zich over de betekenis van kapsels in spektakelfilms. Neormarxisme en structuralisme Roland Barthes was, zoals veel Franse intellectuelen in de periode kort na de Tweede Wereld Oorlog, een neomarxist. Voor hem was de semiotische methode een instrument om maatschappijkritiek te bedrijven, zoals de neomarxistische denktrant die voorstaat. Roland Barthes was bovendien onder de indruk van een sociologische denkrichting, die wordt aangeduid als het structuralisme. Het structuralisme veronderstelt dat alles wat in een maatschappij gebeurt zo kan gebeuren, omdat er een bepaalde, onveranderlijke structuur aan die maatschappij ten grondslag ligt. Een samenleving kan daarom alleen veranderen wanneer die onderliggende structuur verandert. Degenen die het in een samenleving voor het zeggen hebben, hebben uiteraard geen enkel belang bij zulke veranderingen en zij zullen daarom de structuur van de samenleving proberen voor te stellen als een soort natuurwet. De (verborgen) mythen in de tekentaal van een samenleving demonstreren die natuurwet. Zoals hierboven al vermeld, is een mythe een middel om met alledaagse tekens een wereldbeeld te bevestigen en aan de ontvanger van de tekens op te leggen. Wanneer die mythen zichtbaar worden gemaakt, kunnen ze gekritiseerd worden als valse ideologie – met alle gevolgen van dien voor de voortgaande klassenstrijd. Om over na te denken: kunst als tekentaal Ook de beeldende kunst kan worden opgevat als een tekensysteem. Vanuit neomarxistisch oogpunt is het interessant om te onderzoeken van welke mythen de beeldende kunstwereld, zoals wij die kennen, zich bedient. Een semiotische analyse à la Barthes zou zich bijvoorbeeld kunnen richten op de iconische betekenis van de geniale, maar armlastige kunstenaar Vincent van Gogh. De mythe van Van Gogh zou kunnen zijn dat het goed is als kunstenaars arm zijn: wie kunst wil maken, moet offers brengen. Gevolg van die mythe is, dat een zakelijk kunstenaarschap nog steeds door velen als iets verdachts wordt gezien. Je kunt je afvragen wie er eigenlijk belang bij hebben om kunstenaars die armoede aan te praten.
6
Semiotiek volgens Umberto Eco Zoals uit de beschrijving van de semiotiek van Roland Barthes blijkt, kan er een paranoïde trekje zitten aan semiotische analyses, als steeds verondersteld wordt dat er een verborgen politieke agenda achter ieder teken schuilgaat. Critici hebben erop gewezen dat de interpretatie van een teken als drager van een politieke mythe vaak maar één van de mogelijke interpretaties is, en dan nog een tamelijk willekeurige. Een semioticus die deze problematiek van tekeninterpretatie uitvoerig heeft overdacht, is Umberto Eco (1932). Eco is vooral beroemd geworden door zijn historische roman ‘De Naam van de Roos’, en juist ook in dat boek demonstreert hij zijn gedachten over de werking van tekens, via een spannend verhaal waarin een middeleeuwse monnik een reeks moorden in een klooster oplost aan de hand van de interpretatie van allerlei tekens. In het naschrift van de roman wijst Eco erop, dat de hoofdfiguur eigenlijk maar bij toeval de moord kan oplossen. Zijn methode om tekens te interpreteren blijkt eerder een kwestie van een aantal gelukkige treffers dan een volstrekt verantwoord en vooraf vast te stellen traject. Met andere woorden: de semiotische analyse is een nuttig hulpmiddel, waarmee je bij de waarheid terecht kunt komen, maar hij leidt niet noodzakelijk tot de waarheid. Interessant is, dat Eco zijn roman (en, impliciet, ieder kunstwerk) beschrijft als ‘een machine om interpretaties te genereren’. Er is dus niet één juiste interpretatie, niet één betekenis, maar er zijn talloze interpretaties mogelijk, die ons wellicht een stap verderop brengen in het ontrafelen van een mysterie.
