Ronde tafelgesprek Toegankelijk bouwen en wonen Verslag
Zwolle, 3 november 2011 Maria Walters, Maureen Janssen Zinia bv
1
Samenvatting Over toegankelijk bouwen en de behoefte aan toegankelijke woningen is veel te zeggen. Dat blijkt tijdens het ronde tafelgesprek dat de provincie Overijssel over dit onderwerp initieerde. De ervaringsdeskundige, architect, corporatiedirecteur, zorginkoper, onderzoeker, gedeputeerde, bouwkundige, planontwikkelaar, ambtenaar, makelaar, voormalig zorgvastgoed directeur, verzorgingshuisdirecteur en adviseur delen hun kennis en visie. Problemen rond toegankelijk bouwen en wonen zijn er, onderkennen de genodigden. Bij het ontrafelen van het probleem is het van belang om onderscheid te maken in de bestaande woningvoorraad en de nieuwbouw. En om binnen de bestaande woningvoorraad huurwoningen en woningen in particulier bezit te onderscheiden. Ook toegankelijke woningen zijn er in soorten en maten: levensloopgeschikt, nultreden, rolstoeltoegankelijk, aanpasbaar enz.. Als het om nieuwbouw gaat, is men het eens over het feit dat in de bouwkolom de kennis over ‘toegankelijkheid’ onvoldoende wordt toegepast. Ook heeft toegankelijkheid een imagoprobleem; het wordt al snel geassocieerd met ‘ziek, zwak en misselijk’ en is (te) duur. Dit speelt niet alleen bij ontwerpers, maar ook bij hun opdrachtgevers. Toch ligt de grootste opgave in het bestaande particulier woningbezit, vinden de genodigden. Er worden relatief weinig nieuwbouwwoningen gebouwd en de particuliere sector beslaat het overgrote deel van de woningvoorraad in Overijssel. Daarbij is het corporatiebezit redelijk toegankelijk en wordt de woning aangepast als de huurder daarom vraagt. Vastgesteld wordt dat de verhuisgeneigdheid onder 55+ ers laag is. Mensen willen niet uit hun huis, maar vooral ook niet uit hun buurt. Pas als een gevoel van sociale onveiligheid de overhand krijgt, wordt de stap naar een (woon)zorgcentrum gezet. Geconstateerd wordt dat de overheid steeds meer een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers doet, onder andere om voorzieningen betaalbaar te houden. De vraag is of huurders en eigenaar-bewoners hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf hun woning (preventief) aanpassen. Provincie Gelderland en de gemeente Hengelo zien in het stimuleren van bewoners een taak weggelegd en hebben opplusprojecten in uitvoering. Of een geschikte woning vervolgens de zorgconsumptie uitstelt of voorkomt is de vraag. Toch kan omgekeerd niet worden uitgesloten dat preventief opplussen op termijn de betaalbaarheid van AWBZ, Wmo en Zvw ten goede komt. De buurt is volgens de genodigden de ideale schaal waarop de verbinding tussen wonen en zorg het best kan worden gelegd. De noodzaak woonservicegebieden te ontwikkelen wordt door een ieder onderschreven. Niet zozeer de levensloopbestendige woning, maar de levensloopbestendige buurt moet daarom centraal staan. De aanwezigheid van voldoende toegankelijke woningen in een buurt is daarin een vereiste, maar omvat meer dan dat. Ook moet er oog zijn voor integrale wijkzorg, vervoer, ontmoeting én sociale veiligheid. Een eerste brede verkenning van het Toegankelijk bouwen en wonen heeft plaats gevonden. Een vervolg zal zich richten op het uitdiepen van het probleem, het verspreiden van bestaande kennis en inspirerende voorbeelden, het opzetten van multiprojectaanpak, het verkennen van economische kansen voor toegankelijk bouwen in de bouwkolom. IAA architecten en Saxion gaan samen onderzoek doen naar stedebouwkundige ontwerpen van woonservicegebieden en wordt aansluiting hierover
2
gezicht bij het Atelier Overijssel. Tot slot behoort wellicht een pilot rond valpreventie en een pilot met burenhulp voor meer sociale veiligheid tot de mogelijkheden.
Introductie 1. Meer woonkwaliteit in en met woonservicegebieden Ineke Bakker verwelkomt de genodigden en schetst de beleidscontouren van de bijeenkomst. Zij stelt dat het bij het bouwen/wonen in de provincie op dit moment vooral gaat om de omslag van kwantiteit naar meer kwaliteit. Levensloopbestendig of integraal toegankelijk bouwen verhoogt deze kwaliteit en heeft een nauwe relatie met de beleidsambitie om in alle Overijsselse gemeenten woonservicegebieden te ontwikkelen. De provincie faciliteert dit, de gemeenten voeren de regie over het grote aantal lokale partijen dat daarbij betrokken is. 2. Denktank met ruimte voor verschillende invalshoeken Ineke Bakker constateert dat veel organisaties betrokken zijn bij het integraal toegankelijk bouwen en wonen en waardeert de brede vertegenwoordiging tijdens deze bijeenkomst. Zij nodigt de genodigden uit vandaag als denktank te fungeren en de verschillende belangen en perspectieven op dit onderwerp te belichten, zodat de integraliteit van het onderwerp duidelijk wordt. Daarbij is het relevant te weten welke meerwaarde heeft toegankelijk (ver)bouwen heeft. En hoe kan de provincie dit verder in Overijssel stimuleren en faciliteren.
