invoegen.
Sectietype Itemkoppeling per e-mail verzenden Taal instellen Taak starten
Taak starten en item openen Tabel
Vertalen
Hiermee kunt u een e-mail openen met uw standaard-mailclient die een koppeling bevat naar het momenteel geselecteerde item in de lijst of het item dat momenteel is geopend in dit dialoogvenster. Hiermee kunt u geselecteerde tekst markeren om deze op een bepaalde taal in te stellen. Hiermee kunt u een exclusieve vergrendeling op het huidige item plaatsen, dat via workflow aan uw gebruikersgroep is toegewezen. Raadpleeg Workflow (zie pag. 224) voor meer informatie. Hiermee kunt u een taak starten voor het huidige item (zie hierboven) en opent u het item in een dialoogvenster voor bewerking. Hiermee kunt u een nieuwe tabel openen op de huidige cursorpositie of de momenteel geselecteerde tabel indelen. Raadpleeg Tabellen opmaken in een opmaakveld (zie pag. 84) voor meer informatie. Hiermee kunt u het huidige item indienen dat moet worden vertaald.
Declassificeren
Hiermee kunt u een trefwoordkoppeling uit een of meer Content Manager-items verwijderen.
(Onderstreept)
Hiermee kunt u tekst onderstrepen.
Ongedaan maken
Hiermee kunt u de laatste bewerkingsactie ongedaan maken
24
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
pictogram
Label Uitchecken ongedaan maken
Beschrijving Hiermee kunt u het uitchecken van het huidige item ongedaan maken.
(Inspringmarge verkleinen)
Hiermee kunt u de inspringing van tekst ongedaan maken.
Delokaliseren
Hiermee kunt u een voorheen gemaakte lokale kopie van een gedeeld BluePrint-item definitief verwijderen.
Depubliceren
Hiermee kunt u een voorheen gepubliceerd item verwijderen van een of meer bestemmingen waarnaar het was gepubliceerd.
Valideren
Hiermee kunt u de HTML in het huidige opmaakveld valideren.
Waar gebruikt
Hier wordt aangegeven welke afhankelijkheden dit item heeft in relatie tot andere items: door welke items wordt het gebruikt, welke items worden door het item gebruikt enzovoort.
1
Opmerking: Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie.
2.2
Dashboard Wanneer u zich aanmeldt bij Content Manager Explorer, ziet u het SDL Tridion Dashboard. Met het Dashboard krijgt u snel toegang tot belangrijke functionaliteit en ondersteuningsopties. Het Dashboard bevat de volgende weergaven: Welkom
25
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Bevat een snelle zoekinterface, koppelingen naar handige onderwerpen om aan de slag te gaan, koppelingen naar (eventuele) SiteEdit-websites en snelle toegang tot de meest gebruikte functionaliteit. Gebruikersvoorkeuren
Hiermee kunt u uw persoonlijke opties configureren. Help en community
Koppelingen naar uitgebreide helpdocumentatie en ondersteuningscommunities voor alle typen gebruikers. Info over SDL Tridion
26
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Een scherm met informatie over de versie van SDL Tridion die u gebruikt.
2.2.1
Dashboard - scherm Welkom
Het scherm Welkom in het Dashboard bevat de volgende opties: Zoeken in SDL Tridion Als u naar teksten van items wilt zoeken in Content Manager, voert u uw zoekterm onder Zoeken naar in en klikt u op Zoeken. U kunt ook zoeken in de gebruikersdocumentatie. U voert dan uw zoekterm onder Zoeken naar in, u selecteert SDL Tridion-documentatie in Zoeken in en klikt op Zoeken. Aan de slag Met de volgende knoppen komt u terecht bij een aantal documentatieonderwerpen waarin basisconcepten worden uitgelegd voor de nieuwe gebruiker: • Kennismaking met SDL Tridion: hier leert u de basisbegrippen van de gebruikersinterface en krijgt u een uitleg van het gebruik ervan. • Basisconcepten van Content Manager: hier krijgt u een introductie in fundamentele concepten zoals componenten en pagina's. • Lintopties: hier wordt informatie gegeven over besturingselementen op de werkbalk Lint. • Sneltoetsen: hier worden de handige sneltoetsen weergegeven waarmee u snel kunt bewerken. SDL Tridion SiteEdit-websites 27
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hier wordt verwezen naar een lijst met websites (indien beschikbaar) waarvoor SiteEdit is geactiveerd. SiteEdit is een invoegtoepassing van SDL waarmee u content rechtstreeks op de gepubliceerde webpagina kunt bewerken en beheren. Snelle toegang Deze knoppen springen naar vaak gebruikte functionaliteit in de gebruikersinterface: • Publicaties: hiermee gaat u naar een lijst met publicaties (die overeenkomen met websites) waartoe u toegang hebt. • Mijn favorieten: hier wordt de lijst weergegeven met items die u hebt aangemerkt als favorieten. • Mijn workflowtaken: bevat aan u toegewezen contentitems waarmee u aan het werk bent. • Systeembeheer: hiermee gaat u naar beheertaken voor het SDL Tridion-systeem (deze optie is mogelijk niet altijd beschikbaar).
2.2.2
Dashboard - scherm Gebruikersvoorkeuren
Het scherm Gebruikersvoorkeuren in het Dashboard bevat de volgende besturingselementen: Taal- en landinstellingen 28
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hiermee kunt u een andere interfacetaal en/of een datum- en getalnotatie kiezen. Zoekinstellingen
Hiermee kunt u configureren hoe zoekopdrachten worden uitgevoerd in Content Manager Explorer. Content bewerken
Hiermee kunt u het gedrag van Content Manager Explorer configureren wanneer u opgemaakte tekst plakt. Weergave-instellingen
Hiermee kunt u configureren wat u wilt zien nadat u zich hebt aangemeld: dit Dashboard (selecteer SDL Tridion Dashboard) of het tabblad Home van het lint (selecteer Content Explorer). In het laatste geval kunt u ook een map selecteren waarin Content Manager Explorer moet worden gestart. Ook kunt u hiermee configureren of het lint gemaximaliseerd of geminimaliseerd wordt uitgevoerd wanneer u zich aanmeldt. U kunt de werkbalk altijd later maximaliseren of minimaliseren, zoals wordt uitgelegd in Lint van Content Manager Explorer (zie pag. 16).
29
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2.2.3
Dashboard - scherm Help en community
Het scherm Help en community in het Dashboard bevat de volgende besturingselementen: Help en documentatie Twee documentatiesets die u helpen bij het gebruik van het product: • Onderwerpen voor auteurs en editors: hiermee worden de helponderwerpen geopend die in de gebruikersinterface zijn geïntegreerd. Deze onderwerpen zijn bedoeld voor gebruikers die content maken en bewerken. • Onderwerpen voor beheerders en implementeerders: hiermee worden de helponderwerpen in de documentatieportal geopend. Deze onderwerpen zijn bedoeld voor personen die productfunctionaliteit willen installeren, implementeren en uitbreiden. Deze onderwerpen bevinden zich op een online website. U hebt dus een actieve internetverbinding nodig. Ook hebt u een gebruikersnaam en wachtwoord nodig om u bij de site aan te melden. De klantenondersteuning van SDL kan u deze referenties verschaffen. Community Verschillende manieren om contact te maken met andere gebruikers van het product en met mensen die SDL Tridion maken:
30
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• SDL Tridion World is de primaire communitywebsite voor degenen die SDL Tridion en de bijbehorende invoegtoepassingen implementeren. Dit is een online website. U hebt dus een actieve internetverbinding nodig. Ook hebt u een gebruikersnaam en wachtwoord nodig om u bij de site aan te melden. De klantenondersteuning van SDL kan u deze referenties verschaffen. • SDL Tridion Ideas: hier kunt u ideeën indienen om ons product te verbeteren of uit te breiden en stemmen op ideeën van anderen. • SDL Tridion Productupdates: hier hebt u toegang tot de laatste patches naar uw huidige versie.
2.2.4
Dashboard - scherm Info over SDL Tridion In het scherm Info over SDL Tridion vindt u informatie over de versie van SDL Tridion die u gebruikt, en een juridische kennisgeving. Gebruik de op deze pagina weergegeven versienummers wanneer u een probleem of een vraag indient bij de klantenondersteuning van SDL.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen: • de versie van de gebruikersinterface, Content Manager Explorer • de versie van het onderliggende systeem • de versie van de update, die aangeeft welke productupdate wordt gebruikt. SDL geeft periodiek productupdates uit.
2.3
Navigatiepad Het navigatiepad is het pad naar uw huidige locatie in de navigatiestructuur links. Het navigatiepad bevindt zich links, direct onder het lint in het hoofdscherm van Content Manager Explorer:
31
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
U kunt op een van de knooppuntnamen in het navigatiepad klikken om naar het overeenkomende knooppunt in de boomstructuur te springen en de content van dat knooppunt in het contentveld te laden.
2.4
Content Manager Explorer-opties Via de optiebalk van Content Manager Explorer kunt u uw gebruikersvoorkeuren voor Content Manager Explorer instellen, de online gebruikershandleiding raadplegen, een koppeling naar een Content Manageritem e-mailen, een Content Manager-item aan uw favorieten toevoegen en snelkoppelingen voor Content Manager-items maken.
2.4.1
Gebruikersvoorkeuren instellen voor Content Manager Explorer U kunt voor Content Manager Explorer de landinstellingen, de taal en de gewenste zoekinstellingen kiezen.
Context • Regionale instellingen - hiermee bepaalt u hoe Content Manager Explorer de datum, getallen en andere landspecifieke items weergeeft. • Taal - hiermee bepaalt u de taal die Content Manager gebruikt. Opmerking: De talen die u kunt kiezen zijn beperkt tot de talen die de SDL Tridion-systeembeheerder voor Content Manager heeft geïnstalleerd. • Zoekinstellingen - hiermee bepaalt u de standaardlocatie van zoekacties, het standaardaantal geretourneerde resultaten en de standaardstartweergave in Content Manager Explorer. 32
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Als u uw gebruikersvoorkeuren wilt wijzigen, klikt u op Gebruikersvoorkeuren in de optiebalk. Het dialoogvenster Gebruikersvoorkeuren wordt geopend.
2. Selecteer uw voorkeurstaal en de landinstellingen in het gebied Taalen landinstellingen. 3. Geef in het gebied Zoekinstellingen het maximale aantal zoekresultaten op dat na een zoekopdracht mag worden geretourneerd. 4. Klik op OK om uw wijzigingen toe te passen.
2.4.2
De gebruikershandleiding online bekijken Als u de gebruikershandleiding van Content Manager en de gebruikershandleiding van Audience Manager en Outbound E-mail online wilt bekijken, klikt u op het pictogram van de online documentatie.
33
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Er wordt een dialoogvenster met helponderwerpen geopend. Opmerking: De online documentatie is alleen beschikbaar als de systeembeheerder deze optie heeft geselecteerd tijdens de installatie (de standaardinstelling). U kunt ook toegang krijgen tot de volledige documentatie via de documentatieportal voor implementeerders. Vraag de systeembeheerder om een gebruikersnaam en wachtwoord voor deze site.
2.4.3
Een koppeling naar een Content Manager-item emailen U kunt een koppeling naar elk gewenst item in Content Manager per e-mail verzenden.
Uit te voeren stappen 1. Selecteer in het hoofdscherm een item waarvoor u een koppeling wilt verzenden of open het item in een dialoogvenster. 2. Open het tabblad Home van het lint en klik op de knop Verzenden via e-mail, die zich aan de rechterzijde bevindt.
In uw standaardclient voor e-mail wordt een nieuwe e-mail geopend die de koppeling naar het huidige item bevat. 3. Vul een e-mailadres en desgewenst een onderwerp en aanvullende hoofdtekst in. Verzend de e-mail vervolgens.
2.4.4
Een Content Manager-item toevoegen aan uw favorieten Als u vaak een bepaald item zoals een component of een bepaalde locatie zoals een map opent in Content Manager, kunt u dit item of deze locatie toevoegen aan de favorieten of bladwijzers van uw browser.
34
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Context Opmerking: Als u de standaardoptie Toevoegen aan Favorieten of Toevoegen aan bladwijzers wilt gebruiken, wordt alleen het venster Content Manager Explorer aan uw favorieten of bladwijzers toegevoegd en niet het afzonderlijke item. Uit te voeren stappen 1. Selecteer in het hoofdscherm een item waarvoor u een bladwijzer of een favoriet wilt maken. U kunt het item ook in een dialoogvenster openen. 2. Open het tabblad Home van het lint en klik op de knop Verzenden naar Mijn favorieten, die zich aan de rechterzijde bevindt.
De koppeling verschijnt in het deelvenster Snelkoppelingen > Favorieten :
2.5
Navigatiedeelvenster In het navigatiedeelvenster links op het scherm kunt u naar de diverse onderdelen van de applicatie gaan.
35
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
In de onderste helft van het navigatiedeelvenster worden de publicaties weergegeven waartoe u toegang hebt. U kunt de grootte van dit gebied aanpassen door het met de muis vast te pakken:
U kunt elke publicatie openen om de items erin te bekijken. Gebruik het gebied Snelkoppelingen boven in het navigatiedeelvenster voor snelle toegang tot locaties of items die u het meest bezoekt, zoals Pagina's op maat. U kunt het gebied Snelkoppelingen verbergen of weergeven door op de uitvouw-/samenvouwknop te klikken .
36
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2.6
Lijstweergave In een lijstweergave vindt u de items die zich in een map of een structuurgroep bevinden, of de resultaten van een zoekopdracht. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u items in de lijstweergave opslaat, opent, verplaatst, kopieert, plakt en verwijdert.
2.6.1
Een item openen in de lijstweergave U kunt een item vanuit de lijstweergave openen door te dubbelklikken op het item, door te klikken op het pictogram Openen op de hoofdwerkbalk of door te klikken op Openen in een contextmenu. Het geselecteerde item wordt in een venster weergegeven. Als een andere gebruiker het item heeft geopend om te bewerken, kunt u het item uitsluitend als 'alleen-lezen' weergeven.
2.6.2
De lijstweergave filteren met behulp van lijstkolommen Wanneer u de items van een lijst bekijkt, kunt u de weergegeven items filteren door de kolommen te filteren. Als u een kolom wilt filteren, klikt u op het filterpictogram in de rechterhoek van een kolomkop:
Wanneer u op dit pictogram klikt, hangt het van het kolomtype dat u filtert af welke filteropties worden weergegeven: Open set met waarden Als het aantal waarden in de kolom variabel is en u op het filterpictogram klikt, worden maximaal zeven waardebereiken weergegeven waaruit u een selectie kunt maken (bijvoorbeeld A-F, G-M, N-S en T-Z). U kunt elk bereik in- of uitschakelen om deze waarden weer te geven of te verbergen.
37
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Gesloten set met waarden Als het aantal waarden in de kolom gesloten is (dat wil zeggen: als er slechts een vaste set met mogelijke waarden is) en u op het filterpictogram klikt, wordt elke waarde als een aparte optie weergegeven. U kunt elk bereik in- of uitschakelen om deze waarden weer te geven of te verbergen.
Datum- en tijdwaarden Als met de waarden bepaalde momenten worden aangegeven en u klikt op het filterpictogram, wordt een aangepaste set met opties weergegeven om veelvoorkomende tijdbereiken te selecteren, zoals de optie om een aangepast datum-/tijdbereik in te stellen. Als u deze optie selecteert, selecteert u met de datumselectie-knoppen een datum en tijd voor het begin en het einde van uw datum-/tijdbereik.
Als u een filter hebt geselecteerd, wordt het filterpictogram blauw. Hiermee wordt aangegeven dat uw huidige lijstweergave wordt gefilterd.
38
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2.6.3
Contextmenu's gebruiken U kunt een contextmenu openen voor items in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave door met de rechtermuisknop op het item te klikken. In het menu vindt u opdrachten die gewoonlijk zijn gekoppeld aan het item dat u hebt geselecteerd. De volgende afbeelding laat een contextmenu voor een component zien:
De volgende afbeelding laat een contextmenu voor een map zien:
39
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2.6.4
Werken met meerdere items in de lijstweergave U kunt bepaalde acties op meerdere items tegelijk uitvoeren.
Uit te voeren stappen 1. Als u een bewerking op meerdere items wilt uitvoeren, selecteer dan in de lijstweergave de items waarmee u wilt werken. Als u items wilt selecteren die niet op elkaar volgen, dient u Ctrl ingedrukt te houden en op elk gewenst item afzonderlijk te klikken. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op een Lint-pictogram • Klik met de rechtermuisknop en kies een optie in het contextmenu
2.6.5
Een item verplaatsen U kunt met knippen en plakken de structuur van uw content wijzigen. U kunt items in de lijstweergave verplaatsen naar een andere map of structuurgroep binnen dezelfde publicatie, of u kunt trefwoorden verplaatsen naar een andere locatie in dezelfde categorie.
Vereisten U hebt het recht nodig om het object te wijzigen, evenals de volgende machtigingen: 40
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Verwijdermachtigingen voor de map, structuurgroep of categorie die het item bevat • Schrijfmachtigingen voor de map, structuurgroep of categorie waarin u het item wilt plakken U kunt een item in de volgende gevallen niet knippen en plakken: • Het item is een lokale kopie of een gedeeld item. • Het item is uitgecheckt, bevindt zich in een workflow of is gepubliceerd. Het is niet mogelijk om items te verplaatsen tussen verschillende publicaties, tussen mappen, structuurgroepen en categorieën of tussen twee verschillende categorieën. Context U verplaatst items door de gewenste items te selecteren, te knippen en te plakken. Als u een map, structuurgroep of trefwoord verplaatst, worden ook alle items daarin verplaatst. Uit te voeren stappen 1. Navigeer naar de publicatie en map of structuurgroep met het item dat u wilt verplaatsen. 2. Selecteer in de lijstweergave een of meerdere items. 3. Klik op Knippen op het tabblad Home van het lint. 4. Selecteer in het navigatiedeelvenster de map of structuurgroep waarnaar u het item of de items wilt verplaatsen. 5. Klik op Plakken op het tabblad Home van het lint. Resultaat Content Manager verplaatst het item naar een andere locatie in de publicatie.
2.6.6
Een item kopiëren en plakken U kunt een kopie van een item binnen dezelfde publicatie maken.
Vereisten U hebt het recht nodig om het object te wijzigen, evenals de volgende rechten: • Leesmachtigingen voor de map, structuurgroep of categorie die het item bevat • Schrijfmachtigingen voor de map, structuurgroep of categorie waarin u het item wilt plakken Context Als u een kopie van een map, structuurgroep of trefwoord maakt, maakt u ook een kopie van alle items die zich daarin bevinden. Als een item zich in een workflow bevindt of door een andere gebruiker is uitgecheckt, kunt u alleen een kopie maken van de laatst ingecheckte versie van het item.
41
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Navigeer naar de publicatie en map, structuurgroep of trefwoord met het item of de items dat of die u wilt kopiëren. 2. Selecteer in de lijstweergave de items die u wilt kopiëren. 3. Klik op het pictogram Kopiëren op het tabblad Home van het lint. 4. Selecteer de map, structuurgroep, categorie of het trefwoord waarnaar u het item of de items wilt kopiëren en klik vervolgens op Plakken op het tabblad Home van het lint. Resultaat Content Manager maakt een kopie van het item. Als u het item in een organisatie-item (map, structuurgroep of categorie) plakt dat al een item met dezelfde naam bevat, wordt de naam van het item gewijzigd door er 'Copy <x> of...' (Kopie <x> van ...) voor te plaatsen, waarbij <x> een getal is. Bijvoorbeeld: "Copy 2 of Article" (Kopie 2 van artikel). Content Manager geeft de kopie een versienummer "1.0". De kopie heeft geen versiehistorie.
2.6.7
Een item verwijderen U kunt een item verwijderen door dit weg te halen uit Content Manager. Als u een map, structuurgroep of categorie verwijdert, verwijdert u ook alle items daarin.
Vereisten Om een item te kunnen verwijderen, moet u het recht bezitten om items te verwijderen uit de map, structuurgroep of categorie waarin het item is opgeslagen, evenals rechten voor het betreffende item. U kunt geen item verwijderen als: • Het item wordt gebruikt
• • • • •
• De component in een pagina is genest. • De component wordt gebruikt als componentkoppeling of multimediakoppeling in een andere component of in een metadataveld. • Het trefwoord wordt gebruikt in een componentveld of metadataveld Het item wordt gelokaliseerd in een onderliggende publicatie Het item wordt gepubliceerd Het item zich in een workflow bevindt Het item is uitgecheckt. Het item geen lokaal item is (dat wil zeggen, het item is een lokale kopie of een gedeeld item)
Context Opmerking: Als u wilt zien of het item wordt gebruikt, dient u het item te openen en op de werkbalk op het pictogram Waar gebruikt tonen te klikken. Zie Waar gebruikt (zie pag. 55) voor informatie over de functie Waar gebruikt.
42
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Als u een item wilt verwijderen, navigeert u in de weergave Contentmanagement naar de publicatie en map, de structuurgroep of de categorie die het item of de items bevat die u wilt kopiëren. 2. Selecteer in de lijstweergave de items die u wilt verwijderen. Opmerking: Meer informatie over het selecteren van meerdere items vindt u in Werken met meerdere items in de lijstweergave (zie pag. 40) 3. Klik op het pictogram Verwijderen op het tabblad Home van het lint. Opmerking: Als u een trefwoord hebt geselecteerd, wordt u gevraagd of u alleen het trefwoord wilt verwijderen of de gehele trefwoordtak (alle onderliggende trefwoorden). Als u alleen het trefwoord verwijdert, worden de onderliggende trefwoorden een niveau hoger geplaatst in de boomstructuur. Resultaat Content Manager verwijdert het item of de items. U kunt items die u hebt verwijderd, niet meer ophalen. Als u meerdere items selecteert voor verwijdering, verwijdert Content Manager alleen de items die aan de voorwaarden voldoen.
2.6.8
De lijstweergave vernieuwen De inhoud van de lijstweergave is normaal gesproken up-to-date. Als u echter geen item ziet dat u wel had verwacht te zien, klikt u op de knop Vernieuwen op de balk boven de lijst om die lijst handmatig te vernieuwen.
2.7
Bewerkingsvenster Wanneer u een item opent of maakt, wordt een bewerkingsvenster geopend. In het bewerkingsvenster vindt u velden waarmee u een item kunt maken of bewerken.
43
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Bewerkingsvensters bevatten een eigen lint dat u toegang biedt tot de acties die u op het item kunt uitvoeren. Raadpleeg Besturingselementen van het lint (zie pag. 19) voor een beschrijving van de besturingselementen die beschikbaar zijn in het lint.
Een item opslaan Wanneer u klaar bent met een item, kunt u het item opslaan met een van de drie opties op het tabblad Home van het lint: • Opslaan: hiermee slaat u de huidige wijzigingen op die u in het item hebt aangebracht; het venster blijft open. • Opslaan en sluiten: hiermee slaat u de wijzigingen op die u in het item hebt aangebracht en sluit u het item. • Opslaan en nieuw: hiermee slaat u de wijzigingen op die u in het item hebt aangebracht, sluit u het item en opent u een venster waarin u een nieuw item van hetzelfde type kunt maken.
44
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2.8
Berichtencentrum van Content Manager Explorer In Content Manager Explorer wordt het Berichtencentrum gebruikt om informatie te verschaffen, waarschuwingen te geven en fouten te melden. In het Berichtencentrum worden berichten op de volgende manieren weergegeven: • In het bovenste deel van de interface kan in het midden een bericht verschijnen. Met het pictogram en de kleur van het bericht wordt de aard van het bericht aangegeven. Deze waarschuwing verschijnt bijvoorbeeld wanneer een gebruiker een bestaand schema voor bewerking opent:
U kunt op het pictogram voor sluiten aan de rechterzijde klikken om een bericht te verwijderen. • Er kan een pop-upvenster in het midden van het scherm worden geopend. In dit foutbericht wordt bijvoorbeeld uitgelegd dat een verplicht veld niet is ingevuld:
45
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
U kunt op elk gewenst moment alle berichten bekijken die door het Berichtencentrum worden gegenereerd door op het vlagpictogram links bovenaan te klikken. Met het getal ernaast wordt het aantal berichten aangegeven dat nog niet is verwijderd.
Hiermee wordt een dialoogvenster geopend met alle berichten die tijdens deze sessie zijn weergegeven. Schakel Gearchiveerde berichten weergeven uit om alleen berichten te zien die nog niet zijn verwijderd.
Als u gedetailleerde informatie over een bericht wilt, dubbelklikt u erop. Er verschijnt dan een uitgebreidere versie van het bericht in een afzonderlijke pop-up.
2.9
Sneltoetsen U kunt met de volgende sneltoetsen in Content Manager Explorer navigeren en items gebruiken. Vernieuwen
46
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Als algemene regel geldt dat als u drukt op F5 elke in het momenteel actieve venster weergegeven lijst wordt vernieuwd. Sneltoetsen van invoerveld In de volgende tabel worden de sneltoetsen beschreven die in invoervelden kunnen worden gebruikt: Sleutel
Actie
Veldtypen
Ctrl+X of
+X
Knippen
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+C of
+C
Kopiëren
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+V of
+V
Plakken
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+Z of
+Z
Ongedaan maken Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+Y of
+Y
Opnieuw doen
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+A of
+A
Alles selecteren
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+B of
+B
Vet
Opmaakveld
Cursief
Opmaakveld
Ctrl+I of
+I
Ctrl+U of
+U
Onderstreept
Opmaakveld
Ctrl+L of
+L
Links uitlijnen
Opmaakveld
Ctrl+R of
+R
Rechts uitlijnen
Opmaakveld
Ctrl+E of
+E
Centreren
Opmaakveld
Ctrl+K of
+K
Koppeling invoegen
Opmaakveld
Ctrl+. of
+.
Lijst met Opmaakveld opsommingstekens maken (alleen opmaakveld)
Ctrl+links
Eén woord naar links verplaatsen
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+rechts of
Eén woord naar rechts verplaatsen
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+Home
Naar begin van invoerveld verplaatsen (alleen Windows)
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
+links
Naar begin van regel gaan
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
+rechts
Naar einde van regel gaan
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
47
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Sleutel
Actie
Veldtypen
Ctrl+End
Naar einde van invoerveld verplaatsen (alleen Windows)
Platte tekst, opmaakveld, numeriek
Ctrl+Delete
Huidige woord Platte tekst, opmaakveld, van huidige numeriek cursorpositie verwijderen (alleen Windows)\
Sneltoetsen van het lint van Content Manager Met een aantal sneltoetsen kunt u door de items in het lint navigeren: • Druk eerst op Ctrl+F6 of +F6 om door de besturingselementen van het lint te navigeren. Hiermee wordt aangegeven dat de momenteel geopende werkbalk Lint actief is door een stippellijn rondom de werkbalk weer te geven.
• U kunt nu andere tabbladen selecteren met de pijltoetsen naar links en naar rechts op uw toetsenbord. • Als u een tabblad wilt openen en de bijbehorende besturingselementen wilt weergeven, selecteert u het tabblad en drukt u op Enter. • U hebt nu de eerste knop op het tabblad Lint geselecteerd. Gebruik weer de pijlen naar links en rechts om naar de knop te gaan die u wilt gebruiken en voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een normale knop hebt geselecteerd, drukt u op Enter om de opdracht uit te voeren. • Als u een knop hebt geselecteerd waarmee altijd een keuzemenu wordt geopend, drukt u op Enter of de pijl omlaag om het keuzemenu te openen.
• Als u een knop hebt geselecteerd die een primaire opdracht heeft, plus een aantal speciale opdrachten in een keuzemenu, drukt u op Enter om de primaire opdracht uit te voeren of op de pijl omlaag om het keuzemenu te openen.
48
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u een keuzemenu hebt geopend, navigeert u met de pijltoetsen omhoog en omlaag door de menuopties en drukt u op Enter als u een optie wilt selecteren. • Met de knop Escape gaat u een niveau terug in het lint (van keuzemenu naar een tabblad of van een specifiek tabblad naar de lijst met tabbladen). Sneltoetsen voor het navigatiedeelvenster van Content Manager In de volgende tabel vindt u een beschrijving van de sneltoetsen waarmee u kunt navigeren tussen items in het navigatiedeelvenster van Content Manager Explorer. Sleutel
Resultaat
Pijl omhoog
Eén knooppunt omhoog gaan
Pijl omlaag
Eén knooppunt omlaag gaan
Pijl naar links
Een uitgevouwen knooppunt sluiten of naar het bovenliggende knooppunt gaan.
Pijl naar rechts
Een gesloten knooppunt uitvouwen of naar het eerste onderliggende knooppunt gaan.
Home
Ga naar het hoofdknooppunt van het navigatiedeelvenster.
End
Naar het laatste knooppunt in de structuur gaan.
Enter
Naar het geselecteerde knooppunt gaan als u een ander knooppunt hebt geselecteerd.
Page Up
Naar het eerste knooppunt op de pagina gaan.
Page Down
Naar het laatste knooppunt op de pagina gaan.
Backspace
Naar boven gaan.
Ctrl+X of
+X
Het geselecteerde knooppunt knippen.
Ctrl+C of +C
Het geselecteerde knooppunt kopiëren.
Ctrl+V of
Een gekopieerd of geknipt knooppunt plakken.
+V
Delete
Het geselecteerde knooppunt verwijderen.
Sneltoetsen voor de lijstweergave van Content Manager In de volgende tabel vindt u een beschrijving van de sneltoetsen waarmee u kunt navigeren tussen items in de lijstweergave: Sleutel Home
Actie Het eerste item in de lijst selecteren 49
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Sleutel
Actie
End
Het laatste item in de lijst selecteren
Pijl omhoog
Het vorige item in de lijst selecteren
Pijl omlaag
Het volgende item in de lijst selecteren
Page Up
Eén pagina naar boven bladeren, het eerste item selecteren
Page Down
Eén pagina naar beneden bladeren, het laatste item selecteren
Enter
Standaardhandeling uitvoeren
Escape
Selectie wissen
Shift
Reeks items selecteren
Ctrl
Item toevoegen aan of verwijderen uit de selectie
Spatiebalk
Klikken met de linkermuisknop
Ctrl+X of
+X
Knippen
Ctrl+C of
+C
Kopiëren
Ctrl+V of
+V
Plakken
Verwijderen
Geselecteerde item(s) verwijderen
De standaardhandeling voor de lijstweergave is een van de volgende acties: • Het item openen • Het item bewerken als de gebruiker het item heeft uitgecheckt • De lijst met bijbehorende items weergeven als het item een map, structuurgroep of publicatie is.
2.10
Onthouden instellingen Wanneer u uw browser sluit, wordt door Content Manager Explorer het volgende onthouden: de laatst bezochte locatie in de publicatiestructuur, of de werkbalk Lint was samengevouwen of uitgevouwen, welke doeltypen er waren geselecteerd toen u de laatste keer content hebt gepubliceerd, en uw publicatie-instellingen. Opmerking: Uw depublicatie-instellingen en geavanceerde instellingen worden niet onthouden.
50
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3
BluePrinting
Een BluePrint is een hiërarchie van publicaties waarin bovenliggende publicaties content delen met onderliggende publicaties. Met BluePrinting kunt u structuur, content en ontwerp tussen publicaties hergebruiken. De belangrijkste termen van BluePrinting zijn: • BluePrint: met een BluePrint kunt u de relatie tussen publicaties vastleggen en kan uw organisatie items binnen meerdere publicaties delen en beheren. • Hoofdouder: een primaire ouderpublicatie is de eerste publicatie in een BluePrint. Deze bevat alleen items die binnen die publicatie zijn gemaakt. Een Content Manager-systeem kan verschillende BluePrints bevatten. Wanneer u een BluePrint maakt, delen alle publicaties in de BluePrint de hoofdstructuurgroep van de primaire bovenliggende publicatie. • Ouder: een ouderpublicatie deelt items met een of meerdere publicaties die kindpublicaties worden genoemd. Een bovenliggende publicatie kan ook een onderliggende publicatie zijn. • Kind: een kindpublicatie vormt een afspiegeling van de ouderpublicatie. Een onderliggende publicatie kan ook lokale content bevatten die u kunt combineren met gedeelde content. Met de BluePrint-viewer worden de relaties tussen ouders en kinderen in een BluePrint en de BluePrint-relatie tussen items gevisualiseerd:
51
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
3.1
Gedeelde items, lokale kopieën en lokale items Onderliggende publicaties kunnen gedeelde items, lokale kopieën en lokale items bevatten. Gedeelde items Gedeelde items zijn items die zijn overgenomen van bovenliggende publicaties. Deze items kunnen niet worden bewerkt (alleen-lezen), tenzij u er een kopie van maakt. Lokale kopieën Lokale kopieën zijn gedeelde items die zijn gelokaliseerd. Lokaliseren is het maken van een lokale kopie van een gedeeld item die vervolgens lokaal kan worden gewijzigd. Lokale items Lokale items zijn items die in een onderliggende publicatie zijn gemaakt.
3.2
Items die worden beïnvloed door BluePrinting Het uitvoeren van acties op een BluePrint-item kan vanwege de onderlinge relaties tussen BluePrint-publicaties gevolgen hebben voor andere publicaties in de BluePrint. Items die worden gedeeld in een BluePrint De volgende Content Manager-items worden gedeeld van bovenliggende publicaties naar onderliggende publicaties. • Mappen en structuurgroepen die bepalen hoe content wordt ingedeeld • Schema's, componenten en pagina's die de content bepalen • Componentsjablonen, paginasjablonen en sjablonen voor building blocks bepalen de vormgeving en het functioneren van content • Doelgroepen die de typen gebruikers bepalen (voor een persoonlijke benadering) • Procesdefinities die de workflow bepalen • Categorieën en trefwoorden die voor classificatie en metadata worden gebruikt • Zoekmappen waarin de resultaten van zoekopdrachten worden opgeslagen Acties die gevolgen hebben voor items in een BluePrint In de volgende tabel staan de algemene regels die gelden wanneer bepaalde acties op een item in een BluePrint worden uitgevoerd:
52
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Actie maken
Algemene regel Een item dat in een publicatie wordt gemaakt, is een lokaal item. Als de publicatie een bovenliggende publicatie is, wordt het item gedeeld met alle onderliggende publicaties. U kunt een lokaal item maken in een bovenliggende of onderliggende publicatie.
bewerken U kunt lokale items of lokale kopieën bewerken. Als u deze items wijzigt, worden de wijzigingen gedeeld met onderliggende publicaties, tenzij de onderliggende publicaties lokale kopieën bevatten van deze items. knippen/ plakken
U kunt een lokaal item knippen en plakken binnen een publicatie. U kunt niet een item uit de ene publicatie knippen en in een andere publicatie plakken. U moet beschikken over schrijf- en verwijdermachtigingen om een item te knippen en te plakken.
kopiëren/ plakken
U kunt een lokaal item kopiëren en plakken binnen een publicatie. verwijderen U kunt alleen ongebruikte lokale items verwijderen.
lokaliseren U kunt een lokale kopie maken van elk gedeeld item in een publicatie (lokaliseren). Hierdoor kunt u het item bewerken. delokaliseren U kunt een lokale kopie delokaliseren als u het oorspronkelijke gedeelde item wilt gebruiken. publiceren U kunt een component, een pagina, een structuurgroep of een publicatie publiceren. Alleen items in actieve structuurgroepen worden gepubliceerd. depubliceren U kunt een component, een pagina, een structuurgroep of publicatie depubliceren om het item van de gepubliceerde site te verwijderen.
