Schadevergoeding wegens toepassing van dwangmiddelen Prof
nir M. Wludirniroft*
1.
Inleiding
Bij de vervolging van strafbare feiten kunnen door de overheid fouten worden gemaakt waardoor schade ontstaat. In geval van een onrechtmatige overheidsdaad heeft een benadeelde van oudsher de mogelijkheid schade op grond van artikel 1382 van het Arubaanse Burgerlijk Wetboek vergoed te krijgen en kan er een vordering worden ingesteld bij de burgerlijke rechter. Naast een civiele actie heeft de wetgever in 1955 in de artikelen 126a-126e van het Arubaanse Wetboek van Strafvordering’ voor een gewezen beklaagde de beperkte mogelijkheid geopend ook bij rechtmatige toepassing van voorlopige bewaring aan de strafrechter vergoeding van schade te vragen. Het nieuwe Arubaanse Wetboek van Strafvordering voorziet thans in de artikelen 1781 82 uitdrukkelijk in een hij de strafrechter te verwezenlijken recht op schadevergoeding bij onrechtmatige toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel, terwijl de oude regeling voor vergoeding van schade als gevolg van rechtmatige verzekerde bewaring aanmerkelijk is verruimd. In deze bijdrage wordt tegen de achtergrond van cle grondslag van schadevergoeding in strafzaken nagegaan hoe de nieuwe regeling er uitziet en in welk opzicht zij afwijkt van de
oLide.
Onrechtmatig overheidshandelen
2.
Het behoeft geen betoog dat een overheid die onrechtmatig handelt, gehouden is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Deze gehoudenheid heeft zich sinds de
uw M. Wladimiroff is stiafrechtaclvoeaat bij advocatenkantoor Spong & Wladimirolf te s—Gravenhage. oude regeling stemde min of meer overeen net (Iie welke sinds 1 92( in ederIand geldt: artikelen $9—)3 Sv. In (leze bijdrage wordt op grond van het coneordantieheg isel aangenomen dat de Nederlandse Prof.
De
jurisprudentie ook relevant is voor de Arubaanse slrafordering.
PROF. MR
M.
WLADIMIRoFF
jaren twintig 2 ontwikkeld tot nagenoeg een risicoaansprakelijkheid. Van de overheid mag worden verwacht dat zij zorgvuldig te werk gaat. zodat zij op risico van aanspra kelijkheid er maar voor heeft in te staan dat een en ander op rechtmatige wijze ge schiedt. In het algemeen wordt deze aansprakelijkheid als juist aanvaard, omdat de gevolgen van een overheidsdaad in strijd met het recht niet voor rekening en risico van de benadeelde burger behoren te blijven. Een benadeelde kan in dat geval op grond van artikel 1382 BW de overheid aansprakelijk stellen en zo nodig een vordering tot schadevergoeding instellen hij de burgerlijke rechter. Indien de onrechtmatige overheidsdaad betrekking heeft op de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, rijst de vraag of een benadeelde in plaats van een vordering hij de burgerlijke rechter ook op grond van een strafvorderlijke voorziening bij cle strafrechter een verzoek tot schadevergoeding kan indienen. Ofschoon de wet dat niet met zoveel woorden aangaf, neem ik aan 4 dat de regeling van de artikelen 1 26a126e van het oude Arubaanse Wetboek van Strafvordering voorzag in de mogelijkheid aan de strafrechter schadevergoeding te vragen zowel in geval van onrechtmatige als van rechtmatige overheidsdaad, zij het beperkt tot de gevolgen van de toepassing van verzekerde bewaring. Waar hij wege van interpretatie gesteld kan worden dat de oude wet voorzag in een beperkte regeling van schadevergoeding voor onrechtmatig overheidshandelen, voorziet artikel 178 van het nieuwe Arubaanse Wetboek van Strafrecht in ieder geval uitdrukke lijk in een recht op schadevergoeding bij de onrechtmatige toepassing van een dwangmiddel. Opmerkelijk is nu dat onder het nieuwe regime deze strafvorderlijke grondslag, een vordering wegens schadevergoeding uit onrechtmatige toepassing van dwangmiclde len bij de burgerlijke rechter uitsluit . De huidige stand van zaken op Aruba is rnitsdien 5 dat de grondslag voor schadevergoeding wegens onrechtmatige toepassing van dwangmiddelen thans niet meer gevonden kan worden in artikel 1382 BW doch uitsluitend in artikel 178 Sv. Het verschil in grondslag maakt wel uit voor de beoordeling van de gevraagde vergoe ding. De strafrechter toetst het strafvorderlijk overheidsoptreden op prospectieve wijze: de onrechtmatigheid moet beoordeeld worden aan de hand van de gegevens die be schikbaar waren toen de overheid handelde en de destijds bestaande mogelijkheden. De 2. IIR 20 november 1924, NJ 1924, p. 89. 3. Vgl. HR 26 januari 1990. NJ 1990. 794. m.nt. CJI-IB. 4. Voor deze opvatting is steun te vinden in [IR 7 april 1989. NJ 1989, 532 en in HR 2 fthruaii 1993, NJ 1993, 552. 5. Zie het nieuwe artikel 182 Sv.