Toegankelijk bouwen en wonen in de praktijk Saskia ter Schegget is uitgenodigd om haar praktijkervaring met ons te delen. Normaal gesproken ondersteunt zij dit met veel foto’s van goede en foute situaties. Omdat zij ervan uit gaat dat deze situaties bij de genodigden voldoende bekend zijn, laat zij dat nu achterwege. 3. Integrale toegankelijkheid: onbekend maakt onbemind In de nieuwbouw gaat volgens Saskia ter Schegget nog steeds veel mis. Gebouwen die volgens de bouwers toegankelijk zijn, blijken dat in de praktijk niet te zijn. Dat heeft deels te maken met een tekort aan kennis rond dit onderwerp. Zij geeft twee belangrijke redenen: - Allereerst is er in bouwopleidingen onvoldoende specifieke aandacht voor (integrale) toegankelijkheid. Men kent de handboeken niet (goed genoeg) en is er weinig besef ‘waarom’ dingen moeten gebeuren; - Ook aan de zijde van de opdrachtgever gaat het mis. De opdrachtgever gaat er vanuit dat de integrale toegankelijkheid goed geborgd is, doordat zij denken dat ontwerpers, aannemers en bouwers ervoor zorg dragen. Saskia ter Schegget stelt dat er geen sprake van onwil is. Maar het loopt zo, men denkt er niet meer aan. Pas achteraf als het gebouw klaar is stelt men vast dat het niet overeenkomt met hun eisen. 4. Advies en toetsing op toegankelijkheid als regulier onderdeel in bouwproces Haar conclusie is dat advies inwinnen c.q. toetsing van bouwplannen tijdens het hele bouwproces noodzakelijk is. Een goed voorbeeld waarbij dat gebeurd is, is Cultuurcentrum Metropool in Hengelo. Saskia ter Schegget was tijdens elke fase van de bouw betrokken. Elke wijziging in de plattegrond werd voorgelegd. Opvallend in de project was ook het bestuurlijk ‘sponsorship’ bij dit project. De betreffende wethouder wilde een eerder fiasco (met het theater) koste wat kost voorkomen.
3
5. Architect en opdrachtgever hebben samen een verantwoordelijkheid Harry Abels reageert door te stellen dat integrale toegankelijkheid bijdraagt aan het welbevinden van mensen. Dit onderwerp moet voortdurend op de agenda staan, ook op die van architecten. Staat het niet op de agenda, dan wordt het snel vergeten, met alle gevolgen van dien. Om dit te voorkomen vraagt het van de opdrachtgever een continue nieuwsgierigheid en interesse. Het vraagt om ander gedrag, van betrokken blijven, bevragen en een spiegel voorhouden. Daarbij is toegankelijkheid een onderwerp dat verder gaat dan alleen de woning. Hoewel het lastig is, moeten we het vooral ook niet associëren met ziek, zwak en misselijk. 6. Voor iedereen gemakkelijk, maar niet ‘sexy’ en gemakkelijk over de bühne Saskia ter Schegget bevestigt deze uitspraak: integrale toegankelijkheid is niet ‘sexy’. Integrale toegankelijkheid levert meer kwaliteit op en is voor iedereen gemakkelijk. Dus ook voor mensen met kinderen in de buggy, met zware tassen of winkelwagens. In een goed integraal toegankelijk gebouw valt het zelfs niet op dat het zo toegankelijk is. Dit vraagt wel om anders denken: een integraal toegankelijke woning moet je bijv. ook niet als ‘rolstoeltoegankelijke woning’ in de markt zetten. Mensen willen niet met ziek, zwak en misselijk geassocieerd worden; aan de andere kant moeten mensen weten wat ze van een woning kunnen verwachten. 7. Laten we de eindgebruiker en eigenverantwoordelijkheid niet vergeten Ineke Buursink vraagt zich af of tijdens de bouw de klant/eindgebruiker wel voldoende in beeld is. Bij Domijn wordt tijdens bouwprocessen advies gevraagd aan het VAC (Vastgoed Advies Commissie). Douwe Prinsse pleit ervoor om mensen vooral zelf hun verantwoordelijkheid te laten nemen en vooral niet te betuttelen. Hij illustreert dit met het voorbeeld van rolstoelgebruiker Johan. Johan schaftte zelf een grote auto met schuifdeur aan en monteerde een haak aan zijn plafond en bouwde zijn eigen rolstoelgeschikte auto. Zonder interventie van de afdeling Wmo of een beroep op een aanpassing. Als het gaat om het openbare gebied heeft de overheid wel de taak om de (woon)omgeving toegankelijk te maken. 8. Sociale veiligheid en niet de woning zelf is vaak reden tot verhuizen Willem Marcelis heeft ter voorbereiding op deze bijeenkomst navraag gedaan bij een aantal van zijn bewoners. Wat blijkt, mensen verhuizen niet omdat hun huis ontoegankelijk is. Een verhuisbeslissing wordt genomen omdat men meer sociale veiligheid wil, of omdat het huis en de tuin te groot zijn geworden. Daarbij blijft het overgrote deel gewoon wonen in het eigen huis; slechts een klein percentage van de 80+ woont in een verzorgings- of verpleeghuis. 9. Meer bewustwording bij huiseigenaren en huurders is nodig Saskia ter Schegget geeft aan dat zij vindt dat de overheid wel een sturende taak heeft als mensen wel besluiten te verhuizen. Door het bijvoorbeeld voor 50-plussers onaantrekkelijk te maken te verhuizen naar een ontoegankelijke woning. Als mensen dit toch doen, dan kunnen zij in de toekomst bijvoorbeeld geen gebruik meer maken van woningaanpassingen uit de Wmo. Nu willen mensen niet geconfronteerd worden met toegankelijkheid als zij er nog niet aan toe zijn en gaan ze pas nadenken als het te laat is. Een bewustwordingscampagne geïnitieerd door de overheid kan hierop inspelen, ook door mensen op hun eigen verantwoordelijkheid aan te spreken om zo op termijn kosten te besparen. 10.Een goede plattegrond vooraf kan leed en aanpassingen achteraf voorkomen Stephan Herbold stelt vast dat er soms sprake is van verkeerde beeldvorming rond woningaanpassing en toegankelijk bouwen Bij veel woningen (zonder label) kun je nu al
4