3.3
Voorbeeld van een BluePrint Een bedrijf kan lokale sites hebben in verschillende landen met elk specifieke vereisten op het gebied van taal en lokale content. De volgende BluePrint is een bedrijf dat websites voor de volgende landen heeft: • Een Belgische site die Franse en Nederlandse content nodig heeft • Een Nederlandse site die Nederlandse en Engelse content nodig heeft • Een Duitse site die Engelse en Duitse content nodig heeft
53
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Het ontwerp van de sites is hetzelfde. Ze hebben dan ook dezelfde paginasjablonen en componentsjablonen. Ook hebben ze dezelfde contentstructuur van mappen en structuurgroepen. In dit scenario maken gebruikers op bedrijfsniveau een deel van de content. Ze delen deze content en vertalers zorgen voor de vertaling in vier talen. In taal- en landspecifieke publicaties kan de vertaalde informatie worden gedeeld en kan lokale content worden toegevoegd. Wanneer gebruikers pagina's in deze publicaties maken en deze publiceren, kunnen de websites informatie in verschillende talen weergeven, evenals specifieke regionale informatie.
3.4
Items lokaliseren of delokaliseren Als u in een onderliggende publicatie werkt en u wilt de content van gedeelde items wijzigen, moet u van die items lokale kopieën maken en die lokale kopieën gaan wijzigen. Als u de lokale kopie van een item niet wilt gebruiken, kunt u het item ook delokaliseren. Zodra u een item delokaliseert, gebruikt u opnieuw het gedeelde item.
Vereisten U moet beschikken over lokaliseringsrechten voor de map of structuurgroep waarin een item is opgeslagen om dit item te kunnen lokaliseren of delokaliseren. Uit te voeren stappen 1. Als u een item wilt lokaliseren of delokaliseren, navigeert u naar de locatie in de boomstructuur die het gewenste item bevat. 2. In de lijstweergave selecteert u het item dat u wilt lokaliseren of delokaliseren en op het tabblad Organiseren van het lint voert u een van de volgende handelingen uit: • Klik op Lokaliseren om een lokale kopie te maken. • Klik op Delokaliseren om terug te keren naar het originele gedeelde item.
54
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Belangrijk:Als u delokaliseert, wordt de lokale kopie verwijderd. Alle wijzigingen gaan verloren.
Resultaat U hebt een item gelokaliseerd of gedelokaliseerd.
3.5
Waar gebruikt Met de functie Waar gebruikt kunt u de relatie tussen Content Manager-items bekijken.
Context Content Manager-items worden samen gebruikt om websitecontent of content voor andere kanalen te maken. Op een pagina wordt bijvoorbeeld een combinatie van componenten en componentsjablonen, een paginasjabloon en trefwoorden gebruikt. In Content Manager kunt u de functie Waar gebruikt op een item uitvoeren om na te gaan: • Welke andere items gebruikmaken van het item • Welke andere items door het item worden gebruikt • Naar welke publicatiedoelen het item is gepubliceerd Opmerking: Vergelijkbare functionaliteit is ook beschikbaar via de lijstweergave met gerelateerde items, die wordt weergegeven wanneer u een trefwoord selecteert. De lijstweergave met gerelateerde items geeft de componenten, pagina's en andere Content Manager-items weer die zijn gelabeld met het geselecteerde trefwoord of de geselecteerde trefwoordtak, waardoor u gerelateerde content kunt bekijken. Raadpleeg Gerelateerde content weergeven (zie pag. 129) voor meer informatie. Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager Explorer. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer een item en kies Waar gebruikt in het contextmenu.
55
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Selecteer een item en kies BluePrinting > BluePrint-hiërarchie in het contextmenu om de BluePrint-viewer te openen. Selecteer het item in een van de publicaties in de BluePrint-hiërarchie en klik op Waar gebruikt. Het dialoogvenster Waar gebruikt wordt geopend:
3. U kunt bekijken waar een item wordt gebruikt door op De lijstweergave Gebruikt door te klikken. Op het tabblad wordt een lijst weergegeven met items die gebruikmaken van het geselecteerde item. • Als u een item in de lijst wilt bewerken, selecteert u het item en klikt u op Openen. • Als u de locatie van een item in de lijst wilt bekijken, selecteert u het item in de lijst en klikt u op Ga naar locatie. 4. Als u een lijst met items wilt bekijken die door dit item worden gebruikt, klikt u op het tabblad Gebruikt. • Als u een item in de lijst wilt bewerken, selecteert u het item en klikt u op Openen. • Als u de locatie van een item wilt bekijken, selecteert u het item en klikt u op Ga naar locatie. 5. Als u publicatiegegevens wilt bekijken voor een pagina, component, componentsjabloon of paginasjabloon, klikt u op het tabblad Gepubliceerd naar. 6. Klik op Sluiten om Waar gebruikt af te sluiten.
3.6
BluePrint-viewer Met de BluePrint-viewer worden de relaties tussen bovenliggende en onderliggende relaties in een BluePrint en de BluePrint-relatie tussen items gevisualiseerd.
Context De BluePrint-viewer bestaat uit het volgende:
56
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Het tabblad Home waarin u acties kunt uitvoeren op een geselecteerd item in het BluePrint-hiërarchiediagram (deze acties zijn ook beschikbaar in contextmenu's). • Het tabblad Beeld waarin u de weergave van BluePrint-relaties kunt wijzigen. • Het BluePrint-hiërarchiediagram dat wordt weergegeven in de BluePrint-viewer en de informatie daarin.
Uit te voeren stappen 1. Selecteer een item in Content Manager Explorer en kies BluePrinting > BluePrint-hiërarchie in het contextmenu:
57
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Op het tabblad Home van de BluePrint-viewer kunt u de volgende acties uitvoeren op het geselecteerde item:
• Openen: hiermee kunt u navigeren om een in de BluePrinthiërarchie weergegeven item te openen voor bewerking. • Waar gebruikt: hier kunt u zien waar een item wordt gebruikt (raadpleeg Waar gebruikt (zie pag. 55) voor meer informatie). • Verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen op voorwaarde dat u over de nodige rechten en machtigingen voor dat item beschikt en het item niet wordt gebruikt. Raadpleeg Een item verwijderen (zie pag. 42) voor meer informatie. • Voorbeeld: hiermee kunt u een voorbeeld van een item bekijken. • Vergelijken: hiermee kunt u twee verschillende versies van componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, pagina's of schema's vergelijken. Raadpleeg Twee versies vergelijken (zie pag. 144) voor meer informatie. • Historie: hier worden alle versies van een component, componentsjabloon, paginasjabloon, pagina of schema weergegeven. Raadpleeg Versiehistorie (zie pag. 142) voor meer informatie. • Lokaliseren: hiermee kunt u een lokale kopie van een gedeeld item maken. • Delokaliseren: hiermee kunt u de lokale kopie van een item in een kindpublicatie delokaliseren en het gedeelde item van de ouderpublicatie gebruiken. Belangrijk:Wanneer een item wordt gedelokaliseerd, wordt de gelokaliseerde versie geheel uit het systeem verwijderd. 3. Op het tabblad Beeld van de BluePrint-viewer kunt u Inzoomen en Uitzoomen voor het diagram gebruiken en de volgende acties uitvoeren:
• Ouders weergeven: selecteer een item/publicatie en klik op Ouders weergeven om de ouders van de geselecteerde publicatie te markeren (de publicaties die geen ouders zijn van de geselecteerde publicatie worden grijs weergegeven). 58
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Kinderen weergeven: selecteer een item/publicatie en klik op Kinderen weergeven om de kinderen van de geselecteerde publicatie te markeren (de publicaties die geen kinderen zijn van de geselecteerde publicatie worden grijs weergegeven). • Gebruikt in weergeven: klik op Gebruikt in weergeven om de items te bekijken waarin het item wordt gebruikt. • Overnamepad weergeven: selecteer een item en klik op Overnamepad weergeven om te markeren waaruit het item de content deelt. 4. In het BluePrint-hiërarchiediagram dat wordt weergegeven in de BluePrint-viewer, worden de volgende visuele indicatoren gebruikt:
• Met een effen blauwe achtergrond wordt de publicatie aangegeven waaruit de BluePrint-viewer is aangeroepen:
• Met een blauwe rand wordt het huidige item (het contextitem) aangegeven dat is geselecteerd in de BluePrint:
• Informatie over het item waaruit de BluePrint-viewer is aangeroepen (het contextitem) en het momenteel geselecteerde contextitem wordt onder aan de viewer weergegeven:
• De namen van gedeelde items worden cursief weergegeven:
• Publicaties die geen kopie van het geselecteerde item bevatten, worden grijs weergegeven: 59
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als een item is gelokaliseerd in een kindpublicatie, is de lijn naar de ouderpublicatie gestippeld:
5. Klik op Sluiten om de BluePrint-viewer af te sluiten.
60
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4
Componenten
U definieert alle content in Content Manager in componenten. Om ervoor te zorgen dat de content consistent is, baseert Content Manager alle content op schema's. Met deze schema's worden velden en veldtypen gedefinieerd voor specifieke typen content. U moet bijvoorbeeld een persbericht maken. De SDL Tridionsysteembeheerder heeft een schema gemaakt waarin wordt aangegeven welke typen content een persbericht kan bevatten. Dit voorbeeldschema kan de volgende velden bevatten: Titel Een tekstveld waarin u tekst kunt typen Samenvatting Een tekstveld waarin u tekst kunt typen Datum Een veld voor datumselectie Hoofdtekst Een tekstveld waarin u tekst kunt typen en tekst kunt opmaken Bedrijfsinformatie Een veld voor componentkoppelingen waarin u een bestaande component kunt selecteren die bedrijfsinformatie bevat Logo Een veld voor multimediakoppelingen waarin u een koppeling kunt maken naar een bestaande multimediacomponent die een afbeelding bevat U voert in deze vooraf gedefinieerde velden content in en kunt er zo zeker van zijn dat alle persberichten een consistente structuur hebben en hetzelfde type content bevatten. In deze sectie wordt beschreven hoe u componenten in Content Manager Explorer kunt maken en gebruiken. Multimediacontent wordt opgeslagen in multimediacomponenten. Zie Multimediacomponenten (zie pag. 95) voor meer informatie over multimediacomponenten.
4.1
Een component maken U maakt een component door een schema te selecteren waarin het type component wordt gedefinieerd dat u wilt maken. Vervolgens vult u de velden voor de component in, zoals is gedefinieerd door het schema.
61
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Om een component te kunnen maken, moet u beschikken over het recht voor componentbeheer en het recht om naar de map te schrijven waarin de component wordt geplaatst. Context Uw organisatie heeft bijvoorbeeld een schema Persbericht, waarop alle content in persberichten wordt gebaseerd. U maakt componenten in mappen binnen een publicatie. Uit te voeren stappen 1. Navigeer naar de publicatie en de map waarin u de component wilt maken. 2. Klik op het tabblad Home of het tabblad Maken van het lint op Nieuwe component. Het venster Nieuwe component wordt geopend.
3. Vul de volgende velden in op het tabblad Algemeen: • Naam: de naam van de component • Schema: het schema waarop dit component wordt gebaseerd (als uw SDL Tridion-systeembeheerder een verplicht schema heeft gedefinieerd voor de map waarin u een component maakt, wordt er door Content Manager een schema voor u geselecteerd). Nadat u een schema hebt gekozen, wordt er een reeks velden weergegeven. 4. Vul alle verplichte velden en waar nodig optionele velden in. Naast verplichte velden staat een rood sterretje (*). Opmerking: Meer informatie over componentveldtypen vindt u in Typen componentvelden (zie pag. 65).
62
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Een component kan ook metadatavelden bevatten. Als dit het geval is, wordt het tabblad Metadata weergegeven. Selecteer het tabblad Metadata (indien van toepassing) en vul alle verplichte velden en, indien van toepassing, de optionele velden in. 6. Klik op het tabblad Home van het lint op Opslaan en sluiten. Resultaat U hebt nu een component gemaakt. Opmerking: Zie Pagina's (zie pag. 101) voor meer informatie over het maken van pagina's en het gebruik van componenten op pagina's.
4.2
Een component bewerken U kunt een component bewerken om de content van de component te wijzigen.
Vereisten Om een component te kunnen bewerken, moet u beschikken over rechten voor componentbeheer en schrijfmachtigingen.
63
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
In de volgende omstandigheden is het niet mogelijk om een component te bewerken: • De component wordt gedeeld vanuit een andere publicatie • Een andere gebruiker heeft de component al uitgecheckt • Content Manager heeft de component via een workflowproces toegewezen aan een andere gebruiker Uit te voeren stappen 1. Navigeer naar de publicatie en de map die de component bevatten die u wilt bewerken. 2. U opent de component door de component in de lijstweergave te selecteren en vervolgens te klikken op Openen op het tabblad Home van het lint. 3. Bewerk waar nodig de velden van de component. (Zie Typen componentvelden (zie pag. 65) voor meer informatie over de verschillende veldtypen.) 4. Klik op Opslaan en sluiten op het tabblad Home van het lint. Resultaat Content Manager slaat een gewijzigde versie van de component op. Elk van de volgende items die gebruikmaken van de component, gaan nu de gewijzigde versie van de component gebruiken: • Pagina's • Componentkoppelingen in andere componenten • Onderliggende publicaties die delen vanuit deze publicatie
64
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5
Typen componentvelden
Componenten zijn gebaseerd op schema's die bepalen welke velden u voor die component kunt definiëren. Het hangt van de definitie van het schema af welk type velden u moet invullen. In de volgende tabel ziet u de veldtypen die u kunt tegenkomen bij het invullen van een component:
Tekst Numeriek
Veldtype
Geaccepteerde waarden Alfanumerieke tekens Numeriek, negatief symbool en één decimaal scheidingsteken
Datum Externe koppeling
Datum en tijd Externe koppeling naar een URLadres
Multimediakoppeling
Koppeling naar een multimediacomponent
Componentkoppeling Opmaakveld
Koppeling naar een component Alfanumerieke tekens en opmaak
In de volgende afbeelding ziet u diverse veldtypen in een component:
65
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.1
Veldkenmerken Naast de algemene classificatie van veldtypen, zoals tekst, numeriek, enzovoort, kan een veldtype de volgende kenmerken hebben: Naast de algemene classificatie van veldtypen, zoals tekst, numeriek, enzovoort, kan een veldtype de volgende kenmerken hebben: 66
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Een veld mag of moet worden ingevuld. Verplichte velden worden aangegeven met een * naast het veldlabel. • U kunt waarden selecteren in vooraf vastgestelde lijsten. Zie ook Lijstvelden (zie pag. 73). • Velden kunnen een of meerdere waarden accepteren. Velden met meerdere waarden worden weergegeven met twee knoppen aan de linkerzijde van het veld. Met de knop Toevoegen voegt u een extra waarde aan het veld toe. Met de knop Verwijderen verwijdert u een waarde uit het veld.
• U kunt de volgorde van de waarden als volgt wijzigen in velden met meerdere waarden: • Plaats de muisaanwijzer boven de pictogrammen rechts van het veld. De pijl verandert in een verplaatsingspictogram. • Sleep het veld naar een andere locatie voor hetzelfde veld en zet het daar neer.
67
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.2
Eenvoudige tekstvelden Eenvoudige tekstvelden accepteren elk teken. Om deze velden in te vullen, typt u de tekst in het veld. Tekstvelden kunnen de volgende kenmerken hebben: • Het veld kan meer dan één waarde accepteren. Dit kan worden gebruikt om onderscheid aan te brengen tussen verschillende gedeelten. • Het veld kan verplicht zijn. Dit wordt aangegeven met een *.
In opmaakvelden kunt u ook tekst opmaken. Dit veldtype wordt beschreven in Opmaakvelden (zie pag. 74).
5.3
Numerieke velden Numerieke velden kunnen één decimaal scheidingsteken en een plus- of minteken bevatten. Typ een getal in het veld, bijvoorbeeld 100000,00 en -1,23. Nummervelden kunnen de volgende kenmerken hebben: • Het veld kan meer dan één waarde accepteren. Dit kan worden gebruikt om een lijst of reeks getallen te maken. • Het veld kan verplicht zijn. Dit wordt aangegeven met een *.
68
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.4
Datumvelden In een datumveld kunt u de gewenste datum en tijd selecteren met de selectieknop. Datumvelden kunnen de volgende kenmerken hebben: • Het veld kan meer dan één waarde accepteren. Dit kan worden gebruikt om een lijst met datums te maken. • Het veld kan verplicht zijn. Dit wordt aangegeven met een *.
5.5
Velden voor externe koppelingen In een veld voor externe koppelingen kunt u een koppeling maken naar een externe URL, een e-mailadres of een ander item met een URL-adres, zoals FTP.
69
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Context Velden voor externe koppelingen kunnen de volgende kenmerken hebben: • Het veld kan meer dan één waarde accepteren. • Het veld kan verplicht zijn; dit wordt aangegeven met een *.
Uit te voeren stappen 1. Klik op de knop Toevoegen aan de linkerzijde van het koppelingsveld. Er wordt een hyperlinkvenster geopend. 2. Kies in het veld Type een van de volgende opties: • Selecteer http:// om een hyperlink naar een webpagina te maken. • Selecteer mailto: om een koppeling te maken naar een emailadres. • Selecteer Andere om een koppeling te maken met een ander type internetbron, zoals een HTTPS, FTP of een andere hulpbron. 3. Voer in het veld URL een van de volgende handelingen uit: • Als u een koppeling naar een webpagina maakt, plakt of typt u de URL van de pagina waarnaar u wilt koppelen. • Als u een koppeling naar een e-mailadres maakt, typt u het emailadres waarnaar de bezoeker een e-mailbericht kan sturen, achter het voorvoegsel mailto:. • Als u een koppeling met een ander type internetbron maakt, typt u het adres van de internetbron waarnaar u wilt koppelen. 4. Klik op OK. 5. Als het veld meer dan één koppeling bevat, kunt u het gebied links van het koppelingsveld gebruiken om de koppelingen in het veld verder op te maken: • Slepen en neerzetten: houd de muis ingedrukt boven een waarde en sleep om de waarde op een andere plaats neer te zetten. • Toevoegen: met deze knop voegt u een andere koppeling toe. • Verwijderen: met deze knop verwijdert u de huidige koppeling.
70
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.6
Velden voor multimediakoppelingen en voor componentkoppelingen Met multimediakoppelingen kunt u een of meer koppelingen naar multimediacomponenten maken en met componentkoppelingen kunt u een of meer koppelingen naar componenten en waarschijnlijk ook naar multimediacomponenten maken.
Context U kunt een koppeling toevoegen aan componenten binnen de publicatie waarin de component die u maakt zich bevindt. Als een koppelingsveld meer dan een waarde accepteert, kunt u ook het volgende doen: • de volgorde van koppelingen wijzigen door velden te slepen en neer te zetten • met de knop Verwijderen koppelingen verwijderen uit een lijst met bestaande koppelingen Opmerking: De items waarnaar u wilt koppelen, moeten bestaan voordat ze als koppelingen kunnen worden toegevoegd. Uit te voeren stappen 1. Klik in de component die u maakt of bewerkt op de knop Invoegen naast het koppelingsveld. Afhankelijk van hoe koppelingsvelden van componenten zijn gedefinieerd door het componentschema, kunnen deze velden een of meer koppelingen bevatten. De volgende afbeelding laat zien hoe zulke velden worden weergegeven:
2. In het venster dat wordt weergegeven, kunt u een component selecteren die u op een van de volgende manieren kunt koppelen: 71
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Ga in uw mappenstructuur met Building Blocks naar de locatie van de component of multimediacomponent waarvoor u de koppeling wilt maken. In de lijstweergave verschijnen componenten die zijn gefilterd op basis van het toegestane schema (of schema's). • Selecteer een trefwoord bij Categorieën en trefwoorden. In de lijstweergave verschijnen componenten die zijn geclassificeerd met dit trefwoord, of een onderliggend trefwoord, die zijn gefilterd op basis van het toegestane schema (of schema's).
3. Selecteer een component en klik op Invoegen. Het dialoogvenster wordt gesloten en u hebt een koppeling aan de geselecteerde component toegevoegd. 4. Als het veld meer dan één koppeling bevat, kunt u het gebied links van de koppeling gebruiken om de koppelingen in het veld verder op te maken: • Sleep een veld en zet het op een andere plek neer om een koppeling naar een nieuwe positie te verplaatsen. • Invoegen: met deze knop voegt u een nieuwe koppeling in. • Verwijderen: met deze knop verwijdert u een koppeling.
72
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat Content Manager maakt een componentkoppeling of een multimediakoppeling.
5.7
Lijstvelden Componenten kunnen de volgende veldtypen bevatten: vervolgkeuzelijsten, selectievakken, keuzerondjes, selectievakjes en structuren. Afhankelijk van het lijstveld kunt u tekst, numerieke waarden of datums selecteren. • vervolgkeuzelijsten: u kunt een optie kiezen in een vervolgkeuzelijst • selectievakken: u kunt een of meerdere opties kiezen in een vervolgkeuzelijst • keuzerondjes: u kunt één optie selecteren • selectievakjes: u kunt een of meerdere selectievakjes inschakelen • structuur: u kunt een of meer trefwoorden in een taxonomiestructuur selecteren
73
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.8
Opmaakvelden Opmaakvelden accepteren alfanumerieke tekens en u kunt de opmaak van het veld bewerken. De voor het veld beschikbare opmaakopties worden op het tabblad Opmaak van het lint van het dialoogvenster Component weergegeven (dit tabblad wordt automatisch weergegeven wanneer u het veld selecteert). U kunt ook de HTML bewerken. De instelling voor het bewerken van de HTML kan worden geconfigureerd, daarom is het mogelijk dat u niet in alle opmaakvelden de HTML-bron kunt bewerken. Opmaakvelden kunnen uit drie tabbladen bestaan: • Tabblad Ontwerp: bij het invoeren van tekst in het tekstgebied op dit tabblad kunt u de besturingselementen op de werkbalk gebruiken. Deze besturingselementen worden in het vervolg van dit hoofdstuk beschreven. • Tabblad Bron: op dit tabblad kunt u tekst en HTML-opmaak invoeren. Als u probeert over te schakelen naar het tabblad Ontwerp of Voorbeeld en vervolgens op Opslaan of Opslaan en sluiten klikt, valideert Content Manager Explorer de HTML. Als de HTML fouten bevat, wordt Content Manager Explorer afgebroken. Opmerking: Content Manager Explorer staat het overschakelen tussen tabbladen of het opslaan toe als bij validatie alleen validatiewaarschuwingen worden gegeven. Als u specifiek wilt zoeken naar waarschuwingen, gebruik dan de knop Valideren op de werkbalk.
74
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Tabblad Voorbeeld: content die u in dit veld hebt opgegeven, kunt u alleen bekijken in de modus Alleen-weergeven. Daarnaast kunt u stijlen uitschakelen om de tekst zonder stijltoevoegingen te kunnen bekijken. Dit selectievakje is standaard ingeschakeld. De volgende afbeelding laat het tabblad Ontwerp zien:
De volgende afbeelding laat het tabblad Bron zien:
De volgende afbeelding laat het tabblad Voorbeeld zien:
Op het tabblad Opmaak van het lint van het dialoogvenster Component worden opmaakopties voor een opmaakveld weergegeven. Wanneer u content invoert in een opmaakveld, kunt u de beschikbare opties gebruiken. Opmaakvelden kunnen de volgende kenmerken hebben: • Het veld kan meer dan één waarde accepteren. Dit kan worden gebruikt om onderscheid aan te brengen tussen verschillende gedeelten. • Het veld kan verplicht zijn. Dit wordt aangegeven met een *.
75
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.8.1
Besturingselementen voor opmaakvelden De volgende tabel geeft een beschrijving van de opmaakopties die mogelijk beschikbaar zijn bij het invoeren van content in een opmaakveld. Opmerking: Mogelijk zijn niet alle in de tabel beschreven opties beschikbaar voor alle opmaakvelden. Pictogram
Naam Knippen
Beschrijving Hiermee knipt u content en plaatst u deze op het Klembord. De content wordt uit de component verwijderd. Zo knipt u tekst: • Selecteer de tekst die u wilt verplaatsen. • Klik op Knippen.
Kopiëren
Hiermee kopieert u content naar het Klembord. Zo kopieert u content: • Selecteer de content die u wilt kopiëren. • Klik op Kopiëren.
Plakken
Hiermee verplaatst u content van het Klembord op de locatie van de cursor in de component. Zo plakt u content: • Plaats de cursor op de plek waar u de geknipte of gekopieerde content wilt invoegen. • Klik op Plakken.
Ongedaan maken
Hiermee maakt u de laatst aangebrachte wijziging ongedaan. U kunt de volgende typen wijzigingen ongedaan maken: • • • •
knippen/kopiëren/plakken getypte of verwijderde tekens opmaakwijzigingen XHTML-conversie
Klik op Ongedaan maken om de wijzigingen ongedaan te maken. Opnieuw doen
Vet
Links Midden Rechts
Hiermee past u de actie toe die u het laatst ongedaan hebt gemaakt. U kunt de wijzigingen die worden weergegeven bij Ongedaan maken opnieuw aanbrengen. Klik op Opnieuw doen als u wijzigingen opnieuw wilt aanbrengen. Hiermee maakt u geselecteerde tekst vet, schuin of onderstreept. Als u vet, cursief of onderstrepen wilt toepassen, selecteer dan de tekst die u wilt opmaken of plaats de cursor in de alinea die u wilt opmaken en klik daarna op de knop Vet, Cursief of Onderstrepen. Met deze knoppen kunt u de tekst uitlijnen. Als u tekst wilt uitlijnen, plaatst u de cursor in de alinea die u wilt uitlijnen en klik daarna op Links, Midden of Rechts.
76
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Pictogram
Naam
Beschrijving
Opsommingtekens Met deze knoppen kunt u lijsten maken. Als u een lijst wilt maken, plaatst u de cursor in de Nummering alinea die u als lijst wilt opmaken. Klik daarna op de knop Opsommingstekens om een lijst met opsommingstekens te maken of op de knop Nummers om een genummerde lijst te maken. Inspringmarge Hiermee wijzigt u de inspringmarge van een verkleinen tekstgedeelte. Als u de inspringmarge van een alinea wilt wijzigen, plaatst u de cursor in de te Inspringmarge wijzigen alinea en klikt u op de knop Inspringmarge vergroten vergroten of Inspringmarge verkleinen.
Voeg teken in Hiermee voegt u speciale tekens in tekst in. Speciale tekens zijn onder meer copyright (©), handelsmerk (™), het euroteken (€) en andere unieke tekens. U kunt deze functie ook gebruiken om standaardtekst in te voegen, zoals namen van producten en dergelijke. De beschikbare tekens zijn afhankelijk van de systeemconfiguratie. Zo voegt u een speciaal teken in: • Plaats de cursor op de plek waar u de speciale tekst wilt invoegen. • Klik op de knop Speciale tekens. • Selecteer een teken in de lijst en klik op OK. Fixeerpunt
Hiermee maakt u een fixeerpunt waarnaar u binnen hetzelfde opmaakveld kunt koppelen. Zo maakt u een fixeerpunt: • Plaats de cursor op de plek waar u een fixeerpunt wilt maken. • Klik op de knop Fixeerpunt invoegen. • Typ de naam van het fixeerpunt in het venster dat wordt geopend en klik op OK. U kunt nu een hyperlink maken naar dit fixeerpunt met behulp van de knop Hyperlink.
Hyperlink
Tabel
Hiermee maakt u hyperlinks naar componenten, HTTP-pagina's, e-mailadressen, fixeerpunten en andere hulpbronnen. Zie Hyperlinks invoegen in een opmaakveld (zie pag. 80). Zie Tabellen opmaken in een opmaakveld (zie pag. 84).
77
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Pictogram
Naam Afbeelding
Beschrijving Zie Een afbeelding invoegen in een opmaakveld (zie pag. 83).
Horizontale lijn
Hiermee voegt u een horizontale lijn in. Als u een horizontale lijn wilt invoegen, dient u de cursor op de positie te plaatsen waar u de horizontale lijn wilt invoegen. Klik daarna op de knop Horizontale lijn.
Laad afbeeldingen
Wanneer u een component met een afbeelding opent, wordt er automatisch een tijdelijke aanduiding weergegeven. Klik op de knop Laad afbeeldingen om de afbeelding(en) te bekijken.
Valideren
Met de knop Valideren converteert u de content van het opmaakveld naar XHTML en valideert u de content in overeenstemming met de normen voor toegankelijkheid. Als het opmaakveld fouten, waarschuwingen of berichten over de toegankelijkheid bevat, worden de berichten weergegeven in een dialoogvenster dat u de keuze uit twee opties biedt: • U kunt de fouten handmatig corrigeren. • U kunt Content Manager geldige opmaak laten maken.
Taal
Afkorting
Hiermee stelt u een taalattribuut in voor de geselecteerde tekst. Selecteer de tekst waarvoor u een taalkenmerk wilt instellen en klik op de knop Taal. Het pop-upvenster Taal wordt geopend. Selecteer een taal in de weergegeven lijst. Hiermee definieert u de volledige of uitgevouwen vorm van een geselecteerde expressie of acroniem. Als knopinfo wordt een beschrijving ingevoegd. Zo voegt u een afgekorte expressie of acroniem in: • Selecteer de tekst waarvoor u een afkorting of acroniem wilt definiëren. • Klik op de knop Afkorting. • Er wordt een pop-upvenster geopend waarin u de volgende velden invult: • Type: selecteer de afkorting of acroniem • Tekst: typ de tekst die u in het opmaakveld wilt plaatsen • Beschrijving: typ de beschrijving die u als pop-up wilt laten verschijnen
SpellingcontroleMet deze optie controleert u de spelling van de gehele component. De volgende besturingselementen zijn geen pictogrammen: Lettertype keuze
78
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Zie Lettertypen selecteren in een opmaakveld (zie pag. 84). Huidige elementen
De vervolgkeuzelijst Huidige elementen bevat het momenteel geselecteerde element en voorgaande elementen. U kunt hiermee een element selecteren en de eigenschappen ervan bekijken. Als aan een element een bepaalde stijl of klasse-attributen zijn gekoppeld, worden deze elementen weergegeven met een asterisk (*). Bij de opmaakopties op de werkbalk vindt u de opties die beschikbaar zijn voor het element dat u hebt geselecteerd. Sectietype
U kunt een niveau voor koptekst toepassen op tekst binnen een opmaakveld. Als u een niveau voor koptekst wilt toepassen op tekst, plaats dan de cursor op de regel die u wilt opmaken en selecteer een optie in de keuzelijst Kop: • • • •
Alinea:
Algemene container:
Hoofdtekst: geen omringende tags Koppen:
-
Stijl
79
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Indien gedefinieerd kunt u een stijl toepassen op een huidige selectie. Bij Stijlen vindt u de definiëring van vooraf bepaalde opmaak. Deze stijlen worden voor het gehele systeem vooraf gedefinieerd. Zo past u een bepaalde stijl toe op tekst: • Selecteer het element waarop u een bepaalde stijl wilt toepassen. • Selecteer de stijl in het vervolgkeuzemenu met stijlen. Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie over het configureren van stijlen voor tekst.
5.8.2
Hyperlinks invoegen in een opmaakveld In een opmaakveld kunt u hyperlinks naar items maken: componenten, HTTP, e-mailadres, fixeerpunt, enzovoort.
Context Uit te voeren stappen 1. Als u een hyperlink wilt maken, selecteer dan de tekst die wilt weergeven als hyperlink. 2. Klik op Hyperlink invoegen op de werkbalk. Er wordt een hyperlinkvenster geopend. 3. Selecteer in het veld Type een van de volgende opties: • Selecteer Component om een componenthyperlink te maken. • Selecteer HTTP:// om een hyperlink te maken naar een httppagina. • Selecteer mailto: om een koppeling te maken naar een emailadres. • Selecteer Fixeerpunt om een koppeling te maken naar een fixeerpunt binnen hetzelfde opmaakveld. • Selecteer Andere om een koppeling te maken naar een ander type internetbron.
4. Voer in het veld URL een van de volgende handelingen uit: • Als u een koppeling wilt maken naar een component, dient u op de knop Bladeren naar te klikken en de component te selecteren waarnaar u wilt koppelen.
80
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u een koppeling wilt maken naar een bron die via HTTP toegankelijk is, typt u de URL van de bron waarnaar u wilt koppelen.
Opmerking: Gebruik deze optie niet als u wilt koppelen naar een andere soort bron, zoals FTP, mail en dergelijke. De URL moet beginnen met HTTP. • Als u een koppeling wilt maken naar een e-mailadres, typt u het emailadres waarnaar de bezoeker kan e-mailen.
• Als u een koppeling wilt maken naar een fixeerpunt, selecteert u de naam van het fixeerpunt waarnaar u wilt koppelen. 81
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u een koppeling wilt maken naar een ander type internetbron, typt u het adres van de internetbron waarnaar u wilt koppelen.
5. (Optioneel) In het veld Titel kunt u de inhoud van de koppeling beschrijven. Bij publicatie wordt deze tekst in de meeste browsers weergegeven als knopinfo. 6. (Optioneel) Doel: Met Doel bepaalt u waar het nieuwe document wordt weergegeven als de gebruiker een koppeling volgt. Wanneer u op een koppeling klikt, wordt gewoonlijk simpelweg een nieuw document geladen in hetzelfde venster waar ook de koppeling zich bevond. Met Doel kunt u de volgende opties kiezen: • Nieuw venster: de koppeling wordt geopend in een nieuw venster. • Zelfde frame: de koppeling wordt binnen hetzelfde frame geopend als waar ook de koppelingstag zich bevond. • Ouder frame: de koppeling wordt geladen in de direct bovenliggende frame van het frame • Top frame: de koppeling wordt geladen in het bovenste frame van het venster. • Benoemd: de naam van het doelvenster. Als u kiest voor Benoemd, moet u ook de naam opgeven van het doelvenster.
82
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.8.3
Een afbeelding invoegen in een opmaakveld U kunt in een opmaakveld een multimediacomponent invoegen die een afbeeldingsbestand is.
