automo n t e u r Peter Michielsen (29): Ik
krijg veel respect als ik een auto snel weet te repareren.
Wat houdt jouw werk in? Ik ben automonteur bij de wegenwacht. Ik zit dus continu op de weg. Het is mijn werk om heel snel op te sporen wat het probleem is aan een auto en dat probleem ter plaatse te verhelpen. Gewone automonteurs in garages plegen ook onderhoud aan auto’s en vervangen motoronderdelen en dergelijke. Dat doe ik niet. Mis je de garage niet? Nee hoor, ik zit niet graag binnen. Ik vind het fijn dat ik door deze baan elke keer op andere plekken werk en veel verschillende mensen ontmoet. Daarnaast kan ik mijn hobby motorrijden combineren met mijn werk! Hoe kom je als automonteur op de motor terecht? Ik werk bij de wegenwacht en daar hebben ze niet alleen auto’s, maar ook motoren met mensen die pechvogels gaan helpen. Ik ben begonnen als wegenwacht op de auto, maar stapte na twee jaar over op de motor. Dat was altijd mijn droom! Alle wegenwachten kunnen op mijn baan solliciteren, maar de meeste collega’s verslijten mij voor gek. Zij zitten liever warm en droog in een auto. Meestal zijn het de motorliefhebbers zoals ik, die dit werk doen.
Waarvoor worden motoren vooral ingezet? De motoren worden vooral gebruikt in de drukke binnenstad, omdat auto’s door het drukke verkeer niet altijd snel ter plaatse kunnen zijn. Mijn werkgebied is het centrum van Amsterdam. Het is erg leuk, want ik kan met de motor overal snel bij komen. Ik houd me natuurlijk aan de verkeersregels, maar soms scheelt het een hoop als je een file kunt passeren door een heel klein stukje over de stoep te gaan. De politie knijpt meestal wel een oogje dicht als ze ons zien. Is het gevaarlijk op de motor? Dat valt wel mee. Je moet goed opletten bij nat weer, want dan zijn de tramrails en putdeksels erg glad en lig je zo onderuit. In de winter moet je erg goed opletten met ijzel en mist. Twee maanden per jaar, in de winter, kan ik niet op de motor omdat het dan te glad is. Dan zit ik net als de andere wegenwachten in de auto.
Welke soorten autopech maak je het vaakst mee? Dat is afhankelijk van het weer. Bij heel warm weer hebben veel auto’s koelproblemen. Bij vochtig en koud weer zijn er veel auto’s met startproblemen. Vooral in de regenachtige en koude periodes heb ik het beredruk. Grofweg kun je zeggen dat veertig procent van de pechgevallen startproblemen zijn: mensen hebben bijvoorbeeld de lichten laten branden. Dertig procent zijn elektronische problemen en nog eens dertig procent zijn mechanische problemen, zoals een kapotte uitlaat, rem of banden. Kun je alles verhelpen als monteur? Het belangrijkste van mijn werk is uitvinden wat er aan de hand is met een auto en proberen het probleem direct te verhelpen. In 98% van de gevallen lukt mij dat. Als een auto zo kapot is dat ik hem niet kan repareren, bijvoorbeeld bij een kapotte versnellingsbak, dan moet hij worden weggesleept.
Veranderen technische onderdelen van auto’s vaak? Ja. Er is steeds meer elektronica in auto’s ingebouwd en daar moeten wij als monteur voortdurend in bijgeschoold worden. De elektronica kan soms behoorlijk ingewikkeld zijn. In sommige gevallen is het door elektronica juist steeds makkelijker geworden om te bepalen of een auto-onderdeel kapot is of niet. Het ontstekingsmechanisme van een motor bestond vroeger bijvoorbeeld uit heel veel verschillende onderdelen. Tegenwoordig zit alle elektronica in een klein kastje, waardoor je gemakkelijker de fout in het ontstekingsmechanisme vindt. Hoe vaak word je opgeroepen voor een reparatie? Ik heb dagen waarop ik bijna niets te doen heb en ik heb heel drukke dagen. Maar gemiddeld help ik denk ik tien tot veertien automobilisten per dag.
automonteur
Kun je evenveel repareren als je collega’s met een auto? Ja hoor, ik heb bijna al het gereedschap bij me dat zij ook bij zich hebben. Alleen is het vaak wat kleiner, dus ik moet er wat creatiever mee omgaan. In plaats van een grote krik heb ik bijvoorbeeld een klein krikje bij me. Ik heb alleen geen lasapparaat bij me. Als ik dat nodig heb, moet ik de hulp van mijn collega’s inroepen.
63
automonteur
Wat is het moeilijkste aan jouw beroep? Soms ben ik heel lang aan het sleutelen en dan lukt het me toch niet om de auto te repareren. Als een auto dan moet worden weggesleept, baal ik als een stekker. Soms kom ik ook voor moeilijke situaties te staan als ik als eerste aanwezig ben na een auto-ongeluk. Zeker op de snelweg komt dat nog wel eens voor. Op zo’n moment wordt er toch verwacht dat we enige vorm van hulp bieden. Van de wegenwacht krijgen we daarom een cursus eerste hulp en reanimatie. Wat heeft een automonteur op de weg altijd bij zich? Ik heb altijd een spanningsmeter bij me om stroom op auto-onderdelen te kunnen meten.
64
Wat vind je het allerleukste aan dit beroep? Het allerleukste is de dankbaarheid van automobilisten als ik ze geholpen heb. Ik krijg veel respect als ik een auto snel weet te repareren. Wat ik ook leuk vind, is dat ik per dag veel verschillende mensen ontmoet: de ene keer iemand uit de chique grachtengordel van Amsterdam, de andere keer een vrijgevochten kunstenaar. Wat ik ook geweldig vind is dat ik een beetje eigen baas ben: ik werk alleen op de weg, dat geeft een heel vrij gevoel. En het is natuurlijk erg leuk dat ik tijdens mijn werk kan motorrijden! Wie was het leukste pechgeval dat je ooit hebt meegemaakt? Een Duits stel dat in Amsterdam-Noord in hun onderbroek naast hun afgesloten auto stond en de sleutels erin had laten zitten. Die vrouw wist van schaamte niet waar ze moest kijken. Ik heb de auto snel voor hen opengemaakt. Geen idee hoe ze in die situatie terecht waren gekomen!
Ook automonteur worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een automonteur? Je moet technisch aangelegd zijn. Als je bij de wegenwacht wilt, moet je bovendien zelfstandig kunnen werken, want je werkt meestal alleen. Je moet ook sociaal vaardig zijn, want je komt mensen van allerlei pluimage tegen. En als je net als ik op de motor wilt, moet je het natuurlijk leuk vinden om motor te rijden! Welke opleiding heb je nodig? Om automonteur te worden heb je een technische opleiding autotechniek nodig. Dat is meestal een mbo-opleiding, dus je hebt vmbo als vooropleiding nodig. Om bij de wegenwacht te werken heb je normaal vijf jaar werkervaring als automonteur in een garage nodig. Ik had het geluk dat ze dringend mensen nodig hadden toen ik solliciteerde, want ik werd met een stuk minder werkervaring toch aangenomen! Meer informatie? www.roc.nl (opleiding automonteur) en www.anwb.nl
dam. Ik check de onderdelen, het gereedschap en de benzinetank. Ik moet natuurlijk voorkomen dat ik zelf pech onderweg krijg! Tegen zeven uur ben ik paraat voor de eerste opdracht.
automonteur
Een dag uit het leven van automonteur Peter…
07.00 uur Ik word opgeroepen voor een pechgeval bij het Concertge-
65
06.30 uur Ik haal mijn motor op bij de anwb-centrale in Amster-
bouw. Een vrouw krijgt haar Lancia niet gestart. De benzinemeter geeft vol aan. Ik check de leidingen en na lang pielen blijkt dat de benzinemeter stuk is. De tank is leeg. Nadat ik hem gevuld heb, start de auto meteen.
07.30 uur Een volgende auto met startproblemen op de Singel. De man heeft zijn lichten per ongeluk aan laten staan en de accu is leeg. Nadat ik de accu heb opgeladen, kan de man snel weer op weg.
08.00 uur Een pechgeval op de Stadhouderskade: een auto wil niet meer schakelen. De versnellingspook beweegt alle kanten op, maar rijden ho maar! Ik krik de auto op en ik ga eronder liggen om te kijken wat er aan de hand is. Ik zie dat de verbinding tussen de pook en de versnellingsbak is losgescheurd. Na wat gesleutel heb ik een tijdelijke oplossing gemaakt, zodat de mensen veilig naar de garage kunnen rijden.
08.45 uur Een anwb-klant op de Keizersgracht heeft zijn auto per ongeluk afgesloten en de sleutels erin laten zitten. Dat is een klusje van een minuut. In een handomdraai open ik de deur. De tevreden klant kan naar zijn werk.
09.00 uur Het is even rustig. Ik drink een bak koffie bij de garage waar ik vroeger gewerkt heb.
09.30 uur Op mijn beeldscherm in de motor verschijnt een oproep voor de Reguliersdwarsstraat: een auto is aan het roken. Nadat ik de spanning van de accu heb gehaald, stopt het roken. Ik denk dat er ergens kortsluiting is ontstaan. De bedrading is te ver verbrand om nog verder te kunnen rijden. Daarom moet de auto worden weggesleept naar de garage.
10.00-16.00 uur De hele dag gaat door met autoreparaties. Ik kom evenveel soorten auto’s als mensen tegen. Tegen vier uur neemt iemand anders mijn dienst over en ga ik lekker naar huis. Helaas moet ik de motor achterlaten bij de anwb-centrale…
haarstylist Corina Alkemade (29): Ik
heb een klant bij wie ik alle dieren van Artis al op zijn haar heb geverfd.
Wanneer wist je voor het eerst dat je kapster wilde worden? Toen ik acht jaar was, maar de droom verdween ook weer. Op mijn vijftiende zag ik voor het eerst een Kinki kapper – dat is een speciale kapperszaak – en toen wist ik het zeker. Ik ben meteen na de middelbare school voor kapper gaan studeren en stage gaan lopen bij Kinki. Daar werk ik nu alweer dertien jaar. Wat vind je zo speciaal aan kapperszaak Kinki? Kinki is gespecialiseerd in haarkleuringen en heeft een eigen unieke stijl. Het is een beetje een alternatieve zaak. We doen de gekste haarbewerkingen, van roze zoete barbiestijl tot felle rode hanenkammen. Een vooruitstrevende en moderne kapper dus, waar je je haar in extreme kleuren en stijlen kunt laten doen. Maar het hoeft niet per se. Welke soort mensen komen als klanten? Van punkers die hun kam opnieuw willen verven tot zakenmannen in stropdas die een beetje bijgeknipt willen worden. Goed verzorgde grachtengordeldames komen ook hier. Maar meestal zijn het toch wel mensen die zich willen onderscheiden van de rest en hun eigen identiteit willen onderstrepen door een aparte haarstijl.
Welke haarbewerkingen doe je als haarstylist vooral? Ik doe van alles. Ik heb panterprints gedaan, hanenkammen, regenboogkleuren en pauwenveren. Maar ook teddybeertjes. Ik heb één klant bij wie ik alle dieren uit Artis al op zijn haar heb geverfd. De kleuren blijven bij een permanente verf zes tot acht weken zitten. Tachtig procent van onze klanten komt voor een kleuring. Permanentjes doen we hier niet. Wat is de nieuwste stijl? Mash-up is een populaire stijl die wij hebben verzonnen en die we promoten. Deze stijl kan eigenlijk altijd en is een beetje tijdloos. Je haar is mash-up als al je haar door elkaar heen gemixt is. Welke coupe vind je het leukst en welke het lastigst om te knippen? Een variatie op de boblijn is het leukst. Spelen met stijlen, kleuren, lengtes en vormen is ook leuk om te doen. De lastige kniptechnieken zie ik als een uitdaging. Werken met blond (bleken) is het moeilijkst, want voor je het weet is het haar te geel of juist te donker.