1 00
SCHADEVERGOEDING WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
civiele rechter daarentegen kiest voor een retrospectieve benadering: de onrechtmatig . 6 heid is afhankelijk van later gebleken omstandigheden
3.
Rechtmatig overheidshandelen
Indien echter de overheid niet onrechtmatig handelt, is het niet vanzelfsprekend dat uit overheidshandelen voortvloeiende schade van burgers wordt afgewenteld op de over heid. Bij rechtmatig handelen geldt immers van oudsher het rechtsheginsel dat een ieder zijn eigen schade dient te dragen. Niettemin wordt al vanaf het midden van de vorige 6 7 in de vakkring gediscussieerd over de vraag of degene die is vrijgesproken eeuw schadevergoeding wegens ondergane voorlopige detentie toekomt. In de literatuur worden ruwweg twee stelsels onderscheiden. Een absoluut stelsel waarbij de gewezen verdachte, los van subjectieve elementen van schuld of onschuld, steeds recht heeft op schadevergoeding, en een relatief stelsel waarbij slechts in de bij wet voorziene gevallen tot vergoeding van schade kan worden overgegaan. In het voetspoor van de uit 1926 daterende regeling van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering werd destijds ook in de West gekozen voor een min of meer gemengd stelsel. 9 van de zaak wordt toekenning van schade veronder Bij een bepaalde uitkomst steld, wanneer de rechter daarvoor gronden van billijkheid aanwezig acht. De wetgever heeft de toekenning dus gedelegeerd aan de rechter, die niet op basis van een wettelijke enurneratie van toekenningsgronden, doch naar eigen inzicht op gronden van billijkheid moet oordelen.
6. Zie DR. Doorenhos: Schadevergoeding na strafvorderlik overheidsoptreden. de eigen richting an de civiele rechter, DD 21 (1991), all .5, p. 458. 7. In het kader van liet ontwerp Wetboek van strafvordering in 1827 werd al de vraag gesteld of de vrijgesproken verdachte een schadevergoeding zou moeten toekomen: Voorduin, Geschiedenis en Beginselen
der Nederlandsche Wetboeken. deel 1. 1 sle stuk. p329. Daarna
olgden dissertaties (Siraalnian in 1877;
Andries in 1892: Caudri in 1898). preadviezen NJV (Ëyssell en (iregory in 1871: Coniiick Liefsting en Duinela Nieuwenhuis in 1886: Van Raalte en Rovaards in 1 8)7 ) leidende tot de regeling die in 1926 in Nederland werd ingeoerd. Daarna volgden met regelmaat evaluerende publikaties (zie ‘,oor ccii overzicht: Borsboom. Schadevergoeding voor voorlopige hechtenis. Post Scriptum Reeks 1983).
8. Onder de oude regeling (en thans nog in Nederland: indien de zaak eindigt zonder opleggin van straf of maatregel ot met zodammige oplegging. (Inch op grond van een feit vaarvoom voorlopige delen Lie iii ei is toege late ii. 9. Zie noot 8.
101
PROF. MR M. WI.ADIMIR0FI:
4.
Het billijkheidsstelsel
In de nieuwe regeling is dit billijkheidsstelsel voor de rechtmatige toepassing van dwangmiddelen gehandhaafd, zij het dat de toekenning niet meer afhankelijk is van een bepaalde uitkomst van de zaak. Onder de oude regeling was nog vereist dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige detentie niet is toegelaten. Dat kon in geval van cum u latief ten lastegelegde feiten onder omstandigheden tot onbil lijke uitkom sten leiden’°. In de nieuwe regeling laat de wetgever het geheel aan de rechter over of
een bepaalde uitkomst van de zaak in het kader van de billijkheid een rol speelt. De vraag wat onder biHijkheid moet worden verstaan is van oudsher onderwerp van discussie geweest°. impliceert een vrijspraak eo ipso een vergoeding? Vrijsp raken zijn in de meeste gevallen niet inhoudelijk gemotiveerd en de strekking van de uitspraak is doorgaans niet meer dan dat het bewijs niet is geleverd. Zelfs in geval van een uitvoe rig gemotiveerde vrijspraak is onschuld op zich onvoldoende grond voor toekenning van schade, want het kan aan de gewezen verdachte te wijten zijn dat hij verdacht geraakte. Daarom speelde onder de oude wet het vroegere levensgedrag van de be klaagde en zijn houding voor en tijdens de verzekerde bewaring een explici ete rol’ . 2
In de nieuwe Arubaanse regeling wordt de rechter, net zo als dat in het Nederlandse systeem het geval is, alle discretionaire ruimte gelaten doordat alle omstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen. Niettemin heeft de wetgever het kennelijk raadzaam geoordeeld cle mate waarin cle gewezen verdachte de toepassing van het dwangmiddel aan zichzelf heeft te wijten nog eens expliciet onder de aandacht te brengen’ Voorbeelden van dergelijke verwijten zijn: het gebruik van het 4 . 3 zwijgrecht’ , het in gebreke blijven een aannemelijke verklaring te geven voor belastende feiten’ , of 5 het vertellen van leugensV.
10. Vgl. 1-IR 14 november 1989. NJ 1990, 274. m.nt. ThWvV. 11. Zie voor een overzicht van de literatuur Borsboorn, op. cit. in noot 7. 12. Zie artikel 126h Sv oud. De Nederlandse regeling kende tot l 975 deze expliciete criteria ook, thans zijn ze uit artikel 90 Sv verdwenen en spreekt cle wet van alle omstandigheden. 13. Zie lid 5 van artikel 178 Sv. 14. Rh Zwolle 5 oktober 1976, Ni 1977. 330: zie ook Prakken, NJB 1989. p. 1577 en Bakels, NJB 1991, ii. 290. 15. 1-lof Arnhem 23 november 1977, NJ 978, 540; zie ook Bakels NJR l991. p. 290. 16. Rb. Maastricht 14 maart 1931. W 12262; zie ook Prakken NJB 1989. 1577 en Bakels NJB 1991, 290.
102
SCHADEVERGOEDING WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
Naast eventuele aan de gewezen verdachte toe te rekenen omstandigheden kunnen ook andere factoren bij de beoordeling van de billijkheid een rol spelen, zoals vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging wegens een ontoereikende tenlastelegging, ofschoon de gewezen verdachte het hem verweten feitencomplex niet had ontkend. Soms volgt geen veroordeling wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ook kan vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging of buitenvervolgingstelling volgen wegens onrechtmatig verkregen bewijs of andere tijdens de opsporing en vervolging gemaakte formele fouten. In al deze laatste gevallen is de rechter niet toegekomen aan een oordeel over de schuld van de gewezen verdachte.
5.
De waarborgen van de Mensenrechtenverdragen
Tegen deze achtergrond wekt het in het licht van artikel 6 EVRM geen verbazing dat er nogal wat te doen is geweest over de vraag of de rechter zich na een vrijspraak in het kader van de billijkheid wel mag uitlaten over de schuld van de gewezen verdachte. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in 1994 op de klacht van 7 dat de onschuldpraesumptie met zich meebrengt dat een afwijzing op een Sekanin& verzoek tot schadevergoeding niet gemotiveerd kan worden met een enkel beroep op gerede twijfel aan de onschuld van de gewezen verdachte. Vervolgens antwoordde het EHRM in 1995 op de klachten van Masson en Van Son dat een strafvorderlijk ver zoek tot schadevergoeding geen toekenning van enig recht is, zodat een dergelijk verzoek niet onder artikel 6, lid 1 valt. In 1996 viel het doek in de klachtzaak van 9 toen het EHRM te kennen gaf dat er geen sprake was van een schending Leutscher’ van artikel 6, lid 2 in het geval de strafrechter bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid in het kader van een strafvorderlijke vergoedingsregeling ondanks een vrijspraak rekening houdt met de tegen de gewezen verdachte gerezen verdenkingen. reeds omdat de rechter in dat kader niet gehouden is een uitspraak te doen over de schuld. Het geldt waarschijnlijk ook voor artikel 14 IVBP. Het huidige Arubaanse stelsel komt, nel zoals dat onder de oude regeling het geval was. er op neer dat er geen rechtsgrond is tot vergoeding van schade ten gevolge van recht matige toepassing van dwangmiddelen, doch slechts een billijkheidsgrond. De enige verandering is dat de rechtsgrond van schadevergoeding wegens onrechtmatige
17. EHRM 25 augustus 1994. NJ 1994. 1. 18. EHRM 28 september 1995. A Serie, vol. 327.
19. EIIRM 26 maalt 1 Q96. Reports of Judgemenis and Decisions 199611 lui 6).
103
PROF. MR
M.
WLADIMIROFF
overheidsdaad nu ook expliciet in het Wetboek van Strafvordering is opgenomen. Dat nu is van belang voor artikel 5 20 EVRM . Dit verdragsartikel biedt in lid 5 een ieder die slachtoffer is geweest van een arrestatie of detentie in strijd met de bepalingen van het verdrag, het recht op schadevergoeding. Aangezien artikel 5 in lid 1 een rechtmatige voorlopige detentie toestaat, biedt het verdrag slechts een waarborg voor een schadevergoeding bij onrechtmatige detentie en kan niet gezegd worden dat het door de wetgever gekozen stelsel ’ op gespannen voet 2 staan met het EVRM. Voorwaarde voor deze opvatting is wel dat de strafrechter bij een verzoek tot schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad niet de gronden van ZOU
hillijkheid toepast, doch de gebruikelijke criteria van de artikelen 1382 e.v. BW . Er is 22 geen reden om aan te nemen dat onder de werking van artikel 9 IVBP anders geoor deeld zal worden.
6.
Rechtmatig of onrechtmatig
De keuze die de nieuwe Arubaanse regeling heeft gemaakt voor de strafvorderlijke grondslag voor een schadevergoeding is van belang voor de vraag welke criteria moeten worden toegepast en (daarmee samenhangend) welke bewijslast geldt. Het aanvoeren van gronden van billijkheid zal in veel gevallen meer mogelijkheden bieden dan het leveren van bewijs van onrechtmatig handelen door de overheid. In dit opzicht stipuleert de nieuwe regeling dat de rechtmatigheid of onrechtmatigheid wordt beoor deeld naar het tijdstip, waarop het dwangmiddel werd toegepast . Indien de overheid 23 overeenkomstig de wettelijk bepalingen een dwangrniddel toepast. gaat een dergelijk rechtmatig handelen niet achteraf in een onrechtmatige daad over, indien later de verdenking niet wordt bewezen.
20. Het Zevende Protocol hij het EVRM biedt in artikel 3 een algemene regeling voor de vergoe ding van schade na ten onrechte veroordeling. Dit protocol is echter binnen het Koninkrijk nog niet in werking getreden.
21
Bij rechtmatige detentie geen recht op schadevergoeding. wèl op gronden van billijkheid. 22. Deze opvatting vindt steun in (le wet nu in artikel 178, lid 1 Sv de gronden van billijkheici uitsluitend in verband worden gebracht met schadevergoeding wegens rechtmatige toepassing van dwangrniddelen. Zie overigens ook de Nota van wijziging, p. 52 (onderdeel CT). 23. Zie rtike1 178. lid 2 Sv.
104
SCHADEVERGOEDING WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
7.
Schade uit alle dwangmiddelen
Van oudsher is het debat over de vergoeding van schade in strafzaken in overwegende mate gegaan over schadevergoeding wegens ten onrechte ondergane, doch rechtmatig opgelegde voorlopige detentie. Het is echter duidelijk dat een dergelijke vergoeding maar een onderdeel is van een groter vraagstuk. Immers de overheid kan in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten op allerlei manieren schade veroor zaken. Niet alleen ten gevolge van vrijheidsbenerning, maar ook bij de toepassing van andere dwangrniddelen, zoals bijvoorbeeld braak hij huiszoeking. Kortom, schade kan ontstaan als gevolg van de toepassing van alle strafvorderlijke dwangmiddelen door de overheid. Onder de oude regeling 24 was het slechts mogelijk vergoeding van schade te vragen voor ten onrechte ondergane verzekerde bewaring. Vergoeding van schade ten gevolge van andere rechtmatige doch achteraf ten onrechte toegepaste andere dwangmiddelen was niet mogelijk. Buiten de schade wegens ten onrechte ondergane verzekerde bewa ring was vergoeding van schade als gevolg van (andere) dwangrniddelen slechts moge lijk indien de overheid onrechtmatig had gehandeld en een vordering ex artikel I32 BW werd ingesteld. Het verschil tussen enerzijds dwangmiddelen die een inbreuk maken op de vrijheid en anderzijds dwangmiddelen die een inbreuk maken op de privacy (zoals huiszoeking. tappen van communicatie, onderzoek aan of in het lichaam en kleding of inzage van bescheiden en computerbestanden) dan wel op eigendomsrechten (inbeslagneming), levert op zich onvoldoende aanknopingspunten op voor een ongelijke behandeling bij . Wat dit betreft is de nieuwe regeling een aanmerkelijke verbetering ten 25 schade opzichte van de oude regeling. In beginsel komt nu schade die voortvloeit uit de toepassing van elk denkbaar strafvorderlijk dwangm iddel voor vergoeding in aanmer king. Hierbij gaat het naast de dwangniiddelen van het Wetboek van Strafvordering ook om strafvorderlijke bevoegdheden met dwang op grond van andere bijzondere regelin gen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van wapens en drugs . Andere dwangmiddelen. 26 zoals die ter handhaving van de openbare orde, vallen buiten de regeling.
24. Zowel van Aruba als de huidige regeling van Nederland. 25. De Memorie van toelichtine wordt tcrecht aan dit principiële aspect aandacht besteed (p. 7). 26. BijoorheeId artikel 10 aii de Landsverordening Verdovende Middelen.
105
PROF.
8.
MR
M. WLADIMIROFF
Schade van derden
Waar naast de gewezen verdachte ook derden door dwangmiddelen in hun belangen kunnen worden getroffen. zoals bijvoorbeeld de eigenaar van een auto die onder de verdachte in beslag wordt genomen, was het merkwaardig dat de oude regeling uitslui tend de gewezen beklaagde en zijn erfgenamen enig soelaas bood. Dit was verbazing wekkencl, omdat het zeer wel in de hiervoor besproken billijkheidstoetsing zou passen onderscheid te maken tussen enerzijds een gewezen beklaagde, die wellicht een verden king aan zichzelf te wijten heeft en anderzijds een derde, die part noch deel heeft gehad in de omstandigheden die leidden tot cle toepassing van het dwangmiddel. De nieuwe regeling trekt dit recht door degene die getroffen wordt door de toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel de mogelijkheid te bieden schadevergoeding te vragen. Het ligt voor de hand dat de kring van benadeelden bepaald zal worden aan de hand van het criterium van rechtstreeks 27 belanghebbende Waar de nieuwe regeling . spreekt van erfgenamen, vallen daar ook onder de erfgenamen van belanghebbende derden. Wat de erfgenamen van een gewezen verdachte betreft is er geen reden hen als derden te beschouwen, nu zij immers slechts door vermogensvermindering bij de gewezen verdachte in hun erfrecht worden getroffen.
9.
Voor vergoeding in aanmerking komende kosten
Voor vergoeding komt niet alleen materiële schade in aanmerking, ook nadeel dat niet uit verrnogensschade bestaat. Onder de oude regeling was dat ook al het geval, zij het dat alleen schade in aanmerking kwam die het gevolg was van preventieve vrijheids benerning. Thans komt alle schade die voortvloeit uit schadeberokkenend optreden van de overheid tijdens cle opsporing en vervolging in aanmerking mits er maar een causaal verband bestaat tussen de schade en de toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel. Bij verrnogensnadeel kan het niet alleen om directe schade gaan zoals bijvoorbeeld hraakschade, maar ook om indirecte schade zoals bijvoorbeeld inkornensderving wegens verlet ontstaan als gevolg van het beredderen van braakschade. Aangezien alleen werkelijk geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt, zal de benadeelde de opgevoerde schadeposten aannemelijk moeten maken. Dat kan door middel van admini stratieve bescheiden of hij smartegeld door middel van een verklaring van een deskun dige, zoals bijvoorbeeld een psychiater.
27. Vergelijk bijvoorbeeld artikel 15 Sv.
106
SCHADEVERGOEDING
WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
Voor schadeberekening komen in beginsel alleen de concrete feiten en omstandigheden die de benadeelde betreffen in aanmerking. Onder omstandigheden kan ook een meer abstracte berekening worden gemaakt. Dat kan zich voordoen indien een gelaedeerde, die ten onrechte gedetineerd werd, niet in loondienst werkzaam is, doch zijn inkomen verwerft uit zelfstandige arbeid en de daarmee verdiende inkomsten een sterk fluctuerend karakter hebben. In een dergelijke situatie zal er vaak geen concrete bereke ning kunnen worden gemaakt van het tijdens de detentie gederfde inkomen en zal er een schatting gemaakt moeten worden van wat hij had kunnen verdienen, indien hij niet preventief gedetineerd zou zijn geweest. Ik neem aan dat, net zoals dat in de Nederlandse rechtspraak het geval is, de kosten van rechtsbijstand ter zake van het verzoek tot schadevergoeding niet worden begrepen ; deze vallen onder artikel 649 Sv. 2 onder de schade
10.
Smartegeld
Waar bij materiële schade het bestaan en de hoogte daarvan meestal wel blijkt uit de beschikbare gegevens, ligt dat voor de bepaling van het smartegeld lastiger. De omvang ideële schade is nimmer volledig bewijsbaar: het bestaan kan blijken uit deskun digeberichten. Bij immateriële schade wegens vrijheidsbeneming hanteert de rechter in van
de regel een standaard forfaitair bedrag per detentiedag. De hoogte van (lag bedrag kan variëren afhankelijk van extra leedtoevoegende omstandigheden, zoals de omstand ighe den van de detentie (bijvoorbeeld op het politiebureau) en het al dan niet bestaan van beperkingen. Daarnaast kan de extra infamerende werking van bepaalde (bijvoorbeeld zeden-) delicten een rol spelen evenals onevenredige publiciteit. Bij de bepaling van de omvang van het smartegeld kan het van tijd tot tijd verschijnende ‘smartegeldnumrner’ 2t een rol spelen. Verkeersrech van het tijdschrift °
11.
Hoogte van de toegekende schade
De wetgever heeft de rechter, anders dan onder de oude regeling het geval was, niet volledig vrijgelaten bij de bepaling van de hoogte van toe te kennen schadeposten. De
2S. MR 24 mei i%6. NJ i%6, 413. 29. Het tijdschrift Verkeersreeht. uitgave ANWB. Den Haag geeft eens per drie jaar een speciaal smarte geldnnnimer uit, waarin ZO\ ei gepubliceerde als ongepubliceercie uitspraken, waarbij smartegeld werd toegekend. naar categorie zijn gerubriceerd.
107
PROF. MR
M.
WLADIMIROFF
hoogte van het bedrag van schadevergoeding kan bij landsbesluit aan een maximum worden 30 gebonden Aangezien alle schade veroorzakende gevolgen van elk strafvorder . lijk dwangmiddel in beginsel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, zou de nieuwe regeling zonder maximering de overheid’ met een open-einde post opzadelen. In zoverre is de mogelijkheid van maximering niet onbegrijpelijk. Toch kunnen hier problemen ontstaan. Het systeem van de wet is dat bij rechtmatige toepassing van een dwangrniddel de geleden schade geheel of gedeeltelijk dooi- het Land Aruba wordt gedragen. Niet de overheid, doch de rechter stelt deze schadevergoe ding vast. Wat nu indien de rechter bepaalt dat niet een gedeelte van de schade doch de gehele schade in billijkheid vergoed moet worden, doch het Land deze rechtelijke beschikking niet kan uitvoeren op grond van een maximeringsregeling. Omdat te verwachten is dat de rechter bij de bepaling van de hoogte van schade met dit pro bleem rekening zal houden» zal een vergoeding hoogstwaarschijnlijk niet alleen worden bepaald door de billijkheid maar ook door de financiële staat van het Land Aruba. Dat doet afbreuk aan de hiervoor geschetste grondslag van de vergoeding. De maximering speelt ook een rol bij het verschil in grondslag (artikel 1382 BW of de regeling van de artikelen 178-182 Sv). Waar in het algemeen in civilibus volledige vergoeding plaatsvindt, tenzij de billijkheid mitigerend werkt, wordt in erirninalibus alleen een vergoeding naar hillijkheid toegekend. Zoals hiervoor betoogd zijn hij een onrechtmatige overheidsdaad echter de civiele maatstaven van toepassing en heeft de gewezen verdachte (en ingevolge de waarborg van artikel 5 EVRM a fortiori indien hij een onrechtmatige voorlopige hechtenis heeft ondergaan) recht op een volledige schade vergoeding. De consequentie hiervan is dat een verzoek ex artikelen 178-182 Sv in dat geval zal moeten leiden tot volledige vergoeding van schade die mijns inziens niet beperkt kan worden door een wettelijke maximering.
12.
Termijn voor indienen
Evenals dat onder de oude regeling het geval was kan een verzoek tot schadevergoeding slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd of zou worden vervolgd (artikel 179 Sv). Het oude wetboek voorzag in de zevende afde
30. Zie artikel 178, lid 3 (slot) Sv. 3 1 De minister van Financiën is belast met de uitkering van de door de rechter vastgestelde schadevergoe ding (artikel 182. lid 2 Sv). .
108
SCI-1ADEVERGOEDING WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
ling van de eerste titel niet in de betekenis van ‘een maand’, doch in de rechtspraak 32 aangenomen dat daaronder wordt verstaan een tijd van dertig dagen. Deze praktijk werd is in het nieuwe artikel 3, lid 3 Sv vastgelegd. De termijn is dus negentig dagen. Deze termijn vangt aan op de dag waarop de zaak is beëindigd of van de beslissing dat geen of geen verdere ven’olging zal t’orden ingesteld. Voor de gewezen verdachte is dit 33 een kennisgeving van de beslissing tot niet verdere vervol de dag van betekening van , een beschikking tot huitenvervolging 35 ging (sepot) ex artikelen 2O7 en 276-279 Sv stelling ex artikel 295 Sv, een beschikking houdende een verklaring dat de zaak geëin digd is ex artikel 56 Sv, dan wel de dag waarop de einduitspraak op de zaak zelf in . Voor erfgenamen van de gewezen Sv ’ kracht van gewijsde gaat ex artikel 388 jo 609 3 verdachte gelden dezelfde termijnen plus de termijn die gaat lopen op de dag waarop de verdachte is overleden; op dat moment eindigt cle zaak (artikel 7 1 Sr). Nu de wetgever in het nieuwe wetboek voor derden en hun erfgenamen de mogelijk heid heeft geopend verzoeken tot schadevergoeding in te dienen, kunnen er problemen ontstaan. Immers alle hiervoor genoemde termijnen gelden ook voor hen. 1-let is echter duidelijk dat het begin van de termijn voor derden (en zeker voor hun erfgenamen) niet altijd bekend zal zijn. De wet voorziet niet in dit probleem. Beter ware geweest aan derden belanghebbenden die door de toepassing van dwangm idde len worden getroffen de mogelijkheid te bieden het verzoek in te dienen vanaf het moment van schadevoorval tot uiterlijk drie niaanden na de beëindiging van de zaak. Wellicht is de rechter bereid in voorkomende gevallen van termijnoverschrijding wegens onbekendheid met het moment van aanvang, artikel 179, lid 1 Sv in deze zin uit te leggen.
32. Conform liet Nederlandse artikel 136 Sv. 33. Met betekening (atlikelen 642-647 Sv) wordt gelijkgesteld Ier kennis brengen (artikel 44). Het is
aannemelijk dat daarmee ook gelijk wordt gesteld de omstandigheid dat cle verdachte bekend is geraakt niet iie beslissing (vgl. bijvoorbeeld artikel 429. lid 1 ad b Sv). 34. In de praktijk zal niet altijd een schriftelijke sepotheslissing worden gegeven, zodat hier wellicht de (ongepubliceerde) Nederlandse jurisprudentie van toepassing wordt, op grond waarvan iie tennijn gaat lopen vanaf het inonient dat de gewezen verdachte er blijkt van geeft van het sepot op de hoogte te zijn. 35. Ofschoon deze beslissing, gelet op artikel 209. lid 1 Sv, door belanghebbenden bil het OM hij het 1-lof ex artikel 15 Sv kan worden aangevochten, vangt de termijn our schadcergoeding toch aan op de dag waarop de beslissing is betekend: zie ook noot 33. 36. Zie voor de duur van cle tel-mijnen van ges one iechtsmiddelen de artikelen 429. resp. 137 ei 442 Sv en artikel 1 1 van cle (assalieiegel ing voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Sth. 1961 2 t 2. .
1 0)
PROF. MR
M.
WLADIMIROFF
Voor allen geldt dat een redelijke toepassing van artikel 337 Sv met zich meebrengt dat de temlijn voor het indienen van een verzoek tot schadevergoeding eindigt op een werkdag.
13.
De indiening van het verzoek
Het verzoek wordt ondert 35 ekend en ingediend door de gewezen verdachte, zijn erfgena men, belanghebbende derden en hun erfgenamen. De ondertekening dient waarschijnlijk steeds door de aanvrager zelf plaats te vinden, terwijl indiening daarvan, nu de wet daaromtrent niets bepaalt, ook kan plaatsvinden door tussenkomst van een advocaat of een schriftelijk 39 gemachtigde Hoewel de wet dat niet expressis verhis voorschrijft ligt . het voor de hand te veronderstellen dat het verzoek schriftelijk moet worden ingediend. Van de indiening behoeft geen akte te worden opgemaakt. Anders dan hij een bezwaar schrift (artikel 447 Sv) is de indiening van een verzoekschrift vormvrij; zij kan ook per post of fax 40 geschieden .
14.
Behandeling in raadkamer
Het verzoek wordt in raadkamer, overeenkomstig de artikelen 38-42 Sv, behandeld. Ofschoon deze regeling daarover niet rept, kan de vraag aan de orde komen of de behandeling, gelet op de artikelen 6 en 8 EVRM, alsdan niet in het openbaar moet plaatsvinden. Omdat de behandeling van het verzoek niet onder artikel 6, lid 1 EVRM valt, ga ik er vanuit dat de behandeling, zeker wanneer feiten en omstandigheden uit de persoonlijke levenssfeer van de gewezen verdachte aan de orde komen, in beslotenheid zal kunnen plaatsvinden.
37. F{oewel artikel 3 Sv spreekt van beroep, is het aannemelijk dat voor de berekening van een termijn een verzoek daaronder ook wordt begrepen. 38. Indien verzoeker heeft verzuimd het verzoekschrift te ondertekenen, kan dit verzuim worden hersteld, indien verzoeker binnen de termijn (bijvoorbeeld hij de behandeling in raadkamer) alsnog ondertekent: HR 5 november 1991. NJ 1992, 482. Dit ZOU zelfs nog later in appèl ook nog kunnen: HR 2 februari 1993, NJ 1993, 553. 39. Vgl. de Nederlandse rechtspraak: 1-IR 5 november 1991, NJ 1992. 482. Hierbij kon gedacht worden aan indiening door een vertegenwoordiger analoog aan artikel 446 Sv. 40. Voor cle indiening per fax n de sluiting van de griffie, zie IIR 27 november 1992. NJ 1993.569 en 1-IR 16 februari 1996, NJ 1997, 55.
110
SCHADEVERGOEDING WEGENS TOEPASSING VAN DWANGMIDDELEN
15.
Hoger beroep
Gelet op artikel 44 Sv is de beslissing op een verzoek met redenen omkleed. Van de uitspraak van het gerecht in eerste aanleg kan degenen ten aanzien van wie de beschik king is genomen binnen veertien dagen hoger beroep instellen, waarbij de gewone regeling voor het instellen van beroep tegen beschikkingen van de artikelen 443-452 Sv van toepassing is. Een redelijke uitleg van artikel 179, lid 3 slot Sv brengt naar mijn oordeel met zich mee dat in het geval de aanvrager na het indienen van het verzoek, doch voor het nemen van de beschikking is overleden, een afwijzende beschikking geacht wordt gegeven te zijn ten aanzien van de erfgenamen, die alsdan kunnen appelleren.
16.
Slot
Geheel in de stijl van het nieuwe wetboek, getuigt de nieuwe regeling voor de vergoe ding van schade als gevolg van de toepassing van strafvorderlijk dwangrniddelen van een oud zeer. Onder het oude recht stonden derden die nadelig getroffen werden door dwangmiddelen in een strafzaak tegen een verdachte strafvorderlijk in de kou; zij moesten de kostbare weg naar de burgerlijke rechter
een innovatieve benadering van
volgen. Maar ook voor gewezen verdachten was de oude regeling sorn onhillijk, met name indien bij de toepassing van dwangmiddelen onredelijke schade werd toegebracht; ook zij konden slechts civiel ageren. Het wetboek van strafvordering concentreert nu alle acties uit schade wegens de toepassing van dwangmiddelen bij de strafrechter. Dat lijkt een verbetering. De regeling heeft een aantal problemen die de oude regeling ook al kende echter niet opgelost, zoals de essentiële vraag of bij de ondertekening van het verzoekschrift vertegenwoordiging al dan niet is toegelaten. De Nederlandse jurisprudentie gaf alles zins aanleiding deze kwestie in het Arubaanse te brengen. Dat geldt
Wetboek van Strafrecht tot duidelijkheid
in zekere mate ook voor de vraag of de behandeling in raadkamer
openbaar is of niet.
Bovendien roept de nieuwe regeling weer nieuwe vragen op, waarop de wet geen antwoord geeft, zoals de verhouding tussen de maximering van uitkeringen en de uit artikel 3 EVRM voortvloeiende verplichte vergoeding van de gehele schade in geval van onrechtmatige toepassing van dwangmiddelen. Voorts bevat de nieuwe regeling een aantal onduidelijkheden, zoals de positie van erfgenamen hij appèl na een beschik king en de vraag of de termijn van artikel 3 Sv tevens ziet op het verzoekschrift tot schadevergoeding. 111
PROF. MR
M.
WLADIMTROFF
Ik erken gaarne dat niet aLtijd alle gevolgen van een nieuwe regelin g voorzien kunnen worden. Ik zou daarom ongaarne willen betogen dat de wetgever te kort is geschoten. Daar staat echter tegenover dat het kenmerk van een wetboek van strafvordering is, dat het geacht wordt te voorzien in deugdelijke procedures. Niettemin feliciteer ik Aruba met het nieuwe wetboek dat nog menigeen in Nederland jaloers zal maken.