BIJSLUITER VOOR HET PUBLIEK.
BENAMING ADRENALINE DENOLIN 1mg/1ml amp. 0.1% ADRENALINE DENOLIN 1mg/1ml syringe 0.1% SAMENSTELLING Epinephrini tartras 1,82 mg ( = epinephrini 1mg ) - Natrii chloridum - Natrii metabisulfis Aqua ad iniectabilia q.s. ad 1 ml. FARMACEUTISCHE VORM – VERPAKKINGEN Opplosing voor injectie Doos met 10 ampullen in afscheurbare blister met 1 dosis Doos met 1 voorgevulde spuit in blister FARMACOTHERAPEUTISCHE GROEP Sympathicomimeticum alpha en bèta REGISTRATIEHOUDER EN FABRIKANT Registratiehouder : DENOLIN n.v. Grondelsstraat 152 1070 Brussel Fabrikant : FEDERA Jean Jaurèslaan 71 1030 Brussel AANGEWEZEN BIJ - spoedbehandeling van shocksymptomen, te wijten aan overgevoeligheid voor een geneesmiddel, een voedingsmiddel of een insectenbeet (horzel, wesp, bij). - spoedbehandeling in geval van hartstilstand. - in combinatie met lokale anesthetica, in een oplossing van 1:20.000 tot 1.200.000 om de anestheserende werking in evenwicht te brengen. GEVALLEN WAARIN HET GENEESMIDDEL NIET MAG WORDEN GEBRUIKT In geval van shock of wanneer shock wordt vermoed, en bij elke andere spoedsituatie, dient de arts na te gaan of een mogelijke heilzame werking opweegt tegen potentiële risico’s, wanneer hij dit geneesmiddel kiest of voorschrijft. Een inspuiting met epinefrine (adrenaline) moet worden uitgesloten bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen zoals : organische cardiopathie (hartziekte), hartdilatatie, hartritmestoornis, insufficiëntie ter hoogte van de hartslagaders, organische alteraties of arteriosclerose ter hoogte van de hersenen. De inspuiting met epinefrine (adrenaline) moet eveneens worden uitgesloten in de hierna volgende gevallen : - hypertensiepatiënten met een abnormaal verhoogde werking van de schildklier of met gesloten hoekglaucoom; - allergie voor één van de bestanddelen van het geneesmiddel; - algemene anesthesie met halogeen koolwaterstof of met cyclopropaan; - cardiogene shock (= toestand van shock ingevolge een absolute of relatieve vermindering van het hartdebiet);
- instorting van de bloedsomloop of lage bloeddruk, veroorzaakt door fenothiazines; - bloedverlies door de breuk van een groot bloedvat of een traumatische shock. VOORZORGSMAATREGELE - Epinefrine (adrenaline) dient met de grootste omzichtigheid te worden toegediend aan patiënten met cardiovasculaire aandoeningen, inclusief angina pectoris, versneld hartritme of myocardinfarct. Epinefrine mag enkel worden toegediend of voorgeschreven in die gevallen waarin de verhoopte heilzame werking opweegt tegen de potentiële risico’s voor de patiënt. - Epinefrine (adrenaline) dient met omzichtigheid te worden gebruikt bij bejaarde patiënten, bij diabetici, bij patiënten met antecedenten van allergie voor sympathomimetische amines. - Epinefrine (adrenaline) dient met de grootste omzichtigheid te worden gebruikt in geval van algemene anesthesie door halogeen koolwaterstoffen zoals halothaan. In dat geval dient het gebruik van hoge doses epinefrine (adrenaline) te worden vermeden (de concentratie van de toegediende oplossing mag niet groter zijn dan 1:100.000 en de toediedingssnelheid mag niet groter zijn dan 1 ml/minuut); ook de aanwezigheid van andere factoren die het hart kunnen irriteren zoals een te lage zuurstofconcentratie of het gelijktijdig gebruik van cocaïne, moet worden vermeden. De preventieve toediening van lidocaïne of propranolol aan 0,05 mg/kg kan de prikkelbaarheid van het ventrikel voorkomen. De combinatie van anesthetiserende halogene koolwaterstof en epinefrine (adrenaline) blijft echter gevaarlijk, en er werden gevallen gerapporteerd met dodelijke afloop. - Voorzichtigheid is eveneens geboden in geval van psychoneurotische stoornissen, chronische astma of afbraak van de longalveolenwand in combinatie met een degeneratieve hartaandoening. - Ook bij de combinatie met M.A.O-remmers zijn voorzorgsmaatregelen vereist (zie rubriek INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN VOEDING) - In geval van verminderd circulerend bloedvolume (of collaps ingevolge een vermindering van het circulerend bloedvolume) moet, net zoals bij andere sympathomimetische stoffen, deze vermindering worden