even anders dan we in ons calvinistische landje gewend zijn. Spaargeld is geen bezit, maar eigenlijk een schuld. En schulden hebben nu eenmaal geen vaste waarde, want je weet niet zeker of ze worden terugbetaald en wat het geld dan nog waard
is. Spaargeld is dus geen goede manier om rijkdom mee zeker te stellen. Ook is sparen immoreel, want iedereen die spaart dwingt een ander in de schulden. Tevens zit er een natuurlijk maximum aan wat we zinvol kunnen sparen. Kom je daar boven, zoals nu in de Westerse wereld, dan valt de economische groei terug en gaat de rente richting nul. Sparen heeft dus geen zin meer. Hoe geldsystemen en besparingen echt wer-
RobiN Fransman
S
paren is geen deugd en geld is geen vaste waarde. Dat is wel
ken, leest u in dit handzame boekje. Robin Fransman was beleggingsanalist, toezichthouder bij de afm
‘Robin Fransman zet je op zijn minst aan het denken met zijn scherpe en prikkelende analyse van de schuldencrisis. En hij heeft oplossingen voor Nederland. Vlot geschreven ook.’ – lex hoogduin, hoogleraar economie en voormalig bestuurslid van De Nederlandsche Bank ‘Robin Fransman is een aanwinst voor het publieke debat en deinst er niet voor terug om zijn mening te geven over loonmatiging, de eurocrisis of andere grote vragen. In dit boek bindt hij de strijd aan met onze obsessie met sparen.’ – robert went, econoom bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
aup.nl
SPAREN IS GEEN DEUGD
en zat in de directie van Holland Financial Centre.
Robin Fransman
SparEn is g n deugd Meer sparen leidt tot meer schuld
Sparen is geen deugd
Sparen is geen deugd Meer sparen leidt tot meer schuld
Robin Fransman
AUP
Ontwerp omslag: Studio Ron van Roon Lay-out binnenwerk: Crius Group, Hulshout isbn 978 90 8964 727 6 e-isbn 978 90 4852 466 2 (pdf) e-isbn 978 90 4852 465 5 (ePub) nur 781 © R. Fransman / Amsterdam University Press B.V., Amsterdam 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoud Inleiding 7 Sparen is geen Deugd binnen de economische wetenschap 9 I Vermogen op micro- en macroniveau 1. Wat is geld eigenlijk in de microbetekenis? 2. Wat is rente eigenlijk in de microbetekenis? 3. Het macrobelang van geld 4. De rol van inflatie en deflatie 5. Geld en schuld op macroniveau bekeken 6. Waarom hoge (private) schulden schadelijk zijn 7. Hoge private schulden en inflatie 8. Schulden en de eurocrisis 9. Zijn onze claims op het buitenland dan rijkdom?
17 17 36 38 42 48 65 70 76 88
II De dieperliggende oorzaken 91 1. Energie en grondstoffen leiden naar liberalisering en globalisering 91 2. Globalisering leidt ook tot verschuiving van investeringen 99 3. Globalisering leidt tot loonmatiging 100 4. Loonmatiging, liberalisering en demografie leidt tot lagere inflatie en lagere rentes 109 5. Vergrijzing 114 6. Een vicieuze cirkel 121 7. Nuancering, er zijn ook winnaars 123 III Oplossingen 1. Salderen 2. Hogere lonen als oplossing 3. Lagere lasten op arbeid, hoger op vermogen 4. Gratis geldoplossingen 5. Utopische oplossingen 6. Wat kun je zelf doen?