Context Uit te voeren stappen 1. Als u een afbeelding in een opmaakveld wilt invoegen, plaatst u de cursor op de locatie in het opmaakveld waar u de afbeelding wilt weergeven. 2. Klik op de knop Afbeelding op het tabblad Opmaak van het lint van de component. 3. Klik op de knop Bladeren in het dialoogvenster dat wordt geopend. Er wordt een bladerdialoogvenster geopend. 4. Navigeer naar de map met de afbeelding die u wilt invoegen, selecteer deze en klik op OK om naar het dialoogvenster Afbeelding terug te keren. In het dialoogvenster Afbeelding wordt de geselecteerde afbeelding weergegeven. 5. Klik in het venster Afbeelding op Geavanceerd om het dialoogvenster uit te vouwen en de geavanceerde opties weer te geven. Vul de volgende velden in het uitgevouwen gebied in: • Tekst: (optioneel) typ de knopinfo die wordt weergegeven als een bezoeker de muisaanwijzer op de afbeelding plaatst. • Beschrijving URL: (optioneel) typ de URL van een webpagina waarmee deze afbeelding wordt beschreven. • Breedte: (optioneel) voer de gewenste weergavebreedte van de afbeelding in. • Hoogte: (optioneel) voer de gewenste weergavehoogte van de afbeelding in. • Proportie: (optioneel) als u niet wilt dat de afbeelding wordt weergegeven met de hoogte- en breedteverhouding, schakelt u dit selectievakje uit voordat u de hoogte en breedte van de afbeelding wijzigt. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Afbeelding te sluiten. 7. Afbeeldingen worden in het opmaakveld standaard weergegeven met een placeholder. U kunt afbeeldingen weergeven in het opmaakveld met de knop Laad afbeeldingen. Zo bekijkt u afbeeldingen in het opmaakveld: a. Plaats de cursor in het opmaakveld waarin u de afbeeldingen wilt bekijken. b. Selecteer op het tabblad Opmaak van het lint de optie Laad afbeeldingen.
Afbeeldingen worden nu in dit opmaakveld weergegeven.
83
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.8.4
Lettertypen selecteren in een opmaakveld U kunt tekst vormgeven door opties te kiezen in het dialoogvenster Lettertype.
Uit te voeren stappen 1. Als u lettertype-eigenschappen wilt selecteren, voert u een van de volgende handelingen uit: • selecteer de tekst die u wilt opmaken • plaats de cursor in de alinea die u wilt opmaken. 2. In het keuzegebied Lettertype kunt u de volgende eigenschappen selecteren:
• • • • • •
Lettertype: het lettertype Grootte: de grootte van de letter Kleur: de kleur van de tekst Achtergrondkleur: de kleur van de achtergrond Stijl: cursief, vet en onderstreept Effecten: doorhalen, superscript en subscript Opmerking: De superscript- en subscripteffecten sluiten elkaar uit. U kunt slechts een van beide selecteren.
5.9
Tabellen opmaken in een opmaakveld U kunt in opmaakvelden tabellen maken en opmaken.
5.9.1
Een tabel invoegen in een opmaakveld Bij het bewerken of maken van een component kunt u tabellen invoegen in opmaakvelden. U kunt een opmaakveld herkennen aan de tabbladen Ontwerp, Bron en Voorbeeld boven het veld.
Uit te voeren stappen 1. Als u een tabel in een opmaakveld wilt invoegen, plaats de cursor dan op de locatie in het opmaakveld waar u de tabel wilt invoegen. 84
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Klik op het tabblad Opmaak van het lint van de component op Tabel. Het venster Tabel invoegen wordt geopend.
3. Geef het gewenste aantal kolommen en rijen op en druk op OK. Het venster Tabeleditor wordt geopend.
4. U kunt de volgende tabeleigenschappen bewerken: • • • •
Eigenschappen en opmaak van de tabel Regelopmaak Kolomopmaak Eigenschappen en opmaak van de cellen
85
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: Zie Eigenschappen en opmaak van de tabel (zie pag. 88) voor meer informatie over elk van deze opties. 5. Klik op OK om de tabel met de gekozen opmaak in te voegen. Resultaat Content Manager plaatst de tabel met de geselecteerde opmaakopties in het opmaakveld.
5.9.2
De opmaak van een bestaande tabel wijzigen U kunt in het opmaakveld van een component de opmaak van een bestaande tabel bewerken.
Uit te voeren stappen 1. Als u een bestaande tabel wilt opmaken, dient u in het opmaakveld van een component een van de volgende handelingen uit te voeren: • Klik op de rand van de tabel die u wilt opmaken. • Selecteer het tabelelement in de vervolgkeuzelijst Huidige elementen.
2. Klik op het tabblad Opmaak van het lint van de component op Tabel. De tabeleditor wordt geopend. 3. Kies de opmaakopties voor tabel, rij, kolom en cel. Raadpleeg Eigenschappen en opmaak van de tabel (zie pag. 88) voor meer informatie over deze opties.
86
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
4. Klik op OK om de tabelopmaak bij te werken.
5.9.3
Content toevoegen aan een tabel Nadat u een tabel hebt toegevoegd, kunt u content toevoegen aan de tabel in het opmaakveld en de content vervolgens opmaken met de opmaakopties op de werkbalk van de component. U kunt met de pijltoetsen op het toetsenbord (omhoog, omlaag, links en rechts) van cel naar cel in de tabel gaan. U kunt ook tekst in cellen plaatsen via het tabblad Cel van de tabeleditor.
87
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5.9.4
Eigenschappen en opmaak van de tabel U kunt met de opmaakopties voor tabellen ook een volledige tabel opmaken. Wanneer u een tabel maakt of bewerkt, worden in de tabeleditor de bewerkingsopties voor de tabel weergegeven:
Titel De tekst die als knopinfo wordt weergegeven wanneer de muis over de tabel gaat. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Bijschrift Het bijschrift dat boven de tabel wordt weergegeven. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Samenvatting Een uitgebreidere beschrijving van de tabel. 88
• • • •
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Breedte De breedte van de tabel, kolom of cel: • Voor een tabel is dit een percentage van de breedte van de pagina, bijvoorbeeld 60%. Voor een kolom of een cel is dit een percentage van de breedte van de tabel. • Een specifiek aantal pixels (250 bijvoorbeeld). Als u een specifiek aantal pixels wilt opgeven, selecteert u de instelling Andere. • Laat deze optie leeg als u de afmetingen automatisch wilt laten aanpassen. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Ja Cel: Ja
Hoogte De hoogte van de tabel, rij of cel: • Voor een tabel is dit een percentage van het opmaakveld, bijvoorbeeld 60%. Voor een rij of een cel is dit een percentage van de tabel • Een specifiek aantal pixels (250 bijvoorbeeld). Als u een specifiek aantal pixels wilt opgeven, selecteert u de instelling Andere. • Laat deze optie leeg als u de afmetingen automatisch wilt laten aanpassen. Als u dit veld leeg laat, wordt de hoogte aangepast aan de inhoud van de cel/tabel. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Ja Cel: Ja
Celtussenruimte De ruimte tussen de cellen van de tabel. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Celopvulling De marge tussen de inhoud en de rand van een cel. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Horizontaal uitlijnen Dit is de uitlijning van de inhoud van de cellen in de tabel (links, rechts, midden). • Tabel: Ja 89
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Rij: Ja • Kolom: Ja • Cel: Ja Randdikte
De grootte van de rand van de tabel. Als u de rand van de tabel wilt verwijderen, stelt u de grootte in op 0. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Randstijl De stijl van de rand van de tabel. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Randkleur De kleur van de rand. Selecteer Kleur op maat als u een andere kleur wilt kiezen dan de weergegeven kleuren. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Achtergrondkleur De achtergrondkleur van tabel, rij, kolom of cel. Selecteer Kleur op maat als u een andere kleur wilt kiezen dan de weergegeven kleuren. • • • •
Tabel: Ja Rij: Ja Kolom: Ja Cel: Ja
Stijl Als de SDL Tridion-systeembeheerder bepaalde stijlen vooraf heeft gedefinieerd, kunt u een vooraf gedefinieerde stijl kiezen voor tabel, rij, kolom of cel. • • • •
Tabel: Ja Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Nee
Hoofd/Kop/Voettekst Dit is een instelling voor rijen waarmee u hoofdtekst, koptekst of voettekst kunt instellen voor een rij in de tabel. • • • •
Tabel: Nee Rij: Ja Kolom: Nee Cel: Nee
Verticaal uitlijnen 90
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Verticale uitlijning van de inhoud van een kolom, rij of cel (boven, midden, onder). • • • •
Tabel: Nee Rij: Ja Kolom: Ja Cel: Ja
Type informatie Selecteer het type informatie dat de geselecteerde cel(len) bevat(ten): • Koptekst is koptekst • Gegevens is content • • • •
Tabel: Nee Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Ja
ID Als het type informatie Koptekst is, kunt u een ID-attribuut toevoegen aan één geselecteerde cel. • • • •
Tabel: Nee Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Ja
Tekst De tekst in één geselecteerde cel. • • • •
Tabel: Nee Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Ja
Afkorting Als het type informatie Koptekst is, kunt u een afkortingattribuut toevoegen aan één geselecteerde cel. • • • •
Tabel: Nee Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Ja
Bereik Als het type informatie Koptekst is voor een of meerdere cellen, kunt u aangeven of de koptekst is bedoeld voor een rij of voor een kolom. • • • •
Tabel: Nee Rij: Nee Kolom: Nee Cel: Ja
As Als het type informatie Koptekst is voor een of meer cellen, kunt u de celgegevens in categorieën onderbrengen. • Tabel: Nee • Rij: Nee 91
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Kolom: Nee • Cel: Ja
5.9.5
Opmaak toepassen op cellen, rijen of kolommen in een tabel Wanneer u een tabel opmaakt in een opmaakveld, kunt u specifieke cellen, rijen of kolommen opmaken. U kunt in de tabeleditor een of meer cellen selecteren of deselecteren in het voorbeeldgebied van de tabel. U kunt vervolgens de tabelopmaakopties toepassen die beschikbaar zijn voor de geselecteerde cellen, rijen of kolommen.
Context U kunt als volgt één cel selecteren of deselecteren, meerdere aangrenzende cellen of niet-aangrenzende cellen selecteren: Zo selecteert u één cel: Klik op de cel.
Zo selecteert u meerdere aangrenzende cellen: Klik op een cel. Druk op Shift en klik op een andere cel. Alle cellen tussen de eerste en de laatste cel waarop u hebt geklikt, worden geselecteerd.
Zo selecteert u meerdere niet-aangrenzende cellen: Klik op een cel. Druk op Ctrl en klik op de andere cellen die u wilt selecteren.
Zo deselecteert u één cel: Druk op Ctrl. Klik op een cel waarvan u de selectie wilt opheffen.
92
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Als u cellen in een tabel wilt opmaken, dient u in het opmaakveld de tabel te selecteren waarvan u de cellen wilt opmaken. Klik op de knop Tabel op de werkbalk. 2. Selecteer in de tabeleditor het tabblad voor het type tabeleigenschappen dat u wilt bewerken: • Tabel • Rij • Kolom • Cel 3. Selecteer een of meer cellen die u wilt opmaken, zoals hierboven wordt beschreven. Opmerking: Als u het tabblad Rij of Kolom hebt geselecteerd, worden de gekozen eigenschappen toegepast op de gehele rij of kolom. Als u het tabblad Cel hebt geselecteerd, worden de eigenschappen die u kiest alleen toegepast op de cellen die u hebt geselecteerd. 4. Kies of definieer de eigenschappen van de geselecteerde cellen, rijen of kolommen met de opties in het linkerdeelvenster. Zie Eigenschappen en opmaak van de tabel (zie pag. 88) voor meer informatie over de eigenschappen en opmaakopties die beschikbaar zijn voor cellen, rijen en kolommen. 5. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen op de tabel.
5.9.6
Rijen en kolommen invoegen in en verwijderen uit een tabel In de volgende tabel vindt u een beschrijving van de wijze waarop u rijen en kolommen kunt invoegen in en verwijderen uit een tabel. pictogram Actie Een rij invoegen boven een geselecteerde cel
Beschrijving Klik op een cel. Klik op het pictogram Rij aan de bovenkant toevoegen. Content Manager voegt een rij in boven de geselecteerde cel.
Een rij invoegen onder Klik op een cel. Klik op het pictogram Rij aan een geselecteerde cel de onderkant toevoegen. Content Manager voegt een rij in onder de geselecteerde cel. Een kolom invoegen aan de linkerkant van een geselecteerde cel
Klik op een cel. Klik op het pictogram Kolom aan de linkerkant toevoegen. Content Manager voegt een kolom in aan de linkerkant van de geselecteerde cel. Een kolom invoegen Klik op een cel. Klik op het pictogram aan de rechterkant Kolom aan de rechterkant toevoegen. van een geselecteerde Content Manager voegt een kolom in aan de cel rechterkant van de geselecteerde cel. 93
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
pictogram Actie Een rij verwijderen
Een kolom verwijderen
5.9.7
Beschrijving Klik op een cel in de rij die u wilt verwijderen. Klik op het pictogram Rij verwijderen. Content Manager verwijdert de rij en de inhoud van de rij. Klik op een cel in de kolom die u wilt verwijderen. Klik op het pictogram kolom verwijderen. Content Manager verwijdert de kolom en de inhoud van de kolom.
Cellen in een tabel samenvoegen en splitsen In de volgende tabel vindt u een beschrijving van de wijze waarop u cellen in een tabel kunt samenvoegen en splitsen. pictogram Actie Beschrijving Cellen in Klik in het voorbeeldgebied van de tabel op een cel een tabel die u wilt samenvoegen met een andere cel. Druk samenvoegen op Shift en selecteer het gebied van de cellen die u wilt samenvoegen. Klik op het pictogram Cellen samenvoegen. Een cel in een Klik in het voorbeeldgebied van de tabel op een tabel splitsen cel die u wilt splitsen. Klik op het pictogram Cellen in kolommen splitsen in kolommen. Een cel in een Klik in het voorbeeldgebied van de tabel op een cel tabel splitsen die u wilt splitsen. Klik op het pictogram Rijen splitsen in rijen in kolommen.
94
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6
Multimediacomponenten
In multimediacomponenten worden multimediagegevens zoals afbeeldingen van algemene bestandsindelingen zoals Microsoft Word-documenten opgeslagen. De volgende afbeelding laat een multimediacomponent zien:
In een multimediaschema worden het type binaire bestand en andere gegevens gedefinieerd (metadata die betrekking hebben op het binaire bestand).
6.1
Multimediatypen Content Manager wordt standaard geleverd met een aantal multimediatypen waarmee u multimediacomponenten kunt maken. 95
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: Een SDL Tridion-systeembeheerder kan aanvullende multimediatypen toevoegen aan Content Manager. Titel
6.2
Mogelijke extensies
Access-database PDF-document Bitmapafbeelding Tekstbestand Excel-werkblad PNG-afbeelding Programmabestand PowerPoint-presentatie Flash-bestand QuickTime Movie
mdb pdf bmp txt xls png exe ppt swf mov, qt
GIF-afbeelding Real Player JPEG-afbeelding Rich Text MP3-muziek Geluidsbestand MPEG-video Word-document
gif rm, ram, ra, rv jpg, jpeg, jpe rtf mp3 wav mpg doc
Een multimediacomponent maken U kunt een multimediacomponent maken door een lokaal bestand of netwerkbestand naar Content Manager te uploaden of door een verwijzing te maken naar een externe bron, zoals een afbeelding op uw server.
Vereisten Als u een multimediacomponent wilt maken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van componenten en schrijfmachtigingen voor de map waarin u de component wilt maken. Opmerking: Als de bestandsnaam van een multimediacomponent andere tekens dan ASCII-tekens bevat, kunnen er problemen optreden bij het weergeven en publiceren. Zorg daarom dat de bestandsnaam van het multimediabestand dat u wilt uploaden of waarnaar u wilt verwijzen, alleen ASCII-tekens bevat.
96
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Context U kunt een multimediacomponent maken waarin een specifiek binair bestand wordt aangeduid. Vervolgens kunt u de multimediacomponent rechtstreeks op de pagina of als een componentkoppeling naar een andere component gebruiken. Raadpleeg Velden voor multimediakoppelingen en voor componentkoppelingen (zie pag. 71) voor meer informatie hierover. Belangrijk:Bepaalde instellingen van Content Manager, zoals instellingen voor time-out en databasegrootte kunnen problemen veroorzaken wanneer u probeert zeer grote binaire bestanden te uploaden. Als dat gebeurt, kunt u eventueel een multimediacomponent maken die verwijst naar een binair bestand in uw netwerk. Uit te voeren stappen 1. Als u een multimediacomponent wilt maken, navigeert u naar de publicatie en de map waarin u de multimediacomponent wilt maken. 2. Klik op het tabblad Maken van het lint op Nieuwe component > Nieuwe multimediacomponent :
Het venster Nieuwe component wordt geopend.
3. Typ de naam van de component in het veld Naam. 4. Selecteer een multimediaschema in het veld Schema. Er wordt een reeks velden weergegeven waarmee u een multimedia-item kunt selecteren. 97
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Selecteer in het veld Multimediatype een multimediatype en voer een van de volgende handelingen uit:
• Een lokaal bestand of netwerkbestand uploaden: ga naar stap 6 • Verwijzen naar een extern bestand: ga naar stap 7 6. Ga als volgt te werk als u een lokaal bestand of een netwerkbestand wilt uploaden: a. Selecteer Geüpload in het veld Hulpbrontype. b. Klik op de knop Laden van schijf. c. Klik op de knop Bladeren in het dialoogvenster dat wordt weergegeven, selecteer het bestand dat u wilt uploaden en klik op OK. d. Ga naar stap 8. 7. Verwijzen naar een externe hulpbron: a. Selecteer Extern in het veld Hulpbrontype. b. Het veld URL-adres wordt weergegeven. Typ in dit veld het URLadres van het bestand dat u wilt gebruiken. c. Ga naar stap 8.
8. Als het tabblad Metadata wordt weergegeven, klik dan op dat tabblad en vul de vereiste velden in. U kunt de multimediacomponent pas opslaan wanneer u alle verplichte velden voor metadata hebt ingevuld. 9. Klik op Opslaan en sluiten.
98
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat U hebt een multimediacomponent gemaakt.
6.3
Een multimediacomponent bewerken U kunt een multimediacomponent bewerken om de naam van de component te wijzigen, het multimediatype te wijzigen of de bijbehorende metadata te wijzigen.
Vereisten • Als u een multimediacomponent wilt bewerken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van componenten en schrijfmachtigingen voor de map waarin u de component wilt maken. • In een BluePrint moet de multimediacomponent een lokaal item of een lokale kopie zijn. Uit te voeren stappen 1. Als u een multimediacomponent wilt bewerken, navigeert u naar de map die de multimediacomponent bevat die u wilt bewerken. 2. Selecteer de multimediacomponent en klik op Openen op het tabblad Home van het lint. Met Content Manager Explorer worden de eigenschappen van de multimediacomponent in een dialoogvenster weergegeven. 3. Bewerk zo nodig de volgende velden op het tabblad Algemeen: • Naam: de naam van de multimediacomponent moet uniek zijn in de map waarin u deze maakt. In een BluePrint heeft deze restrictie voor de naamgeving betrekking op elke boven- of onderliggende publicatie in de BluePrint. Opmerking: Als de bestandsnaam van een multimediacomponent andere tekens dan ASCII-tekens bevat, kunnen er problemen optreden bij het weergeven en publiceren. Zorg daarom dat de bestandsnaam van het multimediabestand dat u wilt uploaden of waarnaar u wilt verwijzen, alleen ASCII-tekens bevat. • Schema: u moet de component baseren op een multimediaschema. Als de map waarin u de component maakt, beschikt over een verplicht gekoppeld schema, wordt dit schema automatisch geselecteerd door Content Manager en moet het worden gebruikt door de component. • Multimediatype: het type binaire bestand dat u wilt opslaan in deze multimediacomponent. • Hulpbrontype: u kunt het binaire bestand uploaden of u kunt een externe URL opgeven. 4. Als het tabblad Metadata wordt weergegeven, worden er mogelijk metadatavelden weergegeven die u desgewenst kunt wijzigen. Als er verplichte metadatavelden zijn, kunt u de multimediacomponent pas opslaan wanneer u deze verplichte velden hebt ingevuld. 5. Klik op Opslaan en sluiten.
99
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat Er wordt een gewijzigde versie van de multimediacomponent opgeslagen door Content Manager. Als de multimediacomponent wordt ingecheckt door Content Manager, wordt de nieuwe versie van de multimediacomponent vervolgens gebruikt door alle pagina's of componenten die gebruikmaken van de component.
6.4
De content van een multimediacomponent weergeven U kunt de content van multimediacomponenten weergeven door te klikken op de afbeelding in het dialoogvenster Multimediacomponent. Het item wordt geopend door het programma dat is gekoppeld aan de bestandsextensie. Nadat het binaire bestand is geüpload, kunt u ook klikken op Opslaan op schijf. Opmerking: Deze taak is handig als u het binaire bestand alleen wilt bekijken en niet wijzigen. Als u het binaire bestand op deze manier opent, gaan wijzigingen verloren die in het bestand worden aangebracht. Als u het binaire bestand niet wilt wijzigen, slaat u de wijzigingen lokaal op en uploadt u het resulterende nieuwe bestand met Laden van schijf. U kunt ook WebDAV gebruiken om het bestand te bewerken.
100
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7
Pagina's
Pagina's bestaan uit een aantal componenten die de content vormen die volgens de opmaak van sjablonen op de wegpagina worden weergegeven. Het volgende overzicht laat zien hoe met verschillende building blocks van Content Manager een pagina wordt gemaakt die u op een website kunt publiceren:
• Schema's definiëren de structuur van content die is opgeslagen in componenten. • Componenten zijn gebaseerd op schema's die bepalen welke velden u voor die component kunt definiëren. • Componentsjablonen bepalen hoe componenten op een webpagina worden weergegeven. • Op een pagina worden een component en een componentsjabloon gecombineerd om een componentpresentatie te maken. • Met een paginasjabloon definieert u de navigatie en de vormgeving van een pagina. Paginasjablonen worden meestal gebruikt om de kaders voor de koptekst, voettekst en content te definiëren.
7.1
Een pagina maken Een pagina levert de lay-out en content van een gepubliceerde pagina. U maakt pagina's binnen de structuurgroepen met publicaties.
101
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u een pagina wilt maken, moet u beschikken over rechten voor paginabeheer en schrijfmachtigingen voor de structuurgroep waarin u de pagina wilt maken. Context Wanneer u een pagina maakt, geeft u building blocks op die worden gebruikt op de pagina: • Componentpresentaties: de combinatie van componenten en componentsjablonen • Een paginasjabloon • Optioneel een metadataschema en metadatawaarden Uit te voeren stappen 1. Als u een pagina wilt maken, navigeert u naar de publicatie en structuurgroep waarin u de pagina wilt maken. 2. Klik op het tabblad Maken van het lint op Nieuwe pagina:
Er wordt een venster Nieuwe Pagina geopend.
3. Vul de volgende velden in op het tabblad Algemeen: • Naam: de naam van de pagina moet uniek zijn in de structuurgroep waarin u deze maakt. In Content Manager Explorer wordt deze naam weergegeven in de lijstweergave. 102
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Bestandsnaam: de bestandsnaam moet uniek zijn in de structuurgroep waarin u deze maakt. Dit is de paginanaam zoals deze zal worden weergegeven op de website. • Paginasjabloon: de paginasjabloon waarmee de pagina wordt weergegeven door Content Manager. Als u op de optie Erven van Ouder klikt, wordt de standaardpaginasjabloon gebruikt die voor de publicatie is opgegeven. • Metadataschema: (optioneel) u kunt een metadataschema selecteren om metadatawaarden te maken voor de pagina. U kunt de pagina pas opslaan wanneer u eventuele verplichte velden voor metadata hebt ingevuld. 4. Selecteer vervolgens het tabblad Componentpresentatie.
5. Klik op dit tabblad op Invoegen. Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven:
103
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
6. Als u een componentpresentatie aan de pagina wilt toevoegen, moet u eerst de component opzoeken die u wilt toevoegen. U kunt dit op twee manieren doen: • Navigeer in de mapstructuur Building Blocks naar de locatie van het component dat u wilt toevoegen. • Selecteer een trefwoord bij Categorieën en trefwoorden. In de lijstweergave worden componenten weergegeven die geclassificeerd zijn met dit trefwoord of een onderliggende trefwoord. Als u de componenten die u wilt toevoegen hebt gevonden, voert u de volgende handelingen uit: a. Selecteer een of meer componenten in de lijstweergave. b. Selecteer een componentsjabloon. Als u meerdere componenten selecteert, wordt de componentsjabloon toegepast op alle geselecteerde componenten. c. Klik op Invoegen. Er wordt een bericht onder in het deelvenster weergegeven om te bevestigen dat u een of meer componentpresentaties hebt toegevoegd aan de pagina. d. Herhaal deze stap om aanvullende componenten toe te voegen. e. Nadat u de componentpresentaties hebt toegevoegd, klikt u op Sluiten om het deelvenster Componentpresentaties te sluiten. f. Pas op het tabblad Componentpresentaties met de knoppen Omhoog en Omlaag de volgorde van de componentpresentaties op de pagina aan. 7. Als u een componentpresentatie wilt bewerken, dubbelklikt u op de component om deze te openen voor bewerking:
104
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
8. Als u een voorbeeld van de component wilt bekijken met de geselecteerde componentsjabloon, selecteert u de component in de lijst en klikt u op Voorbeeld aan de rechterzijde.
9. Als u wilt beperken welke websitebezoekers een componentpresentatie kunnen bekijken, selecteer dan de componentpresentatie en klik op het tabblad Doelgroep. Selecteer daarna de doelgroep(en) aan wie u deze componentpresentatie wilt laten zien.
10. Klik op de knop Opslaan en sluiten op de werkbalk. Resultaat U hebt een pagina gemaakt.
105
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: U kunt geen items verwijderen die worden gebruikt op de pagina (componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, metadataschema).
7.2
Een pagina bewerken U kunt van een bestaande pagina de algemene gegevens, componentpresentaties en metadata bewerken.
Vereisten • Als u een pagina wilt bewerken, moet u beschikken over rechten voor paginabeheer en schrijfmachtigingen voor de structuurgroep waarin u de pagina wilt maken. • U kunt de pagina niet bewerken als de pagina door Content Manager is toegekend aan een andere gebruiker in het workflowproces. Alleen de verantwoordelijke kan de pagina bewerken. • U kunt een pagina alleen bewerken als deze een lokaal item of een lokale kopie is. U kunt geen gedeelde pagina bewerken. Zie BluePrinting (zie pag. 51) voor meer informatie over het lokaliseren van een pagina. Uit te voeren stappen 1. Als u een pagina wilt bewerken, navigeert u naar de publicatie en structuurgroep met de pagina die u wilt bewerken. 2. Selecteer de pagina die u wilt bewerken in de lijstweergave. 3. Klik op het pictogram Openen op het tabblad Home van het lint. 4. Wijzig zo nodig algemene paginagegevens in de velden op het tabblad Algemeen. 5. Als u componentpresentaties wilt bewerken, dient u op het tabblad Componentpresentatie te klikken. Dubbelklik op de component om deze voor bewerking te openen:
6. Als u een componentpresentatie wilt verwijderen, selecteer dan een componentpresentatie in de lijst en klik op de knop Verwijderen. 7. Als u een componentpresentatie aan de pagina wilt toevoegen, moet u eerst de component opzoeken die u wilt toevoegen. U kunt dit op twee manieren doen: • Navigeer in de mapstructuur Building Blocks naar de locatie van het component dat u wilt toevoegen.
106
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Selecteer een trefwoord bij Categorieën en trefwoorden. In de lijstweergave worden componenten weergegeven die geclassificeerd zijn met dit trefwoord of een onderliggende trefwoord.
Als u de componenten die u wilt toevoegen hebt gevonden, voert u de volgende handelingen uit: a. Selecteer een of meer componenten in de lijstweergave. b. Selecteer een componentsjabloon. Als u meerdere componenten selecteert, wordt de componentsjabloon toegepast op alle geselecteerde componenten. c. Klik op de knop Invoegen. Er wordt een bericht onder in het deelvenster weergegeven om te bevestigen dat u een of meer componentpresentaties hebt toegevoegd aan de pagina. d. Herhaal deze stap om aanvullende componenten toe te voegen. e. Nadat u de componentpresentaties hebt toegevoegd, klikt u op Sluiten om het deelvenster Componentpresentaties te sluiten. f. Klik op de knop Omhoog of de knop Omlaag om de volgorde van de componentpresentaties op de pagina aan te passen. 8. Klik op Opslaan en sluiten op de werkbalk. Resultaat Er wordt een gewijzigde versie van de pagina opgeslagen door Content Manager. Opmerking: U kunt geen items verwijderen die worden gebruikt op de pagina (componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, metadataschema).
7.3
Een voorbeeld van een pagina bekijken U kunt een voorbeeld van een pagina bekijken vanaf een geopende pagina in de bewerkmodus, vanaf de geopende pagina in de weergavemodus en vanuit de lijstweergave.
Vereisten Als u een paginavoorbeeld wilt bekijken, moet u beschikken over rechten voor paginabeheer en schrijfmachtigingen voor de structuurgroep waarin u de pagina wilt maken. Uit te voeren stappen 1. Als u een voorbeeld wilt bekijken van een pagina in de modus Bewerken of Bekijken, klikt u op het pictogram Voorbeeld op het tabblad Home van het lint. 2. Zo bekijkt u een voorbeeld van een pagina vanuit de lijstweergave: a. Navigeer naar de publicatie en de structuurgroep waarin de pagina staat waarvan u een voorbeeld wilt bekijken. b. Selecteer in de lijstweergave de pagina waarvan u een voorbeeld wilt bekijken.
107
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
c. Klik op het pictogram Voorbeeld op het tabblad Home van het lint. Resultaat Er wordt een voorbeeldvenster weergegeven waarin de pagina wordt weergegeven.
7.4
Een pagina publiceren U kunt pagina's publiceren door de publicatie of structuurgroep waarin die pagina's staan te publiceren, of door de pagina's zelf te publieren.
Context • Een publicatie: alle pagina's in publiceerbare structuurgroepen worden gepubliceerd door Content Manager • Een structuurgroep: alle geneste pagina's in publiceerbare structuurgroepen worden gepubliceerd door Content Manager • Pagina's: de pagina wordt gepubliceerd door Content Manager. Uit te voeren stappen 1. Selecteer een of meer items in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave en voer een van de volgende handelingen uit: •
Klik op Publiceren op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde items en kies Publiceren > Publiceren in het contextmenu. Het dialoogvenster Publiceren wordt geopend, waarin het tabblad Instellingen publiceren wordt weergegeven:
2. Selecteer de doeltypen waarnaar u content wilt publiceren. 3. Selecteer in Instellingen publiceren wanneer u het publiceren wilt laten starten. 4. Klik op Publiceren om het proces voor het publiceren te starten.
108
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Volgende stappen Raadpleeg Items uit Content Manager publiceren en opnieuw publiceren (zie pag. 132) voor meer informatie.
109
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8
Mappen
In een publicatie kunt u met mappen de building blocks van content organiseren, zoals schema's, componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, mappen en virtuele mappen. U kunt mappen vinden in de building blocks van een publicatie.
8.1
Mapinstellingen Mappen hebben algemene instellingen en beveiligingsinstellingen voor mapmachtigingen. Mappen beschikken bovendien over de volgende instellingen: Algemene instellingen • Naam: de naam van de map moet uniek zijn in de map waarin u deze maakt. In een BluePrint heeft deze restrictie voor de naamgeving betrekking op elke boven- of onderliggende publicatie in de BluePrint. • Gekoppeld schema: (optioneel) het standaardschema voor componenten die in deze map worden gemaakt. • Gekoppeld schema is verplicht: (optioneel) componenten die in deze map worden gemaakt, kunnen alleen het gekoppelde schema gebruiken.
110
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Metadataschema: (optioneel) hiermee kunt u gegevens opgeven in metadatavelden die waarden voor de map kunnen bevatten. Als deze velden verplicht zijn, kunt u de map pas opslaan nadat u de velden hebt ingevuld. Mapmachtigingen
Als u een nieuwe map maakt, worden standaard de beveiligingsinstellingen overgenomen van de map waarin u deze maakt. • Beveiliging overnemen van bovenliggend element: de map neemt de beveiligingsinstellingen over van de map waarin deze wordt genest. U kunt machtigingen voor gebruikers en groepen of uitzonderingen alleen wijzigen als u deze waarde wist. Als u deze instelling selecteert, worden voorgaande instellingen verwijderd door Content Manager. • Gebruikers- en groepsmachtigingen: voor elke gebruiker of groep die toegang heeft tot deze publicatie, kunt u machtigingen voor lezen, schrijven, lokaliseren en verwijderen instellen voor deze map. Als u deze instellingen wijzigt, worden de beveiligingsinstellingen van de bovenliggende map niet langer overgenomen. • Lezen: de gebruiker of groep kan items in de map weergeven • Schrijven: de gebruiker of groep kan de items maken of bewerken waarvoor deze over rechten beschikt • Verwijderen: de gebruiker of groep kan de items verwijderen waarvoor deze over rechten beschikt • Lokaliseren: de gebruiker of groep kan een lokale kopie van een gedeeld BluePrint-item maken waarvoor deze over rechten beschikt • Uitzonderingen: met uitzonderingen worden andere machtigingen overschreven zodat machtigingen voor lezen, schrijven, lokaliseren of verwijderen worden geweigerd aan een opgegeven gebruiker of groep.
8.2
Een map maken Maak een map in de building blocks van een publicatie om schema's, componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, building blocks voor sjablonen, mappen en virtuele mappen te maken.
Vereisten Als u een map wilt maken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van mappen en over schrijfmachtigingen voor de bovenliggende map. Uit te voeren stappen 1. Als u een map wilt maken, navigeert u naar de building blocks van een publicatie en de locatie waar u de map wilt toevoegen. 2. Klik op het tabblad Maken van het lint op Nieuwe map.
111
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Het venster Nieuwe map wordt geopend.
3. Vul de volgende velden in op het tabblad Algemeen: • Naam: de naam van de map moet uniek zijn in de map waarin u deze maakt. In een BluePrint heeft deze restrictie voor de naamgeving betrekking op elke boven- of onderliggende publicatie in de BluePrint. • Gekoppeld schema: (optioneel) het standaardschema voor componenten die in deze map worden gemaakt. • Gekoppeld schema is verplicht: (optioneel) componenten die in deze map worden gemaakt, kunnen alleen het gekoppelde schema gebruiken. • Metadataschema: (optioneel) hiermee kunt u gegevens opgeven in metadatavelden die waarden voor de map kunnen bevatten. Als deze velden verplicht zijn, kunt u de map pas opslaan nadat u de velden hebt ingevuld. 4. Klik op Opslaan en sluiten op het tabblad Home van het lint.
112
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat Content Manager maakt een map. Volgende stappen Als u de beveiligingsinstellingen voor een map wilt wijzigen, moet u de map eerst opslaan en sluiten. Vervolgens kunt u de map bewerken om de beveiligingsinstellingen te wijzigen.
8.3
Een map bewerken U kunt een map bewerken om de eigenschappen van de map te wijzigen.
