Landelijke Klachtencommissie bve
SAMENVATTING 104125 Klacht over uitblijven maatregel na ongewenst gedrag BVE Klaagster klaagt erover dat verweerder geen maatregelen heeft genomen om haar klasgenoot van de opleiding te verwijderen c.q. om hem uit de klas te plaatsen nadat hij haar tijdens een museumbezoek had betast. De Commissie overweegt dat verweerder de klacht voortvarend en adequaat ter hand heeft genomen en niet onjuist heeft gehandeld door de klasgenoot weer tot de klas toe te laten nu verweerder niet onomstotelijk heeft kunnen vaststellen dat de klasgenoot zich heeft schuldig gemaakt aan ongewenste aanrakingen. Hierdoor oordeelt de Commissie de klacht ongegrond. Gezien de impact die zowel het incident zelf als het klassikaal bespreken daarna op klaagster heeft gehad en de onrust in de groep, is de ontstane situatie na terugkeer van de klasgenoot niet wenselijk en draagt deze zeker niet bij aan de beleving van klaagster van een veilig schoolklimaat. De Commissie acht het in het belang van klaagster om mee te werken aan de door verweerder voorgestelde oplossing om door middel van externe mediation de ontstane onrust in de groep weg te nemen dan wel de verhoudingen tussen haar en de klasgenoot te normaliseren. De Commissie beveelt verweerder derhalve aan door middel van mediation te trachten de onrust in de groep weg te nemen dan wel te verminderen alsmede te trachten de verhouding tussen klaagster en de klasgenoot te normaliseren. Indien dit onverhoopt niet tot een werkbare situatie leidt, adviseert de Commissie verweerder te bezien of het alsnog een reële optie is om de klasgenoot over te plaatsen naar de parallelgroep om aldaar zijn opleiding voort te zetten. ADVIES inzake de klacht van: A, wonende te B, leerlinge van C, hierna te noemen: klaagster tegen het College van Bestuur van C, gevestigd te D, hierna te noemen: verweerder
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij klaagschrift met bijlagen van 19 maart 2009, ingekomen op 23 maart 2009 en aangevuld bij brief van 30 maart 2009, heeft klaagster een klacht bij de Commissie ingediend, inhoudende dat verweerder geen maatregelen heeft genomen om haar klasgenoot E van de opleiding te verwijderen c.q. om hem uit de klas te plaatsen nadat hij haar tijdens een museumbezoek heeft betast. Klaagster heeft verzocht om een spoedige behandeling van de klacht, welk verzoek door de Commissie is ingewilligd. Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, gedateerd 14 april 2009, ingekomen op 15 april 2009. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 april 2009. Klaagster verscheen in persoon en werd vergezeld van haar vriend en een klasgenote. Verweerder werd vertegenwoordigd door de heer G, directeur sector Welzijn en Educatie, daartoe gemachtigd bij schriftelijke volmacht d.d. 20 april 2009, vergezeld van mevrouw H, opleidingsmanager. Klaagster heeft pleitaantekeningen overgelegd. 104125/ advies d.d. 20 mei 2009 Pagina 1 van 5
Landelijke Klachtencommissie bve
2.
DE FEITEN
Klaagster, geboren 20 maart 1991, is in het huidige cursusjaar 2008/2009 leerlinge van groep MMZ 3/4 van het C, sector Welzijn en Educatie, locatie D. Op vrijdag 6 maart 2009 bracht de groep een bezoek aan het museum “In het donker gezien”. Om te ervaren tegen welke problemen visueel gehandicapten aanlopen, bestaat deze excursie - onder meer - uit een rondleiding in het donker. De groep werd hiervoor ingedeeld in groepjes van 5 leerlingen. Klaagster was ingedeeld in een groepje van in totaal 4 meisjes en 1 jongen, zijnde E. Klaagster stelt dat E tijdens de rondleiding ongevraagd en tegen haar wil haar borsten heeft betast en ook heeft hij haar kin naar boven geduwd. Klaagster heeft, omdat haar mentor afwezig was, diezelfde dag contact opgenomen met de heer T, co-mentor, en de mentor een email gezonden. Op maandag 9 maart 2009 vond een gesprek plaats tussen klaagster en de mentor, de heer I en mevrouw J, opleidingsmanager. Naar aanleiding van dit gesprek heeft klaagster een klacht tegen E ingediend. E is diezelfde dag geschorst voor de duur van het onderzoek naar de klacht. Op 13 maart 2009 heeft een gesprek tussen voornoemde heer I, mevrouw J en de ouders van klaagster (omdat zij toen nog minderjarig was) plaatsgevonden. Tevens heeft die dag een gesprek plaatsgevonden met de ouders van een klasgenoot van klaagster, Q, omdat ook zij een klacht tegen E wilde indienen omdat hij haar bovenlichaam zou hebben betast tijdens de excursie. Uiteindelijk heeft L de klacht niet ingediend. Bij brief van 20 maart 2009 heeft mevrouw J klaagster en haar ouders medegedeeld dat de school niet feitelijk heeft kunnen vaststellen dat de klacht gegrond is en dat E met ingang van 23 maart 2009 weer op school zal komen. Bij brief van 25 maart 2009 heeft mevrouw J de groep van klaagster en E geïnformeerd over hetgeen zou zijn voorgevallen. Inmiddels had klaagster bij brief van 19 maart 2009 de onderhavige klacht bij de Commissie ingediend.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Visie klaagster
