360 °
Onderwijs 2032 brengt brede discussie op gang
SCHOOL VAN DE TOEKO BEGINT VANDAAG Hoe sorteren scholen voor op het curriculum van de toekomst zoals voorgesteld door het Platform Onderwijs 2032? Is er ook aandacht voor het ‘hoe’, voor maatwerk en gepersonaliseerd leren? Welke rol spelen docenten in de ontwikkeling van een nieuw curriculum? Een artikel over het onderwijs van morgen waarvan de contouren zich vandaag al laten zien. Tekst: Carolien Nout / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Het onderwijs moet helemaal op de schop”, stelt Paul van Meenen, lid van de Tweede Kamer voor D66. “Alleen vernieuwing van het curriculum is niet genoeg; de ideeën hierover rusten op het bestaande onderwijs bestel. En dat bestel is failliet.” In het debat dat de PO-Raad en de VO-raad onlangs in Nieuwspoort organiseerden, mocht een standpunt best scherp worden neergezet. Want is er wel genoeg ruimte en flexibiliteit in het systeem om het onderwijs van de toekomst voor elkaar te krijgen? Het vertrekpunt was het onlangs uitgebrachte conceptadvies van het Platform Onderwijs 2032, over de vraag wat leerlingen in 2032 moeten kennen en kunnen als ze van school gaan. Het resulteerde in een levendige discussie met politici en met betrokkenen uit het onderwijs, met name over de vraag wat er allemaal moet veranderen in het onderwijssysteem. Onmisbaar
Het Platform, voorgezeten door Paul Schnabel, brengt begin volgend jaar een definitief advies uit over het onderwijs van de toekomst. Eerst wil het echter de hoofdlijnen met zo veel mogelijk mensen uit het onderwijs bespreken. Die hoofdlijnen zijn dat er in het onderwijs meer aandacht moet komen voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en hun voorbereiding op deelname aan de maatschappij (burgerschap). Inspelen op de nieuwsgierigheid van leerlingen en talentontwikkeling zijn daarvoor belang
24
VO-magazine 3 / December 2015
rijk. Verder moeten leerlingen een beperkte kern van kennis en vaardigheden aangereikt krijgen. Taal en rekenen blijven onverminderd belangrijk. Digitale en sociale vaardigheden zijn ook onmisbaar in de komende tijd, aldus het Platform, dat tevens voorstelt om meer vakoverstijgend onderwijs aan te bieden. Dit moet een einde maken aan de versnippering van vakken en het overladen programma. Verder moeten leerlingen de mogelijkheid krijgen hun basiskennis verder te verdiepen en te verbreden naar eigen capaciteit, interesse en perspectief. Het Platform stelt voor drie domeinen in het onderwijs te onderscheiden: Natuur & Technologie, Mens & Maatschappij, en Taal & Cultuur. Samenspel
Visie, doelen, materiaal, toetsing: in een onderwijs programma hangt alles met elkaar samen, vindt Luc Sluijsmans, die als leerplanontwikkelaar bij SLO ook betrokken is bij het Platform Onderwijs 2032. “Bij het vernieuwen van het onderwijscurriculum gaat het om een samenspel op verschillende niveaus: de sturing van de overheid die bepaalt waarom en wat belangrijk is op (inter)nationaal niveau; de scholen, die lokale en regionale keuzes maken; en de leraar, die vanuit zijn vakgebied in overleg met collega’s het leerplan ontwerpt.”
