Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal Eindrapport
Opdrachtgever : Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel
juli 2007
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
INHOUDSTAFEL
AFKORTINGENLIJST NIET TECHNISCHE SAMENVATTING
0.
RAPPORTGEGEVENS.................................................................................................. 1
0.1 0.2 0.3
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ........................................................................................... 1 DOELSTELLING................................................................................................................ 2 STRUCTUUR VAN HET RAPPORT ........................................................................................ 3
1.
ALGEMEEN DEEL......................................................................................................... 1
1.1 INLEIDING ...................................................................................................................... 1 1.2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN VERANTWOORDING VAN HET PROJECT .......................... 1 1.2.1 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ................................................................ 1 1.2.2 NADERE UITWERKING ECONOMISCH NETWERK ALBERTKANAAL ..................................... 2 1.3 PROJECTBESCHRIJVING ................................................................................................. 3 1.3.1 TYPERING BEDRIJVIGHEID ............................................................................................ 3 1.4 MOTIEVEN OPMAAK ....................................................................................................... 3 1.5 BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN .......................................................... 4
2.
RISICO’S ZWARE ONGEVALLEN......................................................................... 2
2.1 INLEIDING ............................................................................................................... 1 2.2 METHODIEKEN ........................................................................................................ 1 2.2.1 INLEIDING TOT EXTERNE VEILIGHEID ...................................................................... 1 2.2.1.1 Mensrisico’s..................................................................................................... 2 2.3 TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT ........................................... 5 2.3.1 INLEIDING ............................................................................................................. 5 2.3.2 METHODIEK ......................................................................................................... 5 2.3.2.1 Zoneringsmethodiek ........................................................................................ 5 2.4 BESCHRIJVING STUDIEGEBIED ................................................................................. 8 2.4.1 AFBAKENING EN SITUERING .................................................................................. 8 2.4.2 SITUERING OP HET GEWESTPLAN ........................................................................ 10 2.4.3 GEVOELIGE OMGEVINGSOBJECTEN ..................................................................... 10 2.4.3.1 Bewoning....................................................................................................... 10 2.4.3.2 Kwetsbare locaties ........................................................................................ 14 2.4.3.3 Milieurelevante aspecten............................................................................... 16
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Inhoud/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.4.4 EXTERNE GEVARENBRONNEN ............................................................................. 18 2.4.4.1 Lijnbronnen.................................................................................................... 18 2.4.4.2 Puntbronnen .................................................................................................. 21 2.5 EVALUATIE SEVESO-BEDRIJVEN OP DE GEPLANDE BEDRIJVENTERREINEN .............. 22 2.5.1 IDENTIFICATIE GEPLANDE BEDRIJVENTERREINEN ................................................. 22 2.5.2 SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL – MENSRISICO’S ........................ 22 2.5.2.1 Inleiding ......................................................................................................... 22 2.5.2.2 Evaluatie zonering bedrijventerreinen ........................................................... 23 2.5.3 EVALUATIE GEPLANDE ONTWIKKELINGEN ROND SEVESO-BEDRIJVEN .................... 26 2.5.3.1 Identificatie en analyse van bestaande Seveso-activiteiten .......................... 26 2.5.4 SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL – DOMINO-EFFECTEN ................. 28 2.5.4.1 Inleiding ......................................................................................................... 28 2.5.4.2 Criteria voor afbakening ................................................................................ 28 2.5.4.3 Domino-effecten – puntbronnen .................................................................... 29 2.5.4.4 Domino-effecten – lijnbronnen....................................................................... 32 2.5.4.5 Besluit en aanbevelingen .............................................................................. 45 2.5.5 MILIEURISICO’S .................................................................................................. 47 2.5.5.1 Aanwezigheid van erkende natuurreservaten, Ramsar-, vogel- en habitatrichtlijngebieden;................................................................................................ 47 2.5.5.2 Aanwezigheid van oppervlaktewater ............................................................. 47 2.5.5.3 Besluit en aanbevelingen .............................................................................. 48
3.
LEEMTEN IN DE KENNIS ............................................................................................. 1
4.
ALGEMEEN BESLUIT................................................................................................... 1
4.1 INLEIDING ....................................................................................................................... 1 4.2 SAMENVATTING EN BESLUIT.............................................................................................. 1 4.2.1 SAMENVATTING ............................................................................................................ 1 4.2.1.1 Directe mensrisico’s............................................................................................................ 1 4.2.1.2 Indirecte mensrisico’s – Domino-effecten ......................................................................... 2 4.2.1.3 Milieurisico’s ........................................................................................................................ 2 4.2.2 ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................... 3
BIJLAGEN
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Inhoud/ pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Figuren
Figuur 2.1: criteria voor het groepsrisico Figuur 2.2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek Figuur 2.3 : domino-effecten puntbronnen Figuur 2.4 : Domino-effecten bedrijventerrein
4 7 30 31
Tabellen
Tabel 2.1: criteria voor het plaatsgebonden risico 2 Tabel 2.2: Bevolkingsgegevens. 10 Tabel 2.3: Publiek bezochte gebouwen en gebieden 13 Tabel 2.4: Bevolkingsgegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied 14 Tabel 2.5 : overzicht relevante pijpleidingen 20 Tabel 2.6: Scheidingsafstanden Indugas 26 Tabel 2.7: Faaldata uit het Handboek Kanscijfers 34 Tabel 2.8 : berekende grenswaarden wegtransport mbt domino-effecten 39 Tabel 2.9 : berekende grenswaarden scheepstransport mbt domino-effecten 41 Tabel 2.10 : overzicht relevante pijpleidingen 41 Tabel 2.11 : faalkansen voor ondergrondse pijpleidingen volgens het Handboek Kanscijfers (2004) 42 Tabel 2.12: Evaluatie van de faalkansverhoging voor toekomstige Seveso-installaties 44
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Inhoud/ pagina 3
AFKORTINGENLIJST ADR BLEVE BPA EEG ENA IRC LNE LPG NATO QRA OVR RSV RUP RVR RWO SWA-VR TNT VCE ZNA
Accord Européen relative au Transport International des Marchandises Dangereuses par Route Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Bijzonder Plan van Aanleg Europese Economische Gemeenschap Economisch Netwerk Albertkanaal IsoRisico Contouren Departement Leefmilieu Natuur en Energie Liquified Petroleum Gas North Atlantic Treaty Organisation Kwantitatieve Risico Analyse Omgevingsveiligheidsrapport Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Ruimtelijk UitvoeringsPlan Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Veiligheidsrapport in het kader van het Samenwerkingsakkoord trinitrotolueen Vapour Cloud Explosion Ziekenhuis Netwerk Antwerpen
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport Antwerpen-Kanaal Economisch Netwerk Albertkanaal
Eindrapport
Opdrachtgever : Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel
juli 2007
AFKORTINGENLIJST
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING ................................................................................ 2
1.
INLEIDING ..................................................................................................................... 1
2.
BESCHRIJVING UIT TE VOEREN PROJECT .............................................................. 2
3.
BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED................................................................ 3
3.1 3.2 3.3 3.4
SITUERING ..................................................................................................................... 3 POPULATIE .................................................................................................................... 4 MILIEU-RELEVANTE ASPECTEN ....................................................................................... 4 EXTERNE GEVARENBRONNEN ......................................................................................... 6
4.
DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR ..................................... 6
4.1
ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL – DIRECTE MENSRISICO’S ......................................................................................................................... 6 4.1.1 ZONERINGSMETHODIEK M.B.T. SEVESO-ACTIVITEITEN................................................... 7 4.2 MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECTEN .......................................................................... 9 4.3 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL – MILIEURISICO’S ..................................................................................................................................... 9 5. 5.1
RESULTATEN DEELONDERZOEKEN....................................................................... 10 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL – DIRECTE
MENSRISICO’S ....................................................................................................................... 10
5.2 5.3
MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECT ............................................................................ 11 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPEN-KANAAL– MILIEURISICO’S . ................................................................................................................................... 12
6.
BEOORDELING EN BESLUIT .................................................................................... 13
6.1 ALGEMEEN .................................................................................................................. 13 6.2 AANDACHTSPUNTEN .................................................................................................... 13 BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART ......................................................................................... 15
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
1. INLEIDING In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen1 werd in september 2001 het planningsproces “Nadere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA)” opgestart. Dit proces werd afgerond in september 2003. In dit proces werd voor het ganse gebied gewerkt aan een concrete en geïntegreerde visie op de ruimtelijk-economische ontwikkeling en aan de wijze waarop netwerkvorming gestimuleerd kan worden. In functie hiervan werden plaats en rol aangeduid van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen. In het totaal zijn er 13 bijkomende bedrijventerreinen al dan niet in samenhang met herstructurering van een bestaand terrein, geïdentificeerd. Naar aanleiding van een beslissing, genomen door de Vlaamse regering, over de nadere uitwerking van het ENA is de afdeling Ruimtelijke Planning van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Ontroerend Erfgoed (RWO) van de Vlaamse Overheid gestart met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Een bijkomende actie, voortvloeiend uit de beslissing van de Vlaamse regering betreft de opmaak van een Ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) voor het gehele projectgebied. Het Vlaams Gewest heeft het initiatief genomen om een aanvang te maken met het opstellen van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) in het kader van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Antwerpen Kanaal. in het kader van de verschillende RUP-procedures met betrekking tot de bestemming van de individuele bedrijventerreinen moet per bedrijventerrein een RVR opgemaakt worden. In onderhavig rapport wordt het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. Er is voor dit gebied geen GRUP beschikbaar. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met watergebonden karakter. In het bijzonder komen volgende elementen in deze evaluatie aanbod:
1
Inventarisatie en bespreking van de relevante objecten gesitueerd binnen het projectgebied en omgeving (studiegebied); Bepaling en evaluatie van het bestaande risicobeeld en de mogelijkheid tot inplanting van toekomstige Seveso-bedrijven in het projectgebied; Aanbevelingen met betrekking tot externe veiligheid; Samenvatting en algemene evaluatie van de externe veiligheid.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe Vlaanderen moet omgaan met de schaarse ruimte om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
2. BESCHRIJVING UIT TE VOEREN PROJECT Het bedrijventerrein heeft als rol binnen het ENA de ontwikkeling van watergebonden bedrijvigheid in een grootstedelijke omgeving op te vangen. Het gebied functioneert als natte toegang tot het ENA vanuit de Haven van Antwerpen als Poort van Vlaams niveau. Het bedrijventerrein Antwerpen-kanaal is historisch vergroeid in het stedelijk weefsel en heeft nood aan revitalisatie. Bepaalde delen in de bedrijvenstrip kunnen in aanmerking komen voor een meer stedelijke of multifunctionele ontwikkeling. De herstructurering ten gevolge van de verbreding vormt een aanknoping om in het bijzonder watergebonden bedrijvigheid aan te trekken en de ontsluiting van het gebied te optimaliseren. De volgende types van terreinen zouden, geredeneerd vanuit vestigingseisen van de bedrijven en rekening houdend met het goederenvervoer, in aanmerking kunnen komen voor de belangrijkste sectoren vertegenwoordigd in het ENA project: Gemengd terrein nabij overslagterminal; Vooral geschikt voor bedrijven met containers en internationale distributie, bijvoorbeeld elektronica, voedings- en genotmiddelen en transport en logistiek. Industrieterrein met multimodale ontsluiting; Vooral geschikt voor bedrijven met bulkgoederen, bijvoorbeeld uit de chemie, bouwmaterialen en afval en recycling. Dit zullen vooral terreinen zijn met kade direct aan het Albertkanaal. Weggeörienteerd terrein; Deze terreinen zijn aantrekkelijk voor bedrijven uit alle economische sectoren, maar met name die geen gebruik (kunnen) maken van intermodaal vervoer zoals bedrijven met bepaalde logistieke activiteiten.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
3. BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED In het kader van de evaluatie van de impact van het project op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. In onderstaande paragrafen worden dan ook verschillende aspecten van de ruimtelijke situering van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal behandeld. Tevens zal getracht worden rekening te houden met gekende mogelijk relevante toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het project. Als belangrijkste informatiebron zullen de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeentes gehanteerd worden. Antwerpen-Kanaal is een bedrijventerrein dat valt onder de herstructurering van bestaande, reeds bestemde bedrijventerreinen.
3.1
SITUERING
Het projectgebied is gelegen op grondgebied van de gemeenten Antwerpen, Wijnegem en Schoten. Het gebied wordt begrensd als volgt: -
In het westen door de R1/E19 en de stadskern Antwerpen; in het zuid-oosten door de N12 en het centrum van Wijnegem; In het zuiden door de N120 en het centrum van Deurne; In het noorden door de gemeenten Schoten en Schilde;
Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een 2 km perimeter rondom het projectgebied (zie kaart bijlage 1). Met betrekking tot externe veiligheid zijn de zogenaamde “aandachtsgebieden” van belang2 :
Gebieden met woonfunctie: 1. woongebied, bepaald volgens artikels 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening (dit zijn de gebieden die op de gewestplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen of bijzondere plannen van aanleg geheel of gedeeltelijk rood ingekleurd zijn); 2. groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld onder het eerste punt (m.a.w. zonevreemde woonclusters). Met ruimtelijk aaneengesloten geheel wordt hier bedoeld dat de wooneenheden zeer dicht bij elkaar moeten gelegen zijn. Als vuistregel geldt dat de kortste afstand tussen vaste gevels van naast elkaar gelegen wooneenheden niet groter mag zijn dan 50 m. Kwetsbare locaties (alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden);
2
Aandachtsgebieden zoals gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering “houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage” (BS 19/06/2007)
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 3
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); Waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: 1. de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; 2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Seveso-bedrijven; Transportstromen van gevaarlijke stoffen; Externe gevarenbronnen: een element in de omgeving dat de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, etc.
Opgemerkt dient te worden dat personenvervoer eveneens een aandachtsgebied is. Evenwel kan opgemerkt worden dat personenvervoer vandaag enkel in rekening wordt gebracht bij de bepaling van het groepsrisico. Ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico. Bijgevolg wordt het personenvervoer niet verder besproken in het RVR.
3.2
POPULATIE
In het rapport wordt de populatie in het studiegebied besproken. Het betreft een inventarisatie van de gebieden met woonfunctie, kwetsbare locaties en door het publiek bezochte gebouwen en gebieden. Tevens wordt rekening gehouden met mogelijk toekomstige projecten, zoals weergegeven in de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeenten. Binnen het studiegebied werden geen zonevreemde woongebieden geïdentificeerd die voldoen aan de definitie opgenomen in “gebieden met woonfunctie punt 2 (zie pagina NTS / pagina 3). Zonevreemde clusters zijn niet geïdentificeerd in Nederland door de Nederlandse overheid. In bijlage 1 aan deze samenvatting worden de relevante gebieden weergegeven op kaart.
3.3
MILIEU-RELEVANTE ASPECTEN
In het kader van veiligheidsrapportage worden volgende gebieden als milieu-relevant beschouwd in het kader van de Seveso-richtlijn
erkende natuurreservaten; vogel- en habitatrichtlijngebieden; Ramsargebieden; oppervlaktewater.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 4
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Er zijn geen Habitatrichtijngebieden, ramsargebieden of vogelrichtlijngebieden gesitueerd in de omgeving.
Æ Oppervlaktewater Binnen het studiegebied zijn een aantal oppervlaktewateren gesitueerd, weergegeven op kaart 5. In het bijzonder betreft het volgende rivieren, kanalen, dokken en/of beken : -
Albertkanaal; Kattendijkdok; Schelde; Amerikadok Straatsburgdok; Asiadok; Houtdok; Kempisch dok; Bonapartedok; Tweede havendok; Albertdok; Lobroekdok Schotenvaart
De meest waardevolle ecologische gebieden zijn tot vandaag gerelateerd aan de Schelde. Dit is ook het geval voor de havenontwikkeling, eerst aan de Kaaien nabij het stadscentrum, later als dokken aan het Eilandje en nog later als de dokken aan de noordelijke rand van de stad en de linkeroever. Deze ontwikkelingen wijzigden de natuurlijke structuur en de structuur van het waternetwerk ingrijpend. De meeste secundaire watersystemen zijn verbonden met de Schelde in een oost-westelijke richting. De vallei van de Grote Schijn is het belangrijkste structurerende watersysteem in het oostelijke deel van het grondgebied van Antwerpen. De rivier verzamelt een aantal andere kleine beken en riviertjes: de Laarse beek, de Oudelandse beek, de Schone Schijn en de Kleine Schijn. Als gevolg van de uitbreiding van de stad en de haven werd de natuurlijke loop en structuur van de beken verstoord. Enkel te Ruggeveld en in het Rivierenhof bleef de natuurlijk meanderende structuur van de Grote Schijn en de relatie met haar vallei grotendeels bewaard. Vanaf de Ring is de Schijn verplaatst, vertrekkend met een overwelving van 8 km naar het noorden, eindigend in een open kanaal nabij de haven, waar het water onder het kanaaldok in de Schelde wordt gepompt. Ook de andere stromen van het noordoostelijke deel van Antwerpen zijn verbonden met deze ‘Verlegde Schijn’. Deze lijst is niet limitatief.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 5
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
3.4
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
EXTERNE GEVARENBRONNEN
De externe gevarenbronnen zijn elementen of activiteiten in de omgeving die de oorzaak kunnen vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting (zie definitie). In het kader van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal gevarenbronnen geïdentificeerd en besproken : x x x x x
werden
volgende
externe
Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water; Luchtverkeer; Leidingstraten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse leidingen; Hoogspanningslijnen; LPG-tankstations;
4. DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR In het onderzoek naar mogelijke huisvesting van Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal, zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd:
analyse van de directe mensrisico’s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal; een domino-effectenanalyse tussen enerzijds Seveso-bedrijven onderling en tussen het bedrijventerrein en lijnbronnen (transportstromen) anderzijds; analyse van de invloed van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal op de lage drempel Seveso Bedrijven Indusgas en Sigma Kalon; onderzoek naar mogelijke milieurisico’s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten;
4.1 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPENKANAAL – DIRECTE MENSRISICO’S In het rapport werd een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Sevesoinrichtingen bij investeringen. In het rapport werd zowel een evaluatie van het nieuwe bedrijventerrein als een evaluatie van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-activiteiten uitgevoerd.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 6
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
4.1.1 Zoneringsmethodiek m.b.t. Seveso-activiteiten Op basis van berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, …) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat.
In het rapport zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied:
Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan)3 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen4 Ontplofbare stoffen (TNT)
Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data. Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een software-toepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op http://asp.be.sgs.com/rvr/.
Opgemerkt dient te worden dat het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande methodieken niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. 3
de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 7
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Figuur 4.1 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. Figuur 4.1 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek
Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf
kansrijke zone voor inplanting
Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten OK
Niet OK
kansrijke zone voor inplanting
OK
Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool http://asp.be.sgs.com/rvr Niet OK
geschikte zone voor inplanting
OK
Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA
Niet OK
Aanpassing aanvraag en/of locatie
Seveso-Hoge Drempel bedrijven dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de SevesoLage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones wordt omtrent de aanvaardbaarheid geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in een “geschikte zone” hebben reeds een QRA uitgevoerd waaruit blijkt dat ze in deze zone voldoen aan de in Vlaanderen geldende risicocriteria.
4
Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 8
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
4.2
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECTEN
In het rapport werd een analyse uitgevoerd of tengevolge van externe gevarenbronnen de kans/effect op/van zware ongevallen verhoogd wordt. Met andere woorden er werd nagegaan of er domino-effecten kunnen optreden als gevolg van het optreden van een incident. De analyse werd uitgevoerd tussen de transportstromen en de toekomstige Seveso-bedrijven aanwezig op bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal.
4.3 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPENKANAAL – MILIEURISICO’S In het rapport werden aan de hand van een kwalitatieve analyse de mogelijke aandachtspunten met betrekking tot milieurisico’s tengevolge van toekomstige Seveso-activiteiten op AntwerpenKanaal geïdentificeerd. Hierbij werd aandacht besteed aan de milieu-relevante aspecten zoals opgenomen in voorgaande paragraaf 3.3.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 9
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
5. RESULTATEN DEELONDERZOEKEN
5.1 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPENKANAAL – DIRECTE MENSRISICO’S Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen in het oostelijk gedeelte van het bedrijventerrein, met uitzondering van van het noordoostelijk gedeelte waar praktisch geen Seveso-bedrijvigheid is toegelaten. Een zone gelegen in het noordoosten, met name ten zuidoosten van het centrum van Schoten laat praktisch geen Seveso-bedrijvigheid toe. Opgemerkt dient te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema Figuur 4.1). Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen beperkt zijn. Indugas In de kennisgeving van het bedrijf Indugas is opgenomen dat er in het bedrijf toxische gassen (29492 kg waarvan 6500 kg chloor) en brandbare gassen (57887 kg) aanwezig kunnen zijn. Uit de zoneringskaarten blijkt dat er slechts in het oostelijk deel van het projectgebied een mogelijkheid is tot het opslaan van toxische gassen met hoeveelheden kleiner dan 5 ton mogelijk is. Indugas is dan ook gevestigd in een gebied waar geen toxische gassen opgeslagen kunnen worden volgens de zoneringskaarten. Ook voor de brandbare gassen blijkt uit de zoneringskaarten dat Indugas in een spergebied ligt. De dichtstgelegen woonzone bevindt zich op enkele meters van de perceelsgrens van Indugas. De dichtsbijzijnde kwetsbare locatie ligt op circa 550 m van Indugas (Gesubsidieerde Vrije Basisschool, nr. 22 op de kaart 4: Kwetsbare locaties). Hiermee wordt dus niet voldaan aan de scheidingsafstanden zoals genoemd in tabel 2.6 van hoofdstuk 2. Verdere generieke berekeningen zijn niet uitgevoerd door het ontbreken van specifieke gegevens over Indugas. Sigma Kalon In de kennisgeving is aangegeven dat het bedrijf Sigma Kalon een vergunning heeft om 41.000 kg ´T´ producten op het bedrijfsterrein aanwezig te hebben. Voor het gebied waar Sigma Kalon gevestigd is, blijkt uit de zoneringskaarten dat hier geen bedrijven mogen gevestigd worden met toxische vloeistoffen die een plasoppervlakte van < 100 m² kunnen vormen. Op basis van de huidige gegevens die bekend zijn uit de kennisgeving van Sigma Kalon kan geen exacte plasoppervlakte berekend worden omdat de inhoud, grootte en chemische en fysische gegevens van het betreffende product niet in ons bezit zijn.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 10
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
5.2
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECT
In deze paragraaf wordt het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder:
Invloed van Seveso-bedrijven op Antwerpen-Kanaal en vice versa; Invloed van het wegtransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van het scheepstransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van de leidingstraten op Antwerpen-Kanaal; Invloed van de aanwezige hoogspanningslijnen; Invloed van het aanwezige LPG tankstation en vice versa;
Domino-effecten bij de huidige lage drempel Seveso-bedrijven tengevolge van installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal worden momenteel niet verwacht. Indien een Seveso-bedrijf zich wenst te vestigen binnen een straal van 500 meter van één van beide Seveso-bedrijven, wordt er aanbevolen om een aanvullende studie uit te voeren om te bepalen of er domino-effecten mogelijk zijn. Gezien de ligging van het LPG-tankstation (verder dan 500 meter van het bedrijventerrein), worden domino-effecten bij het tankstation tengevolge van een incident met één van de installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal niet verwacht. Dit geldt ook andersom. Er wordt aanbevolen geen Seveso-installaties binnen de 50 meter van de ondergrondse leidingstraat in te planten. Voor installaties binnen deze perimeter dient aan de hand van een dominoeffectenanalyse voor de secundaire installaties de noodzakelijkheid van een bescherming tegen warmtestraling (sprinkler, coating, brandmuur,...) bestudeerd te worden. Aanbevolen wordt om geen installaties hoogspanningsleidingen in te planten.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
(met
juli 2007 Eindrapport
gevaarlijke
stoffen)
onder
de
NTS / pagina 11
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
5.3 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN OP ANTWERPENKANAAL– MILIEURISICO’S In dit deelonderzoek werd het aspect milieurisico’s voor het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal besproken. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met betrekking tot milieurisico’s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Met betrekking tot de milieurisico’s is er een aandachtspunt geïdentificeerd: Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal, de dokken en aanwezige beken te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 12
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
6. BEOORDELING EN BESLUIT
6.1
ALGEMEEN
In onderhavig rapport werd regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter AntwerpenKanaal geanalyseerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder wordt in een ruimtelijk veiligheidsrapport betreffende een bijkomend bedrijventerrein, aandacht besteed aan de mogelijke inplanting van Seveso-activiteiten op dit toekomstig industriegebied. Uit de analyse blijkt dat het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal potentie heeft tot inplanting van Seveso-activiteiten. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen in het oostelijk gedeelte van het bedrijventerrein, met uitzondering van van het noordoostelijk gedeelte waar praktisch geen Seveso-bedrijvigheid is toegelaten. Een zone gelegen in het noordoosten, met name ten zuidoosten van het centrum van Schoten laat praktisch geen Seveso-bedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen beperkt zijn. Met betrekking tot de milieurisico’s is een aandachtspunt geïdentificeerd. Seveso-bedrijven op Wommelgem-Ranst, dienen aandacht te besteden aan mogelijke verontreiniging van het Albertkanaal ten gevolge van bijvoorbeeld scheepsverladingen, verontreinigd bluswater, etc..