Slotopmerking Het interpreteren van kunstwerken is een boeiende, maar ook hachelijke onderneming. Zoals uit de bespreking van deze twee hoofdstukken blijkt, zijn er vele manieren om de betekenis van een beeld te bepalen, maar elk van die manieren kent zijn eigen problemen. Wat betekent dat voor de kunstenaar? Misschien wel, dat je als kunstenaar voor jezelf een standpunt zou moeten proberen te bepalen over de wijze waarop je betekenis met dat wat je maakt wenst te genereren: door middel van eenduidige iconografie, via persoonlijke symboliek, door gebruik van dubbelzinnigheden, door middel van gesproken of geschreven toelichtingen, door inbedding in culturele conventies of door nadrukkelijke positionering ten opzichte van de kunstgeschiedenis? Hoe het ook zij, juist in onze tijd, waarin mensen over de hele wereld met elkaar communiceren en waarin communicatiestoornissen aan de orde van de dag zijn, lijkt de kunst zich niet te kunnen onttrekken aan een bezinning op de zeggingskracht van in kunstwerken gebruikte (beeld)taal, en, in breder verband, op de betekenis van de kunstwereld in het wereldwijde maatschappelijke verkeer.
7
4. Samenvatting In het moderne leven worden we overspoeld door visuele boodschappen: krantenfoto’s, reclames, nieuwsbeelden. Wij zijn gewend zulke beelden kunnen op te vatten als tekens, waarmee betekenissen worden overgedragen. De mechanismen die ten grondslag liggen aan die betekenisoverdracht zijn het studieobject van de semiotiek (ook wel semiologie genaamd). Semiotiek houdt zich bezig met theorievorming over tekensystemen en de systematische analyse van tekens en heeft in de 20ste eeuw toepassing gevonden in de meest uiteenlopende gebieden. • Volgens Ferdinand de Saussure bestaat een teken uit een betekenaar en een betekende. De betekenaar is willekeurig, maar de inhoud is welbepaald door denotatie: de afspraak dat met een betekenaar een zekere, afgesproken betekenis wordt aangeduid. Deze betekenis heeft echter altijd een aantal eigenschappen, die als bijbetekenis kunnen worden opgeroepen door de betekenaar. Saussure noemt dat de connotaties van het teken. Een betekende kan daarom op zijn beurt betekenaar worden van een specifieke connotatie. Aldus wordt het mogelijk om met tekens niet alleen letterlijke betekenissen over te dragen, maar ook figuurlijke. Saussure noemt die het ‘immanente’, verborgen betekenisniveau. • De Franse criticus Roland Barthes werkte Saussures tekentheorie uit tot een methode om tekens als dragers van mythen te ontmaskeren. Volgens Barthes kan een teken op connotatief niveau worden gebruikt om een zeker wereldbeeld te propageren en op te leggen aan de ontvanger van het teken. Barthes paste de semiotische methode van Saussure toe binnen een neomarxistischstructuralistisch perspectief. Door de mythen achter de tekens te analyseren, bedreef hij maatschappijkritiek. De neomarxistische semiotiek van Barthes is zelf ook voorwerp van kritiek geworden: een verborgen politieke agenda achter een teken is maar één van de talloze mogelijke interpretaties die aan een teken kan worden verbonden. • Semioticus Umberto Eco beschouwt de wereld als een verzameling tekens die systematisch kan worden geanalyseerd, maar die daardoor nog niet niet noodzakelijk tot juiste inzichten leidt. Kunstwerken zijn voor hem ‘machines om betekenis te genereren’. Het feit dat kunstwerken, en zelfs de kunstwereld als zodanig als tekens kunnen worden opgevat, noopt ons als kunstenaars, juist ook in ons tijdperk van globalisatie en migratie, tot een standpunt over de wijze waarop wij betekenis willen overdragen.
5. Verder lezen Aart van Zoest, Semiotiek. Over tekens, hoe ze werken en wat we ermee doen, Baarn (Ambo), 1978 Goede inleiding in de semiotiek. Roland Barthes, Mythologies, Paris (Editions du Seuil), 1957 Standaardwerk van Roland Barthes, met tal van prachtige analyses en een theoretische slotbeschouwing. In vele talen vertaald.
8
Umberto Eco, De Naam van de Roos, (Bert Bakker) Amsterdam 1983. De overbekende roman van Eco waarin semiotiek wordt uiteengezet via misdaadverhaal in middeleeuws klooster. Umberto Eco, De grenzen van de interpretatie, (Bert Bakker) Amsterdam, 1991 Een voorbeeld van de theoretische omgang van Eco met semiotiek. Leuk om eens in te grasduinen.
9