gecorrigeerd alvorens er epinefrine (adrenaline) wordt ingespoten. - De intramusculaire toediening van epinefrine (adrenaline) in de bilstreek moet worden vermeden; de hieruit voortvloeiende bloedvatvernauwing vermindert immers de zuurstofdruk ter hoogte van de weefsels en kan op die manier leiden tot de ontwikkeling van anaërobe ziektekiemen die op dit niveau eventueel aanwezig zouden zijn, zoals bijvoorbeeld de Clostridium welchii, met risico op gasgangreen. - In geval er gasgangreen wordt vermoed na een inspuiting met epinefrine (adrenaline), dient er onmiddellijk een aangepaste behandeling te worden gestart. - De inspuiting van epinefrine (adrenaline) aan patiënten met een occlusieve vasculopathie (= ziekte gepaard gaand met de pathologische sluiting van de bloedvaten) vormt eveneens een risicofactor voor weefselafbraak of gangreen. In die gevallen wordt bijgevolg een strikte controle van de bloedsomloop ter hoogte van de ledematen aanbevolen.
- Men raadt eveneens aan extravasatie (= passage van een geneesmiddel buiten de bloedvaten) te vermijden bij een intraveneuze toediening, omdat deze eveneens een afbraak van de omliggende weefsels kan veroorzaken. Indien er toch extravasatie (= passage van een geneesmiddel buiten de bloedvaten) zou optreden, moet er worden overgegaan tot infiltratie in de betrokken regio met 10 tot 15 ml inspuitbare oplossing NaCl 0,9% met 5 tot 10 mg fentolamine. Hierbij dient een fijne hypodermische naald te worden gebruikt. Bij het kind zal de posologie proportioneel worden herleid. - Patiënten die gedurende lange periodes werden behandeld met bèta-blokkers die niet preferentieel op het hart werkzaam zijn, kunnen relatief ongevoelig zijn voor de werking van epinefrine (adrenaline) in de behandeling van een shock te wijten aan overgevoeligheid; in dat geval moet er een intraveneuze inspuiting worden overwogen met een Bèta-2-agonist, die selectiever werkt, zoals bijvoorbeeld salbutamol, of moet er zelfs overgegaan worden tot vaatvulling. - De aanwezigheid van sulfieten in dit geneesmiddel kan soms ernstige allergische reacties opwekken, zoals een overgevoeligheidsreactie op een vreemde stof of periodes van astma bij erg gevoelige patiënten (met name bij astmapatiënten). Nochtans moet de aanwezigheid van sulfieten – en bijgevolg dus mogelijke reacties van allergische aard – niet leiden tot het systematisch afzien van toediening van dit product in geval van ernstige allergische reacties of andere noodsituaties. Het risico op ongewenste reacties ingevolge de aanwezigheid van sulfieten zal vooral in overweging worden genomen bij astmapatiënten met een paradoxale verergering van de ademhalingsfunctie of een verergering van de symptomen na gebruik van het product, en bij patiënten bij wie een verhoogde dosis leidt tot een vermindering van het dilaterende effect van de bronchen. - Voor patiënten, die ver van een medisch centrum zijn verwijderd en bij wie het risico bestaat in shock te gaan ingevolge een insectenbeet, is het aangewezen in de eesrtehulp-tas een voorgevulde spuit met ADRENALINE DENOLIN 1mg/1ml syringe 0.1% bij te hebben. Deze oplossing vervangt de medische behandeling niet maar biedt patiënten de mogelijkheid zichzelf in te spuiten of zich te laten inspuiten met epinefrine (adrenaline) in geval van nood, en dit, zodra de eerste voortekenen van een ernstige allergische reactie merkbaar zijn (jeuk van de slijmvliezen of roodheid van de huid, oedeem van lippen of mond en keel, beklemde borst, overmatig zweten). - De epinefrineoplossing (adrenaline) mag niet worden gebruikt indien ze rood of bruin gekleurd is of er neerslag zichtbaar is. INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN VOEDING Interacties met andere sympathomimetische stoffen : Het gelijktijdige gebruik van epinefrine (adrenaline) en andere sympathomimetische stoffen moet worden vermeden. Interacties met stoffen vervat in alfa- en bètablokkers : Bètablokkers (zoals propranolol) vertonen een werking die tegengesteld is aan die van epinefrine (adrenaline). Fentolamine heeft een werking die tegengesteld is aan epinefrine (adrenaline), wanneer deze laatste stof aan hoge doses wordt toegediend.