6.2
AANDACHTSPUNTEN
Bestudering van de huidige Seveso bedrijven leert dat het bedrijf Indusgas dat, toxische gassen aanwezig heeft, op het bedrijfsterrein gevestigd is in een gebied waar volgens de zoneringskaart geen toxische gassen kunnen opgeslagen worden. Ook voor de brandbare gassen ligt het bedrijf in een spergebied. Verder voldoet het bedrijf niet aan de scheidingsafstanden die gelden ten opzichte van woonzones en kwetsbare lokaties.
Voor het bedrijf Sigma Kalon zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ligging volgens de zonering.
Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal, de dokken en aanwezige beken te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein.
Aanbevolen wordt om geen Seveso-installatie binnen de 50 meter van de ondergrondse leidingstraat in te planten. Voor installaties binnen deze perimeter dient aan de hand van een domino-effectenanalyse voor de secundaire installaties de noodzakelijkheid
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 13
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
van een bescherming tegen warmtestraling (sprinkler, coating, brandmuur, ...) bestudeerd te worden.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 14
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
NTS / pagina 15
LEGENDE
Lage drempel Seveso-bed Region Publiek bezochte locaties
Sch oten vaar t
BPA BPA Ziekenhuis en/of rust- en v School
st ra
at be ek
natuurgebied
Ko pe r
Woonzone Projectgebied Studiegebied - 2 km
Luchtbal
Tweede Havendok
b uis th Ee
B
Gemeentegrenzen
Schoten k ee
Kromven beek
Albertdok
Merksem
Amerikadok
Schilde Straatsburgdok
BPA Wijtschot
No Window
Kattendijkdok
Houtdok
al a na ertk
Kle
Lo
Bosuil
o br
Sportpaleis
d ek
Kempisch dok
Asiadok
Schelde
Alb
hijn in Sc
F
Weze
ok
Bonapartedok Willemdok
A
lseb
eek
Wijnegem
Deurne Antwerpen
E
Wijnegem Shopping Center
Centraal station
C
G p sloo Dorp
H
Makro
Zoo
Zoo
D
Groot Sch
ijn
Wommelgem Overzichtskaart Studiegebied
Schaal : 1/48000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
DEEL
0. RAPPORTGEGEVENS
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
0.1
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS
Opdrachtgever:
Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel
Opdrachthouder:
SGS Belgium N.V. Division Environmental Services Haven 407 Polderdijkweg 16 B-2030 Antwerpen
Projectleiders:
Bob Gorrens Erkend VR-deskundige Philippe Cornille Erkend VR-deskundige
Auteur:
Margy Aerts Erkend VR-deskundige
Document:
Eindrapport juli 2007
SGS Belgium NV Projectnummer: 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 0 / pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
0.2
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
DOELSTELLING
In het kader van de Seveso II-richtlijn (“Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken”), aangevuld met richtlijn 2003/105/EG) hebben de Lid-Staten de verantwoordelijkheid om (artikel 12) : “…er zorg voor (te dragen) dat de ten doel gestelde preventie van zware ongevallen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of in andere toepasselijke takken van beleid in aanmerking worden genomen. Zij streven de verwezenlijking van die doelstellingen na door toezicht op:….” a) de vestiging van nieuwe inrichtingen; b) de in artikel 13 bedoelde wijzigingen van bestaande inrichtingen; c) nieuwe ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen zoals verbindingswegen, openbare lokaties, woongebieden, wanneer de plaats van vestiging ervan of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar ongeval kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken.” “De Lid-Staten dragen er zorg voor dat er in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of andere toepasselijke takken van beleid alsmede de procedures voor de uitvoering van die takken van beleid rekening wordt gehouden met de noodzaak om op een langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen de onder deze richtlijn vallende inrichtingen enerzijds en woongebieden, door het publiek bezochte gebieden, waardevolle natuurgebieden en bijzonder kwetsbare gebieden anderzijds, en, voor bestaande inrichtingen, aanvullende technische maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 5, teneinde de gevaren voor personen niet te vergroten.” “De Lid-Staten dragen er zorg voor dat alle bevoegde autoriteiten en alle diensten die bevoegd zijn beslissingen op dit gebied te nemen passende adviesprocedures invoeren om de tenuitvoerlegging van de (hierboven) vastgestelde beleidsmaatregelen te vergemakkelijken.”
Deze bepalingen werden overgenomen door het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en amendement (26/04/2007) tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Op 18/12/2002 keurde de Vlaamse Regering de aanpassing van het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid goed dat voorziet in titel IV een hoofdstuk IV over “Veiligheidsrapportage over Ruimtelijke Uitvoeringsplannen”. In artikel 4.4.1 wordt voorzien dat er Ruimtelijk Veiligheidsrapporten moeten opgemaakt worden. Op basis hiervan heeft het Vlaams Gewest het initiatief genomen om een aanvang te maken met het opstellen van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport in het kader van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Antwerpen-Kanaal.
SGS Belgium NV Projectnummer: 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 0 / pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
0.3
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
STRUCTUUR VAN HET RAPPORT
Onderhavig rapport is het eindrapport van genoemde onderzoeksopdracht. Æ Deel 1 geeft algemene inlichtingen zoals een beschrijving en de krachtlijnen van het planningsproces, een overzicht van de motieven voor het planningsproces, een beschrijving van de in beschouwing genomen alternatieven en een vergelijking tussen de beschreven alternatieven en de resultaten van het proces. Æ Deel 2 verstrekt informatie over de invloed van de beslissingen in het planningsproces op de risico’s op zware ongevallen voor mens en milieu. Æ Deel 3 bevat een opgave van de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis bij het verzamelen en verwerken van de vereiste informatie en de daaruit voortvloeiende implicaties voor de wetenschappelijke onderbouwing van het rapport. Æ Deel 4 omvat het “algemeen besluit” vanuit het oogpunt externe veiligheid en dominoeffecten. Tenslotte bevat het rapport een niet-technische samenvatting van de delen 1 tot en met 4.
SGS Belgium NV Projectnummer: 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 0 / pagina 3
DEEL
1. ALGEMEEN DEEL
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
1.1
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
INLEIDING
Onderhavig document kadert in de opmaak van het Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) voor de ontwikkeling van de bedrijventerreinen die deel uitmaken van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA). De bespreking van de relevante aspecten vanuit het oogpunt externe veiligheid gerelateerd aan het project- en studiegebied zal conform de richtlijnen gebeuren in Deel 2 van onderhavig rapport.
1.2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN VERANTWOORDING VAN HET PROJECT
1.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe Vlaanderen moet omgaan met de schaarse ruimte om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. In uitvoering van één van de basisdoelstellingen voorziet het RSV dat in geheel Vlaanderen een aanbodbeleid van ca. 7.000 ha bijkomend te bestemmen bedrijventerreinen wordt gerealiseerd tegen 2007. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wijst op het grote belang van het Albertkanaal voor de verdere ruimtelijk-economische ontwikkeling van Vlaanderen. x x
Het Albertkanaal en de E313 zorgen voor goede transportmogelijkheden, over de weg en over het water. Er is nu reeds veel bedrijvigheid rond het Albertkanaal. Er is nog voldoende ruimte voor de groei van zowel watergebonden als niet-watergebonden economische activiteiten. Bepaalde verouderde of niet goed ontwikkelde terreinen kunnen door herstructurering of uitbreiding opnieuw aantrekkelijk gemaakt worden. Daarnaast is er ook nog ruimte beschikbaar om nieuwe en goed gelegen bedrijventerreinen aan te leggen.
Deze troeven maken dat de omgeving rond het Albertkanaal bij uitstek geschikt is voor het voorzien van nieuwe regionale bedrijventerreinen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wijst op het belang om het Albertkanaal als een ruimtelijk samenhangend netwerk te beschouwen en om de inspanningen over de hele lengte van het Albertkanaal te coördineren van op gewestelijk niveau. Zo kunnen de economische sterkten van het gebied elkaar aanvullen en kan de economische groei gestructureerd opgevangen worden.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 70.017
juli 2007 Eindrapport
Deel 1/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
1.2.2 Nadere uitwerking economisch netwerk Albertkanaal In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd in september 2001 het planningsproces “Nadere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA)” opgestart. Dit proces werd afgerond in september 2003. In dit proces werd voor het ganse gebied gewerkt aan een concrete en geïntegreerde visie op de ruimtelijk-economische ontwikkeling en aan de wijze waarop netwerkvorming gestimuleerd kan worden. In functie hiervan werden plaats en rol aangeduid van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen. Het ENA-gebied strekt zich uit van Antwerpen tot Lanaken en concentreert zich rond de as van het Albertkanaal en de E 313. Het netwerk ligt op het grondgebied van twee provincies en 25 gemeenten. De gemeenten die de mogelijkheden van het Albertkanaal en de E313 kunnen ondersteunen worden in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als economische knooppunten. Het gaat over Antwerpen, Beringen, Bilzen, Diepenbeek, Geel, Genk, Grobbendonk, Ham, Hasselt, Herentals, Heusden-Zolder, Laakdal, Lanaken, Lummen, Meerhout, Olen, Ranst, Schilde, Schoten, Tessenderlo, Westerlo, Wommelgem, Wijnegem, Zandhoven en Zutendaal. In het totaal zijn er 13 terreinen geïdentificeerd, deze terreinen zijn in verschillende prioriteitgroepen onderverdeeld. Naar aanleiding van een beslissing, genomen door de Vlaamse regering, over de nadere uitwerking van het ENA is de afdeling Ruimtelijke Planning van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) van de Vlaamse Overheid gestart met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Een bijkomende actie, voortvloeiend uit de beslissing van de Vlaamse regering betreft de opmaak van een Ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) voor het gehele projectgebied. De uitwerking van het ENA wordt op macroscopische schaal of planniveau geëvalueerd in een RVR op strategisch planniveau. In dit onderzoek zullen de krachtlijnen van het ENA op planniveau geanalyseerd worden vanuit het oogpunt externe veiligheid. Naast de evaluatie op planniveau dient in het kader van de verschillende RUP-procedures met betrekking tot de bestemming van de individuele bedrijventerreinen een Ruimtelijk Veiligheidsrapport per bedrijventerrein opgemaakt worden. In dit RVR dient rekening gehouden te worden met : o o o
Mogelijke vestiging van categorieën Seveso-bedrijven in het projectgebied; De impact van de nieuwe Seveso-bedrijven op mogelijk toekomstige relevante ontwikkelingen (bv woongebied) in de omgeving van het projectgebied; Analyse van de mogelijke domino-effecten tussen nieuwe bedrijven / nieuwe externe gevarenbronnen en bestaande Seveso-bedrijven / bestaande externe gevarenbronnen.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 70.017
juli 2007 Eindrapport
Deel 1/ pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Dit RVR beschrijft het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal. Omdat het hier om een herstructurering van bestaand en reeds bestemd gebied is, is er momenteel geen GRUP voor dit gebied beschikbaar.
1.3
PROJECTBESCHRIJVING
1.3.1 Typering bedrijvigheid Het bedrijventerrein heeft als rol binnen het ENA de ontwikkeling van watergebonden bedrijvigheid in een grootstedelijke omgeving op te vangen. Het gebied functioneert als natte toegang tot het ENA vanuit de Haven van Antwerpen als Poort van Vlaams niveau. Het bedrijventerrein Antwerpen-kanaal is historisch vergroeid in het stedelijk weefsel en heeft nood aan revitalisatie. Bepaalde delen in de bedrijvenstrip kunnen in aanmerking komen voor een meer stedelijke of multifunctionele ontwikkeling. De herstructurering ten gevolge van de verbreding vormt een aanknoping om in het bijzonder watergebonden bedrijvigheid aan te trekken en de ontsluiting van het gebied te optimaliseren. De volgende types van terreinen zouden, geredeneerd vanuit vestigingseisen van de bedrijven en rekening houdend met het goederenvervoer, in aanmerking kunnen komen voor de belangrijkste sectoren vertegenwoordigd in het ENA project: Gemengd terrein nabij overslagterminal; Vooral geschikt voor bedrijven met containers en internationale distributie, bijvoorbeeld elektronica, voedings- en genotmiddelen en transport en logistiek. Industrieterrein met multimodale ontsluiting; Vooral geschikt voor bedrijven met bulkgoederen, bijvoorbeeld uit de chemie, bouwmaterialen en afval en recycling. Dit zullen vooral terreinen zijn met kade direct aan het Albertkanaal. Weggeörienteerd terrein; Deze terreinen zijn aantrekkelijk voor bedrijven uit alle economische sectoren, maar met name die geen gebruik (kunnen) maken van intermodaal vervoer zoals bedrijven met bepaalde logistieke activiteiten.
1.4
MOTIEVEN OPMAAK
In voorgaande paragrafen werd de visie met betrekking tot de rol van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal besproken. Deze visie is tot stand gekomen in het RSV en uitgewerkt in het ENA. Het regionaal bedrijventerrein Antwerpen-kanaal is een onderdeel van de gewenste ruimtelijke economische structuur en is aangeduid als te ontwikkelen locatie voor de vestiging van watergebonden bedrijven. De functie voor het gebied is vastgelegd door de ruimtevraag voor economische bedrijvigheid vanuit het RSV.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 70.017
juli 2007 Eindrapport
Deel 1/ pagina 3
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
1.5
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN
Onderhavig RVR behandelt het ontwerp van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal. Het ontwerp van het bedrijventerrein is het resultaat van de afweging van alternatieven in de voorafgaande fase aan de opmaak van dit ontwerp. Het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal maakt immers deel uit van een bredere ruimtelijke ontwikkeling, namelijk het ENA. De verschillende alternatieven inzake de al dan niet mogelijke inplanting van Seveso-bedrijven in het bedrijventerrein zullen vanuit het oogpunt externe veiligheid in deel 2 van dit ruimtelijk veiligheidsrapport geëvalueerd worden.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 70.017
juli 2007 Eindrapport
Deel 1/ pagina 4
DEEL
2. RISICO’S ZWARE ONGEVALLEN
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.1
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
INLEIDING
Zoals reeds werd besproken onder paragraaf 0.1 van onderhavig rapport, voorziet de Sevesorichtlijn in de verantwoordelijkheid voor de lidstaten om tijdens het ruimtelijk ordeningsbeleid rekening te houden met de noodzaak om voldoende afstand te bewaren tussen Sevesoinrichtingen en aandachtsgebieden. De aandachtsgebieden worden in Vlaanderen gedefinieerd in de code van goede praktijken inzake risicocriteria voor externe mensrisico’s van Sevesobedrijven. Eveneens werd in deel 0 vermeld dat de Vlaamse Regering gevolg heeft gegeven aan deze verantwoordelijkheid door te voorzien in een Ruimtelijk Veiligheidsrapport bij bestemmingswijzigingen van gebieden. In dergelijk rapport moet de invloed van de bestemmingswijziging op de externe risico’s geëvalueerd worden. In onderhavig hoofdstuk wordt de ontwikkeling van het industrieterreinterrein Antwerpen-Kanaal geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder komen volgende elementen in dit hoofdstuk aanbod:
2.2
Bespreking van de methodieken die gebruikt worden met betrekking tot de bepaling en evaluatie van de impact van de ontwikkeling op het externe risicobeeld; Inventarisatie en bespreking van de relevante objecten gesitueerd binnen het projectgebied en omgeving (studiegebied); Evaluatie van de ontwikkelingen met betrekking tot het risicobeeld van de bestaande Seveso-bedrijven; Evaluatie van de mogelijkheid tot inplanting van toekomstige Seveso-bedrijven in de nieuwe bedrijvenzones; Aanbevelingen met betrekking tot de ontwikkeling vanuit het oogpunt externe veiligheid; Samenvatting en algemene evaluatie van de ontwikkeling van het bedrijventerrein vanuit het oogpunt externe veiligheid.
METHODIEKEN
In volgende paragrafen wordt in het kort de gebruikte methodiek voorgesteld. Een meer uitgebreide beschrijving van de methodiek is weergegeven in bijlage 5.
2.2.1 Inleiding tot externe veiligheid Het al dan niet aanvaardbaar zijn van de inplanting (of ontwikkeling) van een Seveso-bedrijf, is afhankelijk van het extern veiligheidsrisico. Enerzijds zal het extern veiligheidsrisico bepaald worden door de risicobronnen die aanwezig zijn op het terrein van het betreffende bedrijf en anderzijds van de aanwezigheid van schadedragers (gebieden met woonfuncties, kwetsbare locaties en populatie) in de omgeving van het bedrijf.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Algemeen kan worden gesteld dat de analyse in het kader van externe veiligheid bestaat uit drie grote delen:
Mensrisico’s; Milieurisico’s; Externe gevarenbronnen;
In onderstaande paragrafen wordt de invulling van de analyses van mensrisico’s besproken.
2.2.1.1 Mensrisico’s De analyse van de externe mensrisico’s als gevolg van industriële activiteiten gebeurt in Vlaanderen door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. In deze studie worden niet alleen de risico’s voor individuen geanalyseerd, maar eveneens de impact van zware ongevallen op de samenleving als gevolg van het ontwrichtende effect van een ramp met een groot aantal slachtoffers. De berekening resulteert in twee risicoparameters : plaatsgebonden risico het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats dat een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval met die activiteit. Doorgaans worden de punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbonden en op een kaart weergegeven als IsoRisico Contouren (IRC).
groepsrisico het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen overlijdt bij een zwaar ongeval met de betrokken activiteit. Dit risico wordt weergegeven in een grafiek (de zogenaamde “fN-curve”) waarin op de horizontale as het aantal slachtoffers (N) is uitgezet en op de verticale as de cumulatieve frequentie (f) op dat aantal slachtoffers. Beide parameters dienen in Vlaanderen te voldoen aan bepaalde criteria. In onderstaande tabel worden de risicocriteria voor het plaatsgebonden risico weergegeven. Tabel 2.1: criteria voor het plaatsgebonden risico Locatie Grens van de inrichting Gebied met woonfunctie Gebied met kwetsbare locatie (scholen, hospitalen, rust- en verzorgingstehuizen.)
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
IRC ((kans op overlijden.jaar-1) 10-5 10-6 10-7
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Als een gebied met woonfunctie wordt bedoeld: 1) de woongebieden bepaald volgens artikels 5 en 6 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen in toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen)1, in andere gebieden dan deze vermeld in 1). Op te merken is dat individuele of wijd verspreide woningen, zoals geïsoleerd gelegen landbouwwoningen, en conciërgewoningen niet gevat zijn door deze definitie.” De gebieden met woonfunctie zoals bedoeld onder punt 2 van bovenstaande definitie, worden in dit rapport zonevreemde woningclusters genoemd.
Als een Kwetsbare locatie wordt bedoeld: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden
1
Volgens de definitie van LNE, Dienst Veiligheidsrapportering (zie http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage/algemeen/definities)
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 3
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Het criterium voor de groepsrisicocurve voor Seveso-inrichtingen wordt weergegeven in de onderstaande figuur. De criteria voor het groepsrisico zijn weergegeven als een lijn in de grafiek waaronder het aanvaardbare gebied is gesitueerd. Figuur 2.1: criteria voor het groepsrisico Cumulatieve frequentie (per jaar) 1.00E-03
1.00E-04
1.00E-05
1.00E-06
1.00E-07
1.00E-08
1.00E-09
1.00E-10
1.00E-11 1.00E+00
1.00E+01
1.00E+02
1.00E+03
1.00E+04
( aantal slachtoffers)
Ten behoeve van de bepaling van het groepsrisico wordt een studie gemaakt van de omliggende populatie (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Aandachtsgebieden van belang voor het groepsrisico zijn : gebieden met woonfunctie (definitie : zie hoger) Kwetsbare gebieden (definitie : zie hoger) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden: Gebouwen en gebieden (inclusief recreatiegebieden), waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); personenvervoer. Evenwel dient opgemerkt te worden dat ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico, bijgevolg wordt dit niet verder opgenomen in het RVR.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 4
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.3
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT
2.3.1 Inleiding In onderhavige paragraaf wordt een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Seveso-inrichtingen bij investeringen. Deze methodiek heeft als doel, de bevoegde diensten een hulpmiddel te geven om voldoende ruimtelijke scheiding te handhaven tussen risicobronnen (Seveso-activiteiten) en potentiële schadedragers (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Opgemerkt dient te worden dat in onderhavig rapport zowel een evaluatie dient te gebeuren van nieuwe bedrijventerreinen als een evaluatie van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-activiteiten. Deze laatste evaluatie zal geschieden op basis van de gegevens verkregen via de kennisgeving en veiligheidsrapporten (OVR of SWA-VR)2 van het betreffende bedrijf. Op basis van de voorspelde bewoning/aanwezigheid en locatie van de nieuwe ontwikkeling zal dan de impact hiervan op het extern risicobeeld van het betreffende bedrijf geëvalueerd worden. Deze evaluatie zal gebeuren voor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.
2.3.2 Methodiek 2.3.2.1 Zoneringsmethodiek Aangezien installaties in veel variaties kunnen voorkomen dient de voorgestelde methodiek flexibel te zijn zodat een variatie aan potentiële activiteiten geëvalueerd kunnen worden. De systematiek is bijgevolg gebaseerd op het berekende plaatsgebonden risico voor generieke installaties en stoffen. Op basis van deze berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, …) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. 2
Seveso-plichtige bedrijven dienen zich kenbaar te maken door middel van een kennisgeving, zoals voorgeschreven wordt door de Seveso-richtlijn. VR-plichtige Seveso-activiteiten dienen in Vlaanderen eveneens een omgevingsveiligeheidsrapport (OVR) en een SWA-VR te laten opmaken waarin ondermeer de externe risico’s tengevolge van de inrichting worden bepaald en geëvalueerd.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 5
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Het bepalen van de afstanden waarop de zoneringskaarten gebaseerd zijn, is in regel met de Vlaamse richtlijnen en criteria betreffende kwantitatieve risicoanalyse in veiligheidsrapportering (dd. november 2006). Voor de uitvoering van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de richtlijnen terzake uitgevaardigd door de Dienst Veiligheidsrapportering van LNE. Met betrekking tot de ongevalscenario’s en generieke installaties wordt uitgegaan van de generieke faalscenario’s met bijhorende faalfrequenties zoals beschreven in het Handboek Kanscijfers 2004. Met betrekking tot de inhoud van de installaties spreekt het voor zich dat elke stof op zich een ander gevaarsgraad met zich meebrengt. Enkele belangrijke parameters die dit inherent gevaar bepalen zijn de dampspanning, het vlampunt, de toxiciteit,... . Ten behoeve van de generieke risicoberekeningen zijn een aantal productcategorieën gedefinieerd met elk een representatief product waarna per productcategorie een zoneringskaart wordt opgemaakt. Ten behoeve van de risicoberekeningen worden volgende productcategorieën en bijhorende producten in beschouwing genomen:
toxische gassen; toxische vloeistoffen; brandgevaarlijke gassen; brandgevaarlijke vloeistoffen; ontplofbare stoffen;
chloor broom propaan pentaan TNT (trinitrotolueen)
In bijlage 7 zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied:
Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan)3 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen4 Ontplofbare stoffen (TNT)
Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data.
3
de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. 4
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 6
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een software-toepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op http://asp.be.sgs.com/rvr/. Opgemerkt dient te worden dat het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande methodieken niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden.
