VELDLEEUWERIK Alauda arvensis
(foto Daniele Occhiato / Buiten-Beeld)
S108
Beschermingsstatus Rode lijstcategorieën
/
?
Beschermingsstatus
ja
nee
Habitatrichtlijnsoort
II
IV
Vogelrichtlijnsoort
ja
nee
N
A
K
Z
B
U
V
Belangrijke leefgebieden
Korte soortbeschrijving Soortkenmerken Grotendeels bruine vogel met gestreepte bovenzijde en borst. Kop zonder opvallende kenmerken, onduidelijke witte wenkbrauwstreep, kleine kuif, die – indien hij niet is opgericht – de kop een vierkant uiterlijk geeft. Borst gelig met fijne donkere strepen; overige onderdelen wit. Staart vrij lang met witte buitenste staartpennen. In vlucht met vrij lange staart en brede vleugels; ondervleugels grijs. Witte achterrand aan vleugel. Vlucht golvend met flappende vleugelslagen. In de broedtijd sterk territoriaal, in herfst en winter vaak in grote groepen op de velden te vinden. Roep een helder ’chirrup’ of ’chirp’, ook ’tsoei’. Zang luid, helder en jubelend. De zang, die soms wel een half uur aan een stuk klinkt, wordt vaak al vliegend vanop grote hoogte gebracht (zangvlucht).
Ecologie Veldleeuweriken broeden reeds in april, op de grond in graslanden, akkers of andere boomloze open gebieden met korte vegetatie. De nestjes zitten goed verstopt, maar geven wel een overzicht op het terrein. Ze bevatten drie tot vijf eieren. Na twee weken komen de eieren uit en nog geen drie weken later kunnen de jongen vliegen. Na het eerste legsel volgen hetzelfde jaar nog één of twee legsels. De mannetjes vliegen recht en uitbundig zingend tot wel 100 meter hoogte, om vervolgens langzaam weer omlaag
1
S108
te komen en in de buurt van het vrouwtje te landen. Het voedsel van de Veldleeuwerik bestaat uit insecten en zaden.
Biotoopvereisten Gebieden bedekt met lage vegetatie vooral in open velden, weiden, veengebieden en akkers. ’s Winters vaak in grotere groepen op woeste grond, geploegde akkers en stoppelvelden te vinden.
Populatie-uitwisseling en natuurverbindingen De Veldleeuwerik trekt in oktober - november in grote groepen weg. Een deel blijft echter het hele jaar in België en zal pas wegtrekken bij hevige sneeuwval of wanneer er gedurende een langere periode strenge vorst optreedt. Sommige vogels trekken weg naar Frankrijk of Engeland voor de winter, maar keren in februari-maart alweer terug.
Voorkomen in de provincie Vlaams-Brabant Regionale verspreiding De Veldleeuwerik was vroeger een van de meest algemene broedvogels in Vlaanderen. Hoewel de vogel plaatselijk nog zeer talrijk is, is de soort de laatste decennia sterk achteruit gegaan (tot 95%). Bij de opmaak van de Belgische broedvogelatlas (1973-1977) werd de populatie nog op 115.000 koppels geschat (toen was er reeds een sterke afname t.o.v. daarvoor), terwijl dat in 2000-2002 slechts 10.000 koppels waren. In het grootste deel van Vlaams-Brabant is de soort nog aanwezig, maar enkel in het open akker- en weidelandschap. In het zuidoosten van de provincie worden nog hoge dichtheden gemeten.