Klaagster stelt dat E tijdens het bezoek aan het museum “In het donker gezien” op 6 maart 2009 ongevraagd haar borsten heeft aangeraakt en tevens haar kin naar boven heeft geduwd. Klaagster raakte hierop in paniek, hetgeen werd opgemerkt door haar mentor. Na afloop van de rondleiding vertelde E klaagster in het licht bij de kapstokken dat hij degene was die haar had aangeraakt. L Blokdijk, een medeleerling die in dezelfde groep was ingedeeld, stond daarbij en zei dat E ook haar bovenlichaam had aangeraakt. Nadat klaagster hiervan diezelfde dag melding had gemaakt bij haar mentor, is het incident op 9 maart 2009 klassikaal met de mentor besproken. Toen gaf L duidelijk aan dat ook zij door E was betast. Vervolgens is het incident op 18 maart 2009 nogmaals besproken in de groep, in aanwezigheid van mevrouw J. Daarbij mochten de medeleerlingen schriftelijk stemmen of E weg moest of mocht blijven. Klaagster heeft dit als zeer vervelend ervaren en het bespreken in de gehele groep heeft ook als gevolg gehad dat er grote onrust in de groep is ontstaan. Klaagster voert aan dat, ook al heeft L later besloten om geen officiële klacht in te dienen, het duidelijk is dat E ook haar heeft betast en dat ook vaststaat dat L E heeft horen zeggen dat hij klaagster had aangeraakt. Klaagster geeft aan dat de school voor haar nu geen veilige omgeving is en dat zij eigenlijk niet naar school durft. Klaagster hoopt dan ook op een oplossing en stelt desgevraagd dat voor haar de oplossing is dat E uit de klas wordt gehaald. Daar voegt klaagster aan toe dat er veel medeleerlingen zijn die problemen met E hebben en dat E vanwege de veiligheid voor de andere leerlingen, al vaak lessen niet mag bijwonen. E heeft een strafblad en zit vaak onder invloed van drugs in de klas, aldus klaagster. 104125/ advies d.d. 20 mei 2009 Pagina 2 van 5
Landelijke Klachtencommissie bve
Visie verweerder Verweerder stelt zijn uiterste best te hebben gedaan om bij de uit te voeren procedure zorgvuldig te werk te gaan. Om de kwestie te onderzoeken zijn er gesprekken gevoerd met klaagster, haar ouders, met E en diens begeleider (mentor van het begeleid wonen) en met L en haar ouders. Verweerder heeft vanwege de gevoeligheid van de kwestie getracht adequaat en transparant te reageren. Omdat de verhalen van klaagster en L uiteenliepen en E de feiten waarvan hij wordt beticht, heeft ontkend, kon verweerder geen harde bewijzen vinden. Klaagster heeft in eerste instantie ook aangegeven tevreden te zijn met de wijze van afhandeling door verweerder. Later vond ze dat kennelijk niet meer. Klaagster heeft het aanbod van verweerder, om haar en E onder begeleiding met elkaar in gesprek te brengen, geweigerd. E heeft het aanbod om hem naar een andere klas in S te verplaatsen afgewezen en ook klaagster wil in haar groep blijven. De locatie in D heeft geen parallelklas. Hierdoor ontstond voor verweerder een dilemma. Omdat niet met absolute zekerheid is vast te stellen wat zich op 6 maart 2009 tussen klaagster en E heeft voorgedaan, kon verweerder E de toegang tot school niet langer ontzeggen. Verweerder heeft de belangen van klaagster en E daarbij zorgvuldig afgewogen. Enerzijds het belang van klaagster om op haar eigen school en in haar eigen klas in een veilig klimaat haar opleiding voort te zetten; anderzijds speelt het recht van E op een eerlijke behandeling bij een vermoeden van een incident en het belang om als risicoleerling met inmiddels beter perspectief niet uit te vallen. Bovendien zou er een kans zijn dat, als verweerder E zou verwijderen of overplaatsen, het probleem zich naar elders, buiten school, zou verplaatsen. Verweerder geeft ten slotte aan de door klaagster ingezette klachtenprocedure als een goede gelegenheid te beschouwen om ook met de expertise van de Commissie terug te kijken op de afwikkeling van de klacht en het door verweerder naar aanleiding van de klacht genomen besluit.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