met een rolstoel naar binnen, zonder dat daar aanpassingen voor nodig zijn. Daar moeten we naar toe. We moeten veel beter naar plattegronden kijken en deze slimmer indelen. Ook een woning met een beperkt oppervlak (75m2) kan integraal toegankelijk zijn. 11.Kennis ook voor particuliere markt interessant en inzetbaar Ludan Schmid zou graag zien dat er meer ervaringen worden uitgewisseld. Slimme plattegronden, die woningen beter toegankelijk maken zijn ook interessant voor de reguliere markt. Mensen die willen verbouwen kunnen dat dan zo toegankelijk mogelijk doen. Uitwisseling van kennis tussen corporaties, zorgorganisaties en de reguliere markt zou veel kunnen opleveren. Denk aan kennis over hoe om te gaan met de scootmobiel, welke loopafstanden zijn acceptabel tussen stalling en voordeur? Hoe groot moet de (brancard)lift zijn in een seniorenappartement, zodat mensen op een waardige manier hun huis kunnen verlaten bij overlijden? 12.Toegankelijkheid is geen luxe maar verdient zichzelf terug Harry Abels vindt Nederlanders minimalistisch. Als het met minder kan, doen we het met minder. Toegankelijkheid zien we als luxe, als extra. Wat er moet gebeuren is dat er meer aandacht en meer geld komt voor toegankelijkheid. In goede architectuur zie je het niet. Die aandacht voor het onderwerp moet vooral van de opdrachtgever komen. Een opdrachtgever moet duidelijk op het netvlies hebben dat een gebouw niet alleen wordt gebruikt door fitte en gezonde mensen. 13.Uitknijpen van de bouwbegroting is ‘penny wise, pound foolish’ Hans Kok stelt dat de begroting bij bouwprojecten heilig is, waarbij ook de dwang van de grondexploitatie meespeelt. Dit zorgt voor enorm veel druk. De politiek roept al snel dat bij bouwprojecten nog wel geld te verdienen is. Aannemers willen wel is de gedachte, vervolgens moeten zij met minimale budgetten uit, wat de kwaliteit uiteindelijk niet ten goede komt. Hans Kok illustreert dit met de bouw van het gemeentehuis in Hof van Twente, waar hij het handelen typeert als ‘penny wise, pound foolish’. 14.Provincie Gelderland geeft impuls aan opplussen particulier woningbezit Henk Langes van de provincie Gelderland stelt dat 75% van de woningen in Gelderland in particulier bezit is. Reden voor de provincie Gelderland om de aanpak ervan bij gemeenten en corporaties op de agenda te zetten en het een impuls te geven. Zo stelde de provincie allereerst een instrument beschikbaar waarmee gemeenten en corporaties kunnen bepalen welke woning potentieel geschikt is. Dit kan op niveau van straat en huisnummer. 15.Provincie Gelderland beschikt over ‘bewezen’ projecten Verder heeft de provincie een vijftal projecten financieel ondersteund. De bevindingen hieruit zijn gedeeld met de Gelderse gemeenten. Ook is het geborgd in beleid. Het resultaat is dat er nu tussen de 20 en 25 projecten lopen rond de aanpak van de bestaande woningvoorraad. Niet alleen van particulieren, maar ook het corporatiebezit wordt hierin meegenomen. De ontwikkeling van woonservicegebieden vormt de basis, hierin heeft het opplussen en thuistechnologie naast het organiseren van zorg en voorzieningen een plek. Waarbij de stenen overigens op de tweede plaats komen. Deze woonservicegebieden worden ontwikkeld in bestaande wijken/buurten; in Gelderland vinden immers geen grote uitbreidingen meer plaats. Net als in Overijssel speelt ook in Gelderland de krimp een rol in de ontwikkeling van de woningmarkt. 16.Opplussen in woonservicegebieden vraagt om goede timing van adviezen Saskia ter Schegget merkt op dat woningaanpassing prima past binnen de ontwikkeling van woonservicegebieden. In sommige gemeenten in Overijssel heeft het al speciale aandacht. Van belang is dat de kennis van toegankelijk verbouwen en aanpassen op het
5
juiste moment in het (ver)bouwproces een plek krijgt. Eigenlijk vanaf de structuurvisie (bij nieuwbouw) tot en met realisatie. Goede timing moet ervoor zorgen dat aandacht voor toegankelijkheid bouwprocessen niet ophoudt. Daar zit niemand op te wachten, en doet het onderwerp geen goed. Toegankelijk bouwen heeft al te vaak het imago van ‘lastig’. Mét een goede ‘mindset’ van de opdrachtgever (die zich wat meer moet verplaatsen) is er echter wel een goede kans op succesvolle opplustrajecten. 17.Leg de standaard PvE’s nog eens onder de loep Bas van der Veen is gearriveerd en mengt zich in de discussie. Zijn ervaring is dat corporaties vaak nieuwbouw plegen aan de hand van een standaard Programma van Eisen (PvE). Zo’n programma bevat vaak te weinig eisen als het gaat om toegankelijkheid. Het redeneren vanuit de eindgebruiker gebeurt niet of onvoldoende. De druk van de bestaande structuren is groot: op de vraag waarom de bepaalde eisen wel of niet in het standaard PvE zijn opgenomen weet niemand het antwoord. 18.Neem de eindgebruiker serieus ook bij onderhoud van de woning Ineke Buursink neemt wel degelijk binnen de corporatie de wensen van de eindgebruiker serieus. Domijn heeft het proces onderhoud van huurwoningen opnieuw vorm gegeven. De start hiervan ligt in de gedachte dat ‘iedereen denkt te weten wat goed is voor een ander, maar dat dat niet zo is’. Domijn heeft daarom het klantgestuurd onderhoud geïntroduceerd. Dit houdt in dat niet de corporatie het initiatief neemt om binnen in woningen iets te doen (uitgezonderd veiligheid), maar de klant. Pas als hij vraagt, dan wordt binnenshuis actie ondernomen. En dan is veel mogelijk. Domijn verzorgt overigens het onderhoud van de buitenzijde van de woning wel volgens een vast onderhoudsschema. Binnen in de woning is de huurder de baas. 19.Kleine verhuisgeneigdheid én enorm eisenpakket zet woningmarkt op slot Ludan Schmid ziet vooral problemen in de bestaande voorraad. Bijvoorbeeld als het om verhuizen gaat. Senioren oriënteren zich keer op keer op de markt en zoeken naar een bungalow of appartement. Maar daadwerkelijk verhuizen komt er vaak om veel redenen niet van. Ludan Schmid ziet regelmatig dat dit uiteindelijk ten koste gaat van het woongenot. Bas van der Veen voegt toe dat ook de dynamiek in de woningmarkt uiteindelijk niet gebaat is bij zo weinig doorstroming. Dat geldt evenmin voor de lokale economie. 20.Leveren van zorg in ongeschikte woning duurder, maar hoeveel is onduidelijk Eibe Karsenberg vraagt zich af of het leveren van zorg in een ongeschikte woning duurder is dan in een aangepaste woning. Volgens Willem Marcelis kan het leveren van zorg in een woning die niet aangepast is, duurder zijn. De extra kosten zitten dan vooral in extra tijd die nodig is. Overigens zijn er ook nieuwe manieren van zorgverlening, bijv. wassen waar geen water voor nodig is (het zgn. verzorgend wassen), die soms een uitkomst kunnen zijn. 21.Preventief, uit voorzorg aanpassen is uiteindelijk eigen keuze Ineke Bakker verwacht niet dat veel mensen preventief zullen handelen en uit voorzorg hun woning aanpassen. Veel mensen kijken pas naar hun woning als het moment daar is en er zorg geleverd moet worden, is haar verwachting. Zij stelt dat het al dan niet aanpassen een eigen keuze is, die we niet bij de mensen moeten weghalen. Preventie vraagt wel bewustwording en voldoende informatie om een wel overwogen keuze te kunnen maken. De vraag is hoe het daarmee staat. 22.Bewustwording met ‘Lang zult u wonen’ wel gewaardeerd Hans Engelbertink doet verslag van Beurs Huis. Hier stond hij namens de gemeente Hengelo met de stand ‘Lang zult u wonen’. Tijdens de beurs heeft hij vooral jonge
6
mensen aangesproken en hen gewezen op de mogelijkheden om hun huis veiliger en comfortabeler te maken. Voor veel mensen waren simpele aanpassingen al een eye opener. ‘Mensen hebben geen idee van wat mogelijk is en dat het ook voor hen en hun (kleine) kinderen handig is. Bewust maken van jonge mensen heeft dus zeker ook meerwaarde, zo stelt hij. 23.Kosten – baten van preventieve woningaanpassing nog ondoorzichtig Bas van der Veen weet vanuit deelname aan het zelfde project ‘Lang zult u wonen’ dat ze in Duitsland veel kleine aanpassingen doen om mensen langer thuis te wonen. Duitsland kent een hoog particulier woningbezit en heeft al langere tijd ervaring. De vraag is of je door preventief geld in te zetten, bijvoorbeeld vanuit de Wmo, straks geld kunt besparen. Dit zou het onderzoeken waard zijn. Om te voorkomen dat je met een ‘kanon op een mug schiet’. 24.Lokale aanpak informatievoorziening werkt het best Henk Langes meldt dat in Gelderland veel aandacht is besteed aan het geven van informatie. Door lokale ondernemers mee te laten doen aan informatiemarkten werd het onderwerp lokaal gedragen. De informatiemarkten waren zeer succesvol. Blijkbaar leeft het onderwerp wel onder mensen, als je het maar op de juiste manier aanbiedt. Gericht op comfort, gemak en veiligheid en niet op aanpassingen die geassocieerd worden met ziekte en zorg. 25.Bestaand en nieuw, en corporatie en particulier bezit vragen elk eigen aanpak Volgens Stephan Herbold is de discussie tweeledig. Het gaat enerzijds over de bestaande bouw en hoe deze beter levensloopbestendig te maken. Anderzijds gaat het om de nieuwbouw en hoe te zorgen dat al het gebouwde meteen goed toegankelijk is. Ludan Schmid voegt daar nog een derde groep aan toe, namelijk de woningen die ongeschikt zijn, en ook niet geschikt te maken zijn. 26.Kijk naar grotere schaalgrootte: maak ook de omslag van woning naar buurt Ludan Schmid pleit daarom voor een mix van geschikte en ongeschikte woningen in een wijk. Als mensen dan moeten verhuizen omdat de woning niet geschikt is, dan kunnen ze in elk geval in hun eigen buurt verhuizen. Dit zorgt er in elk geval voor dat hun sociale verbanden in stand blijven en zij van de hen zo bekende voorzieningen in de wijk (winkel, dokter enz) gebruik kunnen blijven maken. Het in kaart brengen van geschikte, potentieel geschikte en ongeschikte woningen op wijkniveau (op straat /huisnummerniveau), zou een belangrijke eerste stap kunnen zijn in het daadwerkelijk levensloopbestendig maken van buurten. 27.Levensloopbestendige buurt is, ook mobiliteit en goed vervoer Willem Marcelis geeft weer dat in Nederland ongeveer 90% van de ouderen gewoon thuis woont in plaats van in een verpleeg- of verzorgingshuis. Om gewoon thuis te wonen heb je volgens hem vooral goed vervoer, een actief sociaal leven en winkels en voorzieningen in de buurt nodig. Bas van der Veen oppert dat het omleggen van een buslijn in de het woonservicegebied dan wellicht meer effect (tegen lagere kosten) zou hebben op het langer thuis wonen dan het aanpassen van woningen. 28.Levensloopbestendige buurt is, meer kennisdeling tussen zorg en wonen Ook Hans Kok vindt dat je mensen vooral de mogelijkheid moet geven om in hun eigen buurt te blijven wonen. Hij ziet daarin nog een ander knelpunt, namelijk dat wonen en zorg niet met elkaar communiceren. Een corporatie weet bijvoorbeeld niet waar zorgverleners in een huis tegenaan lopen. Omgekeerd weten zorgverleners niet wat de mogelijkheden in een woning zijn om het zorgen makkelijk te maken. Hij sluit zich aan bij het idee van Ludan Schmid over de levensloopbestendige buurt. Dit wordt bevestigd
7
uit cijfers over het verhuisgedrag van mensen: 80% van de verhuizingen vindt nl. plaats binnen een straal van 3 kilometer. 29.Levensloopbestendige buurt is , een gedifferentieerde buurt Ineke Buursink onderschrijft het van belang van differentiatie in een buurt. Daarbij moeten mensen zelf grote invloed hebben op hoe hun huis eruit ziet. Ineke Bakker sluit zich hierbij aan en denkt dat de stap om te verhuizen naar een geschikte woning eerder wordt gezet als mensen kunnen doorstromen naar een geschikte woning in de buurt. Iets om op in te zetten in woonservicegebieden. 30.Levensloopbestendige buurt is, voldoende mogelijkheden voor ontmoeting Douwe Prinsse ziet ontmoeting als belangrijke voorwaarde in het zo lang mogelijk zelfstandig wonen, en in de samenleving in het algemeen. Hans Kok onderschrijft dit. Hij zou het belang van ontmoeting ook graag terug zien in nieuwe woonconcepten en wijkontwikkeling. Meer sociale samenhang, doordat mensen elkaar tegenkomen bij het in- en uittreden van de woning. Wat mensen vervolgens met deze ontmoeting doen bepalen zij zelf. Als bestuur kun je alleen de mogelijkheid scheppen. 31.Doorleefd opdrachtgeverschap en meer kennisdeling factoren voor passend woningaanbod Eibe Karssenberg sluit het deel voor de pauze door te stellen dat bij nieuwbouw sprake moet zijn van doorleeft opdrachtgeverschap. Ofwel dat de eindgebruiker veel meer dan nu het geval is wordt betrokken bij het proces van ontwerp tot realisatie. Tot slot vraagt hij zich af of de gezamenlijke partijen over voldoende gedeelde kennis beschikken om toegankelijke buurten te ontwikkelen.
Pauze Hoe nu verder? Na de pauze volgt er een korte discussie over de invulling van de resterende tijd. Eibe Karssenberg legt uiteindelijk de vraag neer hoe de genodigden vinden dat zijzelf en de provincie Overijssel met het onderwerp van ‘toegankelijk bouwen en wonen’ de komende jaren zouden moeten omgaan. En hoe partijen daar de evt. benodigde samenhang of integraliteit denken aan te brengen. 32.Provincie, ontzorg gemeenten bij projecten rond integrale toegankelijkheid Hans Kok oppert het maken van een soort een blauwdruk voor gemeenten, met als doel hen rond dit onderwerp te ‘ontzorgen’ (zowel ambtelijk als bestuurlijk). De provincie Overijssel kan zo’n blauwdruk of richtlijn (laten) opstellen, waarin duidelijk wordt ‘hoe ga je ermee om’. Verder kan de provincie verworven kennis en ideeën doorgeven aan gemeenten en zo een faciliterende rol hebben. Vergelijkbaar met de voorbeelden uit Gelderland, waar lokale partijen uiteindelijk zelf de uitvoering voor hun rekening nemen. De vraag is of alle gemeenten behoefte hebben aan een dergelijke werkwijze. Hans Kok denkt dat grote gemeenten veel zelf kunnen en dat de behoefte vooral bij kleinere gemeenten aanwezig is. Zij hebben vaak onvoldoende kennis, kunde, mankracht en middelen om integrale toegankelijkheid goed op de kaart te krijgen. 33.Provincie, zorg voor externe ondersteuning voor gemeenten Henk Langes stelt dat een provincie geen directe contacten heeft met bewoners en lokale partijen. Het zijn de gemeenten die deze partijen rond wonen, welzijn en zorg bij elkaar moeten brengen. Dit bevordert het integraal denken. Inzetten van een extern adviesbureau is handig in de aanpak en het proces, zij kan als onafhankelijke derde tussen alle partijen optreden. De provincie Gelderland heeft dit voor vijf pilotprojecten in
8
vijf gemeenten geregeld en gefinancierd. Vervolgens heef de provincie gezorgd voor kennisdeling, wat uiteindelijk geleid heeft tot uitvoering van 20 - 25 projecten in totaal in de provincie. 34.Ontwikkeling woonservicegebied goed voor buurtgerichte samenwerking Ineke Buursink ziet het onderwerp breder en ervaart meerwaarde in het bij elkaar brengen van welzijn, wonen en zorg. Door samen woonservicegebieden te ontwikkelen heeft men een gemeenschappelijk doel. Volgens Willem Marcelis en Stephan Herbold is het leggen van verbindingen in wijken en buurten belangrijk. Niet alleen tussen organisaties, maar ook binnen de eigen organisatie. 35.Integraal denken vormt geen probleem voor gemeenten Douwe Prinsse vindt dat gemeenten prima in staat zijn om integraal te denken en te doen. Een goed voorbeeld hiervoor is de overgang van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde Wmo in Hardenberg, die op dit moment gaande is. Hij verwacht dan ook dat de overgang van de begeleidingsfunctie uit de AWBZ naar de Wmo ook zonder problemen zal verlopen. 36.Integraal denken zorgt niet automatisch voor toegankelijkheid van de woningvoorraad; houd focus en zorg voor gerichte actie en maatregelen. Saskia ter Schegget zou graag het probleem helderder op tafel willen hebben. Wat is nu precies het probleem en voor wie? Het is goed om de discussie te verbreden en verbindingen te willen tussen wonen, zorg en welzijn, maar daar vergroot je de toegankelijkheid van de woningvoorraad niet mee. 37.Betaalbaarheid van de AWBZ, Wmo en Zvw als onderliggende dreiging Ebbo Storm van Leeuwen vraagt nogmaals aandacht voor de demografische ontwikkelingen. Wat betekent het bijvoorbeeld om zo lang mogelijk thuis te wonen, als straks één kwart van de ouderen kinderloos is en dus vaker een klein netwerk heeft? Kunnen deze mensen een beroep doen op hun buren of doen zij toch een beroep op formele zorg en diensten? 38.Zet ook buurtgericht in op zelfzorg, mantelzorg en burenhulp Olivier van Noort stelt dat als er niets veranderd de ouderenzorg op den duur onbetaalbaar zal worden, wat zal worden afgewenteld op de burger door premiestijging voor de zorgverzekering. De zorgverzekeraar zet daarom nu in op zelfzorg en mantelzorg (die nauwe raakvlakken hebben met de Wmo). Menzis is geïnteresseerd om op wijkniveau het gebruik van producten uit AWBZ-Wmo-zorgverzekeringswet en de overlap daartussen te onderzoeken, om evt. zo mogelijke besparingen te realiseren. In Almelo is met zo’n traject gestart. Als het gaat om de aanpak, stelt Olivier van Noort voor eerst te kijken waar goed werkende oplossingen zijn bedacht en niet het wiel opnieuw uit te vinden. 39. Meer eigen verantwoordelijkheid onvermijdelijk Volgens Stephan Herbold kunnen mensen heel veel zelf, maar vinden zij aan de andere kant ook dat zij rechten hebben en geen plichten. Er moet dus een omslag in denken worden gemaakt naar meer eigen verantwoordelijkheid. Zowel daar waar het woningaanpassing aangaat, maar ook in het gebruik van Wmo voorzieningen en zorg. Deze zgn. kanteling is gaande maar zal de komende jaren verder vorm moeten krijgen. 40.Levensloopbestendige buurt, speelt in op krimp Douwe Prinsse stelt tot slot dat toegankelijk wonen en bouwen ook gerelateerd is aan ‘ krimp’. Vooral de vraag ‘hoe hou je de voorzieningen op peil als het inwonersaantal daalt’ speelt een belangrijke rol, vooral in kleine kernen? De gemeente Hardenberg heeft een oplossing gevonden in buurtkamers. Dit geeft mensen een laagdrempelige mogelijkheid
9
elkaar te ontmoeten. Ook investeert Hardenberg in de ontwikkeling van kleine zorgposten in wijken en buurten; zij versterken het gevoel van veiligheid en leveren diensten in de nabijheid.
Terugblik & samenvatting Vandaag was het de bedoeling om te brainstormen en te verkennen. Ieder heeft vanuit zijn of haar invalshoek het onderwerp en de onderliggende veronderstellingen belicht. Daarbij zijn verschillende abstracte en concrete knelpunten en oplossingen benoemd. Wat dat betreft is de opzet geslaagd. Hoewel nog niet van een vastgesteld actieplan sprake is, zijn onderstaande vervolgacties door verschillende genodigden geopperd.
Vervolgacties 1. Aanscherpen aard en omvang probleem door uitvoeren onderzoek Centraal in de discussie komt steeds de vraag terug hoeveel woningen al dan niet toegankelijk zijn, in hoeverre dit het geluk van de bewoners beïnvloed, in hoeverre dit bepaalt dat mensen hun woning moeten verlaten. Hierover bestaat nog onduidelijkheid en dat is ongewenst. Een eerste onderzoek zal dan ook de omvang van het probleem moeten duidelijk maken. Actie provincie.
2. Onderzoek naar stedenbouwkundige concepten IAA en Saxion stellen een publicatie op, waarin ideeën en kennis omtrent integraal toegankelijk wonen en bouwen worden samengevat. Er is sprake van ‘multidisciplinaire’ aanpak waarin sociaal wetenschappelijk onderzoek met inzichten uit de (stede)bouwkunde en architectuur wordt verweven. Harry Abels pleit bij deze publicatie ook de hulp in te roepen van prof. dr. Gert-Jan Hospers (met o.a. aandachtgebied krimp). 3. Verspreiden van kennis en inspireren in Ateliers Overijssel of kenniscentrum Goede voorbeelden en nieuwe ideeën en werkwijzen zijn inspirerend voor een grote groep professionals die zich bezig houden met ruimtelijke kwaliteit en ontwikkeling in de provincie Overijssel. Eerdere ervaringen in het Atelier Ruimtelijke kwaliteit Overijssel hebben dit bewezen. Visueel maken met foto’s en tekeningen, met als doel het vergroten van vakkennis en verspreiding van innovatie in de bouw. Aangezien de provincie boven de partijen staat, wordt de provincie gevraagd het Atelier voor een aantal jaren te faciliteren. 4. Mogelijk maken van een multi-projectaanpak Goede voorbeelden zijn ook inspirerend waar het gaat om de uitvoering van de Wmo. Dit hebben de ervaringen in Gelderland en in Duitsland en Hengelo (‘Lang zult u wonen’) inmiddels geleerd. ‘Bewezen’ toegankelijkheidsprojecten, kunnen relatief snel in Overijssel worden ingevoerd. De provincie kan gemeenten helpen met de opzet van één of meer van deze projecten. De uitvoering is de verantwoordelijkheid van een lokale projectleider. Daarbij stimuleert en faciliteert de provincie de uitwisseling van ontwikkelde methoden of andere projectresultaten (bijv. foldermateriaal, scholing, rijdende tentoonstelling) Zo kunnen bijv. ontwikkelkosten en communicatiebudgetten efficiënter over meerdere gemeenten worden uitgesmeerd. De kosten voor projectuitvoering zijn voor rekening van de lokale partijen, die zij ten laste zouden kunnen
10
brengen van de middelen voor de ontwikkeling van woonservicegebieden, die zij vorig jaar van de provincie hebben ontvangen. 5. Verkennen economische kansen van de toegankelijkheid in de bouwkolom Hans Kok is ervan overtuigd dat economische belangen in de bouw van grote invloed zijn op de mate en het tempo waarin er toegankelijk wordt gebouwd. Wat kost het en wat levert het op? Is het economisch interessant? Wat vraagt het van het opdrachtgeverschap om de aandacht voor toegankelijkheid in de hele bouwkolom te borgen? Is integrale toegankelijkheid te zien als vorm van duurzaamheid (waar de provincie € 250 miljoen voor beschikbaar heeft gesteld)? Zijn er nieuwe concepten die pasklare antwoorden bieden? Bas van der Veen neemt dit vraagstuk mee naar stichting Pioneering, om ook eens met partijen in de bouwkolom te bespreken en door te rekenen? 6. Businesscase valpreventie en burenhulp Olivier van Noort geeft aan dat wonen een rol speelt in het slagen van integraal zorgbeleid van wijken en buurten. Comfortabel wonen mét (sociale) veiligheid, heeft naar alle waarschijnlijkheid invloed op de (formele) zorgconsumptie. Stelt een kleine preventieve aanpassing in de woning zorgconsumptie uit, omdat bijv. een valpartij wordt voorkomen? Consument & veiligheid heeft een rekenmodel voor valpreventie, wat komt daar uit voor de Overijsselse gemeenten? Stelt een sociaal alarmering/berichtensysteem zorgconsumptie uit als gemakkelijker buurtbewoners kunnen worden gemobiliseerd voor burenhulp (vanuit huis of kleinschalige woonvorm)? 7. Opdrachtgeverschap Opdrachtgever (corporatie, particulier, ontwikkelaar) en opdrachtnemer (bouwer) kunnen elkaar stimuleren om excellente gebouwen te ontwikkelen. In dit samenspel kan gebruik worden gemaakt van kennis en ervaring die opdrachtgevers en opdrachtnemers hebben met “zorgwoningen”. Daarnaast kunnen met name particuliere opdrachtgevers beter voorbereid worden op het opdrachtgeverschap. Hierbij ligt een relatie met het provinciale streven om de positie van de consument te versterken. 8. Leren van Duitsland Telkens komen de voorbeelden van het Duitse “Altesgerecht Bauen” naar voren. Mogelijk kan een excursie naar Duitsland bijdragen aan het verbreden van de kennis in Nederland. Actie wellicht in samenwerking met euregionaal project “Wonen in beweging/ Wohnen im Wandel”. 9. Nut en rol “Regionaal adviesteam Toegankelijk bouwen” onderzoeken Om de beschikbare kennis efficiënt toe te passen en om de bewustwording t.a.v. toegankelijk bouwen te vergroten kan een regionaal adviesteam een rol spelen. In Duitsland is hiermee reeds ervaring opgedaan. Welke mogelijkheden zijn hiervoor in Nederland en hoe is het draagvlak daarvoor? 10. Samenwerken volgens het ‘cafetariamodel’ Met het uitwerken van bovenstaande oplossingsrichtingen wordt de aanpak doelgerichter. Nadat deze aan de deelnemers zijn voorgelegd kunnen belangstellenden zich melden om aan één of meerdere activiteiten deel te namen of bij te dragen. Ook mogen aanwezigen nieuwe deelnemers aandragen als zij denken dat ze kennis en kunde rond diverse acties kunnen inbrengen. Eibe Karssenberg sluit onder dankzegging de bijeenkomst.
11
Bijlage I: genodigden
Aan de ronde tafel over ‘Toegankelijk wonen en bouwen’ op 3 november 2011 schoven aan: Ineke Bakker Ineke Bakker is gedeputeerde sinds april 2011, met in haar portefeuille Milieu en Kwaliteit Leefomgeving van de provincie Overijssel Wonen. Zij houdt zich naast wonen bezig met de vergunningverlening, gebiedsontwikkeling Noordoost Twente en de coördinatie van Zwolle, Kampen, Netwerkstad. In 2000 werd zij wethouder in Steenwijk, later Steenwijkerland tot 2006. Van 2007 tot 2011 is zij Statenlid en fractievoorzitter VVD Provinciale Staten geweest. Eibe Karssenberg – provincie Overijssel Eibe Karssenberg is programmaleider wonen bij de provincie Overijssel en leidt als voorzitter de bijeenkomst. In zijn werk staat beleidsontwikkeling centraal. Hij verkent voor welke nieuwe opgaven de provincie Overijssel staat, hoe deze kunnen worden aangepakt en hoe hierbij partijen te betrekken. Hij zet dit beleid rond wonen in hoofdlijnen op papier en draagt dit uit. Olivier van Noort – Menzis Olivier van Noort is contractmanager van verpleeg- en verzorgingshuiszorg bij Menzis zorgkantoor. Ook contracteert hij de thuiszorg. Het werkgebied van Menzis Hij koopt voornamelijk zorg voor ouderen in. De gehandicaptensector valt buiten zijn scope, hoewel hij er wel eens mee te maken krijgt als er sprake is van overlap tussen beide sectoren of doelgroepen. Ineke Buursink – Domijn Ineke Buursink is directeur bij corporatie Domijn uit Enschede. Zij wil tijdens deze bijeenkomst graag expliciet aandacht vragen voor de bestaande voorraad omdat hier volgens haar de grootste opgave ligt. Waarbij de vraag is hoe om te gaan met de veranderende wensen en eisen van de bevolking. Domijn heeft wat betreft nieuwbouw het motto dat elke woning ‘raak’ moet zijn als het gaat om toegankelijkheid. Hierbij zijn de eisen uit Woonkeur leidend. Wat bestaande bouw betreft, is Domijn gestart met ‘klantgestuurd onderhoud’. Willem Marcelis – De Posten Willem Marcelis is directeur van zorgcentrum De Posten in Enschede. Naast verpleeg- en verzorgingshuiszorg kun je bij De Posten terecht voor thuiszorg, maaltijdvoorziening en activiteiten. Zijn uitgangspunt is: ‘Je woont niet in zorg’. Zo gewoon mogelijk wonen, net als in je eigen huis is belangrijk. Dat er zorg in een woning geleverd kan worden komt niet op de eerste plaats. Hans Engelbertink – gemeente Hengelo Hans Engelbertink is bouwkundig adviseur. Hij adviseert onder meer bij individuele woningaanpassingen. De gemeente Hengelo probeert op verschillende manieren de woningvoorraad toegankelijker te maken. Eén van de maatregelen is bijv. het preventief inzetten van Wmo middelen bij (complexmatige) renovatie door de woningcorporatie. De ervaring leert dat er achteraf geen duurdere individuele woningaanpassingen ten last van de Wmo meer worden aangevraagd.
12
Saskia ter Schegget – Stichting ITM Saskia ter Schegget is adviseur bij de Stichting Integraal Toegankelijk Maatwerk (ITM) en is door haar rolstoelgebruik ervaringsdeskundige. Zij geeft onder meer advies bij nieuwbouwprojecten (zoals het poppodium Metropool in Hengelo, het nieuw te bouwen ziekenhuis in Enschede) en verzorgt gastcolleges bij opleidingen bouwkunde. Zij is initiator van de Toegankelijkheidscommissie in Hengelo; een plek waar alle Hengelose (ver)bouwplannen worden getoetst én het VAC en de belangenorganisaties (Wmo- en gehandicaptenraad) vertegenwoordigd zijn. Ebbo Storm van Leeuwen – AWS Beter Wonen Naast planontwikkelaar bij AWS Beter Wonen is Ebbo Storm van Leeuwen vastgoed adviseur voor Trivium Meulenbelt Zorg (TMZ). Hij sluit zich aan bij Willem Marcelis en stelt dat je in een woning gewoon moet kunnen wonen. Dat is ook zorg verleend kan worden is belangrijk, maar bijzaak. Ook hij vraagt aandacht voor de bestaande bouw. Veel bestaande bouw is technisch matig en slecht geïsoleerd. Ludan Schmid – Ten Hag makelaars Ludan Schmid is vestigingsmanager van Ten Hag Hengelo. Naast makelaar is hij ook woningmarktconsultant. Vraagstukken rond integrale toegankelijkheid komt hij regelmatig tegen. In de huidige woningmarkt vragen veel mensen zich af welke mogelijkheden hun woning biedt nu verkopen steeds moeilijker gaat. Henk Langes – Provincie Gelderland Henk Langes is beleidsmedewerker wonen bij de provincie Gelderland. Ongeveer acht jaar geleden is Gelderland gestart met een programma rond wonen, welzijn en zorg. Doel van het programma is mensen zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen en het opplussen van woningen uit de bestaande voorraad. Op dit moment zijn er in Gelderland tussen de 20 en 25 projecten rond het opplussen van bestaande woningen in uitvoering. Douwe Prinsse – gemeente Hardenberg Douwe Prinsse is sinds 2002 wethouder bij de gemeente Hardenberg. In zijn portefeuille heeft hij onder meer wonen. Hij vergelijkt de ontwikkelingen rond bouw met een olietanker. Bouwen vraagt veel tijd, vaak worden de eerste stenen pas na jaren gestapeld. Voor Hardenberg is het belangrijk dat mensen hun eigen plek hebben. Wonen is van mensen, dus hanteer ook een menselijke maat. Stephan Herbold Stephan Herbold was tot juni 2011 directeur van Twinta, de vastgoedorganisatie van de CarintReggeland (geïntegreerde thuiszorg, verpleeg- verzorgingshuiscombinatie). Op dit moment is hij actief als zelfstandige en oriënteert zich o.a. het verkrijgen van een directie/bestuursfunctie in de corporatiewereld. Ook hij ziet dat de opgave voor levensloopgeschikt wonen zich bevindt in de bestaande voorraad. Bij integrale toegankelijkheid in de nieuwbouw speelt vooral de beeldvorming. Het idee bestaat nog steeds dat integraal toegankelijk bouwen veel duurder is. De meerkosten zijn echter (zeer) gering. Hans Kok – Hans Kok Advies Hans Kok heeft 32 jaar bestuurlijke ervaring. Hij was onder meer burgemeester van de Hof van Twente. Op dit moment werkt hij als zelfstandig adviseur. Hij is met name actief in kleine gemeenten en helpt hen bij gebiedsontwikkeling en integrale wijkaanpak. Hij stelt dat het Bouwbesluit en de grondexploitatie werken als een ‘dwangbuis’ en de benodigde vernieuwingen in de bouw niet ten goede komen. Er is nog een wereld te winnen en er zijn nog veel besparingen in de bouw mogelijk door anders te denken.
13
Harry Abels – IAA Architecten Harry Abels is architect en eigenaar van IAA Architecten met een vestiging in Enschede en Amsterdam. Zijn bureau heeft veel ervaring met bouwen voor de zorg en het onderwijs. Hij geeft aan dat het bij nieuwbouw niet automatisch goed gaat met integrale toegankelijkheid. Het onderwerp zit nog onvoldoende tussen de oren van professionals. Christiaan Zandstra – IAA Architecten Christiaan Zandstra heeft vandaag zijn eerste werkdag bij IAA Architecten. Ook hij is rolstoelgebruiker en dus ervaringsdeskundige. Zijn opdracht binnen IAA is om te onderzoeken hoe de monumentale binnenstad van Amsterdam beter toegankelijk gemaakt kan worden. Bas van der Veen – Stichting Pioneering Bas van der Veen is programmadirecteur Pioneering en lector vernieuwend ondernemen in de bouw bij Hogeschool Saxion. Stichting Pioneering staat voor vernieuwing van technologie en ondernemerschap. De bouw is economisch gezien een belangrijke sector voor Twente. Een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking is direct of indirect werkzaam in de bouw. De marktpositie van de Twentse bouw wordt door veel factoren beïnvloed. Denk bijvoorbeeld aan de instroom van flexibel arbeidspotentieel uit Oost-Europa en nieuwe vormen van aanbesteden en contracteren. Klimaatveranderingen vragen om bewuster gebruik van grondstoffen en het aanboren van schone energiebronnen. Volgens Stichting Pioneering vraagt deze tijd dan ook om slagvaardigheid en adequaat ondernemerschap. Stichting Pioneering vindt dat de verschillende partijen in de bouw samen moeten innoveren, vernieuwen en kansen creëren. Doel: de concurrentiepositie van de Twentse bouw versterken en de werkgelegenheid stimuleren. Maria Walters – Zinia Maria Walters is eigenaar van/adviseur bij Zinia. Samen met Maureen Janssen heeft zij ter voorbereiding op de bijeenkomst met alle genodigden voorgesprekken gevoerd. Maria Walters is betrokken bij het opzetten van verschillende woonservicegebieden in een aantal Twentse gemeenten. Eén van deze woonservicegebieden is de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) proeftuin in Berflo Es, Hengelo. Zij stelt dat er in een woonservicegebied voldoende integraal toegankelijke woningen beschikbaar moeten zijn. Ook de SEV zou bij de bijeenkomst aanwezig zijn; helaas is Radboud Engbersen van de SEV wegens familieomstandigheden verhinderd. Maureen Janssen – Zinia Maureen Janssen is samen met Maria Walters eigenaar van/adviseur bij Zinia. Zij is op dit moment betrokken bij het implementeren van het uitvoeringsplan voor woonservicegebieden van de gemeente Losser. Dit uitvoeringsplan heeft zeven deelprojecten. Eén van de deelprojecten betreft de aanpak van het particuliere bezit, waarvoor het plan van aanpak inmiddels gereed is.
14