Doe je altijd wat iemand wil? Meestal wel, maar als het echt niet bij iemand past, zeg ik het wel. Ik vind dat de kleur van het haar bij iemands huidskleur moet passen. Het gezicht moet mooi uitkomen en je haarstijl moet je onderscheiden van andere mensen, vind ik. En je moet er sexy van worden! Waar haal je je inspiratie vandaan? Uit wat ik om me heen zie – op de fiets en op straat. Wat er om me heen gebeurt, inspireert mij tot nieuwe haarstijlen. Als het weer en het seizoen veranderen, verander ik ook van stijl. In de herfst trek ik meer naar kastanjekleuren: die zijn warmer en roder. In de zomer gebruik ik vaker zonniger en fellere kleuren.
Hoeveel klanten knip je op een dag? Dat hangt ervan af. In deze zaak blijven klanten gemiddeld twee uur, want onze behandelingen zijn vaak tijdrovend. Als het druk is, kun je wel tien klanten doen, maar dan heb je maar heel krap de tijd. Gemiddeld knip ik er zes per dag, denk ik. Ik werk niet elke dag in de zaak, want ik train ook nieuwe kappers op de Kinki Academy. Wat houdt dat trainen in? Ik ben verantwoordelijk voor de Kinki Academy. Hier kun je een parttime kappersopleiding van ongeveer vier maanden volgen. Ik geef zelf les. We trainen honderd tot honderdtwintig mensen per jaar. De helft komt bij Kinki werken, de andere helft gaat ergens anders heen. Ik geef ook veel workshops aan kappers in het hele land. Vroeger deed ik dat ook veel in het buitenland. Wat vind je leuker, knippen of lesgeven? Een combinatie van lesgeven, knippen en het geven van workshops past het beste bij mij. Het leuke van lesgeven is dat je mensen enthousiast kunt maken voor het kappersvak. Het leuke van de workshops is dat je nog eens ergens komt. Ik doe het nu iets rustiger aan, maar een paar jaar geleden vloog ik heel Europa door: van Griekenland tot Spanje en Engeland. Knippen jullie bij Kinki Academy op pruiken of op echte mensen? Allebei. Je begint natuurlijk op pruiken te oefenen, maar algauw stap je over naar echt haar en echte mensen. Daarom hebben we veel modellen nodig, wel zo’n zevenhonderd tot duizend per jaar. Er is overigens nog steeds een tekort. We adverteren veel, bijvoorbeeld onder studenten. Ze krijgen dan voor 7,50 euro een goede knipbeurt. Je moet soms wel twee uur geduld hebben.
haarstylist
Wat vind je het leukste aan haarstylist zijn? Het knippen en het feit dat iemand je vertrouwt en je advies aanneemt. Als dan iemand tevreden is met mijn werk en weer terugkomt, geeft dat een enorme kick! Het leuke is ook dat ik in dit werk creatief kan zijn. Hair-extensions en permanentjes zetten is saai en niks voor mij.
67
haarstylist
Wat is het vooruitstrevendste kappersland van Europa? Nederland staat wel ergens boven aan het lijstje, maar Engeland staat aan de top. Daar worden toch de nieuwe trends bepaald. In Engeland heeft het kappersvak een hoger aanzien dan in Nederland. Je betaalt daar al snel 150 euro bij de kapper. In Nederland bestaat soms het idee dat je maar kapper wordt omdat je niks anders kunt. En Nederlanders vinden 35 euro al veel geld, terwijl de hele knipbeurt algauw twee uur werk is. Wat heb je altijd bij je? Mijn schaar. Het is een kromme ergonomische schaar uit Japan. Die liggen goed in je hand.
68
Ook haarstylist worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een haarstylist? Je moet creatief zijn in dit vak. Telkens met nieuwe ideeën komen. En je moet je klanten tevreden stellen en houden. Dat betekent dat je niet alleen goed moet kunnen knippen, maar ook goed naar ze moet kunnen luisteren. Wat willen ze precies? Je moet communicatief vaardig zijn. Welke opleiding heb je nodig? Op de kappersschool leer je in ongeveer in een jaar tijd het kappersvak. Scholen zitten door het hele land. Je hebt vmbo als vooropleiding nodig. De Kinki Academy biedt een opleiding van vier tot vijf maanden. Je hoeft hier geen speciale vooropleiding voor te hebben afgerond. Iedereen die interesse heeft, kan zich aanmelden. Meer informatie? www.kinkiacademy.nl Voor een kappersopleiding elders kun je bijvoorbeeld kijken op www.roc.nl
08.30 uur Ik kom op de zaak en bereid de les voor die ik vandaag ga geven. Op een lesdag op de Kinki Academy zijn er meestal een stuk of negen cursisten. Sommige daarvan hebben al een eigen kapperszaak en willen wat meer leren over nieuwe en gewaagde haarstijlen. Er zijn ook altijd een paar beginners die ik echt nog de kneepjes van het vak moet leren. Juist die afwisseling vind ik leuk.
09.00 uur Als ik kennis heb gemaakt met de cursisten, komen de haarstylist
eerste modellen al binnen. Aan het begin van een lesdag bespreek ik altijd met de cursisten wat ze willen leren en welke kapsels we gaan oefenen. Dan zoeken we daar een model bij. De een wil bijvoorbeeld veel oefenen met kleuren en de ander juist met knippen volgens de laatste trends. En ook de modellen hebben meestal wel een klein beetje een voorkeur.
69
Een dag uit het leven van haarstylist Corina… 10.00 uur De kappers beginnen met hun model en ik drink snel even
14.00 uur Tegen lunchtijd zijn de kappers klaar. Er zitten een hoop
een kop koffie. Ik loop nog even de kapperszaak binnen om te kijken of alles goed gaat. Maar ik ben vooral met de cursisten bezig. Ik begeleid ze, beantwoord vragen, geef aanwijzingen en soms help ik met wat bijknippen. Hoewel het een praktijkles is, geef ik ook uitleg over kleurtheorieën: bij wie past welke kleur? En ik geef informatie over producten die we in de zaak gebruiken en over hoe je een goede hoofdmassage geeft.
kleuren bij en een paar korte, pittige kapsels. We bespreken het werk na met de modellen en de cursisten. Daarna gaan de modellen en de cursisten naar huis. Ik ga nog even meeknippen in de zaak, want een vaste klant van mij belde of ik hem tussendoor kon knippen. Dat doe ik natuurlijk niet altijd, maar vandaag maak ik een uitzondering. Ik doe vaak ingewikkelde haarspoelingen en dat kan niet iedereen. Meestal duurt een knipbeurt zo’n twee uur. Ik kan maximaal zes of zeven klanten per dag knippen.
17.00 uur Na twee uur knippen en hier en daar bijspringen, zit de werkdag erop. Met mijn baas bespreek ik de workshops die voor volgende week gepland staan. Ik moet naar twee verschillende locaties in het zuiden van het land, dus ze zullen het eventjes zonder mij moeten doen in de zaak!
duiker Dennis van den Akker (30): Onder
water in de binnenstad van Amsterdam zie je niks, mensen redden doe ik op de tast.
Wat houdt dat in, duiker bij de brandweer? Als duiker kom ik in actie bij een ernstig waterongeval. Vaak gaat het om een auto die in het water is terechtgekomen, waarin de passagiers gevangen zitten. Of om een persoon die het water in is gedoken, maar niet meer boven is gekomen. Soms moeten we een ‘zwemmer’ redden, dat is iemand die bijvoorbeeld de hoge kant van de gracht niet meer op kan klimmen.
Zit je wel bij de brandweermannen op de wagen? Ik ga alleen mee op de brandweerwagen als er een waterongeval is waarvoor we moeten uitrukken. Ik hoor dat aan het soort alarm dat afgaat in de kazerne. Het alarm voor een waterongeval klinkt anders dan het alarm voor brand. Als ik ’s ochtends niet ingedeeld ben als duiker, maar als gewoon brandweerman, ga ik natuurlijk wel mee op de wagen als er brand is!
Waarom ben je niet gewoon brandweerman gebleven? Een duiker bij de brandweer is tegelijkertijd brandweerman. Als ik ’s ochtends op mijn werk aankom, kan ik dus ingedeeld worden als duiker, maar ook als brandweerman. Ik besloot me te specialiseren als duiker omdat ik dat nóg spannender vind dan brandweerman. Bij de brandweer in Haarlem, waar ik als brandweerman begonnen ben, was het bovendien een vereiste om me te specialiseren als duiker. Dat was namelijk een klein team en er was een tekort aan duikers.
Kun je veel zien onder water? In de binnenstad van Amsterdam en in de binnenmeertjes van Nederland kun je niets zien onder water. Ik duik dus op de tast. Met een lijntje ben ik verbonden met een collega aan de kade; hij leidt me door het water. We zetten een denkbeeldig vierkant over het water heen en zoeken dat gebied af. Het gebeurt regelmatig dat je een slachtoffer onder water desondanks niet vindt. Bij een ’vermissing’ blijkt vaak dat de persoon elders zelf uit het water is gekropen. Toch twijfel je altijd een beetje aan jezelf als je niemand vindt.
Hoe vaak oefen je? Ik oefen elke werkdag. Als ik ’s ochtends ben ingedeeld als duiker, oefen ik ’s middags een duik onder water. Als ik ingedeeld ben als brandweerman, oefen ik ’s middags het blussen van brand.
Heb je wel eens iemand uit het water gered? Ja, dat gebeurt regelmatig. In Amsterdam redt ons team ongeveer een keer per week iemand uit het water. Soms moeten we echt iemand onder water zoeken, bijvoorbeeld een verkeersslachtoffer uit een auto. Maar heel vaak moeten we ook zwemmers redden. De Amsterdamse grachten hebben heel hoge kanten en daardoor kun je er niet zomaar uitklimmen. Daar vergissen een hoop mensen zich in. Het kan levensgevaarlijk zijn. Wat is het leukste dat je ooit hebt meegemaakt als duiker? Het leukste is natuurlijk als je iemand kunt redden uit een zinkend voertuig. Dat is mij ook wel eens gebeurd. Het is ook leuk als je iemand heel blij kunt maken door iets op te duiken wat voor hem belangrijk is. Een trouwring of een bos sleutels bijvoorbeeld. Een keer toen ik zoiets kleins had gevonden en ik dat met een touwsignaal liet weten aan mijn collega op de kade, hoorde ik allemaal gejuich. Dat zijn leuke dingen. Soms komen mensen zelfs een taart brengen als bedankje.
duiker
Hoe lang kun je onder water blijven en hoe diep kun je? Hoe lang je onder water kunt blijven, hangt af van hoe gespannen je bent. Als je gespannen bent, adem je sneller en gebruik je meer lucht. Als ik bijvoorbeeld een vermist persoon onder water zoek, adem ik veel sneller dan als ik een sleutelbos voor iemand moet opvissen. Daarnaast geldt: hoe dieper je duikt, hoe minder lang je onder water kunt blijven. Nou zijn de wateren in Amsterdam niet zo diep, dus als ik redelijk rustig adem, kan ik een halfuur tot een uur onder water blijven. Als ik heel ontspannen ben, haal ik de anderhalf uur. Als de flessen leeg raken tijdens een duikactie, kom ik aan wal en wissel ik van zuurstoffles.