Inventarisatieonderzoeken • • •
Algemeen soortenverspreidingsonderzoek door het bijhouden van waarnemingen via de website waarnemingen.be. Project Algemene BroedvogelMonitoring (INBO, Vlaamse vogelwerkgroep Natuurpunt en Natuurpunt Studie) Project PuntTransectTellingen (INBO)
Knel- en aandachtspunten •
•
2 2
• •
Er wordt aan habitatkwaliteit ingeboet door een verminderde diversiteit aan teelten binnen een landbouwgebied. Ook soortenarme graslanden bieden minder voedsel en nestgelegenheid. Pesticidengebruik resulteert in een sterke afname van akker(on)kruiden en –insecten. Door efficiënte oogstmethoden verminderen de oogstresten (vooral van graan) die voorheen op de akkers achterbleven. Versnippering en aantasting van het boerenlandschap leidt tot verlies aan geschikt habitat. Aan de basis hiervan ligt ook een vergroting van de landbouwpercelen
• • •
waardoor er minder randen zijn en kleine landschapselementen verdwijnen. Een omschakeling van zomergraan naar wintergraan, biedt minder nestgelegenheid en er blijven minder winterse stoppelvelden (wintervoedsel) over. Verdroging van landbouwgronden door (sterke) drainage is nefast voor het voedselaanbod in de zomer. Een grote oppervlakte ongeschikt broedbiotoop aan het begin en het eind van het broedseizoen door intensievere oogst- of zaaimethodes is een belangrijke beperkende factor voor de productie van vroege en late legsels. De vaststelling dat veldleeuweriken niet meer in staat zijn tot het voortbrengen van minstens 2 tot 3 broedsels wordt als een van de belangrijkste oorzaken genoemd voor de achteruitgang van de soort.
S108
Overzicht maatregelen H2.1. Aanleg van akkerreservaten en wildakkers H2.4. Behoud van aardewegen H2.5. Gewaskeuze en vruchtafwisseling H2.6. Verminderd gebruik van herbiciden, pesticiden en meststoffen H2.8. - H2.11. Aangepast randenbeheer en braaklegging --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------S108.1. Aanleg van leeuwerikvlakken S108.2. Aanleg van faunaranden
Landschaps- en habitatgerichte maatregelen H2.1. Aanleg van akkerreservaten en wildakkers Akkers met een verscheidenheid aan zaadrijke gewassen kunnen specifiek voor akkervogels worden aangelegd.
H2.4. Behoud van aardewegen Er bestaat een positief verband tussen de aanwezigheid van aardwegen en het voorkomen van akkervogels. Binnen goede akkervogelgebieden is het verharden van landbouwwegen daarom niet aangewezen.
H2.5. Gewaskeuze en vruchtafwisseling Een late start van het broedseizoen wordt doorgaans veroorzaakt door een gebrek aan geschikte broedplaatsen (teveel kale akkers) aan het begin van het seizoen. Belangrijk is dat in de akkers zowel aan het begin als aan het eind van het broedseizoen voldoende geschikte broed- en foerageerplaatsen voorhanden zijn. Vaak kiezen ze dan voor stukken met hogere vegetatie als erosiestroken, waar ze dan door het meervoudige maaien uitgemaaid worden. Door het graan later in het seizoen in te zaaien, krijgen akkervogels langer de kans om te broeden vooraleer het gewas te hoog opschiet. Door in de winter stukken graan niet te oogsten, vinden de overwinterende vogels ook in deze voedselarme periode van het jaar voedsel. Het verbouwen van een meerjarige gewas zoals luzerne draagt eveneens bij tot een verlengde broedtijd.
H2.6. Verminderd gebruik van herbiciden, pesticiden en meststoffen. Een vermindering en een gerichte en efficiënte toepassing van landbouwproducten kan de ongunstige effecten t.a.v. insecten en kruiden grotendeels tenietdoen.
H2.8. - H2.11. Aangepast randenbeheer en braaklegging Een op natuurwaarden gericht akkerrandbeheer met kruidenrijke randstroken die bij voorkeur aansluiten op kruidenrijke lineaire landschapselementen. Daarbij hoort ook een stopzetting, extensivering en/of gerichte(re) toepassing van bestrijdingsmiddelen in de akkerrandzones (zie verder). Kruidenrijke overhoekjes en stoppelakkers (met graanresten) dienen als dekking en voedsellocatie gedurende de wintermaanden.
3
S108
Ook kunnen stoppels en graanresten worden overgehouden. Naast het voeren van een aangepast randmaaibeheer kan in de randen van akkers een faunazone worden ingezaaid met onkruidzaden om zo meer insecten te lokken. Een succesvolle maatregel is meerjarige grasbraak op perceelsniveau. Verder hoort ook een stopzetting, extensivering en/of gerichte(re) toepassing van bestrijdingsmiddelen tot de mogelijkheden.