‘Het betrekken van de wereld buiten de school is meer dan ooit nodig’
OMST
‘Niet iedere docent hoeft een curriculumontwerper te zijn, maar je moet wel iemand in je team hebben die dat kan’
Nederlandse leraren en schoolleiders vragen om heldere kaders en een gedeelde visie op het ‘waartoe’ van het onderwijs en leren. Dat bleek uit de Curriculumspiegel 2015, die SLO begin dit jaar presenteerde. Nu het Platform Onderwijs 2032 een schets op tafel heeft gelegd, is het interessant om te zien hoe scholen daarmee verder kunnen. Sluijsmans wijst op het collectieve leerplangesprek dat zo belangrijk is om samen een curriculum te ontwikkelen. “Bouwen aan een cultuur waarin die systematische discussie creatief in de school gevoerd kan worden, is een vereiste. Schoolleiders moeten dat faciliteren en aanjagen. Het is belangrijk om duidelijke, samenhangende keuzes te maken. Een evenwichtig curriculum bevat ook eigen accenten van de school. Vanuit de visie op leren kijk je eerst naar doelen, dan naar de wijze van beoordelen en vervolgens naar andere curriculumaspecten zoals het materiaal dat je gebruikt en de leeractiviteiten die je onderneemt. De rol van de leraar in dat gesprek is essentieel. Nu hoeft niet iedere docent een curriculumontwerper te zijn, maar je moet wel iemand in je team hebben die dat kan, iemand die de juiste vragen stelt.” De leerplanontwikkelaar geeft regelmatig workshops over curriculumontwerp. Het verbaast hem wel eens hoeveel misverstanden er zijn over wat moet en mag in het onderwijsprogramma waarin scholen en docenten eigenlijk veel vrijheid
VO-magazine 3 / December 2015
25
SLO: CURRICULUM VAN DE TOEKOMST Wat is de moeite waard om te leren? Met die vraag opent de themawebsite van SLO, www.curriculumvandetoekomst.slo.nl. De Curriculumspiegel helpt om het gesprek over het leerplan op gang te helpen. Ook is er een overzicht te vinden van ontwikkeling van het curriculum in andere Europese landen. Doorlopende leerlijnen van primair onderwijs tot eind voortgezet onderwijs, tips voor samenhang en leermiddelen zijn te vinden op www.leerplaninbeeld.slo.nl.
hebben - en hoe weinig leraren weten van elkaars programma en uitvoering. “Aan de ene kant willen docenten vrijheid, aan de andere kant willen ze houvast. Onder andere uitgeverijen spelen daarop in met uit gebreide lesmethodes. Het begint echter altijd met de vraag: wat wil je jouw leerlingen leren en wat heb je ervoor nodig?” Sluijsmans vindt de brede landelijke discussie over het curriculum van de toekomst uniek en bijzonder waarde vol. “Het onderwijs is een van de weinige plekken waar kinderen met kennis en onderwerpen in aanraking komen die voor velen niet vanzelfsprekend zijn. Juist op school kun je verborgen talenten aanwakkeren. Ik hoop dat scholen bij alle ontwikkelingen niet vergeten het perspectief van de leerling te betrekken. Bij de start van mijn teamleiderschap in de bovenbouw, liep ik eerst een paar dagen mee ‘als leerling’ om te ervaren hoe het is om alle vakken te volgen in het voortgezet onderwijs. Ik was bekaf! Ik ervaarde naast de bevlogenheid van collega’s ook de onduidelijkheid die je als leerling kan tegen komen: wat wil die leraar nou van mij? Hoe komt een cijfer tot stand? Wat is de relatie met een ander vak? Het gaat om de samenhang tussen al die onderwerpen, die is er vaak niet.” Curriculumwerkers
Het professionele gesprek voeren op school en de docent een belangrijke rol geven zijn dus essentieel voor het onderwijs van de toekomst. Maar hoe denken de docenten daarover; willen zij dat eigenlijk wel? Een groep leraren hield hierover een peiling onder leraren en schreef het manifest ‘In het curriculum toont zich de meester!’, gericht aan het Platform Onderwijs 2032. Zij willen een dynamisch curriculummodel dat op alle niveaus, in verschillende opleidingen en schoolsoorten kan worden geïmplementeerd. Daarnaast vinden ze
26
VO-magazine 3 / December 2015