C is aangesloten bij deze Commissie. Op grond van de aan de instelling geldende klachtenregeling sociale veiligheid kunnen deelnemers een klacht bij de Commissie indienen. De klacht is tijdig ingediend nadat deze eerst, te weten bij brief van klaagster d.d. 9 maart 2009 intern aan C was voorgelegd. Nadat verweerder bij brief d.d. 20 maart 2009 op de inhoud van de klacht had gereageerd, heeft de Commissie het klaagschrift van klaagster op 23 maart 2009 ontvangen. Derhalve is de Commissie bevoegd van de klacht kennis te nemen en is de klacht ontvankelijk. De klacht Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, is de Commissie gebleken dat verweerder de behandeling van de door klaagster op 9 maart 2009 ingediende klacht tegen medeleerling E voortvarend en adequaat ter hand heeft genomen. Zo is E diezelfde dag bij aangetekende brief geschorst voor de duur van het onderzoek en zijn de betrokken leerlingen alsmede hun ouders c.q. begeleider op korte termijn nadien voor een gesprek op school uitgenodigd. Verweerder heeft hiermee de klacht zorgvuldig afgewikkeld. Dat verweerder er vervolgens voor heeft gekozen om E weer toe te laten tot de groep acht de Commissie niet onjuist nu verweerder gezien de tegenstrijdige verklaringen die zijn afgelegd niet onomstotelijk heeft kunnen vaststellen dat E zich heeft schuldig gemaakt aan ongewenste aanrakingen. De klacht van klaagster dat verweerder geen maatregelen heeft genomen om haar klasgenoot E van de opleiding te verwijderen c.q. om hem uit de klas te plaatsen nadat hij haar tijdens een museumbezoek heeft betast, zal de Commissie dientengevolge ongegrond oordelen. 104125/ advies d.d. 20 mei 2009 Pagina 3 van 5
Landelijke Klachtencommissie bve
Voorts heeft de Commissie er begrip voor dat verweerder heeft gemeend het incident in de groep van klaagster en E te moeten bespreken, dit gezien het beleid van de school om leerlingen te helpen met situaties zoals de onderhavige om te gaan en om weer op positieve wijze met elkaar verder te kunnen. Evenwel acht de Commissie het geen juiste handelwijze om in dat kader de gehele groep schriftelijk te laten (mee)stemmen over de vraag of E in de groep mocht blijven of niet. Het is immers aan verweerder zelf om op grond van alle omstandigheden van het geval en de afweging van de betrokken belangen tot een besluit te komen. Daarbij komt dat het klassikaal bespreken van een dergelijk, door klaagster als gevoelig en intimiderend te beschouwen incident tot veel onrust in de groep heeft geleid, hetgeen door partijen ter zitting nogmaals is bevestigd en ook blijkt uit het aanbod van verweerder, ter zitting gestand gedaan, om een externe mediator de groep te doen bijstaan. Gezien de impact die zowel het incident zelf als het klassikaal bespreken daarna op klaagster heeft gehad en mede gezien de daardoor ontstane onrust in de groep, is de Commissie van oordeel dat de na terugkeer van E ontstane situatie niet wenselijk is en zeker niet bijdraagt aan de beleving van klaagster van een veilig schoolklimaat. Hoewel klaagster zelf geen bijdrage heeft gehad aan het veroorzaken van deze onrust, acht de Commissie het juist in haar belang om mee te werken aan de door verweerder voorgestelde oplossing om door middel van externe mediation de ontstane onrust in de groep weg te nemen dan wel de verhoudingen tussen haar en E te normaliseren. De Commissie zal verweerder derhalve de aanbeveling doen door middel van mediation te trachten de ontstane onrust in de groep weg te nemen dan wel te verminderen alsmede te trachten de verhouding tussen klaagster en E zoveel mogelijk te normaliseren. Indien dit onverhoopt niet tot een werkbare situatie leidt, adviseert de Commissie verweerder om alsdan te bezien of het, met het oog op het bieden van een veilige schoolomgeving aan klaagster en temeer omdat de ontstane situatie haar in ieder geval niet is aan te rekenen, alsnog een reële optie is om E over te plaatsen naar de parallelgroep te S om aldaar zijn opleiding voort te zetten. Alles overziende oordeelt de Commissie de klacht ongegrond.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie de klacht ongegrond.
6.
AANBEVELINGEN AAN VERWEERDER
Gelet op het als gevolg van het incident ontstane onrust in de groep, adviseert de Commissie verweerder door middel van mediation te trachten de ontstane onrust in de groep weg te nemen dan wel te verminderen alsmede te trachten de verhouding tussen klaagster en E zoveel mogelijk te normaliseren. Indien dit onverhoopt niet tot een werkbare situatie leidt, adviseert de Commissie verweerder om alsdan te bezien of het alsnog een reële optie is om E over te plaatsen naar de parallelgroep te S om aldaar zijn opleiding voort te zetten. Aldus gedaan te Utrecht op 20 mei 2009 door mr. P.H.C.M. Schoemaker, voorzitter, drs. H.L.H.H. Posthuma en P.H. Meelker, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris.
mr. P.H.C.M. Schoemaker 104125/ advies d.d. 20 mei 2009 Pagina 4 van 5
mr. R.M. de Bekker
Landelijke Klachtencommissie bve
voorzitter
104125/ advies d.d. 20 mei 2009 Pagina 5 van 5
secretaris