Vereisten • Als u een map wilt bewerken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van mappen. • Als u machtigingen voor de map wilt wijzigen, moet u ook beschikken over rechten voor het beheer van machtigingen en schrijfmachtigingen voor de map die de map bevat. • Als deze map een gedeeld item is, moet u de map lokaliseren voordat u deze kunt bewerken. Uit te voeren stappen 1. Als u een map wilt bewerken, navigeert u naar de map die u wilt bewerken. 2. Selecteer de map in de lijstweergave en klik vervolgens op de knop Open op de werkbalk. 3. Bewerk zo nodig de volgende velden op het tabblad Algemeen: • Naam: de naam van de map moet uniek zijn in de map waarin u deze maakt. In een BluePrint heeft deze restrictie voor de naamgeving betrekking op elke boven- of onderliggende publicatie in de BluePrint. • Gekoppeld schema: (optioneel) het standaardschema voor componenten die in deze map worden gemaakt. • Gekoppeld schema is verplicht: (optioneel) componenten die in deze map worden gemaakt, kunnen alleen het gekoppelde schema gebruiken. • Metadataschema: (optioneel) hiermee kunt u gegevens opgeven in metadatavelden die waarden voor de map kunnen bevatten. Als deze velden verplicht zijn, kunt u de map pas opslaan nadat u de velden hebt ingevuld. Opmerking: Als er interactie is tussen enerzijds componentsjablonen en paginasjablonen en anderzijds de metadata van de map, moet u de sjablonen mogelijk wijzigen 4. Als u mapmachtigingen wilt wijzigen, selecteert u het tabblad Beveiliging en wijst u zo nodig machtigingen voor lezen, schrijven, lokaliseren of verwijderen toe aan gebruikers of weigert u deze machtigingen.
113
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Beveiliging overnemen van bovenliggend element: de map neemt de beveiligingsinstellingen over van de map waarin deze wordt genest. U kunt machtigingen voor gebruikers en groepen of uitzonderingen alleen wijzigen als u deze waarde wist. Als u deze instelling selecteert, worden voorgaande instellingen verwijderd door Content Manager. • Gebruikers- en groepsmachtigingen: voor elke gebruiker of groep die toegang heeft tot deze publicatie, kunt u machtigingen voor lezen, schrijven, lokaliseren en verwijderen instellen voor deze map. Als u deze instellingen wijzigt, worden de beveiligingsinstellingen van de bovenliggende map niet langer overgenomen.
• Lezen: de gebruiker of groep kan items in de map weergeven • Schrijven: de gebruiker of groep kan de items maken of bewerken waarvoor deze over rechten beschikt • Verwijderen: de gebruiker of groep kan de items verwijderen waarvoor deze over rechten beschikt • Lokaliseren: de gebruiker of groep kan een lokale kopie van een gedeeld BluePrint-item maken waarvoor deze over rechten beschikt • Uitzonderingen: met uitzonderingen worden andere machtigingen overschreven zodat machtigingen voor lezen, schrijven, lokaliseren of verwijderen worden geweigerd aan een opgegeven gebruiker of groep. 5. Klik op de knop Opslaan en sluiten op de werkbalk. Resultaat De instellingen van de map worden gewijzigd door Content Manager.
114
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 9
Structuurgroepen
In een publicatie gebruikt u structuurgroepen om pagina's te ordenen en beheren, en om een URL-structuur voor pagina's te maken. Elke structuurgroep vertegenwoordigt een afzonderlijk (sub)gedeelte van de resulterende website. U kunt pagina's toevoegen aan elk niveau van een structuurgroep en vervolgens de gehele structuurgroep of gedeelten van de structuurgroep publiceren. Bijvoorbeeld: de volgende afbeelding laat de structuurgroep van een krant zien. In dit voorbeeld bevat de structuurgroep Nieuws de volgende structuurgroepen: Wereld, Nationaal, Provinciaal en Lokaal.
Met structuurgroepen kunt u ook de volgende bewerkingen uitvoeren: • De rechten voor lezen, schrijven, lokaliseren en verwijderen voor geneste items (pagina's en andere structuurgroepen) beheren voor gebruikers en groepen. • Metadata vastleggen met metadatavelden. • Maak een workflowproceskoppeling zodat alle pagina's die worden gemaakt of bewerkt in de structuurgroep, verlopen volgens een workflowproces. Opmerking: Als u pagina's wilt maken in een publicatie, moet u een hoofdstructuurgroep maken. In de hoofdstructuurgroep kunt u andere pagina's en structuurgroepen maken.
115
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
9.1
Instellingen voor structuurgroepen U kunt algemene instellingen, metadata, een standaardpaginasjabloon en workflowinstellingen voor structuurgroepen maken.
Algemene instellingen In de volgende tabel vindt u de algemene instellingen voor structuurgroepen. Instelling
Beschrijving
Naam
U moet een naam voor de structuurgroep opgeven die uniek is in de structuurgroep waarin u deze maakt. In een BluePrint heeft deze restrictie voor de naamgeving betrekking op elke boven- of onderliggende publicatie in de BluePrint.
Maplocatie
Dit alleen-lezen veld wordt op het niveau van de publicatie-instellingen bepaald door Content Manager. U kunt deze niet bewerken in een structuurgroep.
Map
De URL van de map waarin pagina's door Content Manager worden gepubliceerd die zijn gemaakt in deze structuurgroep.
Publiceerbaar
Een Ja/Nee-instelling die bepaalt of er pagina's door Content Manager kunnen worden gepubliceerd die zijn gemaakt in de structuurgroep en geneste structuurgroepen. De standaardinstelling is Ja.
De URL waarop de pagina's worden gepubliceerd door Content Manager, zijn gebaseerd op de volgende gegevens: • Publicatiedoel: het publicatiedoel wordt bepaald door het doeltype waarnaar het item is gepubliceerd door de gebruiker • Publicatiepad: het publicatiepad is een eigenschap van een publicatie • Mapinstellingen voor de structuurgroep: • Voor een pagina is dit de reeks mapeigenschappen van alle geneste structuurgroepen vanaf de hoofdstructuurgroep. Elke map wordt gescheiden met een schuine streep "/". • Voor een multimediabestand wordt dit bepaald door de paginasjabloon of de componentsjabloon. Als in de sjablonen geen structuurgroep is opgegeven, wordt standaard de locatie gebruikt die is opgegeven in de eigenschap Afbeelding-URL van een publicatie. Het doeltype "Live" is bijvoorbeeld gekoppeld met het publicatiedoel met de naam Live, dat wordt gepubliceerd op een specifieke locatie (in dit voorbeeld is dat http://www.docs.com). De publicatie-URL is "France". De map van de structuurgroep is /news/press_release. Een pagina die wordt gepubliceerd in deze structuurgroep, wordt gepubliceerd op de volgende URL: http://www.docs.com/France/News/press_release
116
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Metadata
Structuurgroepen kunnen ook Metadata bevatten. Deze zijn gebaseerd op Metadataschema's. In deze velden kunt u bijvoorbeeld aanvullende informatie opslaan over de kleuren van de pagina's in de structuurgroep. Er bestaat interactie tussen enerzijds deze velden en anderzijds de paginasjablonen en componentsjablonen die worden gebruikt op de pagina's.
Standaardpaginasjabloon U kunt een standaardpaginasjabloon opgeven voor een structuurgroep. Met de standaardpaginasjabloon geeft u aan welke sjabloon een eindgebruiker kan gebruiken op pagina's die worden gemaakt in de structuurgroep. Als de standaardsjabloon wordt gebruikt in een reeks pagina's, kunt u de standaardsjabloon in de structuurgroep wijzigen. Als gevolg hiervan worden alle pagina's die de standaardsjabloon gebruiken, automatisch bijgewerkt met de nieuwe standaardpaginasjabloon. Met de instelling Erven van ouder bepaalt u of voor deze structuurgroep de standaardpaginasjabloon wordt overgenomen van de structuurgroep waarin deze structuurgroep is genest. Als u deze instelling selecteert, kunnen eindgebruikers geen standaardpaginasjabloon opgeven.
117
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Workflow Als u beschikt over rechten voor workflowbeheer en er definities voor workflowprocessen zijn gemaakt voor de publicatie, kunt u een procesassociatie maken in een structuurgroep. Wanneer u een workflowprocesdefinitie associeert met een structuurgroep, wordt een workflowproces gestart voor alle nieuwe of bewerkte pagina's die eindgebruikers opslaan in de structuurgroep.
Opmerking: Zie ook Workflow (zie pag. 224).
118
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
9.2
Een structuurgroep maken U kunt een structuurgroep voor het organiseren van pagina's in een publicatie en een URL-structuur voor gebruik op een website maken. U kunt metadata toevoegen aan een structuurgroep en workflowassociaties maken, zodat de pagina's die in de structuurgroep worden gemaakt, conform het opgegeven workflowproces zijn.
Vereisten • Als u een structuurgroep wilt maken, moet u beschikken over beheerrechten voor structuurgroepen en schrijfmachtigingen voor de structuurgroep waarin u de structuurgroep wilt maken. • Als u een workflowassociatie wilt toevoegen aan een structuurgroep, moet u beschikken over rechten voor workflowbeheer. Context In een structuurgroep kunnen de volgende items worden gebruikt: • Een metadataschema om metadatawaarden toe te voegen aan de structuurgroep • Een workflowprocesdefinitie om een workflowassociatie te maken die u wilt toevoegen aan de structuurgroep. Opmerking: U kunt slechts één hoofdstructuurgroep maken in een publicatie. Uit te voeren stappen 1. Als u een structuurgroep wilt maken, navigeert u naar de structuurgroep waarin u een nieuwe structuurgroep wilt maken. 2. Klik op het tabblad Maken van het lint op de knop Nieuwe structuurgroep.
Er wordt een venster Nieuwe Structuurgroep geopend.
119
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
3. Vul de volgende velden in op het tabblad Algemeen: • Naam: typ de naam van de structuurgroep zoals deze moet worden weergegeven in Content Manager Explorer • Map: typ de URL van de website waarop de pagina's die in deze structuurgroep worden gemaakt, worden gepubliceerd • Publiceerbaar: schakel dit selectievakje uit als u niet wilt dat deze structuurgroep of geneste structuurgroepen worden gepubliceerd • Standaardpaginasjabloon: selecteer een standaardpaginasjabloon of selecteer Erven van ouder 4. (Optioneel) Als u metadata wilt toevoegen aan deze structuurgroep, moet u een metadataschema selecteren en de vereiste metadatavelden invullen. 5. (Optioneel) Als u een workflowproces wilt associëren met de pagina's die worden gemaakt in deze structuurgroep, klikt u op de tab Workflow en selecteert u een geschikt workflowproces. 6. Klik op de knop Opslaan en sluiten op het tabblad Home van het lint. Resultaat Er wordt een structuurgroep gemaakt door Content Manager. U kunt pagina's en andere structuurgroepen maken in deze structuurgroep. Als u de structuurgroep instelt als publiceerbaar, worden de pagina's in deze structuurgroep gepubliceerd naar de opgegeven map van de structuurgroep.
9.3
Een structuurgroep bewerken U kunt een structuurgroep bewerken om de algemene instellingen, machtingen of workflowassociatie te wijzigen.
120
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u een structuurgroep wilt bewerken, moet u beschikken over beheerrechten voor structuurgroepen en schrijfmachtigingen voor de structuurgroep waarin u de structuurgroep wilt bewerken. Als u een workflowassociatie wilt bewerken, moet u beschikken over rechten voor workflowbeheer. Als u rechten voor structuurgroepen wilt bewerken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van machtigingen. U kunt deze niet bewerken in een gedeelde structuurgroep. Uit te voeren stappen 1. Als u een structuurgroep wilt bewerken, navigeert u naar de structuurgroep die u wilt bewerken. 2. Markeer in de lijstweergave de structuurgroep die u wilt bewerken en klik op de knop Openen op het tabblad Home van het lint. Er verschijnt een bewerkingsvenster waarin de geselecteerde Structuurgroep wordt weergegeven. 3. Bewerk waar nodig de algemene informatie, beveiligingsinstellingen en workflowinstellingen. 4. Klik op de knop Opslaan en sluiten op het tabblad Home van het lint. Resultaat U hebt de instellingen voor de structuurgroep gewijzigd. • Als u de maplocatie hebt gewijzigd, moet u geneste pagina's voor deze nieuwe locatie opnieuw publiceren zodat deze in werking treden op de gepubliceerde site. • Als de instelling Publiceerbaar is ingeschakeld en alle andere publicatieinstellingen zijn geconfigureerd, kunnen gebruikers pagina's publiceren in de structuurgroep. Als de instelling Publiceerbaar is uitgeschakeld, kunnen gebruikers geen pagina's en geneste structuurgroepen publiceren.
9.4
Structuurgroepen publiceren en depubliceren U kunt elke publiceerbare structuurgroep publiceren of depubliceren. Wanneer u een structuurgroep publiceert of depubliceert, worden alle publiceerbare geneste structuurgroepen en pagina's gepubliceerd of gedepubliceerd.
Uit te voeren stappen 1. Selecteer een of meer items in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave en voer een van de volgende handelingen uit: •
Klik op Publiceren op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde items en kies Publiceren > Publiceren in het contextmenu. Het dialoogvenster Publiceren wordt geopend, waarin het tabblad Instellingen publiceren wordt weergegeven: 121
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Selecteer de doeltypen waarnaar u content wilt publiceren. 3. Selecteer in Instellingen publiceren wanneer u het publiceren wilt laten starten. 4. Klik op Publiceren om het proces voor het publiceren te starten. Volgende stappen Raadpleeg Items uit Content Manager publiceren en opnieuw publiceren (zie pag. 132) voor meer informatie.
122
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 10
Metadata en trefwoorden
U kunt content classificeren met trefwoorden en metadata. Het ophalen van content en beheren van gegevens is afhankelijk van de effectieve classificering en tagging van uw informatie. Metadata Metadata zijn gegevens over gegevens. In Content Manager kunt u metadata toevoegen aan de volgende itemtypen: • • • • • • • •
Componenten Multimediacomponenten Categorieën Trefwoorden Publicaties Mappen en virtuele mappen Structuurgroepen Pagina's
Trefwoorden Trefwoorden: een categorie is een algemene classificatie en een trefwoord is een waarde in een categorie. Trefwoorden definiëren een classificatieschema (weergegeven als een taxonomiestructuur) dat uw content als een "kennisplattegrond" laat zien. U kunt trefwoorden op de volgende content toepassen: • Componentvelden • Metadatavelden De volgende afbeelding laat zien hoe componentvelden en metadatavelden worden gedefinieerd met behulp van categorieën en trefwoorden:
123
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
10.1
Metadata definiëren U kunt metadata toevoegen aan componenten en multimediacomponenten, publicaties, mappen en virtuele mappen, structuurgroepen en pagina's, en categorieën en trefwoorden.
Vereisten • Om gebruikers de gelegenheid te geven metadata toe te voegen aan componenten en multimediacomponenten, moeten er voor het componentschema of multimediaschema metadatavelden zijn gedefinieerd. • Om gebruikers de gelegenheid te geven metadata toe te voegen aan publicaties, mappen en virtuele mappen, structuurgroepen, pagina's en categorieën en trefwoorden, moet er een metadataschema zijn gedefinieerd. Opmerking: Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie over schema's. Context Metadata voor componenten zijn bijvoorbeeld Naam auteur, E-mail auteur, Publicatiedatum, Datum offline. Metadata voor multimediacomponenten, bijvoorbeeld voor een foto, kunnen gegevens bevatten zoals de datum waarop de foto is gemaakt en de camera-instellingen, zoals lens, lensafstand, diafragma en sluitertijd. Uit te voeren stappen 1. Open een component of multimediacomponent en definieer metadata op het tabblad Metadata van het item. 124
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Open een publicatie, map, virtuele map, structuurgroep of pagina. Selecteer op het tabblad Algemeen een metadataschema in de vervolgkeuzelijst. Wanneer u een metadataschema hebt geselecteerd, verschijnen de velden die zijn gedefinieerd door het schema. De volgende afbeelding toont hoe een metadataschema is toegepast op een pagina.
3. Open een categorie. Selecteer op het tabblad Algemeen een standaardmetadataschema in de vervolgkeuzelijst.en sla de categorie op:
125
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Open een trefwoord in de categorie. Het standaardmetadataschema wordt toegepast op onderliggende trefwoorden wanneer u die maakt. Daardoor kunt u metadata definiëren. (U kunt ook een ander metadataschema selecteren):
Opmerking: Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie over taxonomieën.
Resultaat Raadpleeg Trefwoorden toevoegen aan velden (zie pag. 126) voor meer informatie over het definiëren van metadatavelden met behulp van trefwoorden.
10.2
Trefwoorden toevoegen aan velden U gebruikt trefwoorden om uw content te classificeren. Trefwoorden definiëren een classificatieschema (weergegeven als een taxonomiestructuur) dat uw content als een "kennisplattegrond" laat zien. Als u deze trefwoorden toepast op velden voor componenten of metadata, kunt u de relatie tussen content definiëren.
Vereisten U kunt de waarde van een veld selecteren in een lijst met trefwoorden als het veld Schema aan een categorie is gekoppeld. Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie over het definiëren van schema's en taxonomieën (categorieën en trefwoorden).
126
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Context In een schema worden de toegestane velden in een component of de toegestane metadatavelden in verschillende Content Manager-items gedefinieerd. Wanneer u bijvoorbeeld een component maakt, moet u eerst een schema selecteren waarna de in het schema gedefinieerde velden worden weergegeven voor de betreffend component. Als een schemaveld wordt gedefinieerd als een lijstveld op basis van een categorie, kunt u een of meer waarden kiezen in een lijst met trefwoorden. Een lijstveld kan worden weergegeven als een vervolgkeuzelijst, een selectieveld, keuzerondjes, selectievakjes of een boomstructuurlijst. Met trefwoorden kunt u componentvelden of metadatavelden gebruiken voor het volgende: • Componentvelden (op het tabblad Algemeen) • Metadatavelden voor componenten of multimediacomponenten (op het tabblad Metadata) • Metadatavelden voor categorieën en trefwoorden (op het tabblad Algemeen) • Metadatavelden voor publicaties, mappen, virtuele mappen, structuurgroepen en pagina's (op het tabblad Algemeen) Uit te voeren stappen 1. Open een component: • Op het tabblad Algemeen kunt u de bijbehorende velden definiëren. • Op het tabblad Metadata kunt u de bijbehorende metadatavelden definiëren. In de volgende afbeelding wordt een component weergegeven met velden die trefwoordlijstvelden bevatten (de selectievakjes en vervolgkeuzelijst):
2. Selecteer een waarde of waarden voor het veld in een lijst met trefwoorden, afhankelijk van het type weergegeven lijst: a. Vervolgkeuzelijst: selecteer een trefwoord in de lijst.
127
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
b. Selectieveld: selecteer een trefwoord in de lijst of druk, indien meerdere waarden zijn toegestaan, op Ctrl en selecteer elk trefwoord dat u wilt toevoegen.
c. Keuzerondjes: selecteer een keuzerondje om een trefwoord te kiezen.
d. Selectievakjes: selecteer een veld (of velden indien meerdere waarden zijn toegestaan) in de lijst.
e. Boomstructuur: klik op de knop Bladeren om een trefwoord toe te voegen.
Ga als volgt te werk in het selectievenster Trefwoord dat wordt geopend: • Selecteer een trefwoord en klik op Invoegen om het trefwoord aan het veld toe te voegen. Herhaal de procedure om meer trefwoorden toe te voegen indien meerdere waarden zijn toegestaan. • Klik op Sluiten om het venster te sluiten. 128
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Voer de volgende handelingen in het gebied aan de linkerzijde uit: • Gebruik slepen en neerzetten om het geselecteerde trefwoord naar een nieuwe positie te verplaatsen. • Klik op Verwijderen om het geselecteerde trefwoord te verwijderen Resultaat De waarde of waarden van het trefwoord worden aan het veld toegevoegd.
10.3
Gerelateerde content weergeven U kunt een trefwoord selecteren en kijken in welke Content Manager-items dat trefwoord wordt gebruikt. De lijstweergave met geclassificeerde items geeft de componenten, pagina's en andere Content Manager-items weer die zijn getagd met het geselecteerde trefwoord, of trefwoordtak, waardoor u gerelateerde content kunt bekijken.
Uit te voeren stappen 1. Open een publicatie. 2. Vouw het knooppunt Categorieën en trefwoorden uit en selecteer een categorie of trefwoord in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave:
129
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Onder de lijstweergave, geeft Content Manager een lijst met gerelateerde content voor het geselecteerde trefwoord en de geselecteerde filters weer. Deze lijst wordt dynamisch bijgewerkt wanneer u andere trefwoorden selecteert:
3. Geef de volgende zoekcriteria voor gerelateerde content op: • Subtrefwoorden opnemen: schakel het selectievakje in om items op te halen die het geselecteerde trefwoord en/of onderliggende trefwoorden bevat; schakel het vakje uit om items op te halen die alleen het geselecteerde trefwoord bevatten • Itemtypen: kies een of meer van de volgende itemtypen uit de vervolgkeuzelijst: • Componenten: haalt componenten op die het trefwoord bevatten • Componenten en pagina's: haalt componenten en pagina's op die het trefwoord bevatten. • Alles: haalt alle Content Manager-items op die het trefwoord bevatten • Klik op de knop Vernieuwen nadat u de filters heb gewijzigd om de weergegeven resultaten bij te werken. Volgende stappen U kunt de meeste standaard Content Manager-acties uitvoeren op de componenten en pagina's die worden weergegeven in de resultaatset: • • • • • •
het item openen en bewerken het item bekijken naar de locatie van het item gaan publiceren/publicatie intrekken lokaliseren/delokaliseren classificeren/herclassificeren/declassificeren
130
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 11
Publiceren
U publiceert Content Manager-items om content op een website te zetten. Wanneer u die content wijzigt, moet u de items opnieuw publiceren. De items van content die u van de website wilt afhalen, zult u moeten depubliceren. U kunt de volgende Content Manager-items publiceren: • • • • • • • •
Publicaties Structuurgroepen Pagina's Componenten Multimediacomponenten Categorieën en sleutelwoorden Componentsjablonen Paginasjablonen
Wanneer u deze items publiceert, worden de volgende items gepubliceerd door Content Manager: • Een of meer pagina's • Een of meer dynamische componentpresentaties Op gepubliceerde pagina's worden een paginasjabloon en componentpresentaties gecombineerd. • Een paginasjabloon bepaalt waar, hoe en welke componentpresentaties worden opgebouwd en bevat vaak ook navigatie- en vormgevingsfuncties. • In een componentpresentatie wordt een component of multimediacomponent gecombineerd met een componentsjabloon. De (multimedia)component bevat de content, terwijl de componentsjabloon bepaalt hoe en welke content van de component wordt opgebouwd. Opmerking: Scripts in de componentsjabloon en paginasjabloon bepalen het ontwerp en de inhoud die worden gepubliceerd door Content Manager. U kunt pagina's publiceren als gebruikers deze hebben gemaakt binnen publiceerbare structuurgroepen. Dynamische componentpresentaties verschillen van ingesloten componentpresentaties doordat deze niet worden ingesloten op de pagina maar worden gepubliceerd in een opslagplaats voor content. Als u dynamische componentsjablonen wilt gebruiken, moet u Dynamic Content Delivery gebruiken. Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor informatie over het configureren van publicatie-instellingen en Dynamic Content Delivery.
131
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
11.1
Items uit Content Manager publiceren en opnieuw publiceren U kunt pagina's, componenten, structuurgroepen en publicaties publiceren, opnieuw publiceren en depubliceren.
Context Wanneer u een structuurgroep publiceert, worden alle publiceerbare, geneste Structuurgroepen en Pagina's gepubliceerd. Wanneer u een publicatie publiceert, worden alle items in de publicatie gepubliceerd die kunnen worden gepubliceerd. Uit te voeren stappen 1. Selecteer een of meer items in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave en voer een van de volgende handelingen uit: •
Klik op Publiceren op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde items en kies Publiceren > Publiceren in het contextmenu. Het dialoogvenster Publiceren wordt geopend, waarin het tabblad Instellingen publiceren wordt weergegeven:
2. Selecteer de doeltypen waarnaar u content wilt publiceren. Als u doeltypen voor uw staging-site en voor uw actieve site hebt, is het zinvol om naar één site te publiceren maar niet naar beide; zodra content goed genoeg is om live te gaan, hoeft deze niet meer naar de staging-site te worden gepubliceerd. 3. Selecteer in Instellingen publiceren wanneer u het publiceren wilt laten starten. U kunt de prestaties van uw systeem verbeteren door minder belangrijke publicaties op een later tijdstip te plannen (bijvoorbeeld 's nachts of in de weekenden).
132
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u de content zo snel mogelijk online wilt plaatsen, selecteert u Publiceer content nu. • Als u het publicatieproces later wilt starten, selecteert u Publiceer content later en klikt u op de kalenderknop om een datum en tijd te selecteren. • Als u onderscheid wilt maken tussen het voorbereiden van het publiceren en het feitelijke proces waarin de content online wordt geplaatst, selecteert u Plan publiceer fases apart. Hierna verschijnt een nieuwe reeks opties. • Selecteer Genereer publiceerbare content later om het publicatieproces later te starten. Mogelijk wilt u deze fase bijvoorbeeld uitstellen omdat Content Manager op een later moment minder zwaar wordt belast. • Selecteer Plaats content later online om het tijdstip te plannen waarop de content online wordt geplaatst. Als u bijvoorbeeld de kwartaalresultaten van uw bedrijf publiceert, wilt u mogelijk dat deze pas na een specifieke datum online worden geplaatst.
4. Om te zien welke items in Content Manager worden gepubliceerd, klikt u op de uitvouwknop naast Items weergeven om te publiceren. Het dialoogvenster wordt uitgevouwen om de geselecteerde items weer te geven, evenals items die ervan afhankelijk zijn. Klik op Items verbergen om te publiceren om deze informatie nogmaals te verbergen. 5. Als uw wilt instellen wanneer deze content moet worden gedepubliceerd, klik dan op Instellingen depubliceren en voer een van de volgende handelingen uit:
133
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u de publicatie van content op een latere datum ongedaan wilt maken, selecteer dan Niet depubliceren. • Als u het ongedaan maken van een publicatie wilt plannen, selecteer dan Plan depubliceren en klik op de kalender om een datum en tijd te selecteren.
6. Als u geavanceerde opties voor publiceren wilt configureren, klik dan op het tabblad Geavanceerd. Raadpleeg Geavanceerde opties voor publiceren (zie pag. 134) voor meer informatie over deze opties. 7. Klik op Publiceren om het proces voor het publiceren te starten. Resultaat De content wordt gepubliceerd/opnieuw gepubliceerd. Belangrijk:Als u op OK hebt geklikt, worden in Content Manager alle instellingen van het dialoogvenster Depubliceren onthouden voor de rest van uw browsersessie. Wanneer u het hoofdbrowservenster van Content Manager sluit, worden alle instellingen van het dialoogvenster Depubliceren weer op de standaardwaarden ingesteld. In Content Manager worden echter de doeltypen onthouden die zijn geselecteerd toen u voor het laatst content publiceerde, en uw publicatie-instellingen van uw vorige sessie.
11.2
Geavanceerde opties voor publiceren De geavanceerde opties voor publiceren geven u meer controle over wat u wilt publiceren en hoe de content wordt gepubliceerd.
134
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Bereik voor publiceren/depubliceren • Contentitems (de)publiceren (standaard): (dit is het standaardgedrag) • Negeer mislukkingen bij het genereren van publiceerbare content: voor het publiceren van content worden in Content Manager twee stappen uitgevoerd: • Het genereert publiceerbare content (een proces dat "opbouwen" wordt genoemd) • Het verzendt de publiceerbare content naar de verschillende publicatiedoelen Wanneer u meerdere items tegelijk publiceert, beschouwt Content Manager het opbouwen van deze items als één gesloten bewerking, die mislukt als een van de onderdelen ervan mislukt. Bijvoorbeeld: als u een structuurgroep met tien pagina's publiceert en een van deze pagina's kan niet worden opgebouwd, wordt er niets opgebouwd. Dat is niet altijd wat u wilt. Bijvoorbeeld: uw structuurgroep kan een pagina bevatten waarvan u weet dat die een fout bevat, maar u wilt mogelijk nog steeds alle andere pagina's in de structuurgroep publiceren (zonder dat u ze een voor een hoeft te publiceren). Een ander voorbeeld is een component die niet wordt gepubliceerd omdat een van de pagina's waarop die component verschijnt, niet kan worden opgebouwd. In dit scenario wilt u ook niet dat het feit dat één pagina niet kan worden opgebouwd ervoor zorgt dat uw component niet kan worden gepubliceerd. Als u deze werking van Content Manager wilt wijzigen, selecteer dan de optie Negeer mislukkingen bij het genereren van publiceerbare content. Selecteer daarna het maximumaantal fouten dat u wilt toestaan in het veld Aantal fouten beperken tot, of maak dat veld leeg om een onbeperkt aantal opbouwfouten toe te staan. 135
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Structuurinformatie (de)publiceren: selecteer deze optie om de structuurgroephiërarchie te publiceren/depubliceren naar de Content Delivery-kant waar deze als een taxonomie wordt opgeslagen. Geavanceerde instellingen voor publiceren/depubliceren
• Prioriteiten voor (de)publiceren negeren: de doeltypen die u aan de linkerzijde van het dialoogvenster Publiceren selecteert, vertegenwoordigen een of meer publicatiedoelen. Elk publicatiedoel heeft een publicatieprioriteit (laag, normaal of hoog). Met de publicatieprioriteit wordt bepaald hoe snel een item wordt ingevoerd in de publicatiewachtrij. Gebruik hoge prioriteit voor publiceer- of depubliceeracties die zo urgent zijn dat de normale publicatiewachtrij moet worden genegeerd. Gebruik lage prioriteit als u de beschikbare publicatietijd van uw servers wilt gebruiken zonder normale werkzaamheden in de weg te staan. Als u de publicatieprioriteit van de items die u wilt publiceren of depubliceren, wilt wijzigen, selecteert u Prioriteiten (de)publiceren negeren en stelt u de publicatieprioriteit in. • Ook (de)publiceren in kindpublicaties: als u items in de kindpublicaties van de huidige publicatie wilt publiceren of depubliceren, selecteert u Ook (de)publiceren in kindpublicaties. Raadpleeg BluePrinting (zie pag. 51) voor meer informatie over kindpublicaties en BluePrinting in het algemeen. • Publicatie/depublicatie op alle servers bij storing afbreken: de doeltypen die u aan de linkerkant van het dialoogvenster Publiceren selecteert, vertegenwoordigen een of meer publicatiedoelen. Op zijn beurt vertegenwoordigt elk publicatietype een of meer bestemmingen. Dat zijn fysieke publicatielocaties, zoals een FTPsite, een URL of een netwerkmap. Vaak worden de bestemmingen in een Publicatiedoel gevormd door een computercluster, wat betekent dat als een van de computers in de cluster traag of niet beschikbaar is, de website automatisch overschakelt op een van de andere computers. Daarom is het van essentieel belang dat alle computers (bestemmingen) in een publicatiedoel precies dezelfde content bevatten. Dit betekent dat als de publicatie naar één computer in het cluster mislukt, u waarschijnlijk wilt dat Content Manager alle publicatiebewerkingen naar de andere computers in het cluster afbreekt of ongedaan maakt. Dit bereikt u door het inschakelen van Breek publicatie af op alle servers bij storing. Vraag bij twijfel uw publicatiemanager of u deze optie moet inschakelen voor de geselecteerde doeltypen. Belangrijk:Het selecteren van deze optie betekent niet dat als het publiceren naar één publicatiedoel mislukt, dit gevolgen heeft voor een ander publicatiedoel. En het selecteren van deze optie betekent ook niet dat als het publiceren naar één publicatiedoel lukt, dit gevolgen heeft voor een ander publicatiedoel.
11.3
Items in Content Manager depubliceren U moet content depubliceren om die offline te zetten. Hierdoor kunnen bezoekers de gedepubliceerde content niet meer bekijken. 136
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Selecteer een of meer items in het navigatiedeelvenster of de lijstweergave en voer een van de volgende handelingen uit: •
Klik op Depubliceren op de werkbalk . • Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde items en kies Publiceren > Depubliceren in het contextmenu. Het dialoogvenster Depubliceren wordt geopend en het tabblad Instellingen depubliceren wordt weergegeven.
2. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de publicatie van content nu ongedaan wilt maken, dient u de instelling te laten staan op Depubliceer content nu. • Als u wilt dat de content later wordt gedepubliceerd, selecteer dan Depubliceer content later en klik op de kalenderknop om een datum en tijd te selecteren. 3. Om te zien welke items in Content Manager worden gedepubliceerd, klikt u op de uitvouwknop naast Items weergeven om te depubliceren. Het dialoogvenster wordt vergroot om de geselecteerde items weer te geven, evenals items die ervan afhankelijk zijn. 4. Als u geavanceerde instellingen voor depubliceren wilt configureren, klikt u op Geavanceerd. Het tabblad Geavanceerd wordt weergegeven. Raadpleeg Geavanceerde opties voor publiceren (zie pag. 134) voor meer informatie:
137
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Klik op OK om het proces voor het depubliceren te starten. Resultaat De content wordt gedepubliceerd. Belangrijk:Wanneer u op OK hebt geklikt, blijven alle instellingen in het dialoogvenster Depubliceren behouden tijdens de gehele sessie. De volgende keer dat u het dialoogvenster Depubliceren opent, worden alle instellingen weergegeven die u eerder hebt geconfigureerd. Wanneer u het browservenster voor Content Manager echter sluit, worden alle instellingen in het dialoogvenster Depubliceren teruggezet op de standaardwaarden.
11.4
De publicatiewachtrij bekijken In de publicatiewachtrij staan alle publicatietransacties die door gebruikers zijn aangeboden voor publiceren of depubliceren, die zijn gepubliceerd en die niet konden worden gepubliceerd. U kunt de weergave van deze wachtrij filteren of publicatietransacties individueel bekijken.
Vereisten Als u de publicatiewachtrij wilt bekijken, moet u over publicatierechten beschikken voor ten minste één publicatie. Context Opmerking: De publicatiewachtrij wordt regelmatig opgeschoond op basis van de configuratie-instellingen van Content Manager.
138
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Als u toegang wilt krijgen tot de publicatiewachtrij, klikt u op de knop Publicatiewachtrij op het tabblad Home van het lint in het hoofdscherm of in een itemdialoogvenster.
Het dialoogvenster Publicatiewachtrij wordt geopend.
2. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u alle geplande publicatietransacties wilt bekijken, klikt u op de knop Taken tonen. • Als u de resultaten wilt filteren, stelt u een of meer parameters in en klikt u vervolgens op de knop Taken tonen. U kunt wachtrij-items filteren op basis van de volgende criteria: Doel Het doeltype waarnaar het item is verzonden voor publicatie of depublicatie Publicatie De publicatie waaruit het item is gepubliceerd door Content Manager Gebruiker De gebruiker die de publicatieactie heeft uitgevoerd Status De publicatiestatus van de transactie Prioriteit De prioriteit van de transactie Plannen
139
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Indien deze optie wordt geselecteerd, wordt een datumbereik geselecteerd waarbinnen de publicatie- of depublicatie-actie moet plaatsvinden. Resultaat Er wordt een lijst met publicatietransacties weergegeven door Content Manager Explorer. U kunt de weergegeven lijst ook filteren met de pijlknop naast de kolommen in de lijst.
11.5
Een publicatietransactie annuleren In de publicatiewachtrij staan alle publicatietransacties die door gebruikers zijn aangeboden voor publiceren of depubliceren, die zijn gepubliceerd en die niet konden worden gepubliceerd. U kunt een geplande publicatietransactie annuleren als de transactie nog niet wordt uitgevoerd. Wanneer u een transactie annuleert, wordt deze verwijderd uit de publicatiewachtrij.