71
duiker
Wat is het spannendste dat je ooit hebt meegemaakt? De eerste keer dat ik een slachtoffer onder water vond was heel spannend. Je ziet niks onder water, je voelt alleen wat. Ik moest een jongen zoeken, die vermoedelijk verdronken was. Toen ik dacht dat ik ‘beet’ had, bleek dat ik het zadel van zijn scooter te pakken had. Pas even later vond ik de jongen zelf, dood inderdaad. Ook al ben je erop voorbereid, ik schrok toch. Heb je wel eens een rotdag of lig je wel eens wakker van je werk? Een tijdje geleden dook ik in de Sloterplas een meisje van een jaar of twintig op dat verdronken was. Het enge was dat je in dat meer wel iets kon zien onder water. Ik zag haar dus onder water drijven en zo’n beeld vergeet je niet snel, dat blijft op je netvlies staan.
72
Wat neem je altijd mee naar je werk? Ik kan niet echt iets meenemen. Meestal heb ik een duikpak aan en daar zitten geen zakken in. In mijn brandweerpak zit wel een zakmes, dat is altijd handig in noodsituaties. Wanneer wist je dat je dit wilde worden? Bij de brandweer werken was echt een jongensdroom. Ik woonde vroeger vlak bij een brandweerkazerne. Toen ik vijf jaar oud was, mocht ik een keertje mee op de wagen. Vanaf toen was ik verkocht. Duiker werd ik nadat ik twee jaar bij de brandweer zat.
Ook duiker bij de brandweer worden? Wat zijn de ideale eigenschappen voor dit beroep? Je moet fysiek en mentaal sterk zijn. Maar ik geloof ook in het gezegde: Waar een wil is, is een weg. Als je maar echt graag wilt, kun je alles bereiken wat je wilt. Voor je droom moet je dingen willen doen, maar vooral ook willen laten. Wat voor opleiding heb je nodig? Je hebt geen specifieke opleiding nodig om bij de brandweer te solliciteren. De brandweer leidt je zelf op. Je moet daarvoor door een zware selectieprocedure. Deze bestaat uit een zware sporttest, een gesprek met een psycholoog, een ‘engtetest’ waar ze onderzoeken hoe je reageert op enge situaties zoals hoge hoogtes of donkere ruimtes, een technische test en een sollicitatiegesprek. Om duiker bij de brandweer te worden, moet je daarnaast twee maanden een duikopleiding volgen bij de marine. Je duikt dan van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat en ligt een paar keer per dag in het water. Meer informatie? www.brandweerbanen.nl
duiker 73
Een dag uit het leven van duiker bij de brandweer Dennis… 08.00 uur Vandaag ben ik als duiker ingedeeld, wat betekent dat ik
10.00-12.00 uur Elke dag sporten we verplicht een paar uur. Brand-
begin met het controleren van mijn materiaal – inhoud van de zuurstofflessen, pak, dieptemeters, ik loop alles na. Meestal heeft een andere duiker de dag ervoor dezelfde spullen gebruikt. Bij de brandweer hebben we namelijk drie keer per week een 24-uursdienst, met elke keer een rustdag ertussen.
weerman of duiker zijn is fysiek een zwaar beroep, dus we moeten goed fit zijn. Ook bij het sporten geldt dat alle teamleden van een brandweerauto bij elkaar zijn. Als er een van ons gaat hardlopen langs de Amstel, gaat de rest mee. En eentje rijdt er met de brandweerauto achteraan.
09.00 uur We beginnen iedere dag met een grote schoonmaak van
13.00-17.00 uur Als er geen spoedmeldingen zijn, gaan we ’s mid-
de kazerne. De brandweerkazerne is ons tweede huis. Iedereen slaapt hier drie keer per week. Het lijkt eigenlijk een beetje op een groot studentenhuis. Elke dag leven en werken hier twintig mensen, dus het kan hier een grote rotzooi worden.
dags altijd een waterongeval oefenen. Als duiker laten we bijvoorbeeld een auto te water met twee poppen erin. Die moeten we dan op de tast vinden en redden. Maar we proberen ook wel eens een trouwring. Het is niet ongewoon dat mensen naar de kazerne bellen met zo’n verzoek. Als we niet hoeven uit te rukken voor een ongeval, willen we soms best onze oefentijd voor dit soort verzoeken inzetten. Met een oefening zijn we meestal een hele dag bezig.
10.00 uur Een groep collega’s gaat boodschappen doen. Dat doen we altijd met de brandweerauto en samen met je eigen teamleden van die dag. Het is belangrijk dat een team te allen tijde compleet is, zodat we direct kunnen uitrukken als het alarm afgaat. Soms staan we net met z’n allen bij de kassa van de Albert Heijn als er het alarm afgaat. We laten dan alles uit onze handen vallen en rennen naar buiten. Gelukkig kennen ze ons inmiddels een beetje bij die winkel, dus schrikken ze niet meer zo als het gebeurt.
17.00 uur tot de volgende ochtend Na het eten, vanaf een uur of zes, zijn we tot de volgende ochtend acht uur vrij. We moeten al die tijd op de kazerne blijven, omdat we vierentwintig uur lang oproepbaar zijn. Zo’n dienst hebben we drie keer per week. ’s Avonds kun je tijd aan je hobby besteden. Ik ga bijvoorbeeld meestal sleutelen aan een oude auto. Of ik ga sporten.
leeuwentemmer Yvonne Muderack (35): In
de leeuwengroep is het alfamannetje de baas, maar in de piste ben ik het.
Hoe ben je leeuwentemmer geworden? Ik ben geboren in het circus in Duitsland. Mijn ouders waren ook leeuwentemmers. Als vijfjarige zat ik al bij het kindercircus. Ik temde huiskatten. Heel onschuldig ja. Vanaf mijn zestiende begon ik pas echt met leeuwentemmen. Toen ik achttien was deed ik een officieel staatsexamen als dompteur. Dat was in voormalig OostDuitsland. Behalve praktijk kregen we ook theorielessen: over de verzorging van dieren, dierenziekten en natuurlijk over het socialisme, haha. Dat was verplicht voor iedereen in die tijd. Ben je wel eens bang voor je eigen leeuwen? Nee, dat kan niet in dit beroep. Ik ben hun leider en ze mogen bij mij geen angst voelen. In de leeuwengroep is het alfamannetje de baas, maar in de piste ben ik het. Toch moet ik altijd onthouden dat leeuwen wilde dieren zijn. Ook al tem ik ze van jongs af aan, ze zullen nooit trouw zijn zoals honden. Als ik mij zwak opstel in de piste, kan ik dit werk niet meer doen. Het zijn en blijven roofdieren.
Wel eens aangevallen? Nee, de enige schrammen die ik heb, zijn van chimpansees, die zijn veel gevaarlijker: ze pakken je met vier poten vast en je bent volkomen weerloos. Een leeuw doet dat niet. Ze schrikken wel van onverwachte gebeurtenissen. Eén spannende situatie kan ik me nog goed herinneren: in het publiek zat een man in een rolstoel. Het licht reflecteerde op het metaal van zijn stoel en daar schrokken mijn leeuwen erg van. Ze werden angstig en er ontstond paniek. Op zo’n moment is er een ongecontroleerde situatie, die ook voor mij gevaarlijk is. Ook al is het maar twee of drie keer in mijn hele leven gebeurd, met dit soort reacties moet ik altijd rekening houden. Nog meer spannende situaties meegemaakt? Kinderen of kleine dieren zoals honden die vlak bij het hok komen, zijn gevaarlijk. Ze hebben het niet door, maar één pootje van de leeuw door het hok en het kan gebeurd zijn. Een bewegend voorwerp bij het hek trekt de leeuwen aan. Als leeuwentemmer moet je altijd opletten. Mijn eigen hondje is ook wel eens bijna gegrepen. In één seconde kan het misgaan.
Wat is het leukste aan leeuwentemmer zijn? Leeuwentemmen is mijn leven. Het is heerlijk om met dieren te werken. Maar het allerleukste is misschien nog wel de erkenning van het circuspubliek voor je werk. Het applaus, daar kan ik geen genoeg van krijgen. Bovendien reis ik ieder jaar van circus naar circus. Daardoor zie ik veel van de wereld en ontmoet ik veel interessante mensen. Voor het geld hoef ik het overigens niet te doen. Het verdient niet echt veel, het is meer een soort idealisme. Hoe weten circussen dat ze jou kunnen inhuren? Ik ben aangesloten bij een circusagentschap en zij bellen mij af en toe voor een nieuwe klus bij een circus ergens in Europa. Circusdirecteuren wisselen ook informatie uit: als ze mij goed vinden vertellen ze dat aan elkaar. Tegenwoordig zijn er video’s waardoor een circus op beeld kan zien wat ik kan; daardoor word ik ook wel eens direct door een circus benaderd om een act bij ze te komen doen. Heb je altijd iets bij je als je in piste staat? Ik heb altijd een zweep bij me en ik draag een roze glitterpak, een dompteursuniform zogezegd. En ik heb altijd een kettinkje om met een leeuwtje eraan. Voor geluk. Als je geen leeuwentemmer was, wat zou je dan zijn? Ik weet het niet. Ik heb nooit iets anders gedaan dan dit en nooit iets anders geleerd. Als ik een ander beroep zou moeten kiezen, zou het in ieder geval iets met dieren zijn. Maar ik kan zo niet verzinnen wat dan. Als ik eerlijk ben, zal ik altijd leeuwentemmer blijven. Het zit in mijn hart.
leeuwentemmer
Ook leeuwentemmer worden?
76
Wat zijn de ideale eigenschappen van een leeuwentemmer? Je moet stalen zenuwen hebben en een dominante persoonlijkheid. In een groep is het leeuwenmannetje altijd de baas, maar ik moet zorgen dat ik daarboven sta. Als leeuwentemmer moet je altijd rustig en geconcentreerd zijn en je bewust zijn van je omgeving. Als ik dat niet ben, kunnen ze dat interpreteren als zwakheid en dan is mijn leiderschap voorbij. Natuurlijk moet je je als leeuwentemmer ook erg kunnen inleven in dieren. Ik moet één van hen zijn, eigenlijk. Wat voor opleiding heb je nodig? In Nederland bestaat er geen opleiding tot leeuwentemmer. Ook op de circusschool kun je het niet leren. De meeste dompteurs groeien op in het circus en leren het vak van hun ouders. In Duitsland en een aantal andere Europese landen kun je een opleiding volgen tot dierentemmer (waaronder van roofdieren). Meer informatie? www.renz.nl of www.circus.startpagina.nl
16.30 uur We geven twee keer per dag een show: om halfvijf
Verder krijgen ze niks. Bij een lokale slager heb ik het vlees besteld. Hij heeft veel te grote stukken aangeleverd, dus dat moet ik eerst in stukken snijden. In de ogen van de leeuwen ben ik hun leider, daarom ben ik de enige die ze te eten geeft. Voordat we de dieren voeren worden ze van elkaar gescheiden. Als ik dat niet doe, vallen ze elkaar aan als ze om eten vechten. De mannetjes mogen als eerste eten, net zoals in de natuur. Net voordat ik het vlees breng, brullen ze als een gek. Ze ruiken het bloed.
