Opdrachtgever:
SCM Milieu BV
Contactpersoon:
mr. I. Vromen
Uitgevoerd door:
WINDMILL Milieu I Management I Advies Postbus 5 6267 ZG Cadier en Keer Tel. 043 407 09 71 Fax. 043 407 09 72
Contactpersoon:
M. Blomsma, Msc
Datum:
12 juli 2010
Rapportnummer: 2010.031.01-1 Beoordeling externe veiligheid spoor t.b.v. de ontwikkeling van Brentjens te Haelen
2010.031.01-1/ 19/07/2010
Inhoudsopgave 1 Inleiding.....................................................................................3 2 Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen .......................4 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6
Inleiding..................................................................................................................... 4 Wettelijk kader .......................................................................................................... 4 Beoordelingkader...................................................................................................... 4 Risiconormen............................................................................................................ 4 Relevante transportassen......................................................................................... 5 Beoordeling EV vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor ..................................... 5 Omvang vervoersstromen ........................................................................................ 5 Bepalen risicoafstanden ........................................................................................... 5 Bepalen hoogte groepsrisico .................................................................................... 6 Uitgangspunten RBM II berekening.......................................................................... 6 Toetsen hoogte van het groepsrisico aan de oriënterende waarde ......................... 7 Conclusie transport gevaarlijke stoffen over het spoor ............................................ 8
3 Conclusie ..................................................................................9
Bijlagen I II III
Brief Prorail Effectenrapportage spoorlijn Roermond-Weert RBMII berekening spoorlijn Roermond-Weert
2
2010.031.01-1/ 19/07/2010
1 Inleiding In opdracht van SCM Milieu BV is door Windmill Milieu en Management onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico’s vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. In het onderzoek wordt gekeken naar de mogelijke belemmering die het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Roermond-Weert heeft op het bestemmingsplan Hornerweg 1 te Haelen. Dit bestemmingsplan laat de uitbreiding van Brentjens Handelsonderneming toe met een opslag. Uitgangspunten Het plan betreft het bestemmingsplan ‘Hornerweg 1 te Haelen’. Ter plaatse van het bestemmingsplan is de Handelsonderneming Brentjens gelegen. Door het bestemmingsplan wordt de gemiddelde bezetting van 25 personen binnen de inrichting niet uitgebreid. De bebouwing (en daarbij behorende personendichtheid) komt wel dichter bij de betreffende spoorlijn te liggen. Hierdoor kan toch een toename van het groepsrisico plaats vinden.
3
2010.031.01-1/ 19/07/2010
2 Externe stoffen 2.1
veiligheid vervoer gevaarlijke
Inleiding Één van de aandachtspunten voor het bestemmingsplan ‘Hornerweg 1 te Haelen’ zijn externe veiligheidsrisico’s vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Het terrein is gelegen dichtbij de spoorlijn Roermond-Weert. Bepaald dient te worden of het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn consequenties kan hebben voor de gewenste ontwikkeling.
2.2
Wettelijk kader Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). Op basis van de Rnvgs heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een aantal risicoatlassen opgesteld. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn er de risicoatlassen voor de weg, het spoor en het water. Op 4 augustus 2004 is in de Staatscourant de ‘Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ gepubliceerd. Deze circulaire is een uitwerking van de Rnvgs. De ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ geeft aan dat de identificatie van de externe veiligheidsrisico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor plaats kan vinden in drie stappen. De Circulaire verwijst in hoofdstuk 3 hiervoor naar de “Guideline for Quantitative Risk Assessment”, deel 2, uitgave 1999, van de Commissie Preventie van Rampen (CPR 18E, het zogenaamde Paarse Boek). Het is de bedoeling dat de circulaire op termijn overgaat in een Besluit externe veiligheid transport, dat qua opzet en normering grotendeels overeen zal komen met het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi). Op 19 november 2008 hebben bestuurders ingestemd met het ambtelijk concept Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het concept Btev is verregaande aansluiting gezocht bij de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’. In het concept Btev wordt onderscheid gemaakt in transportroutes zoals benoemd in het Basisnet (in beheer bij het rijk) en overige wegen, spoorwegen en vaarwegen (in provinciaal en gemeentelijk beheer). Zodra het Btev is vastgesteld moeten gemeenten verplicht de risico’s en effecten van het transport van gevaarlijke stoffen inventariseren en analyseren bij ruimtelijke plannen. Tot aan de vaststelling van het Btev blijft de circulaire van kracht.