Vereisten Als u een publicatietransactie wilt annuleren, moet u de systeembeheerder of de initiator van de transactie zijn. Als u een publicatietransactie wilt annuleren die wordt uitgevoerd, moet u beschikken over rechten voor systeembeheer. Context Opmerking: De publicatiewachtrij wordt regelmatig opgeschoond op basis van de configuratie-instellingen van Content Manager. Uit te voeren stappen 1. Selecteer de transactie die u wilt annuleren in de publicatiewachtrij en kies Verwijderen uit de publicatiewachtrij in het contextmenu:
140
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat De transactie wordt verwijderd uit de publicatiewachtrij en wordt geannuleerd.
141
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 12
Versiebeheer
Wanneer u een component, componentsjabloon, pagina, paginasjabloon, building block voor een sjabloon of schema opslaat, wordt er een nieuwe versie van het item gemaakt door Content Manager. De "huidige versie" van een item is de meest recent ingecheckte versie. U kunt de huidige versie van een item uitchecken zodat alleen u die kunt gebruiken. Wanneer u een item hebt uitgecheckt, kunnen andere gebruikers het wel bekijken, maar niet bewerken.
12.1
Informatie over versienummers Wanneer u een item maakt, krijgt dit versienummer 1.0 van Content Manager wanneer u het item incheckt. Elke keer dat u een item opslaat, ontvangt dit een nieuw versienummer van Content Manager. Een versienummer bestaat uit een hoofdversienummer en een deelversienummer. • Hoofdversie: als een gebruiker een item opslaat en het item wordt ingecheckt, wordt het hoofdversienummer verhoogd met 1. • Deelversie: als een gebruiker een item opslaat dat is uitgecheckt of deel uitmaakt van de workflow, wordt het versienummer verhoogd met 0.1 bij elke keer dat het item wordt opgeslagen. Wanneer een uitgecheckt item wordt ingecheckt of wanneer het workflowproces wordt voltooid voor een item in een workflow, wordt het versienummer verhoogd tot het volgende hele getal. Als een uitgecheckte component bijvoorbeeld versienummer 2.3 heeft en de component wordt ingecheckt, wordt het versienummer verhoogd tot 3.0. Als een item bijvoorbeeld versienummer 2.3 heeft, is "2" het hoofdversienummer en is ".3" het deelversienummer van het item.
12.2
Versiehistorie In de versiehistorielijst vindt u alle versies van een component, componentsjabloon, paginasjabloon, pagina of schema. Met deze versiehistorielijst kunt u een versie bekijken, twee versies met elkaar vergelijken, een vorige versie terughalen of een versie verwijderen.
12.2.1
De versiehistorielijst bekijken U kunt de versiehistorielijst van een item weergeven om de lijst te bekijken en acties uit te voeren op voorgaande versies van items. 142
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u de versiehistorielijst wilt bekijken, moet u beschikken over leesmachtigingen voor de map of structuurgroep waarin het item staat. Uit te voeren stappen 1. Als u de versiehistorielijst wilt bekijken, navigeert u naar de locatie van het item waarvan u de versiehistorielijst wilt weergeven. 2. Selecteer het item in de lijstweergave en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op Historie op het tabblad Home van het lint.
• Klik op Historie op het tabblad Workflow van het lint.
De Versiehistorie bekijken
Resultaat Vanuit de versiehistorielijst kunt u de volgende taken uitvoeren: • • • •
12.2.2
Een versie bekijken Twee versies vergelijken Een vorige versie terugdraaien Een versie verwijderen
Een versie bekijken U kunt een item uit de versiehistorielijst bekijken in de modus alleen-lezen. 143
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Open de versiehistorielijst. 2. Vanuit de Versiehistorielijst voert u een van de volgende handelingen uit: • Dubbelklik op een item. • Klik met de rechtermuisknop op een item en selecteer Open in het contextmenu. Resultaat Het item wordt geopend in de modus alleen-lezen.
12.2.3
Twee versies vergelijken U kunt twee versies van een item met elkaar vergelijken voor een overzicht van de onderlinge verschillen.
Vereisten Als u versies wilt vergelijken, moet u beschikken over rechten om het item weer te geven en over leesmachtigingen. Context U kunt versies van de volgende typen items met elkaar vergelijken: • • • • • • •
Componenten Multimediacomponenten Componentsjablonen Pagina's Paginasjablonen Schema's Sjablonen voor building blocks
Wanneer u versies vergelijkt, wordt een vergelijkingsvenster weergegeven waarin de verschillen tussen de twee versies zijn gemarkeerd: • Nieuwe tekst wordt in het blauw weergegeven. • Verwijderde tekst wordt doorgestreept en in het groen weergegeven. • Rood onderstreepte tekst is een gewijzigde component of multimediakoppeling. • U kunt twee willekeurige versies vergelijken. Uit te voeren stappen 1. Open de versiehistorielijst. 2. Selecteer twee items in de versiehistorielijst. Als u items wilt selecteren die niet onder elkaar staan, selecteert u een item, drukt u op de Ctrltoets van uw toetsenbord en selecteert u vervolgens een tweede item. 3. Klik op het pictogram Vergelijken op de werkbalk of klik met de rechtermuisknop en selecteer Vergelijken in het contextmenu.
144
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
4. Klik op de knop Versies vergelijken. In het vergelijkingsvenster worden de twee versies met elkaar vergeleken.
Opmerking: Wanneer u twee versies van een component vergelijkt, wordt de standaardcomponentsjabloon voor de huidige publicatie gebruikt om de verschillen weer te geven. Content van componenten die niet wordt opgebouwd door deze sjabloon, wordt daardoor niet vergeleken. Resultaat U hebt twee versies van een Content Manager-item met elkaar vergeleken.
12.2.4
Een vorige versie terugdraaien Met terugdraaien kunt u op basis van een vorige versie een nieuwe versie maken die vervolgens de huidige versie wordt. U kunt met terugdraaien ook een vorige versie als de huidige versie selecteren en alle versies ouder dan die versie verwijderen. 145
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u een vorige versie van een item wilt terugdraaien, moet u beschikken over rechten voor het item dat u wilt terugdraaien (bijvoorbeeld rechten voor componentbeheer) en over schrijfmachtigingen voor de bovenliggende map of structuurgroep. In de volgende situaties kunt u geen versie terugdraaien: • • • •
Het item is een gedeeld item Het item is uitgecheckt. Het item maakt deel uit van de workflow Er bestaat slechts één versie van het item
Context Opmerking: Als u een vorige versie selecteert als de huidige versie, worden alle daaropvolgende versies definitief verwijderd. Uit te voeren stappen 1. Open de versiehistorielijst. 2. Selecteer in de versiehistorielijst de versie waarnaar u wilt terugdraaien. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Versiebeheer > Terugdraaien in het contextmenu.
4. Selecteer een van de volgende opties in het pop-upvenster dat verschijnt: • Als u een nieuwe versie wilt maken op basis van het geselecteerde item, selecteert u de eerste optie en klikt u op OK. • Als u alle versies na de geselecteerde versie wilt verwijderen, selecteert u de tweede optie en klikt u op OK.
146
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat U hebt een item teruggedraaid naar een vorige versie van het item. Opmerking: Als item is gekoppeld aan een workflow en u het item terugdraait, wordt er mogelijk een workflowproces gestart, afhankelijk van de configuratie van Content Manager.
12.2.5
Een versie verwijderen U kunt een of meer versies uit de lijst Versiehistorie verwijderen, maar de laatste versie of de huidige versie van een item kan niet worden verwijderd.
Vereisten Als u een item wilt verwijderen, moet u beschikken over rechten voor het item dat u wilt verwijderen en over verwijdermachtigingen voor de map of structuurgroep waarin het item is opgeslagen. Uit te voeren stappen 1. Open de versiehistorielijst. 2. Selecteer in de versiehistorielijst de versie of versies die u wilt verwijderen. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen in het contextmenu.
147
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat U hebt een versie van een item verwijderd.
12.3
Inchecken en uitchecken Met uitchecken kan een item worden geblokkeerd zodat alleen de gebruiker die het item heeft uitgecheckt, het kan bewerken. Wanneer u een item uitcheckt, wordt het item geblokkeerd en weergegeven in uw gebruikerstaken. U bent de enige die het item kan bewerken terwijl het is uitgecheckt.
Wanneer u klaar bent met het bewerken van het item, kunt u het inchecken. Hierdoor wordt het item weer beschikbaar voor andere gebruikers. Opmerking: Als u een item publiceert, worden alleen de huidig gerelateerde items gepubliceerd (pagina, component, paginasjabloon, componentsjabloon). Als er items zijn uitgecheckt, wordt alleen het laatst ingecheckte item (het huidige item) gepubliceerd.
148
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uitchecken
Wanneer u een item uitcheckt, reserveert u dat item zodat alleen u het kunt gebruiken. U kunt op twee manieren een item uitchecken: • Wanneer u een item opent om het te bewerken, wordt het automatisch uitgecheckt. Geen enkele andere gebruiker kan het item openen wanneer een gebruiker het heeft geopend voor bewerking. Wanneer u het item opslaat en sluit, wordt het automatisch ingecheckt en wordt het versienummer verhoogd met één (1.0). • Het item is expliciet uitgecheckt. Wanneer een item is uitgecheckt, wordt elke keer dat u het item opslaat het deelversienummer verhoogd met een tiende (0.1). Wanneer u het item incheckt, wordt het versienummer verhoogd met één (1.0). Wanneer een item wordt uitgecheckt, wordt het itempictogram weergegeven met een kleine afbeelding van een slot.
Het item wordt weergegeven in de Gebruikerstaken van de persoon die het heeft uitgecheckt of die het momenteel bewerkt.
149
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
12.3.1
Een item uitchecken U kunt een ingecheckt item uitchecken zodat alleen u het kunt gebruiken.
Vereisten Als u een item wilt uitchecken, moet u beschikken over rechten voor het item en over schrijfmachtigingen. U kunt geen item uitchecken dat deel uitmaakt van de workflow, dat al is uitgecheckt of dat een gedeeld item is. Uit te voeren stappen 1. Als u een item wilt uitchecken, opent u de map of structuurgroep waarin het item is opgeslagen. 2. Selecteer het item dat u wilt uitchecken en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op het tabblad Home van het lint op Uitchecken.
• Klik op het tabblad Workflow van het lint op Uitchecken.
150
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat Het item is uitgecheckt. Alleen de gebruiker voor wie het item is uitgecheckt, kan het item bewerken. Wanneer een item is uitgecheckt, kunnen alle items waarin het item wordt gebruikt de uitgecheckte versie niet gebruiken. In plaats daarvan wordt de laatste ingecheckte versie gebruikt. Als een item is uitgecheckt via de workflow, kan de versie in de workflow alleen worden gepubliceerd als deze voldoet aan de minimale goedkeuringsstatus. Als een item is uitgecheckt, kunt u de volgende acties niet op het item uitvoeren: • • • •
Verwijderen Knippen en plakken Het item delokaliseren als het een lokale kopie is Terugdraaien
BluePrinting: wanneer een item is uitgecheckt in een bovenliggende publicatie, deelt de onderliggende publicatie de laatste ingecheckte versie van het item. Versienummer: terwijl het item is uitgecheckt, wordt het deelversienummer telkens met 0.1 verhoogd wanneer het item wordt bewerkt en opgeslagen. Workflow: als een item gekoppeld is aan een workflow, wordt het workflowproces voor het item gestart wanneer het item voor de eerste keer wordt bewerkt en opgeslagen. Publiceren: als een item is uitgecheckt via een bewerkingsactie of als het expliciet wordt uitgecheckt, wordt de huidige versie van het item gepubliceerd en niet de uitgecheckte versie. Als een item is uitgecheckt via een workflowproces, kan het item alleen worden gepubliceerd als het voldoet aan de minimale goedkeuringsstatus. Als dat niet het geval is, wordt de huidige versie gepubliceerd.
12.3.2
Een item inchecken U kunt een item inchecken dat u hebt uitgecheckt.
Vereisten Als u een item wilt inchecken, moet u beschikken over rechten voor het item en over schrijfmachtigingen voor de bovenliggende map of structuurgroep.
151
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Context Inchecken is niet nodig voor items die zijn uitgecheckt via een workflowproces. Items in de workflow worden ingecheckt nadat de laatste activiteit in het bijbehorende workflowproces is voltooid. Uit te voeren stappen 1. Als u een item wilt inchecken, opent u de map of structuurgroep waarin het item is opgeslagen. 2. Selecteer het item dat u wilt inchecken en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op het tabblad Home van het lint op Inchecken.
• Klik op het tabblad Workflow van het lint op Inchecken.
Resultaat Het item wordt ingecheckt en wordt gebruikt als de huidige versie van het item. Andere gebruikers kunnen het item nu openen en bewerken. Alle items waarin dit item wordt gebruikt, maken nu gebruik van de ingecheckte versie van het item. BluePrinting: in elke onderliggende publicatie waarin het gedeelde item wordt gebruikt, is de ingecheckte versie de gedeelde versie. Versienummer: het versienummer wordt opgehoogd naar het eerstvolgende gehele getal. Als de uitgecheckte versie nummer 1.8 had, heeft de ingecheckte versie nummer 2.0.
12.3.3
Uitchecken ongedaan maken U kunt het uitchecken ongedaan maken en zo de wijzigingen annuleren die u hebt aangebracht in een item dat u hebt uitgecheckt. De vorige versie van het item blijft dan de huidige versie.
152
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u het item hebt uitgecheckt, kunt u het uitchecken ongedaan maken. Het is niet mogelijk om het uitchecken ongedaan te maken voor een item dat zich in de workflow bevindt. Context Belangrijk:Als u het uitchecken ongedaan maakt, gaan alle wijzigingen verloren die u na het uitchecken hebt aangebracht in de component of pagina. Uit te voeren stappen 1. Als u het uitchecken van een item ongedaan wilt maken, opent u de map of structuurgroep waarin het item is opgeslagen. 2. Selecteer het item waarvan u het uitchecken van het item ongedaan wilt maken en voert u een van de volgende handelingen uit: • Klik op het tabblad Home van het lint op Uitchecken ongedaan maken.
• Klik op het tabblad Workflow van het lint op Uitchecken ongedaan maken.
12.4
Niet-ingecheckte items Een niet-ingecheckt item is een nieuw item dat is gemaakt maar niet nog is ingecheckt.
153
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
De status van een nieuw item dat is gemaakt, maar nog niet is ingecheckt, wijkt iets af van de status van een item dat al is ingecheckt. Wanneer u een item maakt en dit incheckt, krijgt dit in Content Manager versienummer 1.0. Pas dan is het item volledig toegankelijk om te koppelen, publiceren, bekijken en bewerken. Als een item nog niet is ingecheckt, kan alleen de eigenaar de content weergeven (door het item te openen of een voorbeeld ervan weer te geven). Voor overige gebruikers (en de eigenaar) is het 'niet-ingecheckte item', in een workflow of anders, zichtbaar in de volgende lijsten: • • • • • •
De lijst Items (het hoofddialoogvenster) De lijst Protocolschema's De lijst Waar gebruikt De lijst Alle uitgecheckte items De lijst Historie De lijst Werklijst (alleen voor items in de workflow, en alleen voor de eigenaar)
Telkens wanneer u een item opslaat, wordt er een deelversienummer toegekend, bijvoorbeeld 0.1, 0.2 enzovoort. De eigenaar van een nietingecheckt item kan alle gebruikelijke acties op het item uitvoeren, behalve knippen, plakken, kopiëren en publiceren. Het is niet mogelijk om items in een workflow die nieuw zijn gemaakt op basis van building blocks, te publiceren voordat deze zijn ingecheckt. Andere gebruikers kunnen alleen de niet-ingecheckte items zien in bovenstaande lijsten. In lijsten van Content Manager Explorer die worden gebruikt om koppelingen te maken naar andere items, worden geen nietingecheckte items weergegeven omdat de gegevens niet kunnen worden opgebouwd. Een niet-ingecheckt item wordt transparant weergegeven in Content Manager Explorer. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van drie componenten: een component die is ingecheckt, een component die is uitgecheckt en een niet-ingecheckt item:
Belangrijk:Niet-ingecheckte items zijn van toepassing op items waarvoor versiebeheer wordt ondersteund, te weten: schema's, componenten, componentsjablonen, paginasjablonen, pagina's en sjabloon building blocks. Niet-ingecheckte items zijn niet zichtbaar in WebDAV, behalve workflowitems in de lijst Gebruikerstaken.
154
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 13
Spellingcontrole
Met de spellingcontrole kunt u de spelling controleren van de tekstvelden en de opmaakbare tekstvelden van componenten en metadata van componenten en van metadata van publicaties, structuurgroepen, mappen, virtuele mappen en pagina's.
Ondersteunde talen U kunt de spelling van content in de volgende talen controleren: • • • • • • • • • • • •
Amerikaans, Brits en Canadees Engels Braziliaans Portugees Deens Nederlands (met de nieuwe spelling) Fins Frans (zowel de Europese als de Canadese spelling) Duits (met de nieuwe spelling) Italiaans Noors (Bokmål) Portugees (Iberisch) Spaans (met Europese, Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse woorden) Zweeds
155
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
13.1
De spelling van een component controleren U kunt de spelling van alle tekstvelden en metadatatekstvelden in een component controleren. U kunt niet de spelling controleren van waarden in datumvelden, getalvelden, koppelingsvelden of lijstvelden.
Context Opmerking: U kunt niet tegelijkertijd de spelling controleren van de content van het tabblad Algemeen en van het tabblad Metadata. Als u de spelling in beide gedeelten wilt controleren, moet u de spellingcontrole afzonderlijk uitvoeren op elk tabblad. Uit te voeren stappen 1. Als u de spelling van een component wilt controleren, open dan de component en selecteer het tabblad Algemeen. 2. Klik op de knop Spellingcontrole op de werkbalk. Het pop-upvenster voor de spellingcontrole wordt weergegeven. Als er fouten worden aangetroffen, wordt het desbetreffende woord gemarkeerd in de component en wordt er een alternatieve spelling gesuggereerd.
156
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Als er geen fouten worden aangetroffen, verschijnt er een bericht met de mededeling dat de spellingcontrole is voltooid. 3. Zo nodig kunt u de standaardtaal van de spellingcontrole wijzigen met de taalopties.
157
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: Als u de standaardtaal wijzigt tijdens een spellingcontrole, wordt de spelling opnieuw gecontroleerd in de geselecteerde taal. Dit geldt ook voor woorden die al waren gecontroleerd. Wanneer u een taal opgeeft, blijft de geselecteerde instelling behouden wanneer u de spelling van een ander item controleert tijdens dezelfde browsersessie. Als u bijvoorbeeld de spelling van een component controleert in het Duits en u vervolgens een andere component opent om de spelling te controleren, is de standaardtaal voor de spellingcontrole nog steeds Duits. Als u de browser vervolgens sluit, wordt de taal opnieuw ingesteld op de standaardtaal voor de spellingcontrole. 4. Wanneer er een fout wordt aangetroffen, beschikt u over de volgende opties: • Negeren: hiermee negeert u de aangetroffen fout en gaat u door met de spellingcontrole • Alles negeren: hiermee negeert u de aangetroffen fout in alle tekstvelden in deze component • Wijzigen: hiermee gebruikt u de standaardsuggestie in het veld Wijzigen in, selecteert u de suggestie die van toepassing is op de aangetroffen fout of geeft u een eigen spelling op. Vervolgens klikt u op de knop Wijzigen om de aangetroffen fout te corrigeren • Alles wijzigen: hiermee gebruikt u de standaardsuggestie in het veld Wijzigen in, selecteert u de suggestie die van toepassing is op de aangetroffen fout of geeft u een eigen spelling op. Vervolgens klikt u op de knop Wijzigen om de aangetroffen fout te corrigeren telkens wanneer deze fout wordt gevonden De spelfout wordt vervangen door het woord dat wordt weergegeven in het veld Wijzigen in. 5. (Optioneel) Als u de spelling in metadatatekstvelden wilt controleren, klik dan op het tabblad Metadata en herhaal stap 2 tot en met 4. 6. Klik op de knop Sluiten. Resultaat U hebt de spelling van een component gecontroleerd.
13.2
De spelling van metadatavelden controleren U kunt de content van tekstvelden en opmaakbare tekstvelden controleren in de metadatavelden van publicaties, structuurgroepen, mappen, virtuele mappen en pagina's. U kunt niet de spelling controleren van waarden in datumvelden, getalvelden, koppelingsvelden of lijstvelden.
Context Opmerking: Wanneer u de spelling van deze items controleert, worden ALLEEN de metadatavelden gecontroleerd. De spelling van andere items dan metadatavelden wordt niet gecontroleerd.
158
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Als u de spelling van metadata van een publicatie, structuurgroep, map, virtuele map of pagina wilt controleren, dient u het desbetreffende item te openen waarin u de spelling van de metadata wilt controleren. 2. Klik op de knop Spellingcontrole op de werkbalk. 3. Zo nodig kunt u de standaardtaal van de spellingcontrole wijzigen met de taalopties. Opmerking: Als u de standaardtaal wijzigt tijdens een spellingcontrole, wordt de spelling opnieuw gecontroleerd in de geselecteerde taal. Dit geldt ook voor woorden die al waren gecontroleerd. 4. Wanneer er een fout wordt aangetroffen, beschikt u over de volgende opties: • Negeren: hiermee negeert u de aangetroffen fout en gaat u door met de spellingcontrole • Alles negeren: hiermee negeert u de aangetroffen fout in alle tekstvelden in deze component • Wijzigen: hiermee gebruikt u de standaardsuggestie in het veld Wijzigen in, selecteert u de suggestie die van toepassing is op de aangetroffen fout of geeft u een eigen spelling op. Vervolgens klikt u op de knop Wijzigen om de aangetroffen fout te corrigeren • Alles wijzigen: hiermee gebruikt u de standaardsuggestie in het veld Wijzigen in, selecteert u de suggestie die van toepassing is op de aangetroffen fout of geeft u een eigen spelling op. Vervolgens klikt u op de knop Wijzigen om de aangetroffen fout te corrigeren telkens wanneer deze fout wordt gevonden De spelfout wordt vervangen door het woord dat wordt weergegeven in het veld Wijzigen in. Wanneer de spellingcontrole is voltooid, wordt het volgende venster weergegeven. 5. Klik op de knop Sluiten wanneer u klaar bent met de spellingcontrole. Resultaat U hebt de spelling van metadatavelden van een publicatie, structuurgroep, map, virtuele map of pagina gecontroleerd.
159
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 14
Zoeken
U kunt zoeken naar items in Content Manager door zoektermen in te voeren. Uw zoekinvoer kan woorden bevatten die voorkomen in de items die u wilt zien, maar kan ook operatoren bevatten of een Content Manager-URI (een unieke ID van een Content Manager-item). U kunt met geavanceerde zoekopties zoeken in Content Manager, zoals waar, op datumbereik, hoeveel resultaten, enzovoort. U kunt de volgende items zoeken in Content Manager: • • • • • • • • • • • • •
14.1
Mappen Structuurgroepen Schema's Trefwoorden Componenten Multimediacomponenten Componentsjablonen Pagina's Paginasjablonen Sjabloon building blocks Virtuele mappen Categorieën Doelgroepen
Eenvoudig zoeken U kunt met de eenvoudige zoekinterface snel een woord of zinsdeel in Content Manager opzoeken.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager Explorer. 2. Vul in het bovenste gedeelte van het scherm een woord of woordgroep in het invoervak "Voer een trefwoord of URI in" en klik op het vergrootglas om de zoekopdracht uit te voeren.
160
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: Houd rekening met het volgende: • In plaats van een eenvoudige zin kunt u jokertekens en operatoren aan uw zoekinvoer toevoegen of u kunt een Content Manager-URI invoeren. Dit is een unieke ID van een item. Dit wordt uitgebreid uitgelegd in Zoekinvoer (zie pag. 162). • Standaard wordt met een zoekopdracht gezocht in het knooppunt dat momenteel wordt weergegeven in het contentveld onderaan en in alle bijbehorende subknooppunten. U kunt een aantal verschillende locaties selecteren in de vervolgkeuzelijst voor locaties links van het invoervak. U kunt ook een locatie selecteren in het gebied Geavanceerd zoeken. Dit wordt uitgebreid uitgelegd in Geavanceerd zoeken (zie pag. 165). Als u echter in alle publicaties zoekt (de waarde Alle Publicaties in de vervolgkeuzelijst) worden gedeelde items niet in de zoekresultaten opgenomen. De zoekopdracht wordt uitgevoerd en de resultaten worden in het gebied eronder weergegeven. Resultaat Als Laden... in de lijstweergave wordt weergegeven, wordt de zoekopdracht uitgevoerd door Content Manager. Gedurende deze tijd wordt de zoekopdracht uitgeschakeld. Als er geen resultaten worden gevonden, verschijnt het bericht Er zijn geen items in dit overzicht.
161
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Belangrijk:Als er meer dan 10.000 items worden gevonden, treedt er een fout op. U kunt dit probleem oplossen door de zoekopdracht te beperken.
14.2
Zoekinvoer Met Content Manager Explorer kunt u zoeken naar items die in de titel, beschrijving of content (velden) van een item worden weergegeven. Een zoekitem kan één woord zijn zoals cheeseburger of een woordgroep die tussen dubbele aanhalingstekens staat, zoals "hot dog". Als u uw zoekopdracht wilt uitbreiden of beperken, kunt u meerdere zoekitems, operatoren en jokertekens in uw zoekinvoer gebruiken.
14.2.1
Zoeken op basis van een URI Elk SDL Tridion-item beschikt over een URI (unique resource identifier).
Uit te voeren stappen 1. U zoekt als volgt uit welke URI er aan een SDL Tridion-item is gekoppeld: • Plaats uw cursor boven een item in Content Manager Explorer om knopinfo te bekijken waarin de SDL Tridion-URI van dat item wordt weergegeven:
• Open het item in het eigen dialoogvenster en open het tabblad Info van het item om de bijbehorende URI te zien:
162
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Geef de Content Manager-URI op in het veld Zoek URI van Content Manager Explorer dat wordt weergegeven op de werkbalk.
3. Klik op de vergrootglasknop om naar het item te zoeken. Resultaat Het Content Manager-item wordt geopend in een nieuw venster.
14.2.2
Zoekoperatoren Met operatoren kunt u de zoekopdracht uitbreiden of beperken. In de volgende tabel vindt u een lijst met de zoekoperatoren: Operator Functie AND Hiermee wordt gezocht naar items die beide zoektermen bevatten. Als er geen zoekoperator wordt gebruikt, wordt standaard de zoekoperator AND gebruikt. OR Hiermee wordt gezocht naar items die een (of beide) van de zoektermen bevatten.
Voorbeeld tortellini AND guacamole geeft alle items als resultaat waarin zowel het woord 'tortellini' als 'guacamole' voorkomt, ongeacht de volgorde en het aantal woorden dat tussen deze twee woorden staat.
Hiermee wordt gezocht naar items die de zoektermen vóór de operator bevatten maar niet de zoektermen achter de operator.
pizza NOT pasta geeft items als resultaat die het woord 'pizza' maar niet het woord 'pasta' bevatten.
NOT
163
auto OR band retourneert items die het woord 'auto' of 'band' bevatten.
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Operator Functie IN Hiermee wordt gezocht naar items die de zoektermen bevatten in het opgegeven veld (XMLelement).
Voorbeeld auto title retourneert items met het woord 'auto' in het XMLelement 'title'.
U kunt zoeken naar een exacte woordgroep door de woordgroep die u zoekt tussen aanhalingstekens te plaatsen. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar items die de exacte woordgroep 'nieuw persbericht' bevatten, voert u 'nieuw persbericht' in. Dit komt niet overeen met de content We zullen het product eerst bekendmaken via een persbericht, maar het komt wel overeen met Meer informatie word bekengemaakt in een nieuw persbericht.
14.2.3
Zoeken met jokertekens Met jokertekens kunt u een jokertekenreeks maken waarmee u zoekt naar verwante resultaten. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de jokertekens die u kunt gebruiken:
*
Teken
?
14.2.4
Functie Zoeken naar items die de opgegeven tekst bevatten.Het jokerteken "*" staat voor een willekeurig aantal tekens. Zoeken naar items die de opgegeven tekst bevatten.Het jokerteken "*" staat voor één willekeurig teken.
Voorbeeld auto* retourneert items die automaat, automatisch en autoband bevatten.
?an retourneert items die van, pan, kan en man bevatten.
Speciale tekens en gereserveerde woorden Speciale tekens worden door Content Manager beschouwd als scheidingstekens en niet als onderdeel van een woord. Wanneer u een zoekopdracht uitvoert met speciale tekens, worden de termen tussen de speciale tekens gebruikt. Behalve getallen hebben ook de volgende tekens een speciale betekenis: + - ! ( ) { } [ ] ^ " ~ * ? : \. Als u wilt zoeken naar een reeks die een van deze tekens bevat, moet u het teken vooraf laten gaan door een backslash (\). Als het teken onderdeel is van een woordgroep of term, plaatst u dubbele aanhalingstekens om de zoektekst. Ook moet u een backslash vóór de volgende gereserveerde woorden plaatsen (het hoofdlettergebruik is hierbij niet relevant): • CONTAINS • NEAR • SENTENCE 164
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• • • • • • • • • •
14.2.5
PARAGRAPH PHRASE IN MATCHES STARTS SUBSTRING ENDS AND OR NOT
Multimediacomponenten U kunt ook in bepaalde binaire resources naar content zoeken. De volgende documentindelingen worden ondersteund: • • • • • • •
HTML XML en afgeleide indelingen Microsoft Office-documenten OpenDocument-documenten PDF-documenten EPUB-documenten (Electronic Publication Format) RTF-documenten (Rich Text Format) Belangrijk:U kunt niet zoeken naar een multimediacomponent met de bijbehorende extensie.
14.3
Geavanceerd zoeken Met Geavanceerd zoeken kunt u specifiekere zoekcriteria definiëren om uw zoekopdracht te beperken of uit te breiden. Als u een geavanceerde zoekopdracht wilt uitvoeren, klikt u op de uitvouwknop (pijlkop) naast het invoervak voor zoeken:
In de weergegeven geavanceerde zoekopdracht ziet u de meest voorkomende opties voor geavanceerd zoeken. U kunt in dit gebied op Meer zoekopties weergeven klikken om alle opties voor geavanceerd zoeken te bekijken. 165
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
In dit gedeelte worden alle opties in het volledig uitgevouwen gebied Geavanceerd zoeken beschreven. Wanneer u Geavanceerd zoeken gebruikt, kunt u in het invoervak ook alle operatoren gebruiken die worden beschreven in Zoekoperatoren (zie pag. 163). Ook alle jokertekenfuncties zoals beschreven in Zoeken met jokertekens (zie pag. 164), kunt u gebruiken. Zoekparameter Term zoeken
Beschrijving Dit is uw zoekinvoer, die operatoren en jokertekens kan omvatten, en die een Content Manager-URI kan zijn. Raadpleeg Zoekinvoer (zie pag. 162) voor meer informatie. Alleen zoeken Hiermee wordt alleen gezocht in de interne namen van naar itemnamen items. U kunt geen jokertekens gebruiken.
Alleen zoeken in Hiermee wordt alleen gezocht in de beschrijvingsvelden itembeschrijvingen van items. U kunt geen jokertekens gebruiken. Zoeken in
Deelmappen opnemen
Geef hier het knooppunt op waarin moet worden gezocht. Klik op Bladeren om een navigatievenster te openen waarin u een specifiek knooppunt kunt selecteren waarin moet worden gezocht. Als deze optie is ingeschakeld, wordt ook in alle subknooppunten gezocht van het knooppunt waarin moet worden gezocht.
AanpassingsdatumSchakel dit vakje in om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items die het laatst zijn gewijzigd in een bepaald datum-/tijdbereik. Er zijn vooraf gedefinieerde opties om te zoeken in items die vandaag voor het laatst zijn gewijzigd, de laatste X dagen of de laatste X maanden. Hierin is X het aantal dat u instelt. Auteur Selecteer een auteur in het keuzemenu om alleen naar items te zoeken die door de betreffende auteur zijn gemaakt of gewijzigd. Trefwoord
Publicatiestatus
BluePrinting
Selecteer een trefwoord om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items die het opgegeven trefwoord bevatten. Als u deze optie wilt gebruiken, moet u eerst een publicatie, map of structuurgroep selecteren waarin moet worden gezocht. (U kunt deze optie niet gebruiken als u de gehele Content Manager hebt geselecteerd als zoeklocatie.) U kunt dan navigeren naar een of meer trefwoorden in de taxonomiestructuur en deze selecteren. Het resultaat bevat de items die het trefwoord of de trefwoorden als metadata of als content gebruiken in componenten. Zie de documentatieportal van het implementatieprogramma voor meer informatie over categorieën en trefwoorden. Selecteer Gepubliceerd of Niet gepubliceerd in het keuzemenu om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items met die publicatiestatus. Als u een publicatiestatus selecteert, worden alleen componenten, componentsjablonen en pagina's als resultaat gegeven. Met de optie BluePrinting wordt alleen in lokale of gelokaliseerde items gezocht, die via een keuzemenu zijn geselecteerd. U kunt ook zoeken naar gedeelde items als u ervoor hebt gekozen binnen één publicatie te zoeken.
166
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Zoekparameter Typen
Gebaseerd op schema Workflow
Status
Resultaten weergeven Zoekopdracht opslaan Wissen Zoeken
Beschrijving Als u Typen selecteert, kunt u een of meer itemtypen selecteren (zoals Component, Trefwoord, Schema enzovoort) door ze te selecteren in de lijst die verschijnt. Met de zoekopdracht worden dan alleen items van het geselecteerde type of de geselecteerde typen als resultaat gegeven. Selecteer deze optie en selecteer een schema in de vervolgkeuzelijst om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items die op het geselecteerde schema zijn gebaseerd. Selecteer deze optie, selecteer een workflowproces en vervolgens (desgewenst) een activiteit in de tweede vervolgkeuzelijst om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items die zich momenteel in het geselecteerde workflowproces (en eventuele geselecteerde workflowactiviteit) bevinden. Opmerking: u kunt alleen een nieuw item zoeken dat zich in de workflow bevindt nadat het workflowproces is voltooid. Wanneer het workflowproces is voltooid, wordt het item ingecheckt zodat het kan worden gezocht. Selecteer dit item en selecteer een item in de vervolgkeuzelijst om uw zoekopdracht te beperken tot alleen items die zijn ingecheckt of alleen items die zijn uitgecheckt. Met een zoekopdracht worden standaard alle overeenkomende resultaten geretourneerd. Selecteer een van de vooraf gedefinieerde waarden (50 of 100) om maximaal dat aantal zoekresultaten te zien. Als u een zoekopdracht hebt voltooid, selecteert u deze optie om een zoekmap te maken. Raadpleeg Zoekmappen (zie pag. 168) voor meer informatie. Selecteer deze optie om alle geavanceerde zoekparameters weer op de standaardwaarden in te stellen. Selecteer deze optie om de geavanceerde zoekopdracht uit te voeren.
167
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 15
Zoekmappen
In zoekmappen worden de resultaten van een zoekopdracht weergegeven. Wanneer u een zoekmap opent, worden alle items weergegeven die overeenkomen met de zoekcriteria. U kunt een zoekmap in elke map van een publicatie maken. U kunt zoekmappen maken, verwijderen, bewerken, lokaliseren en delokaliseren.