’s middags en om acht uur ’s avonds. De middagshow gaat prima. Gelukkig geen gekke flitsen of andere ongewone gebeurtenissen die mijn leeuwen onrustig maken. Ook al ziet het er eenvoudig uit, het publiek vergeet soms dat ik daar niet zomaar kan staan met acht leeuwen. Ik ben de hele dag met ze bezig om die zeven minuten durende act goed te kunnen doen en niet aangevallen te worden.
Een dag uit het leven van leeuwentemmer Yvonne…
leeuwentemmer
09.00 uur Leeuwen in het circus eten ongeveer 5 kilo vlees per dag.
77
10.00 uur Als de leeuwen klaar zijn met eten, mogen ze weer bij elkaar in het hok. Ik breng veel tijd in hun buurt door. Ik zorg dat ze mij continu kunnen zien. Zo behoud ik mijn positie als dominante leider. Bovendien moet ik veel bij hen zijn, omdat ik goed moet kunnen inschatten of ze zich goed voelen. Ik heb acht leeuwen, vier mannetjes en vier vrouwtjes. Simbad is het alfamannetje, de koning van de leeuwen. De anderen heten Kira, Toger, Felix, Clarence, Maya, Ceti en Elsa. Al mijn leeuwen hebben korte namen, die ik snel en fel kan uitspreken.
12.00 uur Overdag oefen ik nooit kunstjes met mijn leeuwen. Ze beheersen hun act. De meeste van hen zijn al jaren bij me. Ik koop ze uit de dierentuin en meestal komen ze bij mij als ze zo’n vier of vijf maanden oud zijn, net nadat ze uitgezoogd zijn. Vanmiddag haal ik Maya en het mannetje Clarence uit hun hok naar de piste toe. We knuffelen wat met elkaar en ik geef ze opdrachten. Niet om te oefenen, maar puur om tijd met ze door te brengen.
14.00 uur Gedurende de dag onderhouden mijn man en ik onze spullen die we nodig hebben voor de act. We controleren of de hekken van de piste en de hokken nog stevig zijn. Vandaag last mijn man een gedeelte van het hek en samen maken we de kooien schoon. Als ik in de oefenpiste loop met de leeuwen, heb ik altijd een zweep bij me. En mijn man is altijd in de buurt. Mocht er iets gebeuren, dan kan hij ze afleiden.
acteur Pepijn Gunneweg (30): Als
acteur kun je alle beroepen spelen die je ooit had willen uitoefenen!
Wat voor acteerwerk doe je allemaal? Ik heb mijn eigen theatershow met drie vrienden. We heten de Ashton Brothers. Ik acteer ook voor televisie: ik speel in het kinderprogramma Klokhuis en ik spreek stemmen in voor films. Ik spreek bijvoorbeeld de stem in van Willy Wonka, in de film Sjakie en de Chocoladefabriek. Daarnaast presenteer ik elke zaterdag op televisie het kinderprogramma ‘de bzt-show’. Hoe vaak treed je op of moet je werken? Per theaterseizoen sta ik ruim honderd keer op de planken, dat komt neer op zo’n drie of vier keer per week. Voor de bzt-show heb ik één opnamedag per week, meestal op zaterdag. Het Klokhuis wordt drie of vier keer per jaar opgenomen. We nemen dan in één keer heel veel afleveringen op.
Vertel eens wat meer over je eigen theatershow? Op de Academie voor Kleinkunst ben ik samen met drie jongens de Ashton Brothers begonnen. Het is een comedyshow met veel fysieke acts: we hangen in touwen, klimmen in stalen constructies, enzovoort. We hebben niet zoveel tekst in de show, maar we zingen wel veel. Een internationaal publiek kan ons begrijpen. Bijna al onze voorstellingen zijn uitverkocht: er komen gemiddeld vijfhonderd tot achthonderd mensen per avond kijken. Het is fantastisch als je zelf iets verzint en mensen blijken het leuk te vinden. Daar ben ik echt heel trots op. Stel je hebt een goed idee, hoe regel je dan een theateroptreden? Als je in het theater wilt optreden met een eigen show, moet je een impresariaat regelen. Een impresario is een persoon die jouw show verkoopt bij theaters in Nederland. Impresariaten zoeken nieuw talent op theaterfestivals, zoals het Leids of Groninger Cabaret Festival. Het is dus een goed idee om je voor een theaterfestival op te geven. Een andere goede manier om met een impresariaat in contact te komen, is een theateropleiding te gaan doen. Daar leer je veel mensen kennen uit de acteurswereld (en je leert natuurlijk veel van je vak!). Als zij je goed vinden, kunnen ze jou introduceren.
Hoe krijg je een rol bij het Klokhuis of bij een film? Bij mij was het zo dat iemand van de afdeling drama van het Klokhuis mij zag optreden met de Ashton Brothers en vroeg of ik een klein rolletje wilde spelen. Toen ik daar werkte, werd op een dag een van de hoofdrolspelers ziek en ik mocht invallen. Dat beviel van beide kanten zo goed dat ik mocht blijven. Normaal moet je meedoen aan audities. Dat geldt eigenlijk voor alle rollen in televisieshows, maar ook in films.
Is het moeilijk om een stem in te spreken voor een film? Ja, dat komt vooral omdat de tekst, en zelfs het aantal lettergrepen, al vastligt. Jouw tekst moet namelijk passen op ‘de mond’ van het karakter waarvoor je de tekst inspreekt. Een stem inspreken voor een tekenfilm is het allermoeilijkst omdat het tekenfilmfiguurtje soms dingen doet die je als normaal acteur nooit hoeft te doen. Wat voor geluid moet je bijvoorbeeld maken als je in een kikker verandert? Of hoe schreeuw je als je van een waterval naar beneden stort? Dat maakt het ook weer heel leuk, want je speelt dingen die je in het echt nooit zou kunnen spelen. Wat is het leukste: acteren voor theater, televisie of film? Ik vind in het theater staan het allerleukst, maar dan doe je wel driehonderd keer dezelfde show. Daarnaast vind ik mijn werk voor het Klokhuis het leukst. Dat komt omdat ik me redelijk snel verveel en de opnames voor het Klokhuis zijn lekker afwisselend. Kun je van dit beroep leven? Ja, ik kan er goed van leven. Maar ik doe ook heel veel. Ik werk voor theater, televisie en film tegelijk. Als je bekender wordt, ga je ook meer verdienen: de toegangskaartjes voor het theater worden bijvoorbeeld duurder. Niet iedereen kan ervan leven. Veel afgestudeerde studiegenoten van mij hebben regelmatig een bijbaantje om genoeg inkomsten te hebben. Het is best een harde wereld. Wat is het leukste aan acteur zijn? Je kunt alle beroepen nadoen die je ooit hebt willen doen. Ik heb een politieman gespeeld, een sportverslaggever nagedaan en op een kameel gezeten. Als acteur kun je een kijkje nemen in alle werelden. Ben je zenuwachtig voor een optreden? Nee, ik vind het niet meer eng om op te treden. Als ik mensen de theaterzaal hoor binnenkomen, voel ik wel een lichte spanning. Dat is de adrenaline die begint te stromen, en een moment van concentratie. Als ik première heb, als we in een groot theater als Carré staan of als er tv-opnames van de theatershow zijn, ben ik wel zenuwachtig. Dan denk ik: Waarom wilde ik dit ook alweer?!
acteur
Kun je ook zelf opbellen naar een theaterzaal en vragen of je mag optreden? Dat kan wel, maar ik geef je weinig kans. De meeste theaters lopen een jaar vooruit en kopen nu shows in voor het volgende theaterseizoen. Ik ben samen met de Ashton Brothers bijvoorbeeld al voor de komende twee jaar volgeboekt door theaters. Als je zelf belt met een goed idee voor een optreden, is de kans dus groot dat het theater pas over twee jaar een plek vrij heeft.
79
acteur
Wat is het moeilijkste aan acteur zijn? Er is geen handleiding waarin staat hoe het moet. Dus in dit vak ben je altijd een beetje onzeker. Wat ook lastig is: je moet ervoor zorgen dat je als acteur niet te veel verraadt wat er gaat komen. Ik ken het script natuurlijk al, maar het publiek mag nog niet aan mij merken wat er straks gaat gebeuren. Het is ook moeilijk om een rol spontaan te blijven spelen, zelfs al speel je hem al voor de honderdste keer.
80
Is het moeilijk om je tekst te onthouden? Nee, je moet gewoon veel leren en dan lukt het. Het is veel moeilijker om de ‘ondertekst’ goed te spelen. Dat is de toon en het gevoel die bij de tekst horen. Als jij vraagt hoe het met mij gaat en ik zeg: ‘Het gaat goed’, dan kan ik dat op tien verschillende manieren zeggen, zelfs op een manier dat je denkt: Het gaat helemaal niet goed met hem. De acteur, de schrijver en de regisseur hebben soms hun eigen ideeën over de ‘ondertekst’ en hoe die gespeeld moet worden.
Hoe bereid je je voor op een rol? Dat verschilt per rol. Bij het inspreken van een film liggen de tekst en de bewegingen van het karakter dat je speelt vast. De voorbereiding bestaat vooral uit het kijken naar de originele film. Als je moet acteren, is de voorbereiding veel uitgebreider. Als ik een oude man moet spelen, kijk ik goed naar oude mensen op straat en ik kijk naar andere acteurs die oude mannen spelen. Je bestudeert dus hoe je een oude man kunt nadoen. Daarnaast ga je natuurlijk ook oefenen, hoe je je gaat bewegen bijvoorbeeld. Hoe lang repeteer je? Je moet altijd eerst thuis de tekst uit je hoofd leren. Dat duurt soms een dag en soms twee weken. Voor het Klokhuis oefenen we drie dagen met alle acteurs de teksten voor één opnameweek. We hebben dan nog geen kostuums aan of make-up op. Met de Ashton Brothers verzinnen we een eigen show. Dat duurt van het eerste idee tot aan de première ongeveer een jaar.
07.00-08.30 uur Gisteravond tot laat in het theater gestaan, maar toch moet ik vroeg op. Vanmorgen heb ik opnames voor het televisieprogramma Klokhuis. Meestal ga ik met de trein naar de televisiestudio’s. Als ik aankom, loop ik meteen door naar de kleedruimte om me om te kleden.
grijze pruik en een snor opgeplakt. Mijn gezicht wordt met schmink vijftig jaar ouder gemaakt. Het opmaken duurt bijna 45 minuten.
acteur
08.45 uur Ik ga naar de make-upruimte. Als oud opaatje krijg ik een
09.15-12.30 uur Tot aan de lunch nemen we drie scènes op, kleine
81
toneelstukjes eigenlijk. Een televisiescène duurt gemiddeld drie minuten. Toch doen we er een uur over om zo’n kort stukje op te nemen. Dat komt doordat we heel vaak achter elkaar hetzelfde stukje moeten opnemen. We moeten de camera namelijk een paar keer verplaatsen tijdens het filmen en dan moeten we iedere keer van voor af aan met de scène beginnen. Er gaan ook wel eens dingen mis waardoor het stukje over moet. Er hangt dan bijvoorbeeld per ongeluk een microfoon in beeld, of iemand krijgt de slappe lach.
Een dag uit het leven van acteur Pepijn… 17.30-20.00 uur Even wat eten. Dat doen we altijd twee uur van
schminken tot Indiase prins. Mijn gezicht wordt bruin gemaakt en ik krijg een mooie tulband op. Ik herken mezelf bijna niet meer!
tevoren, want optreden met een volle maag is niet fijn. Daarna kleed ik me om en plak mijn microfoon op. In de theaterzaal controleren we onder meer of het geluid overal goed te horen is, of alle zenders het doen en of de instrumenten zuiver gestemd zijn. De ‘soundcheck’ noemen we dat. Daarna doe ik mijn make-up op. Ik teken een zwart lijntje onder mijn ogen en kleur mijn wenkbrauwen, zodat het publiek mijn gezichtsuitdrukking goed kan zien. Tot slot een warming-up, zodat mijn lijf en stembanden soepel zijn!