Figuur 2.2 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. Figuur 2.2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek
Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf
kansrijke zone voor inplanting
Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten OK
Niet OK
kansrijke zone voor inplanting
OK
Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool http://asp.be.sgs.com/rvr Niet OK
geschikte zone voor inplanting
OK
Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA
Niet OK
Aanpassing aanvraag en/of locatie
Seveso-Hoge Drempel bedrijven dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de SevesoLage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones wordt omtrent de aanvaardbaarheid geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in een “geschikte zone” hebben reeds een QRA uitgevoerd waaruit blijkt dat ze in deze zone voldoen aan de in Vlaanderen geldende risicocriteria.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 7
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.4
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BESCHRIJVING STUDIEGEBIED
2.4.1 Afbakening en Situering Kaart 1 : Situering op de topografische kaart Kaart 2 : Situering op het gewestplan
De projectomschrijving wordt weergegeven in deel 1. Het betreft de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en geplande niet-industriële ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-inrichtingen. In het kader van de evaluatie van het project op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. In onderhavige paragraaf worden dan ook de verschillende aspecten van de ruimtelijke situering van het projectgebied behandeld. Tevens zal getracht worden rekening te houden met gekende mogelijke relevante toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied. Als belangrijkste informatiebron zullen de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeenten gehanteerd worden. Het projectgebied is gelegen op grondgebied van de gemeenten Antwerpen, Wijnegem en Schoten. Het gebied wordt begrensd als volgt: - In het westen door de R1/E19 en de stadskern Antwerpen - in het zuid-oosten door de N12 en het centrum van Wijnegem - In het zuiden door de N120 en het centrum van Deurne - In het noorden door de gemeenten Schoten en Schilde Met betrekking tot externe veiligheid zijn volgende aspecten van belang :
Gebieden met woonfunctie (definitie zie § 2.2.1.1) Kwetsbare locaties (definitie zie § 2.2.1.1); Door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); Waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: o de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; o natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Seveso-bedrijven; Transportstromen van gevaarlijke stoffen;
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 8
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Externe gevarenbronnen: een element in de omgeving dat de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, etc.
Opgemerkt dient te worden dat personenvervoer eveneens een aandachtsgebied is. Evenwel dient opgemerkt te worden dat personenvervoer net zoals door het publiek bezochte plaatsen vandaag enkel in rekening wordt gebracht bij de bepaling van het groepsrisico. Ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico, dit in tegenstelling tot door het publiek bezochte gebouwen en gebieden. Deze laatste gebieden worden dan ook verder in dit rapport in meer detail beschreven. Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een 2 km perimeter rondom het projectgebied. De afbakening van het projectgebied wordt op kaart 1 visueel weergegeven op respectievelijk de topografische kaart. Op kaart 2 wordt het project gesitueerd op het bestaande gewestplan. In onderhavige paragraaf worden de relevante aspecten met betrekking tot externe veiligheid binnen het studiegebied besproken.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 9
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.4.2 Situering op het gewestplan Het projectgebied is momenteel grotendeels ingekleurd als industrieterrein (paars ingekleurd), een aantal kleinere gedeelten zijn lichtpaars ingekleurs als gebieden voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en mideelgrote ondernemingen. Er zijn twee gebieden paars ingekleurd met opschrift RO (Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter, zie kaart 3).
2.4.3 Gevoelige omgevingsobjecten 2.4.3.1 Bewoning 2.4.3.1.1
Omliggende bewoning
Kaart 3 : Populatie binnen het studiegebied
Opgemerkt dient te worden dat in het kader van onderhavig rapport, bewoning wordt opgedeeld in 3 blokken, namelijk:
Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd op pagina 8 eerste punt; Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd op pagina 8 tweede punt; Toekomstige projecten;
De bewoning wordt visueel voorgesteld op Kaart 3. Hieronder wordt binnen het studiegebied voor elk van bovenstaande types een beschrijving gegeven. Æ Bestemde woonzones Het aantal bewoners, is het totaal aantal bewoners in de gemeente. tabel 2.2: Bevolkingsgegevens. Gemeente Schoten Antwerpen Wijnegem Schilde Wommelgem
Kortste afstand tot grens projectgebied (m) aangrenzend aangrenzend aangrenzend 1270 1150
aantal bewoners 33131 461269 8890 13214 12125
Æ Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd op pagina 8 tweede punt (zonevreemde woongebieden Met betrekking tot de zonevreemde woonclusters worden enkel die woonclusters besproken en geïdentificeerd die invloed hebben op de resultaten van dit ruimtelijk veiligheidsrapport en waarbij geen gebied met woonfunctie tussen de zonevreemde wooncluster en het projectgebied ligt. Voor de bepaling van relevantie voor het RVR wordt gebruik gemaakt van volgende
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 10
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
definitie : groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen)5. De identificatie geschiedt op basis van het ontwerp Ruimtelijk Structuurplan van de betrokken gemeenten. Op basis van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de betrokken gemeenten worden geen relevante zonevreemde woonclusters geïdentificeerd.
Æ Toekomstige en lopende projecten Volgende BPA’s of RUP’s zijn gesitueerd binnen het studiegebied, de opsomming is weergegeven per betrokken gemeente: Van onderstaande BPA´s is geen verdere informatie gevonden waardoor niet kan vermeld worden of deze BPA´s invloed hebben op bewoning, ze zijn dan ook nog niet weergegeven op de kaart. In de gemeente Antwerpen: - BPA Keizershoek - BPA het Dokske - BPA nr. 50 – het Weelke - BPA Luchtbal – Noorderlaan – Manch - BPA Tuinwijk Luchtbal - BPA Groenendaallaan West - BPA Eilandje, cadixwijk, Montevideo - BPA Binnenstad - BPA Zwanengang en omgeving - BPA Jezusstraat en omgeving - BPA nr. 66 – Italiëlei - BPA Frankrijklei, Roosenveltplaats - BPA nr. 9 – Diamantwijk - BPA Carnotstraat - BPA nr. 75 – Dambruggestraat - BPA nr. 3 – Gasstraat- Walenstraat - BPA nr. 13 – Stuyvenbergplein - BPA nr. 6 – lange Scholierstraat - BPA Stedelijk park noord zuid - BPA nr. 97 Dam-west - BPA Nr. 91 Samberstraat - BPA Noordschippersdok - BPA Stedelijk Slachthuis en omgeving - BPA Nr. 81 Pothoekstraat en omgeving - BPA Kerkstraat - BPA Nr. 39 Turnhoutsebaan - BPA Nr. 27 hoek Turnhoutsebaan - BPA Laar 5
Volgens de definitie van LNE, Dienst Veiligheidsrapportering (zie http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage/algemeen/definities)
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 11
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
-
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BPA Nr. 26 Kattenberg – Vincottestraat BPA Nr. 42 Vincottestraat BPA Helmstraat en omgeving BPA Nr. 38 Vercammestraat BPA Potstraat BPA Blije inkomststraat BPA Turnhoutsebaan/Stenen brug BPA Foorplein-buurtspoorwegen BPA Nr. 43 Noordersingel BPA Bischoppenhoflaan en omgeving BPA Bosuil BPA Bischoppenhof BPA Bosuil-zuid BPA Nr. 32 Antwerpenstadion en omgeving BPA Venneborg BPA Ter Rivierenlaan en omgeving BPA Ter Rivieren BPA Het dorp BPA Nr. 19/21 de zwarte arend BPA Ruggeveld BPA Boterlaar BPA Krijgsbaan
Van onderstaande BPA is wel informatie bekomen waardoor deze wel is vermeld: Naam BPA
gemeente
Wijtschot
Schoten
Datum goedkeuring
Bestemming (oorspronkelijk stortplaats en omgeving): lokaal bedrijventerrein, natuurgebied, zone voor maatschappelijk aanvaardbare activiteiten en achterhaalde bestemmingen van het gewestplan herbestemmen en in het BPA vast te leggen.
In Wijnegem lopen er verder nog projecten die invloed hebben op de populatie, zoals: - Nieuwbouw Annuntia Instituut - Rusthuis/OCMW Rustenborg: uitbreiding en/of verbouwing huidige gebouwen; - Salvialaan: inbreidingsproject met sociale woningbouw; - Rusthuis/OCMW Rustenborg: project zorgwoningen
2.4.3.1.2
Andere personenconcentraties
Binnen het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage zijn tevens door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden van belang. Plaatsen waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn dienen hierbij onderzocht te worden.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 12
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Æ Bestemde recreatiegebieden De reeds bestaande zone in Wijnegem langs de vallei van het Groot Schijn vormt het knooppunt van de lokale sport- en recreatiestructuur van de gemeente. Hier bevinden zich het gemeentelijk sportcentrum, het zwembad en meerdere sportvelden. De verschillende recreatiegebieden krijgen aansluiting op een netwerk van langzaam verkeerroutes die verschillende functies met elkaar verbinden (winkel- en dienstencentrum, scholen, open ruimtes waar zachte recreatie mogelijk is, aansluitingen op het openbaar vervoer). Er wordt niet verwacht dat deze recreatiegebieden voldoen aan de hierboven beschreven criteria, namelijk gemiddeld 200 personen aanwezig per dag of een piekbelasting van 1000 personen. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat ze niet voldoen aan de criteria voor relevantie en bijgevolg niet verder weerhouden worden.
Æ Zonevreemde recreatiegebieden Er wordt niet verwacht dat de aanwezige recreatiegebieden voldoen aan de hierboven beschreven criteria, namelijk gemiddeld 200 personen aanwezig per dag of een piekbelasting van 1000 personen. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat ze niet voldoen aan de criteria voor relevantie en bijgevolg niet verder weerhouden worden.
Æ Publiek bezochte gebouwen en gebieden Er zijn in Antwerpen een aantal publiek bezochte gebouwen en gebieden waarvan aangenomen wordt dat zij voldoen aan het criteria, deze plaatsen zijn weergegeven op kaart 3. tabel 2.3: Publiek bezochte gebouwen en gebieden Kwetsbare locatie
Kaart 4
Min. Afstand (m)
A B C D E F G H
180 860 1730 1560 1800 250 530 550
Sportpaleis Metropolis bioscoop Centraal Station Antwerpen Zoo van Antwerpen UFSIA Voetbalstation Antwerp - Bosuil Wijnegem Shopping Center Makro
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 13
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.4.3.2 Kwetsbare locaties
Kaart 4 : Kwetsbare locaties
In het kader van externe veiligheid wordt bijzondere aandacht besteed aan ‘kwetsbare locaties’. Met deze term wordt verwezen naar locaties waar zich personen bevinden die moeilijker zelfstandig kunnen evacueren dan een ‘gemiddeld persoon’. Dit geldt in het bijzonder voor scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen. Kwetsbare locaties in het bestudeerde gebied van het bedrijventerrein zijn weergegeven op Kaart 4 in bijlage 2. tabel 2.4: Bevolkingsgegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied Kwetsbare locatie
Kaart 5
Min. Afstand (m)
1
1890
2
940
3
240
4 5
1040 1235
6
1200
7
590
8 9 10 11 12 13 14 15 16
990 990 350 510 400 1250 950 70 480
17
900
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
170 170 650 115 240 800 830 810 380 590
28
1520
29
1480
Scholen Vrije Basisschool - Ipos Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Vijverhof Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Vijverhof Vrije Basisschool Sancta Maria Gesubsidieerde Gemeentelijke Basisschool Gesubsidieerde Gemeentelijke Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Vijverhof Vrije Basisschool nr.1 - Bloemendaal Vrije Basisschool nr.2 - Bloemendaal Gemeentelijke Basisschool Kriebel Vrije Basisschool Axijoma Vrije Basisschool Axijoma Vrije Basisschool Gemeentelijke Basisschool Vrije Basisschool Immaculata Vrije Basisschool Immaculata Gemeentelijke Kleuterschool - De hoedjes van papier Gemeentelijke Basisschool Gemeentelijke Basisschool Vrije Basisschool Gesubsidieerde Vrije Basisschool Gesubsidieerde Vrije Basisschool Gemeentelijke Basisschool Gemeentelijke Basisschool Gemeentelijke Basisschool Vrije Lagere School Vrije Basisschool De Vuurtoren Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Antwerpen Creatieve Basisschool De Pijl Vrije Basisschool
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 14
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Vrije Basisschool Mozaïek Gesubsidieerde Gemeentelijke Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs Gesubsidieerde Gemeentelijke Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs Vrije Basisschool Vrije Basisschool Vrije Basisschool l Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Merksem Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Het Laerhof Gemeentelijke Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs Vrije Basisschool nr.2 - Sint-Cordula Vrije Basisschool nr.2 - Sint-Cordula Vrije Basisschool - Heilig-Hart Vrije Basisschool - Burgemeester Marnix Vrije Basisschool - Heilige-Familie Vrije Basisschool nr.1 - Sint-Cordula Vrije Basisschool nr.1 - Sint-Cordula Vrije Basisschool - Sint-Filippus Vrije Basisschool H.Hart Gemeentelijke Lagere School Vrije Basisschool Don Bosco Vrije Basisschool Basisoefenschool Gemeentelijke Basisschool Vrije Basisschool H.Hart Vrije Basisschool Sancta Maria Vrije Basisschool Sancta Maria Gemeentelijke Basisschool Het Gryspeertje Vrije Basisschool 't Speelscholeke Gesubsidieerde Gemeentelijke Basisschool Vrije Basisschool Gemeentelijke Kleuterschool Gemeentelijke Kleuterschool Gemeentelijke Kleuterschool Gemeentelijke Kleuterschool Gemeentelijke Kleuterschool Gemeentelijke Basisschool Omnimundo Gemeentelijke Basisschool Omnimundo Gemeentelijke Basisschool Gemeentelijke Basisschool Vrije Basisschool-Sint-Aloysius Vrije Lagere School Vrije Basisschool Gemeentelijke Basisschool Gemeentelijke Basisschool Floraschool Vrije Kleuterschool Vrije Lagere School Vrije Kleuterschool Gemeentelijke Kleuterschool Kleuterschool van het Gemeenschapsonderwijs
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
30
1645
31
800
32
750
33 34 35
1270 1420 1200
36
1270
37
980
38
1020
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 73 74 75 76 77 78 79
810 390 430 1450 440 800 725 1050 1550 760 1790 960 890 1275 1210 1060 660 1410 aangrenzend 1120 1300 830 1830 1280 820 975 875 1930 1985 1080 1030 310 1295 1100 460 600 670 750 530
Deel 2/ pagina 15
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Het Notendopoje Vrije Basisschool Maria Boodschap 80 Vrije Basisschool 81 Gemeentelijke Basisschool Omnimundo 82 Vrije Basisschool De Kleine Jacob 83 Gesubsidieerde Vrije Lagere School 84 Gesubsidieerde Vrije Lagere School 85 Gesubsidieerde Gemeentelijke Basisschool 86 voor Buitengewoon Onderwijs Gesubsidieerde Vrije Basisschool voor 87 Buitengewoon Onderwijs Gesubsidieerde Vrije Lagere School voor 88 Buitengewoon Onderwijs Vrije Basisschool 89 Gemeentelijke Kleuterschool Bischoppenhof 90 Vrije LagereSchool Sint-Norbertusinstituut 91 Gesubsidieerde Gemeentelijke Lagere School 92 Vrije Basisschool 93 Gesubsidieerde Vrije Lagere School 94 Gesubsidieerde Vrije Lagere School 95 Rust- en verzorgingstehuizen Residentie Felicite 96 Villa De Lorken 97 Rusthuis Verbert-verrijdt 98 Rusthuis Rustenborg 99 Bewust blanco lijn Dienstencentrum Santiago 101 De Bilzenhof 102 Ten Clercken 103 De Zavel 104 Ziekenhuizen ZNA Stuivenberg 105 ZNA Jan Palfijn 106
1920 1095 1450 1945 480 500 1075 590 1820 670 300 1160 330 1840 320 490 1210 1640 400 540 1500 1330 850 1130 750 1500
2.4.3.3 Milieurelevante aspecten
Kaart 5 : Milieurelevante aspecten binnen het studiegebied
Æ Natuurgebieden In de ruime omgeving kunnen enkele natuurgebieden gelegen zijn die erkend of aangeduid zijn als:
-
natuurreservaat;
-
vogelrichtlijngebied : de Vlaamse regering (Besluit dd. 17/10/1988) heeft 23 vogelrichtlijngebieden aangewezen; het betreft speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 16
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand; -
habitatrichtlingebied : deze gebieden zijn een gevolg van de Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend.
-
Ramsar-gebied : deze gebieden zijn een gevolg van de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, vastgelegd te Ramsar (Iran) op 2/2/1971; in Vlaanderen zijn 5 Ramsar-gebieden aangeduid (Wet van 22/2/1979).
Er zijn 2 erkende natuurreservaten, gelegen in de ruime omgeving van het bedrijventerrein Tabel 2-6: natuurgebieden binnen het studiegebied Soort Natuurgebied Natuurgebied ´t Asbroek Natuurgebied
Schijnvallei
Gemeente Schoten
Min. Afstand (m) 1000
Wommelgem
1230
Er zijn geen Habitatrichtijngebieden, ramsargebieden of vogelrichtlijngebieden gesitueerd in de omgeving.
Æ Oppervlaktewater Binnen het studiegebied zijn een aantal oppervlaktewateren gesitueerd, weergegeven op kaart 5. In het bijzonder betreft het volgende rivieren, kanalen, dokken en/of beken : -
Albertkanaal; Kattendijkdok; Schelde; Amerikadok Straatsburgdok; Asiadok; Houtdok; Kempisch dok; Bonapartedok; Tweede havendok; Albertdok; Lobroekdok Schotenvaart
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 17
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
De meest waardevolle ecologische gebieden zijn tot vandaag gerelateerd aan de Schelde. Dit is ook het geval voor de havenontwikkeling, eerst aan de Kaaien nabij het stadscentrum, later als dokken aan het Eilandje en nog later als de dokken aan de noordelijke rand van de stad en de linkeroever. Deze ontwikkelingen wijzigden de natuurlijke structuur en de structuur van het waternetwerk ingrijpend. De meeste secundaire watersystemen zijn verbonden met de Schelde in een oost-westelijke richting. De vallei van de Grote Schijn is het belangrijkste structurerende watersysteem in het oostelijke deel van het grondgebied van Antwerpen. De rivier verzamelt een aantal andere kleine beken en riviertjes: de Laarse beek, de Oudelandse beek, de Schone Schijn en de Kleine Schijn. Als gevolg van de uitbreiding van de stad en de haven werd de natuurlijke loop en structuur van de beken verstoord. Enkel te Ruggeveld en in het Rivierenhof bleef de natuurlijk meanderende structuur van de Grote Schijn en de relatie met haar vallei grotendeels bewaard. Vanaf de Ring is de Schijn verplaatst, vertrekkend met een overwelving van 8 km naar het noorden, eindigend in een open kanaal nabij de haven, waar het water onder het kanaaldok in de Schelde wordt gepompt. Ook de andere stromen van het noordoostelijke deel van Antwerpen zijn verbonden met deze ‘Verlegde Schijn’. Deze lijst is niet limitatief.
2.4.4 Externe gevarenbronnen Kaart 6 : Externe gevarenbronnen binnen het studiegebied
Externe gevarenbronnen kunnen opgedeeld worden in twee groepen, namelijk punt- en lijnbronnen met betrekking tot puntbronnen spreken we over vaste installaties/inrichtingen zoals bedrijven, ontspanstations (gasleidingen), ... . De lijnbronnen betreffen transportstromen zoals weg-, water en spoorverkeer, pijpleidingen, hoogspanningslijnen en luchtverkeer. In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de externe gevarenbronnen binnen het studiegebied. In het kader van veiligheidsrapportage zijn de gevarenbronnen op minder dan 850 meter van het projectgebied van belang. Dit is immers doorgaans de afstand waarbinnen mogelijke domino-effecten bij een noodsituatie kunnen optreden. De bespreking zal dus voornamelijk gebeuren binnen een perimeter van 850 meter rond het industrieterrein
2.4.4.1 Lijnbronnen Zoals reeds hiervoor besproken, zijn de relevante lijnbronnen in het kader van onderhavig rapport: x Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water; x Luchtverkeer; x Leidingstraten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse leidingen; x Hoogspanningslijnen;
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 18
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Hieronder wordt voor elke lijnbron een korte bespreking gegeven van de relevante kenmerken vanuit het oogpunt externe veiligheid.
2.4.4.1.1
Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water
De omgeving van het Albertkanaal vanaf de haven tot Wijnegem zal bij de verbreding van het Albertkanaal als onderdeel van het Masterplan Antwerpen geherstructureerd kunnen worden in functie van watergebonden bedrijvigheid.
Æ Gevaarlijk wegverkeer De gewestweg N12, die in het zuidoosten grenst aan het projectgebied, zorgt voor de hoofdontsluiting voor auto´s en vrachtwagen. Deze regionale weg is ingericht als een 2 x 2 weg met een middenberm. Deze N12 vormt een verbinding tussen het projectgebied en de E-313 die weer uitkomt op de ring van Antwerpen (R1). Het bestaande noordelijk gedeelte van het bedrijventerrein wordt ontsloten door een weg die parallel loopt aan het Albertkanaal. Bovendien zal bij ontwikkeling van het bedrijventerrein eveneens een bijkomende trafiek gegenereerd worden op de bestaande wegen evenals op de nieuwe ontsluitingen.
Æ Gevaarlijk spoorverkeer Aan de noordkant van het projectgebied loopt een spoorlijn. De spoorlijn is uitgevoerd als een niet-geëlektrificeerde spoorlijn. Bovendien zal bij ontwikkeling van het bedrijventerrein eveneens mogelijk een bijkomende trafiek gegenereerd worden. Binnen het studiegebied ligt ligt ook de spoorlijn voor de HST en andere treintypen met een station ´Luchtbal´. Verder ligt er ook een rangeerterrein, tussen Berchem en de haven.
Æ Gevaarlijk transport via scheepvaart Het projectgebied grenst aan het Albertkanaal wat tevens de reden is tot ontwikkeling van het gebied als watergebonden bedrijventerrein. Het Albertkanaal is één van de drukst bevaren waterwegen van Vlaanderen. De precieze impact van de verbreding van het Albertkanaal wordt bestudeerd door TV SAM (Tijdelijke Vereniging Studiegroep Antwerpen Mobiel) in het kader van het masterplan Antwerpen. Opgemerkt dient te worden dat tot op heden met betrekking tot transport geen
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 19
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
risico-analysemethodiek en acceptatiecriteria zijn vastgelegd. In het bijzonder zal aandacht besteed moeten worden aan mogelijke domino-effecten.
2.4.4.1.2
Luchtverkeer
Binnen het studiegebied zijn geen vliegvelden gelegen die relevant zijn in het kader van domino-effecten.
2.4.4.1.3
Gevaarlijk transport via pijpleidingen
Zoals weergegeven in Kaart 6, zijn er in de omgeving van het bedrijventerrein verschillende pijpleidingen gesitueerd. Pijpleidingen komen vanuit Antwerpen naar Wijnegem toe langsheen de voormalige reservatiestrook (spoortoegang voor de Antwerpse Haven en/of de verbindingsweg). Andere leidingen lopen langsheen de hoofdweg E19/R1 en het Fort van Schoten naar Schilde toe. Langs het Kanaal Dessel-Schoten loopt er een NATO-pijpleiding op het grondgebied van Schoten. Er zeven pijpleidingen over het grondgebied van de gemeente Wijnegem. Het tracé van de twee pijpleidingen van de NATO is niet openbaar. Er is ook een ondergrondse propyleenleiding aanwezig binnen het studiegebied, deze loopt dwarst de E19 en volgt de leidingenstrook over Merksems en Schotens grondgebied richting Albertkanaal. Het Albertkanaal wordt gekruist en de leiding vervolgt haar weg over Wijngems grondgebied, langs de oostzijde van het kasteelpark Ertbrugge richting E313. De leiding doorkruist het gofterrein door middel van een onderboring en via de Uilenbaan gaat het dan in oostelijke richting waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande leidingenstrook. Het tracé volgt verder de noordzijde van de E313. De precieze ligging van deze leiding is onvoldoende duidelijk om op de kaart weer te geven. tabel 2.5 : overzicht relevante pijpleidingen Leiding (beheerder) Fluxys Fluxys Fluxys EPDC NMP/ARG leiding
Product Aardgas Aardgas Aardgas Propyleen Etheen Vloeibare koolwaterstoffen Etheen
PALL leiding ARG leiding
Max. bedrijfsdruk (bar) Onbekend Onbekend Onbekend 20 bar 98.1 bar
Diameter (mm) Onbekend Onbekend Onbekend 250 273/323
67.7 bar
457.2
98.1 bar
273 6
Bovenstaande gegevens werden verkregen via Fluxys, SABIC en EPDC .
6 Milieu-effectenrapport : aanleg van een pijpleiding voor het transport van propyleen tussen Antwerpen en de Maas – sectie 3a, voor eensluitend verklaard CAI 457/2 dd. 22/12/2005
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 20
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.4.4.1.4
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Hoogspanningslijn
Er zijn hoogspanningslijnen (150 kV) gesitueerd binnen het projectgebied. Deze lopen langsheen het Albertkanaal en het Kempisch Kanaal naar een verdeelpunt in de gemeente Schoten. Vanuit dat punt vertrekken er nogmaals twee hoogspanningslijnen langsheen het Kanaal naar het noorden toe. Eén lijn gaat horizontaal richting de Antwerpse Haven.