15.1
Zoekmappen maken Maak een zoekmap om toegang te verkrijgen tot een lijst met items die voldoen aan zoekcriteria. Items worden door Content Manager niet opgeslagen in de zoekmap, maar de zoekmap bevat verwijzingen naar de items in andere mappen en structuurgroepen in een publicatie. U kunt een zoekmap maken door een zoekopdracht uit te voeren en deze op te slaan.
Vereisten Als u een zoekmap wilt maken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van virtuele mappen en over schrijfmachtigingen voor de bovenliggende map. Context Afhankelijk van de zoekcriteria kunnen de volgende items worden weergegeven in een zoekmap: mappen, structuurgroepen, schema's, componenten, componentsjablonen, sjablonen voor building blocks en andere zoekmappen. Een zoekmap kan niet naar zichzelf verwijzen. Zo maakt u een zoekmap op basis van een zoekopdracht: Uit te voeren stappen 1. Voer uw zoekterm(en) in het invoervak voor zoeken boven de lijstweergave in en klik op de zoekknop ernaast:
168
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: Raadpleeg Zoeken (zie pag. 160) voor meer informatie. 2. Als resultaten zijn geretourneerd, klikt u op de knop Geavanceerd zoeken (pijlkop) naast het invoervak voor zoeken of klikt u op Geavanceerd zoeken weergeven:
3. Klik op Zoekopdracht opslaan in de uitgevouwen weergave. 4. Navigeer in het pop-upvenster voor de locatie naar de map met building blocks waarin u de zoekmap wilt maken en klik op Selecteren.
169
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Het venster Virtuele Map verschijnt. Vul daarin de volgende velden in: • Naam: de naam van de zoekmap. De naam moet uniek zijn. • Type: zoekmap • Metadataschema (optioneel): selecteer desgewenst een metadataschema voor de zoekmap om metadata op te geven.
6. Klik op de knop Opslaan en sluiten op de werkbalk. Resultaat U hebt een zoekmap gemaakt.
15.2
Een zoekmap bewerken U kunt een zoekmap bewerken om de naam, configuratie en metadata te wijzigen. U kunt het type virtuele map niet wijzigen.
170
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Als u een zoekmap wilt maken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van virtuele mappen en over schrijfmachtigingen voor de bovenliggende map. Uit te voeren stappen 1. Navigeer naar de zoekmap die u wilt bewerken en klik op Openen op de werkbalk of in het contextmenu. 2. Bewerk de volgende velden waar nodig: • Naam • Metadataschema 3. Klik op de knop Opslaan en sluiten op de werkbalk. Resultaat U hebt de zoekmap gewijzigd. In de zoekmap worden de resultaten van de configuratiegegevens weergegeven. BluePrint: als de map wordt bewerkt in een bovenliggende BluePrint-publicatie, wordt de gewijzigde map nu gebruikt door onderliggende publicaties die gebruikmaken van het gedeelde item. In een BluePrint kunt u alleen een lokale map of een lokale kopie van een gedeelde map bewerken. U kunt geen gedeelde zoekmap bewerken. Als de zoekmap een lokale kopie is, kunt u de configuratiegegevens niet bewerken.
15.3
Een zoekmap verwijderen U kunt een zoekmap verwijderen als u de map wilt verwijderen uit Content Manager. Items in een zoekmap worden niet verwijderd wanneer u een zoekmap verwijdert en blijven staan in de oorspronkelijke map.
Vereisten Als u een zoekmap wilt maken, moet u beschikken over rechten voor het beheer van virtuele mappen en over verwijdermachtigingen voor de bovenliggende map. Uit te voeren stappen 1. 2. 3. 4.
Navigeer naar de map die de zoekmap bevat die u wilt verwijderen. Selecteer de zoekmap in de lijstweergave. Klik op de knop Verwijderen op de werkbalk of in het contextmenu. U wordt gevraagd de verwijdering te bevestigen. Klik op Ja.
171
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat U hebt de map verwijderd uit Content Manager.
15.4
Een zoekmap lokaliseren of delokaliseren Als een zoekmap wordt gedeeld met een onderliggende BluePrint-publicatie, kunt u de zoekmap lokaliseren om een lokale kopie te maken. Wanneer u een zoekmap lokaliseert, kunt u de naam en de metadata bewerken. U kunt het type of de zoekcriteria niet wijzigen. U kunt ook een zoekmap delokaliseren om de gedeelde zoekmap te gebruiken vanuit een bovenliggende publicatie. Opmerking: De zoekresultaten in een Zoekmap zijn afkomstig uit slechts één Publicatie. De niet-gelokaliseerde virtuele map bevat daarom alleen de desbetreffende items in de bovenliggende publicatie.
15.5
Items in een zoekmap gebruiken Wanneer u de lijstweergave van een zoekmap opent, ziet u de items waarvoor u lees-, schrijf-, lokaliseer- of verwijderrnachtigingen hebt voor de opslagmap of de structuurgroep en items die aan de zoekcriteria voor de zoekmap voldoen. De items in een zoekmap vertegenwoordigen de items waarvoor u beschikt over lees-, schrijf-, lokaliseer- en/of verwijderrnachtigingen en over rechten. Als gevolg daarvan kan de content van de Zoekmap verschillen, afhankelijk van de gebruiker. U kunt de volgende acties op items in een zoekmap uitvoeren: • • • • • • • •
In-/uitchecken en uitchecken ongedaan maken De historielijst van een item weergeven Terugdraaien Lokaliseren/Delokaliseren Publiceren/Depubliceren Bekijken Kopiëren Bewerken (als u de naam van een item in een zoekmap wijzigt en de lijstweergave vernieuwt, zijn de wijzigingen niet onmiddellijk zichtbaar. Als u wilt controleren of de wijzigingen zijn aangebracht door Content Manager, gaat u naar een andere map in Content Manager en keert u vervolgens terug naar de zoekmap.) • Knippen (als u een item uit een zoekmap hebt geknipt, kunt u het item verplaatsen naar een andere positie. Als het item echter nog steeds aan de zoekcriteria voldoet, wordt het nog steeds weergegeven in de zoekmap.) • Verwijderen (als u een item verwijdert uit een zoekmap, verwijdert u het ook uit Content Manager.)
172
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Belangrijk:Het is niet mogelijk om items te maken of te plakken in een Zoekmap.
15.6
Functionaliteit van zoekmappen en Content Manager Dit concept beschrijft zoekmappen in relatie tot BluePrinting, zoeken en de beveiliging in Content Manager. BluePrinting In een BluePrint worden zoekmappen gedeeld met onderliggende publicaties. U kunt een zoekmap lokaliseren in een onderliggende publicatie om de naam en de metadata te bewerken. Opmerking: Als een workflowproces wordt gebruikt als zoekcriterium voor een gedeelde of lokale kopie van een zoekmap, krijgt u geen resultaten in een onderliggende publicatie omdat procesdefinities geen deel uitmaken van een BluePrint. De items die in een gedeelde of gelokaliseerde zoekmap worden weergegeven, zijn lokale items, lokale kopieën en gedeelde items in die publicatie. Zoeken Zoekmappen bieden geen ondersteuning voor het indexeren van hun content, omdat er alleen naar de content wordt verwezen. Daardoor kunnen eindgebruikers geen items zoeken in een zoekmap. Zoekmappen worden echter wel geïndexeerd, dus het is mogelijk om naar een zoekmap te zoeken. Beveiliging Zoekmappen beschikken niet over beveiligingsinstellingen (lezen, schrijven, lokaliseren, verwijderen). In plaats daarvan wordt de beveiliging van de items in een zoekmap bepaald door de instellingen van de map waarin de items werkelijk staan. Dit betekent dat verschillende Content Manager-gebruikers verschillende content in een zoekmap kunnen bekijken op basis van hun eigen gebruikersrechten en -machtigingen. Op het niveau van publicaties moet een gebruiker beschikken over rechten voor het beheer van virtuele mappen om een zoekmap te maken, te bewerken of te verwijderen.
173
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 16
Translation Manager
Met Translation Manager kunt u content die is opgeslagen in Content Manager of SDL Tridion, ter vertaling naar een Translation Management System verzenden en zo op een effectieve en efficiënte manier content in meerdere talen maken en onderhouden. Translation Manager is de integratie tussen: • Content Manager van SDL Tridion: beheert webcontent, controleert gebruikerstoegang tot content en hergebruikt content via BluePrinting • SDL Translation Management System (SDL TMS) of SDL WorldServer: beheert het vertaalproces, past terminologie toe en voert vertalingen uit met behulp van een vertaalgeheugen (een database met eerdere vertalingen) Het volgende schema is een overzicht van de functionaliteit die door de integratie ontstaat:
16.1
Vertalingen en BluePrinting Om vertalingen in Content Manager te kunnen beheren, moet u enige kennis hebben van BluePrint voor vertaling, op welke manier autorisatie van invloed is op de omvang van de vertaling en hoe lokalisatie door Content Manager wordt verwerkt. In dit gedeelte wordt enige achtergrondinformatie gegeven over hoe vertalingen in Content Manager worden opgezet. BluePrint voor vertaling
174
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Voordat u vertalingen gaat initialiseren, is het raadzaam u op de hoogte te stellen van de BluePrint voor vertaling die binnen uw organisatie wordt gebruikt. Een BluePrint is een hiërarchie van publicaties waarmee wordt bepaald hoe content wordt gedeeld en opnieuw gebruikt. De BluePrint-modellen voor vertaling geven vorm aan uw lokalisatie- en vertaalstrategie, de structuur die door BluePrint wordt gedefinieerd en die bepalend is voor de vertalingen en de stroom van de vertalingen. Deze structuur bepaalt vanuit welke brontalen naar welke doeltalen kan worden vertaald, welke publicaties content in een brontaal (bronpublicaties) bevatten en welke publicaties vertaalde inhoud kunnen ontvangen (doelpublicaties). Met de BluePrint-viewer (zie pag. 56) worden de relaties tussen de bovenliggende en onderliggende items in een BluePrint en de BluePrintrelatie tussen items gevisualiseerd. Selecteer een item in Content Manager Explorer en kies BluePrinting > BluePrint-hiërarchie in het contextmenu om de BluePrint te bekijken. De volgende afbeelding is een voorbeeld van een BluePrint die wordt weergegeven in de boomstructuur van de Content Manager Explorer en in de BluePrint-viewer:
Configuratie van BluePrint voor vertaling De configuratie van de BluePrint bepaalt welke vertalingen er mogelijk zijn. Met andere woorden, vanuit welke brontalen naar welke doeltalen u kunt vertalen en vice versa. Een publicatie die context in een brontaal bevat, is een bronpublicatie en een publicatie die vertaalde contact kan ontvangen, is een doelpublicatie. In de volgende BluePrint die is geconfigureerd voor vertaling (op basis van bovenstaand voorbeeld), kunt u vertalen van Engels naar Duits, Nederlands en Frans en van Duits naar OostenrijksDuits:
175
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: U kunt de configuratie van een publicatie bekijken op het tabblad Vertaling in de eigenschappen van de publicatie. Autorisatie Wanneer u zich aanmeldt bij Content Manager Explorer, kunt u alleen de publicaties in de BluePrint zien waarvoor u toegangsmachtigingen hebt (die aan u zijn toegekend door de systeembeheerder). Om vertalingen te kunnen initiëren, moeten u toegangsmachtigingen hebben voor een of meer geconfigureerde doelpublicaties (publicaties die de vertaalde inhoud kunnen ontvangen). Als u toegangsmachtigingen voor geconfigureerde bronpublicaties en doelpublicaties hebt, kunt u vertalingen vanuit één taal naar meerdere doelen initiëren. De omvang van een vertaling die is geïnitieerd vanuit een bronpublicatie, is daarom in potentie groter dan een vertaling die is geïnitieerd vanuit een doelpublicatie die altijd maar één doel heeft, namelijk zichzelf. Zie bijvoorbeeld bovenstaande BluePrint: • Als u toegang tot de Engelse publicatie hebt, kunt u vertalingen initiëren van Engels naar Duits, Nederlands en Frans, vooropgesteld dat u ook toegang tot deze publicaties hebt. • Als u toegang tot de Duitse publicatie hebt, kunt u vertalingen initiëren van Engels naar Duits. U kunt ook vertalen van Duits naar Oostenrijks-Duits, mits u toegang tot deze publicatie hebt. • Als u toegang tot de Oostenrijks-Duitse publicatie hebt, kunt u vertalingen initiëren van Duits naar Oostenrijks-Duits. Opmerking: Om vertalingen te kunnen initiëren hebt u vertaalbeheerrechten en toegangsrechten voor een of meer geconfigureerde doelpublicaties nodig. (Doelpublicaties zijn de publicaties die de vertaalde inhoud ontvangen.) De systeembeheerder kan uw toegangsmachtigingen wijzigen. Lokalisatie Het lokalisatieproces (het proces van het vertalen van content in diverse talen) wordt automatisch door Translation Manager afgehandeld wanneer u content ter vertaling naar het Translation Management System verzendt.
176
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Wanneer u een Content Manager-item voor vertaling verzendt, wordt het item door Content Manager in de doelpublicatie gelokaliseerd en uitgecheckt en vervolgens naar het Translation Management System gestuurd. Wanneer het vertaalde item door het Translation Management System wordt teruggestuurd, wordt het item gelokaliseerd (als dat nog niet was gebeurd) en vervangen door de vertaling. Het item wordt vervolgens ingecheckt en is dan een lokale kopie, oftewel een gelokaliseerde versie van een gedeeld item.
16.2
Vertaalproces Een vertaalopdracht gaat door een aantal stadia, van definitie naar voltooid. In dit concept wordt beschreven hoe vertalingen door Translation Manager worden verwerkt en de diverse stadia waarin een vertaalopdracht zich kan bevinden. In de vertaalopdrachtwachtrij kunt u het huidige stadium van een vertaalopdracht (de status van de opdracht) bekijken. Het volgende schema is een overzicht van het vertaalproces:
Vertalingen worden door Translation Manager in de volgende hoofdstadia verwerkt: 1. Definitie
177
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
De vertaalopdracht is gedefinieerd en opgeslagen, maar nog niet naar het Translation Management System verzonden. In dit stadium kunt u de vertaalopdracht nog bewerken en items toevoegen en verwijderen. Wanneer u de opdracht ter vertaling verzendt, krijgt de opdracht de status Gereed voor vertaling. 2. Gereed voor vertaling De vertaalopdracht is gedefinieerd en verzonden en moet nog naar het Translation Management System worden overgebracht. In het stadium Gereed voor vertaling staan de vertaalopdrachten die nog door Translation Manager moeten worden opgehaald. Op regelmatige tijden wordt gecontroleerd of er vertaalopdrachten ter vertaling moeten worden ingediend. Wanneer een opdracht wordt opgehaald, wordt de status van die opdracht ingesteld op Verzenden voor vertaling. 3. Verzenden voor vertaling De vertaalopdracht wordt gereedgemaakt voor verzending naar het Translation Management System. In het stadium Verzenden voor vertaling worden door Translation Manager de vertaalopdrachten opgehaald die gereed zijn om te worden vertaald, en gebeurt het volgende: • De Content Manager-items worden in de desbetreffende doelpublicaties uitgecheckt en gelokaliseerd. • De vertaalopdracht wordt afhankelijk van de instellingen in het Translation Manager-configuratiebestand in meerdere vertaalopdrachten opgesplitst. • De vertaalopdrachten en de broncontent worden naar het Translation Management System verzonden wanneer er wordt gepeild (het Translation Management System peilt de Translation Manager-service op gezette tijden en controleert of er vertalingen zijn die moeten worden doorgestuurd). • Stelt de status van de vertaalopdracht in op Bezig met vertalen, tenzij er zich in een van de vorige stappen een fout heeft voorgedaan waardoor de status is ingesteld op Fout bij verzenden en het proces is gestopt. 4. Bezig met vertalen De vertaalopdracht wordt met behulp van de opgegeven vertaalworkflow verwerkt in het Translation Management System. Tijdens dit stadium controleert Translation Manager regelmatig (op vastgestelde tijden) of er in het Translation Management System vertalingen staan die via de workflow zijn verwerkt. U kunt aan de hand van de workflowstatus informatie over de status van de opdracht in het Translation Management System afleiden. Op het tabblad Voortgang vertaling van een vertaalopdracht kunt u de workflowstadia bekijken. De Translation Manager-service haalt tussen de stadia Bezig met vertalen en Voltooid de voltooide vertalingen uit het Translation Management System op en doet daarna het volgende: • Kopieert de vertaalde items nadat zij zijn voltooid, per item naar de desbetreffende doelpublicaties. • Checkt de uitgecheckte items in.
178
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Stelt de taakstatus in op Voltooid wanneer de vertaalde content weer in Content Manager staat, dat wil zeggen wanneer alle items van de vertaalopdracht zijn vertaald en bijgewerkt in Content Manager. De status van de taak wordt echter ingesteld op Fout bij ophalen wanneer er zich in een van de vorige stappen een fout heeft voorgedaan. Als de status Fout bij ophalen het gevolg is van een specifieke fout bij een item en niet vanwege een algemene fout bij de vertaalopdracht, wordt elke 24 uur geprobeerd dat item op te halen, maar u kunt het item ook eerder proberen op te halen als u de optie Opnieuw proberen op te halen selecteert. Houd er ook rekening mee dat wanneer de Translation Manager-service opnieuw wordt gestart, de lijst met mislukte items opnieuw wordt ingesteld en er weer wordt geprobeerd alle items op te halen. 5. Voltooid
De items in de oorspronkelijke vertaalopdracht zijn teruggestuurd naar het Translation Management System en ingecheckt. Een vertaalopdracht kan zich ook in een van de volgende stadia bevinden: Fout bij verzenden Er is een fout opgetreden tijdens het verwerken van de vertaalopdracht voor verzenden naar het Translation Management System. Informatie over die fout kunt u bekijken op het tabblad Fout voor de vertaalopdracht. Fout bij ophalen Er is een fout opgetreden tijdens het terugsturen van een vertaalopdracht naar Content Manager. In de status Fout bij ophalen wordt geprobeerd de items op te halen die nog niet van de vertaling zijn teruggestuurd. Als de fouten zich hebben voorgedaan bij bepaalde items, bijvoorbeeld bij een geretourneerd XML-bestand dat niet geldig is, en geen algemene fouten zijn, bijvoorbeeld geen verbinding met de server, doet Translation Manager het volgende: • Probeert elke 24 uur de items op te halen die eerder niet konden worden opgehaald. Als dat niet lukt, wordt de status ingesteld op Fout bij ophalen. • Probeert de items die eerder niet konden worden opgehaald, op te halen als u de optie Opnieuw proberen op te halen selecteert. Als dat niet lukt, wordt de status ingesteld op Fout bij ophalen en wordt elke 24 uur geprobeerd die items op te halen. • Stelt de lijst met mislukte items opnieuw in en probeert de items opnieuw op te halen wanneer u de Translation Manager-service opnieuw start. Geannuleerd De vertaalopdracht is geannuleerd in het Translation Management System en het uitchecken van items is ongedaan gemaakt. Verwijderen De vertaalopdracht wordt gereedgemaakt om te worden verwijderd (wordt weergegeven wanneer u een vertaalopdracht met de status Fout bij verzenden of Fout bij ophalen verwijdert).
179
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
16.3
Informatie over vertaling Op het tabblad Info voor de component kunt u bekijken of de huidige versie van de component is vertaald, of het item is gewijzigd nadat het voor vertaling was verzonden, en welke versie van het item het laatst is vertaald. Afhankelijk van het feit of de component een bron of doel voor de vertaling was, staat er op het tabblad ook een koppeling naar de component die de bron voor de vertaling was, of staan er koppelingen naar items die zijn vertaald (doel voor de vertaling). U kunt ook zien in welke publicatie de bronof doelcontent zich bevindt. Als de content momenteel wordt vertaald, staat er op het tabblad een koppeling naar de vertaalopdracht.
16.4
Een vertaalopdracht maken U plaatst te vertalen content in een vertaalopdracht. U maakt een vertaalopdracht door een of meer te vertalen items in Content Manager te selecteren en op BluePrinting > Vertalen in het contextmenu te klikken.
180
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Om een vertaalopdracht te kunnen maken hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een of meer publicaties waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager een of meer vertaalbare items in een geconfigureerde publicatie en kies BluePrinting > Vertalen in het contextmenu:
Het dialoogvenster Vertaalopdracht wordt geopend. 2. Zo geeft u op hoe items ter vertaling moeten worden ingestuurd: • Selecteer Nieuwe vertaalopdracht maken en klik op OK. • Selecteer Toevoegen aan bestaande vertaalopdracht, selecteer een van de openstaande vertaalopdrachten in de lijst en klik op OK.
181
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: In de kolom Van/naar wordt aangegeven of u een vertaalopdracht van een bronpublicatie (Van) of een vertaalopdracht van een doelpublicatie (Naar) maakt. 3. Voer op het tabblad Algemeen waarden in de sectie Details van vertaalopdracht in: • Voer een naam in. • In het configuratiepad staat de publicatie, map, structuurgroep of categorie die voor de vertaling is geconfigureerd. • Geef een prioriteit op. Vertaalopdrachten met een hogere prioriteit worden eerder naar het Translation Management System verzonden dan vertaalopdrachten met een lagere prioriteit en worden dus eerder vertaald. U kunt de volgende prioriteiten opgeven: Hoog, Normaal en Laag. Opmerking: U kunt geen prioriteit instellen als u SDL WorldServer gebruikt. • Selecteer een vereiste datum. Geef een datum op waarop de vertaling moet worden teruggestuurd door het Translation Management System. Als u geen datum opgeeft, wordt als datum de standaardwaarde van het Translation Management System gebruikt. • Selecteer een bedrijfseenheid (als die zijn ingesteld). U kunt de bedrijfseenheid opgeven waarnaar de factuur voor de vertaling moet worden gestuurd. • Selecteer Reeds vertaalde items opnemen. Standaard worden door Translation Manager geen items die in een vertaalopdracht staan, verzonden als die items na de vorige verzending niet zijn gewijzigd. Dit kunt u negeren door het selectievakje Reeds vertaald items opnemen in te schakelen, wanneer u bijvoorbeeld niet tevreden bent met de vertaling.
182
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
4. Op het tabblad Algemeen kunt u het volgende doen in de sectie Doeltalen voor vertaling: • Als u een vertaalopdracht vanuit een bronpublicatie hebt geïnitieerd, kunt u de talen voor de vertaling selecteren en opgeven welke vertaalworkflow er moet worden gebruikt:
Opmerking: Als u SDL WorldServer gebruikt, wordt de vertaalworkflow voor u ingesteld. • Als u een vertaalopdracht vanuit een doelpublicatie initieert, kunt u opgeven welke vertaalworkflow er moet worden gebruikt:
183
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Op het tabblad Toegevoegde items staan alle items van de vertaalopdracht. U kunt de volgende opties opgeven voor items die subitems bevatten, zoals mappen en pagina's met componenten en trefwoorden die geneste trefwoorden bevatten:
• Schakel het selectievakje Item vertalen in als u dit Content Manager-item aan de vertaalopdracht wilt toevoegen. • Schakel het selectievakje Componenten vertalen (of Trefwoorden vertalen als u een categorie hebt geselecteerd) in als u ingesloten items aan de vertaalopdracht wilt toevoegen. In de volgende afbeelding ziet u een voorbeeld van het tabblad Toegevoegde items:
6. Selecteer een item en klik op de knop Openen om het Content Manager-item te openen dat u ter vertaling wilt insturen. 7. Selecteer een item en klik op de knop Verwijderen als u het Content Manager-item uit de vertaalopdracht wilt verwijderen. 8. Op het tabblad Info staat informatie over de vertaalopdracht. 9. Wanneer de vertaalopdracht gereed is, klikt u op een van de volgende knoppen in het lint: • Opslaan: hiermee slaat u de vertaalopdracht op; deze wordt niet gesloten en kan gewoon verder worden bewerkt. • Opslaan en sluiten: hiermee slaat u de vertaalopdracht op en wordt de vertaalopdracht gesloten. (De vertaalopdracht kan opnieuw worden bewerkt totdat u die verzendt.) • Verzenden voor vertaling: hiermee verzendt u de vertaalopdracht naar het Translation Management System.
184
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Volgende stappen Nadat u de vertaalopdracht hebt opgeslagen, is de status van de opdracht Definitie en kunt u de vertaalopdracht bekijken, wijzigen, er items aan toevoegen, ter vertaling insturen of verwijderen. Iedere gebruiker die is gemachtigd om vertalingen te initiëren en die toegangsmachtigingen heeft voor de doelpublicatie of mogelijke doelpublicatie van de vertaalde content, kan de vertaalopdracht wijzigen zolang de status daarvan Definitie is. De initiator van een vertaalopdracht is echter niet de enige eigenaar.
16.4.1
Vertaalbare items Vertaalbare items zijn de Content Manager-items die u ter vertaling naar het Translation Management System kunt sturen. Vertaalbare items U verzendt de volgende Content Manager-items in een vertaalopdracht: Pictogram
Content Manager-item
Beschrijving
Mappen
Organiseren van building blocks voor content, waaronder componenten.
Componenten
Bevatten content.
Structuurgroepen
Organiseren, beheren en aanleveren van een URL-structuur voor pagina's.
Pagina's
Bevatten componentpresentaties met een combinatie van content (componenten) en lay-out (componentsjablonen).
Trefwoorden
Een lijst met waarden die kunnen worden gebruikt in componenten en metadata. Een categorie bevat trefwoorden die op hun beurt ook weer trefwoorden kunnen bevatten.
Vertaalbare velden De volgende velden kunnen worden vertaald: • Tekstvelden in componenten (maar niet als de waarden in een lijst zijn geselecteerd) • Velden met externe koppelingen in componenten (bijvoorbeeld als u een URL wilt vertalen, zoals google.co.uk in google.nl) • Opmaakgebieden (Rich Textpvelden) in componenten, waaronder attribuutwaarden voor bijvoorbeeld alt="System Architecture". • Tekstvelden en velden met externe koppelingen in metadata. Opmerking: In schema's moet u het selectievakje Vertaalbaar inschakelen als u deze velden ter vertaling wilt kunnen insturen. 185
Vertaalbare eigenschappen
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
De volgende eigenschappen van items kunnen worden vertaald: • • • • • • • • • •
Mapnaam Structuurgroepnaam Structuurgroepmap Paginanaam Paginabestandsnaam Trefwoordnaam Trefwoordbeschrijving Categorienaam Categoriebeschrijving Componentnaam Opmerking: In publicaties moet u de opties Itemopties vertalen selecteren als u deze eigenschappen ter vertaling wilt kunnen insturen. Voor componentnamen moet u een optie in het componentschema selecteren.
16.4.2
Recursieve content Recursieve items zijn vertaalbare Content Manager-items die geneste items kunnen bevatten. De volgende items kunnen geneste items in een vertaalopdracht bevatten: • • • •
Mappen bevatten componenten en submappen Structuurgroepen bevatten pagina's en geneste structuurgroepen Pagina's bevatten componenten Categorieën bevatten trefwoorden die weer geneste trefwoorden kunnen bevatten
Zie de volgende afbeelding voor deze items en geneste items:
186
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Wanneer u recursieve items aan een vertaalopdracht toevoegt, kunt u op het tabblad Toegevoegde items aangeven of u itemeigenschappen ter vertaling wilt insturen en of u geneste items wilt toevoegen. Wanneer het item ter vertaling wordt verstuurd, wordt dat item en elk van de geneste items (tot elk denkbaar niveau) geëvalueerd en wordt per item bepaald of het item wel of niet aan de vertaalopdracht kan worden toegevoegd. Zie de volgende afbeelding voor het tabblad Toegevoegde items voor een pagina die is toegevoegd aan een vertaalopdracht.
Zie de volgende afbeelding voor het tabblad Toegevoegde items voor een categorie die is toegevoegd aan een vertaalopdracht.
187
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
16.4.3
Vertaalopdrachten U maakt van content die u wilt laten vertalen, een vertaalopdracht die u ter vertaling naar het Translation Management System kunt verzenden. Een vertaalopdracht in Content Manager kan in het Translation Management System in verschillende vertaalopdrachten worden opgesplitst, afhankelijk van de configuratie van Translation Manager en of u vanuit meerdere brontalen of naar meerdere doeltalen wilt vertalen. Wanneer een vertaalopdracht is vertaald in het Translation Management System en via een workflow is verwerkt, wordt de vertaalopdracht teruggestuurd naar de Content Managerserver waar het item wordt gekopieerd en ingecheckt. De oorspronkelijke vertaalopdracht in Translation Manager kan in het Translation Management System in diverse vertaalopdrachten zijn opgesplitst. In dat geval wordt de vertaalopdracht pas op voltooid ingesteld als alle vertaalopdrachten zijn vertaald, teruggestuurd en ingecheckt. Het Translation Management System is de eigenaar van de vertaalde content. Als u een gelokaliseerd item dat door het Translation Management System is vertaald, in Content Manager wijzigt, gaan die wijzigingen verloren als het gewijzigde item opnieuw ter vertaling wordt ingediend. De wijzigingen worden overschreven door de vertaling uit het vertaalgeheugen omdat het vertaalgeheugen niet is bijgewerkt met de wijzigingen die u in het item in Content Manager hebt aangebracht. De content wordt vertaald op basis van het vertaalgeheugen. De vertalingen uit dat geheugen overschrijven dus de wijzigingen die in Content Manager zijn doorgevoerd. Als u de inhoud van een vertaald item wilt bijwerken, moet u een reviewstap aan de workflow toevoegen of de desbetreffende vertalingen in het vertaalgeheugen handmatig bijwerken.
16.5
Items toevoegen aan een vertaalopdracht U kunt items toevoegen aan een vertaalopdracht die nog niet ter vertaling is verzonden (de status daarvan is Definitie).
188
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Om items aan een vertaalopdracht toe te voegen hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Context Iedere gebruiker die is gemachtigd om vertalingen te initiëren en die toegangsmachtigingen heeft voor de publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd of mogelijk wordt toegevoegd, kan bestaande items aan een vertaalopdracht toevoegen. Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager een of meer vertaalbare items in een geconfigureerde publicatie en kies BluePrinting > Vertalen in het contextmenu:
Het dialoogvenster Vertaalopdracht wordt geopend. 2. Selecteer in dit dialoogvenster Vertaalopdracht de optie Toevoegen aan bestaande vertaalopdracht:
189
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
3. Selecteer een vertaalopdracht in de weergegeven lijst en klik op OK. Het dialoogvenster Vertaalopdracht wordt geopend voor de geselecteerde vertaalopdracht voor de Content Manager-items die moeten worden vertaald. 4. Klik op Opslaan of Opslaan en sluiten in het lint om de wijzigingen door te voeren. De vertaalopdracht kan nog worden gewijzigd totdat u die ter vertaling instuurt:
Volgende stappen Nadat u de vertaalopdracht hebt opgeslagen, kunt u de vertaalopdracht bekijken, wijzigen, er items aan toevoegen, ter vertaling insturen of verwijderen.
16.6
Een vertaalopdracht weergeven U kunt alle vertaalopdrachten bekijken die in de vertaalopdrachtwachtrij staan. U kunt vertaalopdrachten wijzigen die nog niet ter vertaling zijn verzonden (de status van die vertaalopdrachten is Definitie).
190
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Vereisten Om een bestaande vertaalopdracht weer te geven en te wijzigen hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. De vertaalopdrachten in de vertaalopdrachtwachtrij worden gefilterd weergegeven, afhankelijk van de toegangsmachtigingen van de gebruiker. Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager het knooppunt Vertaalopdrachten in Snelkoppelingen.
Een lijst met vertaalopdrachten wordt weergegeven in de lijstweergave. 2. Filter en sorteer de lijst op basis van de waarden in een van de volgende kolommen:
• Naam: de naam van de vertaalopdracht • Datum/tijd: de datum en tijd waarop de vertaalopdracht is gemaakt • Naar/van: geeft aan of de opdracht vanuit een bron- of doelpublicatie is geïnitieerd
• • • •
• Naar: de vertaalopdracht is geïnitieerd vanuit een doelpublicatie • Van: de vertaalopdracht is geïnitieerd vanuit een bronpublicatie (meerdere doelen mogelijk) Taal: de taal van de publicatie waar de vertaalopdracht is geïnitieerd Publicatie: de naam van de publicatie waar de vertaling is geïnitieerd Status: de huidige status van de vertaling Voltooid: het percentage voltooid 191
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
3. Selecteer in die lijst de vertaalopdracht en klik op Openen in het contextmenu.
Het dialoogvenster Vertaalopdracht wordt geopend. 4. Wijzig de eigenschappen en instellingen in het dialoogvenster Vertaalopdracht. Raadpleeg Een vertaalopdracht maken (zie pag. 180) voor meer informatie. Volgende stappen Nadat u de vertaalopdracht hebt opgeslagen, kunt u de vertaalopdracht bekijken, wijzigen, er items aan toevoegen, ter vertaling insturen of verwijderen.
16.7
Een vertaalopdracht verzenden U kunt een vertaalopdracht naar het Translation Management System verzenden via het dialoogvenster Vertaalopdracht, of rechtstreeks vanuit de vertaalopdrachtwachtrij als de status van de vertaalopdracht Definitie.
Vereisten Om een bestaande vertaalopdracht te verzenden hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Uit te voeren stappen 1. Ga in Content Manager naar het knooppunt Vertaalopdrachten in Snelkoppelingen:
Daar staat een lijst met vertaalopdrachten. 2. Selecteer in de vertaalopdrachtwachtrij een vertaalopdracht in de lijst en voer vervolgens een van de volgende bewerkingen uit: • Klik op Verzenden naar vertaling in het contextmenu. • Klik op Verzenden naar vertaling op het lint.
192
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat U hebt de vertaalopdracht naar het Translation Management System verzonden om te worden vertaald. De status van de vertaalopdracht is nu Gereed voor vertaling. De vertaalopdracht wacht op overdracht naar het Translation Management System. Volgende stappen U kunt de voortgang van vertaalopdrachten volgen in de vertaalopdrachtwachtrij in Content Manager of op het Translation Management System.
16.8
Een vertaalopdracht opnieuw verzenden (bij verzendfout) Tijdens het verzenden en ophalen van een vertaalopdracht naar en van het vertaalbeheersysteem kunnen er zich fouten voordoen. Als er zich tijdens het verzenden van een vertaalopdracht naar het vertaalbeheersysteem fouten voordoen, kunt u de vertaalopdracht opnieuw verzenden of de vertaalcyclus helemaal opnieuw starten.