14.30-17.30 uur Snel afschminken, want ik moet naar een theater
20.00 uur tot ver na middernacht De voorstelling begint om
in Limburg voor een optreden met de Ashton Brothers. Na een lange treinreis vanuit Hilversum kom ik aan bij het theater in Limburg. Ik loop meteen door naar de zaal waar we straks moeten optreden om alle spullen klaar te leggen. Tijdens het optreden moeten we ons vaak omkleden, dus alles moet op precies de juiste plek liggen.
acht uur. We spelen een uur en drie kwartier, zoals gewoonlijk. Na afloop gaan we nog even naar de foyer en drinken we een drankje met een aantal mensen van het publiek. Ik vind het leuk om te horen wat ze van de show vonden. Zo tegen elf uur gaan we naar huis. Ik lig pas ver na middernacht in mijn bed in Amsterdam.
12.30-14.30 uur We lunchen een uurtje. Daarna laat ik me snel om-
acteur
Hoeveel mensen werken er aan een theatervoorstelling of op een televisieset? Dat zijn er een heleboel. Je hebt mensen voor de make-up, kostuums, licht, geluid, decor, regie, publiciteit enzovoort. Bij de theatergroep de Ashton Brothers werken twintig mensen, terwijl er maar vier op het podium staan. Op de televisieset van het Klokhuis werken ongeveer vijftig mensen.
82
Ook acteur worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een acteur? Mijn docent op de kleinkunstacademie, Joost Prinsen, gaf drie vuistregels mee: wees op tijd, ken je tekst en zorg dat je betaald krijgt. Ik vind daarnaast dat je bereid moet zijn om veel opzij te zetten voor dit beroep. Dat gaat soms ver. Een optreden gaat vóór je eigen verjaardag of een ander feestje. Anders red je het niet. Tot slot: durf te blijven dromen. Je moet nooit denken dat iets niet kan op een podium. Wat voor opleiding heb je nodig? Het is verstandig om je aan te melden bij een toneelschool of een kleinkunstacademie. Behalve acteerles, krijg je ook bewegingsles en zangles. Je leert waar je goed in bent en je doet dingen die je nog nooit hebt gedaan. Belangrijk van een theateropleiding is dat je studiegenoten leert kennen die al echt iets kunnen. Een goede acteur word je pas als je samen met andere goede acteurs kunt oefenen. Net als bij een voetballer eigenlijk: die leert ook het meeste van andere goede voetballers. Meer informatie? www.theater.startpagina.nl (klik op opleidingen) en www.ashtonbrothers.nl
83
kopregel
ambulancechauffeur
kopregel
Carla Hoitinga (33): Met
gierende banden door de binnenstad van Amsterdam scheuren, dat is één grote adrenalinekick.
84
Wat houdt het werk van een ambulancechauffeur in? Ambulancechauffeur is een half technisch, half medisch beroep. Het medische werk dat ik doe varieert van medicijnen klaarleggen voor de verpleegster tot assisteren bij een reanimatie. Ik ondersteun de verpleegster. Tegelijkertijd ben ik ook verantwoordelijk voor het onderhoud van de auto, de routeplanning en het zo snel en veilig mogelijk ter plaatse zijn. Waarom ben je ambulancechauffeur geworden? Ik doe dit nog geen jaar. Vroeger was ik professioneel karatesporter, ik ben onder andere Europees kampioen en wereldkampioen geweest. Mijn sportcarrière was voorbij toen ik door een auto van mijn motor werd gereden. Ik houd van actie, adrenaline en de kick. Ik ben het type dat altijd uitdagingen nodig heeft. Ooit begon ik aan de politieopleiding, maar ik kwam erachter dat ik niet van wapens houd. Mijn huidige baan is het beste alternatief: wel de actie en overal als eerste bij zijn, maar niet het pistool.
Hoe weet je waar je naartoe moet? Telefoontjes van mensen die 112 bellen, komen binnen bij een centrale meldkamer. Die schakelen politie, brandweer of ambulance in, en ze verdelen de klussen. Wij krijgen via onze pieper een oproep met het adres en gaan dan zo snel mogelijk naar de ambulance. Ik tik het adres in in een navigatiesysteem, zodat ik niet hoef te zoeken. Via de radioverbinding met de meldkamer horen we meer over het soort ongeval waar we naartoe gaan. Hoe snel zijn jullie ter plaatse? De ambulance moet binnen vijftien minuten ter plaatse zijn. Dat betekent direct reageren en hard rijden dus! Moet je als patiënt de ambulance zelf betalen? Nee hoor, dat doet de ziektekostenverzekering van de patiënt.
Heb je wel eens last van agressiviteit van omstanders? Ja, in sommige wijken in Amsterdam is het de standaardprocedure dat de politie aanwezig is als wij ons werk doen. Helaas worden we soms bedreigd, vooral als we een patiënt niet mee willen nemen naar het ziekenhuis. Niet alle omstanders willen geloven dat de verwondingen meevallen. De politie is er ook bij omdat er in Amsterdam regelmatig spullen uit de ambulance worden gestolen. Wat heb je altijd bij je als ambulancechauffeur? En rolletje plakband. Als we met een patiënt bezig zijn en ik ben iets vergeten in de ambulance, moet ik later wel weer naar binnen kunnen. Het rolletje plakband leg ik dan tussen de deur en de muur, zodat hij niet dichtvalt. In alle hectiek horen mensen vaak geen deurbel.
Wat vind je het allerleukste aan ambulancechauffeur zijn? Laat ik eerlijk zijn, hard rijden met sirenes aan is gewoon gaaf. Met gierende banden door de Amsterdamse binnenstad scheuren, dat is één grote adrenalinekick. Het is een spektakel, hoewel je natuurlijk erg moet oppassen en alert moet zijn. Sommige kinderen of ouderen willen nog wel eens de straat oversteken zonder te kijken. Wat mij ook heel erg aantrekt in dit vak is het onbekende van wat ik elke werkdag ga meemaken. Soms rij je je helemaal suf, soms is er bijna niks te doen. Wat is het spannendste dat je ooit hebt meegemaakt op je werk? Steek- en schietpartijen zijn natuurlijk het spannendst. Of een vette liquidatie, en dan als eerste daarna ter plaatse zijn. Als zoiets is gebeurd en jij had net geen dienst, dan baal je echt. Heb je wel eens een rotdag? Natuurlijk, dat heeft ieder mens. Wat er bij mij echt inhakt zijn reanimaties van kinderen. Of laatst, een kindje dat levend was verbrand. Dat kan ik moeilijk loslaten. Kun je dit werk je leven lang doen? Ik geloof dat ze een limiet van twintig jaar wilden invoeren, maar in de praktijk lijkt mij dat moeilijk. Dan moeten al die mensen zich na twintig jaar omscholen! Ikzelf blijf dit werk doen zolang ik het lichamelijk en geestelijk volhoud. Het vergt best veel van je en ik houd van afwisseling. Het zou mij niets verbazen als ik ooit wat anders ga doen. Je moet je niet zo vastpinnen op één ding, vind ik. Wat vind je van je uniform? Supermakkelijk. Ik hoef nooit na te denken over wat ik aan moet trekken.
ambulancechauffeur
Neem je een patiënt altijd mee naar het ziekenhuis? Nee, het merendeel gaat niet mee. De meesten behandelen we ter plaatse aan hun verwondingen. Ze kunnen daarna zelf bijvoorbeeld naar de huisarts gaan. In veel gevallen zijn mensen vooral een beetje geschrokken door een ongeval en vallen de verwondingen gelukkig mee. Soms raken mensen – vooral omstanders en familieleden – in paniek als we een patiënt niet mee willen nemen.
85
ambulancechauffeur
Ook ambulancechauffeur worden?
86
Wat zijn de ideale eigenschappen van een ambulancechauffeur? Het belangrijkste dat je moet hebben: levenservaring en mensenkennis. We moeten elke dag snelle beslissingen nemen en zien veel verschillende typen mensen, die behoorlijk overstuur zijn. Je moet ook medisch geïnteresseerd zijn. Wat voor opleiding heb je nodig? Je moet een diploma op mboniveau hebben, je groot rijbewijs (B en C) en een ehbo-diploma. Als je solliciteert bij de ambulancedienst als chauffeur en wordt aangenomen, krijg je een interne opleiding. Deze zogenaamde sosa-opleiding duurt negen maanden en wordt betaald door de ambulancedienst. Je werkt dan namelijk ook al. Tijdens de opleiding leer je alles over medische protocollen (hoe je moet handelen bij een ongeval), en ook iets van autotechniek. Om het beroep te mogen blijven uitoefenen moet je je regelmatig laten bijscholen. Meer informatie? www.ambulancezorg.nl en www.vza.nl
12.35 uur Met honderd kilometer per uur scheuren we over de Overtoom, de sirenes loeien en het blauwe zwaailicht weerkaatst in de ruiten van de huizen en winkels. In de bochten gieren de banden. Er is een aanrijding op de ring Amsterdam. Met uiterste precisie manoeuvreer ik de zware 8 cilinder Dodge langs de trams. Linda, de verpleegster, trekt haar blauwe plastic handschoenen alvast aan.
12.47 uur Ik parkeer de ambulance direct naast het autowrak. De politie is aanwezig en de brandweer is bezig met het uitknippen van het slachtoffer. De bewusteloze vrouw wordt voorzichtig op de brancard gehesen en de ambulance ingeschoven. Terwijl verpleegster Linda de verwondingen verzorgt, meet ik de bloeddruk, het zuurstofgehalte en de hartslag. Zodra de vrouw gestabiliseerd is, spring ik achter het stuur en stuif richting vu-ziekenhuis.
ambulancechauffeur
13.36 uur Net nadat de vrouw is afgeleverd bij het ziekenhuis, komt een nieuwe melding binnen. In het Tulip Hotel is een Amerikaanse toerist uitgegleden in de badkamer. Hij heeft zijn hoofd en rug verwond. Terwijl de ambulance de uitrit uit scheurt, tikt Linda de coördinaten in in het navigatiesysteem. Eenmaal aangekomen vinden we de man liggend in een plas bloed. We onderzoeken hem, maar het blijkt mee te vallen. Linda verzorgt de wond en ik assisteer haar. De man hoeft niet mee naar het ziekenhuis. Binnen een uur staan we buiten.
87
Een dag uit het leven van ambulancechauffeur Carla… 15.00 uur ‘Ambulance 360, sorry, jullie krijgen het vandaag wel voor
17.30 uur Na wat kleine spoedklussen even een rustig ritje tussen-
je kiezen, want ik heb nog een ander spoedje voor jullie,’ zegt de medewerker van de centrale meldkamer. Een Marokkaans jongetje is van de bank gevallen, op zijn hoofd, en is bewusteloos. Bij aankomst is de politie ter plekke, omdat we in de wijk waar we nu zijn nogal eens bedreigd worden. Het jongetje hoeft niet mee naar het ziekenhuis – hij blijkt zich aan te stellen – en de ouders raken even in paniek. Iedereen bedaart gelukkig snel weer.
door: een man met een gebroken nek moet voor controle van het ene naar het andere ziekenhuis. Het halen en brengen neemt al met al toch gauw een uur in beslag.