Soortgerichte maatregelen S108.1. Aanleg van leeuwerikvlakken Dit zijn minimaal twee in graanteelten uitgespaarde vlakjes van gemiddeld 20m² per hectare (doorgaans 3x6 m of 4x4 m), die op minimaal 25 m van de perceelsrand liggen. Deze niet ingezaaide plekjes bieden veldleeuweriken en andere akkervogels mogelijkheden om te foerageren en te broeden. Bemesting en onkruidbestrijding zijn toegestaan maar wordt bij voorkeur achterwege gelaten of beperkt. Het idee van de leeuwerikvlakken is afkomstig uit Denemarken en Engeland. Leeuwerikvlakjes worden doorgaans in winteren zomergraan aangelegd maar kunnen in principe ook in maïs worden toegepast. Deze maatregel kan starten in het najaar (wintergraan) of het voorjaar (zomergraan). De beste resultaten worden behaald indien ze worden aangelegd in tarwe. Aanleg van deze vlakjes wordt in de provincie Vlaams-Brabant niet aangemoedigd wegens de moeilijke opvolging ervan. Foto: Inrichting van een leeuwerikvlak (Bron: O. Dochy, 2005).
S108.2. Aanleg van faunaranden Voorbeelden kunnen gevonden worden onder de vorm van de zogenaamde duo- en trioranden. Een duorand is een vorm van meerjarig randenbeheer langs akkers waarbij stroken van 9 tot 12 m breed worden ingezaaid met een mengsel van (laagblijvende) grassen en kruiden en waarvan de ene helft op een later tijdstip wordt gemaaid dan de andere. Bemesting en onkruidbestrijding zijn uitgesloten, wat niet uitsluit dat plekgewijs bestrijding van ongewenste onkruiden zoals distels en ridderzuring kan plaatsvinden. De duorand sluit waar mogelijk aan op enigszins open lineaire landschapstructuren zoals sloten en dijken. Langs houtige elementen heeft dit voor de Veldleeuwerik weinig zin vermits opgaande beplantingen binnen een straal van 200 m een ongunstig effect hebben op het voorkomen van veldleeuweriken in akkers. De kort gemaaide strook wordt buiten het broedseizoen, dit is voor half april en na half juli, gemaaid. De ruige strook wordt later en voor een deel reeds in augustus gemaaid afhankelijk van de vegetatiegroei. Door het creëren van open, kale (foerageer)plekken in de duoranden, analoog aan de leeuwerikvlakken in granen, wordt het effect nog versterkt. Dit kan bijvoorbeeld door lokaal dode vegetatie weg te harken. Nog beter dan de duorand is de triorand. Dit zijn drie parallelle stroken waarvan er twee in het voorjaar kort gehouden worden en één strook ruig blijft. Bij een duorand is de ‘korte’ rand immers tegen juni al fors gegroeid en daardoor minder toegankelijk voor vogels. In een korte rand kunnen patrijzenkuikens makkelijker foerageren terwijl dekking (ruige rand) vlakbij is. Door het kort houden, wordt niet in de korte rand gebroed en kunnen bij het maaien geen nesten verloren gaan. Het maaien gebeurt bij voorkeur met een bloter; indien die niet beschikbaar is, wordt de maaibalk op 30 cm hoogte ingesteld.
4
S108
Figuur: Beheerpatroon van een triorand (figuur technische richtlijn akkervogels/VLM).
Foto: Kruidenrijke triorand te Waasmont (Bron: VLM).