Vereisten Om een vertaalopdracht opnieuw te verzenden hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Context Wanneer er zich fouten voordoen bij een vertaalopdracht met de status Verzenden voor vertaling (terwijl de vertaalopdracht wordt gereedgemaakt voor verzending naar het vertaalbeheersysteem), wordt de status van de vertaalopdracht veranderd in Fout bij verzenden. U kunt vertaalopdrachten met de volgende status ook opnieuw verzenden: • Verzenden voor vertaling 193
• Bezig met vertalen • Opnieuw proberen op te halen • Voltooid
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager het knooppunt Vertaalopdrachten in Snelkoppelingen. 2. Doe het volgende als de status van de vertaalopdracht Fout bij verzenden is: a. Selecteer in die lijst de vertaalopdracht en klik op Openen in het contextmenu. b. Klik op de tab Fout. De details worden weergegeven in het gedeelte Foutgegevens. c. Los de fouten op, bijvoorbeeld: • Niet bestaande Content Manager-items • Lege map • Fout in netwerkverbinding 3. Selecteer in de vertaalopdrachtwachtrij een vertaalopdracht en klik op Opnieuw proberen te verzenden in het contextmenu:
4. Klik op Ja om te bevestigen dat u opnieuw wilt verzenden:
194
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Belangrijk: Als u een vertaalopdracht opnieuw verzendt, wordt er een nieuwe vertaalcyclus gestart en wordt de koppeling tussen de vertaalopdracht in Content Manager en het Translation Management System verbroken. De vertaalopdracht in het Translation Management System wordt in dat geval een wees en moet handmatig worden verwijderd. Resultaat U moet de vertaalopdracht opnieuw verzenden. De status van de vertaalopdracht is nu Gereed voor vertaling en de vertaalopdracht wacht op overdracht naar het Translation Management System. Volgende stappen U kunt de voortgang van vertaalopdrachten volgen op het tabblad Voortgang vertaling van de desbetreffende vertaalopdracht.
16.9
Een vertaalopdracht ophalen (fout tijdens ophalen) Tijdens het verzenden en ophalen van een vertaalopdracht naar en van het Translation Management System kunnen er zich fouten voordoen. De status van een vertaalopdracht wordt ingesteld op Fout bij ophalen wanneer er zich een fout voordoet tijdens het terugsturen van vertaalopdrachten naar Content Manager.
Vereisten Om een vertaalopdracht opnieuw te laten ophalen moet de status van de vertaalopdracht Fout bij ophalen zijn en hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Context Wanneer er zich fouten voordoen bij een vertaalopdracht met de status Bezig met vertalen (terwijl de vertaalopdrachten worden ontvangen door Content Manager), wordt de status van de vertaalopdracht gewijzigd in Fout bij ophalen. Dergelijke fouten kunnen algemene fouten bij de vertaalopdracht in Content Manager of de equivalente taken in het Translation Management System, of fouten bij het valideren van afzonderlijke Content Manager-items. Elke 24 uur wordt er automatisch geprobeerd de afzonderlijke mislukte items op te halen, maar u kunt dit ook handmatig doen middels de optie Opnieuw proberen op te halen. Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager het knooppunt Vertaalopdrachten in Snelkoppelingen. 2. Selecteer in die lijst de vertaalopdracht en klik op Openen in het contextmenu. 195
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
3. Klik op de tab Fout. De details worden weergegeven in het gedeelte Foutgegevens. 4. Los de fouten op, bijvoorbeeld:
• Opdracht-ID in Translation Manager • Opdracht-ID in het Translation Management System • Item-ID in Content Manager 5. Selecteer in de vertaalopdrachtwachtrij een vertaalopdracht met de status Fout bij ophalen en kies Opnieuw proberen op te halen in het contextmenu. Resultaat U hebt geprobeerd Translation Manager elk afzonderlijk item dat eerder niet kon worden opgehaald, opnieuw te laten ophalen: • De status van Translation Manager wordt ingesteld op In vertaling. • Als een of meer items opnieuw niet kunnen worden opgehaald, wordt de status van de vertaalopdracht ingesteld op Fout bij verzenden. Bij deze status probeert Translation Manager de items die niet konden worden opgehaald, elke 24 uur op te halen. (Ook wordt dan geprobeerd de items op te halen die nog niet waren opgehaald, dus de items die nog niet zijn teruggestuurd van de vertaling.) Volgende stappen U kunt de voortgang van vertaalopdrachten volgen op het tabblad Voortgang vertaling van de desbetreffende vertaling.
16.10
Een vertaalopdracht verwijderen U kunt uit de wachtrij met vertaalopdrachten opdrachten met de volgende status verwijderen: Definitie, Geannuleerd, Fout bij verzenden of Fout bij ontvangen.
Vereisten Om een vertaalopdracht te verwijderen hebt u vertaalbeheerrechten nodig en één ander Content Manager-recht voor een publicatie waaraan de vertaalde content wordt toegevoegd. Context Iedere gebruiker die is gemachtigd om vertalingen te initiëren en die toegangsmachtigingen heeft voor de publicatie waaraan de vertaalde inhoud wordt toegevoegd of mogelijk wordt toegevoegd, kan een vertaalopdracht verwijderen. Uit te voeren stappen 1. Ga in Content Manager naar het knooppunt Vertaalopdrachten:
196
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Daar wordt een lijst met vertaalopdrachten weergegeven. 2. Selecteer in die lijst de vertaalopdracht die u wilt verwijderen, en klik op Verwijderen in het contextmenu:
Resultaat De vertaalopdracht wordt verwijderd.
16.11
De voortgang van een vertaling controleren U kunt de voortgang van items die worden vertaald, bekijken op het tabblad Voortgang vertaling van een vertaalopdracht. U kunt de voortgang van elk van de doeltalen bekijken, plus een gedetailleerd overzicht van welke Content Manager-items zich in welk (workflow)stadium van het vertaalproces bevinden en hoeveel (in procenten) er is vertaald.
197
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Selecteer in Content Manager het knooppunt Vertaalopdrachten in Snelkoppelingen.
Een lijst met vertaalopdrachten wordt weergegeven in de lijstweergave. 2. Selecteer in die lijst de vertaalopdracht en klik op Openen in het contextmenu. Het dialoogvenster Vertaalopdracht wordt geopend. 3. Open het tabblad Voortgang vertaling.
Op het tabblad Voortgang vertaling staan de volgende items: • Rijen voor elk stadium van het vertaalproces van een item in een vertaalopdracht • Kolommen voor elke taal waarin u wilt vertalen (doeltaal)
198
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Het percentage voltooid dat voor elk stadium en taal wordt weergegeven, is gebaseerd op het aantal Content Manager-items in dat stadium. Wanneer aggregatie wordt gebruikt (wanneer de inhoud van diverse XML-bestanden is samengevoegd tot een enkel XMLbestand), kloppen de percentages niet met wat u ziet in het Translation Management System. Het pictogram naast het stadium geeft aan of het een automatisch of een handmatig proces betreft: Pictogram
Beschrijving Automatisch proces Handmatig proces
4. Klik op Compacte weergave om alleen de handmatige stadia en de stadia die items bevatten weer te geven. 5. Klik op Uitgevouwen weergave om alle stadia van het vertaalproces weer te geven. Een item in een vertaalopdracht kan zich in een van de volgende stadia bevinden: Verzonden voor vertaling Het item blijft in dit stadium totdat de werkelijke status voor de eerste keer door Translation Manager uit het Translation Management System wordt opgehaald. Stadia van de vertaalworkflow Het item kan zich in elk workflowstadium bevinden dat in het Translation Management System is gedefinieerd, tot en met het stadium Vertaalde inhoud ophalen. De workflowstadia kunnen in het Translation Management System worden gewijzigd. Alle workflowstadia worden door Translation Manager in één lijst geplaatst en weergegeven. Daardoor kunnen er in de lijst stadia staan die niet voor alle items gelden. Een workflowstadium kan echter ook in de verkeerde volgorde in de lijst staan. Voltooid Het item bevindt zich in een stadium na het stadium Vertaalde inhoud ophalen, waaronder het stadium Voltooid. Translation Manager stelt de (SDL Tridion)-vertaalopdracht in op Voltooid als er geen items meer in het stadium Vertaalde inhoud ophalen staan (zelfs als er extra workflowstadia in het Translation Management System zijn) voordat zij het stadium Voltooid bereiken. Uitzondering Het item bevindt zich in het stadium Uitzondering of Herstel in het Translation Management System. Het item kan worden opgehaald wanneer de fout is gecorrigeerd. Beëindigd Het item is geannuleerd en wordt niet geretourneerd. 6. Selecteer in de compacte weergave of de uitgevouwen weergave een stadium in de lijst. In het venster Details staan de items die momenteel in dat stadium van vertaling zijn. 199
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
7. Selecteer een item in het venster Details en klik op Openen om het item te bekijken.
200
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 17
Door gebruiker gemaakte content
Met door gebruiker gemaakte content kunnen bezoekers aan uw website de content beoordelen en opmerkingen lezen en geven. Gebruikers van Content Manager kunnen beoordelingen en opmerkingen bekijken en geautoriseerde gebruikers kunnen instellen dat er geen beoordelingen en opmerkingen voor bepaalde componenten of pagina's worden gegeven, en opmerkingen bewerken, verwijderen en modereren. Opmerking: Op de gepubliceerde webpagina worden alleen beoordelingen en opmerkingen voor een component of pagina weergegeven als u het item hebt gepubliceerd met behulp van een sjabloon waarmee tijdens het publiceren functionaliteit voor door gebruikers gemaakte content wordt toegevoegd.
17.1
Waar staan opmerkingen en beoordelingen? In Content Manager Explorer worden de opmerkingen en beoordelingen uit de gehele Content Manager voor een publicatie, component, pagina of contactpersoon weergegeven. U kunt op de volgende manieren de opmerkingen en beoordelingen bekijken die bezoekers hebben ingediend: Alle opmerkingen en beoordelingen In het gebied Snelkoppelingen van Content Manager Explorer staat een knooppunt Door gebruiker gemaakte content waarmee u alle opmerkingen en beoordelingen die zijn ingediend voor publicaties waartoe u toegang hebt, kunt filteren en weergeven. Raadpleeg Alle opmerkingen en beoordelingen in Content Manager weergeven en filteren (zie pag. 204) voor meer informatie.
201
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerkingen en beoordelingen voor een bepaalde publicatie Elke publicatie heeft op basisniveau een knooppunt Door gebruiker gemaakte content waarmee u alle opmerkingen en beoordelingen die voor een contentitem in die publicatie zijn ingediend, kunt filteren en weergeven. Raadpleeg Alle opmerkingen en beoordelingen in een bepaalde publicatie weergeven en filteren (zie pag. 205) voor meer informatie.
Opmerkingen en beoordelingen voor een bepaalde component Voor elke component is er een tabblad Opmerkingen en een tabblad Beoordelingen waarop u gedetailleerde informatie over respectievelijk opmerkingen en beoordelingen kunt bekijken.
202
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Raadpleeg Het tabblad Opmerkingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie over het tabblad Opmerkingen. Raadpleeg Het tabblad Beoordelingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie over het tabblad Beoordelingen. Opmerkingen en beoordelingen voor een bepaalde pagina Voor elke pagina is er een tabblad Opmerkingen en een tabblad Beoordelingen waarop u gedetailleerde informatie over respectievelijk opmerkingen en beoordelingen kunt bekijken.
Raadpleeg Het tabblad Opmerkingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie over het tabblad Opmerkingen. Raadpleeg Het tabblad Beoordelingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie over het tabblad Beoordelingen.
203
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerkingen en beoordelingen van een bepaalde contactpersoon
Als uw implementatie van UGC bezoekers als Audience Managercontactpersonen in SDL Tridion identificeert, kunt u de opmerkingen en beoordelingen die door een contactpersoon zijn ingediend, bekijken door die contactpersoon vanuit een adresboek in het knooppunt Audience Manager van een publicatie te openen en vervolgens het tabblad Opmerkingen of Beoordelingen te selecteren.
• Raadpleeg Opmerkingen voor een contactpersoon filteren en weergeven (zie pag. 213) voor meer informatie over het tabblad Opmerkingen voor een contactpersoon. • Raadpleeg Het tabblad Beoordelingen voor een contactpersoon (zie pag. 215) voor meer informatie over het tabblad Beoordelingen voor een contactpersoon.
17.2
Alle opmerkingen en beoordelingen in Content Manager weergeven en filteren Bekijk en filter alle opmerkingen en beoordelingen in Content Manager om te controleren op nieuwe opmerkingen en beoordelingen, welke opmerkingen moeten worden gemodereerd en om algehele trends en cijfers aan te geven met betrekking tot opmerkingen en beoordelingen.
Uit te voeren stappen 1. U bekijkt alle opmerkingen en beoordelingen die voor een contentitem ergens in Content Manager zijn ingediend, door Content Manager Explorer te openen en in het gebied Snelkoppelingen het knooppunt Door gebruiker gemaakte content uit te vouwen. Er wordt een aantal subknooppunten weergegeven.
204
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Voer vervolgens een van de volgende handelingen uit: • Selecteer Nieuwste opmerkingen als u opmerkingen op datum (van nieuw naar oud) wilt weergeven. Raadpleeg Opmerkingen in het opmerkingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 206) voor meer informatie over het opmerkingenscherm dat wordt weergegeven. • Selecteer Content met beste beoordeling als u beoordelingen voor content wilt weergeven van beste naar slechtste beoordeling. Raadpleeg Beoordelingen in het beoordelingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 209) voor meer informatie over het beoordelingenscherm dat wordt weergegeven. • Selecteer Recent beoordeelde content als u beoordelingen voor content in omgekeerde chronologische volgorde (laatst ingediende beoordeling bovenaan) wilt weergeven. Raadpleeg Beoordelingen in het beoordelingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 209) voor meer informatie over het beoordelingenscherm dat wordt weergegeven.
17.3
Alle opmerkingen en beoordelingen in een bepaalde publicatie weergeven en filteren Bekijk en filter alle opmerkingen en beoordelingen in een publicatie om te controleren op nieuwe opmerkingen en beoordelingen, welke opmerkingen moeten worden gemodereerd en om algehele trends en cijfers aan te geven met betrekking tot opmerkingen en beoordelingen.
205
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. U bekijkt alle opmerkingen en beoordelingen die voor een contentitem in een bepaalde publicatie zijn ingediend, door Content Manager Explorer te openen en in het gebied Snelkoppelingen het knooppunt Door gebruiker gemaakte content uit te vouwen. Er wordt een aantal subknooppunten weergegeven.
2. Voer vervolgens een van de volgende handelingen uit: • Selecteer Opmerkingen voor een overzicht van de opmerkingen die voor content in deze publicatie zijn ingediend. Raadpleeg Opmerkingen in het opmerkingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 206) voor meer informatie over het opmerkingenscherm dat wordt weergegeven. • Selecteer Beoordeelde content voor een overzicht van de beoordelingen die voor content in deze publicatie zijn gegeven. Raadpleeg Beoordelingen in het beoordelingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 209) voor meer informatie over het beoordelingenscherm dat wordt weergegeven.
17.4
Opmerkingen in het opmerkingenscherm weergeven en filteren In dit onderwerp wordt uitgelegd hoe het opmerkingenscherm eruitziet en hoe u de inhoud van dit scherm kunt filteren.
Uit te voeren stappen 1. U opent als volgt een opmerkingenscherm: • Klik in het gebied Snelkoppelingen op Door gebruiker gemaakte content > Nieuwste opmerkingen . • Selecteer in het gebied Publicaties een publicatie en klik op Door gebruiker gemaakte content > Opmerkingen . Boven in het contentgebied staan diverse opties en onder in het contentgebied staan alle opmerkingen die vandaag zijn ingediend. Klik op het pictogram Vernieuwen boven een tijd om de meest actuele lijst te bekijken.
206
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Voor elke filteroptie is er een bijbehorende filterfunctie in de kolomkoppen van de weergegeven resultaten: 2. Met de filters kunt u bepalen hoe de opmerkingen onder op het tabblad worden weergegeven. De volgende filters zijn beschikbaar: Moderatiestatus Wis alle statuswaarden als u geen items met die moderatiestatus in de resultaten wilt zien en selecteer een statuswaarde wanneer u items met die moderatiestatus wilt zien. De statuswaarden zijn: • Gepubliceerd op website geeft aan dat de opmerking momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden bekeken. • Afgewezen door moderator geeft aan dat een gebruiker de opmerking heeft afgewezen en van de gepubliceerde webpagina heeft verwijderd. • Ingezonden, moderatie benodigd geeft aan dat de opmerking is ingediend door een bezoeker en wacht om te worden gemodereerd. De opmerking kan nog niet op de gepubliceerde webpagina worden bekeken en wordt wellicht nooit gepubliceerd. • Gewijzigd door bezoeker, moderatie vereist geeft aan dat een bezoeker deze opmerking heeft ingediend en dat die opmerking op de gepubliceerde webpagina kan worden bekeken. Dezelfde bezoeker die de opmerking had ingediend, heeft de opmerking gewijzigd en opnieuw ter moderatie ingediend. De gewijzigde opmerking kan nog niet op de gepubliceerde webpagina worden bekeken en wordt wellicht nooit gepubliceerd. • Gemarkeerd, moderatie benodigd geeft aan dat een bezoeker of een Content Manager-gebruiker een opmerking die momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden weergegeven, heeft gemarkeerd om te worden gemodereerd. De opmerking kan nu worden gemodereerd en het hangt van de uitkomst daarvan af of de opmerking al dan niet van de gepubliceerde webpagina wordt verwijderd. • Gemarkeerd, verwijderen aangevraagd geeft aan dat een bezoeker of een Content Manager-gebruiker een opmerking die momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden weergegeven, heeft gemarkeerd om te worden verwijderd. De opmerking kan nu worden gemodereerd en het hangt van de uitkomst daarvan af of de opmerking al dan niet van de gepubliceerde webpagina wordt verwijderd. Gemaakt door gebruiker Selecteer een bepaalde gebruiker (dat wil zeggen een bezoeker van een website) om alleen de opmerkingen weer te geven die door die gebruiker zijn ingediend. Laatst gewijzigd door moderator 207
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Selecteer een bepaalde Content Manager-gebruiker om alleen de opmerkingen weer te geven die als laatste door die moderator zijn gewijzigd. Type van bijbehorend item Selecteer Component om alleen de opmerkingen weer te geven die voor componenten zijn ingediend, en Pagina om alleen de opmerkingen weer te geven die voor pagina's zijn ingediend. Aanmaakdatum Selecteer een waarde om een tijdsbestek (of geen tijdsbestek) op te geven waarin opmerkingen moeten zijn ingediend: • Selecteer Alle om opmerkingen weer te geven die zijn ingediend. • Selecteer Vandaag om opmerkingen weer te geven die vanaf vandaag middernacht zijn ingediend. • Selecteer Deze week om opmerkingen weer te geven die vanaf maandag deze week zijn ingediend. • Selecteer Deze maand om opmerkingen weer te geven die vanaf de eerste dag van de maand zijn ingediend. • Selecteer Een datum of periode selecteren om een begin- en einddatum op te geven en de opmerkingen weer te geven die vanaf de begindatum tot en met de einddatum zijn ingediend. Wanneer u alle filters hebt geconfigureerd, klikt u op Filter om alle opmerkingen weer te geven die aan het filter voldoen. In het onderste deel van het contentgebied staan de gefilterde resultaten. Klik desgewenst op de optie Filteropties verbergen als u alle filteropties wilt verbergen. De gefilterde resultaten hebben een aantal kolommen: • In Aanmaakdatum staat de datum waarop de opmerking is ingediend. • In Opmerking staan de eerste paar woorden van de ingediende opmerking. Als u de muisaanwijzer op dit veld plaatst, wordt er een zwevend tekstvak met daarin een groter gedeelte van opmerking geopend. • In Gemaakt door gebruiker staat de naam van de gebruiker die deze opmerking heeft ingediend. • In Titel van bijbehorend item staat de naam van het Content Manager-item (een component of een pagina) waarvoor deze opmerking is gemaakt. • In Type van bijbehorend item staat het type Content Manageritem (component of pagina) waarvoor deze opmerking is gemaakt. • In Moderatiestatus staat de status van de opmerking (zoals hierboven wordt uitgelegd). • In Score opmerking staat het aantal bezoekers dat voor of tegen deze opmerking heeft gestemd. Bij een stem vóór wordt de score met 1 verhoogd; bij een stem tegen wordt de score met 1 verlaagd. Als u de optie voor het modereren van opmerkingen hebt ingeschakeld voor de component of pagina waartoe deze opmerking behoort, en als de waarde de geconfigureerde minimumwaarde is, wordt de opmerking automatisch verwijderd van de gepubliceerde webpagina en voor moderatie ingediend.
208
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• In Laatst gewijzigd door moderator staat de naam van de eventuele laatste Content Manager-gebruiker die deze opmerking heeft gewijzigd. 3. Zo bekijkt u de volledige details van een opmerking: • Dubbelklik op de rij van de opmerking. • Selecteer de rij van de opmerking en klik op Openen op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de rij van de opmerking en selecteer Openen in het contextmenu dat wordt geopend.
De component of pagina die deze opmerking bevat, wordt in een nieuw dialoogvenster geopend waarin het tabblad Opmerkingen is geselecteerd. Raadpleeg Het tabblad Opmerkingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer details.
17.5
Beoordelingen in het beoordelingenscherm weergeven en filteren In dit onderwerp wordt uitgelegd hoe het beoordelingenscherm eruitziet en hoe u de inhoud van dit scherm kunt filteren.
Uit te voeren stappen 1. U opent als volgt een beoordelingenscherm: • Klik in het gebied Snelkoppelingen op Door gebruiker gemaakte content > Content met beste beoordeling . • Klik in het gebied Snelkoppelingen op Door gebruiker gemaakte content > Recent beoordeelde content . • Selecteer in het gebied Publicaties een publicatie en klik op Door gebruiker gemaakte content > Beoordeelde content . In het contentgebied staat de eerste pagina met beoordeelde items, gerangschikt op beoordeling (hoog naar laag) of in omgekeerde chronologische volgorde (het laatst beoordeelde item bovenaan). Klik op het pictogram Vernieuwen boven een tijd om de meest actuele lijst te bekijken.
2. Met de filters kunt u bepalen hoe de beoordelingen worden weergegeven. U kunt met de kolomkoppen de weergegeven resultaten eronder op de volgende manieren filteren: Type Selecteer Component om alleen de opmerkingen weer te geven die voor componenten zijn ingediend, en Pagina om alleen de opmerkingen weer te geven die voor pagina's zijn ingediend. Datum laatste beoordeling en Datum laatste opmerking Selecteer een waarde om een tijdsbestek (of geen tijdsbestek) op te geven waarin respectievelijk de laatste beoordeling of opmerking moet zijn ingediend: 209
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Selecteer Alle opmerkingen weergeven (of Alle in de kolomkop) om ingediende beoordelingen of opmerkingen weer te geven. • Selecteer Vandaag om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf vandaag middernacht zijn ingediend. • Selecteer Deze week om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf afgelopen maandag zijn ingediend. • Selecteer Deze maand om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf de eerste dag van deze maand zijn ingediend. • Selecteer Een datum of periode selecteren om een begin- en einddatum op te geven en de beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf de begindatum tot en met de einddatum zijn ingediend. In het contentgebied staan de gefilterde resultaten. De gefilterde resultaten hebben een aantal kolommen: • In Naam staat de naam van de component of pagina die is beoordeeld. • In Type staat het type item (pagina of component) waarvoor een beoordeling is gegeven. • In Uit publicatie staat de BluePrint-hoofdpublicatie voor de pagina of component. • In Gemiddelde beoordeling staat de gemiddelde beoordeling (afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) als een aantal sterren (0-5 sterren). Het werkelijk bereik met waarden kan anders zijn, maar wordt weergegeven op een schaal van 0 tot 5. Als het bereik van waarden dat door een bezoeker kan worden ingediend, een percentage is (een waarde tussen 0 en 100), staat het aantal sterren voor de volgende waardebereiken: Aantal sterren
Waardebereik beoordeling
0
0-9,99%
1
10-29,99%
2
30-49,99%
3
50-69,99%
4
70-89,99%
5 90-100% • In Datum laatste beoordeling staat de datum waarop een gedeelte van de content de laatste beoordeling kreeg. • In Datum laatste opmerking staat de datum waarop een gedeelte van de content de laatste opmerking kreeg. 3. U bekijkt als volgt de volledige details van een beoordeling: • Dubbelklik op de rij van de beoordeling. • Selecteer de rij van de beoordeling en klik op Openen op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de rij van de beoordeling en selecteer Openen in het contextmenu dat wordt geopend.
210
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
De component of pagina die deze beoordeling bevat, wordt in een nieuw dialoogvenster geopend waarin het tabblad Beoordelingen is geselecteerd. Op dit tabblad staat de exacte waarde van de beoordeling. Raadpleeg Het tabblad Beoordelingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie.
17.6
Het tabblad Opmerkingen voor een component of pagina Op het tabblad Opmerkingen van een component of pagina staan alle opmerkingen die voor dat item zijn gemaakt. Niet alle opmerkingen op dit tabblad worden altijd op de gepubliceerde pagina weergegeven. Als opmerkingen onder moderatie vallen, worden alleen de opmerkingen met de status Gepubliceerd op website op de gepubliceerde wegpagina weergegeven. U kunt te allen tijde op Vernieuwen klikken voor de meest recente lijst met opmerkingen.
17.7
Het tabblad Beoordelingen voor een component of pagina Een component of pagina heeft een tabblad Opmerkingen waarop de opmerkingen staan die voor het item zijn ingediend, en een tabblad Beoordelingen waarop de beoordelingen staan die voor het item zijn gegeven. In dit onderwerp wordt het tabblad Beoordelingen uitgelegd.
211
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Op het tabblad Beoordelingen staat het volgende: • De gemiddelde beoordeling als een getal en als een aantal sterren (0-5). De minimum- en maximumwaarden als getal zijn afhankelijk van uw implementatie. Neem hiervoor contact op met de SDL Tridion-beheerder. De sterwaarde is de waarde die is toegewezen aan een getal tussen 0 en 5. Als het bereik van waarden dat door een bezoeker kan worden ingediend, een waarde is tussen 0 en 25, staat het aantal sterren voor de volgende waardebereiken: Aantal sterren
Waardebereik beoordeling
0
0-2,49
1
2,5-7,49
2
7,5-12,49
3
12,5-17,49
4
17,5-22,49
5 22,5-25 • Besturingselementen voor dit item. Raadpleeg Het beoordelen van een component of pagina uitschakelen (zie pag. 221) voor meer informatie. • Individuele beoordelingen zoals ingediend door gebruikers. Op dit tabblad kunt u het volgende doen: Beoordelingsgemiddelden bekijken De gemiddelde beoordeling voor deze component of pagina wordt bovenaan weergegeven als een getal (afgerond tot op 1 decimaal) en als het aantal sterren (afgerond tot op een geheel getal). De lijst met beoordelingen vernieuwen Klik op Vernieuwen voor een up-to-date lijst met beoordelingen voor deze component of pagina. Afzonderlijke beoordelingen onderzoeken Onder de kop staat de beoordelingen zoals die door gebruikers zijn ingediend, met de gebruikersnaam, beoordeling en datum van beoordeling. Klik op een kolomkop om op die eigenschap te sorteren of omgekeerd te sorteren. U kunt ook op het filterpictogram in de kop van de kolom Gebruikersnaam klikken om de selectie te beperken van de beoordelingen die door een bepaalde gebruiker of een reeks gebruikers zijn ingediend.
212
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
17.8
Opmerkingen voor een contactpersoon filteren en weergeven
Context Doe het volgende als u de opmerkingen wilt bekijken die door een bepaalde contactpersoon zijn ingediend: Uit te voeren stappen 1. Selecteer in het gebied Publicaties een publicatie en klik op Audience Manager > Adresboeken . 2. Selecteer het adresboek waarin de gewenste contactpersoon staat, of selecteer Alle contactpersonen als u niet weet in welk adresboek de contactpersoon staat. 3. Dubbelklik in de lijst met resultaten op de contactpersoon om die te openen en klik vervolgens in het dialoogvenster dat wordt geopend, op de tab Opmerkingen. Boven aan het tabblad Opmerkingen staan een aantal filteropties en onderaan in het contentgebied staan alle opmerkingen die door die contactpersoon zijn ingediend.
4. Met de filters kunt u bepalen hoe de opmerkingen onder op het tabblad worden weergegeven. De volgende filters zijn beschikbaar: Moderatiestatus Wis alle statuswaarden als u geen items met die moderatiestatus in de resultaten wilt zien en selecteer een statuswaarde wanneer u items met die moderatiestatus wilt zien. De statuswaarden zijn: • Gepubliceerd op website geeft aan dat de opmerking momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden bekeken. • Afgewezen door moderator geeft aan dat een gebruiker de opmerking heeft afgewezen en van de gepubliceerde webpagina heeft verwijderd.
213
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Ingezonden, moderatie benodigd geeft aan dat de opmerking is ingediend door een bezoeker en wacht om te worden gemodereerd. De opmerking kan nog niet op de gepubliceerde webpagina worden bekeken en wordt wellicht nooit gepubliceerd. • Gewijzigd door bezoeker, moderatie vereist geeft aan dat een bezoeker deze opmerking heeft ingediend en dat die opmerking op de gepubliceerde webpagina kan worden bekeken. Dezelfde bezoeker die de opmerking had ingediend, heeft de opmerking gewijzigd en opnieuw ter moderatie ingediend. De gewijzigde opmerking kan nog niet op de gepubliceerde webpagina worden bekeken en wordt wellicht nooit gepubliceerd. • Gemarkeerd, moderatie benodigd geeft aan dat een bezoeker of een Content Manager-gebruiker een opmerking die momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden weergegeven, heeft gemarkeerd om te worden gemodereerd. De opmerking kan nu worden gemodereerd en het hangt van de uitkomst daarvan af of de opmerking al dan niet van de gepubliceerde webpagina wordt verwijderd. • Gemarkeerd, verwijderen aangevraagd geeft aan dat een bezoeker of een Content Manager-gebruiker een opmerking die momenteel op de gepubliceerde webpagina kan worden weergegeven, heeft gemarkeerd om te worden verwijderd. De opmerking kan nu worden gemodereerd en het hangt van de uitkomst daarvan af of de opmerking al dan niet van de gepubliceerde webpagina wordt verwijderd. Type van bijbehorend item Selecteer Component voor de opmerkingen die deze contactpersoon alleen voor componenten heeft ingediend, en Pagina voor de opmerkingen die deze contactpersoon alleen voor pagina's heeft ingediend. Aanmaakdatum Selecteer een waarde om een tijdsbestek (of geen tijdsbestek) op te geven waarin deze contactpersoon opmerkingen heeft ingediend:
• Selecteer Alle om opmerkingen weer te geven die zijn ingediend. • Selecteer Vandaag om opmerkingen weer te geven die vanaf vandaag middernacht zijn ingediend. • Selecteer Deze week om opmerkingen weer te geven die vanaf afgelopen maandag zijn ingediend. • Selecteer Deze maand om opmerkingen weer te geven die vanaf de eerste dag van deze maand zijn ingediend. • Selecteer Een datum of periode selecteren om een begin- en einddatum op te geven en de opmerkingen weer te geven die vanaf de begindatum tot en met de einddatum zijn ingediend. Wanneer u alle filters hebt geconfigureerd, klikt u op Filter om alle opmerkingen weer te geven die aan het filter voldoen. In het onderste deel van het contentgebied staan de gefilterde resultaten. Klik desgewenst op de optie Filteropties verbergen als u alle filteropties wilt verbergen. U kunt de volgende bewerkingen op een afzonderlijke opmerking uitvoeren: • De eigenschappen van een opmerking bekijken • Een opmerking modereren (zie pag. 216) • Een opmerking verwijderen (zie pag. 218) 214
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• De weergave van opmerkingen op de gepubliceerde webpagina wijzigen (zie pag. 222)
17.9
Het tabblad Beoordelingen voor een contactpersoon In dit onderwerp wordt uitgelegd wat er op het tabblad Beoordelingen voor een contactpersoon staat en wat u met dat tabblad kunt doen. Doe het volgende als u alle beoordelingen wilt bekijken die door een bepaalde contactpersoon zijn ingediend: • Selecteer in het gebied Publicaties een publicatie en klik op Audience Manager > Adresboeken . • Selecteer het adresboek waarin de gewenste contactpersoon staat, of selecteer Alle contactpersonen als u niet weet in welk adresboek de contactpersoon staat. • Dubbelklik in de lijst met resultaten op de contactpersoon om die te openen en klik vervolgens in het dialoogvenster dat wordt geopend, op de tab Beoordelingen. Op het tabblad Beoordelingen staat het volgende: • Het gemiddelde van alle beoordelingen die door deze contactpersoon zijn gegeven. • Een knop Vernieuwen waarmee u de lijst met beoordelingen kunt bijwerken. • Een tabel met informatie over alle beoordelingen die door deze contactpersoon zijn gegeven. De beoordelingen staan in omgekeerde chronologische volgorde (laatste naar eerste):
• In Naam staat de naam van de component of pagina die is beoordeeld. • In Type staat het type item (pagina of component) waarvoor een beoordeling is gegeven. • In Uit publicatie staat de BluePrint-hoofdpublicatie voor de pagina of component.
215
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• In Beoordeling staat de gemiddelde beoordeling als het aantal sterren (0-5). He werkelijke bereik van de beoordelingswaarden kan een ander getal zijn, maar de beoordelingen worden weergegeven op een schaal van 0-5. Als de waarden bijvoorbeeld een geheel getal tussen 0 en 2 zijn, wordt de waarde 0 weergegeven met 0 sterren, de waarde 1 met 3 sterren (2,5 afgerond) en de waarde 2 met 5 sterren. • In Datum van beoordeling staat de datum waarop een gedeelte van de content de laatste beoordeling kreeg. Met de filters kunt u bepalen hoe de beoordelingen worden weergegeven. U kunt met de kolomkoppen de weergegeven resultaten op de volgende manieren filteren: Type Selecteer Component om alleen de opmerkingen weer te geven die voor componenten zijn ingediend, en Pagina om alleen de opmerkingen weer te geven die voor pagina's zijn ingediend. Datum laatste beoordeling en Datum laatste opmerking Selecteer een waarde om een tijdsbestek (of geen tijdsbestek) op te geven waarin respectievelijk de laatste beoordeling of opmerking moet zijn ingediend: • Selecteer Alle opmerkingen weergeven (of Alle in de kolomkop) om ingediende beoordelingen of opmerkingen weer te geven. • Selecteer Vandaag om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf vandaag middernacht zijn ingediend. • Selecteer Deze week om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf afgelopen maandag zijn ingediend. • Selecteer Deze maand om beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf de eerste dag van deze maand zijn ingediend. • Selecteer Opmerkingen weergeven die zijn gemaakt tussen (of Een datum of periode selecteren) om een begin- en einddatum op te geven en de beoordelingen of opmerkingen weer te geven die vanaf de begindatum tot en met de einddatum zijn ingediend. Dubbelkik op de rij van de beoordeling voor de volledige details van deze beoordeling. De component of pagina die deze beoordeling bevat, wordt in een nieuw dialoogvenster geopend waarin het tabblad Beoordelingen is geselecteerd. Op dit tabblad staat de exacte waarde van de beoordeling. Raadpleeg Het tabblad Beoordelingen voor een component of pagina (zie pag. 211) voor meer informatie.