dat leraren een centrale rol dienen te hebben bij de curriculumontwikkeling, op school en landelijk. Een van de auteurs van het manifest is Alderik Visser, docent geschiedenis op het Thorbecke VO in Rotterdam. Op zijn weblog noemt hij docenten curriculumwerkers die centraal moeten staan in het onderwijs van de toekomst: “(…) Zij moeten met hun collega’s kennis en ervaringen kunnen uitwisselen via horizontale netwerken (peer review, professionele leergemeenschappen). Dit kan zowel fysiek, via bijeenkomsten binnen de eigen zuil, regio of vakgebied worden georganiseerd alsook virtueel, via digitale platforms en virtual learning communities. Dat zal veel vragen van de betrokken docent-curriculum ontwerpers, zeker, maar die krijgen daar ook wat voor terug: ‘eigenaarschap’ en zo mogelijk ook andere vormen van professionele ontwikkeling, een nieuw carrièreperspectief.” Buiten de school
Ab van der Touw, lid van het Platform Onderwijs 2032 en CEO van Siemens, stelt dat scholen meer vrije ruimte moeten krijgen. “Meer doen aan minder verplichte vakken is één. En twee: het benutten van vrije ruimte, zo’n 30 à 40 procent van de onderwijstijd, waarin docenten samen, vakoverstijgend, nieuwe dingen kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat je regionale verschillen krijgt tussen scholen en dat ook moet accepteren. Belangrijk is verder dat leerlingen niet alleen op school leren. Het betrekken van de wereld buiten de school is meer dan ooit nodig: ouders, bedrijven, non-profitorganisaties en andere onderwijsinstellingen dragen bij aan de ontwikkeling van leerlingen en aan hun voorbereiding als op de maatschappij.” Dat is koren op de molen van Judit Weekenborg, rector van de Scholengemeenschap Lelystad (SGL). “Ik vind het essentieel dat de gemeenschap waar je
360 °
als school deel van uitmaakt, ook verantwoordelijk is voor het onderwijs. Wij betrekken alle partners in de buurt: sportclubs, de gemeente, cultuurinstellingen en bedrijven. Onderwijs is niet alleen een taak van de school. We zitten niet op een eiland, maar zijn maatschappelijk verbonden. Leerlingen kunnen leren en ervaring opdoen buiten de school en dat is niet vrijblijvend.”
om te werken met een kernteam van docenten waar je tijdelijk mensen van buiten aan toevoegt, als een flexibele schil. Dan maak je gemakkelijker die verbinding met nieuwe kennis en ontwikkelingen in de buitenwereld.” Gepersonaliseerd leren
Verandering van het hele onderwijsbestel of niet: scholen zijn in de praktijk al volop bezig met de toekomst. De VO2020-tour van begin 2014 leverde ambities op waar Kernteam de sector de komende jaren aan werkt om het onderwijs SGL werkt samen met Scholengemeenschap De Riet toekomstbestendig te maken. Ze zijn uitgewerkt in het landen en ISG Arcus aan een nieuw schoolconcept. sectorakkoord voor de komende jaren. Scholen ontwik De scholen, die onder hetzelfde bestuur vallen (SVOL), kelen zich in de richting die het advies van het Platform ontwikkelen samen nieuwe clusters voor vmbo en havo/ ook aangeeft: verbinding met de omgeving, eigentijds vwo die in 2018 van start zullen gaan. Er wordt veel onderwijs in een professionele lerende organisatie, een gesleuteld aan het onderwijsconcept. Weekenborg, brede vorming en maatwerk. De contouren van het verantwoordelijk voor het vmbo-cluster, is alvast blij met onderwijs van de toekomst tekenen zich af op tal van de nieuwe vmbo-profielen die zoveel meer ruimte geven. scholen die aan deze onderwerpen werken. Alleen, in Voor het vmbo wil de school de verplichte vakken Leerlabs of samen. afsluiten in het derde leerjaar en in het vierde jaar een gezamenlijk programma met het mbo opzetten. “Het ‘Docenten maken natuurlijk hele programma, van de brugklas tot en met het mbo, altijd een planning, maar nu wordt in kleine stapjes opgebouwd. Alle leerlingen denken ze meer in leerdoelen’ hebben halfjaarlijkse gesprekken waarna zij keuzes kunnen maken. Zo krijgen ze steeds beter zicht op waar ze goed in zijn en wat ze willen leren.” Neem de Vlaardingse Openbare Scholengroep (VOS). Ook het Technasium is zo’n plek waar leerlingen op De school maakt deel uit van Zo.Leer.Ik!, een een andere manier aan kennis en vaardigheden werken. samenwerkingsverband van twaalf scholen die de Havo- en vwo-leerlingen van de SGL werken in blokken mogelijkheden van het Zweedse Kunskapsskolan-model van zeven weken ongeveer zes uur per week aan een voor Nederlandse scholen onderzoeken. Zo.Leer.Ik! realistische opdracht van