Financierings- en ondersteuningmogelijkheden Algemeen • • •
Ondersteuning gemeentelijk natuurbeleid Subsidie voor de aankoop van natuurgebieden Landschapsteam
Soortgericht •
Bijzonder natuurbeschermingsproject
5
S108
Habitatgericht • • • • • • • • •
Beheerovereenkomst soortenrijke graslanden en akkers Beheerovereenkomst perceelsrandenbeheer (optie maaien na 15 juli) Beheerovereenkomst soortenbescherming akkervogels: gemengde grasstroken Beheerovereenkomst soortenbescherming akkervogels: opgeploegde gemengde grasstroken Beheerovereenkomst soortenbescherming akkervogels: vogelvoedselgewassen Beheerovereenkomst soortenbescherming akkervogels: winterstoppels Beheerovereenkomst soortenbescherming akkervogels: graanranden Beheerovereenkomst aanplant en onderhoud van kleine landschapselementen Beheerovereenkomst onderhoud van kleine landschapselementen
Lopende initiatieven •
Akkerreservaten in beheer van Natuurpunt, o.a. ‘Bethlehem’ (Honsem - Meldert), ‘Blinde Ezel’ (Nerm - Hoegaarden), ‘Egypte’ (Nerm - Hoegaarden), ‘Grote Kouter’ (Vertrijk - Boutersem), ‘Katerspoel’ (Nerm - Hoegaarden), ‘Pertseveld’ (Hoksem Hoegaarden). Ook in West-Brabant zijn ondertussen akkerreservaten aangelegd.
Opvolgings- en evaluatiemogelijkheden Zicht- en gehoorwaarneming in open akkergebieden De Veldleeuwerik is vaak al vanaf ver te horen. Hij heeft prachtige lange melodieën die hij hoog in de lucht laat horen om vrouwtjes te lokken en concurrenten te imponeren. De Veldleeuwerik is bekend door zijn zangvlucht. De vogel stijgt al zingend naar een hoogte van 50 tot 100 meter. Op die hoogte blijft het een tijdje hangen waarna hij weer naar beneden zakt en waarbij hij zich de laatste tientallen meters uit de lucht laat vallen. Meestal eindigt hij in een parachutelanding met gespreide vleugels en staart.
Referenties & verdere informatie Publicaties • •
•
•
•
• •
•
6
Dochy O. (2005). Vegetatieontwikkeling in experimentele leeuwerikvlakjes in wintertarwe en maïs. Instituut voor Natuurbehoud. Advies IN.A.2005.123. 10 p. Dochy O. & Hens M. (2005). Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden. Beschermingsmaatregelen voor akkervogels. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud IN.R.2005.01, Brussel, i.s.m. het provinciebestuur West-Vlaanderen, Brugge. 108 p. Eraud C. & Boutin J-M. (2002). Density and productivity of breeding Skylarks Alauda arvensis in relation to crop type on agricultural lands in western France. Bird Study 49: p. 287-296. Morris A., Holland J., Smith B. & Jones N. (2004). Sustainable Arable Farming For an Improved Environment (SAFFIE): managing winter wheat sward structure for skylarks Alauda arvensis . Ibis 146 (Suppl. 2): p. 155-162. Odderskaer P., Prang A., Poulsen J., Normark Andersen P. & Elmegaard N. (1997). Skylark (Alauda arvensis ) utilisation of micro-habitats in spring barley fields. Agriculture, Ecosystems and Environment 62, 1: p. 21–29. van ’t Hoff J. & van Scharenburg K. (1992). Bos en akkervogels. Landschap 9, 3: p. 165-175. Vermeersch, G. & Anselin, A. (2009). Broedvogels in Vlaanderen in 2006-2007. Recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn. Mededeling van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek nr. 3, Brussel. 102 p. Vermeersch G. Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krieken B. (2004). Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededeling van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek nr. 23, Brussel. 496 p.
Websites • • • • • •
www.inbo.be/content/page.asp?pid=FAU_VO_akkervogels www.velpe-mene.be/files/str_akkervogels.htm www.velpe-mene.be/nbakkerreservaten.htm users.skynet.be/bk239928/html/dutch/akkervodraaiboek.htm www.inbo.be/docupload/3042.pdf www.waarnemingen.be
S108
Folders • •
Akkervogels. Evenwicht tussen landbouw en natuur. Vogelwerkgroep Fruitstreek. Folders te vinden op: http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/Beheerovereenkomsten/fiches/ Fiche_akkervgls.pdf http://www.west-vlaanderen.be/kwaliteit/Leefomgeving/natuur/Documents/ leefomgeving/natuur/map_akkervogels.pdf http://www.rlh.be/publicatie/pdf/Akkervogels_Veldleeuwerik.pdf
Advies • •
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) Vlaamse Landmaatschappij (VLM)
7
S108
8