2.4.4.2 Puntbronnen Er zijn 2 SEVESO bedrijf gelegen in de buurt van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal, namelijk Indugas NV en SigmaKalon Belgium SA. 2.4.4.2.1
Indugas NV
De inrichting van Indugas te Schoten is bestemd voor het opslaan, afvullen en mengen van industriële gassen. Tevens beschikken zij over een atelier waar gasflessen herkeurd en geschilderd worden, een atelier waar bundelpakketten (12 of 16 cilinders in één metalen frame) worden samengebouwd en een atelier waar toestellen worden gemaakt die klanten nodig hebben bij het gebruik van gassen.
2.4.4.2.2
SigmaKalon Belgium SA
SigmaKalon Belgium nv Deurne is een producent van verf- en aanverwante producten. Er zijn circa 140 mensen tewerk gesteld. Aangezien beide bedrijven in het projectgebied gevestigd zijn, zal rekening gehouden worden met mogelijke domino-effecten indien op het bedrijventerrein Seveso-bedrijven worden gevestigd.
2.4.4.2.3
Windturbines
Er zijn geen windturbines gesitueerd binnen het studiegebied.
2.4.4.2.4
LPG tankstations
Er is één LPG tankstation gelegen in het studiegebied, namelijk het Esso tankstation in Wijnegem, weergeven op kaart 6 met nr. 1.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 21
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.5 EVALUATIE SEVESO-BEDRIJVEN BEDRIJVENTERREINEN
OP
DE
GEPLANDE
2.5.1 Identificatie geplande bedrijventerreinen Zoals reeds werd aangehaald, houdt het project de ontwikkeling van een nieuw regionaal bedrijventerrein in. In deze paragraaf zal getracht worden de ontwikkelingen te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder zal nagegaan worden welke Seveso-activiteiten mogelijk zijn binnen het bestaande bedrijventerrein Antwerpen-kanaal. Naast mensrisico’s (inclusief domino-effecten) zal tevens aandacht worden besteed aan milieu-risico’s.
2.5.2 Seveso-activiteiten op Antwerpen-Kanaal – mensrisico’s 2.5.2.1 Inleiding In onderhavig rapport wordt gebruik gemaakt van een zoneringmethodiek die gebaseerd is op de risicoparameter “plaatsgebonden risico”. In bijlage 5 wordt de methodiek in detail toegelicht. Aan de hand van deze methodiek wordt het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal voor een aantal representatieve activiteiten “gezoneerd”. Voor de betreffende activiteit zullen de mogelijke inplantinglocaties aan de hand van een zoneringkaart weergegeven worden. Er is telkens een kaart opgemaakt aan de hand van de risicocriteria voor Seveso-inrichtingen. In paragraaf 2.2 zijn deze risicocriteria besproken, de relevante omgevingsfactoren werden besproken in paragraaf 2.4.3. Voor volgende activiteiten werd een zoneringkaart opgemaakt:
bovengrondse brandgevaarlijke gassen; ondergrondse brandgevaarlijke gassen; brandgevaarlijke vloeistoffen; toxische gassen; toxische vloeistoffen; ontplofbare stoffen; opslagmagazijnen;
Opgemerkt dient te worden dat
enerzijds het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA voor de betreffende inrichting moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Seveso-Hoge Drempel bedrijven steeds een QRA dienen uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de SevesoLage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 22
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
De zoneringkaarten zijn weergegeven in bijlage 7 en worden besproken in volgende paragrafen.
2.5.2.2 Evaluatie zonering bedrijventerreinen In onderstaande alinea’s wordt voor elke activiteit de zoneringkaart(-en) kort besproken. Er wordt telkens aangegeven wat de mogelijkheden zijn voor elke activiteit binnen het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal. Opgemerkt dient te worden dat de maximale waarde mogelijk slechts op een gedeelte van het bedrijventerrein mogelijk is.7. Verder dient opgemerkt te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen volgens de zoneringsmethodiek niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema Figuur 2.2).
2.5.2.2.1
Bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen
Uit kaart 1 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke gassen. Met betrekking tot bovengrondse aanwezigheid van brandbare gassen zijn er echter wel beperkingen aanwezig. De grootste beperking bevindt zich in het noordoostelijk gelegen gedeelte van het projectgebied, namelijk ten zuidoosten van de dorpskern van Schoten. In deze zone is, volgens de zoneringsmethodiek, geen aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen bovengronds mogelijk. Verder geven de zoneringskaarten aan dat er gebieden zijn, waar mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen die een bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen hebben tot 2000 ton, voornamelijk in het oostelijk gedeelte van het gebied.
2.5.2.2.2
Ondergrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen
Uit de kaart 2 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke gassen. Met betrekking tot ondergrondse opslag van brandbare gassen zijn er net zoals bij de bovengrondse gassen beperkingen aanwezig, wel in mindere mate. Verder geven de zoneringskaarten aan dat er mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen die een ondergrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen hebben tot 2000 ton.
2.5.2.2.3
Brandgevaarlijke vloeistoffen
Uit kaart 3 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke vloeistoffen. Net zoals bij de brandbare gassen is de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen, volgens de
7
De betreffende zones zijn weergegeven op de relevante zoneringkaart.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 23
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
zoneringsmethodiek, niet mogelijk in het noordoostelijk gelegen gedeelte van het projectgebied, namelijk ten zuidoosten van de dorpskern van Schoten Verder geven de zoneringskaarten aan dat er mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen gerelateerd aan brandgevaarlijke vloeistoffen met een maximaal brandoppervlakte tot 10 000 m².
2.5.2.2.4
Toxische gassen
Voor deze activiteit is een kaart opgemaakt, uitgaande van inrichtingen met chloor als giftig gas. Uit kaart 4 van bijlage 7 blijkt dat slechts een zeer beperkt gedeelte van het projectgebied mogelijkheid biedt tot inrichtingen met een aanwezigheid van toxische gassen (op basis van chloor) en dit met een hoeveelheid van maximaal 5 ton. Verder dient aangegeven te worden dat de zonering sterk afhankelijk is van de inherente toxiciteit van de betrokken stof (zie methodiek), en dat bijgevolg stoffen met een lagere toxiciteit dan chloor meer mogelijkheden hebben.
2.5.2.2.5
Toxische vloeistoffen
Voor deze activiteit is een kaart opgemaakt, uitgaande van inrichtingen met broom als giftige vloeistof. Analoog aan de toxische gassen is de zonering sterk afhankelijk van de vluchtigheid en inherente toxiciteit van de betrokken stof. De kaarten werden opgemaakt voor broom, dat een zeer giftige en vluchtige vloeistof is. Uit kaart 5 van bijlage 7 blijkt dat voor activiteiten gerelateerd aan dergelijke vloeistoffen de zonering aangeeft dat er sterke beperkingen zijn op het bedrijventerrein van Antwerpen-Kanaal. Net zoals voor de andere kaarten is er een zone aanwezig waar, volgens de zoneringsmethodiek, geen toxische vloeistoffen mogelijk zijn. Op een aantal beperkte gebieden is er mogelijkheid tot aanwezigheid van toxische vloeistoffen die een maximale plasoppervlakte van 250 m² kunnen vormen. Het gebied waar er een mogelijkheid tot aanwezigheid van toxische vloeistoffen die een maximale plasoppervlakte van 500 m² kunnen vormen is verwaarloosbaar.
2.5.2.2.6
Ontplofbare stoffen
Uit kaart 6 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Antwerpen-kanaal beperkte mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan ontplofbare stoffen. Doch kan besloten worden dat de zonering aangeeft dat het bedrijventerrein slechts potenties heeft voor relatief lage hoeveelheden aan ontplofbare stoffen. Slechts een zeer beperkt gedeelte (in het oostelijk gedeelte) kan ontplofbare stoffen met TNT-equivalent van 50 ton huisvesten. Opgemerkt dient te worden dat de zonering sterk afhankelijk is van het TNT-equivalent van de betrokken stof (zie methodiek).
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 24
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.5.2.2.7
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Opslagmagazijnen
De kaart bij deze activiteit is opgemaakt rekening houdende met het scenario brand inclusief de vorming van toxische rookgassen. Evenwel werd het gemiddelde stikstofpercentage binnen de opgeslagen producten beperkt tot beneden 1,5 massa-procent. Indien toxische gassen binnen het magazijn worden opgeslagen dient tevens voldaan te worden aan de zonering voor toxische gassen. Uit de kaart 7 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Antwerpen-kanaal mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan opslagmagazijnen. Op basis van de kaart is het bedrijventerrein op een voldoende afstand gelegen van kwetsbare locaties en bewoning voor het inplanten van dergelijke activiteiten waarbij de maximale oppervlakte van een magazijn 2500 m² (met automatisch blussysteem) bedraagt.
Opgemerkt dient te worden dat de gehanteerde methodiek verwijst naar de CPR-richtlijnen uit Nederland. Hierin is de maximale oppervlakte beperkt tot 2500 m². Dit betekent niet dat grotere magazijnen uitgesloten zijn. In Vlaanderen is er vanuit externe veiligheid geen oppervlaktebeperking opgelegd. Doch dient opgemerkt te worden dat de adviezen van de bevoegde brandweerdiensten een mogelijke beperking van de maximale brandoppervlakte opleggen door middel van compartimentering. Dit advies is afhankelijk van de bevoegde brandweerdiensten.
2.5.2.2.8
Besluit
Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen in het oostelijk gedeelte van het bedrijventerrein, met uitzondering van van het noordoostelijk gedeelte waar praktisch geen Seveso-bedrijvigheid is toegelaten. Een zone gelegen in het noordoosten, met name ten zuidoosten van het centrum van Schoten laat praktisch geen Seveso-bedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 25
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.5.3 Evaluatie geplande ontwikkelingen rond Seveso-bedrijven In paragraaf 2.4.4.2 van onderhavig rapport werden de Seveso bedrijven opgelijst die momenteel gevestigd zijn in het projectgebied. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de Seveso bedrijven en zal kort het risicobeeld dat berekend werd in de zoneringskaarten en de beschikbare kennisgevingen besproken worden.
2.5.3.1 Identificatie en analyse van bestaande Seveso-activiteiten 2.5.3.1.1
Indugas NV
2.5.3.1.1.1
Omschrijving
De inrichting van Indugas te Schoten is bestemd voor het opslaan, afvullen en mengen van industriële gassen. Tevens beschikken zij over een atelier waar gasflessen herkeurd en geschilderd worden, een atelier waar bundelpakketten (12 of 16 cilinders in één metalen frame) worden samengebouwd en een atelier waar toestellen worden gemaakt die klanten nodig hebben bij het gebruik van gassen. Het bedrijf is lage drempel Seveso geclassificeerd.
2.5.3.1.1.2
Belangrijkste bronnen voor externe veiligheid
Uit de kennisgeving8 van het bedrijf blijkt dat de voornaamste externe veiligheidsrisico´s verbonden aan het bedrijf bestaan uit: - de aanwezigheid van toxische gassen (29492 kg waarvan 6500 kg chloor) - de aanwezigheid van brandbare gassen (57887 kg)
2.5.3.1.1.3
Evaluatie van de ligging
A. Toetsing aan de hand van zoneringskaarten Uit paragraaf 2.5.3.1.1.1 blijkt dat Indugas brandbare en toxische gassen opslaat. Uit de zoneringskaarten blijkt dat er slechts in het oostelijk deel van het projectgebied een mogelijkheid is tot het opslaan van toxische gassen met hoeveelheden kleiner dan 5 ton mogelijk is. Ook voor de brandbare gassen blijkt uit de zoneringskaarten dat Indugas in een spergebied ligt. B. Berekening van de generieke risico afstanden Onderstaand worden de afstanden weergegeven: Tabel 2.6: Scheidingsafstanden Indugas Lokatie < 40 ton Toxische gassen (chloor) < 250 ton Brandgevaarlijke gassen bovengronds
8
Scheidingsafstand van woonfunctie 1 E-6/jaar 760 m 147 m
Scheidingsafstand van kwetsbare lokatie 1 E-7/jaar 2313 m 579 m
Kennisgevingsdossier, Indusgas nv Schoten, 30/11/2005
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 26
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
De dichtstgelegen woonzone bevindt zich op enkele meters van de perceelsgrens van Indugas. De dichtsbijzijnde kwetsbare locatie ligt op circa 550 m van Indugas (Gesubsidieerde Vrije Basisschool, nr. 22 op de kaart 4: Kwetsbare locaties). Hiermee wordt dus niet voldaan aan de scheidingsafstanden zoals genoemd in tabel 2.6. Verdere generieke berekeningen worden niet uitgevoerd door het ontbreken van specifieke gegevens over Indugas.
2.5.3.1.1.4
Evaluatie van het milieurisico
De impact van zware gevallen op het milieu (fauna, flora, oppervlaktewater en bodem) is verwaarloosbaar klein gezien de activiteiten van Indugas.
2.5.3.1.2
SigmaKalon Belgium SA
2.5.3.1.2.1
Omschrijving
SigmaKalon Belgium nv Deurne is een producent van verf- en aanverwante producten. Er zijn circa 140 mensen tewerk gesteld. Het bedrijf is Seveso lage drempel geclassificeerd9.
2.5.3.1.2.2
Belangrijkste bronnen voor externe veiligheid
De belangrijkste bron voor externe veiligheid is de aanwezigheid van een opslag voor 20000 liter toxische vloeistof (met name ´Special pitch No. 5 bulk), het gaat hier om een vloeibare hars met kenmerk ´T´.
2.5.3.1.2.3
Evaluatie van de ligging
A. Toetsing aan de hand van zoneringskaarten In de kennisgeving is aangegeven dat het bedrijf een vergunning heeft om 41.000 kg ´T´ producten op het bedrijfsterrein aanwezig te hebben. Voor het gebied waar Sigma Kalon gevestigd is, blijkt uit de zoneringskaarten dat hier geen bedrijven mogen gevestigd worden met toxische vloeistoffen die een plasoppervlakte van < 100 m² kunnen vormen. Op basis van de huidge gegevens die bekend zijn uit de kennisgeving van Sigma Kalon kan geen exacte plasoppervlakte berekend worden omdat de inhoud, grootte en chemische en fysische gegevens van het betreffende product niet in ons bezit zijn. Verdere generieke afstandsberekeningen worden daarom niet uitgerekend.
9
Kennisgevingdossier Sigma Kalon, KG/06/23 dd. 04/07/2006
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 27
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.5.4 Seveso-activiteiten op Antwerpen-Kanaal – domino-effecten 2.5.4.1 Inleiding In het kader van kwantitatieve risicoanalyse voor industriezones dient rekening gehouden te worden met de mogelijke verhoging van de kans op faling voor een installatie als gevolg van de nabijheid van externe gevarenbronnen. Het falen van een installatie als gevolg van een extern incident in de omgeving van de installatie wordt een domino-effect genoemd. De ‘Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten’10, opgemaakt in opdracht van het Federale Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (het huidige FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg), wordt gehanteerd als leidraad voor de verdere bespreking van deze paragraaf. Er wordt volgens de methodologie een onderscheid gemaakt tussen het primair accident en het secundair accident. Hierbij worden voor het primair accident enkel thermische of mechanische effecten in rekening gebracht, terwijl voor het secundair accident bijkomend de toxische effecten beschouwd dienen te worden. In het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage, wordt de mogelijke wisselwerking onderzocht tussen de bestaande gevarenbronnen en mogelijk toekomstige ontwikkelingen op het nieuwe bedrijventerrein. Tijdens de studie wordt aandacht geschonken aan lijnbronnen (bv. leidingen, wegtransport, ...) en puntbronnen (Seveso-inrichtingen).
2.5.4.2 Criteria voor afbakening De bovenvermelde methodologie bevat een technische bijlage (“Deel III”), aan de hand waarvan voor verschillende ongevalscenario’s (plasbrand, tankbrand, BLEVE, gaswolkexplosie,...) de maximale effectafstanden kunnen bepaald worden binnen dewelke relevante materiële schade aan installaties kan optreden. Hierbij wordt vastgesteld dat de grootste weergegeven schade-afstanden 500 meter bedragen. Deze afstanden stemmen overeen met:
de perimeter waarbinnen de meeste brokstukken terechtkomen tengevolge van een explosie van een druksfeer, gevuld met een reactief product (ethyleenoxide); de perimeter waarbinnen belangrijke overdrukken (> 160 mbar) gegenereerd worden tengevolge van de ontsteking van een uitgestrekte brandbare wolk.
10
Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, Faculté Polytechnique de Mons, dr.ir.Ch. Delvosalle, CRC/MT/003, Eerste Druk, september1998.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 28
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Enkel in de specifieke situatie dat op een bedrijfsterrein hoge distillatie-kolommen aanwezig zijn, dient rekening gehouden te worden met een nog grotere schade-afstand (850 meter) als gevolg van de mogelijkheid tot uitworp van brokstukken over grote afstanden. Echter de kans op catastrofale faling van een drukkolom bedraagt 3.10-7 /kolomjaar. Verder wordt aangenomen dat een dergelijk incident in 10% van de gevallen gepaard gaat met significante uitworp van brokstukken (bijvoorbeeld als gevolg van een interne explosie). De kans op relevante uitworp van brokstukken tengevolge van het falen van een kolom bedraagt bijgevolg 3.10-8 /kolomjaar. Deze kans dient verder nog gecombineerd te worden met de kans (impactkans) dat het brokstuk op een secundaire installatie neerkomt. Indien men deze faalkans vergelijkt met de initiële faalkansen van installaties opgenomen in het Handboek Kanscijfers kan besloten worden dat de kans op schade als gevolg van het falen van een drukkolom niet significant (< 10%) zal bijdragen tot de generieke kans op het falen van installaties aanwezig op bedrijventerreinen. Bijgevolg zal in de studie van mogelijke domino-effecten geen rekening gehouden worden met de schadeperimeter voor destillatiekolommen.
Samenvattend kan worden gesteld dat in het kader van deze onderzoeksopdracht de studie naar domino-effecten wordt uitgevoerd voor zones van het bedrijventerrein die gelegen zijn in de schade-perimeter van 500 meter rond de externe gevarenbronnen.
2.5.4.3 Domino-effecten – puntbronnen
In paragraaf 2.4.4.2 worden de Seveso-bedrijven in de omgeving van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal besproken Hieruit blijkt dat in het studiegebied twee Seveso-bedrijven aanwezig zijn, namelijk Indusgas en SigmaKalon Belgium SA. In onderhavige paragraaf worden de mogelijke domino-effecten tussen beide bedrijven en mogelijk toekomstige Sevesoactiviteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal besproken.
2.5.4.3.1
Invloed Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal op Indugas en Sigma Kalon
In voorgaande paragraaf 2.5.4.2 werd besproken dat de maximale schade-perimeter met betrekking tot materiële schade in het algemeen kan gelijk gesteld worden aan 500 meter. Deze perimeter is afgeleid aan de hand van mogelijke effecten tengevolge van gaswolkexplosies en explosies van drukhouders met vloeibaar gemaakte gassen. Æ Besluit Gezien Indugas en Sigma Kalon niet in elkaars invloedsfeer liggen, (zie figgur 2.3) en er gaan andere Seveso bedrijven gevestigd zijn op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal zijn er momenteel geen domino-effecten te verwachten.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 29
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Indien een Seveso-bedrijf zich wenst te vestigen binnen een straal van 500 meter van Indugas of Sigma Kalon dient er een aanvullende studie uitgevoerd te worden om te bepalen of er domino-effecten mogelijk zijn. Met betrekking tot de invloed van het bijkomend transport als gevolg van de ontwikkeling van Antwerpen-Kanaal langsheen beide bestaande Seveso-bedrijven, wordt verwezen naar paragraaf 2.5.4.4.1.
2.5.4.3.2
Invloed van de bestaande Seveso-bedrijven op bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
In voorgaande paragraaf 2.5.4.2 werd besproken dat de maximale schade-perimeter met betrekking tot materiële schade in het algemeen kan gelijk gesteld worden aan 500 meter. Deze perimeter is afgeleid aan de hand van mogelijke effecten tengevolge van gaswolkexplosies en explosies van drukhouders met vloeibaar gemaakte gassen. Figuur 2.3 : domino-effecten puntbronnen
Op Figuur 2.3 zijn beide bedrijven aangegeven, omgeven door de hiervoor besproken schadeperimeter van 500 meter. Bijgevolg zijn domino-effecten door één van beide Sevesobedrijven op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal binnen dit contour niet uit te sluiten. Æ Besluit Gezien beide bedrijven in het projectgebied liggen kan besloten worden dat de kans op schade, ten gevolge van een incident op één van beide bedrijven, bij een in te planten Seveso-bedrijf niet uit te sluiten is.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 30
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Indien een bedrijf zich wil vestigen binnen een straal van 500 meter van één van de huidige lage drempel Seveso bedrijven, zal er een aanvullende studie uitegevoerd moeten worden om de mogelijke domino-effecten te bestuderen.
2.5.4.3.3
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal op het LPG tankstation
Figuur 2.4 – Domino-effecten bedrijventerrein
Op figuur 2.4 is het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal omgeven door de hiervoor besproken schadeperimeter van 500 meter. Aan de hand van deze figuur kan besloten worden dat schade aan de LPG installaties tengevolge van een incident op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal niet te verwachten is.
Æ Besluit Gezien de ligging van het LPG tankstation ten opzichte van het projectgebied kan besloten worden dat domino-effecten bij het tankstation (nr. 6 op de kaart) tengevolge van installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal niet verwacht worden.
2.5.4.3.4
Invloed van LPG tankstations op Antwerpen-Kanaal
Voor een LPG installatie is de maximale schade afstand 350 m. Dit is bepaald aan de hand door een combinatie van gegevens.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 31
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
De maximale schadeafstand door explosie en projectielen voor LPG installaties bedraagt 200 meter. De maximale schadeafstand door VCE (Vapour Cloud Explosion) bedraagt 150 meter, er wordt echter aangenomen dat de wolkbrand binnen 200 meter zal ontsteken waardoor de uiteindelijke maximale schadeafstand 350 meter wordt. Op Figuur 2.3 is een tankstation (nr. 6) aangegeven, omgeven door een schadeperimeter van 350 meter. Aan de hand van deze figuur kan besloten worden dat schade aan installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal tengevolge van een incident op het LPG tankstations niet te verwachten is.
Æ Besluit Gezien de ligging van het LPG tankstation ten opzichte van het projectgebied (verder dan 350 m), wordt relevante schade aan installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal tengevolge van een incident bij het LPG tankstation niet verwacht.
2.5.4.4 Domino-effecten – lijnbronnen In paragraaf 2.4.4.1 worden de lijnbronnen in de omgeving van het bedrijventerrein AntwerpenKanaal besproken. Deze groep van externe gevarenbronnen werden opgedeeld in volgende onderdelen:
Gevaarlijk transport over de weg (weg die parallel loopt aan het Albertkanaal, N12 en R1), het spoor en het water (Albertkanaal); Leidingstraat met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse pijpleidingen; Hoogspanningslijn.
Opgemerkt dient te worden dat tot op heden geen risico-analysemethodiek beschikbaar is in Vlaanderen met betrekking tot lijnbronnen. In deze paragraaf worden mogelijke domino-effecten op het bedrijventerrein onderzocht, tengevolge van een incident op de nabijgelegen transportassen.