15.45 uur We halen snel een kop koffie, maar moeten die laten staan
19.45 uur Een laatste spoedrit in Diemen, Hartveldseweg. Een oude-
voor een oproep.
re vrouw is aangereden door een personenauto. De brandweer en de politie zijn onderweg. Nadat de aangereden vrouw is behandeld, kijken verpleegster Linda en ik terug op onze dag. Na ruim zeven uur hectiek op de ambulance lijkt dit de laatste rit te zijn geweest. Totdat ineens de pieper weer afgaat…
15.46 uur Er is een kind van de trampoline gevallen; het heeft zich ernstig bezeerd. Nog geen vijf minuten later rennen Linda en ik met onze apparatuur het gymzaaltje in en zien de jongen gestrekt op zijn rug op een gymbankje liggen. Hij huilt van de pijn. Linda doet onderzoek. Het blijkt dat de jongen een rugspier heeft verrekt. Ook deze jongen hoeft niet mee naar het ziekenhuis. Zijn vader komt hem ophalen.
18.30 uur Tijd voor een maaltijd. Het personeel van de ambulances mag in de kantine van de ziekenhuizen eten en allebei scheppen we een stevige maaltijd op.
vi s a g i s t Niels Wahlers (41): Ik
heb altijd een flesje nepbloed bij me.
Wat houdt het werk van een visagist in? Ik maak mensen op en ik doe hun haar voordat ze op de foto gaan of gefilmd worden. Meestal zijn het acteurs of modellen die poseren voor reclamefoto’s of meedoen aan televisiecommercials. Verzin je altijd zelf hoe je de modellen opmaakt? Soms ben ik vrij om te kiezen hoe ik de modellen opmaak, maar soms krijg ik ook aanwijzingen van een regisseur. Als er een televisiecommercial wordt opgenomen, heeft de regisseur vaak een uitstraling voor de acteurs in gedachten. Ze moeten er bijvoorbeeld heel vrolijk uitzien. Dat vereist een andere make-up en haarstijl dan als ik iemand een heel streng of vermoeid uiterlijk moet geven. Hoeveel soorten make-up heb je? Ik heb een grote rugzak vol met make-up en een grote rugzak vol met haarspullen. Er zitten tientallen verschillende soorten foundations, poeders in alle kleuren, mascara’s, valse wimpers, haarlakken, pruikjes, gels en borstels in. En ik heb wel veertig soorten lippenstift. Naast de twee tassen die ik altijd bij me heb op de set, liggen er achter in mijn auto nog een paar grote tassen vol met make-up en haarspullen. Ik koop al mijn spullen bij een professionele makeupwinkel, meestal in Amsterdam.
Moet je altijd iemand mooi maken of maak je bijvoorbeeld ook nepwonden? Zeker in reclamefilmpjes hoef ik iemand niet altijd mooi te maken. Soms moet een acteur eruitzien alsof hij een nacht uit is geweest en een kater heeft. Dan doe ik wat bordeauxrode make-up onder zijn ogen en schud ik het haar flink door de war. Een blauw oog kan ik ook goed namaken. En ik heb altijd een flesje met nepbloed bij me om een kleine wond na te maken. Echt grote wonden namaken is een vak apart. Meestal maakt iemand anders die na op een soort sticker en vervolgens plak ik de nepwond op het gezicht van een acteur. Ik werk de stickerranden daarna mooi weg zodat je niet ziet dat het nep is. Maak je vaak beroemde mensen op? Ja, best vaak. Ik kan niet eens meer tellen hoeveel het er zijn. Van Katja Schuurman tot aan Erica Terpstra. Van sporters tot aan acteurs. Sommige mensen worden pas beroemd nadat ze in een televisiecommercial hebben gespeeld. Bijvoorbeeld de acteur die Jochem de Bruin van de Rabobank speelt. Of de drie vrienden uit de Amstelreclame. Voor hen deed ik ook de visagie.
Hoe krijg je opdrachten? Ik zit al twintig jaar in het vak, dus ik krijg opdrachten van mensen die mijn werk kennen en mij goed vinden. Als je net begint, kan het handig zijn om een presentatiemap te maken. Je zoekt dan een model en een fotograaf en zorgt dat je foto’s hebt van verschillende opmaak- en haarstijlen die jij hebt gemaakt. Met zo’n map kun je langs redacties van modebladen. Zij zoeken regelmatig visagisten voor reportages. Een andere goede manier om te beginnen in het vak is om als visagist stage te lopen bij een fotograaf. Zo kom je in contact met modellen, moderedacties en andere fotografen.
Wat was jouw eerste betaalde opdracht? Dat was een fotoshoot voor Nouveau. Ik weet niets eens meer hoe ik de opdracht heb gekregen, maar ik kan me wel herinneren dat ik heel zenuwachtig de krullen van het model stond in te draaien. Zij was ook erg nieuw, dus ze kon het zich wel voorstellen. Dat model was trouwens Daphne Deckers. Hoeveel klussen heb je per week? Deze week heb ik voor zes dagen werk, maar er zijn ook weken dat ik bijna geen enkele opdracht heb. De opdrachten voor televisiecommercials krijg ik meestal twee of drie weken van tevoren. Ik ben ook aangesloten bij een modellenbureau, dat optreedt als mijn agent. Mijn klanten kunnen mij via hen inboeken. Soms hoor ik pas een dag van tevoren dat ik ergens heen moet. Wat is jouw specialiteit? Geloofwaardige make-up aanbrengen. Daarmee bedoel ik dat mensen geloven dat de persoon die ik heb opgemaakt, er in het echt ook zo uitziet. Als een doodgewone actrice voor mij zit, kan het zijn dat ik haar met make-up en haarstyling moet transformeren tot volksvrouw of juist tot rijke dame. In beide gevallen moet het er geloofwaardig uitzien. Wat is het leukste aan dit beroep? Ik vind het heel leuk om de hele dag met mensen te werken en ze letterlijk in mijn handen te hebben. Het allerleukste is als het goed klikt met een persoon die je moet opmaken en stylen. Moet je vaak naar het buitenland? Als je wilt, kun je heel vaak naar het buitenland als visagist. Zeker als je visagie voor modefotografie gaat doen. Toen ik dat veel deed, ben ik de halve wereld overgevlogen. Van de Bahama’s tot aan Barbados, Curaçao en Sint-Maarten. Ik denk dat ik op alle tropische eilanden van de wereld ben geweest. Ik doe nu niet zoveel modeopdrachten meer, maar meer commercials en reclamefotografie. Daarvoor zit ik meestal in Nederland. Als het ver van huis is, overnacht ik soms in een hotel.
visagist
Werken visagisten voor zichzelf of werken ze bij een baas? Ik werk voor mezelf. Dat betekent dat ik zelf mijn opdrachten binnenhaal en bepaal wat ik wel of niet doe. Het is een onzeker bestaan, want het kan heel goed zijn dat ik volgende week geen opdrachten heb en dus ook niks verdien. Visagisten die veel doen voor fotografie en televisiecommercials, werken vaak zelfstandig. Visagisten die voor televisieprogramma’s werken, zijn meestal in loondienst bij een baas. Dat komt omdat televisieprogramma’s vaak een bedrijfje inhuren om alle visagie voor ze te doen.
89
90
Wat was de leukste opdracht die je ooit deed? Dat was in Moskou. In drie weken tijd werd daar een eindexamenfilm opgenomen en ik moest de visagie doen. Het was hartje winter en het vroor elke dag twintig graden. Het was een geweldig leuke club om mee te werken. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Omdat ik zelfstandig werk, weet ik nooit precies hoeveel opdrachten ik volgende week heb. Daar moet je tegen kunnen. Wat ook moeilijk is, is dat ik als zelfstandige mijn eigen financiële administratie moet doen. Dat is nooit de sterkste kant van creatievelingen! Is het moeilijk om een baan te vinden als visagist? Er zijn op dit moment honderden mensen die een baan zoeken als visagist, maar er is gelukkig ook veel werk bijgekomen de laatste jaren. Ik denk dus niet dat het heel moeilijk is om een baan te vinden.
Ook visagist worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een visagist? Je moet een beetje van mensen houden. Je bent de hele dag met ze bezig en raakt ze ook veel aan. Je moet dus ook zeker niet vies zijn van anderen. Omdat je bij elke klus weer met andere mensen werkt, moet je je goed kunnen aanpassen en in staat zijn met allerlei soorten mensen om te gaan. Welke opleiding heb je nodig? Als visagist in Nederland moet je de make-up en het haar doen van acteurs of modellen. Het is dus handig als je een make-up- en een haaropleiding doet. Ik heb een avondopleiding make-up gevolgd. Dat was een avond per week naar school plus elke dag oefenen. Je kunt ook een uitgebreide grimeschool volgen, dan leer je niet alleen make-upverzorging, maar ook wonden namaken en dergelijke. Om haarstyling te leren, ben ik twee jaar naar de kappersschool gegaan. Meer informatie? www.beauty-styling.startpagina.nl en www.grime-startpagina.nl (klik op opleidingen)
Een dag uit het leven van visagist Niels… 07.45 uur Vandaag doe ik de visagie voor een televisiecommercial
13.00-13.30 uur We lunchen uitgebreid. Op de set zijn lekkere
van upc. Al vroeg in de morgen meld ik mij op de set in Waverveen. Het regent en het stormt. We nemen de commercial gedeeltelijk buiten op, dus dat is een beetje afzien. Wie denkt dat visagisten altijd warm binnen staan voor mooie spiegels met lichten, heeft het mis! Ik sta vandaag soms buiten in de regen mensen te poederen. Gelukkig heb ik een locatiebus ter beschikking om de acteurs allemaal op te maken en hun haren te stylen.
broodjes aanwezig en ’s middags eten we vaak warm. Er is bijna altijd een cateringteam op een televisieset. Na een halfuur smikkelen roept de opnameleider dat we over vijf minuten weer gaan beginnen. Ik drink snel mijn koffie op en werk de make-up en het haar van de acteurs bij.
en welke uitstraling de acteurs moeten krijgen. De set is een klein huis, een beetje ingericht als studentenhuis. Pizzadozen liggen op de grond en vier mannen hebben zogenaamd een dartavond achter de rug. Ik moet ze opmaken alsof ze een enorme kater hebben. Ik maak glimmende koppen, rode wangen en het haar gaat flink door de war! Het upc-meisje dat bij het huis aanbelt, maak ik fris en fruitig op.
08.00-09.30 uur Ik heb anderhalf uur om vijf mensen op te maken: vier slaperige mannen en een frisse jonge meid. Soms heb ik een uur om één persoon op te maken. Als visagist moet je je kunnen aanpassen aan de eisen van de opnameleider. Als hij had gezegd dat alle vijf mensen om negen uur opgemaakt en gekapt moesten zijn, had ik ze om negen uur klaar gehad.
09.30-13.00 uur De eerste scènes van de commercial worden gerepeteerd en daarna opgenomen. Soms moet een scène wel twintig keer over. Tussen de opnamen door check ik of de make-up en het haar van de acteurs nog goed zitten. Het meisje van upc heeft een lokje voor haar ogen hangen. Dat lokje moet telkens op dezelfde plek zitten, anders valt het op als de beelden aan elkaar gemonteerd worden. De visagist zorgt er dus voor dat acteurs er constant hetzelfde uitzien tijdens de opnamen.
steeds regent. We gaan verder met binnen filmen. Het is een drukte van jewelste in het kleine huis waar we opnemen: er lopen ongeveer twintig technici rond, vijf acteurs en een paar mensen van het bedrijf waarvoor de commercial wordt gemaakt. Ik klim tussen iedereen door om mijn acteurs op te maken. Om mijn middel heb ik een riem met allemaal kwastjes, poedertjes en lipsticks erin.