Alkaloïden van moederrogge kunnen eveneens een werking vertonen die tegengesteld is aan die van epinefrine (adrenaline). Interacties met algemene anesthetiserende geneesmiddelen : Een inspuiting met epinefrine (adrenaline) bij patiënten onder cyclopropaan of onder anesthetiserende middelen op basis van halogene koolwaterstof kan leiden tot het ontstaan van hartritmestoornissen. Interacties met andere geneesmiddelen : - De injectie met epinefrine (adrenaline) moet worden vermeden bij patiënten die hoge doses van andere stoffen krijgen die een stoornis van het hartritme zouden kunnen induceren (bijvoorbeeld cardiotonische glucosiden of quinidine). - Tricyclische antidepressiva (zoals imipramine), maprotiline, bepaalde antihistaminica (in het bijzonder difenhydramine, tripelennamine en dexchlorfeniramine) evenals schildklierhormonen kunnen de werking van epinefrine (adrenaline) verhogen. - Het gelijktijdige gebruik van epinefrine (adrenaline) en M.A.O.-remmers kan ongewenste effecten veroorzaken. Zo zal bij patiënten die 2 tot 3 weken eerder een behandeling met M.A.O.-remmers hebben gekregen, de aanvangsdosis van epinefrine (adrenaline) met 10% worden verminderd. - Het gelijktijdige gebruik van epinefrine (adrenaline) en cocaïne kan leiden tot het ontstaan van ongewenste effecten. - Het gelijktijdige gebruik van epinefrine (adrenaline) en de volgende geneesmiddelen: Doxapram, ergonovine, methylergonovine, methysergide, ergotamine, ocytocine, methyldopa en methylphenidate versterkt de bloeddrukverhogende werking. - In geval van gelijktijdige toediening kan epinefrine (adrenaline) de werking van nitraatderivaten verminderen. Omgekeerd kunnen nitraatderivaten de bloeddrukverhogende werking veroorzaakt door epinefrine (adrenaline) tegenwerken. Nochtans blijft deze combinatie mogelijk. - Het gelijktijdige gebruik van epinefrine (adrenaline) en fenoxybenzamine kan leiden tot het ontstaan van ongewenste effecten. - Bij gelijktijdig gebruik kan epinefrine (adrenaline) het effect van bloeddrukverlagende geneesmiddelen verminderen. - Epinefrine (adrenaline) mag niet worden gebruikt ter bestrijding van een instorting van de bloedsomloop of lage bloeddruk die veroorzaakt zouden zijn door fenothiazines. - Het gelijktijdige gebruik van insuline of orale antidiabetica met epinefrine (adrenaline), in het bijzonder in geval van herhaalde toedieningen vereist een aanpassing van de doses insuline of orale antidiabetica. - Bicarbonaatoplossingen en epinefrine (adrenaline) mogen niet in dezelfde intraveneuze lijn worden ingespoten. ONVERENIGBAARHEDEN Vermits epinefrine (adrenaline) snel wordt vernietigd in een alkalisch milieu of in aanwezigheid van oxiderende stoffen, dient elk mengsel met andere inspuitbare geneesmiddelen en in het bijzonder met alkalische oplossingen te worden vermeden. Epinefrine (adrenaline) is verenigbaar met NaCl-oplossingen aan 0,9% (isotone oplossingen), maar onverenigbaar met geconcentreerdere oplossingen. De stabiliteit van epinefrine (adrenaline) in een glucoseoplossing (5%) vermindert wanneer de pH hoger is dan 5,5.