2.5.4.4.1
Wegtransport
Voor mobiele installaties zullen voorgeschreven toegepast worden.
volgende
perimeters
zoals
door
de
methodologie
Voor warmtestraling is het nodig de maximale plasoppervlakte van een faling van een tankwagen of spoorwagon in te schatten. De plasoppervlakte is afhankelijk van de hoeveelheid product en de ruwheid van de ondergrond. Het plasoppervlakte op een verharde ondergrond, zoals bij tankwagens zal maximaal zijn. Uit de methodologie wordt een maximale effectafstand van 100 meter vanaf de rand van de plas bepaald.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 32
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
De effectafstanden tengevolge van brokstukken en fragmenten voor mobiele installaties kunnen gereduceerd worden tot 2 mogelijke installatie-onderdelen. Dit zijn de horizontale cilinders onder druk en atmosferische tanken. Voor druktankwagens zal m.b.t. brokstukken een maximale afstand van 200 meter gelden. Atmosferische tanken hebben een max. effectafstand van 100 meter. Met betrekking tot schade die optreedt tengevolge van explosies kunnen voor lijnbronnen onderstaande effectafstanden gehanteerd worden:
Gering reactieve stof : Middelmatig reactieve stof: Sterk reactieve stof:
250 m 350 m 500 m
De kansverhoging van seveso-installaties gelegen binnen de schade-perimeter van de plaats van het incident kan voor iedere situatie berekend worden op voorwaarde dat er gegevens m.b.t. het gevaarlijke transport voorhanden zijn. A.d.h.v. de methodologie kunnen de stromen van transporten berekend worden die zullen bijdragen aan de generieke faalkansen van de seveso-installaties gelegen langs de transportstroom. Voor bovenstaande effecten (warmtestraling, brokstukken en explosie) zal in onderstaande paragrafen berekend worden vanaf welke transportdichtheden een mogelijke kansverhoging bij secundaire installaties te verwachten is. Als referentie voor de secundaire installatie wordt een druktank gebruikt, aangezien de generieke faalkans (die als referentie wordt gebruikt) lager is bij een druktank dan bij een atmosferische tank. Verder dient opgemerkt te worden dat het Handboek Kanscijfers ook voor procesinstallaties die werken bij een verhoogde druk de faalcijfers van druktanks worden aanbevolen. In het kader van de definitie van een domino-effect worden enkel breuken (inclusief 10 minuten uitstroom) en grote lekken weerhouden als secundair gevolg, dit omdat het gevolg voor de secundaire installatie groter moet zijn dan de initiële gebeurtenis. Eveneens kan, om dezelfde reden, worden gesteld dat enkel breuken en grote lekken aanleiding kunnen geven tot eventuele domino-effecten op secundaire installaties. Aangezien effecten tengevolge van een incident op een naburig terrein niet steeds aanleiding zullen geven tot schade met als resultaat een catastrofale breuk van het secundaire installatieonderdeel, maar eveneens aanleiding kunnen geven tot een groot lek, zal ten behoeve van de domino-studie aangenomen worden dat de kans op groot lek of breuk, zich verhouden zoals de generieke faalcijfers zich verhouden. Met andere woorden wordt de kans op schade vergeleken met de generieke faalcijfers voor de scenario’s groot lek (inclusief uitstroming in 10 minuten) en breuk.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 33
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Æ Brokstukken De aanbevolen faaldata uit het Handboek Kanscijfers (2004) voor groot lek en catastrofaal falen van een tankwagen bedraagt: tabel 2.7: Faaldata uit het Handboek Kanscijfers Installatie Atmosferische tankwagen Druktankwagen
Groot lek (Per jaar) 1,2E-05 3,0E-06
Breuk (Per jaar) 5,0E-06 3,0E-07
NOTA: gezien de ‘beperkte’ hoeveelheid aanwezig in een tankwagen (circa 25 m³) wordt aangenomen dat een 100 mm lek van een tankwagen steeds aanleiding geeft tot een uitstromingsduur van minder dan 10 minuten, zodoende dient krachtens het Handboek Kanscijfers het scenario uistroming in 10 minuten niet beschouwd te worden.
De ontstekingskansen met betrekking tot de vrijstelling van LPG wordt in het Handboek Kanscijfers gelijk gesteld aan 0,2 voor vertraagde ontsteking en 0,8 voor directe ontsteking. Voorgaande kanscijfers hebben betrekking op instantane vrijzettingen van meer dan 10 ton of continue debieten van meer dan 100 kg/s. Rekening houdend met de hoge dichtheid aan ontstekingsbronnen op de wegen, worden de ontstekingskansen van vloeistoffen gelijk gesteld aan deze voor gassen. Aangenomen wordt dat in 10% van de gevallen een breuk van de tankwagen gepaard gaat met een relevante uitworp van brokstukken. De impactkans van een brokstuk op een installatie wordt arbitrair gelijk gesteld aan 10%. Met betrekking tot de vloeistofwagons wordt bij het scenario brokstukken rekening gehouden met het faalscenario groot lek. Dit omwille van de mogelijkheid dat een significante brand ontstaat onder de tankwagen, die kan resulteren in een catastrofale breuk met de uitworp van brokstukken. Met behulp van de methodologie van domino-effecten kan er berekend worden hoeveel tankwagens/dag een seveso-bedrijf of bedrijf met installaties met gevaarlijke producten mag passeren alvorens er een verhoging van de faalkans van deze installatie nodig geacht wordt tengevolge het transport van gevaarlijke producten.
gastankwagens
De generieke faalkans van een druktank (groot lek, uitstroom in 10 min, breuk) bedraagt 9,5E-06 per jaar. Een kansverhoging van deze generieke faalkans wordt verwacht indien er meer dan 10% bijdrage tengevolge domino-effecten berekend wordt, nl. 9,5E-07 per jaar. Aanwezigheid tankwagens (uur/jaar) = [kans op 10%-bijdrage / (kans op breuk van de tankwagen x directe ontsteking x uitworp van brokstukken x impactkans] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 34
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar/ (3E-07/jaar ( x 0,8 x 0,1 x 0,1)] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = 3467500 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,4 km langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. De trajectlengte wordt bekomen door de maximale schadeperimeter van het incident te vermenigvuldigen maal 2. Dit is immers de afstand waarover de mobiele installatie een secundaire installatie (puntbron) kan beschadigen. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = 3467500 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,4 km) / 365 werkdagen/jaar = 1425000 gastankwagens/dag Indien er meer dan 1425000 gastankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt.
vloeistoftankwagens
Voor vloeistoftankwagens zal de berekening van domino-effecten op dezelfde manier gebeuren. Hierbij zal naar analogie met de gastankwagens het aantal vloeistoftankwagens per dag berekend worden die het gebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging van de installaties van eventuele Seveso-bedrijven op het projectgebied optreedt. Het aantal tankwagens / dag wordt als volgt berekend : = [9,5E-07/jaar/ (1,2E-05/jaar x 0,8 x 0,1 x 0,1)]x(365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = 86690 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter atmosferische tankwagen) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = 86690 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 werkdagen/jaar = 71250 tankwagens/dag Indien er meer dan 71250 vloeistoftankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 35
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Æ drukeffecten
gastankwagens
Naast brokstukken kunnen de overdrukken tengevolge van een BLEVE of gaswolkexplosie significante schade aan installaties veroorzaken. Æ Gaswolkexplosie Naar analogie met de berekening voor brokstukken wordt het aantal gastankwagens per dag berekend die het gebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. een gaswolkexplosie optreedt. Aangenomen wordt dat in 50% van de gevallen de wind ongunstig waait en de wolk in de richting van de secundaire installatie stuwt. Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,2 aan voor instantane vrijzettingen van meer dan 10000 kg. Voor vertraagde ontsteking is door het Handboek Kanscijfers (2004) bepaald dat de kans op explosie 0,7 bedraagt en de kans op een wolkbrand 0,3. Enkel explosie van een brandbare wolk geeft aanleiding tot de generatie van overdruk. De kans op een gaswolkexplosie tengevolge van het falen van een gastankwagen kan rekening houdend met bovenstaande gegevens als volgt berekend worden: Aantal tankwagens/jaar = 10%- bijdrage / [Groot lek of breuk x ongunstige wind x ontsteking x explosie x (1 km) traject] Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (3,3E-06/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07/ (3,3E-06/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 36030 uur/jaar = 5920 tankwagens per dag
Æ BLEVE Enkel directe ontsteking van een instantane vrijzetting kan aanleiding geven tot een BLEVE. Voor directe ontsteking van LPG-installaties van instantane vrijzettingen van meer dan 10000 kg wordt door het Handboek Kanscijfers een factor 0,7 toegekend. Om de maximale schade-afstand van een drukgolf t.g.v. een BLEVE te berekenen werd beroep gedaan op het “Gele Boek”11, hoofdstuk 7. Een tankwagen van 25 m³ gevuld met propaan geeft met deze methode een schade-afstand van minder dan 100 m.
11
Gele Boek : Methods for the calculation of physical effects, Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stiffen, PGS2
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 36
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Onderstaande berekening geeft het aantal tankwagens weer die het projectgebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. een BLEVE optreedt. Aantal tankwagens/jaar = 10%- bijdrage / [breuk x ontsteking x (0,2 km) traject] Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (3E-07/jaar x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07/ (3E-07/jaar x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 39629 uur/jaar = 32571 tankwagens per dag
vloeistoftankwagens
Op een analoge manier wordt het aantal vloeistoftankwagens berekend die het projectgebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. een gawolkexplosie optreedt. De ontstekingskansen worden zoals besproken onder de titel brokstukken gelijk gesteld aan deze voor LPG. Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (1,7E-05/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07 / (1,7E-05/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 6990 uur/jaar = 1150 tankwagens per dag
Æ Warmtestraling
gastankwagens
Directe ontsteking van een groot lek aan een gastankwagen zal aanleiding geven tot een fakkelbrand. De methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten geeft een maximale schadeafstand van 100 meter voor installaties tengevolge van warmtestraling bij een fakkelbrand. Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,7 aan voor directe ontsteking van een continue vrijzetting van meer dan 100 kg/s.
Het aantal gastankwagens die het projectgebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. warmtestraling optreedt, wordt als volgt berekend : Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar / (3E-06/jaar x 0,7)]x(365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = 3963 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter fakkelbrand van 100 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 37
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = 3963 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 werkdagen/jaar = 3257 tankwagens/dag Indien er meer dan 3257 gastankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt.
vloeistoftankwagens
Op een analoge manier wordt het aantal vloeistoftankwagens berekend die het projectgebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. warmtestraling optreedt. De ontstekingskansen wordt analoog aan het Handboek Kanscijfers gelijk gesteld aan 0,13 (directe + vertraagde ontsteking van benzine). Uit de methodologie wordt een maximale effectafstand van 100 meter vanaf de rand van de plas bepaald. Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar / (1,7E-05/jaar x 0,13)] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 3766 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter plasbrand van 100 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van vloeistoftankwagens x snelheid/ trajectlengte = 3766 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 werkdagen/jaar = 3095 tankwagens/dag
Indien er meer dan 3095 vloeistoftankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt. Æ Besluit In onderstaande tabel worden de resultaten van voorgaande bespreking kort samengevat. De tabel geeft de transportdichtheden aan brandgevaarlijke bulkgoederen weer die resulteren in een mogelijke faalkansverhoging voor secundaire installaties. Deze benadering is conservatief gelet op het gegeven dat voor de secundaire installatie een lage faalkans (groot lek + uitstroming in 10 min + breuk van een druktank) als referentie is gehanteerd.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 38
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Tabel 2.8 : berekende grenswaarden wegtransport mbt domino-effecten Referentieinstallatie
Aantal Tankwagens (per dag) Vloeistoftankwagen BrokGaswolk Warmtestukken explosie straling 71250 1150 3095
Druktank
Brokstukken 142500
Gastankwagen Gaswolk Warmteexplosie straling 5920 3257
BLEVE 32571
In de nabijheid van het projectgebied loopt 1 gewestweg: N12. De N12 heeft geen ideale ligging om de ontsluiting van het projectgebied te verzorgen. Bijgevolg is deze gewestweg niet relevant voor de analyse van mogelijke domino-effecten. Het oostelijk gedeelte van het projectgebied wordt doorsneden door de E313. Bijgevolg is deze snelweg wel relevant voor de analyse van mogelijke domino-effecten. De verkeerstellingen12 geven 104500 bewegingen op weekdagen aan op de E313 te Antwerpen-Oost-Wommelgem. Op basis van de vijfjaarlijkse verkeerstellingen13 werd vastgesteld dat het zwaar verkeer (cat. C) en vooral het zeer zwaar verkeer (cat. C2) essentieel op de autosnelwegen rijdt : iets meer dan 10% van het autosnelwegverkeer maakt deel van categorie C2 uit, tegen slechts 3,8% van het verkeer op de andere genummerde wegen. Hieruit kan besloten worden dat op de N76 3,8% van het totale verkeer uit vrachtverkeer bestaat. Op basis van transportgegevens14 die geïnventariseerd werden door SGS, kan besloten worden dat ca. 50% van de getransporteerde gevaarlijke goederen, producten betreft die onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn vallen (met uitzondering van milieugevaarlijke stoffen). Bovendien betreft de helft van de transporten, het vervoer van goederen in bulkvorm (tankvervoer). In Vlaanderen zijn momenteel geen gegevens beschikbaar over het aandeel aan ADR-transporten van het totale wegverkeer. In Nederland wordt door de ‘Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen’15 een dichtheid van 5% op de totale vervoerstroom aangegeven. Indien deze gegevens worden toegepast op de verkeerstelling van 2005, kan de dichtheid aan Seveso-vervoer in tankwagens (of tankcontainers) geschat worden op ca. 130 tankwagens per dag op de E313 en ca. 7 tankwagens per dag op de N12 Het betreft een totaal aan Sevesotransporten, namelijk gassen, vloeistoffen en vaste stoffen van volgende categorieën:
(zeer) giftig; ((zeer) licht) ontvlambaar; oxiderend;
Het aandeel aan brandgevaarlijke vloeistoffen en gassen zal bijgevolg lager zijn dan de berekende grenswaarden opgenomen in Tabel 2.8. Bijgevolg worden domino-effecten 12
Verkeerstellingen 2005, Vlaamse Overheid – agentschap Infrastructuur Verkeerstellingen 2000, Ministerie van Verkeer en Infrastructuur – Directie Wegen, 2001. 14 Analyse transportgegevens in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapporten op strategisch planniveau. 13
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 39
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
tengevolge van het doorvoer wegtransport ter hoogte van het bedrijventerrein AntwerpenKanaal niet verwacht. Met betrekking tot het transport op het bedrijventerrein zijn momenteel geen gegevens beschikbaar over de aard, hoeveelheid, modus of modi, traject met uitzondering voor pijpleidingstraten. Dit kan dus niet beschouwd worden binnen een planningscontext. Bovendien brengt inplanting van Seveso-bedrijven automatisch transport van gevaarlijke goederen met zich mee. Indien men echter de huidig aanwezig berekende hoeveelheid tankwagens per dag (ca 137) vergelijkt met de grenswaarden opgenomen in Tabel 2.8, kan besloten worden dat het aantal transportbewegingen per dag verachtvoudigd kan worden vooraleer men faalkans verhoging op mogelijke Seveso-installaties op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal dient toe te passen.
2.5.4.4.2
Spoortransport
Het bedrijventerrein kent een sterk verouderde spoorinfrastructuur. In de strategische studies16 wordt geen melding gemaakt van toekomstige projecten met betrekking van dit spoor. Er zijn dan ook geen gegevens bekend over de transporten die van deze infrastructuur gebruik maken en spoortransport zal dan ook niet weerhouden worden in dit RVR.
2.5.4.4.3
Scheepstransport
Langsheen het Albertkanaal werd in 200417 ca. 38,3 miljoen ton goederen vervoerd. Op basis van de gegevens van nv De Scheepvaart, kan worden besloten dat langs het Albertkanaal gemiddeld 0,31 schepen/dag met brandgevaarlijke gassen varen en 2,67 schepen/dag met brandgevaarlijke vloeistoffen. Met betrekking tot domino-effecten worden enkel de (zeer) licht ontvlambare producten in beschouwing genomen. De berekening voor het scheepstransport is analoog aan deze voor het wegtransport. Het Handboek Kanscijfers geeft immers aan dat falingen inherent aan de transporteenheid voor schepen behandeld moeten worden zoals vaste installaties en leidingen. In de berekening wordt de gemiddelde snelheid van een binnenschip gelijk gesteld aan 15 km/uur (maximum snelheid Albertkanaal). Rekening houdende met voorgaande factoren en de berekening voor wegtransport, worden volgende resultaten bekomen:
15
Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Nederland), 1998. 16
Projectaanvraag herstructurering zone Albertkanaal, Herinrichting verouderde bedrijventerreinen en economische locaties (4596-rap-108a), Nadere uitwerking Economisch Netwerk Albertkanaal (eindrapport) Jaarverslag 2004, NV De Scheepvaart, 2004
17
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 40
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Tabel 2.9 : berekende grenswaarden scheepstransport mbt domino-effecten Referentieinstallatie
Aantal Schepen (per dag) Vloeistoftanker BrokGaswolk Warmtestukken explosie straling 17810 290 775
Druktank
Brokstukken 356250
Gastanker Gaswolk Warmteexplosie straling 1480 815
BLEVE 8143
Rekening houdende met voorgaande tabel en met de trafiekgegevens langsheen het Albertkanaal, kan worden besloten dat de kans op schade tengevolge van een incident op het Albertkanaal niet significant (<10%) zal bijdragen tot de inherente faalkans van de secundaire installatie op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal.
2.5.4.4.4
Leidingstraat
In paragraaf 2.4.4.1.3 worden de leidingstraten in de omgeving van het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal besproken. In onderstaande tabel worden de relevante leidingen opgesomd. Tabel 2.10 : overzicht relevante pijpleidingen Leiding (beheerder) Fluxys Fluxys Fluxys EPDC NMP/ARG leiding
Product Aardgas Aardgas Aardgas Propyleen Etheen Vloeibare koolwaterstoffen Etheen
PALL leiding ARG leiding
Max. bedrijfsdruk (bar) Onbekend Onbekend Onbekend 20 bar 98.1 bar
Diameter (mm) Onbekend Onbekend Onbekend 250 273/323
67.7 bar
457.2
98.1 bar
273
Bovenstaande gegevens werden verkregen via Fluxys, SABIC en EPDC18. In onderhavige paragraaf worden de mogelijke domino-effecten tengevolge van de ondergrondse leidingen geïdentificeerd. Als basis worden de scenario’s voor ondergrondse pijpleidingen uit het Handboek Kanscijfers (2004) gehanteerd, namelijk :
Breuk van de leiding; Gat in de leiding (lekdiameter gelijk aan de helft van de leidingdiameter); Barst in de leiding (lekdiameter gelijk aan 10 mm);
Telkens zijn twee schadelijke effecten van toepassing, namelijk schade tengevolge van een gaswolkexplosie (overdruk) en schade tengevolge van warmtestraling.
18 Milieu-effectenrapport : aanleg van een pijpleiding voor het transport van propyleen tussen Antwerpen en de Maas – sectie 3a, voor eensluitend verklaard CAI 457/2 dd. 22/12/2005
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 41
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Opgemerkt dient te worden dat in het geval van een ondergrondse leiding vloeibare koolwaterstoffen geen schadelijke effecten voor installaties boven de grond worden verwacht. Æ Gaswolkexplosie Verder dient opgemerkt te worden dat in het kader van relevante schade tengevolge van een gaswolkexplosie, de gaswolk tenminste moet bestaan uit 100 kg brandbare massa. Met behulp van het softwarepakket EFFECTS, wordt berekend dat voor de ethyleenleidingen een breuk van de leiding of een gat in de leiding aanleiding geeft tot vorming van relevante brandbare wolken, een barst in de leiding daarentegen stelt onvoldoende massa vrij en wordt bijgevolg als niet relevant voor gaswolkexplosie beschouwd. Analoog worden voor alle gasleidingen het scenario gat en breuk weerhouden met betrekking tot de domino-analyse. Voor deze scenario’s worden tevens telkens warmtestraling tengevolge van een fakkelbrand behandeld. De aangegeven faalkansen voor de relevante scenario’s in het handboek kanscijfers worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 2.11 : faalkansen voor ondergrondse pijpleidingen volgens het Handboek Kanscijfers (2004) Installatie Ondergrondse leiding
Gat (per meter.jaar) 2,3E-08
Breuk (per meter.jaar) 3E-09
Analoog aan de berekeningen voor tankwagens, wordt de kans op een gaswolkexplosie tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding als volgt berekend: faalkans x relevante lengte x ongunstige wind x ontsteking x explosie = kans op schade De relevante lengte wordt analoog aan het transport gelijk gesteld aan 2 maal de relevante schadeperimeter. Met betrekking tot het gering reactieve aardgas bedraagt de schadeperimeter volgens de methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, 500 meter (2 x 250 m). Met betrekking tot de middelmatig reactieve stoffen ethyleen en propyleen bedraagt de schadeperimeter volgens de methodologie voor het identificeren en evalueren van dominoeffecten, 700 meter (2 x 350 m) (er bevinden zich geen sterk reactieve stoffen in de pijpleidingen). Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,1 aan voor vertraagde ontsteking van een continue vrijzetting met een debiet tussen 10 en 100 kg/s. Æ aardgas 2,6E-8/leidingmeter.jaar x 500 m x 0,5 x 0,1 (ontstekingskans LPG Æ continue debiet tussen 10 en 100 kg/s) x 0,7 = 4,55 E-7 /leidingjaar Æ ethyleen, propyleen 2,6E-8/leidingmeter.jaar x 700 m x 0,5 x 0,1 (ontstekingskans LPG Æ continue debiet tussen 10 en 100 kg/s) x 0,7 = 6,37 E-7 /leidingjaar
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 42
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Æ fakkelbrand De methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten geeft een maximale schadeafstand van 100 meter voor installaties tengevolge van warmtestraling bij een fakkelbrand. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de methodologie aangeeft dat een fakkel in het algemeen niet langer is dan 50 meter. Verder wordt aangegeven dat de stralingswarmte relatief snel afneemt in functie van de afstand van de vlam. De methodologie stelt dat de maximale schadeafstand voor installaties met betrekking tot warmtestraling als gevolg van een fakkelbrand zich situeert op 50 meter van de vlam. Aangezien het hier om ondergrondse leidingen gaat, zal de vlam loodrecht op het grondoppervlak staan. Met ander woorden de maximale schadeperimeter voor fakkelbrand als gevolg van het falen van een ondergrondse leiding bedraagt ca. 50 meter. 0,04 = ontstekingskans laag reactieve Æ continue debiet tussen 10 en 100 kg/s en 0,5 ontstekingskans LPG Æ continue debiet tussen 10 en 100 kg/s De leidingen grenzen/doorkruisen aan het bedrijventerrein en zijn bijgevolg dichter gelegen dan 50 meter. De kans op een fakkelbrand wordt als volgt berekend: faalkans x relevante lengte x ontsteking = kans op schade De relevante lengte wordt analoog aan voorgaande berekening gelijk gesteld aan 2 maal de relevante schadeperimeter of 100 meter (2 x 50 m). Æ aardgas 2,6E-8/leidingmeter.jaar x 100 m x 0,04 = 1,04 E-7 /leidingjaar Æ ethyleen en propyleen 2,6E-8/leidingmeter.jaar x 100 m x 0,5 = 1,3 E-6 /leidingjaar
Æ Samenvatting en besluit Bovenstaande berekeningsresultaten worden geëvalueerd ten opzichte van de faalkansen voor enkelwandige atmosferische opslagtanks en druktanks uit het handboek kanscijfers (2004). Analoog aan het wegtransport kan de faalkans (groot lek, uitstroming in 10 min, breuk) van een druktank worden gehanteerd als ondergrens voor de generieke faalkans van een secundaire installatie.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 43
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
tabel 2.12: Evaluatie van de faalkansverhoging voor toekomstige Seveso-installaties t.g.v. het falen van een ondergrondse leidingen Primaire installatie
Scenario
Schadeperimeter19
Secundaire installatie
m Leiding met Ethyleen Propyleen Aardgasleiding
Fakkelbrand gaswolkexplosie Fakkelbrand gaswolkexplosie Fakkelbrand gaswolkexplosie Fakkelbrand gaswolkexplosie
50 350 50 350 50 250 50 250
Druktank Druktank Atm. Tank Atm. tank Druktank Druktank Atm. Tank Atm. tank
Kans op Schade Per leidingjaar 1.3 E-6 6.37 E-7 1.3 E-6 6.37 E-7 1.04 E-7 4.55 E-7 1.04 E-7 4.55 E-7
Faalkans secundaire installatie Per jaar
bijdrage
9.5 E-6 9.5 E-6 2.2 E-5 2.2 E-5 9.5 E-6 9.5 E-6 2.2 E-5 2.2 E-5
13.68 6.71 5.91 2.9 1.09 4.79 0.49 2.07
%
Uit bovenstaande grofmazige berekening blijkt dat de kans op schade tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein relevant is. In het bijzonder kunnen de leidingen met ethyleen en propyleen resulteren in een significante faalkansverhoging aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein. In het bijzonder draagt het scenario fakkelbrand in belangrijke mate bij tot de faalkans van installaties. Rekening houdende met de relevante schadeperimeter, wordt aanbevolen geen Seveso-installaties binnen de 50 meter van de ondergrondse leidingstraat in te planten. Voor installaties binnen deze perimeter dient aan de hand van een dominoeffectenanalyse voor de secundaire installaties de noodzakelijkheid van een bescherming tegen warmtestraling (sprinkler, coating, brandmuur,...) bestudeerd te worden. Op een afstand verder dan 50 meter, kan aangenomen worden dat de generieke faalkansverhoging voor een drukvat (groot lek + uitstroming in 10 min+ breuk) lager is dan 10%. Dergelijke bijdrage wordt rekening houdende met de conservatieve benadering aanvaardbaar geacht. Indien de generieke faalkans niet gebruikt wordt voor de secundaire installatie, bijvoorbeeld bij gebruik van faalkansreductie op de secundaire installatie, dan dient voorgaande evaluatie opnieuw te gebeuren. Æ Besluit Op basis van bovenstaande paragrafen kan besloten worden dat een significante bijdrage aan het extern risico tengevolge van domino-effecten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal gerelateerd aan ondergrondse leidingen niet verwacht wordt.