18.30 uur De opnamen zijn nog lang niet afgelopen. Een werkdag van een visagist duurt meestal twaalf uur of langer. En daarna moeten we alles nog opruimen. Ik maak al mijn kwasten elke dag schoon en ruim mijn tassen vol make-up weer in. Tegen acht uur ’s avonds zijn we pas klaar vandaag. De televisiecommercial van in totaal dertig seconden is opgenomen!
visagist
08.00 uur De regisseur vertelt mij waar het televisiespotje over gaat
13.30 uur Het draaischema wordt omgegooid, omdat het buiten nog
91
politieagent Tom Sikkens (45): Samen
met een collega heb ik de surveillancecamera bedacht.
Wat houdt je baan in? Ik ben politieagent, maar eigenlijk heet het buurtregisseur. Het houdt in dat ik het grootste deel van mijn tijd op straat surveilleer, maar ik zit ook met instanties rond de tafel om de leefbaarheid en de veiligheid van de wijk te vergoten. Ik ben verantwoordelijk voor de wijk Nieuwmarkt-Noord en ik stuur de agenten in deze wijk aan. Op topsterkte bestaat het totale wijkteam uit tachtig mensen. Amsterdam is opgedeeld in ongeveer tweehonderd buurten en er zijn evenveel buurtregisseurs. Wat bespreek je dan met instanties? Als er bijvoorbeeld een paar keer achter elkaar een straatroof in een donkere steeg is geweest, dan kijk ik niet alleen uit naar de dader, maar ga ik ook met de gemeente en winkeliers praten of we wat aan de verlichting kunnen doen. En als een bepaalde buurt sterk vervuild is, ga ik met de reinigingsdienst of de milieudienst praten. Het komt erop neer dat ik samen met instanties langetermijnoplossingen verzin voor de veiligheid in de wijk.
Pak je wel zelf criminelen op? Soms, maar veel vaker ben ik de regisseur van een serie aanhoudingen. Soms valt de politie bijvoorbeeld horecapanden of Chinese restaurants binnen, omdat we het vermoeden hebben dat er veel illegalen werken, dat er illegaal gegokt wordt of dat er drugs verhandeld worden. Meestal ben ik als buurtregisseur de eerste die verdenkingen van illegale activiteiten in panden heeft. Vervolgens trommel ik mijn collega’s op om het pand binnen te vallen. Ik ben erbij terwijl mijn collega’s de arrestaties verrichten en ik zorg tegelijkertijd dat de arbeidsinspectie, de belastingdienst en andere instanties die ermee te maken hebben, erbij zijn. Wat voor criminaliteit komt het meest voor? In de wijk Nieuwmarkt-Noord hebben we veel te maken met drugsoverlast en alles wat daarmee samenhangt. Er is bijvoorbeeld veel prostitutie en er zijn relatief veel auto-inbraken omdat mensen die verslaafd zijn vaak geld nodig hebben.
Mag je zomaar iemand aanhouden als hij er verdacht uitziet? Nee, dat mag niet. Ik mag in principe alleen iemand aanhouden als hij of zij een overtreding begaat. Ik moet dus een goede reden hebben. Dat is bijvoorbeeld als ik iemand iets zie stelen of als een ooggetuige naar mij toekomt en iemand aanwijst als dief. Soms houdt de politie een actie preventief fouilleren. Dan wordt een straat afgezet en iedereen die daardoorheen loopt, of die nou 85 of tien jaar oud is, wordt dan gefouilleerd. Voor zo’n actie moet de politie toestemming vragen aan de burgemeester. Het mag dus nooit zomaar. Wat is het leukste aan agent zijn? Het leukst aan mijn werk vind ik dat ik veel contact heb met mensen in de buurt. Ze komen vaak als eerste naar mij toe als er iets aan de hand is. Daardoor weet ik bijna alles van mijn wijk. Ik vind het ook leuk dat het bij mijn werk hoort om te overleggen met allerlei instanties zoals de gemeente en de reinigingsdienst. Ik kan daardoor echt resultaten boeken met dit werk. Mag elke agent ook wel eens op een motor of een paard? Politieagenten en buurtregisseurs rijden ook wel eens op de motor. Je moet dan wel een motorrijbewijs hebben en een extra cursus motorrijden bij de politie volgen. Wij mogen niet zomaar op een paard rijden. Om politieagent te paard te worden, moet je echt een heel aparte opleiding volgen.
Waar ben je het meest trots op als agent? Bijna tien jaar geleden kwam ik samen met een collega op het idee om camera’s te plaatsen op openbare plekken in mijn wijk, om straatroof tegen te gaan. Dat was in die tijd revolutionair. We dongen mee naar de nationale innovatieprijs van de politie. Inmiddels zijn er in heel veel steden in Nederland camera’s geplaatst. En het werkt als een trein. Als ik ergens zo’n camera zie hangen, dan ben ik echt even trots. Wat is het moeilijkste of engste dat je ooit hebt meegemaakt? In mijn 22-jarige carrière als agent is er een aantal dingen gebeurd die mij altijd bij zullen blijven. Een geesteszieke vrouw bijvoorbeeld die naakt van een flat was gesprongen. Toen wij ter plaatse aankwamen lag ze op de grond in een gruwelijk rare houding. Dat beeld krijg ik niet meer uit mijn hoofd. Heb je wel eens iemand moeten neerschieten? Nee, gelukkig niet. Er zijn wel momenten dat ik heel erg alert ben. Bijvoorbeeld toen we een illegaal gokhuis ontruimden. Toen kwam er een man naar buiten die dingen uit zijn binnenzak weggooide. Op het moment dat je zijn hand naar zijn binnenzak ziet gaan, ben je heel scherp, want het kan heel goed zijn dat hij een vuurwapen trekt.
politieagent
Is de soort criminaliteit veranderd door de jaren heen? Nee, het is niet veranderd, maar wel minder geworden. Vroeger gingen drugsverslaafden en mensen met grote psychische problemen nogal eens de politiecel in als ze overlast veroorzaakten. Nu zijn daar heel veel opvanginstanties voor. Voor drugsgebruikers zijn ruimtes ingericht waar ze hun drugs kunnen gebruiken, met als gevolg dat ze veel minder overlast veroorzaken op straat. Mensen blijven dus niet meer zo vaak hangen op straat, maar gaan naar de crisisopvang.
93
politieagent 94
Heb je wel eens een rotdag en waarom? Ik heb bijna nooit een rotdag; in 99% van de gevallen heb ik het prima naar mijn zin. Ik heb wel eens moeilijke momenten gehad. Het is mij bijvoorbeeld twee keer overkomen dat ik tussen agressieve en vechtende mensen op straat moest springen en werd geprikt door een naald van een junk. Dat was verschrikkelijk, want daardoor liep ik het risico besmet te zijn met hiv of een andere ziekte. Gelukkig bleek in beide gevallen dat ik niks had opgelopen, maar je zit wel maandenlang in spanning. Wanneer wist je dat je agent wilde worden? Ik was in militaire dienst geweest en moest daarna een keuze maken wat ik wilde gaan doen. Een vriend van de overburen zat bij de politie. Zijn verhalen trokken me en daarom solliciteerde ik ook. Het was niet een erg bewuste keuze, maar het is achteraf gezien wel een goede keuze geweest. Wat heb je altijd bij je als je naar je werk gaat? En Zwitsers zakmes met een zaagje. Heel handig als iemand bekneld zit of als je iets door moet zagen in noodsituaties.
Ook politieagent worden? Wat is de belangrijkste eigenschap van een politieagent? Je moet stevig in je schoenen staan, want het gaat er soms hard aan toe. Wat voor opleiding heb je nodig? Om politieagent te worden in Amsterdam moet je minimaal havo hebben, maar het kan per stad verschillen. Daarna moet je de politieacademie doen. De opleiding tot agent duurt vier tot vijf jaar. Een paar maanden na het begin van je opleiding krijg je een politie-uniform. Pas in het tweede of derde jaar krijg je een pistool. Vanaf dat moment ga je meewerken bij verschillende politieonderdelen. Je werkt bijvoorbeeld twee maanden bij de recherche, dan in een wijkteam en dan weer bij de verkeerspolitie. Zo leer je goed wat de politie allemaal doet en kun je uitvinden welk onderdeel je het beste ligt. Meer informatie? www.politie-werving.nl of www.politie-amsterdam-amstelland.nl
09.00 uur Ik begin mijn dag met het lezen van het dagrapport. Dat
politieagent
is een verslag van collega’s die de afgelopen dag en nacht in mijn wijk hebben gewerkt. Als zij bijvoorbeeld een straatroof melden die gisternacht is gebeurd, dan houd ik mijn ogen overdag open naar het signalement van de dader. Vandaag lees ik dat de drugsverslaafde mevrouw Van S. overlast veroorzaakt. Ze woont op een bootje in de Rechtboomsloot. Ik besluit erheen te gaan.
10.00 uur Aangekomen bij de boot trek ik het luik open en zie mevrouw Van S. liggen. Om haar heen liggen spuiten, drugs en een hoop troep. Ze beweert dat ze de boot heeft gekocht en laat zelfs een contract zien. Ik geloof er niet veel van, maar ga het uitzoeken. Hoe dan ook zal de boot weggesleept worden. Ik wil geen gebruikershol in mijn wijk.
95
Een dag uit het leven van politieagent Tom… 11.00 uur Ik krijg een melding van een auto-inbraak op de Krom-
13.00 uur Melding van een grote ontploffing in mijn wijk. Brandweer
mewaal. Daar aangekomen kom ik met buurtbewoners in gesprek over de toegenomen overlast van verslaafden. Een nieuwe bewoner heeft prachtige bankjes voor zijn huis geplaatst, maar de oude bewoners klagen dat die bankjes vooral ’s nachts veel junks aantrekken. Ik moet maar eens met de nieuwe buurtbewoner gaan praten…
en ambulance zijn met groot materieel uitgerukt. Via de centrale hoor ik dat er veel mensen verbrand zouden zijn. Ik ga er direct naartoe. Eenmaal aangekomen op de ‘rampplek’ blijkt de schade gelukkig mee te vallen. Geen groepen mensen verbrand, wel een dakdekker die in brand stond na ontploffing van een gastfles. De knal was enorm, waardoor buurtbewoners in paniek wegrenden. Samen met mijn collega´s zetten we de buurt af. Vanaf nu worden getuigenverklaringen opgenomen, start het technisch onderzoek en komt de arbeidsinspectie langs.
12.00 uur Op de Oostdokskade is het straatbeeld erg vies en onverzorgd. Het is een buurt met veel woonboten; her en der liggen accu’s, spuiten en allerlei troep. De buurtvereniging geeft aan dat de problemen te groot zijn om zelf op te lossen. Samen met hen ga ik een plan bedenken om de buurt er weer bovenop te krijgen.
15.30 uur Ik zie drie jongens op een brug blowen. Ze zijn zeventien jaar of jonger en zien er voor hun leeftijd erg bruut uit. Een jongen schreeuwt wat en drukt snel zijn joint uit. Ik verbaliseer de jongen die de joint in zijn handen had. Op straat mag je geen softdrugs hebben, leg ik hem uit. Volgens de opiumwet mag ik hem overigens fouilleren omdat hij gebruikte. Het blijkt dat hij nog gezocht wordt voor een aantal openstaande boetes. Hiervoor wordt hij aangehouden.
