Schrijfwijzer Peter R. Lesterhuis Martijn de Groot
1
Schrijfwijzer Richtlijn voor het opstellen van schriftelijke rapportages in het hoger onderwijs
Peter R. Lesterhuis Martijn de Groot Groningen, december 2011 (versie 2.1)
Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons NaamsvermeldingNietCommercieel 3.0 Nederland. Bezoek http://creativecommons.org/licenses/bync/3.0/nl/ om een kopie te zien van de licentie of stuur een brief naar Creative Commons, 444 Castro Street, Suite 900, Mountain View, California, 94041, USA. Het staat de gebruiker vrij om de inhoud van dit document te kopiëren, te distribueren, te vertonen en afgeleiden van dit werk te maken op voorwaarde van het vermelden van de oorspronkelijke auteurs. Daarnaast mag de inhoud van dit document uitsluitend voor nietcommerciële doeleinden worden gekopieerd en gedistribueerd. Versie: 4.0.1 (4 november 2014) De meest recente versie van de schrijfwijzer is hier beschikbaar en afgeleiden daarvan kunnen door studenten van Hanzehogschool Groningen via http://mijnhanze.nl worden gedownload.
2
Voorwoord Het schrijven van verslagen is een wezenlijk onderdeel van het hoger onderwijs. Diverse activiteiten binnen de opleiding geven aanleiding tot het schrijven van verslagen. Of het nu gaat om een (project) verslag of een rapportage over een wetenschappelijk onderzoek ter afsluiting van de studie, het schrijven van een goed verslag is een vaardigheid op zichzelf. Deze schrijfwijzer is geen stoomcursus schrijven, maar biedt studenten houvast bij het maken van kwalitatief goede verslagen en docenten steun bij het beoordelen van de inhoud. Het initiatief voor deze schrijfwijzer is mede mogelijk gemaakt door de toenmalige dean van de Academie voor Gezondheidsstudies Geiske Steendam. Verder willen we de leden van TOOL (Transfer Onderzoek Onderwijs Lectoraat), de leden van de academie expertgroep EBP, Sabine Tielenius Kruythoff–Boerdijk, Hariëtte Jager (onderdeel m.b.t. de discussie van hoofdstuk 5) en Ruurd Visser (onderdeel m.b.t. het maken van een wetenschappelijke poster) hartelijk danken voor hun inhoudelijke bijdrage. Tot slot wens ik iedereen succes bij het opstellen van een professionele schriftelijke rapportage!
Groningen, 4 november 2014
Peter Lesterhuis
3
Inhoudsopgave Voorwoord............................................................................................................................. 3 1 Inleiding.............................................................................................................................. 5 2 Opmaak............................................................................................................................... 6 2.1 Papierformaat en marges.................................................................................................. 6 2.2 Lettertype en lettergrootte................................................................................................. 6 2.3 Regelafstand, uitlijning en alinea's..................................................................................... 7 2.4 Hoofdstuk, paragraaf en paginanummering....................................................................... 7 2.5 Figuren, tabellen en diagrammen....................................................................................... 8 2.6 Opsommingstekens.......................................................................................................... 9 2.7 Taalgebruik, zinsbouw en het gebruik van afkortingen.......................................................... 9 3 Bronverantwoording........................................................................................................10 3.1 Bronverantwoording volgens de APAstijl.......................................................................... 10 3.2 Bronverantwoording volgens de Vancouverstijl................................................................. 12 3.3 Citeren, parafraseren en verwijzen................................................................................... 14 3.4 Plagiaat......................................................................................................................... 15 4 Onderdelen van een projectverslag................................................................................16 4.1 De omslag en titelpagina................................................................................................. 16 4.2 De samenvatting............................................................................................................ 16 4.3 De inhoudsopgave......................................................................................................... 16 4.4 De inleiding................................................................................................................... 17 4.5 De kern van het verslag.................................................................................................. 17 4.6 De conclusie.................................................................................................................. 17 4.7 De bronvermelding en bijlagen......................................................................................... 17 5 Onderdelen van den bachelorscriptie............................................................................18 5.1 De omslag en titelpagina................................................................................................. 18 5.2 Het voorwoord............................................................................................................... 18 5.3 De samenvatting............................................................................................................ 18 5.4 De inhoudsopgave......................................................................................................... 19 5.5 De inleiding................................................................................................................... 19 5.6 De achtergrond.............................................................................................................. 20 5.7 De methode................................................................................................................... 20 5.8 De resultaten................................................................................................................. 21 5.9 De discussie.................................................................................................................. 22 5.10 De bronvermelding en bijlagen....................................................................................... 23 6 Wetenschappelijke poster...............................................................................................24 6.1 Inhoud van de poster...................................................................................................... 24 6.2 Layout van de poster..................................................................................................... 25 6.3 Figuren, tabellen en diagrammen..................................................................................... 25 6.4 Bronvermelding.............................................................................................................. 26 Nawoord............................................................................................................................... 27 Bronvermelding................................................................................................................... 28 Bijlage 1: Checklist opmaak...............................................................................................29 Bijlage 2: Checklist bronvermeling....................................................................................30 Bijlage 3: Checklist onderdelen van een projectverslag..................................................31 Bijlage 4: Checklist onderdelen van een bachelorscriptie...............................................32 Bijlage 5: Voorbeeld layout van een wetenschappelijke poster.....................................33
4
1
Inleiding
Het schrijven van verslagen vormt een wezenlijk onderdeel van elke opleiding binnen het hoger beroepsonderwijs. Ook studenten van de Academie voor Gezondheidsstudies worden geacht met enige regelmaat verslagen te schrijven. Er is een grote verscheidenheid aan verslagen. In deze schrijfwijzer maken wij een onderscheid tussen grofweg twee typen verslagen. Ten eerste verslagen zoals die tijdens projecten en stages worden geschreven (hierna projectverslag genoemd). Ten tweede de wetenschappelijke verslagen zoals die bijvoorbeeld een onderdeel vormen van de eindfase van de opleiding (hierna bachelorscriptie genoemd). Het kan een heel gepuzzel zijn om een goed verslag te schrijven. Hoewel diverse handleidingen voor het schrijven van verslagen beschikbaar zijn, is het toch lastig de vertaalslag naar eigen opleiding te maken. Aan welke criteria moet bijvoorbeeld de opmaak van het verslag voldoen en welke wijze van bronverantwoording kan het beste gehanteerd worden? De antwoorden op dergelijke elementaire vragen zijn echter niet in één handleiding terug te vinden. Daarom is besloten om voor de opleidingen binnen de Academie voor Gezondheidsstudies één document op te stellen waarin alle gangbare criteria zijn opgenomen. Hierdoor wordt het schrijven van een verslag voor de student eenvoudiger en zal de kwaliteit van de verslaglegging naar verwachting toenemen. Bij het schrijven van een verslag is het belangrijk om zelf het niveau van de verslaglegging te bepalen. Als richtlijn kan hiervoor het referentieniveau van patiënten, beginnende beroepsbeoefenaren of specialistische vakgenoten gebruikt worden. Het is dan wel van belang, zeker wanneer meerdere mensen gezamenlijk aan één product werken, dat hier duidelijke afspraken over worden gemaakt. Hoewel elke opleiding verschillende type verslagen kent, is de opmaak in veel gevallen vergelijkbaar. Het eerste hoofdstuk beschrijft de algemene opmaak en is dan ook op alle soorten schriftelijke rapportages van toepassing. Hetzelfde geldt voor de bronverantwoording, die wordt behandeld in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt tussen twee veel voorkomende vormen van schriftelijke rapportages, namelijk het projectverslag (hoofdstuk 4) en de bachelorscriptie (hoofdstuk 5). Omdat kwalitatief onderzoek voornamelijk in het wetenschappelijk onderwijs wordt toegepast, richt dit laatste hoofdstuk zich voornamelijk op de verslaglegging van kwantitatief onderzoek. Tot slot delen we in het nawoord nog enkele overwegingen die zijn gemaakt bij het opstellen van deze schrijfwijzer.
5
2
Opmaak
Voordat begonnen wordt met schrijven, kan rekening gehouden worden met de opmaak van het verslag. Denk onder andere aan de instellingen van de paginamarges, het lettertype, de lettergrootte en de regelafstand. Een consequente en verzorgde opmaak geeft het een professionele uitstraling. Bovendien vergoot een goede opmaak van een verslag de leesbaarheid van de inhoud. De instructies, die beschreven worden in de volgende paragrafen, kunnen gebruikt worden om dit doel te bereiken.
2.1 Papierformaat en marges In deze schrijfwijzer wordt uitgegaan van verslagen die worden opgemaakt in A4formaat (29,7 x 21,0 cm). Bij een standaardopmaak zijn de marges van de pagina aan de boven en onderzijde 2 cm. Aan de linker en rechterzijde van de pagina kan een marge van 2,5 cm aangehouden worden (zie figuur 1A). Afhankelijk van de wijze van inbinden kan ook gekozen worden voor een ruimere marge aan de linkerzijde tot 3 cm (zie figuur 1B). Om de grootte van zetspiegel gelijk te houden wordt de marge aan de rechterzijde vervolgens verkleind (2 cm). De pagina's worden bij voorkeur aan één zijde bedrukt. Wanneer de pagina's aan beide zijden worden bedrukt, worden de aangepaste marges in dat geval aan de keerzijde van de pagina gespiegeld (zie figuur 1C).
A
2 cm
p
B
2 cm
p
C
p
2 cm
2 cm
3 cm
2 cm
3 cm
2 cm
2 cm
2 cm
3 cm
pie
2,5 cm
gel
2 cm
zet s
2,5 cm
2 cm
2 cm
p
Figuur 1 Drie voorbeelden van paginaopmaak. De marges van de pagina zijn aan de linker en rechterzijde symmetrisch (A), asymmetrisch (B) of – bij dubbelzijdige afdruk – asymmetrisch gespiegeld (C) . De letter “p” geeft de positie van het paginanummer aan.
2.1 Lettertype en lettergrootte Gebruik in het gehele verslag bij voorkeur één lettertype. Een geschikt lettertype is goed leesbaar en heeft een professionele uitstraling. Gangbare lettertypen zijn “Times New Roman” en “Arial”. Sinds de introductie van Microsoft Office 2007 wordt het lettertype “Calibri” ook veel gebruikt. Lettertypen zoals “Comic Sans” kunnen beter niet gebruikt worden vanwege het gebrek aan professionele uitstraling. Voor de doorlopende tekst kan afhankelijk van het lettertype een lettergrootte tussen de 10 en 12 punten gekozen worden. Bij het gebruik van de lettertypen “Arial” en “Calibri” is een lettergrootte van 11 punten raadzaam, bij het kleinere lettertype “Times New Roman” kan wellicht beter een lettergrootte van 12 gebruikt worden. Kopteksten van de hoofdstukken zijn bij voorkeur duidelijk van de doorlopende tekst te onderscheiden (zie figuur 2), bijvoorbeeld door de lettergrootte te vergroten (16 punten) of de tekst vet te drukken. Ook de paragrafen kunnen vetgedrukt, groter (14 punten) en eventueel schuingedrukt (cursief) zijn. Subparagrafen kunnen dezelfde lettergrootte hebben als de doorlopende tekst, met dat verschil dat de betreffende koptekst vetgedrukt is. De koptekst van bijlage heeft dezelfde vormgeving als dat van de hoofdstukken.