19
De schadeperimeters zijn bepaald op basis van de Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, opgemaakt door Faculté Polytechnique de Mons, dr.ir.Ch. Delvosalle.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 44
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
2.5.4.4.5
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Hoogspanningsleidingen
Het breken van een hoogspanningsleiding kan resulteren in materiële schade aan installaties die getroffen worden door de vallende kabel. Aanbevolen wordt om geen installaties (met gevaarlijke stoffen) onder de hoogspanningsleidingen in te planten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het kader van nieuwe installaties in de nabijheid van hoogspanningslijnen, de voorschriften van het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) terzake dienen gevolgd te worden.
2.5.4.5 Besluit en aanbevelingen In deze paragraaf wordt het project ontwikkeling Antwerpen-Kanaal geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder:
Invloed van Antwerpen-Kanaal op bestaande Seveso-bedrijven; Invloed van bestaande Seveso-bedrijven op Antwerpen-Kanaal; Invloed van het wegtransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van het scheepstransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van het spoortransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van de leidingstraat op Antwerpen-Kanaal.
Hieronder worden kort de resultaten van de analyse samengevat. Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-bedrijf een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. Samengevat kan gesteld worden dat bij de ontwikkeling van het projectgebied rekening gehouden moet worden met bestaande en toekomstige externe gevaarsbronnen. Met betrekking tot de bestaande externe gevaarsbronnen werd in voorgaande paragraaf aangetoond dat er mogelijk een knelpunt zit bij de beide bestaande lage drempel Sevesobedrijven. Met betrekking tot de wisselwerking van externe lijnbronnen en projectgebied werden met betrekking tot het scheepstransport en wegverkeer, geen knelpunten vastgesteld. Uit bovenstaande grofmazige berekening blijkt dat de kans op schade tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein relevant is. In het bijzonder kunnen de leidingen met ethyleen en propyleen resulteren in een significante faalkansverhoging aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein. Op een afstand verder dan 50 meter, kan aangenomen worden dat de generieke faalkansverhoging voor een drukvat (groot lek + uitstroming in 10 min+ breuk) lager is dan 10%. Dergelijke bijdrage wordt rekening houdende met de conservatieve benadering aanvaardbaar geacht. Indien de generieke faalkans niet gebruikt wordt voor de secundaire installatie, bijvoorbeeld bij gebruik van faalkansreductie op de secundaire installatie, dan dient voorgaande evaluatie opnieuw te gebeuren.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 45
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Verder wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 46
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
2.5.5 Milieurisico’s Naast een beschrijving van de humane risico’s die gepaard gaan met verschillende industriële activiteiten is het nodig een bespreking met betrekking tot de milieurisico’s van gevaarlijke producten in onderhavig rapport te geven. Doordat er tot op heden geen toetsingskader bestaat voor milieurisico’s zullen milieuaspecten in dit RVR enkel kwalitatief beschouwd worden. In het bijzonder worden volgende milieurelevante aspecten besproken:
aanwezigheid van vogel- en habitatrichtlijngebieden; aanwezigheid van Ramsar-gebieden erkende natuurreservaten in de nabije omgeving; oppervlaktewater;
De aanwezige gebieden worden besproken in paragraaf 2.4.3.3.
2.5.5.1 Aanwezigheid van habitatrichtlijngebieden;
erkende
natuurreservaten,
Ramsar-,
vogel-
en
Deze gebieden werden besproken in paragraaf 2.4.3.3. Opgemerkt dient te worden dat het dichtstbijzijnde erkende natuurreservaten (“´t Asbroek en de Schijnvallei”) op ongeveer 1 en 1.5 km van het projectgebied gesitueerd zijn. Æ Besluit Gezien de afstand tot milieu relevante gebieden (meer dan 1 km van het projectgebied) worden er geen relevante milieurisico´s verwacht.
2.5.5.2 Aanwezigheid van oppervlaktewater Zoals reeds vermeld grenst het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal aan het Albertkanaal. Het gebied Antwerpen-Kanaal wordt ontwikkeld als bedrijventerrein voor watergebonden bedrijvigheid met de waterweg als economische drager. Hierbij dienen de risico’s van de bedrijven naar het milieu toe bekeken te worden (zie tevens “Milieurisico’s”). Specifieke aandacht dient geschonken te worden aan het verladen van (Seveso-)gevaarlijke producten via het schip (in het bijzonder tankschepen). Het is immers duidelijk dat ongevallen waarbij deze producten het water van het Albertkanaal, de dokken of aanwezige beken kunnen vervuilen, vermeden moeten worden. Dit kan enerzijds gebeuren door technische maatregelen (gebruik van laadarmen, noodstoppen, ...). Anderzijds zullen eveneens organisatorische maatregelen getroffen moeten worden. Zo dient het veiligheidsbeheersysteem procedures te voorzien voor het verladen van de schepen. In het intern noodplan van het bedrijf dienen procedures opgenomen te worden om te kunnen anticiperen op eventuele ongevallen tijdens het verladen.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 47
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
Bovendien dienen de nodige interventiemiddelen aanwezig te zijn teneinde de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
2.5.5.3 Besluit en aanbevelingen In bovenstaande paragrafen werd het aspect milieurisico’s voor het bedrijventerrein AntwerpenKanaal besproken. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met betrekking tot milieurisico’s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Volgende aanbevelingen met betrekking tot milieurisico’s worden gedaan:
Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal, de dokken en aanwezige beken te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 2/ pagina 48
HOOFDSTUK
3. LEEMTEN IN DE KENNIS
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
In onderhavig hoofdstuk zullen de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis die tijdens de opmaak van dit dossier naar voor zijn gekomen, besproken worden.
Volgende leemten in de kennis werden vastgesteld:
Gebrek aan richtlijnen met betrekking tot de opmaak van een Ruimtelijk VeiligheidsrapporT. (methodologische leemte) In het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid wordt melding gemaakt van Ruimtelijke Veiligheidsrapporten maar een algemene methodiek voor de opmaak van een RVR blijft tot op vandaag onbestaande. De aanpak is bijgevolg geheel afhankelijk van de erkend veiligheidsdeskundige.
De grote variatie aan mogelijke gevaarlijke producten/activiteiten die aan de basis van de seveso-plicht liggen. De risico’s van een inrichting zijn sterk afhankelijk van de aard en hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bovendien wordt het risico sterk beïnvloed door de proces/opslagomstandigheden. Het is vanzelfsprekend dat deze gegevens voor de nog te ontwikkelen inrichtingen niet gekend zijn tijdens de opmaak van het RVR. Bovendien werd in de voorgestelde methodiek geen rekening gehouden met eventuele voorziene veiligheidsmaatregelen.
Gebrek aan gegevens m.b.t. transport van gevaarlijke goederen via de weg, spoor en schip. (leemte met betrekking tot gegevens, methodologische leemte) Een Seveso-inrichting betekent een zeker veiligheidsrisico naar de omgeving toe. Naast deze inrichting heeft het transport aan gevaarlijke goederen van en naar deze inrichting eveneens een bepaald risicobeeld. Tot op heden is in Vlaanderen geen methodiek voorhanden met betrekking tot het inschatten van risico’s tengevolge van transportstromen. In het rapport werd gebruik gemaakt van de aanpak/criteria zoals gebruikt wordt voor inrichtingen.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 3/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
De aanwezigheid van hetero-atomen in magazijnen De aanwezigheid van hetero-atomen (bv. chloor, stikstof, zwavel, .) in magazijnen zal bij brand toxische rookgassen tot gevolg hebben met grote effect- en risico-afstanden. In het kader van deze studie is het onmogelijk om een representatief product of een standaard percentage aan hetero-atomen vast te leggen voor de berekening van schade-afstanden tengevolge toxische rookgassen bij brand in magzijnen. Het is nodig om bij de inplanting van magazijnen rekening te houden met de aanwezigheid van hetero-atomen en de mogelijke impact bij brand van deze magazijnen. De berekeningen voor magazijnen in onderhavige studie zijn uitgevoerd met een maximale aanwezigheid van 1,5 % stikstof zoals vastgelegd in de CPR-15.
Gebrek aan criteria voor milieurisico’s (methodologische leemte) Door een gebrek aan criteria voor milieurisico’s is het niet mogelijk dit risico kwantitatief in te schatten. Bovendien is er in Vlaanderen tot op vandaag geen richtlijn met betrekking tot een kwantitatieve risico-analyse van milieurisico’s. Milieurisico’s zijn afhankelijk van de gevaarlijke producten en de getroffen veiligheidsmaatregelen op een bedrijf . Het is dan ook onmogelijk om een overzicht te geven van alle milieugevaarlijke producten en de mogelijk te treffen veiligheidsmaatregelen. Uit ervaring is echter geweten dat bepaalde maatregelen niet of minder goed genomen worden, deze zijn opgenomen in onderhavige studie en vormen tevens een handig toetsingselement voor vergunningsverleners.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 3/ pagina 2
HOOFDSTUK
4. ALGEMEEN BESLUIT
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
4.1
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
INLEIDING
In onderhavig rapport werd het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In onderhavig deel wordt een samenvatting gegeven van de aanbevelingen betreffende externe veiligheidsrisico’s. Aandachtspunten en aanbevelingen vanuit externe veiligheid kunnen opgenomen worden in de toelichtingsnota bij het RUP.
4.2
SAMENVATTING EN BESLUIT
4.2.1 Samenvatting In het onderzoek naar mogelijke huisvesting van Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal, zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd:
analyse van de directe mensrisico’s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal; een domino-effectenanalyse tussen enerzijds Seveso-bedrijven onderling en tussen Seveso-bedrijven en lijnbronnen (transportstromen) anderzijds; onderzoek naar mogelijke milieurisico’s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten;
4.2.1.1
Directe mensrisico’s
In dit deelonderzoek werd onderzocht of Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein vanuit het oogpunt directe mensrisico’s mogelijk zijn. Opgemerkt dient te worden dat rekening dient gehouden te worden met de beperkingen van de gebruikte methodiek (zie deel 2), waarvoor volgende aandachtspunten dienen geformuleerd te worden: Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwrepen-Kanaal of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen in het oostelijk gedeelte van het bedrijventerrein, met uitzondering van het noord-oosten waar praktisch geen Seveso-bedrijvigheid mogelijk is. Een zone gelegen in het noordoosten, met name ten zuidoosten van het centrum van Schoten laat praktisch geen Sevesobedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn. Opgemerkt dient ook nog te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema figuur 2.2).
SGS Belgium NV Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 4/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
4.2.1.2
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Indirecte mensrisico’s – Domino-effecten
In dit deelonderzoek wordt het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder:
Invloed van Antwerpen-Kanaal op bestaande Seveso-bedrijven; Invloed van bestaande Seveso-bedrijven op Antwerpen-Kanaal; Inlvoed van het wegtransport op Antwerpen-Kanaal; Inlvoed van het scheepstransport op Antwerpen-Kanaal; Inlvoed van het spoortransport op Antwerpen-Kanaal; Invloed van de leidingstraat op Antwerpen-Kanaal.
Samengevat kan gesteld worden dat bij de ontwikkeling van het projectgebied rekening gehouden moet worden met bestaande en toekomstige externe gevaarsbronnen. Met betrekking tot de bestaande externe gevaarsbronnen werd in voorgaande paragraaf aangetoond dat er mogelijk een knelpunt zit bij de beide bestaande lage drempel Sevesobedrijven. Vooral bij Indugas, dat gelegen is in een gebied waar geen toxische gassen opgeslagen kunnen worden volgens de zoneringsmethodiek. Verder worden geen knelpunten verwacht met betrekking tot domino-effecten als gevolg van bijkomende wegtransport als gevolg van de ontwikkeling van het terrein. Met betrekking tot de wisselwerking van externe lijnbronnen en projectgebied werden met betrekking tot het scheepstransport en wegverkeer, geen knelpunten vastgesteld. Uit een grofmazige berekening blijkt dat de kans op schade tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein relevant is. In het bijzonder kunnen de leidingen met ethyleen en propyleen resulteren in een significante faalkansverhoging aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein. Op een afstand verder dan 50 meter, kan aangenomen worden dat de generieke faalkansverhoging voor een drukvat (groot lek + uitstroming in 10 min+ breuk) lager is dan 10%. Dergelijke bijdrage wordt rekening houdende met de conservatieve benadering aanvaardbaar geacht. Indien de generieke faalkans niet gebruikt wordt voor de secundaire installatie, bijvoorbeeld bij gebruik van faalkansreductie op de secundaire installatie, dan dient voorgaande evaluatie opnieuw te gebeuren. Wel wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg.
4.2.1.3
Milieurisico’s
In dit deelonderzoek werd het aspect milieurisico’s voor het bedrijventerrein AntwerpenKanaal besproken. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met
SGS Belgium NV Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 4/ pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
betrekking tot milieurisico’s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Volgende aanbevelingen met betrekking tot milieurisico’s worden gedaan:
Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal (met bestemming drinkwater) te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein.
4.2.2 Algemeen besluit Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Antwrepen-Kanaal of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen in het oostelijk gedeelte van het bedrijventerrein, met uitzondering van het noord-oosten waar praktisch geen Seveso-bedrijvigheid mogelijk is. Een zone gelegen in het noordoosten, met name ten zuidoosten van het centrum van Schoten laat praktisch geen Sevesobedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn. Opgemerkt dient ook nog te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema figuur). Met betrekking tot de milieurisico’s is er een aandachtspunt geïdentificeerd, namelijk dat Seveso-bedrijven op Antwerpen-Kanaal, aandacht dienen te besteden aan mogelijke verontreiniging van het Albertkanaal tengevolge van bijvoorbeeld scheepsverladingen, verontreinigd bluswater,... . Gezien de afstand tot milieu relevante gebieden (meer dan 1 km van het projectgebied) worden er geen relevante milieurisico´s verwacht.
SGS Belgium NV Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Deel 4/ pagina 3
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGEN
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 1
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 1: ONTWERP GRUP.................................................................................... 3 BIJLAGE 2 : KAARTENBUNDEL................................................................................. 4 BIJLAGE 3 : KANSCIJFERS INSTALLATIES.............................................................. 5 BIJLAGE 4 : SCHADEMODELLEN.............................................................................. 6 BIJLAGE 5 : METHODIEK ........................................................................................... 7 BIJLAGE 6 : GRAFIEKEN............................................................................................ 8 BIJLAGE 7 : ZONERINGSKAARTEN .......................................................................... 9
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 2
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 1: ONTWERP GRUP Het bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal is onderdeel van een herstructurering van bestaande, reeds bestemde bedrijventerreinen, vandaar dat er momenteel geen GRUP beschikbaar is.
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 3
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 2 : KAARTENBUNDEL
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 4
LEGENDE
Studiegebied - 2 km Projectgebied Gemeentegrenzen
Merksem
Schoten
Schilde
No Window
Wijnegem Deurne
Antwerpen
Wommelgem
Kaart 1: projectie op de topografische kaart
Schaal : 1/50000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
Studiegebied - 2 km Projectgebied
Merksem
Wijnegem
Antwerpen
Kaart 2: Situering op het gewestplan
Schaal : 1/50000
A4
Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ontwikkeling industrieterrein Antwerpen-kanaal
K1
Koppelingsgebied K1
14 Art. Nr.
ANTWERPEN SYMBOOL
NAAM
DEF.
CODE
1
Bijzondere voorschriften betreffende hoogte van de gebouwen
28/10/1998
0111
2
Reservegebieden voor woonwijken
3/10/1979
0180
3
Gebieden voor service - residentie
3/10/1979
0131
4
Gemengde woon- en industriegebieden
3/10/1979
0110
5
Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners
28/10/1998
0130
6
Oeverstrook met bijzondere bestemming
28/10/1998
0432
7
Vliegveld van Deurne
3/10/1979
1530
8
Bosgebieden met ecologisch belang
3/10/1979
0810
9
Golfterrein
28/07/1995
0431
10
Opspuitings- en ontginningsgebieden
3/10/1979
1210
11
Bijzondere reservatiegebieden
3/10/1979
0280
12
Bijzondere natuurgebieden
3/10/1979
0732
13
Speelbossen of speelweiden
3/10/1979
0731
14
Gemengd woon- en parkgebied
15
Alternatieve reservatiegebieden
3/10/1979
0281
16
Bijzondere industriegebieden
3/10/1979
1030
17
Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen
3/10/1979
1181
18
Zone met cultuurhistorische waarde
28/10/1998
1610
19
Gemengd gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied
28/07/1995
0210
0114
Art. Nr.
SYMBOOL
20
L.O.
21
22
N
23
24
R.O.
25
26
SO
27
28
NK
29
30
RT
31
NAAM
DEF.
CODE
Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter
26/03/1996
1111
Gebied voor openbare nutsvoorziening, bedrijventerrein en groenzone
26/03/1996
1043
Industriegebied met nabestemming natuurgebied
28/10/1998
1041
Gebied voor kleine niet-hinderlijke bedrijven en kantoren
28/07/1995
1112
Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter
28/10/1998
1011
Agrarisch gebied met ecologisch belang
28/10/1998
0910
Gebied voor stedelijke ontwikkeling
28/10/1998
0132
Industriegebied met nabestemming woongebied
28/10/1998
1045
Natuurgebied met bijzondere voorschriften voor de kleinijverheid
28/10/1998
0738
Researchpark
28/10/1998
1036
Reservegebied voor sliblagunering
27/10/1998
1380
Bijzondere reservatiegebied met specifieke voorwaarden
27/10/1998
1534
DEF.
CODE
17 Art. Nr.
HERENTALS - MOL SYMBOOL
NAAM
1
Agrarische gebieden met ecologisch belang
28/07/1978
0910
2
Bosgebieden met ecologisch belang
28/07/1978
0810
3
Stortgebieden
28/07/1978
1310
Opspuitings- en ontginningsgebieden
28/07/1978
1210
Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen
28/07/1978
1181
4
5
OO
Art. Nr.
SYMBOOL
DEF.
CODE
Gebieden voor de vestiging van kerninstallaties
28/07/1978
1630
Gebieden voor jeugdcamping
28/07/1978
0430
8
Pleisterplaats voor nomaden, zigeuners of woonwagenbewoners
28/07/1978
0130
9
Reservegebied voor recreatie
28/07/1978
0480
Abdijgebieden
28/07/1978
0230
Golfterrein
7/02/1990
0431
Museumcentrum
7/02/1990
0737
Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter
24/07/1996
1111
DEF.
CODE
6
7
10
JC
AB
11
12
13
MN
L.O.
18 Art. Nr.
NAAM
NEERPELT - BREE SYMBOOL
NAAM
1
Reservegebieden voor ambachtelijke uitbreiding
22/03/1978
1180
2
Industriegebied met bijzondere bestemming
22/03/1978
1031
3
Gebieden voor jeugdcamping
22/03/1978
0430
4
Agrarisch gebied met ecologisch belang
28/07/1995
0910
5
Stortgebied voor gepollueerde gronden
28/07/1995
1334
6
Reservegebieden voor industriële uitbreiding
28/07/1995
1080
7
T
Tijdelijk gebied voor gemeenschapsvoorziening
28/07/1995
0233
8
O
Zone voor opslagplaatsen
28/07/1995
1130
DEF.
CODE
3/04/1979
0430
19
HASSELT - GENK
Art. Nr.
SYMBOOL
1
JC
NAAM Gebieden voor jeugdcamping
Art. Nr.
SYMBOOL
DEF.
CODE
Agrarische gebieden met ecologisch belang
3/04/1979
0910
Gebieden voor wachtbekken
3/04/1979
1631
4
Gebiedenen voor recreatiepark
3/04/1979
0412
5
Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners
3/04/1979
0130
6
Reservegebieden voor industriële uitbreiding
3/04/1979
1080
7
Bezinkingsgebied
3/04/1979
1332
Industrie - stortgebieden
3/04/1979
1330
9
Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote on
3/04/1979
1181
10
Reservegebied voor recreatie
3/04/1979
0480
11
Zone voor handelsvestigingen
12/10/1988
1131
11
Gebied voor project
27/04/1994
1632
Project - kerngebied
27/04/1994
1634
Project - dienstverlening - kerngebied
27/04/1994
1633
Golfterrein
27/04/1994
0431
Uitbreidingsgebied voor stedelijke functies
30/04/1996
0182
2
3
8
W
IS
12
K
13
DK
14
G
NAAM
15
16
17
T
Transportzone
30/04/1996
1033
18
NO
Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en natuurontwikkeling
30/04/1996
0234
19
C T
Tijdelijk ontginningsgebied met nabestemming bosgebied
1/06/1995
1231
Art. Nr. 20
SYMBOOL
Gebied voor wachtbekken met ondergeschikte waterrecreatieve functie
W
20 Art. Nr.
NAAM
DEF.
CODE
9/07/1996
1635
DEF.
CODE
LIMBURGS MAASLAND SYMBOOL
NAAM
1
Gebieden voor jeugdcamping
1/09/1980
0430
2
Agrarische gebieden met ecologisch belang
1/09/1980
0910
3
Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners
1/09/1980
0130
4
Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen
1/09/1980
1181
5
Reservegebied voor recreatie
1/09/1980
0480
6
Uitbreiding van ontginningsgebied in waterwinningsgebied
1/09/1980
1282
7
Reservegebieden voor ontginning
1/09/1980
1280
8
Kleiontginningsgebieden
1/09/1980
1211
9
Reservegebieden voor kleiontginning
1/09/1980
1281
10
Bijzonder groengebied
1/09/1980
0734
11
Bosgebieden met ecologisch belang
1/09/1980
0810
Tijdelijk ontginningsgebied
1/09/1980
1230
Zone voor Koninklijk domein
10/07/1991
1636
Ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling
14/09/1994
1212
Zone voor natuurontwikkeling
1/12/1993
0710
Uitbreidingsgebied voor stedelijke functies
1/12/1993
0182
Uitbreiding van ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling e landbouw
1/06/1995
1283
C T
12
13
KD
14
C
15
NO
16
17
NO
Art. Nr.
SYMBOOL
DEF.
CODE
DEF.
CODE
Reservegebieden voor industriële uitbreiding
5/04/1977
1080
Parkgebieden met semi - agrarische functie
5/04/1977
0510
Opspuitingsgebied
5/04/1977
1331
Lokaalbedrijventerrein met openbaar karakter
9/07/1996
1111
5
Landbouwgebied met culturele historische en/of estetische waarde
22/11/1995
0914
6
Woonaansnijdingsgebieden
22/11/1995
0183
Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter
9/07/1996
1011
Agrarisch gebied met ecologisch belang
9/07/1996
0910
21 Art. Nr.
ST.TRUIDEN - TONGEREN SYMBOOL
1
2
KH
3
O
4
L.O.
7
9
NAAM
R.O.