125 133 137 142 149 152 155
Slotwoord. ‘Meer baby’s’
157
Epiloog 163 Noten 165
Inleiding Stel, u wint de jackpot in de loterij, 20 miljoen euro, wat gaat u dan doen? Koopt u een groot huis, nog een groot buitenhuis, een boot, een sportwagen, gaat u verre reizen maken? Zou u nog blijven werken? Vroeg opstaan om op tijd aanwezig te zijn, collegiale gesprekjes te voeren en aanwijzingen van de baas op te volgen? Het antwoord zal per persoon sterk verschillen, maar we mogen er wel vanuit gaan dat veel mensen luxe gaan leven en veel mensen zouden stoppen met werken. Hoe zou dat gaan, als we allemaal 20 miljoen zouden winnen? Het is niet moeilijk om te voorspellen dat in dat geval prijzen van goederen en diensten waarschijnlijk sterk zouden stijgen, omdat er enerzijds nog steeds veel vraag naar is, maar er anderzijds veel minder mensen zijn om die goederen en diensten te maken en te leveren. Lonen zouden sterk stijgen. Een tuinman die miljonair is, rekent verder waarschijnlijk een ander tarief dan een doorsnee tuinman onder minder puissante omstandigheden. Door de enorme inflatie die zo ontstaat, is die 20 miljoen euro al snel geen fortuin meer en na korte tijd zou iedereen gewoon weer moeten gaan werken voor zijn geld. Als de prijs van een brood 600 euro is, dan ben je immers snel door je 20 miljoen euro heen. Een idioot voorbeeld natuurlijk, maar het laat wel een belangrijke eigenschap van vermogen, van rijkdom, zien. We kunnen, in de huidige samenleving en met de huidige technologie, niet allemaal rijk zijn. We kunnen niet allemaal rentenieren. Met andere woorden, er zit een natuurlijk maximum aan het niveau van rijkdom, aan het aantal mensen dat kan gaan rentenieren, aan het welvaartsniveau van degenen die rentenieren versus degenen die werken. Kom je in de buurt van die grens, dan gaat het economisch mis. Een bekende variant daarop is de ‘spaarparadox’. De spaarparadox stelt dat als we allemaal tegelijk meer gaan sparen, het
eindresultaat is dat we allemaal minder kunnen sparen. Die spaarparadox gaat alleen over het tempo van vermogensvorming, de spaarquote. Dat is het deel van het inkomen dat we niet uitgeven maar sparen. Als iedereen tegelijkertijd meer gaat sparen, dan is het eindresultaat dat iedereen minder spaart. Immers, geld dat we niet uitgeven, is dus ook geen inkomen voor anderen. Het resultaat daarvan zijn lagere omzetten, lagere winsten, minder werkgelegenheid en meer werkloosheid, lagere belastinginkomsten enzovoort. Geld dat de één spaart, is geld dat een ander niet als inkomen ontvangt, waardoor die dus minder kan sparen. Doen we dat allemaal, dan kan niemand meer sparen. Maar niet alleen het tempo van besparingen kent een maximum. Ook het niveau van besparingen kent een maximum. En daar zitten we nu met z’n allen. Daar gaat dit boek over. Sparen is geen deugd meer. Hoe meer we sparen, hoe meer schade we aan onszelf toebrengen. En dat speelt niet alleen in Nederland, maar in toenemende mate wereldwijd. De meeste mensen en beleidsmakers vinden dat contraintuïtief. Ik heb dit boek daarom vooral voor hen geschreven: voor al diegenen die nog hogere pensioenpremies willen, voor al diegenen die vinden dat we de aardgasbaten in een fonds moeten stoppen, voor al diegenen die vinden dat we altijd al de aardgasbaten in een fonds hadden moeten stoppen en voor al diegenen die een kapitaal gedekt zorgstelsel willen. Meer financieel vermogen helpt ons namelijk niet, het werkt tegen ons. Het is zelfkastijding, automutilatie, destructief. Dit boek is opgebouwd in drie delen. Deel I gaat het over hoe geld eigenlijk werkt en wat het wezen van geld en andere vermogenstitels is. We laten ook zien dat micro-eigenschappen en microgedrag heel anders kunnen uitpakken op macroniveau. Net als bij de spaarparadox kan de optelsom van verstandige, rationele beslissingen van individuen leiden tot irrationele en onwenselijke uitkomsten voor ons allemaal. In deel II tonen we aan dat we door een samenloop van omstandigheden nu tegen het maximum aanlopen van wat 8
we aan nuttig en wenselijk financieel vermogen kunnen opbouwen. Meer sparen maakt ons niet rijker. Het is juist het overschot aan spaardrift dat de kredietcrisis mede heeft veroorzaakt. In deel III bespreken we tot slot wat je als individu, maar ook als overheid kunt doen om deze paradoxale tijden te boven te komen.