GEBRUIK IN GEVAL VAN ZWANGERSCHAP EN BORSTVOEDING Bij gebruik tijdens de zwangerschap, kan epinefrine (adrenaline) aanleiding geven tot een te lage zuurstofconcentratie bij de foetus. Bovendien kan een injectie met epinefrine (adrenaline) om de bloeddruk tijdens een epidurale anesthesie op peil te houden eveneens een versneld hartritme bij de foetus veroorzaken. Epinefrine (adrenaline) mag dus niet worden gebruikt indien de bloeddruk van de moeder hoger is dan 130/80 mmHg. In elk geval mag epinefrine (adrenaline) slechts tijdens de zwangerschap worden gebruikt indien de arts van oordeel is dat de verwachte heilzame werking de mogelijke risico’s voor de foetus rechtvaardigt. Epinefrine (adrenaline) komt terecht in de moedermelk. Het gebruik van epinefrine (adrenaline) bij de moeder die borstvoeding geeft kan ernstige ongewenste reacties veroorzaken bij de zuigeling. In geval van behandeling met epinefrine (adrenaline) dient de borstvoeding te worden onderbroken. BESTUREN VAN VOERTUIGEN EN BEDIENEN VAN MACHINES Tot op heden is er geen contra-indicatie gekend. HOE GEBRUIKEN EN IN WELKE HOEVEELHEDEN Epinefrine (adrenaline) zal nooit alleen worden gebruikt maar zal steeds deel uitmaken van een specifiek protocol, dit zowel wanneer het geneesmiddel wordt gebruikt ter behandeling van een shock ingevolge een overgevoeligheidsreactie voor een vreemde stof, als waneer het wordt toegediend bij reanimatie In geval van behandeling van een shock tengevolge een overgevoeligheidsreactie op een vreemde stof, bij lage bloeddruk, zal de oplossing van 1 mg/ml (1:1000) epinefrine (adrenaline) bij voorkeur intramusculair worden ingespoten. BIJ DE VOLWASSENE : Toe te dienen hoeveelheid in geval van een overgevoeligheidsreactie op een vreemde stof In geval van een gematigde overgevoeligheidsreactie op een vreemde stof, zal epinefrine (adrenaline) worden ingespoten aan een posologie van 10µg/kg. Wanneer een verbetering van de toestand uitblijft, kan deze hoeveelheid na 5 tot 10 minuten worden herhaald. In ernstigere gevallen waarbij de vitale prognose in het gedrang komt, zal epinefrine (adrenaline) bij voorkeur intraveneus worden toegediend. De intraveneuze injectie met epinefrine (adrenaline) moet worden uitgevoerd in een gespecialiseerd verzorgingscentrum door ervaren personen en onder continue hemodynamische controle. In dit geval is een verdunning van 1:10.000 of zelfs meer (1:100.000) van de epinefrineoplossing (adrenaline) aangewezen, vermits deze dosis beter kan worden aangepast in functie van de respons van de patiënt en ze het risico vermindert op overdosering of ongewenste effecten. De via deze weg toegediende aanbevolen dosis kan gaan tot 5µg/kg. Men mag beginnen met het voorzichtig inspuiten van de helft van deze dosis, en dit zo langzaam mogelijk (bijvoorbeeld in 5 tot 10 minuten) en steeds onder strikte controle van de vitale functies; vervolgens kan de rest van de hoeveelheid met kleine deeltjes worden ingespoten. Het optreden van ongewenste effecten moet eveneens van dichtbij worden opgevolgd.
Sommige clinici raden ook een langzame en voorzichtige intraveneuze inspuiting (bijvoorbeeld in 5 tot 10 minuten) aan van een aanvangsdosis van 0,1 mg epinefrine (adrenaline) (dit is 1 ml van een inspuitbare oplossing van 1:10.000 verkregen door verdunning van het geneesmiddel met water voor inspuitbare oplossingen of met NaCl 0,9% voor injectie). Indien nodig kan deze hoeveelheid vervolgens na 15 minuten worden herhaald. Men kan ze ook laten volgen door een continue intraveneuze perfusie die indruppelt met een startsnelheid van 1µg/min. Deze snelheid kan, indien nodig, vervolgens progressief worden verhoogd tot 4µg/min. In spoedsituaties waarbij de patiënt zich ver van een medisch centrum bevindt en zichzelf een injectie epinefrine (adrenaline) moet toedienen, dient hij zo snel mogelijk na de auto-injectie een arts te raadplegen. Toe te dienen hoeveelheid bij een hartstilstand De gebruikelijke hoeveelheid bij de volwassene bedraagt 1 mg intraveneus toe te dienen, en om de 3 tot 5 minuten te herhalen indien nodig. De inspuiting