NAAM
LEGENDE
BPA Publiek bezochte plaatsen Projectgebied Studiegebied - 2 km Gemeentegrenzen
Luchtbal
Woonzones
Merksem
Schoten
B Schilde
BPA Wijtschot
F
A
Wijnegem Deurne
Antwerpen
E
H C
D
G
Wommelgem Kaart 3: Populatie binnen het studiegebied
Schaal : 1/50000
A4
Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-kanaal
0 LEGENDE
0 Rust - en ziekenhuizen Scholen
0
Gemeentegrenzen Projectgebied Studiegebied - 2 km
0 97 0 88
2 39 58
Merksem
38 64 65
84
87
99
66 83
Schilde
70
102104 81 24 25 29 93
0
90
89
10 12
55
60 105
61 0
16
92
Antwerpen
28
7
57
15 18 19
63
43
22
3
94 75
62
40
98
21
85
96
44 Schoten
76
95
103 31 32
46
20
37
8
42
36
33
101
9
106
34
1
Deurne 54
27 23
4
53
48 50 Wijnegem
51 6
14 13
49 78
47
5
74 73 Wommelgem
30
Kaart 4: Kwestbare locaties
0 0
0 0
0
Schaal : 1/50000
A4
Ruimtelijk veiligheidsrapport Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
Natuurgebied Studiegebied - 2 km Projectgebied Waterwegen Sch oten vaar t
Ko pe r
st ra
at be ek
Gemeentegrenzen
't Asbroek
Tweede Havendok
Schoten
E
ek be uis h et
Kromven beek
Albertdok
Amerikadok
Schilde Straatsburgdok
S Klein
chijn
Lo o br
Weze
lseb
eek
d ek ok
Kempisch dok
Bonapartedok Willemdok
Asiadok
Kattendijkdok
Schelde
al ana ertk Alb
Houtdok
Deurne
Schijnvallei p sloo Dorp
ijn Groot Sch Wommelgem Kaart 5: Milieurelevante aspecten
Schaal : 1/50000
A4
Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ontwikkeling Bedrijventerrein Antwerpen-kanaal
LEGENDE
ARG leiding
045 21050 21
PALL leiding NMP/ARG-leiding LVM leiding LPG tankstation
4 21041
Hoogspanning Wegen
Northern Manuport
Studiegebied - 850 m Projectgebied Fluxysleiding Wegen Hoge drempel bedrijf Lage drempel bedrijf Hoogspanning
Schoten N115
Fluxys leiding Ontspanstation
N1
22
Gemeentegrenzen
14
0
Indugas NV 1
N1 N129
3
Sigma Coatings NV
2
N12 N120
R10
E19/R1
1
Deurne N12
R11
Kaart 6: externe gevaarsbronnen
Wommelgem
Schaal : 1/40000
A4
Ruimetelijk Veiligheidsrapport Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 3 : KANSCIJFERS INSTALLATIES
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 5
BIJLAGE 3: KANSCIJFERS INSTALLATIES 1.
INLEIDING
Onderstaande paragrafen vermelden voor de weerhouden installatie-onderdelen de te hanteren generieke faalkansen. De faalkansen zijn afkomstig uit het Handboek Kanscijfers 2004 van AMINABEL-Cel VR (huidige LNE – Dienst VR) aan de erkende deskundige (verder kortweg HK2004 genoemd).
2.
ATMOSFERISCHE OPSLAGTANKS
Atmosferische tanks zijn houders die geconstrueerd zijn om te werken bij relatief lage drukken (afhankelijk van de gebruikte constructiecode kan de inwendige max. overdruk variëren tussen 35 en 350 mbar). Het HK 2004 schrijft voor dit installatie-onderdeel de volgende generieke faalkansen voor: Tabel B-1: faalkansen atmosferische tanks Scenario 10 mm lek 35 mm lek 100 mm lek Uitstroming in 10 min Breuk
3.
Atmosferische tank faaldata (/jaar) 3,3.10-6 – 5,1.10-5 – 2,6.10-4 1,9.10-7 – 1,8.10-5 – 1,9.10-4 1,3.10-7 – 1,2.10-5 – 1,8.10-4 7,3.10-7 – 5,0.10-6 – 1,9.10-5 7,3.10-7 – 5,0.10-6 – 1,9.10-5
DRUKHOUDERS
Drukhouders zijn houders waarvan de inwendige druk substantieel groter is dan 1 bar. Onderstaande tabel vermeldt de te gebruiken generieke faalkansen voor drukhouders. Krachtens het HK2004 zijn deze cijfers toe te passen voor: opslagvaten onder druk procesvaten onder druk, zoals reactoren en distillatiekolommen Tabel B-2: faalkansen drukvaten Scenario 10 mm lek 35 mm lek 100 mm lek Uitstroming in 10 min Breuk
4.
TANKWAGENS
Druktank faaldata (/jaar) 2,7.10-6 – 1,3.10-5 – 4,1.10-5 2,0.10-7 – 4,4.10-6 – 2,6.10-5 3,3.10-8 – 3,0.10-6 – 2,3.10-5 4,4.10-7 – 6,2.10-6 – 2,9.10-5 4,0.10-9 – 3,0.10-7 – 1,8.10-5
Met betrekking tot het falen van een tankwagen tijdens het wachten of transport op het bedrijfsterrein worden onderstaande generieke faalkansen door het HK 2004 voorgeschreven. Tabel B-3: faalkansen tankwagens Scenario 10 mm lek 35 mm lek 100 mm lek Uitstroming in 10 min Breuk
5.
Druktankwagen faaldata (/jaar) 2,7.10-6 – 1,3.10-5 – 4,1.10-5 2,0.10-7 – 4,4.10-6 – 2,6.10-5 3,3.10-8 – 3,0.10-6 – 2,3.10-5 4,4.10-7 – 6,2.10-6 – 2,9.10-5 4,0.10-9 – 3.10-7 – 1,8.10-5
Atmosferische tankwagen faaldata (/jaar) 3,3.10-6 – 5,1.10-5 – 2,6.10-4 1,9.10-7 – 1,8.10-5 – 1,9.10-4 1,3.10-7 – 1,2.10-5 – 1,8.10-4 7,3.10-7 – 5.10-6 – 1,9.10-5 7,3.10-7 – 5.10-6 – 1,9.10-5
FLEXIBELS EN LAADARMEN
Onderstaande tabel geeft de generieke faalkansen weer met betrekking tot flexibels en laadarmen, zoals voorgeschreven in het HK [2004]. Tabel B-4: faalkansen flexibels en laadarmen Scenario Vrijzetting laadarm van tankwagen, spoorwagon en schip Vrijzetting flexibel van tankwagen, spoorwagon en schip
Breuk (per uur) 3.10-8 4.10-6
Lekken* (per uur) 3.10-7 4.10-5
*lekdiameter = 0,1 flexibel- of laadarmdiameter en < 50 mm
6.
LEIDINGEN
De belangrijkste manieren waarop procesleidingen falen zijn [HK2004]:
externe lekken doorheen de leidingwand of –lassen blokkering tengevolge van vervorming van de leiding of door obstructie van objecten in de leiding onaanvaardbare vervorming of corrosie (zonder lekkage of blokkering)
De belangrijkste oorzaken van falen bij leidingen zijn van mechanische aard (meestal door combinatie van overbelasting en onaangepast ontwerp) en door corrosie. Men vermoedt dat corrosie aanleiding geeft tot veel kleinere lekken dan oorzaken van mechanische aard [HK2004]. De aanbevolen faaldata voor transportleidingen zoals voorgeschreven door het “Geactualiseerd Handboek Kanscijfers”, worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel B-5: faalkansen leidingen
Type lek Klein lek Middelgroot lek Groot lek Breuk
Vrijzetting uit bovengrondse procesleiding Lekgrootte d* = 0,1 D** d = 0,15 D d = 0,36 D Vrijzetting uit ondergrondse pijpleiding
Voorwaardelijke kans 2,8.10-7 L***/D 1,2.10-7 L/D 0,5.10-7 L/D 2,2.10-8 L/D
Type lek Barst Gat Breuk * ** ***
7.
Lekgrootte d = 10 mm d = 0,5 D
Voorwaardelijke kans 5,4.10-8 2,3.10-8 3.10-9
equivalente diameter in millimeter van de lekopening diameter in millimeter van de pijpleiding lengte in millimeter van de pijpleiding
KANS OP ONTSTEKING
De ontstekingskansen worden gegeven in onderstaande tabel (Handboek Kanscijfers 2004). Met betrekking tot continue vrijstellingen wordt een onderscheid gemaakt in functie van het uitstroomdebiet. Tabel B-6: ontstekingskansen Uitstroomdebiet Continu [kg/s] Instantaan [kg] <10 <1000 10-100 1,000-10,000 >100 >10,000 Uitstroomdebiet Continu [kg/s] <10 10-100 >100
Instantaan [kg] <1000 1,000-10,000 >10,000
Vloeistof Directe Vertraagde ontsteking ontsteking 0,065 0,065 0,065 0,065 0,065 0,065 Gas (laag reactief) Directe ontsteking 0,02 0,05 0,07
Gas (gemiddeld/hoog reactief) Directe Vertraagde ontsteking ontsteking 0,2 0,05 0,5 0,1 0,7 0,2
De ontstekingskansen voor UVCE en flash-fire kunnen worden bepaald aan de hand van onderstaande figuur van het VR-richtlijnenboek1.
1
VR-richtlijnenboek, opgesteld in opdracht van AMINAL-Afdeling AMINABEL (huidige LNE), 15/09/2005.
BIJLAGE 4: SCHADEMODELLEN
Met betrekking tot de risico’s voor de mens zijn de relevante schade-afstanden in het kader van de veiligheidsrapportering die afstanden waarop nog 1% kans op doding bestaat 2. De overlijdenskans voor een individu door de blootstelling aan toxische producten (evenals door de blootstelling aan warmte of drukgolven) is evenwel niet zo eenvoudig te bepalen. Een veel gebruikte methode in de schade-analyse is het aanwenden van “probit-functies”. De probit (Probability Unit) is een normale verdeling met gemiddelde waarde 5 en standaarddeviatie gelijk aan 1. Via dergelijke probit-functies kan een eenvoudig verband gelegd worden tussen bepaalde karakteristieken van een ongeval en de schade die daardoor kan teweeg gebracht worden. In alle praktische gevallen is dit verband eenvoudig logaritmisch : Pr = a + b . ln (Cn . t) met “Pr” de probitwaarde (en onrechtstreeks de kans op een bepaalde schade), “a” en “b” constanten die afhangen van het bestudeerde fenomeen en/of de betrokken stoffen en “Cn.t” een parameter die de intensiteit van de blootstelling weergeeft (bijvoorbeeld de ingeademde dosis). Een gedetailleerde bespreking van deze methodologie wordt teruggevonden in het “Groene Boek” 3. Indien een kans op doding van 1% wordt verondersteld, dient een probitwaarde van 2,67 gekozen te worden. De blootstellingsduur die gehanteerd wordt voor de schadeberekeningen bedraagt krachtens het IPO4 20 seconden bij blootstelling aan warmtestraling. Hierbij wordt verondersteld dat de personen de blootstellingsduur weten te beperken door vluchtgedrag. Ingeval van vuurballen wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de feitelijke brandduur (die doorgaans kleiner is dan 20 s).
2
Richtlijn Evaluatie Veiligheidsrapportering - Boek I : Leidraad voor het beoordelen van Veiligheidsrapporten / Bijlage III; AMINAL - K.U. Leuven; 28 maart 1993
3
Methoden voor het bepalen van mogelijke schade aan mensen en goederen door het vrijkomen van gevaarlijke stoffen (“Groene Boek”) - Hoofdstuk 5 : Inventarisatie en bewerking van toxiciteitsgegevens; Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen - CPR 16; Voorburg; Eerste Druk 1990
4 Handleiding voor het opstellen en beoordelen van een Extern Veiligheidsrapport (EVR) - Deel III : Instructie voor het opstellen van een EVR - Bijlage III/3.4 : Methodiek voor QRA; Interprovinciaal Overleg IPO; Den Haag; April 1994
Æ Branden Voor letaliteit tengevolge van koolwaterstofbranden wordt de volgende probit-functie gebruikt (bron : "Groene Boek") : Pr = - 36,38 + 2,56 ln(t.q4/3) met t in seconden en q in W/m². Deze functie houdt geen rekening met de beschermende invloed van kleding of met het vluchtgedrag. Indien voor de kans op lethaal letsel een waarde van 1% wordt vooropgesteld, dient een probit van 2,67 gekozen te worden. De blootstellingsduur wordt gelijk gesteld aan 20 seconden. Rekenend met deze blootstellingsduur bedraagt de kans op lethaal letsel 1% indien de thermische belasting 9,8 kW/m² bedraagt. Æ Overdrukken Er bestaat een algemene overeenstemming dat de letaliteit als gevolg van een luchtschok wordt bepaald door de indirecte gevolgen van de luchtschok. Een menselijk lichaam is veel beter beschermd tegen overdrukken dan een constructie, maar is zeer slecht bestand tegen de impact van de brokstukken of fragmenten. Juist de bij lagere overdrukken ontstane schade aan gebouwen veroorzaken voor de mens gevaarlijke brokstukken en (glas)fragmenten. Overlijden als gevolg van de directe inwerking van de luchtschok en overlijden als gevolg van meesleuren en een eventuele botsing treden alleen op bij hoge overdrukken. Dergelijke hoge overdrukken zullen alleen vlakbij de explosiebron aanwezig zijn waardoor deze effecten in een externe veiligheidsrapportage van minder belang zijn. Vooral belangrijk zijn de modellen waarmee de schade aan constructies kan worden bepaald en vervolgens modellen die de letaliteit bepalen. De beschikbare modellen voor het bepalen van schade aan constructies als gevolg van de luchtschok zijn voornamelijk gebaseerd op casuïstiek en algemene indrukken. De brokstukken en fragmenten die daarbij ontstaan, kunnen niet in voldoende detail worden gekwantificeerd om de beschikbare specifieke letaliteitsmodellen voor brokstukken en fragmenten toe te passen. Ook voor het verband tussen schade aan constructies en letaliteit moet daarom worden uitgegaan van de globale informatie die bestaat vanuit de casuïstiek. Een mogelijk uitzondering daarbij vormen glasscherven. De beschikbare probitfunctie, die weliswaar gebaseerd is op zeer beperkte experimentele gegevens, kan worden toegepast in specifieke situaties. Van belang voor externe veiligheidsberekeningen is de letaliteit bij lage overdrukken. Uit de beschikbare informatie blijkt dat er in het algemeen van wordt uitgegaan dat de 1%letaliteitsgrens ligt bij overdrukken tussen de 3 à 7 kPa. Het is niet mogelijk die grens nauwkeuriger te bepalen op basis van de huidige gegevens.
De keuze van de beschikbare tabellen die overdruk en schadeniveau en vervolgens letaliteit relateren, kan alleen gebaseerd zijn op de impressie die overblijft na het vergelijken en becommentariëren van die modellen. Hieruit komt naar voren dat het model uit de Richtlijn Evaluatie Veiligheidsrapporten het meest complete is en waarschijnlijk het best de werkelijkheid zal benaderen. In combinatie met de specifieke modellen voor 'longletsel' en 'meesleuren' wordt de letaliteit voor personen binnen en buiten op het momenteel best haalbare wijze bepaald. Samenvattend kan gesteld worden dat de 1% letaliteitsgrens gelegen is bij een overdruk van 40 mbar. Æ Brokstukken en fragmenten De specifieke modellen voor deze effecten gaan er van uit dat de persoon getroffen wordt door een brokstuk of een fragment waarvan enkele parameters gekend zijn. Voor een brokstuk is dat de massa en de impactsnelheid, voor een fragment is dat een vormfactor. Voor een dergelijke situatie kan vervolgens de kans op overlijden worden berekend. Voor risicoberekeningen in het kader van externe veiligheid is de op een dergelijke wijze berekende kans waarschijnlijk zeer conservatief. De kans om getroffen te worden door een brokstuk of een fragment wordt immers gelijk gesteld aan 1. Voor een realistischer inschatting dient de brokstuk- of fragmentverdeling gekend te zijn. Op basis hiervan kan een waarschijnlijkheid worden bepaald van de trefkans van een persoon door een brokstuk of een fragment waarvan de vereiste parameters bekend zijn. Gesteld is dat het aantal brokstukken en fragmenten bij een industriële explosie zodanig klein is dat de kans op treffen te verwaarlozen is bij het bepalen van de risico's. Dientengevolge zal het letale risico tengevolge van directe brokstukken en fragmenten, afkomstig van de omhulling waarbinnen de explosie plaatsvindt, verwaarloosbaar klein zijn.
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 5 : METHODIEK
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 7
NOTA:
METHODIEK RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE
SGS Belgium NV Environmental Services Polderdijkweg 16 – Haven 407 B-2030 Antwerpen Tel: 03/545.87.50 Fax: 03/545.87.69
datum: juli 2007
INHOUDSTAFEL
1.
METHODIEK RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE........................................ 1
1.1 INLEIDING TOT EXTERNE VEILIGHEID................................................................................ 1 1.1.1 MENSRISICO’S............................................................................................................. 1 1.2 TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT .................................................. 4 1.2.1 INLEIDING .................................................................................................................... 4 1.2.2 SYSTEMATIEK ............................................................................................................. 4 1.2.3 UITWERKING SYSTEMATIEK – NIEUWE BEDRIJVENTERREINEN ........................................ 5 1.2.3.1 Keuze van gevaarlijke producten ........................................................................... 5 1.2.3.2 Keuze van installaties............................................................................................. 6 1.2.3.3 Risicoberekeningen ................................................................................................ 7 1.2.4 ZONERINGSMETHODIEK ............................................................................................... 8 1.2.4.1 Inplantingslocatie op basis van specifieke zoneringskaarten ............................... 11 1.2.4.2 Inplantingslocatie op basis van generieke risicoberekeningen............................. 12
Figuur 1: criteria voor het groepsrisico
3
Tabel 1: criteria voor het plaatsgebonden risico 2 Tabel 2: modelleringsproducten met betrekking tot de risicoberekeningen 6 Tabel 3: Criteria met betreffende het plaatsgebonden risico van Seveso-inrichtingen 7 Tabel 4 : Plaatsgebonden risico voor opslagmagazijnen 16
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1. METHODIEK RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE 1.1
INLEIDING TOT EXTERNE VEILIGHEID
Het al dan niet aanvaardbaar zijn van de inplanting (of ontwikkeling) van een Seveso-bedrijf, is afhankelijk van het extern veiligheidsrisico. Enerzijds zal het extern veiligheidsrisico bepaald worden door de risicobronnen die aanwezig zijn op het terrein van het betreffende bedrijf en anderzijds van de aanwezigheid van schadedragers (in het bijzonder de aandachtsgebieden1) in de omgeving van het bedrijf. Algemeen kan worden gesteld dat de analyse in het kader van externe veiligheid bestaat uit drie grote delen:
Mensrisico’s; Milieurisico’s; Externe gevarenbronnen;
In onderstaande paragrafen wordt de invulling van de analyses van mensrisico’s besproken.
1.1.1 Mensrisico’s
De analyse van de externe mensrisico’s als gevolg van industriële activiteiten gebeurt in Vlaanderen door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. In deze studie worden niet alleen de risico’s voor individuen geanalyseerd, maar eveneens de impact van zware ongevallen op de samenleving als gevolg van het ontwrichtende effect van een ramp met een groot aantal slachtoffers. De berekening resulteert in twee risicoparameters :
plaatsgebonden risico het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats dat een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval met die activiteit. Doorgaans worden de punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbonden en op een kaart weergegeven als IsoRisico Contouren (IRC). groepsrisico het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen overlijdt bij een zwaar ongeval met de betrokken activiteit. Dit risico wordt weergegeven in een grafiek (de zogenaamde “fN-curve”) waarin op de horizontale as het aantal slachtoffers (N) is uitgezet en op de verticale as de cumulatieve frequentie (f) op dat aantal slachtoffers.
1
Aandachtsgebieden zoals gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering “houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage” (BS 19/06/2007)
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 1
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
Beide parameters dienen in Vlaanderen te voldoen aan bepaalde criteria. In onderstaande tabel worden de risicocriteria voor het plaatsgebonden risico weergegeven. Tabel 1: criteria voor het plaatsgebonden risico Locatie Grens van de inrichting Gebied met woonfunctie Gebied met kwetsbare locatie (scholen, hospitalen, rust verzorgingstehuizen.)
IRC (Risico.jaar-1) 10-5 10-6 10-7 en
Als een gebied met woonfunctie wordt bedoeld: 1) de woongebieden bepaald volgens artikels 5 en 6 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen in toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen)2, in andere gebieden dan deze vermeld in 1). Op te merken is dat individuele of wijd verspreide woningen, zoals geïsoleerd gelegen landbouwwoningen, en conciërgewoningen niet gevat zijn door deze definitie.” De gebieden met woonfunctie zoals bedoeld onder punt 2 van bovenstaande definitie, worden in dit rapport zonevreemde woningclusters genoemd.
Als een Kwetsbare locatie wordt bedoeld: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden
2
Volgens de definitie van LNE, Dienst Veiligheidsrapportering (zie http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage/algemeen/definities)
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 2
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
Het criterium voor de groepsrisicocurve voor Seveso-inrichtingen wordt weergegeven in de onderstaande figuur. De criteria voor het groepsrisico zijn weergegeven als een lijn in de grafiek waaronder het aanvaardbare gebied is gesitueerd. Figuur 1: criteria voor het groepsrisico Cumulatieve frequentie (per jaar) 1.00E-03
1.00E-04
1.00E-05
1.00E-06
1.00E-07
1.00E-08
1.00E-09
1.00E-10
1.00E-11 1.00E+00
1.00E+01
1.00E+02
1.00E+03
1.00E+04
( aantal slachtoffers)
In het kader van een kwantitatieve risico-analyse voor Seveso-bedrijven wordt eveneens een studie gemaakt van de omliggende populatie (in het bijzonder de aandachtsgebieden) en dit ten behoeve van de bepaling van het groepsrisico. Aandachtsgebieden van belang voor het groepsrisico zijn :
gebieden met woonfunctie (definitie : zie hoger)
Kwetsbare gebieden (definitie : zie hoger)
door het publiek bezochte gebouwen en gebieden: Gebouwen en gebieden (inclusief recreatiegebieden), waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...);
personenvervoer. Evenwel dient opgemerkt te worden dat ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico, bijgevolg wordt dit niet verder opgenomen in het RVR.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 3
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1.2
TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT
1.2.1 Inleiding
In onderhavige paragraaf wordt een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Seveso-inrichtingen bij investeringen. Deze methodiek heeft als doel, de bevoegde diensten een hulpmiddel te geven om voldoende ruimtelijke scheiding te handhaven tussen risicobronnen (Seveso-activiteiten) en potentiële schadedragers (aandachtsgebieden).
1.2.2 Systematiek In paragraaf 1.1.1 werd de kwantitatieve risico-analyse zoals deze vandaag gebruikt wordt in veiligheidsrapportage toegelicht. Zoals reeds gesteld resulteert deze risico-analyse in de kwantificatie van twee risicoparameters, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De definitie van deze parameters en bijhorende criteria zijn weergegeven in paragraaf 1.1.1 van onderhavige bijlage. Het al dan niet aanvaardbaar zijn van de inplanting (of ontwikkeling) van een Seveso-bedrijf, is afhankelijk van de parameters die het extern veiligheidsrisico bepalen. Enerzijds zal het extern veiligheidsrisico bepaald worden door de risicobronnen die aanwezig zijn op het terrein van het betreffende bedrijf en anderzijds van de aanwezigheid van schadedragers (aandachtsgebieden) in de omgeving van het bedrijf. Opgemerkt dient te worden dat in onderhavig rapport zowel een evaluatie dient te gebeuren van nieuwe bedrijventerreinen als een evaluatie van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-activiteiten. Deze laatste evaluatie zal geschieden op basis van de gegevens verkregen via de kennisgeving en veiligheidsrapporten (OVR of SWA-VR)3 van het betreffende bedrijf. Op basis van de voorspelde bewoning/aanwezigheid en locatie van de nieuwe ontwikkeling zal dan de impact hiervan op het extern risicobeeld van het betreffende bedrijf geëvalueerd worden. Deze evaluatie zal gebeuren voor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Met betrekking tot de evaluatie van de potentie van een nieuw bedrijventerrein tot huisvesting van Seveso-activiteiten, zal omwille van berekeningstechnische redenen de methodiek gebruik maken van de risicoparameter het plaatsgebonden risico en de bijhorende criteria. Deze parameter heeft als voordeel dat het berekende plaatsgebonden risico onafhankelijk is van de
3
Seveso-plichtige bedrijven dienen zich kenbaar te maken door middel van een kennisgeving, zoals voorgeschreven wordt door de Seveso-richtlijn. VR-plichtige Seveso-activiteiten dienen in Vlaanderen eveneens een omgevingsveiligeheidsrapport (OVR) en een SWA-VR te laten opmaken waarin ondermeer de externe risico’s tengevolge van de inrichting worden bepaald en geëvalueerd.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 4
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
aanwezige populatie, maar enkel beïnvloed wordt door de risicobronnen aanwezig op het Seveso-bedrijf. Aangezien installaties in veel variaties kunnen voorkomen dient de voorgestelde methodiek flexibel te zijn zodat een variatie aan potentiële activiteiten geëvalueerd kunnen worden. De systematiek is bijgevolg gebaseerd op het berekende plaatsgebonden risico voor generieke installaties en stoffen. Op basis van deze berekeningen zal een methodiek beschreven worden om een scheidingsafstand te bepalen tussen het betreffende bedrijf en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager.