Sparen is geen Deugd binnen de economische wetenschap Welkom in de Economocratie. Niet de politiek bepaalt nog wat het beleid moet zijn en hoe de begroting eruit moet zien. De hervormingen, bezuinigingen en de begroting die het kabinet presenteert, worden namelijk vooral voorgeschreven, doorgerekend en bepaald door de economen van de Europese Commissie (EC), het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB). En voor de landen in Zuid-Europa ook nog door de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In Nederland laten we zelfs de verkiezingsprogramma’s doorrekenen om te weten hoeveel banen een politieke partij precies creëert. Denken we. In werkelijkheid is de macht namelijk meer en meer geconcentreerd bij één beroepsgroep: economen. Diezelfde economen, die de crisis niet zagen aankomen en van wie de voorspellingen er de laatste jaren vaak naast blijken te zitten. Natuurlijk hebben de politici nog steeds het laatste woord. Maar wat is dat laatste woord waard? De macht die de economen en hun instituten met hun voorspellingen uitoefenen, is slechts beperkt onderworpen aan democratische controle. Niet alleen Nederland, maar heel Europa is in rap tempo veranderd in een technocratie. We hebben het economisch beleid en het begrotingsbeleid van de afzonderlijke EU-landen voor een belangrijk deel overgeheveld naar de Europese Commissie. De economen in Brussel bepalen nu voor een belangrijk deel de hervormingen en bezuinigingen in alle
9
EU-landen. Misschien is dat ook wel nodig in een muntunie, maar het stelt zeker eisen aan de manier waarop economen werken en hoe ze met economische voorspellingen omgaan. Eenzijdigheid Er zijn parallellen te trekken tussen de economie en de meteorologie (studie van het weer) en de klimatologie (studie van het klimaat). In de micro-economie zijn de voorspellingen van economen de laatste jaren sterk verbeterd, net zoals de weersvoorspellingen voor één à twee weken tegenwoordig behoorlijk betrouwbaar zijn. Weers- en klimaatvoorspellingen op langere termijn blijven moeilijker te doen. Datzelfde geldt ook voor macro-economische voorspellingen. We zijn gewoon nog niet zo ver gevorderd om daarover goede voorspellingen te kunnen doen. Als je de twee wetenschappen echter met elkaar vergelijkt, dan zie je dat de klimaatwetenschap wel veel ‘opener’ is. Oceanografen, geofysici, klimatologen, natuurkundigen, scheikundigen, biologen; ze dragen allemaal bij aan de ontwikkeling van klimaatmodellen en voorspellingen, en ze werken allemaal bij instituten als het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Universiteit van Wageningen. In de economische wetenschap zie je die verscheidenheid veel minder. Of het nu gaat om DNB, CPB, IMF, ECB of de EC, of om invloedrijke afdelingen bij de rijksoverheid als de Algemene Economische Politiek (AEP) en de Algemene Financiële en Economische Politiek (AFEP) bij respectievelijk het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Financiën, je treft er bijna uitsluitend economen aan. Er zijn meer verschillen. Bij het KNMI gebruiken ze meerdere modellen naast elkaar. Als de uitkomsten van die modellen met elkaar botsen, dan wordt dat gemeld. Verder geven ze veel duidelijker onzekerheden, kansen en betrouwbaarheidspercentages aan. Die terughoudendheid zie je in de economie veel minder. Verkiezingsprogramma’s en effecten van beleidsmaatregelen worden doorgerekend door één model. Dat is per definitie een beperkt en gemankeerd model, maar daar komen dan wel punt10