een echte opdrachtgever. werkt aan talent en biedt onderwijs waarmee elke Weekenborg is blij met de ideeën van het Platform leerling het beste uit zichzelf haalt. Hoge leeropbrengsten, omdat ze richting geven. “Scholen moeten geholpen het efficiënt benutten van onderwijstijd en uitgaan van worden hun systemen te veranderen, door te laten zien het talent van leerlingen zijn de kernbegrippen. hoe het ook zou kunnen. Onze manier van werken, Bètadocenten van de VOS maakten voor de bovenbouw met vaste uren, vakken, lokalen en docenten moet van havo/vwo gepersonaliseerd leren mogelijk. Zij veranderen. Ik zie in de toekomst graag mogelijkheden hebben samen leerdoelenprofielen gemaakt waaraan
VO-magazine 3 / December 2015
27
360 °
‘Wat ik heel jammer vind, is dat het maatwerkdiploma nog niet mogelijk is’
leerlingen onder andere werken in keuzewerkuren. Leerlingen tekenen daarop in en werken individueel of groepsgewijs. Esther Slaa, afdelingsleider havo/vwo: “Het is volop in ontwikkeling. Voordeel is dat leerlingen de doelen waaraan ze werken precies voor ogen hebben en kunnen laten afvinken als ze gehaald zijn. Ze weten dus hoe ver ze zijn. We doen dat nog een beetje ouderwets op papier, maar gaan dat later zeker digitaal doen. Ons digitale systeem is daar nu niet op berekend.” De school wil deze werkwijze - na een testperiode volgend jaar uitbreiden naar de onderbouw en ook andere vakgebieden, zoals de talen, gepersonaliseerd aanbieden via een leerportaal waarin de leerdoelprofielen zijn verwerkt. Het is een andere manier van denken, merkt Slaa. “Docenten maken natuurlijk altijd een planning van wat ze in een leerjaar willen behandelen, maar nu denken ze meer in leerdoelen. Ze ontwikkelen een goed curriculumbewustzijn. Deze manier van werken heeft de openheid onder docenten vergroot, er is meer kennisdeling. Elke dag is er een half uur docentenoverleg, waarin ze informatie over leerlingen uitwisselen en kijken of iedere leerling wel met zijn vragen terecht kan.” Slaa zorgt als afdelingsleider dat de praktische, organi satorische kant goed is geregeld, zodat docenten daar geen tijd aan kwijt zijn. Het inroosteren van de keuzewerkuren is wel eens lastig, vindt zij. “Soms kiezen leerlingen voor een docent bij wie ze willen werken, niet vanwege de vakinhoud, maar omdat ze hem aardig vinden of omdat er een rustige werksfeer is. Ik merk hoe belangrijk de persoonlijke contacten tussen leerling en leraar zijn: als je elkaar niet meer op vaste momenten treft, is het moeilijker een persoonlijke relatie op te bouwen. Wat ik heel jammer vind, is dat het maat werkdiploma nog niet mogelijk is. Juist als je leerlingen
op verschillende niveaus laat werken is het mooi om dat in hun diploma terug te zien.” Toetsing in balans
Het Platform Onderwijs 2032 wil tot slot de huidige nadruk op het overdragen van kennis meer in balans brengen met de twee andere hoofddoelen van onderwijs: persoonlijke ontwikkeling en voorbereiding op deelname aan de maatschappij. Bij die andere balans past volgens het Platform een eigentijdse manier van toetsen en examineren. Het Platform vindt dat vormen van centrale examinering van belang blijven, zodat leerlingen voldoen aan de eisen voor vervolgonderwijs. Maar sommige vaardigheden zijn alleen ‘merkbaar’ en niet meetbaar. Bijvoorbeeld in de ervaringen die leerlingen hebben opgedaan, de verantwoordelijkheid die ze hebben laten zien en het zelfvertrouwen dat ze hebben ontwikkeld. Het is belangrijk zulke kwaliteiten op maat te beoor delen en waarderen. Het toezicht op onderwijs kan de aandacht daarvoor stimuleren, aldus het Platform. Het gesprek over wat leerlingen moeten leren moet steeds weer worden gevoerd; de eisen die aan het onderwijs worden gesteld blijven immers veranderen. Hoe onze maatschappij er precies uitziet in 2032 kan niemand zeggen. Hoe dan ook zal elk onderwijssysteem zo flexibel moeten zijn om ook de uitdagingen die we nog niet kennen, aan te gaan. Met alle ‘checks and balances’ die daarbij horen. Daarover waren de politici bij het debat in Nieuwspoort het uiteindelijk van harte met elkaar eens. De weblog van Alderik Visser leest u op alderikvisser.blogspot.nl.
VO-magazine 3 / December 2015
29