17.10
Een opmerking modereren U modereert opmerkingen om ze goed te keuren voor weergave op de gepubliceerde pagina, of om ze af te wijzen.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager Explorer en zoek op het tabblad Opmerkingen van een component of pagina als volgt de opmerking op die u wilt modereren:
216
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Dubbelklik in het scherm Opmerkingen op de gewenste opmerking. Raadpleeg Opmerkingen in het opmerkingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 206) voor meer informatie. Er wordt een component of pagina geopend en het tabblad Opmerkingen wordt geselecteerd waarop de opmerking staat die u wilt modereren. • Als u weet voor welke component of pagina de opmerking is gemaakt, en waar die component of pagina staat, gaat u naar die component of pagina en opent u vervolgens het tabblad Opmerkingen. • Als u weet door welke contactpersoon de opmerking is ingediend en in welke publicatie en adresboek die contactpersoon staat, zoekt u die contactpersoon op, selecteert u die contactpersoon en klikt u vervolgens op de tab Opmerkingen. Op dat tabblad Opmerkingen staat de opmerking die u wilt modereren.
2. Als er op het tabblad Opmerkingen veel opmerkingen staan, kunt u met de zoekfunctie van de browser de gewenste opmerking opzoeken. 3. Klik boven de opmerking die u wilt modereren, op Opmerking bewerken en voer vervolgens een van de volgende bewerkingen uit: • Als u de opmerking ongewijzigd wilt goedkeuren, opent u de vervolgkeuzelijst Status en selecteert u Gepubliceerd op website. • Als u de opmerking wilt wijzigen en vervolgens wilt goedkeuren, bewerkt u de inhoud van de opmerking, opent u de vervolgkeuzelijst Status en selecteert u Gepubliceerd op website. • Als u de opmerking wilt afwijzen, opent u de vervolgkeuzelijst Status en selecteert u Afgewezen door moderator. 4. Klik op Toepassen om uw moderatie toe te passen.
217
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
17.11
Een opmerking verwijderen Als u een opmerking verwijdert, wordt die volledig uit het systeem verwijderd.
Uit te voeren stappen 1. Als u in het scherm met de opmerkingen de opmerking hebt gevonden die u wilt verwijderen (zie Opmerkingen in het opmerkingenscherm weergeven en filteren (zie pag. 206) voor meer informatie), selecteert u de opmerking die u wilt verwijderen, en doet u het volgende: • Klik op Verwijderen op het tabblad Home van het lint. • Klik met de rechtermuisknop op de opmerking en klik vervolgens op Verwijderen in het contextmenu dat wordt geopend. • Druk op de toets Delete op het toetsenbord. U wordt gevraagd de verwijdering te bevestigen. Klik op Ja om de opmerking te verwijderen. 2. Als u weet voor welke component of pagina de opmerking is gemaakt, en waar die component of pagina staat, gaat u naar die component of pagina en opent u vervolgens het tabblad Opmerkingen. Als u weet welke contactpersoon de opmerking heeft ingediend en in welke publicatie of welk adresboek de contactpersoon staat, zoekt u die contactpersoon op en opent u vervolgens het tabblad Opmerkingen. Op het tabblad Opmerkingen staat de opmerking die u wilt verwijderen.
3. Als er op dit tabblad Opmerkingen veel opmerkingen staan, kunt u met de zoekfunctie van de browser de opmerking opzoeken die u wilt verwijderen. 4. Klik boven de opmerking die u wilt modereren, op de knop Verwijderen . U wordt gevraagd de verwijdering te bevestigen. 5. Klik op Ja om de opmerking te verwijderen.
218
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Resultaat De opmerking wordt verwijderd en staat niet langer meer in Content Manager Explorer en ook niet meer op de gepubliceerde wegpagina.
17.12
Moderatie van opmerkingen voor een component of pagina afdwingen U kunt met moderatie van opmerkingen instellen dat alleen goedgekeurde opmerkingen worden weergegeven.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waarvoor u moderatie van de opmerking wilt afdwingen. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Opmerkingen. 3. Schakel bovenaan de optie Niet-gemodereerde opmerkingen voor deze component weergeven op de gepubliceerde pagina of Nietgemodereerde opmerkingen voor deze pagina weergeven op de gepubliceerde pagina uit.
4. Klik op Opslaan en sluiten om uw wijziging door te voeren. Resultaat De opmerkingen over deze component of pagina worden alleen weergegeven na goedkeuring door een moderator. Raadpleeg Een opmerking modereren (zie pag. 216) voor meer informatie.
17.13
Alle opmerkingen voor een component of een pagina op de gepubliceerde webpagina verbergen Als u geen opmerkingen voor een component of pagina op de gepubliceerde pagina wilt laten weergeven, moet u de optie Opmerkingen over deze component weergeven of Opmerkingen over deze pagina weergeven uitschakelen. Als u dit doet, zult u waarschijnlijk ook willen uitschakelen dat er opmerkingen kunnen worden toegevoegd.
Context
219
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waarvoor u wilt instellen dat er geen opmerkingen voor worden weergegeven. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Opmerkingen. 3. Schakel bovenaan de optie Opmerkingen over deze component weergeven of Opmerkingen over deze pagina weergeven uit.
Opmerking: Als u dit doet, zult u waarschijnlijk ook willen uitschakelen dat er opmerkingen kunnen worden toegevoegd (zie hiervoor Het maken van een opmerking bij een component of pagina uitschakelen (zie pag. 220)). 4. Klik op Opslaan en sluiten om uw wijziging door te voeren. 5. Publiceer de component of pagina opnieuw om de aangebrachte wijziging toe te passen.
17.14
Het maken van een opmerking bij een component of pagina uitschakelen U kunt instellen dat er nooit een opmerking bij een component of pagina kan worden gemaakt, zelfs als dat item wordt weergegeven met een sjabloon waarin de functie voor het maken van opmerkingen is ingeschakeld.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waarvoor u wilt instellen dat er geen opmerkingen meer kunnen worden toegevoegd. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Opmerkingen. 3. Klik bovenaan op de optie Gebruikers mogen opmerkingen geven over deze component of Gebruikers mogen opmerkingen geven op deze pagina.
Opmerking: Het uitschakelen van deze functie betekent niet dat reeds ingezonden opmerkingen niet meer worden weergegeven. Dat is echter wel mogelijk. Zie daarvoor Alle opmerkingen voor een component of een pagina op de gepubliceerde webpagina verbergen (zie pag. 219). 4. Klik op Opslaan en sluiten om uw wijziging door te voeren. 220
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Publiceer de component of pagina opnieuw om de aangebrachte wijziging toe te passen.
17.15
Het beoordelen van een component of pagina uitschakelen U kunt instellen dat nieuwe beoordelingen voor een component of pagina niet worden ingediend.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waarvoor u wilt instellen dat er geen beoordelingen meer kunnen worden gegeven. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Beoordelingen. 3. Schakel de optie Gebruikers mogen content beoordelen over deze component of Gebruikers mogen content beoordelen over deze pagina uit. Hierbij wordt ook de weergave van andere beoordelingsgegevens op de desbetreffende gepubliceerde pagina verwijderd, zoals de gemiddelde beoordeling van het aantal ingezonden beoordelingen. 4. Klik op Opslaan en sluiten om uw wijziging door te voeren. 5. Publiceer de component of pagina opnieuw om de aangebrachte wijziging toe te passen. Resultaat Gebruikers kunnen geen beoordeling meer over de component of pagina geven. De gemiddelde beoordeling van reeds ingezonden beoordelingen wordt nog wel op de gepubliceerde pagina weergegeven.
17.16
Een opmerking aan een component of pagina toevoegen
Context Als Content Manager-gebruiker kunt u als volgt een opmerking maken en toevoegen aan een component of pagina. Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waaraan u een opmerking wilt toevoegen. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Opmerkingen. 3. Klik bovenaan op Nieuwe opmerking toevoegen.
221
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Onder de opties wordt een leeg opmerkingenvak met een blauwe rand weergegeven ten teken dat u de opmerking kunt bewerken.
4. Voer de tekst in, selecteer een waarde voor Status voor deze opmerking en klik op Toepassen. U wordt vervolgens gevraagd deze verzending te bevestigen. Klik op Ja om deze opmerking toe te voegen. Resultaat De opmerking wordt toegevoegd aan deze component of pagina en wordt op de gepubliceerde webpagina weergegeven als u de juiste statuswaarde eraan hebt toegekend.
17.17
De weergave van opmerkingen op de gepubliceerde webpagina wijzigen Wijzig de weergave van opmerkingen op de gepubliceerde webpagina als u de opmerkingen op een andere manier wilt laten zien.
Uit te voeren stappen 1. Open Content Manager en ga naar de component of pagina waarvoor u moderatie van de opmerking wilt afdwingen. 2. Open de component of pagina en klik op de tab Opmerkingen. 3. Selecteer de optie Opmerkingen op pagina weergeven per ... in ... volgorde.
4. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de opmerkingen op de webpagina in omgekeerde chronologische volgorde wilt weergeven (de nieuwste opmerkingen bovenaan), selecteert u datum in de eerste vervolgkeuzelijst en aflopend in de tweede vervolgkeuzelijst.
222
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Als u de opmerkingen op de webpagina in chronologische volgorde wilt weergeven (de oudste opmerkingen bovenaan), selecteert u datum in de eerste vervolgkeuzelijst en oplopend in de tweede vervolgkeuzelijst. • Als u de opmerkingen op de webpagina wilt weergegeven, gesorteerd op de gebruikersnaam van de bezoeker die de opmerking heeft geplaatst (alfabetische volgorde, A-Z), selecteert u gebruikersnaam in de eerste vervolgkeuzelijst en oplopend in de tweede vervolgkeuzelijst. • Als u de opmerkingen op de webpagina wilt weergegeven, gesorteerd op de gebruikersnaam van de bezoeker die de opmerking heeft geplaatst (omgekeerde alfabetische volgorde, ZA), selecteert u gebruikersnaam in de eerste vervolgkeuzelijst en aflopend in de tweede vervolgkeuzelijst. Wanneer u deze instellingen wijzigt, verandert de vormgeving van de opmerkingen op dit tabblad Opmerkingen. Uw wijzigingen worden echter ook doorgevoerd op de gepubliceerde wegpagina. 5. Klik op Opslaan en sluiten om uw wijziging door te voeren. 6. Publiceer de component of pagina opnieuw om de aangebrachte wijziging toe te passen.
17.18
De impact van het verwijderen of depubliceren van Content Manager-items met opmerkingen of beoordelingen Als u een component of pagina met opmerkingen of beoordelingen verwijdert, worden die opmerkingen en beoordelingen ook verwijderd. Het depubliceren van een component of pagina heeft geen gevolgen voor opmerkingen of beoordelingen. Deze worden gewoon weergegeven als het item opnieuw wordt gepubliceerd.
223
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 18
Workflow
Een workflowproces van Content Manager zorgt ervoor dat hoofdtaken voor een item worden uitgevoerd volgens een specifieke stroom van taken. Elke taak wordt toegekend aan een gebruiker. Wanneer een gebruiker een taak voltooit, wordt de volgende taak toegekend aan de volgende gebruiker in het workflowproces. De volgende items kunnen zijn geassocieerd met een workflowproces: Schema's Alle componenten die worden gemaakt of bewerkt met behulp van het schema, doorlopen een opgegeven workflowproces. Structuurgroepen Aan alle pagina's die worden gemaakt of bewerkt in een structuurgroep, is een workflowproces gekoppeld. Publicaties Alle componentsjablonen en paginasjablonen die worden gemaakt in een publicatie, doorlopen een opgegeven workflowproces Als u bijvoorbeeld een component maakt op basis van een schema met de naam "hoofdartikel", kan het volgende workflowproces worden gebruikt: het artikel wordt gemaakt, het wordt ter goedkeuring verzonden naar een andere groep en het wordt ter bewerking teruggezonden naar een auteur, totdat het artikel gereed is voor publicatie.
18.1
Gebruikerstaken In de weergave Mijn taken worden de werkitems van een gebruiker weergegeven. In Mijn taken kunt u de volgende werkitems gebruiken: • De opdrachtenlijst bevat items die aan u zijn toegekend door een workflow. • De lijst Mijn werklijst bevat items in de workflow die u hebt gestart. • De Werkhistorielijst bevat een lijst met alle workflowprocessen waaraan u hebt gewerkt of waaraan u momenteel werkt. • Het knooppunt Uitgecheckte items bevat een lijst met items die u hebt uitgecheckt.
224
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
18.1.1
Een taak starten De opdrachtenlijst bevat items die aan u zijn toegekend door een workflow.
Context U kunt twee typen taken starten en voltooien: Handmatige taken Bij deze taken start u een taak (begin) en registreert u de voltooiing ervan (einde). Handmatige beslistaken Bij deze taken start en voltooit u de taak en selecteert u de taak die daarna moet worden uitgevoerd. Uit te voeren stappen 1. Dubbelklik op Mijn taken of vouw dit uit in het gebied Snelkoppelingen. 2. Selecteer Opdrachtenlijst. 3. Selecteer het werkitem of de werkitems die u wilt starten in de lijstweergave. 4. Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op het tabblad Workflow van het lint op Taak starten of Taak starten en item openen. • Open het item en klik op het tabblad Workflow van het lint van het item op Taak starten.
225
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
5. Klik op Ja in het bevestigingsvenster om te bevestigen dat u de taak wilt starten. Resultaat De gestarte taak wordt weergegeven in uw werklijst. U moet uw werkzaamheden met betrekking tot het item voltooien en registreren dat u de taak hebt voltooid, voordat het item kan worden opgenomen in de volgende stap in de workflow.
18.1.2
Items in uw werklijst openen Wanneer een taak in een workflowproces aan u wordt toegewezen door Content Manager, kunt u het item openen via Mijn werklijst.
Uit te voeren stappen 1. Dubbelklik op Mijn taken of vouw dit uit in het gebied Snelkoppelingen. 2. Selecteer Mijn werklijst om uw taken te bekijken en te bewerken.
18.1.3
Een taak voltooien De werklijst bevat alle taken die u hebt gestart. Voor elke taak wordt het taaktype, de titel, het itemtype en de starttijd aangegeven.
Uit te voeren stappen 1. Dubbelklik op Mijn taken of vouw dit uit in het gebied Snelkoppelingen. 226
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
2. Selecteer Mijn werklijst. 3. Selecteer de taak die u wilt voltooien in de lijstweergave aan de rechterkant. 4. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik op het tabblad Workflow van het lint op Taak voltooien. • Open het item en klik op het tabblad Workflow van het lint van het item op Taak voltooien.
5. Voer een van de volgende handelingen uit: • Typ een opmerking in het daarvoor bestemde veld als u wilt aangeven dat een handmatige taak is voltooid, en klik op OK. • Als u een handmatige beslistaak wilt voltooien, kies dan de volgende taak, typ een opmerking in het daarvoor bestemde veld en klik op OK.
227
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
18.1.4
Wijzigingen tussen workflowactiviteiten traceren De werkhistorielijst bevat een lijst met alle workflowprocessen waaraan u hebt gewerkt of waaraan u momenteel werkt. U kunt een workflowproces openen om de voortgang van het item in het workflowproces te bekijken en om het item te vergelijken in verschillende stadia van het workflowproces. U kunt ook de historie van een item rechtstreeks op het tabblad Workflow van het item bekijken.
Vereisten Als u taken in een workflow wilt vergelijken of een voorbeeld wilt bekijken van taken in een workflow, moet de systeembeheerder of de gebruiker met rechten voor workflowbeheer auditing hebben ingeschakeld voor de procesdefinitie. Als dat het geval is, worden snapshots genomen van elke taak in de workflow. Als het niet het geval is, worden de knoppen Vergelijken en Voorbeeld uitgeschakeld. Uit te voeren stappen 1. Dubbelklik op Mijn taken of vouw dit uit in het gebied Snelkoppelingen. 2. Selecteer Werkhistorielijst. 3. Dubbelklik op een workflowproces in de lijst die verschijnt of klik met de rechtermuisknop en selecteer Openen in het contextmenu. Het item wordt geopend op het tabblad Workflow waarop alle taken in de workflow worden weergegeven. U kunt de activiteitenlijst filteren door op de pijl omlaag in een kolomkop te klikken en een item te selecteren in de vervolgkeuzelijst.
228
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: De status Voltooiing geforceerd geeft aan dat een (workflow)beheerder het proces geforceerd heeft beëindigd. 4. Als u het item in twee stadia van het workflowproces wilt vergelijken, voert u een van de volgende handelingen uit: • Selecteer twee taken in de lijst en klik op de knop Vergelijken op het tabblad Home van het lint. • Klik op de knop Vergelijken op het tabblad Home van het lint om het dialoogvenster Vergelijken te openen. Hierin worden taken met snapshots in de keuzelijsten weergegeven. Selecteer vervolgens twee activiteiten die u wilt vergelijken. 5. Als u een voorbeeld van een item in een bepaald stadium in het workflowproces wilt bekijken, selecteert u het item en klikt u op Voorbeeld op het tabblad Home van het lint. Het dialoogvenster Voorbeeld wordt geopend met daarin de momentopname.
18.1.5
Items in een workflow publiceren en een voorbeeld van de items bekijken U kunt een item in een workflow publiceren als het voldoet aan de minimale goedkeuringsstatus die is ingesteld voor het publicatiedoel. Als het item in de workflow niet deze minimale goedkeuringsstatus heeft, wordt de laatste ingecheckte versie van het item gepubliceerd door Content Manager. Opmerking: Raadpleeg de documentatieportal voor implementeerders voor meer informatie over publicatiedoelen.
229
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 19
WebDAV Connector
Met de WebDAV Connector kunt u een instantie van Content Manager openen op een clientcomputer, en publicaties en mappen van Content Manager als mappen in een bestandssysteem openen. U kunt in Content Manager met WebDAV de binaire bestanden bekijken die in multimediacomponenten staan, en u kunt WebDAV gebruiken in externe toepassingen waarin u via WebDAV publicaties, mappen en items kunt openen die in mappen staan, zoals componenten, schema's, multimediacomponenten en sjablonen. Via WebDAV kunt u bijvoorbeeld Windows Verkenner gebruiken om Content Manager-publicaties en hun mappen te openen.
U kunt deze items toevoegen, bewerken, verwijderen en verplaatsen alsof het onderdelen van het gewone Windows-bestandssysteem zijn. U kunt deze openen in externe toepassingen, bewerken en vervolgens de gewijzigde items weer opslaan in Content Manager. U kunt ook nieuwe multimediacomponenten maken door het slepen en neerzetten van inhoud in een map op de WebDAV-server van Content Manager. Daarnaast kunt u WebDAV vanuit Content Manager Explorer, de webinterface van Content Manager, gebruiken om binaire bestanden in multimediacomponenten te openen. Opmerking: Als u sjablonen implementeert en Dreamweaversjablonen wilt maken, kunt u WebDAV ook gebruiken om Content Manager te openen vanuit Adobe® Dreamweaver® op uw clientcomputer. Raadpleeg de installatie-onderwerpen op de portal met onlinedocumentatie voor informatie over het configureren van uw clientcomputer, en de onderwerpen over sjablonen voor informatie over het werken met Content Manager-items vanuit Dreamweaver.
230
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
19.1
Binaire bestanden in multimediacomponenten weergeven met behulp van WebDAV In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met WebDAV de inhoud van binaire bestanden binnen multimediacomponenten kunt weergeven. Vanuit Content Manager Explorer, de webinterface van Content Manager, kunt u WebDAV gebruiken om de binaire bestanden in multimediacomponenten te openen. Selecteer de multimediacomponent en selecteer vervolgens Openen > Openen met WebDAV op het tabblad Home van het lint:
Content Manager Explorer downloadt het binaire bestand naar een tijdelijke map en de standaardtoepassing die aan dit type binaire inhoud is gekoppeld, opent het bestand. Bijvoorbeeld: op een clientcomputer waarop JPEGbestanden aan Adobe® Photoshop® zijn gekoppeld, wordt na het selecteren van Openen met WebDAV het bestand in Adobe Photoshop geopend. Opmerking: Wijzigingen die u met de externe toepassing in het bestand aanbrengt, worden niet terug opgeslagen in Content Manager. Het bestand dat u bewerkt, is een kopie van het bestand op uw clientcomputer. Als u binaire bestanden in multimediacomponenten wilt bewerken, moet u deze met behulp van WebDAV vanuit een externe toepassing openen. U kunt ook andere items zoals schema's en componenten openen met de knop Openen met WebDAV. Hierdoor wordt de XML-bron van het desbetreffende item geopend. Opmerking: Als u problemen ondervindt bij het openen van een nietbinair item met WebDAV vanuit Content Manager Explorer, voer dan een upgrade van uw Microsoft XML Parser (MSXML) versie 3.0 uit naar Service Pack 7 of hoger. U kunt dit Service Pack installeren vanaf de Microsoft-website.
231
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
19.2
Items openen vanuit een externe toepassing met behulp van WebDAV In een WebDAV-toepassing zoals Windows Verkenner kunt u door Content Manager-mappen navigeren en bestanden maken, openen en bewerken. Content Manager Explorer, de webinterface van Content Manager, geeft publicaties en mappen weer met behulp van bepaalde pictogrammen.
Een clienttoepassing die gebruikmaakt van de WebDAV Connector, geeft publicaties en mappen weer als Windows-mappen.
232
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
19.2.1
Bestandsextensies voor Content Manager-items U kunt het type van een Content Manager-item vaststellen aan de hand van de bestandsextensie. Een item van het type... Component Multimediacomponent
...heeft de bestandsextensie xml ...van de bijbehorende binaire bestanden
Schema Componentsjabloon - samengesteld Componentsjabloon - XSLT Componentsjabloon - VBScript of JScript
xsd tctmp tctx tcts
Paginasjabloon - samengesteld Paginasjabloon - VBScript of JScript Sjabloon building block samengesteld
tptcmp tpts tbbcmp
Sjabloon building block - .NET assembly
tbbasm
Sjabloon building block Dreamweaver
dwt
Sjabloon building block - C#fragment
tbbcs
233
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Een item van het type... ...heeft de bestandsextensie Sjabloon building block - XSLT tbbx Sjabloon building block - VBScript of tbbs JScript
19.2.2
Toegestane bewerkingen Als u Content Manager-items via WebDAV opent, kunt u niet alle bewerkingen op elk type contentitem uitvoeren, zelfs als u daar wel de juiste rechten en machtigingen voor hebt. In de volgende tabel staan de bewerkingen die u via WebDAV kunt uitvoeren op Content Manager-items: Type item
Weergeven
Maken
Bewerken
Verwijderen
Schema ja Multimediaschema ja Metadataschema ja Parameterschemaja Insluitbaar ja schema
ja nee nee nee nee
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja
Component ja Multimediacomponent ja Paginasjabloon ja Componentsjabloon ja Sjabloon ja building block
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja
Map Publicatie Virtuele map Pagina Structuurgroep Categorie Trefwoord Doelgroep
ja nee nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee
ja nee ja nee nee nee nee nee
ja ja ja nee nee nee nee nee
In de volgende tabel staat welke handelingen u wel en welke u niet via WebDAV op Content Manager-items kunt uitvoeren: Type item
Naam Knippen/Kopiëren/ Workflowactiviteiten Inchecken wijzigen plakken plakken starten en en beëindigen uitchecken
Schema ja Multimediaschema ja Metadataschema ja Parameterschema ja Insluitbaar ja schema
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja 234
nee nee nee nee nee
ja ja ja ja ja
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Type item
19.2.3
Naam Knippen/Kopiëren/ Workflowactiviteiten Inchecken wijzigen plakken plakken starten en en beëindigen uitchecken
Component ja Multimediacomponent ja Paginasjabloonja Componentsjabloon ja Sjabloon ja building block
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja nee
ja ja ja ja ja
Map ja Publicatie ja Virtuele map nee Pagina nee Structuurgroepnee Categorie nee Trefwoord nee Doelgroep nee
nee nee ja nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee
Bestaande items openen U kunt bestaande Content Manager-items via een WebDAV-compatibele interface openen door op de opdracht Openen in de Windows-toepassing te klikken (deze opdracht staat doorgaans in het menu Bestand).
Vereisten Er kunnen problemen optreden bij het zoeken naar en openen van items met namen die speciale tekens bevatten. Deze problemen worden veroorzaakt door de manier waarop verschillende Windows-platforms en -toepassingen omgaan met zulke tekens. Als u een naam geeft aan publicaties, mappen of andere items die via WebDAV vanuit een clienttoepassing worden geopend, zorg er dan voor dat de volgende gereserveerde tekens niet voorkomen in de naam: < & > # % * : ! ~ +
Opmerking: In artikel 826437 in de Microsoft Knowledge Base (te vinden op de Microsoft-supportwebite via http:// support.microsoft.com/kb/826437/en-us/) wordt een handmatige oplossing beschreven voor dit probleem met de tekens * : % en &. Context Bestandnamen of padnamen kunnen fouten veroorzaken wanneer u een item in Content Manager opent of opslaat. Als dit gebeurt, gebruik dan de functie slepen-en-neerzetten om het item op te slaan of op uw clientcomputer te openen. Bewerk het item op uw lokale computer en sleep het daarna met behulp van Windows Verkenner terug naar Content Manager. Hieronder wordt uitgelegd hoe u Content Manager-items in Windows Verkenner en vanuit Altova® XML Spy® opent.
235
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Uit te voeren stappen 1. Items openen in Windows Verkenner: open Windows Verkenner via het menu Start in Windows. 2. Selecteer Mijn netwerklocaties in de navigatiestructuur aan de linkerkant en selecteer binnen dit knooppunt de WebDAV-map. Op dit punt vraagt Content Manager u mogelijk om een geldige gebruikersnaam, wachtwoord en domein op te geven. Geef in dat geval geldige gebruikersreferenties op. Windows Verkenner geeft een lijst met Windows-mappen weer die publicaties in Content Manager vertegenwoordigen. In de volgende afbeelding ziet u een geopende publicatie waarin de map Building blocks wordt weergegeven.
3. Navigeer op dezelfde manier door de mappenstructuur als in een Windows-bestandssysteem en open het bestand dat u wilt weergeven of bewerken. 4. Items openen vanuit Altova XML Spy: open het menu Start in Windows en klik op Altova XML Spy. 5. Selecteer Bestand > Openen in de menubalk en selecteer Mijn netwerklocaties en de WebDAV-map. Op dit punt vraagt Content Manager u mogelijk om een geldige gebruikersnaam, wachtwoord en domein op te geven. Geef in dat geval geldige gebruikersreferenties op. In het dialoogvenster Openen wordt een lijst met Windows-mappen weergegeven die publicaties in Content Manager vertegenwoordigen.
236
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
6. Navigeer op dezelfde manier door de mappenstructuur als in een Windows-bestandssysteem en open het bestand dat u wilt weergeven of bewerken. Standaard geeft XML Spy alleen bestandtypen weer die met het programma kunnen worden bewerkt. Van de standaard SDL Tridionitemtypen zijn dit: • XML-bestanden (componenten) • XSD-bestanden (SDL Tridion-schema's) • XSL/XSLT-bestanden (XSLT-componentsjablonen)
19.2.4
Nieuwe items maken Als u daarvoor bent gemachtigd, kunt u schema's, componenten, multimediacomponenten, paginasjablonen, componentsjablonen, building blocks voor sjablonen en mappen maken vanuit een externe toepassing met behulp van WebDAV.
Vereisten Afhankelijk van het type item dat u wilt maken, kunnen er nog enkele aanvullende WebDAV-beperkingen gelden: Schema's U kunt geen insluitbare schema's, multimediaschema's, parameterschema's of metadataschema's maken met behulp van WebDAV. Componenten Voor componenten gelden de volgende beperkingen: • Als uw componenten velden met koppelingen naar componenten of multimediacomponenten bevatten, moeten deze velden de WebDAVURL van het doelitem bevatten. • U moet de metadata van de component in een apart knooppunt binnen de component-XML invoeren.
237
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
• Elke component die u maakt moet zijn gebaseerd op een SDL Tridion-schema dat zich bevindt in de publicatie waarin u de component wilt opslaan. Multimediacomponenten De publicatie waarin u multimediacomponenten wilt maken, moet een multimediaschema bevatten dat het binaire type van het bestand dat u maakt, ondersteunt. Uit te voeren stappen 1. Gebruik de functie Opslaan als van uw externe toepassing (meestal in het menu Bestand van de toepassing) om het item rechtstreeks op de slaan op de locatie van de WebDAV-map. 2. Sla het item lokaal op en sleep het vervolgens naar de juiste WebDAVmap met behulp van Windows Verkenner. 3. Sla het bestand met de juiste bestandsextensie op. Raadpleeg Bestandsextensies voor Content Manager-items (zie pag. 233) voor meer informatie.
19.2.5
Items bewerken Als u daarvoor bent gemachtigd, kunt u schema's, multimediaschema's, metadataschema's, insluitbare schema's, componenten, multimediacomponenten, paginasjablonen, componentsjablonen en building blocks voor sjablonen bewerken vanuit een externe toepassing met behulp van WebDAV:
Vereisten Afhankelijk van het type item dat u wilt openen, kunnen er nog enkele aanvullende WebDAV-beperkingen gelden: Componenten Nadat u een component hebt bewerkt, moet deze nog steeds geldig zijn conform het bijbehorende SDL Tridion-schema. • Als uw componenten velden met koppelingen naar componenten of multimediacomponenten bevatten, moeten deze velden de WebDAVURL van het doelitem bevatten. • Voor verplichte (data- of metadata-)velden moet een standaardwaarde zijn ingesteld in het schema. • Elke component die u maakt moet zijn gebaseerd op een SDL Tridion-schema dat zich bevindt in de publicatie waarin u de component wilt opslaan. Multimediacomponenten De publicatie waarin u multimediacomponenten wilt maken, moet een multimediaschema bevatten dat het binaire type van het bestand dat u maakt, ondersteunt. U kunt de metadata van een multimediacomponent niet bewerken; voor verplichte metadatavelden moet een standaardwaarde zijn ingesteld in het schema. Context
238
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Opmerking: U kunt een item niet bewerken als een andere gebruiker het heeft uitgecheckt of als het via Workflow aan een andere gebruiker is toegewezen. Uit te voeren stappen 1. Gebruik de functie Openen van uw externe toepassing (meestal in het menu Bestand van de toepassing) om het item rechtstreeks op de locatie van de WebDAV-map te openen. 2. Of versleep het item met behulp van Windows Verkenner vanuit de juiste WebDAV-map naar een lokale map. Bewerk het item lokaal, sla het item lokaal op en sleep het vervolgens naar de WebDAV-map, of sla het rechtstreeks in de WebDAV-map op met de opdracht Opslaan als van de toepassing.
19.2.6
Items weergeven Als u een item wilt bekijken zonder het in Content Manager uit te checken, kunt u het in een externe toepassing in de modus Alleen-lezen openen, als de externe toepassing dit toestaat.
19.2.7
Namen van items wijzigen Als u daarvoor bent gemachtigd, kunt u de naam van elk type item dat in de mappenstructuur op de WebDAV-server wordt weergegeven, wijzigen vanuit een externe toepassing met behulp van WebDAV.
19.2.8
Items verwijderen Als u daarvoor bent gemachtigd, kunt u behalve publicaties alle typen items die worden weergegeven in de mappenstructuur op de WebDAV-server, verwijderen vanuit een externe toepassing met behulp van WebDAV.
19.2.9
Items knippen, kopiëren en plakken Als u daarvoor bent gemachtigd, kunt u items knippen, kopiëren en plakken om deze te kopiëren of te verplaatsen tussen mappen binnen een publicatie, maar niet tussen publicaties. Selecteer in Windows Verkenner in het contextmenu of het menu Bewerken de opdracht Knippen, Kopiëren of Plakken. Opmerking: U kunt geen items vervangen via kopiëren en plakken. Bijvoorbeeld: u kunt een component met de naam "Definitieve versie" niet kopiëren en plakken naar een map die al een component met de naam "Definitieve versie" bevat.
239
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
19.2.10
Workflow starten en beëindigen U kunt met WebDAV in Windows Verkenner een taak starten die aan uw groep is toegewezen; een item dat u hebt opgehaald, openen, bewerken en opslaan; en een taak afronden die u hebt opgehaald.
Uit te voeren stappen 1. Start Windows Verkenner 2. Open Mijn netwerklocaties en ga naar het WebDAV-serverknooppunt dat u hebt geconfigureerd. U ziet de via WebDAV toegankelijke inhoud van Content Manager. 3. Zoek tussen de mappen op het hoogste niveau van dit knooppunt een map met de naam Gebruikerstaken en open deze map. Deze map bevat drie submappen: • Opdrachtenlijst • Werklijst • Taak voltooien
4. Bekijk de inhoud van de map Opdrachtenlijst. U ziet welke items aan uw groep zijn toegewezen. 5. Als u met een van deze items wilt werken, sleept u het item vanuit de map Opdrachtenlijst naar de map Werklijst (of gebruik Knippen en Plakken). Content Manager wijst het item aan u toe en checkt het voor u uit. 6. U kunt het item openen, bewerken en opslaan net zoals elk ander item in de mappenstructuur, maar bewaar het in de map Werklijst. Zo voert u de Workflowtaak uit. 7. Wanneer u klaar bent met het wijzigen van het item, sleept u het item vanuit de map Werklijst naar de map Taak voltooien. Content Manager checkt het item weer in en wijst het toe aan de volgende verantwoordelijke in het Workflowproces. Opmerking: Sommige Workflowtaken vereisen dat u een beslissing neemt over de inhoud, bijvoorbeeld: een Workflowtaak kan u vragen de inhoud goed te keuren of af te wijzen. WebDAV biedt geen interface om deze beslissing te communiceren. Zulke Workflowtaken kunt u dan ook niet uitvoeren met behulp van WebDAV. Gebruik in plaats hiervan de interface van Content Manager Explorer. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
240
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
19.2.11
Items inchecken en uitchecken Wanneer u een Content Manager-item met behulp van WebDAV vanuit een externe toepassing opent, wordt het item automatisch uitgecheckt tenzij u het item expliciet in de modus Alleen-lezen opent en hiervoor toestemming hebt. Als uw externe toepassing u toestaat om een item in de modus Alleen-lezen te openen, krijgt u meestal het dialoogvenster Openen te zien:
Wanneer u een Content Manager-item met behulp van WebDAV weer in Content Manager opslaat, wordt het item automatisch ingecheckt.
19.3
Problemen oplossen: een item vanuit een externe toepassing met WebDAV openen mislukt als het item niet-alfanumerieke tekens bevat Hierin wordt uitgelegd hoe u items met bepaalde niet-alfanumerieke tekens in de bestandsnaam via WebDAV kunt openen. Probleembeschrijving U kunt met WebDAV niet naar items bladeren of items openen waarvan de naam een van de volgende tekens bevat:
< & > # % * : | ~ +
Diagnose Dit probleem is inherent aan de manier waarop verschillende Windowsplatformen en -toepassingen met deze tekens omgaan. 241
SDL Tridion 2011 SP1 Gebruikershandleiding
Oplossing
Er zijn verschillende oplossingen voor dit probleem: • Als het teken dat problemen veroorzaakt, een van de tekens * : % & is, dan kunt u het probleem handmatig oplossen zoals beschreven in Microsoft Knowledge Base-artikel 826437 (u vindt dit artikel op de Microsoft-supportwebsite bij http://support.microsoft.com/ kb/826437/nl-nl/. • Als de tekens die problemen veroorzaken, andere tekens zijn, dan kunt u het volgende doen: • Gebruik de Content Manager Explorer om toegang tot deze objecten te krijgen. • Wijzig in Content Manager Explorer de naam van deze objecten in een naam die alleen ondersteunde tekens bevat. Daarna kunt u deze objecten openen via WebDAV.
242