dient bij voorkeur in een perifere ader te worden gezet en moet worden gevolgd door een spoeling met minstens 20 ml inspuitbare NaCl 0,9% (de arm optillen na de injectie bevordert de distributie van het product). De injectie kan ook rechtstreeks in een centrale ader worden gezet. Toediening via de endotrachiale buis is eveneens een geldig alternatief in geval van reanimatie. In dit laatste geval zal de gebruikelijke dosis worden verdubbeld. De optimale hoeveelheid epinefrine (adrenaline) bij reanimatie werd niet bepaald. In bepaalde gevallen kan de inspuiting van grotere hoeveelheden vereist zijn. In bepaalde, zeer bijzondere situaties, bijvoorbeeld bij langdurige reanimatiepogingen, kan het gebruik van hoge doses (> 1 mg) overwogen worden. Men dient echter rekening te houden met een reëel risico op ernstige, irreversibele hersenletsels waaraan de patiënt wordt blootgesteld. BIJ HET KIND De aanvankelijke inspuiting epinefrine bij het kind bedraagt 10µg/kg of 0,01 mg/kg, ongeacht de indicatie. In geval van shock toe te schrijven aan overgevoeligheid voor een vreemde stof, de injectie intramusculair zetten. In geval van hartstilstand moet de injectie intraveneus worden toegediend. Een andere manier om de hoeveelheid bij het kind uit te drukken is 0,01 ml/kg/dosis oplossing op 1:1000. De behandeling nooit beginnen met een hoeveelheid van 100µg/kg! Deze hoeveelheid zal enkel worden gebruikt in het geval van aanhoudende hartstilstand bij snelle intraveneuze toediening indien de aanvankelijke hoeveelheid van 10 µg/kg geen verbetering in de toestand van het kind heeft teweeggebracht. De aanbevolen perfusiesnelheid voor het kind bedraagt 0,1 tot 1 µg/kg/minuut, afhankelijk van de respons. Inspuitingstechniek voor ADRENALINE DENOLIN 1mg/1ml syringe 0.1% intramusculair
De aanbevolen plaats voor de inspuiting is het bovenste buitengedeelte van de bil. 1) De voorgevulde spuit uit de blisterverpakking halen. 2) De huid desinfecteren met een antisepticum. 3) De rubberen bescherming van de naald halen. 4) De naald op enkele centimeters loodrecht van de huid gereed houden. 5) De huid tussen duim en wijsvinger goed strekken zonder uit te rekken. 6) In één vastberaden beweging de naald in de huid brengen. 7) Lichtjes aspireren om er zeker van te zijn dat het geneesmiddel niet wordt ingespoten in een klein bloedvat. Indien u geen bloedreflux vaststelt, de hoeveelheid voorgeschreven oplossing langzaam inspuiten. Indien u bloedreflux merkt, op een andere plaats herbeginnen. 8) Na inspuiting de naald snel en resoluut uit de huid halen. 9) De plaats van inspuiting goed afdrukken met een met antisepticum doordrenkt kompres. 10) Lichtjes masseren. 11) De rubberen bescherming weer op de naald zetten. MAATREGELEN IN GEVAL VAN GEBRUIK VAN TE HOGE DOSES Overdosering kan te wijten zijn aan de inspuiting van te hoge doses, of aan de verkeerdelijke intraveneuze inspuiting van hoeveelheden die gewoonlijk intramusculair worden toegediend. Overdosering wordt gekenmerkt door : - een zeer hoge bloeddruk die bloedingen en een eenzijdige paralyse kan veroorzaken, vooral bij bejaarde patiënten; - longoedeem; - ademhalingsmoeilijkheden; - een abnormaal langzame pols gevolgd door een abnormaal snelle pols evenals andere hartritmestoornissen die mogelijk fataal kunnen zijn; - een hartaandoening die zich uit door wijzigingen van het elektrocardiogram en door significante schommelingen in het bloed van het SGOT (= een transaminase enzym); - bleekheid, rillingen, verminderde nierwerking en toegenomen aciditeit in het bloed. Behandeling : Vermits epinefrine (adrenaline) snel door het lichaam wordt geëlimineerd, zal de behandeling voor overdosering vooral symptomatisch zijn. Indien longoedeem de ademhaling belet, kan hulp bij de ademhaling noodzakelijk zijn. Hartritmestoornissen kunnen worden bestreden door de toediening van een bèta-blokker zoals propranolol. ONGEWENSTE EFFECTEN Ongewenste effecten zijn vooral van cardiovasculaire aard (versneld hartritme en hoge bloeddruk) maar kunnen ook ervaren worden ter hoogte van het centrale zenuwstelsel. Epinefrine (adrenaline) kan volgende ongewenste effecten veroorzaken : zweten, stijfheid, bevingen, duizeligheid, versuftheid, syncope, braken, nervositeit, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid, zwakte, abnormale verhoging van suiker in het bloed, hartkloppingen,