6
2.3 Regelafstand, uitlijning en alinea's De regelafstand is de verticale ruimte tussen de tekstregels. In een verslag heb je te maken met verschillende regelafstanden (zie figuur 2). Tekst die te dicht op elkaar staat (bijvoorbeeld bij een regelafstand van 1) is vaak onoverzichtelijk en kan in sommige gevallen vermoeiend zijn voor de lezer. Een regelafstand van 1,15 is standaard en over het algemeen prettig leesbaar. In sommige gevallen is een regelafstand van 1,5 wenselijk. Bijvoorbeeld wanneer schriftelijk feedback gegeven wordt. De regelafstand tussen de koptekst en het onderliggende tekstblok is groter, namelijk ongeveer 6 punten of (0,2 cm). De afstand tussen de koptekst en het bovenliggende tekstblok is het grootst, namelijk 12 punten (0,4 cm). Ook tussen de alinea's dient een zichtbaar vergrote regelafstand aanwezig zijn. Een alinea is een stuk tekst die inhoudelijk een deelonderwerp (of een deel van een deelonderwerp) bevat. Eventueel kan de afstand tussen de koppen en/of alinea's ook door middel van een extra enter worden geaccentueerd.
Afstand boven een kop (12 punten / 0,4 cm)
2 Koptekst (16 punten, vet)
Afstand onder een kop (6 punten / 0,2 cm)
Tekstblok, alinea (11 punten, regelafstand 1,15) Afstand onder een alinea (6 punten / 0,2 cm) Afstand boven een kop (12 punten / 0,4 cm)
2.1 Paragraaf (14 punten, vet en cursief) Afstand onder een kop (6 punten / 0,2 cm)
Tekstblok, alinea (11 punten, regelafstand 1,15)
Afstand onder een alinea (6 punten / 0,2 cm) Afstand boven een kop (12 punten / 0,4 cm)
2.1.1 Subparagraaf (12 punten, vet) Afstand onder een kop (6 punten / 0,2 cm)
Tekstblok, alinea (11 punten, regelafstand 1,15)
Uitlijnen van de doorlopende tekst gebeurt meestal Afstand onder een alinea (6 punten / 0,2 cm) op twee manieren, namelijk links uitgelijnd of uitgevuld. Bij uitvullen van de tekst wordt de afstand van de spaties automatisch aangepast. Hoewel dit Figuur 2 Schematische weergave van de letter grafisch mooi kan ogen, gaat uitvullen ten koste van grootte en de afstanden tussen de koppen en de leesbaarheid van de tekst. Daarom wordt bij alinea's voorkeur links uitgelijnd.
Houd het aantal alinea's per hoofdstuk of paragraaf beperkt. Voor een goed doorlopend ver Houd het aantal alinea's per hoofdstuk of paragraaf beperkt. Voor een goed doorlopend ver haal bestaat elke alinea minstens uit twee zinnen en meerdere regels. Wanneer dat niet het haal bestaat elke alinea minstens uit twee zinnen en meerdere regels. Wanneer dat niet het geval is, moeten de versnipperde alinea's worden samengevoegd. geval is, moeten de versnipperde alinea's worden samengevoegd.
2.4 Hoofdstuk-, paragraaf- en paginanummering De hoofdstukken en (sub)paragrafen worden in principe vanaf de inleiding van het verslag decimaal genummerd. Een uitzondering hierop is de vormgeving van een bachelorscripie (zie paragraaf 5.4). Het aanduiden van de hoofdstukken en paragrafen met “Hoofdstuk”, “Paragraaf” of “§” is overbodig. Bijlagen worden echter apart genummerd, waarbij in plaats van getallen ook letters of Romeinse cijfers gebruikt kunnen worden. In tegenstelling tot de hoofdstukken en paragrafen, wordt de bijlage wel met “Bijlage” aangeduid. De paginanummering van het verslag is net als bij de hoofdstuk en paragraafnummering decimaal. De lettergrootte van de paginanummering is gelijk of kleiner dan de lettergrootte van de doorlopende tekst. De pagina's vóór de inleiding hebben geen paginanummer. Aanwezige bijlagen bevatten wel een paginanummer. De paginanummers bevinden zich bij voorkeur rechts (of aan de buitenzijde bij een dubbelzijdige afdruk) in de voettekst van de pagina.
7
Hoofdstukken (maar ook bijlagen en dergelijke) beginnen altijd op een nieuwe pagina. Paragrafen worden daarentegen aansluitend aan elkaar geschreven. Wanneer onderaan de pagina uitsluitend de kop van de paragraaf (en eventueel de eerste regel van de eerste alinea) zichtbaar is en de rest van de doorlopende tekst op de volgende pagina wordt weergegeven, is het netter om de betreffende kop naar de volgende pagina te verplaatsen.
Maak voordat begonnen Maak voordat begonnen wordt met het schrijven van wordt met het schrijven van het verslag een indeling van het verslag een indeling van de hoofdstukken en para de hoofdstukken en para grafen. Op deze wijze wordt grafen. Op deze wijze wordt het mogelijk om de structuur het mogelijk om de structuur (en wellicht ook de inhoud) (en wellicht ook de inhoud) van het verslag te bewaken. van het verslag te bewaken.
2.5 Figuren, tabellen en diagrammen Alle figuren en tabellen in een verslag kregen een nummer. Afbeeldingen, diagrammen (grafieken) en (stroom)schema's beschouwen we als figuren. De nummering van de figuren en tabellen loopt door in het hele verslag. Bij een nieuw hoofdstuk worden de figuren dus niet opnieuw genummerd. Figuren en tabellen hebben elk een eigen nummering. Op deze wijze is het goed mogelijk dat zowel een “Figuur 2” als “Tabel 2” in het verslag aanwezig zijn. De positie van het bijschrift is verschillend; figuren krijgen een onderschrift en tabellen een bovenschrift (zie figuur 3 en tabel 1). Het onder of bovenschrift dient voldoende toelichting te bevatten om de tabel of figuur te kunnen lezen en interpreteren. Indien nodig aan de onderzijde van de tabel het gebruik van afkortingen en de interpretatie van het significantieniveau nader worden toegelicht. De lettergrootte van deze bijschriften is gelijk aan dat van de doorlopende tekst. Vaak heeft de aanduiding van de figuur of tabel een afwijkend letterbeeld (normaal, vet en/of cursief) ten opzichte van de omschrijving. De opmaak voor onder en bovenschriften is voor figuren en tabellen in het gehele verslag gelijk. Wanneer de aanduiding voor een figuur vetgedrukt wordt, dan geldt dat dus ook voor de aanduiding voor een tabel. Informatie in een verslag dient eenmalig weergegeven te worden. De informatie wordt door middel van een diagram of tabel gepresenteerd. In de doorlopende tekst kan vervolgens een toelichting en interpretatie van de gegevens worden gegeven. De samensteller van het verslag moet dus een keuze maken tussen het gebruik van een diagram of een tabel. Het is dus ook niet de bedoeling dat van dezelfde gegevens zowel een diagram als tabel in het verslag wordt opgenomen.
Een hoofdstuk of paragraaf Een hoofdstuk of paragraaf begint in principe nooit met begint in principe nooit met een figuur of een tabel, maar een figuur of een tabel, maar altijd met tekst. altijd met tekst.
Vrouw
Man
Tabel 1 Een voorbeeld van een tabel waarin de mate van bezorgdheid van burgers wordt gepre senteerd
Niet bezorgd 6,9 8,5 Nauwelijks bezorgd 27,8 23,4 Enigszins bezorgd 50,0 46,8 Zeer bezorgd 12,5 12,8 Uiterst bezorgd 2,8 8,5
Figuur 3 Een voorbeeld van een figuur waarin de mate van bezorgdheid van burgers door middel van een diagram wordt gepresenteerd
Figuren en tabellen die afkomstig zijn van andere auteurs, zijn in het bijschrift voorzien van een correcte bronverwijzing (zie hoofdstuk 3). Wanneer in een afbeelding of tabel Engelse begrippen staan, worden deze in het bijschrift verduidelijkt. Daarnaast moeten alle opgenomen afbeeldingen van voldoende kwaliteit zijn (minimaal 300 dpi) en kunnen kleine figuren of tabellen eventueel naast de tekst worden geplaatst.
8
2.6 Opsommingstekens
Beperk het gebruik van opsommingen (opsommings tekens/nummering). Wanneer toch gebruik gemaakt wordt van een opsomming, wordt deze altijd voorafgegaan door een korte inleiding. In principe kan een willekeurige wijze van opsommingstekens of nummering gehanteerd worden. De gekozen opsommingstekens zijn echter wel overal in het verslag gelijk.
Het verdient de voorkeur om hele Het verdient de voorkeur om hele maal geen opsommingen in de maal geen opsommingen in de doorlopende tekst op te nemen. De doorlopende tekst op te nemen. De betreffende gegevens kunnen betreffende gegevens kunnen eventueel in een tabel worden op eventueel in een tabel worden op genomen. Hierdoor blijft de door genomen. Hierdoor blijft de door lopende tekst prettig leesbaar en is lopende tekst prettig leesbaar en is het geheel toch overzichtelijk. het geheel toch overzichtelijk.
2.7 Taalgebruik, zinsbouw en het gebruik van afkortingen Hoewel taalgebruik niet zozeer iets te maken heeft met de opmaak van een verslag, vormt dit wel één van de belangrijkste onderdelen van het verslag. Wanneer het verslag taalkundig onjuist is, zal de lezer eerder geneigd de inhoud in twijfel trekken of zelfs afhaken. Het gebruik van spreektaal in verslagen is niet toegestaan. Ook is het raadzaam het gebruik van persoonlijk voornaamwoorden (zoals ik, jij, hij en wij) of bezittelijk voornaamwoorden (zoals: mijn, jouw, zijn en ons) te beperken en alleen te gebruiken wanneer je als auteur uitdrukkelijk jouw mening of gedachte geeft. Naast correct Nederlands taalgebruik en spelling, zijn de opbouw van een alinea, zinsbouw en woordkeuze ook belangrijk. Inhoudelijk is de tekst zakelijk, leesbaar en wordt de lezer als het ware “aan de hand” genomen in het verhaal. Het kan prettig zijn om daarvoor signaalwoorden te gebruiken. Elke alinea is een verhalend onderdeel op zichzelf met een kop en een staart. Een vuistregel voor de opbouw van een alinea is de drieeenheid van inleiding, kern en slot. Om de aandacht van de lezer bij de tekst te houden, is het enerzijds raadzaam om terminologie consequent te hanteren, anderzijds om variatie aan te brengen in zinsbouw en woordkeuze. Gebruik in het laatste geval bijvoorbeeld verschillende synoniemen en breng variatie aan in de woordvolgorde.
Zinnen, alinea's, paragrafen en hoofdstukken horen samenhangend te zijn en moeten een lo Zinnen, alinea's, paragrafen en hoofdstukken horen samenhangend te zijn en moeten een lo gische opbouw hebben. Deze samenhang kan verbeterd worden door verbindings of signaal gische opbouw hebben. Deze samenhang kan verbeterd worden door verbindings of signaal woorden te gebruiken zoals “hiermee”, “ook”, “daaruit volgt...”, “hierdoor”, “tot slot” enzovoort. woorden te gebruiken zoals “hiermee”, “ook”, “daaruit volgt...”, “hierdoor”, “tot slot” enzovoort.
Afkortingen zijn populair, maar het is belangrijk om het aantal afkortingen in een verslag beperkt te houden. Gebruik dan ook geen afkortingen zoals o.a. (onder andere), t.o.v. (ten opzichte van) of d.m.v. (door middel van), maar schrijf deze voluit.
Het afkorten van medische en/of technische terminologie is wel toegestaan. Deze acroniemen worden vaak met hoofdletters en zonder punten weergegeven. De eerste keer dat de betreffende terminologie gehanteerd aan de orde komt, wordt deze volledig uitgeschreven met daarachter tussen haakjes het acroniem. De samenvatting geldt echter als een apart onderdeel van het verslag. Gebruik dan ook pas vanaf de inleiding afkortingen.
Veel voorkomende medische Veel voorkomende medische afkortingen zoals a. (arterie), afkortingen zoals a. (arterie), v. (vene), m. (musculus) of v. (vene), m. (musculus) of M. (morbus) zijn wel toege M. (morbus) zijn wel toege staan en worden in versla staan en worden in versla gen nooit voluit geschreven. gen nooit voluit geschreven.
9
3
Bronverantwoording
Elke schriftelijke rapportage is (deels) gebaseerd op reeds beschikbare literatuur. Een juiste verantwoording van gebruikte bronnen is dan ook cruciaal. Er zijn diverse manieren van correcte bronverantwoording mogelijk. De twee meest gebruikte systemen zijn de APAstijl (American Psychological Association) en Vancouverstijl. Beide verwijzingsstytemen worden voor medisch wetenschappelijke onderzoek gebruikt en verdienen dan ook de voorkeur voor een schriftelijke rapportage in de gezondheidszorg. Overleg met de opdrachtgever(s) en/of begeleidende docent(en) welk verwijzingssysteem gebruikt wordt. Tegenwoordig is het mogelijk om de bronvermelding binnen een tekstverwerker te beheren. Sinds versie 2007 van Microsoft Office kunnen geraadpleegde bronnen in een tekstbestand opgenomen worden. Helaas is de functionaliteit hiervan nog beperkt, de Vancouverstijl ontbreekt dan ook nog en de bronnen moeten handmatig ingevoerd worden. Een meer geavanceerdere manier van het beheren van bronnen is het Open Source programma Zotero (www.zotero.org). Hiermee kunnen artikelen rechtstreeks vanuit databases zoals PubMed en Picarta worden geïmporteerd en is het zelfs mogelijk om de verkregen gegevens met meerdere gebruikers te delen. Beperk het gebruik van persoonlijke websites en onlinebronnen zoals www.wikipedia.org. Natuurlijk kan www.wikipedia.org ter oriëntatie wel gebruikt worden. Het mag duidelijk zijn dat zoekmachines zoals Google en Yahoo niet als onlinebron gebruikt kunnen worden.
Alleen de bronnen die daadwerkelijk gebruikt zijn (en waar dus in de tekst naar verwezen Alleen de bronnen die daadwerkelijk gebruikt zijn (en waar dus in de tekst naar verwezen wordt), mogen in de bronvermelding worden opgenomen. Algemene (bekend veronderstelde) wordt), mogen in de bronvermelding worden opgenomen. Algemene (bekend veronderstelde) kennis wordt in verslagen niet van een bronvermelding voorzien. Het is echter bij het opstellen kennis wordt in verslagen niet van een bronvermelding voorzien. Het is echter bij het opstellen van het verslag wel aan te raden de geraadpleegde bronnen te noteren. van het verslag wel aan te raden de geraadpleegde bronnen te noteren.
3.1 Bronverantwoording volgens de APA-stijl Veel medisch en sociaal georiënteerde wetenschappen (psychologie/sociologie) hanteren de APAstijl voor de bronverantwoording. Deze APAstijl is dan ook ontwikkeld door de American Psychological Association. Kijk voor meer informatie over de APAstijl op www.apastyle.org. Bij de APAstijl wordt de verwijzing naar de bron in principe door middel van het vermelden van de auteur(s) en jaar van publicatie tussen haakjes aan het einde van de zin of alinea genoteerd. Wanneer naar meerdere bronnen verwezen wordt, worden deze met een puntcomma (“;”) gescheiden. Ook kan de bron in de lopende tekst worden opgenomen. In dat geval wordt enkel het jaar van publicatie achter de naam/namen van de auteur(s) geplaatst. Wanneer in één alinea meerdere keren naar dezelfde bron wordt verwezen, kan worden volstaan met het uitsluitend vermelden van de auteur(s). Hieronder volgen enkele voorbeelden. Vier metaanalyses met betrekking tot de effectiviteit van screening op aneurysma aortae abdominalis (AAA) maken gebruik van berekeningen op een termijn van 3,5 tot 5 jaar (Cosford & Leng, 2007; Fleming, Whitlock, Beil TL, & Lederle, 2005; Lindholt & Norman, 2008). Volgens Van Gils, et al. (2009) leidt screening op AAA tot een reductie van AAAgerelateerde sterfte. Uit het onderzoek van Van Gils, et al. blijkt dat het absolute risico met gemiddeld 0,12% afneemt.
In principe worden alle auteurs van een artikel in de verwijzing vermeld. Bij twee auteurs wordt enkel een ampersand (“&”) tussen de namen geplaatst. Wanneer een artikel van meer dan twee en minder dan zes auteurs gebruikt wordt, worden de namen van alle auteurs de eerste keer vermeld. De
10
tweede keer dat deze bron wordt gebruikt, kan worden volstaan met het vermelden van de eerste auteur gevold door “, et al.”. Wanneer meer dan vijf auteurs meegeschreven hebben aan een artikel, wordt altijd uitsluitend de eerste auteur vermeld gevolgd door “, et al.”. In de tekst wordt geen onderscheid gemaakt tussen boeken, naslagwerken (bundels), artikelen (al dan niet opgenomen in een bundel) of onlinebronnen. De manier waarop deze informatiebronnen in de bronvermeldingen worden weergegeven is wel degelijk verschillend. De bronnen worden op alfabetische volgorde van de achternaam van de eerste auteur gevolgd door alle overige auteurs in de bronvermelding opgenomen. In tabel 2 tot en met 4 worden enkele voorbeelden van de verschillende notaties weergegeven.1 Tabel 2 Boeken en naslagwerken Auteurschap
Boek met één auteur
Boek met meer dan één auteur
Naslagwerk (bundel) met bijdragen van meerdere auteurs
Regels en voorbeelden [achternaam auteur], [voorletter(s) auteur]. ([jaar van uitgave]). [titel]. [plaats]: [uitgever]. Huizingh, E. (2008). Inleiding SPSS 16.0 voor Windows en data entry. Den Haag: Sdu Uitgevers. [achternaam auteur 1], [voorletter(s) auteur 1]., [achternaam auteur 2], [voorletter(s) auteur 2]., (etc.). (jaar van uitgave). [titel]. [plaats]: [uitgever]. Zielhuis, G.A., Heyendael, P.H.J.M., Maltha, J.C., & Riel, P.L.C.M. van. (2006) Handleiding medischwetenschappelijk onderzoek. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. [achternaam redacteur 1], [voorletter(s) redacteur 1]., [achternaam redacteur 2], [voorletter(s) redacteur 2]., & (etc.) (Red). (jaar van uitgave). [titel]. [plaats]: [uitgever]. Dam, T., Lip, R., & Weissman, F., (Red). (2007). Techniek in de radiologie. Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom.
Tabel 3 Artikelen Auteurschap
Artikel met één auteur
Artikel met meer dan één auteur
Artikel in een bundel
Regels en voorbeelden [achternaam auteur], [voorletter(s) auteur]. (jaartal). [titel]. [tijdschrifttitel], [jaargang], [pagina's]. Andriessen, M.J.G. (2009). Beeldvorming bij acute buik: eerst echo en dan eventueel CT. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 153, 1129. [achternaam auteur 1], [voorletter(s) auteur 1]., [achternaam auteur 2], [voorletter(s) auteur 2]., & (etc.). (jaartal). [titel]. [tijdschrifttitel], [jaargang], [pagina's]. Gils, P.F. van, Wit, G.A. de, & Berg, M. van den (2009). Screening op aneurysma aortae abdominalis – Effectiviteit en kosteneffectiviteit. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 153, 383387. [achternaam auteur], [voorletter(s) auteur]. (jaar van uitgave). [titel van het artikel]. In [voorletters redacteur 1]. [achternaam redacteur 1] , [voorletters redacteur 2]. [achternaam redacteur 2] & (etc.), [titel van de bundel] (pp. [pagina's]). [plaats]: [uitgever]. Plasterk, R. (1998). De nutteloze mens. In A.J. Dunning (Red), Tobben in voorspoed – beschouwingen over de paradox van de geneeskunde (pp. 90100). Amsterdam: Meulenhoff.
11
Tabel 4 Onlinebronnen [achternaam auteur], [voorletter(s) auteur]. (datum van creatie). [titel van de tekst/bron]. [[aantal] paragrafen]]. [titel van de tekst/bron] [teksttype: Online tijdschrift/Internet site etc.]. Beschikbaar via: [URL]. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2012, 1 september). Over het bevolkingsonderzoek [15 paragrafen]. RIVM [Internet site]. Beschikbaar: http://www.rivm.nl/bevolkingsonderzoeknaarborstkanker/onderwerpen/bevolkingsonderzoek/.
3.2 Bronverantwoording volgens de Vancouver-stijl De bronverantwoording volgens de Vancouverstijl is ontwikkeld door de International Committee of Medical Journal Editors (ICMJE). Hieronder volgt een korte beschrijving van dit verwijssysteem. Kijk voor meer informatie over de Vancouverstijl op www.icmje.org. Het verwijzingssysteem van Vancouver maakt gebruik van genummerde eindnoten. Volgens dit systeem verwijzen de nummers in de tekst naar de geraadpleegde bronnen in de bronvermelding. De nummers worden bij voorkeur in superschrift of tussen haakjes weergegeven aan het einde van de zin. Bij gebruik van de notatie in superschrift wordt het nummer van de bron na de punt en bij gebruik van haakjes voor de punt geplaatst. De bronnen worden genummerd in de volgorde waarin deze voor het eerst in de tekst aan de orde komen. De bron die dus als eerste (bijvoorbeeld in de inleiding van het verslag) in de tekst wordt gebruikt, wordt dus met nummer één aangeduid. Wanneer meerdere bronnen worden toegepast, kan bij opeenvolgende nummers een koppelteken (“”) worden gebruikt. Niet opeenvolgende nummers worden gescheiden door een komma. Hieronder worden enkele voorbeelden weergegeven. Volgens Van Gils, et al. leidt screening op aneurysma aortae abdominalis (AAA) tot een reductie van AAA gerelateerde sterfte.2 Volgens Van Gils, et al. leidt screening op aneurysma aortae abdominalis (AAA) tot een reductie van AAA gerelateerde sterfte (2). Vier metaanalyses met betrekking tot de effectiviteit van screening op AAA maken gebruik van berekeningen op korte termijn (3,55 jaar).1,1113 Vier metaanalyses met betrekking tot de effectiviteit van screening op AAA maken gebruik van berekeningen op korte termijn (3,55 jaar) (1,1113).
In de tekst wordt geen onderscheid gemaakt tussen boeken, naslagwerken (bundels), artikelen (al dan niet opgenomen in een bundel) of onlinebronnen. De manier waarop deze informatiebronnen in de bronvermeldingen worden weergegeven is wel degelijk verschillend. De bronnen worden op volgorde van vermelding in de bronvermelding opgenomen waarbij de eerste zes auteurs worden vermeld, eventueel gevolgd door et al. In tabel 5 tot en met 7 worden enkele voorbeelden van de verschillende notaties weergegeven.2
12
Tabel 5 Boeken en naslagwerken Auteurschap
Boek met één auteur
Boek met meer dan één auteur
Naslagwerk (bundel) met bijdragen van meerdere auteurs
Regels en voorbeelden [achternaam auteur] [voorletter(s) auteur]. [titel]. [plaats]: [uitgever]; [jaar van uitgave]. p. [aantal pagina's]. Huizingh E. Inleiding SPSS 16.0 voor Windows en data entry. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2008. p. 334. [achternaam auteur 1] [voorletter(s) auteur 1], [achternaam auteur 2] [voorletter(s) auteur 2] (etc.). [titel]. [plaats]: [uitgever]; [jaar van uitgave]. p. [aantal pagina's]. Zielhuis GA, Heyendael PHJM, Maltha JC, Riel PLCM van. Handleiding medisch wetenschappelijk onderzoek. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2006. p. 233. [achternaam redacteur 1] [voorletter(s) redacteur 1], redacteur, [achternaam redacteur 2] [voorletter(s) redacteur 2], redacteur (etc.). [titel]. [plaats]: [uitgever]; [jaar van uitgave]. p. [aantal pagina's]. Dam T, redacteur, Lip R, redacteur, Weissman F, redacteur. Techniek in de radiologie. Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom; 2007. p. 624.
Tabel 6 Artikelen Auteurschap
Artikel met één auteur
Artikel met meer dan één auteur
Artikel in een bundel
Regels en voorbeelden [achternaam auteur] [voorletter(s) auteur]. [titel]. [tijdschrifttitel] [jaartal]; [jaargang]: [pagina's]. Andriessen MJG. Beeldvorming bij acute buik: eerst echo en dan eventueel CT. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2009; 153: 1129. [achternaam auteur 1] [voorletter(s) auteur 1], [achternaam auteur 2] [voorletter(s) auteur 2] (etc.). [titel]. [tijdschrifttitel] [jaartal]; [jaargang]: [pagina's]. Gils PF van, Wit GA de, Berg M van den. Screening op aneurysma aortae abdominalis – Effectiviteit en kosteneffectiviteit. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2009; 153: 383387. [achternaam auteur] [voorletter(s) auteur]. [titel van het artikel]. In: [achternaam redacteur 1] [voorletters redacteur 1], [achternaam redacteur 2] [voorletter(s) redacteur 2] (etc.). [titel van de bundel]. [plaats]: [uitgever]; [jaar van uitgave]: p. [pagina's]. Plasterk R. De nutteloze mens. In: Dunning AJ, redacteur. Tobben in voorspoed – beschouwingen over de paradox van de geneeskunde. Amsterdam: Meulenhoff; 1998: p. 90100.
Tabel 7 Onlinebronnen [achternaam auteur] [voorletter(s) auteur] (indien beschikbaar). [titel van de tekst/bron]. [titel van het volledige werk/online tijdschrift] [jaartal]; [jaargang]. Beschikbaar via: [URL]. Geraadpleegd [jaar] [maand] [dag]. Over het bevolkingsonderzoek. Internet site van het RIVM. 2010. Beschikbaar via: http://www.rivm.nl/bevolkingsonderzoeknaarborstkanker/onderwerpen/bevolkingsonderzoek/. Geraadpleegd 2011 mei 14.
13
3.3 Citeren, parafraseren en verwijzen Soms is de verleiding groot om de tekst van de diverse bronnen letterlijk over te nemen. Het letterlijk overnemen van tekst uit een bestaand document wordt citeren genoemd. Het citaat moet echter wel aan een twee voorwaarden voldoen. Ten eerste moet het citaat duidelijk als citaat herkenbaar zijn. Wanneer in een bestaand tekstblok geciteerd wordt, is het citaat van aanhalingstekens voorzien. Wanneer een grote hoeveelheid tekst wordt geciteerd, wordt een apart tekstblok met inspringing gebruikt. Ten tweede moet altijd de bron van het citaat in de tekst worden vermeld. Wanneer een boek of naslagwerk wordt gebruikt, moet ook de pagina waar het citaat terug te vinden is, genoteerd worden. Hieronder volgen enkele voorbeelden van citaten. In de voorbeelden is gebruik gemaakt van een passage van F. Greven uit Dam, et al. Techniek in de radiologie. Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom; 2007. Bij het opwekken van röntgenstraling wordt een röntgenbuis gebruikt. In de röntgenbuis wordt de straling opgewekt doordat elektronen vanaf een negatieve elektrode (kathode) naar een positieve elektrode (anode) bewegen en daar het anodemateriaal treffen. Greven beweert hierbij het volgende: “De kinetische energie van deze elektronen zal grotendeels in warmte worden omgezet (99% of meer) en een klein deel zal in de tweede energievorm, röntgenstraling, worden omgezet.”4, p. 21 Röntgenstraling is een vorm van ioniserende straling die in een röntgenbuis wordt opgewekt. Deze vorm van straling wordt ook wel remstraling genoemd. Greven schrijft hier het volgende over: In een röntgenbuis steken de elektronen over van de kathode (negatieve elektrode) naar de anode (positieve elektrode) en treffen daar het anodemateriaal. De kinetische energie van deze elektronen zal grotendeels in warmte worden omgezet (99% of meer) en een klein deel zal in de tweede energievorm, röntgenstraling, worden omgezet. Omdat deze röntgenstraling zijn ontstaan te danken heeft aan het afremmen van de elektronen in de materie, wordt het ook wel remstraling genoemd.4, p. 21
Citeren uit werk van anderen kan slechts beperkt ingezet worden. In het studentenstatuut van de Hanzehogeschool staat dat niet meer dan 5% van de tekst uit citaten mag bestaan.3 In schriftelijke rapportages wordt dan ook de voorkeur gegeven aan parafraseren. Parafraseren is meer dan het vervangen van lidwoorden en werkwoorden. Bij het parafraseren wordt in eigen bewoordingen verwezen naar de gegevens in de gebruikte bron. Daarbij wordt zowel de achternaam van de auteur als het nummer (Vancouver) of jaar van publicatie (APA) van de bron in de bronvermelding vermeld. Wanneer de publicatie door twee auteurs is geschreven, worden beide auteurs in de tekst vermeld.
Bij de verantwoording van Bij de verantwoording van bronnen waaraan meerdere bronnen waaraan meerdere auteurs gewerkt hebben, auteurs gewerkt hebben, wordt enkel de achternaam wordt enkel de achternaam van de eerste auteur ver van de eerste auteur ver meld, gevolgd door et al. (dit meld, gevolgd door et al. (dit is de afkorting van de Latijn is de afkorting van de Latijn se uitdrukking “et allii” dat se uitdrukking “et allii” dat “en andere” betekent). “en andere” betekent).
Hieronder volgt een voorbeeld van parafraseren. In het voorbeeld is gebruik gemaakt van een passage uit Van Gils, et al. Screening op aneurysma aortae abdominalis – Effectiviteit en kosteneffectiviteit. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2009. Aan de hand van een metaanalyse van buitenlandse publicaties hebben Van Gils, et al. aangetoond dat de kosteneffectiviteit van screening op aneurysma aortae abdominalis gunstig kan zijn. 2 Het is echter de vraag of deze vorm van screening ook in Nederland kosteneffectief is.
Wanneer bepaalde onderwerpen in algemene bewoordingen worden beschreven, is het niet nodig om de auteurs van de geraadpleegde bronnen in de tekst te vermelden. In dat geval wordt enkel aan het einde van de zin of alinea verwezen naar de betreffende bronnen. Hieronder volgt een voorbeeld van een dergelijke verwijzing. In veel gevallen wordt een aneurysma aortae abdominalis per toeval ontdekt. De omvang van het aneurysma kan met behulp van een CTscan of echografisch onderzoek worden vastgesteld.14,25
14
In principe wordt, zodra een bron wordt aangehaald, aan het einde van de zin een verwijzing naar de raadpleegde bron geplaatst. Wanneer echter binnen één alinea over en weer meerdere bronnen zijn gebruikt, is het ook toegestaan om aan het einde van de alinea naar alle geraadpleegde bronnen te verwijzen. Soms is het verstandig om in bepaalde zinnen een bepaalde auteur aan te halen, zodat het voor de lezer duidelijk is uit welke bron de gegevens afkomstig zijn (zie bovenstaande voorbeelden).
3.4 Plagiaat Het citeren en parafraseren uit andermans werk zonder correcte bronverantwoording wordt gezien als plagiaat. Plagiaat is dus niet alleen het letterlijk overnemen van bepaalde tekst (bijvoorbeeld het kopiëren vanuit een onlinebron), maar ook het in eigen woorden opschrijven van bepaalde feiten die elders beschreven staan, zonder daarbij de geraadpleegde bron te vermelden. Veel hogescholen, waaronder ook de Hanzehogeschool, hebben de beschikking over software die op plagiaat kan screenen.
Algemeen aanvaarde kennis kan zonder bronverantwoording worden opgenomen in een verslag. Het is vaak moeilijk onderscheid te maken tussen algemeen aanvaarde kennis (vaak te vinden in naslagwerken) en specifieke kennis van één persoon of onderzoeksgroep. Wanneer bijvoorbeeld de anatomie van de aorta abdominalis en de daarbij behorende aftakkingen wordt beschreven, is het niet nodig om een bron te vermelden. Eventuele wetenschappelijke publicaties met betrekking tot de risicofactoren op het ontstaan van een aneurysma aortae abdominalis worden bijvoorbeeld wel van een bronverwijzing voorzien.
Door zorgvuldig om te gaan Door zorgvuldig om te gaan met de geraadpleegde bron met de geraadpleegde bron nen kan plagiaat worden nen kan plagiaat worden voorkomen. Bij het maken voorkomen. Bij het maken van aantekeningen is het van aantekeningen is het dan ook verstandig om de dan ook verstandig om de bronnen (inclusief pagina bronnen (inclusief pagina nummers) te noteren. nummers) te noteren.
15
4
Onderdelen van een projectverslag
Verslagen worden in allerlei vormen, maten en met een diversiteit aan inhoud geschreven. Toch hebben ze doorgaans een vaste indeling. Elk verslag heeft een omslag, titelpagina, samenvatting, inhoudsopgave, inleiding, kern, slot (conclusie) en een bronverantwoording. De invulling van de kern is natuurlijk per onderwerp verschillend.
4.1 De omslag en titelpagina De omslag van een verslag geeft een eerste indruk en verdient daarom een aantrekkelijk, professioneel en verzorgd uiterlijk. De omslag bevat de titel (en eventuele subtitel) van het verslag en de naam/namen van de auteur(s). Een goede titel is de kortste samenvatting van het verslag. Vermijd het gebruik van afkortingen in de titel of subtitel. De omslag is tevens dé plaats om het onderzoek of onder werp visueel te introduceren. Het is dan ook raadzaam om een geschikte afbeelding op de omslag te plaatsen.
Inhoudsopgave Samenvatting 1
Inleiding
5
2 2.1 2.2
Titel hoofdstuk 2 Titel paragraaf 2.1 Titel paragraaf 2.2
6 6 7
3 3.1 3.2
Titel hoofdstuk 3 Titel paragraaf 3.1 Titel paragraaf 3.2
9 9 11
De titelpagina is de eerstvolgende pagina na de omslag. 12 4 Titel hoofdstuk 4 Deze bevat naast de titel van het verslag en de naam/namen (...) van de auteur(s) tevens de subtitel van het verslag, de plaats van uitgave, maand en jaar van voltooiing. Ook de naam van 16 5 Slot/Conclusie de uitgevende instantie (dit kan bijvoorbeeld een opleiding 17 Bronvermelding en/of opdrachtgever zijn), de begeleider(s) van de opleiding Bijlage 1 Titel bijlage 1 19 en de bron van de gebruikte afbeelding op de omslag wordt Bijlage 2 Titel bijlage 2 21 op de titelpagina vermeld. Tot slot is bij sommige opleiding ook het vermelden van het studentnummer en studieonder Figuur 4 Een voorbeeld van een inhouds opgave van een projectverslag deel gewenst.
4.2 De samenvatting De samenvatting bevindt zich direct achter de titelpagina en bevat alle belangrijke bevindingen van het verslag. Het geheel wordt kort en bondig beschreven (bij voorkeur maximaal één pagina) en vormt een samenhangend geheel. De samenvatting vormt een goede weerspiegeling van de inhoud van het verslag en is ook zonder de inhoud van het verslag te kennen goed te begrijpen. Eventueel kan per alinea een korte beschrijving gegeven worden van de hoofdstukken. Het geheel moet echter niet een opsomming worden van feiten. Hierdoor blijft de samenvatting aantrekkelijk om te lezen.
4.3 De inhoudsopgave De inhoudsopgave (vaak maximaal één pagina) maakt het mogelijk voor de lezer om snel bepaalde onderdelen van het verslag te vinden en biedt een overzicht van de opbouw van het verslag. Niet elk hoofdstuk hoeft verdeeld te worden in paragrafen. De inleiding en de samenvatting worden bijvoorbeeld in principe niet opgedeeld. Bij het gebruik van paragrafen moet een hoofdstuk minstens twee paragrafen bevatten. Tekstverwerkers kunnen tegenwoordig automatisch een inhoudsopgave maken. Door in de tekst de hoofdstukken als “Kop 1” en de paragrafen “Kop 2” met behulp van het opmaakprofiel in te stellen. Vervolgens kan op de juiste plaats in het verslag de inhoudsopgave (inclusief paginanummering) worden ingevoegd. Door de afstand tussen opeenvolgende hoofdstukken te vergroten en de tekst van de hoofdstukken vetgedrukt te maken neemt de overzichtelijkheid van de inhoudsopgave toe (zie figuur 4).
16
4.4 De inleiding De inleiding is kort en bondig (probeer te streven naar maximaal één pagina). De inleiding bevat relevante informatie over het onderwerp en motiveert de lezer tot het verder lezen van het verslag. Meestal staat in de inleiding de aanleiding voor de opdracht en een vraagstelling of doelstelling beschreven. De aanleiding geeft inhoudelijk context aan de vraag of doelstelling en is geen educatieve verantwoording (dus niet “In het kader van de module oncologie…”, maar “Een veel voorkomend oncologisch verschijnsel is…”) . Vanuit de aanleiding wordt vervolgens de vraag of doelstelling geformuleerd, deze bestaat uit de hoofdvraag of hoofddoel en de eventuele deelvragen of subdoelen. Vervolgens wordt beschreven op welke manier antwoord zal worden gegeven op de vraagstelling of hoe de beoogde doelstelling zal worden behaald. Tot slot kan eventueel een korte introductie per hoofdstuk gegeven worden.
4.5 De kern van het verslag De inhoud en vorm van de kern van het verslag is volledig afhankelijk van de aard van de opdracht. Ongeacht de opdracht hebben de hoofdstukken en paragrafen in de kern van het verslag een logische samenhangende opbouw. Probeer daarbij de lezer aan de hand te nemen en zorg ervoor dat elk hoofdstuk een “kop” en “staart” heeft. De volgorde waarin de informatie in het verslag wordt vermeld, is erg belangrijk. Wanneer een bepaalde aandoening beschreven wordt en waarbij ook de diagnostiek en therapie aan de orde komen, moet het geheel in chronologische volgorde behandeld worden. In dat geval zal de diagnostiek vaak voorafgaand aan de therapie beschreven worden.
4.6 De conclusie In de conclusie worden de belangrijkste bevindingen nogmaals kort uiteengezet. Vervolgens wordt gerefereerd aan de vraagstelling (hoofd en deelvragen) die bij de inleiding van het verslag gegeven is. Indien van toepassing wordt tot slot antwoord gegeven op de vraagstelling.
4.7 De bronvermelding en bijlagen De bronvermelding bevat alle gebruikte de bronnen. De lijst met geraadpleegde bronnen worden conform de criteria van het gebruikte verwijssysteem (APA, of Vancouverstijl) genoteerd (zie paragraaf 3.1 en 3.2). Alle bronnen worden in principe in één lange lijst weergegeven. Indien nodig kan eventueel onderscheid gemaakt worden tussen bronnen waar in de tekst naar verwezen wordt en bronnen die geraadpleegd zijn bij het bestuderen van het onderwerp. Soms is het verstandig om bepaalde informatie niet in de doorlopende tekst op te nemen. Denk hierbij aan een informatiefolder voor patiënten of een onderzoeksprotocol. Deze documenten maken dan ook vaak deel uit van de bijlage. Deze bijlage wordt altijd aan het eind en dus na de bronvermelding in het verslag opgenomen.
17
5
Onderdelen van een bachelorscriptie
Een schriftelijke rapportage van een praktijkgericht onderzoek wordt geschreven in de vorm van een bachelorscriptie. Elke bachelorscriptie bevat in principe dezelfde vaste onderdelen volgens de zogenaamde IMRDstuctuur (Inleiding inclusief achtergrond, Methodologie, Resultaten en Discussie) gebruikt (zie figuur 5). Bachelorscripties worden in de meeste gevallen volgens deze structuur geschreven, tenzij het een literatuuronderzoek betreft.
5.1 De omslag en titelpagina De omslag van een verslag geeft een eerste indruk en verdient daarom een aantrekkelijk, professioneel en verzorgd uiterlijk. De omslag bevat de titel (en eventuele subtitel) van het verslag en de naam/namen van de auteur(s). Een goede titel is de kortste samenvatting van het verslag. Vermijd het gebruik van lange titels en afkortingen in de titel of subtitel. De omslag is tevens dé plaats om het onderzoek of onder werp visueel te introduceren. Het is dan ook raadzaam om een geschikte afbeelding op de omslag te plaatsen. De titelpagina is de eerstvolgende pagina na de omslag. Deze bevat naast de titel van het verslag en de naam/namen van de auteur(s) tevens de subtitel van het verslag, de plaats van uitgave, maand en jaar van voltooiing. Ook de naam van de uitgevende instantie (dit kan bijvoorbeeld een opleiding en/of opdrachtgever zijn), de begeleider(s) van de opleiding en de bron van de gebruikte afbeelding op de omslag wordt op de titelpagina vermeld. Tot slot is bij sommige opleiding ook het vermelden van het studentnummer en studie onderdeel gewenst.
Inhoudsopgave (Voorwoord) Samenvatting Inleiding
5
(Literatuurverkenning)
6
Methode Onderzoeksopzet Onderzoekspopulatie Materiaal Methode Statistische analyse
9 9 10 11 13 14
Resultaten Meting 1 Meting 2
12 12 14
Discussie
19
Bronvermelding
24
Bijlage 1 Bijlage 2
26 27
Titel bijlage 1 Titel bijlage 2
Figuur 5 Een voorbeeld van een indeling volgens de IMRDstructuur
5.2 Het voorwoord Het opnemen van een voorwoord is niet altijd noodzakelijk en in sommige gevallen zelfs onwenselijk. Overleg met de opdrachtgever(s) en de begeleider(s) van de opleiding wat gebruikelijk is. Het voorwoord biedt de schrijver van een bachelorscriptie de ruimte om zijn of haar persoonlijke opmerkingen ten aanzien van het onderzoek met de lezer te delen. Dit is dan ook de enige plek in het verslag waarin persoonlijke voornaamwoorden zoals “ik” en “wij” gebruikt mogen worden. Vaak wordt het voorwoord ook gebruikt om personen, die hun medewerking hebben verleend, te bedanken. Het voorwoord is overigens geen inleiding, voorkom dus het vermelden van dubbele informatie.
5.3 De samenvatting De samenvatting van een bachelorscriptie bevindt zich direct achter de titelpagina of voorwoord en bevat alle belangrijke bevindingen van het onderzoek. De tekst is kort en bondig beschreven (bij voorkeur maximaal één pagina of 500 woorden) en vormt één samenhangend geheel. De samenvatting bevat altijd de aanleiding en vraagstelling of doelstelling van het onderzoek (zie ook paragraaf 5.5). Vervolgens bevat de samenvatting een korte uiteenzetting van de onderzoeksopzet, methode en resultaten. Tot slot eindigt de samenvatting met de voornaamste conclusie(s). Het is overigens niet de bedoeling dat de hiervoor beschreven punten letterlijk (met aparte kopjes of als
18
opsomming) in de samenvatting worden vermeld. De tekst van de samenvatting is een aaneengesloten geheel dat, ook zonder de inhoud van het verslag te kennen, te begrijpen is. Het is dan ook verstandig om het gebruik van afkortingen in de samenvatting achterwege te laten of zo veel als mogelijk te bedeperken. Een samenvatting is niet hetzelfde als een abstract. Een abstract (veelal in het Engels geformuleerd) bestaat uit maximaal 250 woorden (een halve pagina). Daarnaast wordt in een abstract ook de titel en subtitel van het onderzoek, de naam of namen van de auteurs, gevolgd door de instelling of opdrachtgever en de plaats waar het onderzoek is uitgevoerd, vermeld. Vervolgens wordt in vier korte alinea’s een samenvatting gegeven van het onderzoek, waarbij elk onderdeel achtereenvolgens voorafgegaan wordt door één van de volgende kopjes: •
Inleiding (introduction)
•
Methode (method of study design)
•
Resultaten (results)
•
Conclusie (conclusion)
5.4 De inhoudsopgave De inhoudsopgave (vaak maximaal één pagina) maakt het mogelijk voor de lezer om snel bepaalde onderdelen van het verslag te vinden en biedt een overzicht van de opbouw van het verslag. Omdat een bachelorscriptie in de meeste gevallen een vaste indeling heeft (IMRD) is het nummeren van de hoofdstukken en paragrafen niet nodig. Wanneer afgeweken wordt van de IMRDstructuur is het wel raadzaam de hoofdstukken en paragrafen te nummeren. De gebruikte koppen moeten de lading dekken. Houd het aantal hoofdstukken en paragrafen beperkt (maximaal 3 niveaus). Het aantal items dat in de inhoudsopgave is opgenomen, mag het totaal aantal pagina's van het verslag niet overschrijden (zie ook paragraaf 4.3).
5.5 De inleiding De inleiding vormt een belangrijk onderdeel van het verslag. Houd de inleiding kort en bondig (probeer te streven naar een inleiding van ongeveer één à anderhalve pagina). De inleiding bevat achtereenvolgens een aanleiding, probleemanalyse, vraagstelling en doelstelling. Je zou ervoor kunnen kiezen om de inleiding op te bouwen uit 4 alinea’s. Iedere alinea vertegenwoordigd dan dus achtereenvolgens één van de hiervoor vermelde onderdelen. Je doet er verstandig aan om de belangrijkste boodschap van de betreffende alinea in de eerste zin te verwerken. Wanneer de lezer slechts de eerste zin van elke alinea leest, moet deze kunnen begrijpen wat de aanleiding, het probleem, de vraag en het doel van het onderzoek is.
Aanleiding
Probleemanalyse
Vraagstelling Doelstelling Figuur 6 De opbouw van de inleiding
19
De opbouw van een inleiding is trechtervormig. Dat wil zeggen van algemeen (breed) naar specifiek (nauw). De aanleiding bestaat uit de (para)medische of verpleegkundige context. De lezer wordt zo geïntroduceerd in de wereld waarin het probleem zich bevindt en krijgt een beeld van de omvang en/of klinische relevantie. De aanleiding eindigt waar de probleemanalyse begint. Deze probleem analyse is een concrete beschrijving van het probleem. Zowel de aanleiding als probleemanalyse zijn vaak gebaseerd op (wetenschappelijke) literatuur. Dit is dan ook de plek waar je voor het eerst naar de gebruikte bronnen gaat verwijzen (zie ook hoofdstuk 3). Uit de probleemanalyse volgt de hoofdvraag van het onderzoek. Deze vraagstelling is een essentieel onderdeel en geldt als richtinggevend voor het onderzoek. Het wordt echter afgeraden om de hoofdvraag letterlijk te formuleren. De vraagstelling wordt in veel gevallen niet als vraag (eindigend met een “?”) geformuleerd, maar kan wel. In veel gevallen blijkt de vraag uit de tekst en kan door de lezer zelf eenvoudig geïdentificeerd worden. Het letterlijk opsommen van eventuele deelvragen is niet wenselijk. Aansluitend op de vraagstelling kan de doelstelling geformuleerd worden. Tot slot wordt kort beschreven hoe de vraagstelling beantwoord gaat worden. Het gaat om een kernachtige beschrijving van de onderzoeksopzet waarmee het doel bereikt gaat worden, aangevuld met de verantwoording voor de gekozen methode.
Aanleiding Probleemanalyse Vraagstelling Doelstelling
Figuur 7 Schematische weergave van de inleiding (trechtervorm)
Hoewel het schrijven van Hoewel het schrijven van een wetenschappelijk ver een wetenschappelijk ver slag onderdeel uitmaakt van slag onderdeel uitmaakt van de opleiding, is het doen van de opleiding, is het doen van onderzoek in het kader van onderzoek in het kader van de opleiding niet de aanlei de opleiding niet de aanlei ding van het onderzoek. Dit ding van het onderzoek. Dit hoeft dan ook niet bij de hoeft dan ook niet bij de inleiding vermeld te worden. inleiding vermeld te worden.
5.6 De achtergrond In sommige bachelorscripties wordt de inleiding door middel van een extra hoofdstuk uitgebreid. Het hoofdstuk is een verdieping op de inleiding en bevat in principe uitsluitend relevante achter grondinformatie gebaseerd op verantwoorde (wetenschappelijke) bronnen. Overleg desgewenst met de opdrachtgever(en) of begeleidende docent(en) het nut en de noodzaak van dit hoofdstuk.
5.7 De methode In de methode worden de metingen/handelingen, die tijdens het onderzoek zijn uitgevoerd, beschreven. Het dient zodanig opgeschreven te worden, dat derden de onderzoeksresultaten kan reproduceren. De eerste paragraaf van de methode is de onderzoeksopzet, ook wel onderzoeksdesign of proefopzet genoemd. De onderzoeksopzet beschrijft beknopt (in chronologische volgorde) de gevolgde methodologie. Eventueel kan het type onderzoek (longitudinaal/transversaal, retrospectief/prospectief, kwalitatief/kwantitatief of literatuurstudie), de wijze waarop eventuele deelnemers (steekproef) bij het onderzoek zijn betrokken (werving), de blindering (enkel of dubbelblind) en welke instanties bij het onderzoek betrokken zijn, worden beschreven. De tweede paragraaf heeft betrekking op de onderzoekspopulatie (patiënten/zorgverleners/ studenten) of andere onderzoekseenheden (prothese/fantoom). Dit is ook de plaats om de steekproef (omvangen en wijze van werving) te beschrijven. De steekproef uit de onderzoekspopulatie
20
(bijvoorbeeld zwangere vrouwen of sportende tieners) moet goed gedefinieerd worden. Naast een globale beschrijving van de steekproef gaat het ook om de selectie, inclusie en exclusiecriteria. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze criteria een nauwe relatie tot elkaar hebben. Voorkom dubbelingen tussen deze twee criteria. Bij het beschrijven van de selectiecriteria gaat het om de wijze waarop de steekproef is getrokken (at random of selectief, actief of passief geworven). Inclusiecriteria zijn criteria die aangeven dat iemand wel wordt toegelaten tot de steekproef en exclusiecriteria zijn criteria die aangeven dat iemand juist niet wordt toegelaten tot de steekproef.
Aan de hand van de achtergrond (en vaak ook de aanleiding) wordt duidelijk welke personen Aan de hand van de achtergrond (en vaak ook de aanleiding) wordt duidelijk welke personen deel konden nemen aan het onderzoek. De inclusie en exclusiecriteria moeten dan ook vanuit deel konden nemen aan het onderzoek. De inclusie en exclusiecriteria moeten dan ook vanuit de achtergrond/aanleiding te beargumenteren zijn. de achtergrond/aanleiding te beargumenteren zijn.
De derde en de daarop volgende paragrafen geven een zorgvuldige beschrijving van de materialen en methoden. Tot slot bevat het hoofdstuk over de methode een paragraaf over de statistische analyses. Hierin wordt beschreven welke descriptieve en toetsende statistische methoden zijn gebruikt bij het bewerken, verwerken en analyseren van de resultaten. Ook hier geldt dat er voldoende informatie gegeven dient te worden zodat een andere onderzoeker de analyses kan herhalen. Het gaat dus onder andere om het vermelden van meetniveaus, samenvattings of spreidingsmaten, significantie niveau (Pwaarde), wijze van toetsen (eenzijdig of tweezijdig, gepaard of ongepaard) en de omgang met nonresponse, uitval en uitbijters. De vergelijkingen die daarvoor nodig zijn, hoeven echter niet opgenomen te worden. Het vermelden van de gebruikte statistische toetsing is in dat geval voldoende. Ook de vermelding van de gebruikte software zoals de verwerkingsprogramma’s Excel, SPSS, Sigma plot, etc kan waarschijnlijk achterwege blijven. De lezer wordt verondersteld te begrijpen wat de gebruikte statische methoden inhouden en op welke wijze deze uitgevoerd dan wel berekend kunnen worden.
De methode en resultaten worden in de verleden tijd beschreven. Voor de andere hoofd De methode en resultaten worden in de verleden tijd beschreven. Voor de andere hoofd stukken (dus de inleiding, achtergrond en beschouwing) wordt de tegenwoordige tijd gebruikt. stukken (dus de inleiding, achtergrond en beschouwing) wordt de tegenwoordige tijd gebruikt.
5.8 De resultaten De resultaten van het onderzoek worden objectief beschreven. In de meeste gevallen is dit een hoofdstuk waarin tekst, diagrammen en tabellen elkaar afwisselen. Wees erop alert dat de gegevens slechts eenmalig gepresenteerd worden. Wanneer een tabel wordt weergegeven is het dus niet de bedoeling dat elk getal ook in een diagram wordt vermeld. Hoewel het niet de bedoeling om bij de beschrijving van de resultaten gelijk conclusies te trekken, zijn trends en resultaten van statistische toetsing natuurlijk wel het vermelden waard. Overige resultaten kunnen eventueel in de bijlage worden opgenomen. Bij het weergeven van de resultaten wordt in de regel vaak gebruik gemaakt van gemiddelden en standaarddeviaties. Ga na in hoeverre de verkregen cijfers afgerond moeten worden, dit is voornamelijk afhankelijk van het meetniveau. Wanneer bijvoorbeeld op honderdsten (of zelfs duizendsten) wordt afgerond, kan dat een zekere schijnnauwkeurigheid geven.
21
Goed: Uit figuur 7 valt op te maken dat het merendeel van de respondenten enigszins bezorgd was over de persoonlijke gezondheid. Hoewel op het eerste oog vrouwen mogelijk meer bezorgd waren, is het met de gegevens echter niet mogelijk om een significant verschil tussen mannen en vrouwen aan te tonen. Fout: Uit figuur 7 valt op te maken dat het merendeel Figuur 3 Verdeling van de respondenten ten aanzien van de van de mensen enigszins bezorgd was over de bezorgdheid van de persoonlijke gezondheid persoonlijke gezondheid. Hieruit kan gecon cludeerd worden dat slechts een beperkt percen tage van de Nederlandse bevolking zeer tot uiterst bezorgd is over de persoonlijke gezond heid.
5.9 De discussie De discussie van een bachelorscriptie vormt de beschouwing van het onderzoek en wordt veelal gezien als het moeilijkste onderdeel van het verslag. In de discussie wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag, worden resultaten verklaard en in context van bestaande wetenschap geplaatst. De discussie heeft qua vorm veel weg van een betoog. De kern (en ook meteen de moeilijkheid) van de discussie zit in het redeneren van het resultaat naar de conclusie. Daarnaast worden de uitkomsten gespiegeld aan de resultaten van andere onderzoeken. In de discussie wordt dan ook veelvuldig naar andere bronnen verwezen. 1. Begin direct met het antwoord De discussie start met een herhaling van de vraag op de hoofdvraag Begin en doelstelling, gevolgd door een korte weergave 2. Onderbouw het antwoord met cruciale resultaten van de belangrijkste resultaten. Hier wordt dan ook gelijk antwoord gegeven op de vraagstelling. Geeft daarbij ook aan hoe aannemelijk dat antwoord is en gebruik hierbij de verkregen resultaten en/of literatuur. Bespreek ook de resultaten die het antwoord op de hoofdvraag niet ondersteunen en verklaar deze zo goed mogelijk. Ook eventuele discrepanties met andere studies worden beschreven en verklaard. Verdedig daar jouw antwoord en beargumenteer waarom andere studies niet tot dezelfde resultaten komen. Vermeld in dat geval ook voor en tegenargumenten.
Midden
Eind
3. Verklaar deze resultaten en vergelijk deze met andere studies 4. Bespreek de sterke en zwakke punten van het onderzoek of de gebruikte methode 5. Bespreek de implicaties voor de praktijk 6. Conclusie van het onderzoek
Figuur 8 Schematische weergave van de opbouw van de discussie7
Tijdens het interpreteren, worden de sterke en zwakke kanten van het onderzoek belicht. Dit heeft als doel om zo transparant en objectief mogelijk te blijven en niet te vervallen in misinterpretatie. Het is niet de bedoeling het eigen onderzoek te ondermijnen. Leg uit op welke manier getracht is om de invloed van methodologische tekortkomingen te beperken. Tot slot biedt de discussie de mogelijkheid om (praktische) aanbevelingen te doen. Deze aanbevelingen moeten echter wel worden gebaseerd op de resultaten van het eigen onderzoek. Het gaat dus om de generaliseerbaarheid van het onderzoek. Al met al is de discussie een complex geheel en wordt er veel van je gevraagd om dit tot een goed leesbaar onderdeel te maken.
22
De conclusie geeft uiteindelijk antwoord op de hoofdvraag en wordt altijd in de tegenwoordige tijd geformuleerd. In principe moet het antwoord op de hoofdvraag voortvloeien uit de beschreven resultaten. Uiteindelijk wordt aangegeven in hoeverre de doelstelling is behaald. Wanneer niet aan de doelstelling is voldaan, kunnen in de conclusie eventuele suggesties gedaan worden voor verder onderzoek.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de vraag en/of doelstellingstelling letterlijk (met Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de vraag en/of doelstellingstelling letterlijk (met behulp van opsommingstekens) in de conclusie wordt vermeld. behulp van opsommingstekens) in de conclusie wordt vermeld.
Soms worden discussie en conclusie als aparte paragrafen in het verslag opgenomen. Het is echter aan te raden om beide onderdelen samen te voegen waardoor deze gezamenlijk in één hoofdstuk worden besproken.
5.10 De bronvermelding en bijlagen De bronvermelding van een bachelorscriptie bevat uitsluitend de bronnen waar in de tekst naar verwezen wordt. Het is dus niet mogelijk om extra bronnen in de bronvermelding op te nemen. De lijst met geraadpleegde bronnen worden conform de criteria van het gebruikte verwijssysteem (APA, of Vancouverstijl) genoteerd (zie paragraaf 3.1 en 3.2). Alle bronnen worden in één lange lijst weergegeven. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen artikelen, boeken/ naslagwerken of onlinebronnen. Eventuele bijlagen worden na de bronvermelding in het verslag opgenomen. De bijlagen bevatten in de regel aanvullende informatie zoals een verklarende woordenlijst, lijst met gebruikte afkortingen. Daarnaast kan gedetailleerde informatie (tabellen en/of grafieken) opgenomen worden. Het is echter niet de bedoeling om alle ruwe data in de bijlagen op te nemen. Eventueel kan een CDROM aan het verslag worden toegevoegd, zodat het in de toekomst mogelijk is de gegevens te gebruiken voor een metaanalyse. Een goede selectie van wat wel en wat niet in de bijlage opgenomen kan worden is belangrijk. De bijlagen moeten functioneel zijn en iets extra's toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld grafieken in de doorlopende tekst zijn opgenomen, is het niet de bedoeling om tabellen met dezelfde gegevens in de bijlage op te nemen. Met andere woorden: de informatie wordt slechts eenmaal in het verslag gepresenteerd.
23
6
Wetenschappelijke poster
Posterpresentaties maken het je mogelijk om aan een groot publiek in korte tijd de essentie van je onderzoek toe te lichten. Daarbij is het van belang dat de poster de aandacht van het publiek trekt, snel de belangrijkste elementen van het onderzoek voor het voetlicht brengt en de kijker verleidt tot het beginnen van een conversatie of discussie.
6.1 Inhoud van de poster Een wetenschappelijke poster is een soort geïllustreerd abstract (zie ook paragraaf 5.3). De poster bevat dan ook doorgaans de volgende 4 onderdelen: • • • •
Inleiding Methode Resultaten Discussie (inclusief conclusie)
Bouw de poster helemaal Bouw de poster helemaal vanaf scratch. Neem dus vanaf scratch. Neem dus niet letterlijk tekst over van niet letterlijk tekst over van het verslag of de scriptie en het verslag of de scriptie en vertrek ook niet vanuit een vertrek ook niet vanuit een bestaande presentatie. bestaande presentatie.
De inleiding bevat doorgaans de aanleiding, een probleemanalyse en wordt indien nodig aangevuld met onderdelen uit de achtergrond. De inleiding eindigt tot slot met het doel van het onderzoek. Omdat de meeste ruimte gebruikt wordt voor het presenteren (met grafieken, tabellen etc.) van de resultaten, is het dus van belang dat je veel aandacht besteedt aan een zorgvuldige en concrete beschrijving van de methode. Maak bewust keuzes bij het samenstellen van de onderdelen met betrekking tot de resultaten en discussie. Alleen relevante informatie wordt daarbij gepresenteerd. Bij de presentatie van de resultaten is het raadzaam om grafieken en/of tabellen te gebruiken waarin de belangrijkste bevindingen in één oogopslag zichtbaar zijn (zie ook paragraaf 6.3). De discussie bevat naast een onderbouwingen en verklaring van de belangrijkste resultaten tevens implicaties voor de praktijk en eindigt altijd met de conclusie van het onderzoek.
Bij het samenstellen van de poster en de bijbehorende onderdelen is het verstandig om de Bij het samenstellen van de poster en de bijbehorende onderdelen is het verstandig om de volgende zaken in acht te nemen: volgende zaken in acht te nemen: – KISS (Keep It Short and Simple) en Less is More! – KISS (Keep It Short and Simple) en Less is More! – Vermijd afkortingen, acroniemen en het gebruikt van voetnoten – Vermijd afkortingen, acroniemen en het gebruikt van voetnoten – Gebruik niet meer dan 1000 woorden, de vuistregel luidt als volgt: – Gebruik niet meer dan 1000 woorden, de vuistregel luidt als volgt: – 20% tekst – 20% tekst – 40% grafisch (afbeeldingen, grafieken, tabellen etc.) – 40% grafisch (afbeeldingen, grafieken, tabellen etc.) – 40% witte ruimte – 40% witte ruimte
Probeer niet meer tekst op de poster op te nemen dan nodig of voor de toeschouwer te verwerken is. Je kunt immers jouw poster mondeling toelichten.
24
6.2 Lay-out van de poster Het formaat van de poster wordt veelal door de instelling/opleiding bepaald. In de meeste gevallen wordt het A1 formaat gehanteerd. Dit formaat is groot genoeg om de informatie overzichtelijk te presenteren, terwijl het geheel vanaf enkele meters nog steeds goed leesbaar is. Het betekent niet dat je op een grote poster (A0) meer informatie kwijt kunt dan op een kleine poster (A2). De afstand tot het publiek varieert in dat geval, waarbij het A0 formaat de afstand groot en het A2 formaat juist klein is. Het is belangrijk dat je veel aandacht besteedt aan de layout van de poster. Het is best moeilijk om een opvallende, goed leesbare en toch rustige poster te maken. Bij het samen stellen van de poster is het daarom verstandig om eerst een soort grove indeling (schets) van de poster te maken (zie bijlage 5). Denk daarbij goed na over de structuur waarin je de informatie wil weergeven. De titel van het onderzoek komt doorgaans bovenaan en in het midden van de poster. Het is belangrijk dat de titel ook op een afstand van 5 meter goed leesbaar is. Vervolgens worden achtereenvolgens de naam/namen van de onderzoeker(s), begeleiders en de naam van de opleiding en/of instelling waar het onderzoek is uitgevoerd vermeld. In de linkerbovenhoek van de poster wordt in principe het logo van de opleidingsinstelling (Hanzehogeschool) en/of de opdrachtgevende instelling te staan en in de rechterbovenhoek komt de naam plus emailadres van de contactpersoon te staan (vaak één van de onderzoekers). Vervolgens wordt de poster in vier secties (inleiding, methode, resultaten en discussie) verdeeld. Vergeet daarbij ook niet om onderaan de poster ruimte over te houden voor een (beperkte) bronvermelding (zie paragraaf 6.4). Laat tevens voldoende “witte” ruimte tussen de onderdelen (zie ook paragraaf 6.1) zodat de poster overzichtelijk blijft.
Gebruik voor de titel, subtitel en de doorlopende tekst een eenvoudig en bij voorkeur schreefloos lettertype zoals Arial of Calibri. Het gebruik van lettertypen als Times New Roman en Garamond wordt afgeraden. Afhankelijk van het gekozen lettertype kan het wenselijk zijn om (delen van) de tekst vet te drukken, waardoor de leesbaarheid (en dan met name op grotere afstand) wordt verhoogd.
Diverse instellingen eisen Diverse instellingen eisen dat de poster aan een spe dat de poster aan een spe cifiek format voldoet. Het is cifiek format voldoet. Het is dan ook aan te bevelen om dan ook aan te bevelen om de bijbehorende sjablonen te de bijbehorende sjablonen te gebruiken. gebruiken.
Gebruik je visuele creativiteit, maar overdrijf niet! Het gebruik van kleur kan helpen bij het verbeteren van de structuur van de poster. Houd het aantal kleuren echter beperkt en probeer kleuren te gebruiken die goed bij elkaar passen. Dynamische overgangen en speciale effecten voor de tekst zien er op het computerscherm dan misschien mooi uit, toch maken ze de poster vaak onoverzichtelijk en dus minder aantrekkelijk.
Kies qua kleurgebruik vooral voor een groot contrast tussen achtergrond en tekst. Gebruik Kies qua kleurgebruik vooral voor een groot contrast tussen achtergrond en tekst. Gebruik daarom bij een donkere achtergrond een lichte (witte) tekstkleur en visa versa. daarom bij een donkere achtergrond een lichte (witte) tekstkleur en visa versa.
6.3 Figuren, tabellen en diagrammen Wanneer je gebruik maakt van afbeeldingen en diagrammen, zorg er dan voor dat deze van goede kwaliteit zijn. Houd er dus rekening mee dat de gebruikte figuren ook op een groot formaat nog van voldoende kwaliteit zijn. Uiteraard hebben ook bij de poster figuren en diagrammen een onderschrift en tabellen een bovenschrift. Bij gebruik van meerdere figuren/diagrammen of tabellen, is het raadzaam deze te nummeren (zie ook paragraaf 2.5).
25
Net als in het verslag dient ook bij de poster de informatie slechts eenmaal grafische gepresenteerd te worden. Dit doe je dus door middel van een tabel òf diagram. Wanneer je slechts een beperkt aantal gegevens wilt presenteren, kun je het beste een tabel gebruiken. Vergeet in dan niet de kolommen te labelen. Heb je veel datapunten, maak dan gebruik van een diagram. Zorg in dat geval voor een correcte legenda.
6.4 Bronvermelding Net als bij de verslaglegging is het van belang om een correcte verwijzing en vermelding van de bronnen te hanteren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om alle gebruikte bronnen te vermelden. Maak een selectie van de bronnen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd bij het opstellen van de inleiding, methode en discussie. Vaak kom je dan uit op zo’n 5 tot 10 bronnen. Gebruik bij het verwijzen en vermelden bij voorkeur de Vancouverstijl.