schattingen uit met een precisie tot één cijfer achter de komma. En die modellen worden vervolgens leidend in het publieke debat. ‘Mijn partij schept de meeste banen.’ Wee de econoom of de politicus die tegen de modellen in gaat met kwalitatieve of logische argumenten. Argumenten tellen minder dan modellen. Op een conferentie in 2012 zei Coen Teulings dat hij sterk twijfelde aan het nut van loonmatiging, maar hij moest toegeven dat ‘het model’ van zijn CPB ‘inderdaad aangeeft dat loonstijging geen positieve effecten heeft’. Voor de leek is er geen twijfel mogelijk: economen zitten er al meer dan vijf jaar naast. Eerst voorspelden ze de crisis niet, daarna voorspelden ze structureel het herstel, of liever, de alsmaar voortdurende recessie niet, of fout. Het is inmiddels een doorlopende grap in kranten, blogs en op twitter: de ‘grafieken des doods’, waarin voorspellingen van gerenommeerde instituten worden vergeleken met de realiteit. Er gaapt elke keer een groot gat tussen. Zijn dit de mensen die ons beleid bepalen? Hebben die voorspellingen wel zin? En wat is eigenlijk de waarde van de economische wetenschap? Vragen die de laatste jaren steeds vaker worden gesteld. Niet alleen door niet-economen, maar ook door economen zelf. ‘Economen kunnen niet voorspellen, alleen aangeven waar de dilemma’s liggen, wat je kunt uitruilen tegen elkaar, en daarna moet de politiek beslissen’, zei Lex Hoogduin op een Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)-bijeenkomst in 2013. Het is een veelgehoorde verdediging. Maar ook een te makkelijke. Economen moeten een keuze maken. Of ze kunnen redelijk tot goed voorspellen, en dat vormt dan een legitimatie van hun macht. Of ze kunnen het niet, en dan moet het primaat weer helemaal terug worden gelegd bij de politiek en uiteindelijk bij de samenleving. Openheid Een middenweg is ook nog mogelijk. Als economen redelijk goed kunnen voorspellen, maar er ook wel eens naast zitten, dan
11
moeten ze daar open over zijn. Het is de macht die voortvloeit uit de soms juiste, soms foute voorspellingen, die een bijzondere verantwoordelijkheid geeft. En die de vraag opwerpt of de economische wetenschap en de praktische uitoefening daarvan wel voldoende open, divers en benaderbaar zijn. Die openheid hoeven economen niet te vrezen. Ondanks de missers in de laatste jaren zijn de voorspellingen door de bank genomen vaak heel bruikbaar. En dat economen ‘de crisis niet zagen aankomen’ mag een feit zijn voor leken, in werkelijkheid blijkt dit toch niet helemaal waar. De hoofdstroom in de economie zag de crisis inderdaad niet aankomen. Maar al in 2008 schreef Dirk Bezemer, econoom aan de Universiteit van Groningen, het artikel ‘No one saw this coming‘ 1, waarin hij alle economen noemt die de crisis wél tijdig hebben voorspeld. Sommigen werkten bij hedgefondsen en banken, en verdienden daar miljoenen met hun voorspellingen. Bezemer verklaart ook waarom zij dat konden: ze gebruikten modellen van de economie die rekening hielden met de rol van de f inanciële sector in de economie. Dat was op zich niet nieuw. Ook DNB gebruikte vroeger zo’n model. Maar het model was ingewikkeld en duur, en de invloed van de f inanciële sector was toen relatief klein. Dus in de jaren ’90 van de vorige eeuw is het model versimpeld en is de f inanciële sector er in zijn geheel uit verwijderd. Op dit moment is DNB bezig het opnieuw te integreren. Dit toont mooi de mogelijkheden en de beperkingen van een economiemodel: het kan goede voorspellingen doen, zolang de omstandigheden niet sterk wijzigen en de economie relatief stabiel is. Maar de crisis en de hoge private schulden veranderden het gedrag van consumenten en ondernemingen zodanig dat de oude modellen ineens slecht gingen voorspellen. En dus zitten het IMF, het CPB, DNB, de EC en de ECB al vijf jaar ‘scheef’; de groei en het effect van hervormingen worden keer op keer te positief ingeschat. Waar blijft de econoom of de instelling die ruiterlijk zegt: ‘Geachte politiek, even geen voorspellingen meer, want onze modellen werken nu niet’? 12