versneld hartritme, hoofdpijn, afkoeling van de ledematen en wijzigingen in het elektrocardiogram, zelfs aan lage doses. Een overdosering of een verkeerdelijke intraveneuze inspuiting van hoeveelheden die gewoonlijk intramusculair worden toegediend, kan hoge bloeddruk veroorzaken (zie ook rubriek MAATREGELEN IN GEVAL VAN GEBRUIK VAN TE HOGE DOSES). Te hoge bloeddruk die kan gaan tot bloeding op underarachnoïdaal niveau of zelfs ter hoogte van de hersenen, of die kan leiden tot eenzijdige paralyse, kan eveneens optreden na toediening van de gebruikelijke doses. Bij patiënten met een insufficiëntie ter hoogte van de hartslagaders of met ischemische cardiopathie (=hartziekte), kan epinefrine (adrenaline) angina pectoris doen verergeren of versnellen, dit door het hart intenser te laten werken en zo de insufficiënte bloedsomloop nog meer te accentueren. Epinefrine (adrenaline) kan potentieel dodelijke hartritmestoornissen veroorzaken ter hoogte van de ventrikels, inclusief de ongecontroleerde en/of ondoeltreffende contractie van het hart, in het bijzonder bij patiënten met een organische cardiopathie (=hartziekte) of bij patiënten die andere stoffen krijgen die hartritmestoornissen kunnen veroorzaken (zie rubriek INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN VOEDING). Bij patiënten met een Parkinsonsyndroom, verhoogt epinefrine (adrenaline) stijfheid en bevingen. Epinefrine (adrenaline) kan bij bepaalde patiënten ook de volgende verschijnselen veroorzaken of verergeren : psychomotore agitatie, desoriëntering, alteratie van het geheugen, agressiviteit, paniek, hallucinaties, zelfmoord- of moordneigingen, achtervolgingswaanzin en –delirium. Misselijkheid, braken, transpiratie, bleekheid, ademhalingsmoeilijkheden en stopzetting van de ademhaling kunnen eveneens optreden. Het kan nuttig zijn de patiënt in te lichten over het mogelijke optreden van dergelijke verschijnselen. Herhaalde inspuitingen met epinefrine (adrenaline) kunnen een afbraak van het weefsel veroorzaken op de plaats van inspuiting. Ook ter hoogte van de ledematen, de nieren en de lever kan er zich een weefselafbraak voordoen. De inspuiting van hoge doses epinefrine (adrenaline), evenals de inspuiting van lage doses epinefrine (adrenaline) bij patiënten met perifere vasculopathie (=ziekte die de perifere vaten aantast) kunnen eveneens weefselafbraak of gangreen veroorzaken. Gevallen van gasgangreen met dodelijke afloop werden trouwens eerder reeds gerapporteerd ingevolge de intramusculaire toediening van olieachtige suspensies van epinefrine (adrenaline) in de bilspier (zie eveneens VOORZORGSMAATREGELEN). Langdurig gebruik of overdosering van epinefrine (adrenaline) kan de aciditeit in het bloed doen toenemen ingevolge de stijging van de melkzuurspiegels in het bloed. Na langdurige of buitensporige toediening van epinefrine (adrenaline) kan er zich bovendien een tolerantieverschijnsel (=gewenning) voordoen en zal de doeltreffendheid bijgevolg verminderen.
Deze tolerantie (=gewenning) verdwijnt wanneer de behandeling gedurende enkele dagen wordt onderbroken. Epinefrine (adrenaline) kan eveneens leiden tot een vermindering van het kaliumgehalte in het bloed. In geval er een ander ongewenst effect optreedt, gelieve dit mee te delen aan uw arts of apotheker.
BEWARING EN STABILITEIT Buiten de invloed van het licht bewaren en op een temperatuur tussen +2°C tot +8°C. Bewaren buiten het bereik van kinderen. Niet invriezen. Niet gebruiken de oplossing indien de oplossing in roze of bruin gekleurd is of indien U een neerslag vaststelt. De vervaldatum staat vermeld op de verpakking naast de letters EX:, gevolgd door de maand en het jaar. Het product vervalt op de eerste dag van de aangeduide maand. Geen vervallen product gebruiken. LAATSTE BIJWERKING VAN DE BIJSLUITER 21/12/2001