26
Nawoord Het schrijven van een goed en overzichtelijk verslag is niet eenvoudig. Deze schrijfwijzer biedt volgens ons voldoende handvatten om een professioneel rapport te schrijven. In sommige situaties is het wellicht wenselijk om af te wijken van de opgestelde richtlijnen. Als auteur van een verslag ben je natuurlijk altijd zelf verantwoordelijk voor het eindproduct. Bepaalde onderwerpen zijn bewust niet in deze schrijfwijzer opgenomen. Bijvoorbeeld het aantal woorden of pagina's waaruit een projectverslag of bachelorscriptie mag bestaan. In de meeste gevallen bepaalt de opdracht of de docent namelijk dit criterium en is het niet aan de auteurs van deze schrijfwijzer om dat te bepalen. Omdat bij de bronverantwoording in de medischwetenschappelijke literatuur voornamelijk de APA of Vancouverstijl wordt gebruikt, zijn andere verwijssystemen niet nader toegelicht. Mocht je meer willen weten over het schijven van verslagen, dan kunnen de boeken van Braas et al. en Hogeweg wellicht uitkomst bieden.4,5 Kijk tot slot eens op de website van de Katholieke Universiteit van Leuven. Hier vind je veel praktische informatie over het maken van een wetenschappelijke poster.6 Hoewel we streven naar perfectie, is niets menselijker dan fouten maken. Mochten fouten in deze schrijfwijzer aan het licht komen, dan wordt melding daarvan zeer op prijs gesteld. Opmerkingen en suggesties voor verbetering kunnen dan ook aan Peter Lesterhuis (
[email protected]) worden gemaild.
27
Bronvermelding 1. Verwijsstysteem APA. Website van de Rijksuniversiteit Groningen. Beschikbaar via: http://www.rug.nl/education/otherstudyopportunities/hcv/schriftelijkevaardigheden/voor studenten/bronnenliteratuur/verwijssysteemapa. Geraadpleegd 2014 oktober 27. 2. Verwijssysteem Vancouver. Website van de Rijksuniversiteit Groningen. Beschikbaar via: http://www.rug.nl/education/otherstudyopportunities/hcv/schriftelijkevaardigheden/voor studenten/bronnenliteratuur/verwijssysteemvancouver. Geraadpleegd 2014 oktober 27. 3. Studentenstatuut. Website van de Hanzehogeschool Groningen. Beschikbaar via: http://145.33.5.235/home/Studie+kiezen/Alles+rondom+de+studie/Studie informatie/Studentenstatuut/. Geraadpleegd 2014 oktober 27. 4. Braas C, Couwelaar R van, Kat J. Rapporteren. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff; 2006. p. 169 5. Hogeweg R. Een goed rapport. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff; 2004. p. 74.. 6. Wetenschappelijke posters. Website van de KU Leuven. Beschikbaar via: https://admin.kuleuven.be/icts/onderzoek/wetpub. Geraadpleegd 2014 oktober 27.
28
Bijlage 1
Checklist opmaak
Lettertype en lettergrootte Regelafstand, uitlijning en alinea's
De regelafstand van de doorlopende tekst is 1,2 keer de lettergrootte. De afstand tussen de alinea's is 6 punten (0,2 cm). De afstand boven de koppen (hoofdstukken en paragrafen) is 12 punten. (0,4 cm) en onder de koppen 6 punten (0,2 cm). De tekst is eenduidig uitgelijnd. Alinea's bestaan uit twee of meer zinnen en meer dan drie regels. Het aantal alinea's per hoofdstuk/paragraaf blijft beperkt. De nummering van hoofdstukken, paragrafen en pagina's is decimaal. De hoofdstukken en pagina's worden vanaf de inleiding genummerd. De paginanummers bevinden zich aan de rechterzijde (of buitenzijde bij dubbelzijdige afdruk) in de voettekst van de pagina. Eventuele bijlagen zijn apart genummerd. Hoofdstukken beginnen bovenaan een nieuwe pagina. De nummering van figuren en tabellen loopt door in het hele verslag. Figuren en tabellen hebben een eigen nummering. Alle figuren zijn van een onderschrift voorzien. Alle tabellen zijn van een bovenschrift voorzien. Figuren of tabellen die afkomstig zijn van andere auteurs zijn voorzien van een correcte bronvermelding. Alle gebruikte figuren en tabellen zijn van goede kwaliteit.
Taalgebruik, zinsbouw Opsommings en het gebruik van tekens afkortingen
Het lettertype is professioneel (Times New Roman, Arial of Calibri) en overal in het document wordt hetzelfde lettertype gebruikt. De lettergrootte van de hoofdstukken is 16 punten (+ vetgedrukt). De lettergrootte van de paragrafen is 14 punten (+ vetgedrukt en cursief). De lettergrootte van de doorlopende tekst en boven (bij tabellen) en onderschriften (bij figuren) is bij gebruik van Arial of Calibri maximaal 11 punten en bij Times New Romen maximaal 12 punten.
Hoofdstuk, paragraaf en paginanummering
De pagina's hebben de juiste marges. 2 cm aan de boven en onderzijde. 2,5 aan beide zijden of 3 cm aan de binnenzijde en 2 cm aan de buitenzijde.
Figuren, tabellen en diagrammen
Marges
Onderwerp
Het aantal opsommingen blijft beperkt (of is afwezig). Alle aanwezige opsommingen hebben dezelfde vormgeving (teken/ inspringing etc.).
Het verslag is geschreven in correct Nederlands en bevat geen spreektaal. Het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden blijft beperkt. Het verslag is taalkundig gevarieerd (zinsbouw en woordkeuze). Het verslag bevat geen of nauwelijks afkortingen. Correct gebruik van acroniemen (vanaf de inleiding).
29
Bijlage 2
Checklist bronvermelding
Onderwerp
Plagiaat
Citeren, parafraseren en verwijzen
Bronverantwoording Bronverantwoording volgens de volgens de Vancouverstijl APAstijl
Alle bronnen die in de bronvermelding opgenomen zijn, hebben een verwijzing in de tekst.
De opmaak van de bronverantwoording volgens de APAstijl is consequent doorgevoerd. De gebruikte bronnen zijn in alfabetische volgorde van de eerste auteur opgenomen in de bronvermelding. In de bronvermelding zijn alle gebruikte bronnen opgenomen en correct weergegeven.
De opmaak van de bronverantwoording volgens de Vancouverstijl is eenduidig (superschrift of tussen haakjes). De gebruikte bronnen zijn (op volgorde waarin deze voor het eerst in de tekst worden vermeld) genummerd. In de bronvermelding zijn alle gebruikte bronnen opgenomen en correct weergegeven. Het aantal citaten blijft beperkt (minder dan 5% van de tekst is geciteerd). Citaten zijn op de juiste wijze weergegeven (tussen aanhalingstekens of als apart tekstblok) en van een correcte bronverwijzing voorzien. Parafrasen zijn van een correcte bronverwijzing voorzien. Informatie van wetenschappelijke bronnen wordt in de tekst voorzien van een correcte bronverwijzing. Het verslag bevat op geen enkele wijze plagiaat.
30
Bijlage 3
Checklist onderdelen van een projectverslag
Conclusie
De kern van het verslag
Inleiding
Inhoudsopgave Samenvatting
Omslag en titelpagina
Onderwerp
De omslag is aantrekkelijk en verzorgd. De omslag bevat een titel en de naam/namen van de auteur(s). De omslag bevat een geschikte illustratie. De titelpagina bevat een titel, eventuele subtitel, naam/namen van de auteur(s), plaats van uitgave, maand en jaar van voltooiing en naam van de uitgevende instantie. De samenvatting is een goede weerspiegeling van de inhoud van het verslag. De samenvatting is een goed aaneengesloten geheel en is ook zonder de inhoud van het verslag te begrijpen. De omvang van de samenvatting is niet groter dan één pagina.
De inhoudsopgave blijft beperkt tot één pagina. De inhoudsopgave is overzichtelijkheid, heeft een logische indeling.
De inleiding is kort en bondig. De inleiding bevat een aanleiding. De inleiding bevat een vraagstelling (hoofd en deelvragen). De inleiding bevat een (korte) introductie per hoofdstuk. Alle hoofdstukken en paragrafen hebben een logische opbouw (inleiding, kern en slot). De hoofdstukken hebben een logische relatie tot elkaar. De volgorde waarin de inhoud van het verslag aan de orde komt is logisch (chronologisch).
De conclusie bevat de belangrijkste bevindingen van het verslag. De vraagstelling wordt beantwoord.
31
Bijlage 4
Checklist onderdelen van een bachelorscriptie
De omslag is aantrekkelijk en verzorgd. De omslag bevat een titel en de naam/namen van de auteur(s). De omslag bevat een geschikte illustratie. De titelpagina bevat een titel, eventuele subtitel, naam/namen van de auteur(s), plaats van uitgave, maand en jaar van voltooiing en naam van de uitgevende instantie. De samenvatting bestaat uit de aanleiding, vraagstelling, doelstelling, methode (inclusief opzet), belangrijkste resultaten en voornaamste conclusie(s). De samenvatting is een goed aaneengesloten geheel. De samenvatting is zonder de inhoud van het verslag goed te begrijpen. De inhoudsopgave blijft beperkt tot één à anderhalve pagina. De inhoudsopgave is opgesteld volgens de IMRDstructuur. Het aantal paragrafen en subparagrafen blijft beperkt (het aantal hoofdstukken + paragrafen overschrijdt het aantal pagina's van het verslag niet). De inleiding blijft beperkt tot één pagina. De inleiding bevat een aanleiding, probleemanalyse, vraagstelling en doelstelling. Elke alinea begint met de belangrijkste boodschap, zodat men door enkel de eerste zinnen van de alinea’s te lezen, toch begrijpt waar het onderzoek over gaat.
Methode
Alle onderdelen van de methode zijn in de verleden tijd beschreven. De onderzoeksopzet (onderzoeksdesign) wordt beschreven. De doelgroep (inclusief inclusie en exclusiecriteria) wordt beschreven. De materialen en methoden zijn uitvoerig beschreven en bevatten geen lacunes. De wijze waarop de verkregen gegevens zijn geanalyseerd, wordt beschreven.
Resultaten
De achtergrond bevat uitsluitend relevante informatie en draagt bij aan de onderbouwing van de methodologie.
Alle onderdelen van de resultaten zijn in de verleden tijd beschreven. De resultaten worden objectief beschreven. Bij de presentatie is gebruik gemaakt van tabellen en/of diagrammen.
Discussie
Achter grond
Inleiding
Inhoudsopgave Samenvatting
Omslag en titelpagina
Onderwerp
Vraag en doelstelling worden vermeld. De belangrijkste resultaten worden vermeld. Sterke en/of zwakke punten worden benoemd (discussie). Onderzoeksresultaten worden in de context van wetenschappelijke literatuur geplaatst. Eventuele aanbevelingen ten aanzien van de praktijk worden gedaan. De conclusie geeft antwoord op de vraagstelling en is gebaseerd op de eigen resultaten. Eventuele suggesties voor vervolgonderzoek worden gedaan.
32
Bijlage 5
Voorbeeld lay-out van een wetenschappelijke poster Contactpersoon en e-mail adres
Titel van het onderzoek Subtitel van het onderzoek Naam/namen van de onderzoeker(s) Onderzoeksbegeleider(s): Naam/namen onderzoeksbegeleiders Naam opleiding en instelling waar het onderzoek is uitgevoerd
Inleiding
Methode
Grafiek
Discussie
Resultaten
Literatuur
33
Contactpersoon en e-mail adres
Titel van het onderzoek Subtitel van het onderzoek Naam/namen van de onderzoeker(s) Onderzoeksbegeleider(s): Naam/namen onderzoeksbegeleiders Naam opleiding en instelling waar het onderzoek is uitgevoerd
Discussie
Inleiding
Methode
Grafiek
Resultaten
Tabel
Literatuur
34