Controle van de macht We hebben dan nog steeds wel een probleem, want we hebben die voorspellingen toch nodig. We moeten iets hebben om ons beleid op te baseren, we moeten iets weten van het effect van maatregelen. De hervormingen en bezuinigingen in Nederland zijn vooral gebaseerd op voorspellingen van DNB en het CPB. En dat maakt de voorspellingen ook politiek interessant. Wie de voorspellingen beheerst, bepaalt mede het beleid. En beheerst daarmee een deel van de macht. Daarmee komen we direct bij de vraag hoe we die macht controleren. Binnen de economie bestaan verschillende scholen, maar binnen de invloedrijke instituten is van die veelvormigheid weinig terug te zien. Logisch, want mensen hebben nu eenmaal de neiging om gelijkgestemden aan te nemen als collega en ondergeschikte. Wie niet behoort tot de economische mainstream maakt weinig kans, en dus worden de toonaangevende instituten gedomineerd door de neoliberale school die in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw groot is geworden. Economen buiten de mainstream zijn eenzaam. Ze noemen zichzelf ‘dissident-econoom’ of ‘heterodox econoom’ en er wordt niet met ze gepraat, hooguit praten de economen van de verschillende scholen langs elkaar heen. De cultuur op de toonaangevende instituten heeft zodoende iets weg van groupthink, een gesloten houding en een geringe neiging tot zelfonderzoek. In het openbare debat worden niet-economen door economen regelmatig weggezet als niet deskundig. Dat is onacceptabel voor een wetenschap als de macro-economie in deze onrijpe fase van ontwikkeling. In mei 2013 publiceerde het IMF een review van zijn eigen handelen bij de steun aan Griekenland. Het is een heel eerlijke evaluatie van de fouten die het in de loop van de tijd maakte in het beleid en in de voorspellingen. De reactie van de EC? Het IMF mag niet meer meedoen. De intellectuele zuiverheid van het IMF was niet nieuw. Eerder had Olivier Blanchard, hoofdeconoom bij het IMF, al twijfels geuit over de bruikbaarheid van de modellen
13
voor de voorspellingen van begrotingstekorten. De reactie van Klaas Knot, de president-directeur van DNB toen: ‘Het bewijs is wel heel mager.’ We hebben meer Blanchards nodig. En meer van dit type intellectuele eerlijkheid. Bij alle instituten. Meer transparantie over de onzekerheden en een meer multidisciplinaire benadering. Macro-economie is ook de studie van het gedrag van ons allemaal. Daar kunnen, nee, daar moeten andere disciplines aan bijdragen als de wetenschap zich verder wil ontwikkelen. Wiskundigen, statistici, politicologen, sociologen, psychologen, biologen, en ja, ook financieel geografen. Daarnaast zou meer concurrentie wenselijk zijn. Meerdere CPB’s, die met elkaar concurreren, zoals ze dat in Duitsland doen. Of voortaan weigeren ze de verkiezingsprogramma’s door te rekenen, omdat die berekeningen onvolledig zijn. Laten ze zien waar de grenzen liggen. Alleen met meer openheid, meer concurrentie en een meer multidisciplinaire aanpak kan een technocratie aanvaardbaar zijn. De economie in dit boek is voor een belangrijk deel gebaseerd op het werk van economen die de crisis wel zagen aankomen. Ze gebruikten daarbij modellen die wel rekeningen hielden met de invloed van schuld en vermogen, met de financiële sector, met de kracht en zwaktes van de balans van huishoudens, bedrijven en overheden. Die modellen worden ook wel accounting models of flow of funds-modellen genoemd. Het gaat om het werk van mensen als Wynne Godley, Dean Baker, Stephen Keen, Michael Hudson, Nouriel Roubini en Richard Koo. Hun werk bouwt voort op economen uit vroeger jaren, zoals Keynes, Minsky, Say en Fisher. In de modellen die zij hanteren, is een belangrijke rol weggelegd voor de financiële sector. In die modellen wordt gezien dat de financiële sector niet alleen de reële economie (de economie van investeren, produceren en consumeren) financiert, maar ook zichzelf, dus de economie van vermogens, huizenprijzen, schulden, aandelen en obligaties. 14
Fig. 1. Economisch model mét financiële sector. Krediet Belasting Inkomen & salaris
Banken Verzekeraars Vastgoed
Producent/ Werkgever
Werknemer/ Consument
Overheid
Kopen van goederen & diensten
Overheidsuitgaven Rentebetaling, aflossingen, huur
Bron: Hudson, Saving, Asset Price Inflation and Debt induced Deflation, 2006.