1.2.3 Uitwerking systematiek – Nieuwe bedrijventerreinen Zojuist werd besproken dat de systematiek in het kader dit rapport gebaseerd wordt op het plaatsgebonden risico van generieke installaties en stoffen. Met betrekking tot de ongevalscenario’s en generieke installaties wordt uitgegaan van de generieke faalscenario’s met bijhorende kans van optreden zoals beschreven in het Handboek Kanscijfers 2004. Met betrekking tot de inhoud van de installaties spreekt het voor zich dat elke stof op zich een ander gevaarsgraad met zich meebrengt. Enkele belangrijke parameters die dit inherent gevaar bepalen zijn de dampspanning, het vlampunt, de toxiciteit,... . Ten behoeve van de generieke risicoberekeningen zullen een aantal productcategorieën gedefinieerd worden met elk een representatief product.
1.2.3.1 Keuze van gevaarlijke producten Zoals in voorgaande paragraaf werd besproken, worden de externe veiligheidrisico’s van een risicobron medebepaald door de inherente gevaarseigenschappen van het betreffende product. Ten behoeve van de risicoberekeningen worden volgende productcategorieën in beschouwing genomen:
toxische gassen; toxische vloeistoffen; brandgevaarlijke gassen; brandgevaarlijke vloeistoffen; ontplofbare stoffen;
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 5
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
Voor elke categorie wordt een stof gekozen, waarmee de berekeningen zullen uitgevoerd worden. Deze stoffen werden gekozen op basis van volgende parameters:
het dient een gevaarlijke stof/product te betreffen die onder het toepassingsgebied van de Seveso-II richtlijn valt. De toxicologische en fysico-chemische eigenschappen van het product moeten bekend zijn. De stof dient opgenomen te zijn in de gehanteerde modellen. De gekozen stof dient representatief te zijn voor de betreffende gevaarscategorie, omwille van bijvoorbeeld het veelvuldig voorkomen in de industrie,... . Risicoberekeningen met de gekozen stof dienen aanleiding te geven tot een conservatief risicobeeld voor de betreffende categorie. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de methodiek voorziet in de aanpassing van de scheidingsafstanden op basis van de inherente eigenschappen van producten. Zo kan bijvoorbeeld voor explosieven het TNT equivalent mee in rekening worden gebracht, zodanig dat een evaluatie wordt uitgevoerd voor stoffen met een zeer hoge explosieenergie, geen onderschatting van het risico wordt gemaakt. Dit geldt tevens voor de inherente toxiciteit van producten.
De gehanteerde producten worden in onderstaande tabel samengevat: Tabel 2: modelleringsproducten met betrekking tot de risicoberekeningen Productcategorie Toxische gassen Toxische vloeistoffen Brandgevaarlijke gassen Brandgevaarlijke vloeistoffen Ontplofbare stoffen
Modelleringsproduct Chloor Broom Propaan Pentaan TNT (trinitrotolueen)
1.2.3.2 Keuze van installaties In het Handboek Kanscijfers worden voor verschillende type-installaties representatieve faalscenario’s met bijhorende kansen van optreden weergegeven. Opgemerkt kan worden dat de installaties met belangrijke hold-up (opslaghouders, reactoren, kolommen) kunnen opgedeeld worden in drukinstallaties en installaties die werken onder atmosferische druk. De kansen van drukinstallaties zoals drukvaten, reactoren, drukkolommen zijn in het Handboek Kanscijfers (2004) gelijk. Rekening houdend met voorgaand gegeven, wordt in de systematiek geen onderscheid gemaakt tussen een drukvat dat dienst doet als opslagtank of een drukvat dat dienst doet als reactor. Een zelfde werkwijze wordt gehanteerd voor atmosferische installaties. Het scenario kuipbrand vormt hierbij een uitzondering. Het Handboek Kanscijfers (2004) geeft immers kanscijfers voor het vervolgscenario kuipbrand op zich. In onderhavig rapport wordt voor het scenario kuipbrand het kanscijfer gehanteerd, dat opgegeven is voor een inkuiping met een licht ontvlambare vloeistof. Deze berekening is onafhankelijk van het aantal installatieonderdelen die in de inkuiping zijn gesitueerd.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 6
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1.2.3.3 Risicoberekeningen De risicoberekeningen zijn uitgevoerd volgens de vigerende richtlijnen van de Dienst Veiligheidsrapportage terzake. Aan de hand van de resultaten van de risicoberekeningen werd telkens de maximale afstand tot een risicocontour bepaald. Deze afstanden werden voor elke productcategorie gecombineerd tot één of meerdere grafieken, die de functie tussen de afstand tot een individuele risicocontour en een bepaalde parameter (bv. Massa-inhoud, inherente toxiciteit, ...) weergeven. Aan de hand van deze grafieken kan een inschatting gemaakt worden van de risicoafstand van een bepaalde schadebron. In het kader van onderhavig rapport werden risicoberekeningen uitgevoerd voor bijvoorbeeld een druktank gevuld met propaan en dit voor verschillende massainhouden. Aan de hand van de resultaten werden een grafiek (zie bijlage 6) samengesteld. Deze grafiek geeft de afstanden weer tussen de schadebron en de 10-6, 10-7 en 10-8-contour. Zoals reeds besproken in paragraaf 1.1.1, worden er in het kader van veiligheidsrapportage in Vlaanderen volgende criteria gehanteerd met betrekking tot het plaatsgebonden risico van Seveso-inrichtingen: Tabel 3: Criteria met betreffende het plaatsgebonden risico van Seveso-inrichtingen Locatie
IRC (risico/jaar) 10-5 10-6 10-7
Grens van de inrichting Gebied met woonfunctie Gebied met Kwetsbare locaties
In het kader van onderhavig dossier worden enkel de criteria met betrekking tot de gebieden met woonfunctie en kwetsbare locaties gehanteerd. Aan de hand van de nieuwe criteria, worden de scheidingsafstanden bepaald. Deze afstanden kunnen via de grafieken (zie bijlage 6) voor zowel gebieden met woonfunctie als kwetsbare locaties ingeschat worden.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 7
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1.2.4 Zoneringsmethodiek In voorgaande paragrafen werd de systematiek uiteengezet die aan de basis ligt van de stapsgewijze zoneringsmethodiek voor Seveso-inrichtingen bij investeringen zoals deze voor een projectgebied toegepast wordt. In deze paragraaf zal de methodiek dusdanig besproken worden dat met een minimum aan voorkennis een eerste evaluatie kan gemaakt worden van mogelijke inplantinglocaties voor een Seveso-ontwikkeling binnen een industriegebied. In deze uiteenzetting wordt een toelichting gegeven rond de bepaling van een geschikte locatie voor Seveso-activiteiten in een industriegebied. De toelichting zal opgesplitst worden in twee niveau’s, namelijk:
Toetsing aan de specifieke zoneringskaarten : Het bepalen van een inplantinglocatie aan de hand van zoneringskaarten opgemaakt in dit rapport. Deze kaarten zijn opgemaakt aan de hand van de methodiek zoals deze onder het volgende punt wordt bedoeld;
Toetsing via algemene zoneringsmethodiek op basis van generieke risicoberekeningen : Het bepalen van een inplantinglocatie aan de hand van de bepaling van scheidingsafstanden tussen de geplande Seveso-ontwikkeling en de omliggende schadebronnen (aandachtsgebieden) op basis van de generieke risicoberekeningen;
Toetsing via een gedetailleerde QRA Het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande toetsingen betekent niet dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 8
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
De stapsgewijze methodiek kan als volgt schematisch voorgesteld worden:
Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf
kansrijke zone voor inplanting
OK
Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten
Niet OK
kansrijke zone voor inplanting
OK
Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool http://asp.be.sgs.com/rvr
Niet OK
geschikte zone voor inplanting
OK
Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA
Niet OK
Aanpassing aanvraag en/of locatie
Seveso-Hoge Drempel bedrijven dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de SevesoLage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones worden geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in de “geschikte zone” hebben reeds een QRA uitgevoerd waardoor deze zeker voldoen aan de in Vlaanderen geldende criteria.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 9
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
De resultaten van de methodiek dienen beschouwd te worden rekening houdende met volgende aandachtspunten:
De methodiek is gebaseerd op het plaatsgebonden risico en houdt geen rekening met het groepsrisico en dus de populatiedichtheid in de omgeving van de betreffende locatie; Mogelijke vorming van toxische rookgassen bij een brand, worden niet mee beschouwd in de zoneringsmethodiek; De methodiek is gebaseerd op risicoberekeningen gebaseerd op generieke installaties en faalcijfers; De methodiek werkt met productcategorieën waarbij voor elke categorie een representatief product gekozen werd. De keuze van een ander product zal andere resultaten weergeven. Bij de generieke risicoberekeningen wordt gewerkt met conservatieve representatieve producten (bv chloor en broom); Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, explosief, toxisch,...) van toepassing zijn op die inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. Voor de scenario’s m.b.t. ontvlambare vloeistoffen is gebruik gemaakt van de faalkans voor een kuipbrand met licht ontvlambare producten. Er wordt bijgevolg geen onderscheid gemaakt in P1, P2, P3 of P4-producten, zoals wel het geval is in het Handboek Kanscijfers.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 10
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1.2.4.1 Inplantingslocatie op basis van specifieke zoneringskaarten Voor volgende groepen worden zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied:
Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan)4 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen5 Ontplofbare stoffen (TNT)
Opgemerkt dient te worden dat de zoneringskaarten een eerste inschatting geven en dat ze zijn opgemaakt op basis van voorbeeldproducten. Dit product staat in voorgaande opsomming tussen haakjes. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen die zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, explosief, toxisch,...) van toepassing zijn op die inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. Deze evaluatie van een inplantingslocatie kan gehanteerd worden in een eerste fase van een mogelijk project, waarbij slechts zeer algemene gegevens bekend zijn. Naarmate meer gegevens beschikbaar worden kan overgegaan worden naar de volgende stap.
4
de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. 5
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 11
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
1.2.4.2 Inplantingslocatie op basis van generieke risicoberekeningen Zoals reeds gesteld zijn de zoneringskaarten een uitwerking van de algemene methodiek op basis generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied en rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen de aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde generieke risicoberekeningen. Bij de bepaling van de scheidingsafstanden kan rekening gehouden worden met het aantal installaties en de toxiciteit van de stoffen. In onderstaande paragrafen wordt voor elke productgroep besproken op welke wijze de minimale scheidingsafstand dient bepaald te worden tussen de inrichting en de omliggende schadedragers (woonzones en kwetsbare locaties). Indien meerdere productgroepen aanwezig zijn in de inrichting, dan dient voor elke productgroep de scheidingsafstand bepaald te worden. Vanzelfsprekend dient de grootste scheidingsafstand gehanteerd te worden. Het plaatsgebonden risico op grote afstand wordt meestal beïnvloed door één installatie. Opgemerkt dient te worden dat vanuit conservatief oogpunt de scheidingsafstand geldt van de bedrijfsgrens tot aan de grens van de schadedrager (woonzone of kwetsbare locatie). In werkelijkheid zal immers de risico-afstand gelden van de specifieke inplanting van de desbetreffende installatie en niet per definitie vanaf de bedrijfsgrens. Indien een schatting dient te gebeuren van meerdere identieke installaties op dezelfde plaats op het terrein, dient rekening gehouden te worden met het feit dat de risico’s additief werken in het gebied waar de contouren elkaar overlappen. Hoe de risicocontouren worden beïnvloed is afhankelijk van de onderlinge opstelling van de betreffende installaties. Indien de installaties een zekere ruimtelijke scheiding vertonen, zal het additief werken van de risico’s slechts zeer beperkt zijn. Gesteld kan worden dat in het hypothetische geval van 10 identieke installaties op dezelfde locatie, de risicocontour voor de inrichting met een factor 10 stijgt, m.a.w. de scheidingsafstand voor woonzones (10-6) voor 10 installaties zal gelijk worden aan de scheidingsafstand voor kwetsbare locaties (10-7) voor één installatie. Indien bijvoorbeeld 5 gelijkaardige installaties op eenzelfde locatie op het terrein aanwezig zijn, kan een interpolatie uitgevoerd worden tussen de 10-6 en 10-7-curve om de scheidingsafstand tot aan de woonzone te bepalen. Waarbij de 10-6curve de afstand tot de woonzone geeft voor één installatie en de 10-7-curve de afstand geeft voor 10 installaties. Voor de kwetsbare locaties kan een analoge redenering gevolgd worden. Deze methodiek geeft een schatting van de nodige ruimtelijke scheiding tussen een bepaalde Seveso-activiteit en aandachtsgebieden. Indien de gewenste inplantingslocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een gedetailleerd onderzoek. Op die manier kan nagegaan worden of door gebruik te maken van een kwalitatieve risicoanalyse (QRA), het bedrijf zich toch niet op de betreffende locatie kan vestigen. Hierbij kan eventueel rekening gehouden worden met preventieve of beperkende maatregelen.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 12
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
BRANDGEVAARLIJKE GASSEN 6 Bijlage 6 grafiek 1 geeft aan de hand van de massa-inhoud van de installatie, de afstanden tot de betreffende individuele risicocontour. Het plaatsgebonden risico en dus de scheidingsafstand is afhankelijk van de massa-inhoud van de betreffende drukinstallatie. De minimale scheidingsafstand tussen een woonzone/kwetsbare locatie en een druktank met vloeibaar gemaakt gas (brandgevaarlijk) dient op grafiek afgelezen te worden op de curve 10-6 voor woonzones en 10-7 voor kwetsbare locaties. Indien de tank ingeterpt wordt of ondergronds wordt geplaatst dienen de afstanden vermenigvuldigd te worden met een factor 0,65 (de verhouding tussen de IRC voor bovengrondse en ondergrondse houders met brandgevaarlijke gassen). TOXISCHE GASSEN Met betrekking tot toxische producten is naast de massa-inhoud eveneens de inherente toxiciteit naar inhalatie van belang. Alvorens een inschatting te kunnen doen van het risico van een installatie met een tot vloeistof verdicht toxisch gas, dient de massa-inhoud en de LC50,rat,4h van de betreffende stof gekend te zijn. Aan de hand van deze LC50,rat,4h waarde kan de factor T uit onderstaande formule op grafiek 2 (bijlage 6) afgelezen worden. De factor M wordt afgeleid uit grafiek 3 (bijlage 6) en is afhankelijk van de massa-inhoud van de drukinstallatie. De factor A dient aangepast te worden aan de betreffende individuele risicocontour. De scheidingsafstand wordt berekend aan de hand van onderstaande formule:
Y
M uT A
met: Y M T
: : :
Afstand in meter tot de 10-x-contour Af te lezen op de betreffende 10-x -curve van grafiek 3 (bijlage 6) Af te lezen op de betreffende 10-x -curve van grafiek 2 (bijlage 6)
A
:
Afhankelijk van de betreffende contour 690 voor 10-6-contour A(10-6)= -7 A(10 )= 1920 voor 10-7-contour
6
Ook installaties met vloeistoffen boven hun kookpunt vallen onder deze categorie.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 13
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
BRANDGEVAARLIJKE VLOEISTOFFEN De gevolgscenario’s met betrekking tot vrijstellingen van brandgevaarlijke vloeistoffen, worden bepaald door de oppervlakte van de vloeistofplas. De afstand tot de betreffende individuele contouren kunnen afgelezen worden in grafiek 4 (bijlage 6). Deze grafiek geeft de maximale afstand tot de betreffende individuele risicocontour in functie van de maximale plasoppervlakte (afstand vanaf het centrum van de plas). Indien de oppervlakte van de inkuiping niet gekend is, kan deze oppervlakte conservatief geschat worden via onderstaande formule. Hierin wordt verondersteld dat de kuipmuur een hoogte heeft van 1 meter:
O
V 1m
met: O V
: plasoppervlakte in m² : volume van de installatie in m³
TOXISCHE VLOEISTOFFEN Net zoals voor de brandgevaarlijke vloeistoffen, is de oppervlakte van de vloeistofplas een bepalende factor in het verdampingsdebiet/effectafstand tengevolge van een vrijstelling. Indien de oppervlakte (inkuiping) niet gekend is, kan de maximale plasoppervlakte berekend worden via de formule die gegeven is in voorgaande paragraaf. Naast de oppervlakte is de dampspanning en de toxiciteit naar inhalatie van het betreffende product bepalend voor de effectafstand. Teneinde deze twee parameters in rekening te brengen, dient de scheidingsafstand tussen de betreffende installatie en de individuele risicocontouren berekend te worden via onderstaande formule:
Y
C u O uT A
met:
Y O T C
: : : :
Afstand in meter tot de 10-x-contour Af te lezen op de betreffende 10-x -curve van grafiek 5 (bijlage 6) Af te lezen op de betreffende 10-x -curve van grafiek 6 (bijlage 6) correctiefactor dampspanning C(25°C d kookpunt <50°C) = 1,44 C(50°C d kookpunt d 100°C) = 1 C(100°C
A
:
Afhankelijk van de betreffende contour 510 voor 10-6-contour A(10-6)= A(10-7)= 950 voor 10-7-contour
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 14
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
ONTPLOFBARE STOFFEN7 Het effect met betrekking tot ontplofbare stoffen is piekoverdruk en wordt bepaald door de inwendige energie van de betreffende installatie. De afstand tot de betreffende individuele contouren kan afgelezen worden in grafiek 7 (bijlage 6)8. Deze grafiek geeft de maximale afstand tot de betreffende individuele risicocontour in functie van het TNT-massa-equivalent. Het Handboek Kanscijfers geeft geen kansen met betrekking tot het exploderen van ontplofbare stoffen. In het ‘Paarse Boek’ wordt een kans van 10-5/jaar gegeven met betrekking tot massale detonatie van een opslagplaats met explosieven. Indien deze kans gehanteerd wordt, kan aangenomen worden dat de 10-7-contour overeenkomt met de schadeafstand voor 1%-letaliteit. MAGAZIJNEN Producten worden niet alleen in opslagtanks opgeslagen, maar worden eveneens in magazijnen gestockeerd in kleine verpakkingen. Deze magazijnen kunnen ook een grote hoeveelheid aan gevaarlijke producten bevatten en kunnen eveneens een zwaar ongeval veroorzaken. Ontplofbare stoffen in een opslagmagazijn kunnen in bepaalde omstandigheden detoneren. Het scenario ontploffing dient geëvalueerd te worden zoals besproken in voorgaande paragraaf ‘ontplofbare stoffen’. Hoewel de producten doorgaans in relatief kleine recipiënten aanwezig zijn, kan een brand in een dergelijk magazijn, op een relatief korte tijd grote hoeveelheden aan toxische/schadelijke producten in de omgeving vrijzetten. In de Nederlandse Circulaire CPR-159 worden voor opslagmagazijnen van gevaarlijke stoffen (> 10 ton) en bestrijdingsmiddelen (> 400 kg), de afstanden tot de individuele risicocontouren 10-5/jaar en 10-6/jaar opgegeven.
7 Zelfde werkwijze geldt voor Organische peroxiden en Ammoniumnitraten- berekeningen. 8 Overdrukken tengevolge van explosies i.f.v. de reële explosiesterkte (Berghmans), Onderzoek van kwanticifering van het risico voor letale explosies bij industriële installaties 9 Circulaire CPR-15 van het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Colleges van Gedeputeerde Staten en de Colleges van Burgemeesters en Wethouders dd. 27 oktober 1997 (ref. DGM/SVS/97560078)
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 15
Nota
Methodiek Ruimtelijke VeiligheidsRapportage
Deze afstanden werden bepaald in functie van de oppervlakte van de brand evenals het aanwezige type brandbestrijding, en houden rekening met de volgende veronderstellingen :
omzettingspercentage stikstof naar NO2 globaal stikstofpercentage aanwezige stoffen
: :
35% 1,5%
Op basis van bovenstaande veronderstellingen worden voor een ernstige magazijnbrand de volgende afstanden opgegeven in CPR-15. Tabel 4 : Plaatsgebonden risico voor opslagmagazijnen Opslagplaats met sprinklerinstallatie (Beschermingsniveau 1) Oppervlakte brand (m²)
1%-letaliteit (m)
Afstand (m) tot IR = 10-5/jaar IR = 10-6/jaar IR = 10-7/jaar
600 2500
90
< 20
20
200
300
20
50
250
Opslagplaats met brandweer cat.1 ter plaatse blussen (Beschermingsniveau 1) Afstand (m) tot Oppervlakte brand (m²)
1%-letaliteit (m) IR = 10-5/jaar IR = 10-6/jaar IR = 10-7/jaar
600
350
65
240
375
2500
350
65
240
450
Opslagplaats met interventie < 6 min. bedrijf- of overheidsbrandweer (Beschermingsniveau 2) Afstand (m) tot Oppervlakte brand (m²)
-5
1%-letaliteit (m) IR = 10 /jaar IR = 10-6/jaar IR = 10-7/jaar
600
380
70
250
375
2500
930
120
420
450
De gebruikte referentie geeft een indicatieve afstand voor de 10-7-contour met betrekking tot opslagplaatsen met een capaciteit van meer dan 10 ton. Deze waarde is opgenomen in voorgaande tabel.
SGS Belgium NV
juli 2007 Eindrapport
pagina 16
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 6 : GRAFIEKEN
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 8
1400
Grafiek 1: brandgevaarlijke gassen
1200
Afstand (m)
1000
800
1,00E-06
600
1,00E-07 1,00E-08
400
200
0 0
200
400
600
800 Massa (ton)
1000
1200
1400
1600
12000
Grafiek 2: toxische gassen - toxiciteit
11000 10000 9000 8000
T
7000 1,00E-06 1,00E-07 1,00E-08
6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 0
500
1000
1500
2000
2500
3000
LC50 rat 4H (mg/m³)
3500
4000
4500
5000
5500
8000
Grafiek 3: toxische gassen - massa
7000
6000
M
5000
4000 1,00E-06
3000
1,00E-07 1,00E-08
2000
1000 0 0
20
40
60
80 Massa (ton)
100
120
140
140
Grafiek 4: brandgevaarlijke vloeistoffen - plasoppervlakte
120
Afstand (m)
100 1,00E-5 1,00E-6
80
1,00E-7
60
40
20 0
500
1000
1500
2000
2500
3000
Plasopperv lakte (m²)
3500
4000
4500
5000
4000
Grafiek 5: toxische vloeistoffen - plasoppervlakte 3500
3000
O
2500
1,00E-6
2000
1,00E-7 1,00E-8
1500
1000
500
0 0
500
1000
1500 Plasoppe rvlakte (m²)
2000
2500
3000
8000
Grafiek 6: toxische vloeistoffen - toxiciteit
7500 7000 6500 6000
1,00E-6 1,00E-7
5500
1,00E-8
5000 4500 T
4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 0
500
1000
1500
2000
2500 LC50-waarden (mg/m³)
3000
3500
4000
4500
5000
10000
Grafiek 7: Ontplofbare producten
Afstand (m)
1000
1,00E-6
100
1,00E-7
10
1 1
10
100
1000 Massa-equivalent TNT (kg)
10000
100000
1000000
Ruimtelijk Veiligheidsrapport
Bedrijventerrein Antwerpen - Kanaal
BIJLAGE 7 : ZONERINGSKAARTEN
SGS Belgium NV
Projectnummer : 07.0017
juli 2007 Eindrapport
Bijlage/ pagina 9
LEGENDE
< 50 ton < 250 ton < 500 ton < 2000 ton
Merksem
Projectgebied
No Window
W
werpen Kaart 1: Zonering van bovengrondse opslag van brandbare gassen
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 2000 ton < 500 ton < 250 ton n.v.t. < 50 ton
Merksem
projectgebied
No Window
W
werpen Kaart 2: Zonering van ondergrondse opslag van brandbare gassen
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 10000 m² < 5000 m² N.v.t. Projectgebied
Merksem
No Window
werpen
Kaart 3: zonering van brandbare vloeistoffen
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 5 ton Projectgebied
Merksem
No Window
W
werpen Kaart 4: Zonering van toxische gassen (chloor)
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 500 m² < 250 m² < 100 m² Projectgebied
Merksem
No Window
erpen
Kaart 5: zonering van toxische vloeistoffen (broom)
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 50 ton < 10 ton < 5 ton Projectgebied
Merksem
No Window
erpen
Kaart 6: zonering van ontplofbare producten (TNT standaard)
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal
LEGENDE
< 2500 m² interventie exter < 600 m² interventie extern < 2500 m² automatisch < 600 m² automatisch Projectgebied
Merksem
No Window
erpen
Kaart 7: zonering magazijnen
Schaal : 1/29000
A4
Ruimtelijk veiligheidsplan Ontwikkeling bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal