RONDE VORMEN KENMERKEN DE WYANDOTTE De Wyandotte (kriel) anno 2012 is nog steeds mateloos populair. Op de grotere shows vormt vrijwel altijd de Wyandotte(kriel) de grootste groep ingezonden dieren. Dit komt volgens mij door het zachtaardige / moederlijke karakter van de dieren. Dit trekt velen aan. Daarnaast is er natuurlijk voor een ieder wel een kleur te vinden die past bij zijn of haar voorkeur. Maar zoals door de eeuwen al vaker gebleken is, evolueren onze kippen voortdurend. Zo ook de Wyandotte. In onderstaand verhaal willen we een aantal aandachtspunten aanstippen die een niet gewenste richting uit gaan.
De linker prent dateert uit 1919. De rechter uit 1928. Binnen 10 jaar tijd is de tekening in het zadel bij de hanen een vereiste geworden. (archief W. Voskamp)
Historie (in ’t kort) Omstreeks 1874 waren er al op Wyandotte gelijkende dieren in Amerika. Ze werden door de heer F.A. Houdlette gefokt. Hij wilde een middelzwaar ras met de zilver zwartgezoomde tekening van de Sebrights creëren. In 1883 werd het ras daar erkend. Het ras werd Wyandotte genoemd naar het schip van dhr. Houdlette. Deze boot was op haar beurt vernoemd naar een Indianenstam afkomstig uit Noord Amerika. In 1890 was er in Nederland al een speciaalclub voor dit ras, maar deze ging al spoedig ter ziele. Het duurde tot 1923 voordat er weer een speciaalclub voor de Wyandotte werd opgericht. Deze club bestaat nog steeds. Type De Wyandotte heeft als belangrijkste kenmerk, dat deze zo gerond moet zijn dat het dier in feite in een cirkel past. Alleen de kop, de poten en een stukje staart steken er nog uit. Die ronde vormen zijn vooral in de borst en de achterpartij te zien. Midden onder deze cirkel staan twee gele poten. Er is nog altijd verschil te bespeuren in type tussen de verschillende kleurslagen. Natuurlijk zouden we dit liever niet zien. Kijk je bijvoorbeeld naar de meerzomige krielhennen dan zie je in veel stammen dat het lichaam te lang is. Bij gestreepte krielen zien we nogal eens te korte dieren en dit is dan vooral in de rug te zien. Staart vorm / model vaak niet optimaal Bij de Wyandotte is naast het aanzicht van opzij (type / contour) minstens zo belangrijk het aanzicht van achteren. De Wyandotte moet namelijk een open staart tonen. De stuurpennen (bij haan en hen) moeten stevig zijn en de stand zodanig dat er een omgekeerde V te zien is. Ook al zien we hele mooie dieren, we durven te zeggen dat bij 80% van alle Wyandotten verbeteringen te wensen zijn aan de staartvorm. Wat we heel vaak zien is dat de staartveren het dichts bij de grond nog wel open staan, maar naarmate je verder omhoog gaat de staart dicht wordt, omdat de staartpennen van links en rechts elkaar raken. Je krijgt dan een
omgekeerde Y ipv een V. In deze gevallen kun je nagenoeg altijd zien en voelen dat de staartpennen te zacht zijn en teveel naar binnen buigen. Hier zal geselecteerd moeten worden op harde / stijve pennen. (Of een andere kleurslag inkruisen en de F1 onderling terugparen) Wat we ook heel vaak zien is dat de staart weliswaar een vrijwel mooie omgekeerde V laat zien, maar dat de bovenste twee pennen verkeerd staan. Deze zijn dan horizontaal en er zit ook heel vaak ruimte tussen deze twee pennen en de rest van de staart. Maar al te vaak is dit probleem een beletsel om een F te kunnen geven. Voor de fokkers is het een lastig probleem om deze fout kwijt te raken, want de meeste staartpennen zijn wel stevig met uitzondering van de bovenste twee. Het verwijderen van de twee pennen zal de staartvorm weliswaar sterk verbeteren, maar dan zullen er meestal geen 14 staartpennen meer zijn en dus kan de keurmeester dit herkennen. Om het probleem de baas te worden zouden we fokkers willen aanraden eerst maar eens te selecteren op de fout en mocht deze zeer hardnekkig zijn dan blijft ook hier niets over de goede eigenschap ergens anders weg te halen. “Wat er niet in zit, komt niet uit zich zelf.”
Foto midden boven Klaas van der Hoek
Doordat de keurmeesters al jaren streng letten op de juiste staartvorm, hebben fokkers er enorm op geselecteerd. Nu zie je dat bij meerdere kleurslagen en stammen de fokkers iets anders hebben “bedacht” om de mening van de keurmeester positief te beïnvloeden. Wellicht onbedoeld, maar het is duidelijk zichtbaar bij veel hanen. De open staart bij deze dieren valt namelijk meer op, doordat er een kortere sierbevedering aanwezig is. Door te selecteren op hanen met korte sikkels, bijsikkels en zadeldekveren dacht de fokker dat het oog van de keurmeester eerder “gepakt” werd door de mooie open staart. We zijn in “deze tactiek” echter doorgeslagen en moeten nu constateren dat de gebogen vorm die de sierbevedering van de Wyandottestaart bij de hanen behoort te hebben, er vaak niet meer is. We willen de fokkers vragen hier in de foktoom direct maatregelen te nemen. Zorg dat uw fokhaan goede gebogen sierveren heeft van voldoende
lengte. De hoofd- en bijsikkels komen daarbij net voorbij de stuurveren en liggen als het ware op deze (stevige) staartstuurveren, die samen nog steeds een omgekeerde V hebben. Het probleem doet zich bij de witte krielhanen in zeer sterke mate voor. Ook bij de zwarte zien we het vaak, maar ook in alle andere kleurslagen hebben we te maken met dit fenomeen. Een gevolg van het selecteren op korte sierbevedering bij de haan, is dat ook de staartdekveren van de hennen korter zullen worden. Ook dit zien we dus gebeuren. We zien hennenstaarten waarbij de stuurveren een goede lengte tonen, maar de staartdekveren wel erg kort worden. In overdreven vorm krijg je dan een staart waarbij de staartpennen wel tot 4 cm (bij de krielen) voorbij de dekveren steken. (1 of 2 cm is in deze meer dan genoeg.)
Als we de Wyandotte van opzij bekijken is de staartvorm eveneens van groot belang. De staart moet vanuit de rug alleen maar oplopen. Natuurlijk zul je bij de hanen op een gegeven moment zien dat door de buiging van de sikkels een neerwaartse kromming wordt ingezet. Dat hoort zo. Bij de hennen is dit geheel anders. Hier loopt de belijning van rug naar staartpunt alleen maar op. In deze belijning mag in het geheel geen afwijking zitten. Dus zo strak als een liniaal is de wens. De kussenvorming die we wel eens constateren bij zeer donsrijke dieren is dus niet gewenst. Ook een hol oplopende belijning of een vlak stukje rug willen we niet graag zien. Naast de belijning is voor mij de breedte van de staart “de staartaanzet” van groot belang. Hier kunnen de fokkers nog wel wat verbeteren. Een te smalle staart die daardoor ook vaak wat puntig lijkt benadrukt niet de volle en ronde vormen van dit ras en dat is juist wat we willen. Die brede staartaanzet geldt voor beide geslachten. Om dit te verbeteren moeten de fokdieren hier op geselecteerd worden. Ook zal het lichaam niet tot volle wasdom komen als we na mei nog kuikens gaan opfokken.
Onderbelijning Een punt wat ook al jaren onze aandacht vraagt is dat de dijen in de onderbelijning zichtbaar moeten zijn. Bij erg donsrijke dieren vallen de dijen wel eens helemaal weg in de losse bevedering. Vaak zullen we van deze dieren ook zeggen dat ze te laag gesteld zijn. Het omgekeerde komt ook voor. We zien wel prima dijen, maar deze staan op een paar loopbenen die erg lang zijn en daardoor is de kip te hoog gesteld. De onderbelijning moet met de borst en de achterpartij een cirkelvormig geheel vormen. Als de borst niet mooi gerond is, (deze kan bijvoorbeeld te vlak zijn) dan doet dit afbreuk aan de juiste onderbelijning. Dit geldt ook voor de achterpartij. Deze moet vol en gerond zijn. Naast het zichtbaar zijn van de dijen vraagt onze standaard ook dat de bevedering van de dijen niet los mag zijn, maar vlak moet aanliggen. Het komt er op neer dat we de Wyandotte met niet te veel dons willen hebben. Als je een veer op zich zou bekijken is een verhouding van 50% vast gevederte en 50% dons een prima verhouding. Heden ten dage zien we dat de veren van de meeste Wyandotte uit meer dan 50% dons bestaan. Het is dan logisch dat de bevedering losser wordt. Het selecteren op de onderbelijning moet volgens ons dan ook op drie pijlers rusten. Juiste lengte loopbenen ivm een te hoge of te lage stelling Niet te donsrijke bevedering. (max. 50% dons) Mooi geronde borst- en achterpartij.
Foto's Klaas van der Hoek
Kopvorm
Behalve dat het lichaam van de Wyandotte de ronde vormen moet laten zien, geldt dat ronde ook voor vele andere zaken bij dit ras. Zo moet de kop ook mooi rond zijn. Dus niet lang of spits zoals we wel heel vaak zien. Op deze punten constateren we bij de verschillende kleurslagen grote verschillen. Zo hebben meerzomige dieren in doorsnee langere koppen. Bij de gestreepten is de kopvorm wel rond, maar vaak wat kleiner en wat dan stoort is dat deze kop vaak erg breed (dik) is. We zien natuurlijk ook wel goede kopvormen en voor de witte geldt dit zeker. Deze kunnen vaak als voorbeeld gesteld worden, maar toch geldt het ook voor de andere kleurslagen dat je af en toe wel een fraaie kopvorm tegen komt. Inderdaad af en toe. Er valt op dit punt voor de fokkers nog veel winst te behalen. De gewenste ronde kopvorm is gebaseerd op drie punten. Een geronde bovenhals en kopbelijning Een gerond kamoppervlak Een geronde niet te lange snavel. Met name een gerond kamoppervlak zien we zelden. Hier is kennelijk nooit zo goed naar gekeken of er werd niet op gelet bij de keuringen. Het hoogste punt op de kop van een Wyandotte bevindt zich volgens onze standaard op de kam. Deze moet daarvoor wel gebogen zijn, anders gaat dit niet lukken. Bij de hanen is het probleem minder groot dan bij de hennen, omdat de hanen meer “kamvlees” hebben. (Of de vorm dan wel fraai is is een ander punt.) Bij de hennen zien we heel vaak dat er F kam op de beoordelingskaart staat, terwijl deze helemaal weggestopt is tussen de kopbevedering. Wat de keurmeester dan heeft bedoeld is dat van bovenaf gezien de kam een heel mooi verloop en een mooie kamdoorn heeft, maar het oppervlak op zich is zo vlak als maar kan. Er is geen ronding te bespeuren. Vanaf de zijkant zie je de kam in het geheel niet. Je ziet alleen de veertjes boven op de kop. Dit kan uiteraard niet de bedoeling zijn. We zien zelfs al hennen die eigenlijk helemaal geen kam meer hebben. Ze hebben wel een kamoppervlak dat rood is, maar van een zwelling ter plaatse is geen sprake meer. Zoals reeds geschreven doet de snavellengte en buiging er ook toe. Een Wyandotte heeft zeker geen lange snavel. Ook een haaksnavel zoals we bij vele vechthoenders zien is ook niet wat we zoeken. De snavel moet relatief kort en goed gerond zijn. Daarmee wordt de ronde vorm van de kop versterkt. De kleur van de snavel is natuurlijk altijd warmgeel. Enige aanslag is bij sommige kleuren toegestaan.
Bij de gestreepte krielen zien we (zoals al eerder geschreven) nog wel eens extreem dikke koppen. De ogen puilen dan als het ware uit en daarmee wordt ook het binnenste ooglid in de hoeken duidelijk zichtbaar. Ook hier is het goed dat de fokker daar goed op let en dergelijke dieren weert uit de foktoom. Bij geen van de andere kleuren zien we deze fout optreden. Zadeltekening bij columbia variëteiten De Wyandotte, is eigenlijk het enige ras waar duidelijk tekening in het zadelbehang moet zitten. Er zijn wel een paar rassen (Duits Rijkshoen, Leghorn, Plymouth Rock en Cochin) waar de standaard aangeeft dat iets tekening in het zadel toegestaan is, maar de voorkeur is dan toch een ongetekend zadel. Dit is bij de Wyandotte dus zeker niet het geval. Er moet tekening in zitten. Hoeveel dit moet zijn is eigenlijk ook niet zo moeilijk. De tekening moet niet verder lopen dan tot de helft van de veer. We zien de afgelopen jaren vooral bij de wit zwartcolumbia meerdere hanen die deze grens fors overschrijden. Zelfs zo dat er geen stukje wit meer zit tussen de tekening en het dons. Daarmee is de tekening geworden tot wat we bij zilverpatrijs graag zouden zien. Logisch dat we op deze fout attent moeten zijn. Het is volgens mij ook
Foto's Han Schellekens
niet nodig voor de gewenste zwarte slagpentekening. Dit kun je voldoende in de hand houden door te fokken met dieren die een lichtgrijze donskleur hebben. Ook kun je hiervoor de halstekening als maatstaf nemen. Deze moet namelijk wel helemaal voorzien zijn van een zwarte schachtstreep. Als deze streep aansluit op grijs onderdons komt het met de vleugeltekening wel goed. Terug naar de zadeltekening. De vorm van de schachtstreep in het zadelbehang zou nog stof tot discussie kunnen geven. De buitenkant van de veren is voorzien van een zoom in de grondkleur. Daarbinnen bevindt zich dus de tekening, die niet verder dan tot de helft van de veer mag lopen. De zwarte tekening die we dan zien is bij de nerf vaak minder intensief aanwezig (ingesnoerd) en dit is naar onze mening heel juist, omdat het columbia gen zorgt voor het naar buiten dringen van het pigment. Dit zal gebeuren richting punt van de veer, maar ook naar de zijkant. Het is dus niet mogelijk dat de zadeltekening halverwege de veer plotseling ophoudt. De columbiafactor zorgt ervoor dat dit verschilt. Vanaf de veerpunt bekeken stopt de tekening bij de nerf is eerder dan aan de zijkant. Daar loopt de tekening nog wat verder naar beneden door. Echter niet verder dan tot de helft, want de standaard zegt duidelijk: “de tekening loopt niet verder dan tot de helft van de veer”
Misschien ontstaat er dan nog discussie over het feit of alle zadelbehangveren even sterk getekend moeten zijn. We kunnen om te beginnen stellen dat er tussen het halsbehang en het zadelbehang een kort stukje (rug) moet zijn waarin alleen grondkleur zichtbaar is. De rug moet dus ongetekend zijn. Het zadelbehang zal verder overal getekend moeten zijn, maar zal naar de staart toe iets in kracht gaan toenemen. Omgekeerd zullen de langste zadelbehangveren (dus het dichtst bij de grond) wat minder krachtig getekend zijn. Maar in alle zadelbehangveren is tekening dus een vereiste.
Foto's Han Schellekens
Pootkleur mag niet oranje zijn Afgelopen seizoen hebben we bij enkele rassen kunnen constateren dat door het toedienen van “bijzonder voer” de pootkleur sterk te beïnvloeden is. Nou is dit niet iets nieuws, want dieren die het hele jaar in het groene gras lopen of de fokkers die La Plata maïs voeren hebben ook dieren met fraaie pootkleur. Maar deze zijn dan nog wel geel. Sommige dieren die we afgelopen jaar zagen kunnen deze kleurbenaming niet meer dragen. De poten waren duidelijk oranje. Het is terecht dat zo’n dieren naar huis gaat met op de kaart de opmerking dat het Matige pootkleur heeft. Het eindpredikaat van zo’n dier zal ook niet veel hoger dan een V kunnen zijn naar mijn idee. Het is immers niet anders dan wanneer de pootkleur veel te bleek (vleeskleurig) is. Ook dan wordt dit het dier zwaar aangerekend.
Bevedering bij wit vaak niet goed In de kleurslag wit komen we vaak hele mooie dieren tegen. Fraai van type, kop en kleur. Waar het de laatste jaren echter wel eens aan schort is de bevedering. We zien overigens bij alle rassen dat wit een hele tere kleur is. Van het wassen van witte dieren (wat wel moet) heeft de bevedering sterk te lijden. Een tweede wasbeurt gaat vaak nog, maar de derde en latere wasbeurten is vaak duidelijk aan de kip te zien. Het lijkt of de weerhaakjes in de veervanen niet meer “pakken” Je zou ook kunnen zeggen “het klitteband werkt niet meer goed” Daardoor wordt de veerstructuur vaak te los en heeft het dier geen strak uiterlijk meer. Nou is dit dus heel vaak het geval en je zou er wat clementie voor kunnen betrachten. Bij de halsveren van de witte dieren zien we echter bijna geen vast gedeelte meer, waardoor we er hier wel iets over moeten opmerken op de keurkaart. Elke veer in de hals behoort dus een vast middengedeelte te hebben en aan de buitenzijde bevindt zich dan de franje. In deze franje zit normaal al weinig verband, maar doordat het franje gedeelte bij de witten tegenwoordige erg lang (groot) is hebben de halsveren vaak geen of maar heel weinig “klitteband” meer. Het lijkt wel of de bevedering harig is geworden.
Een ander probleem dat zich vooral bij de grote witten voordoet is de breedte van de slagpennen. Deze zijn absoluut te smal. Dit geldt voor nagenoeg alle ingezonden dieren. Misschien dat binnen deze kleurslag het teveel familie van elkaar is geworden? Ik zou me kunnen voorstellen dat het kruisen aan een ander enkelkleurig dier (zwart, buff) direct bredere vleugels brengt. Natuurlijk moeten de F1 dieren onderling gekruist worden om het wit terug te krijgen. Maar het resultaat zal er naar zijn. Waarschijnlijk weerhoudt het minder goede type bij zwart en buff fokkers er van om dit te doen, maar dat kan mee vallen als je de dieren goed uitzoekt.
Gewichten bij de krielen In 2010 is een tweejarig traject in gang gezet waarbij Leo van Wetering samen met anderen alle krielen op de Oneto, Noordshow en Championshow heeft gewogen en nog gaat wegen. Nu er een jaar voorbij is, is een eerste indruk te geven. Wat niet onbelangrijk is, is dat de gewichten van de krielen de afgelopen decennia al vaker naar boven zijn bijgesteld. In 1979 woog een haan maximaal 850 gram. Nu met de standaard van 2012 erbij mag dit dier 1300 gram wegen. Dat is natuurlijk niet twee keer zo zwaar, maar we gaan een eind in de richting. We moeten evenwel bedenken dat gewicht en volume twee totaal verschillende begrippen zijn. Er zijn dieren gewogen die even groot zijn, maar waarbij het gewicht van de één zomaar 50% verschilt van de andere. Het gewicht is derhalve een instrument om misschien iets van de grootte te kunnen zeggen, maar het oog van de keurmeester zal altijd het juiste volume voor ogen moeten houden. (Niet blind varen op het gewicht dus) Juist omdat het een instrument is, is er ook een marge ingebouwd. Een afspraak is dat dieren die meer dan 25% te zwaar zijn een Onvoldoende behoren te krijgen. Maar er zit dus wel rek in de maximale grens. Na de wegingen van 2011 hebben we kunnen zien dat de witte krielen als voorbeeld gesteld kunnen worden. Deze zitten mooi op het gewicht. Anders is het bij nagenoeg alle andere kleurgroepen. Fokkers pas op uw tellen!! Er zijn nu al veel dieren VEEL te zwaar. De gewichten van de hanen mogen zich tussen 1200 – 1300 en die bij de hennen tussen 1000 en 1100 gram bevinden. Ons advies is, denk in het voren en hou nu reeds rekening met het gewicht van uw dieren. Wellicht dat u dan geen last heeft van de maatregelen die afgekondigd zullen worden nadat het traject van meting in 2013 geheel klaar is.
Misschien komen al deze aandachtspunten over alsof er aan de Wyandotten niet veel goeds zou zitten. Mocht dat zo zijn dan moet ik die indruk direct wegnemen. Maar al te vaak wordt een Wyandotte of Wyandottekriel kampioen van een show. Er is best veel kwaliteit in dit ras te vinden, maar omdat juist van de Wyandotten zoveel fokkers met hun dieren op de grote shows aanwezig zijn, komen er naar verhouding ook veel aandachtspunten voor. Ik hoop met dit artikel de fokkers daarop gewezen te hebben. Voor mensen die nadere informatie wensen over dit ras kunnen terecht bij de speciaalclub: Secr. H.B. Timmer uit Nieuw Buinen Zijn E-mail adres is
[email protected] Of kijk op de website: http://www.nederlandsewyandotteclub.nl
Hendrik Timmer