Uit die modellen valt ook op te maken dat de crisis pas voorbij is als de schulden sterk omlaag gaan en dat dat niet automatisch gebeurt of kan gebeuren. Dat je schulden niet kunt verlagen door zuinig te zijn en te bezuinigen. En dat rationeel microgedrag – de kern van het neoklassieke evenwichtsdenken – in veel gevallen niet leidt tot een evenwicht, maar juist tot een onwenselijk evenwicht. Dus als het CPB, DNB, de EC, de ECB en/of het kabinet een volgende keer met adviezen komt, met voorspellingen of met nieuw beleid, zou één vraag centraal moeten staan: welk effect heeft dit op het niveau van de private schulden? Als daarop een vaag antwoord komt, of als het antwoord uiteindelijk neerkomt op ‘daar kunnen we niets aan doen, moeten we doorheen’, dan weet u na het lezen van dit boek dat het advies, het beleid of de voorspelling nauwelijks waarde heeft. Het is tekenend dat de traditionele modellen van instituten als het CPB in de beleggerswereld niet of nauwelijks worden toegepast. Ze hebben daarvoor te weinig voorspellende waarde. Beleggers kijken namelijk niet alleen naar de geproduceerde goederen of de consumptie. Ze kijken ook naar hoe die worden gefinancierd. Een groeiende economie, een groeiend bruto bin
15
nenlands product (bbp) is immers onhoudbaar, als dat wordt gefinancierd door burgers die zich in de schulden steken. Beleggers begrijpen dat waardecreatie en rijkdom niet zit in de prijs van een aandeel of in de prijs van een huis, maar in productie van goederen en diensten. Beleggers zijn zich bewust van de vermogensillusie. De waarde van je aandelenportefeuille, van je obligaties, van je huis, is ad ultimo niet afhankelijk van wat de laatste gek ervoor betaald heeft, maar van de onderliggende reële economie en hoe die gefinancierd is. Een samenleving wordt niet rijk van het stapelen en verzamelen van financiële vermogens titels, maar van investeringen in productieve capaciteit.
16
even anders dan we in ons calvinistische landje gewend zijn. Spaargeld is geen bezit, maar eigenlijk een schuld. En schulden hebben nu eenmaal geen vaste waarde, want je weet niet zeker of ze worden terugbetaald en wat het geld dan nog waard
is. Spaargeld is dus geen goede manier om rijkdom mee zeker te stellen. Ook is sparen immoreel, want iedereen die spaart dwingt een ander in de schulden. Tevens zit er een natuurlijk maximum aan wat we zinvol kunnen sparen. Kom je daar boven, zoals nu in de Westerse wereld, dan valt de economische groei terug en gaat de rente richting nul. Sparen heeft dus geen zin meer. Hoe geldsystemen en besparingen echt wer-
RobiN Fransman
S
paren is geen deugd en geld is geen vaste waarde. Dat is wel
ken, leest u in dit handzame boekje. Robin Fransman was beleggingsanalist, toezichthouder bij de afm
‘Robin Fransman zet je op zijn minst aan het denken met zijn scherpe en prikkelende analyse van de schuldencrisis. En hij heeft oplossingen voor Nederland. Vlot geschreven ook.’ – lex hoogduin, hoogleraar economie en voormalig bestuurslid van De Nederlandsche Bank ‘Robin Fransman is een aanwinst voor het publieke debat en deinst er niet voor terug om zijn mening te geven over loonmatiging, de eurocrisis of andere grote vragen. In dit boek bindt hij de strijd aan met onze obsessie met sparen.’ – robert went, econoom bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
aup.nl
SPAREN IS GEEN DEUGD
en zat in de directie van Holland Financial Centre.
Robin Fransman
SparEn is g n deugd Meer sparen leidt tot meer schuld