2.3
Beoordelingkader
2.3.1 Risiconormen Het concept risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
4
2010.031.01-1/ 19/07/2010
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico is in het Nederlandse externe veiligheidsbeleid een norm vastgesteld. Deze norm luidt voor nieuwe situaties, dat zich binnen de risicocontour, die -6 een overlijdingskans van 10 per jaar (eens in de miljoen jaar) weergeeft, géén kwetsbare objecten mogen bevinden. Voor het groepsrisico is geen normstelling zoals voor het PR. Voor het GR geldt de inspanningsverplichting om aan de oriënterende waarde te voldoen en de plicht om een toename van het groepsrisico te verantwoorden (verantwoordingsplicht). De -2 2 oriënterende waarde van het GR transport is 10 / N per kilometer transportroute, waarbij N het aantal slachtoffers is. Deze waarde representeert de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale het aantal doden logaritmisch is weergegeven.
2.3.2 Relevante transportassen Ten aanzien van de veiligheidsrisico’s wat betreft vervoer over het spoor zijn uitsluitend spoorwegen van belang waar vervoer van gevaarlijke stoffen in bulkvervoer is toegestaan. De projectlocatie is gelegen bij de spoorlijn Roermond-Weert (minimaal ongeveer 20 meter van het plangebied). De risicocontouren worden van deze transportas inzichtelijk gemaakt.
2.4
Beoordeling EV vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
2.4.1 Omvang vervoersstromen Van Prorail zijn de realisatiecijfers voor 2009 verkregen van transporten van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Roermond-Weert ter hoogte van Haelen (zie bijlage I). Dit zijn de laatst bekende realisatiecijfers. Tevens is een prognose gegeven voor 2020. Deze prognose is opgesteld aan de hand van de “Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen Per Spoor’. Uitgegaan wordt van de maximale situatie, na groei in 2020. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van spoorketelwagens in bonte formatie om uit te gaan van een worst-case situatie. Tabel 1: Jaarintensiteit ketelwagens/tankcontainers (2020).
Spoorlijn Roermond-Weert
A 1.500
B2 7.950
C3 4.600
D3 3.750
Bron: Prorail (2010)
2.4.2 Bepalen risicoafstanden Met behulp van RBMII is voor de spoorlijn Roermond-Weert een effectenrapportage (zie bijlage II) opgesteld. In deze rapportage worden door middel van verscheidene scenario’s de maximale effectafstanden berekend van ongelukken met gevaarlijke stoffen.
5
2010.031.01-1/ 19/07/2010
-6
Bepaald is dat voor de spoorlijn geen 10 plaatsgebonden risicocontour aanwezig is. De grootste 1% letaliteitafstand van een scenario, ook wel het groepsrisico invloedsgebied genoemd, is voor de spoorlijn bepaald. In het geval van de lijn Roermond-Weert is het bepalende scenario het volgende: Uitstroming van tot vloeistof verdichte giftige gassen (B2) uit een gat van 0,075 meter in weertype F1,5. Bij dit scenario hoort een 1% letaliteitafstand van ongeveer 1000 meter. Gezien de spoorlijn op ongeveer 20 meter afstand is gelegen van het plangebied, veroorzaakt de ontwikkeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze lijn een toename van het groepsrisico. Omdat de ontwikkeling op minder dan 200 meter van de spoorlijn is gelegen kan ook niet vooruitlopend op het Btev gesteld worden dat een toename van het groepsrisico niet relevant is en dient dus een berekening van de hoogte van het groepsrisico plaats te vinden.
2.4.3 Bepalen hoogte groepsrisico Zoals voorgaand is omschreven dient de hoogte van het groepsrisico als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Roermond-Weert te worden berekend. De berekening wordt uitgevoerd met het rekenprogramma RBM II. RBM II is in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ontwikkeld en betreft een gestandaardiseerde rekenmethodiek voor het berekenen van risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen voor de omgeving. RBM II is een volwaardig rekenpakket dat aan de laatste inzichten voldoet op het gebied van risicoanalyse.
2.4.4 Uitgangspunten RBM II berekening Voor de berekening van de hoogte van het groepsrisico is inzicht benodigd in de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de transport-as voor de gevaarlijke stoffen. Als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn is het invloedsgebied relatief omvangrijk gebleken. In praktijk blijkt echter dat bij de berekening van de risico-niveaus de bebouwing binnen een afstand van 200 meter van de transport-as de meeste bijdrage levert aan de hoogte van het groepsrisico. Daarom is de personendichtheid tot op enkele honderden meters van de weg gedetailleerd ingevoerd in de berekening. De personendichtheid binnen de overige woningen en bedrijven die in het GR-invloedsgebied gelegen zijn is minder gedetailleerd ingevoerd. Bij het bepalen van de personendichtheid binnen het 200 meter gebied (opgevraagd is het dubbele, tot ongeveer 400 meter vanaf de as van de spoorlijn) is informatie opgevraagd bij Bridgis. Deze informatieleverancier levert per adres een maximale personendichtheid aan op basis van verscheidene databestanden waarin zowel woninglocaties als bedrijvigheid zijn opgenomen. Bij het bepalen van de personendichtheid in de rest van het GR-inventarisatiegebied (buiten de 200 meter zone) zijn de hierin gelegen kernen volledig meegenomen. De volledige inwoneraantallen van de dorpen worden hierbij ingevoerd voor zowel de dag als de nacht waardoor bedrijven en woningen beiden worden meegenomen. Tenslotte is de maximale personendichtheid binnen nabijgelegen bedrijventerrein Zevenellen opgevraagd bij de eigenaar van het terrein (OML). Binnen Handelsonderneming Brentjens zijn slechts 25 personen werkzaam. Ook na implementatie van het bestemmingsplan neemt dit aantal niet toe. Het bebouwde terrein wordt wel (door middel van een opslag) uitgebreid richting het spoor.
6
2010.031.01-1/ 19/07/2010
2.4.5 Toetsen hoogte van het groepsrisico aan de oriënterende waarde Ten behoeve van de realisatie van het plan is zowel voor de bestaande als voor de beoogde situatie het groepsrisico berekend. Deze berekeningen zijn opgenomen in de bijlagen IIIA en IIIB. Onderstaand worden de Fn-curves weergegeven voor zowel de bestaande situatie als de nieuwe situatie. De richtwaarde voor het groepsrisico wordt ter plaatse nergens overschreden. Grafiek 1: Berekend groepsrisico bestaande situatie spoorlijn Roermond-Weert
Grafiek 2: Berekend groepsrisico nieuwe situatie Roermond-Weert
7
2010.031.01-1/ 19/07/2010
Uit de grafieken blijkt dat de oriënterende waarde van de hoogte van het groepsrisico zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie niet wordt overschreden. Ook is geen toename van het groepsrisico waar te nemen. De normwaarde in beide situaties is 0,00013 (zie rapportages Bijlage III).
2.4.6 Conclusie transport gevaarlijke stoffen over het spoor -6
Bepaald is dat voor de spoorlijn geen 10 plaatsgebonden risicocontour aanwezig is. Wel valt het plangebied binnen de groepsrisico inventarisatieafstand. Met behulp van RBMII is de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie en de toekomstige situatie berekend. De hoogte van het groepsrisico overschrijdt de normwaarde niet in de oude noch in de nieuwe situatie. Ook is er geen (waarneembare) toename van de hoogte van het groepsrisico. Gezien er geen toename is van de hoogte van het groepsrisico naar aanleiding van het bestemmingsplan ‘Hornerweg 1 te Haelen’ bestaat er ook geen plicht voor het bevoegd gezag om een verantwoording voor de hoogte van het groepsrisico op te stellen. Indien het bevoegd gezag toch een verantwoording wenst te maken kan voorliggende rapportage met de bijbehorende bijlagen II en III hiervoor de basis vormen ten aanzien van de volgende onderdelen: 1) de omvang van het invloedsgebied; 2) de personendichtheid in het invloedsgebied van de transportroute in de bestaande situatie; 3) de personendichtheid in het invloedsgebied van de transportroute in de nieuwe situatie (na vaststelling plan of besluit); 4) de hoogte van het groepsrisico in de bestaande situatie (vergeleken met de oriënterende waarde); 5) de bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de nieuwe situatie (vergeleken met de oriënterende waarde); 6) een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, alsmede een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico; 7) een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico.
8
2010.031.01-1/ 19/07/2010
3 Conclusie Ten aanzien van het bestemmingsplan ‘Hornerweg 1 te Haelen’ is het externe veiligheidsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Roermond-Weert niet relevant gebleken. Gebleken is dat ten aanzien van deze transportas geen 10 risicocontour aanwezig is.
-6
plaatsgebonden
Het plangebied is echter wel gelegen binnen het invloedsgebied van de transportas en ligt daarnaast tevens binnen de 200 meter zone van de spoorlijn. Voor de spoorlijn is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie de oriënterende waarde van de hoogte van het groepsrisico niet wordt overschreden. Bepaald is dat door de voornomen ontwikkeling geen (waarneembare) verandering in de hoogte van het groepsrisico plaats vindt, waardoor ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico geen verantwoordingsplicht geldt.
WINDMILL MILIEU I MANAGEMENT I ADVIES
M.L.H. Blomsma, Msc
9
I. BIJLAGE Brief Prorail
II. BIJLAGE Effectenrapportage Spoorlijn Roermond-Weert
III.BIJLAGE RBMII berekening spoorlijn Roermond-Weert
A. Bestaande situatie
B. Nieuwe situatie