16.30 uur Ik ga terug naar het politiebureau om een rapport te schrijven voor mijn collega’s in de nachtdienst, zodat ook zij weten wat er vandaag in onze wijk is gebeurd. Zo tegen zes uur ga ik naar huis.
sch r i j v e r Jessica Durlacher (45):
Pas als je de eerste zin van je boek weet, kun je beginnen met schrijven.
Wat doet een schrijver? Een schrijver vertelt een verhaal. Dat verhaal bedenk ik zelf en schrijf ik op. Voordat ik begin aan een boek denk ik net zo lang over een idee tot ik weet wat het allerbelangrijkste is dat ik wil vertellen. Pas als ik de kern van mijn verhaal heb bedacht, begin ik met schrijven. De kunst van het schrijversvak is om het boek te schrijven alsof je zelf opnieuw moet uitvinden wat je wilde vertellen. Het verhaal moet dus spannend zijn en nooit voorspelbaar. Hoe kom je op het idee voor een boek? Meestal lees ik een artikel of maak ik iets mee, waardoor ik op een idee kom voor een boek. Het idee voor mijn boek De dochter bijvoorbeeld ontstond in Amerika toen ik een oudere man en een iets jongere vrouw ontmoette. Er hing een soort geheimzinnigheid om hun relatie heen. Als schrijfster fantaseer ik dan verder over die mensen en uiteindelijk ontstaan er twee karakters voor in mijn boek. Ze maken in mijn boek ook dingen mee die ze in het echt waarschijnlijk nooit hebben meegemaakt.
Waaraan voldoet een goed idee voor een boek? Dat is voor elke schrijver anders. Voor mij werkt het goed als een onderwerp van een boek dicht bij mij ligt. Daar bedoel ik mee dat het onderwerp mij persoonlijk moet raken. Als schrijver moet je het onderwerp van je boek in ieder geval verschrikkelijk interessant vinden, anders wordt het moeilijk om er iets boeiends over te schrijven voor een lezer. Het is niet genoeg om gewoon ‘iets’ te willen schrijven. Het werkt ook om zomaar ergens te beginnen met schrijven en dan wel te zien waar je eindigt. Moet je veel onderzoek doen om een boek te schrijven? Je moet alles over het onderwerp van je boek uitzoeken. Voordat je begint met schrijven, moet je een idee dus helemaal uitpluizen. Onderzoek naar jouw boekonderwerp doe je bijvoorbeeld in een bibliotheek of op internet. Sommige schrijvers gaan zelfs op reis om te zien hoe een land waarover ze schrijven eruitziet. Ik ben bijvoorbeeld ooit naar de Palestijnse gebieden geweest en heb gesproken met de familie van een meisje dat ik later als hoofdpersoon in mijn boek Emoticon heb verwerkt.
Hoe lang doe je over het schrijven van een boek? Ik ben meestal wel een halfjaar aan het piekeren over de verhaallijn van een boek voordat ik begin. Vervolgens duurt het echte schrijven van het boek soms wel een jaar, of langer. Als ik net begin met schrijven, dan zijn alle woorden die ik tik een overwinning op het niets dat er was. Ik ben dan al blij als ik driehonderd woorden per dag schrijf. Als ik echt helemaal op dreef ben, werk ik wel elf uur op een dag en dan schrijf ik ongeveer 750 woorden per dag aan mijn boek. Weet je zelf altijd al hoe een verhaal eindigt als je begint aan een boek? Ik weet het einde nooit precies, anders zou het schrijven voor mij ook een beetje saai worden. Ik ken de verhaallijn wel globaal, dus ik weet waar het verhaal ongeveer naartoe moet. Vaak werk ik met kaartjes waarop ik belangrijke gebeurtenissen of ontwikkelingen in het verhaal opschrijf. Die gebruik ik om de verhaalstructuur voor mezelf duidelijk te maken. Ze zijn een soort geheugensteuntje tijdens het schrijven dus. Stel je hebt een boek geschreven, hoe komt het dan in de winkel? Als je een goed verhaal hebt geschreven, kun je dat opsturen naar een uitgever. Als een uitgever jouw verhaal mooi vindt, dan maken zij er een boek van en verspreiden dat onder boekwinkels door heel het land. Er zijn maar een paar schrijvers die het geluk hebben dat hun boek ook echt wordt uitgegeven. Uitgevers keuren honderden boeken per jaar af, omdat zij die niet goed genoeg vinden. Dat betekent niet dat het boek ook echt niet goed is. Uitgevers vergissen zich ook wel eens. Als je in je eigen boek gelooft, moet je het dus gewoon opsturen naar een andere uitgever.
Kun je leven van dit beroep? Dan moet je wel genoeg boeken verkopen. Als schrijver krijg je meestal zo’n tien tot vijftien procent van de verkoopprijs van een boek. Als je geluk hebt, verdien je dus twee of drie euro per boek. De rest van de opbrengst gaat onder andere naar de boekwinkel, de drukker, de uitgever en de vormgever. Als je van boeken schrijven wilt leven, moet je dus duizenden boeken verkopen. Zeker omdat je niet zomaar elk jaar een nieuw boek uitbrengt. schrijver
Hoe kom je aan een goede eerste zin? De eerste zin van een boek is het allermoeilijkst. Je kunt het niet afdwingen. Maar een goede eerste zin van een boek dient zich vanzelf aan. Na maanden piekeren komt er ineens een dag dat je wakker wordt en denkt: Hier moet ik beginnen! Pas als je de eerste zin van je boek weet, kun je beginnen met schrijven.
97
schrijver
Wanneer heb je een bestseller? In Nederland is een bestseller een boek dat tussen de tien- en twintigduizend exemplaren verkoopt. Ik heb drie romans, twee novelles en een verhalenbundel geschreven. Van de roman De dochter zijn al meer dan 150.000 boeken verkocht en van Het geweten 80.000. Dat zijn dus bestsellers. De verkoop is niet alleen afhankelijk van de kwaliteit van het boek. De promotie is ook belangrijk. Ik heb bijvoorbeeld ook een korte novelle geschreven waarvan maar 6000 exemplaren zijn verkocht.
98
Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Beginnen aan een boek en telkens weer geloven in een nieuw verhaal. Als schrijver creëer je met elk boek een nieuwe wereld. Het is best moeilijk om die wereld, inclusief hoofdpersonen, tot leven te wekken voor de lezer en er ook zelf in te geloven. Ik vind het overigens moeilijker om mij te verplaatsen in vrouwenpersonages dan in mannenpersonages. Vrouwen hebben zulke ingewikkelde karakters dat ik al snel in de knoop raak!
Wat is het leukste aan schrijfster zijn? Het is heel opwindend en spannend om iets te maken waarmee je mensen kunt ontroeren. En dat is hopelijk wat je doet als je een boek schrijft: mensen ontroeren.
Ook schrijver worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een schrijver? Een schrijver moet zich goed kunnen verplaatsen in de psyche van andere mensen. Dat betekent dat je naar andere mensen kijkt en uitzoekt waarom ze bepaalde dingen doen of denken. Als schrijver moet je ook geduld hebben, want een boek schrijven duurt lang. Je moet het ook leuk vinden om dingen uit te zoeken, zodat je veel weet over het onderwerp waarover je schrijft. Is er een opleiding die je kunt volgen om schrijver te worden? De beste opleiding voor toekomstige schrijvers is veel boeken lezen. Kijk hoe een verhaal is opgebouwd en leer daarvan. Je eigen boek wordt echt beter als je veel van anderen leest. Er bestaan tegenwoordig ook schrijversvakscholen. Op zo’n school leer je hoe je een verhaal op kunt bouwen en hoe je kunt beginnen. Er zijn grote schrijvers zo aan een boek begonnen, maar een garantie is het niet. Meer informatie? www.jessicadurlacher.nl en www.schrijvers.startpagina.nl (klik op opleidingen).
Een dag uit het leven van schrijfster Jessica… Als ik midden in het schrijfproces van een boek zit, werk ik soms elf uur per dag. Dat gaat zo maanden door. Het boek slurpt al mijn energie en aandacht op. E-mails lees ik niet meer en ook mijn post blijft ongeopend liggen. Soms ga ik zelfs naar het buitenland om te schrijven: ik probeer in ieder geval zo min mogelijk afleiding te hebben. Als ik zo’n anderhalf A4 per dag schrijf, ben ik tevreden. Meer moet ik ook niet doen, anders lukt het de volgende dag niet meer! Als ik even niet weet hoe ik verder moet met het verhaal, klets ik erover met anderen, bijvoorbeeld met de au pair of mijn man. Het helpt om te horen hoe anderen denken dat een personage dat ik bedacht heb, zich zou gedragen. Door feedback van anderen kom ik vaak weer op nieuwe ideeën. Ik ben in ieder geval nog nooit vastgelopen met een verhaal.
schrijfster
Een boekenschrijver is niet elke dag van het jaar met schrijven bezig. Dat kan niet, want je moet ook ruimte in je hoofd hebben om een nieuw idee voor een boek uit te werken. In periodes dat ik niet schrijf, zien mijn dagen er heel anders uit. Ik ben veel op pad: ik lees bijvoorbeeld voor uit eigen werk in het theater, ik signeer mijn boeken in boekwinkels of in het theater, en ik doe veel promotiewerk voor mijn laatste boek. Dat betekent dat ik interviews geef aan tijdschriften, kranten, radio of televisie. Ik heb ook veel fotosessies: voor mijn laatste boek waren dat er tientallen. Tussendoor ben ik maanden aan het piekeren over de verhaallijn van een nieuw boek. Tot die ene dag komt en de eerste zin van mijn nieuwe boek zich aandient…
99
modeontwerper Aziz (36): Mode
is een weerspiegeling van de maatschappij.
Wat houdt het werk van een modeontwerper in? Mensen noemen mij modeontwerper, maar eigenlijk ben ik vormgever. Ik ontwerp niet alleen kleding, ik bedenk ook licht, geluid, muziek, sfeer en het decor van een voorstelling – bijvoorbeeld voor ballet, film, opera en dansgezelschappen. Ik creëer ook wel voorstellingen in musea. Binnenkort verzorg ik een performance, een combinatie van theater en modeshow, in de Ridderzaal van Den Haag. Daar wordt gevierd dat vijftig jaar geleden het Verdrag van Rome werd getekend. Ik kleed niet alleen de modellen, maar zet een hele sfeer neer van vroeger en nu, inclusief bijbehorend geluid en licht. Heel spannend, want de koningin komt ook naar deze voorstelling kijken.
Hoe kom je op een idee voor een nieuw ontwerp? Ik borrel altijd over van nieuwe ideeën. Als ik over straat loop en naar mensen kijk, word ik continu geïnspireerd tot nieuwe ontwerpen. Zodra ik een idee in mijn hoofd heb, maak ik kleine schetsen of vouw ik van papier kleine ontwerpjes. Die worden uiteindelijk omgezet in een patroon; daarvan wordt een kledingstuk gemaakt.
Hoe ben jij je carrière in de mode gestart? Ik was 25 toen ik afstudeerde aan de kunstacademie. Direct daarna deed ik mee aan een prijsvraag voor jonge modeontwerpers. Uit de vijfhonderd inzendingen werd ik samen met negen anderen uitgekozen om mijn collectie te laten zien in Hyere in Frankrijk. En ik won! In één klap was ik een veelbelovende jonge modeontwerper en ik mocht een show houden in het Louvre in Parijs. Mensen zoals Jean Paul Gaultier en David Bowie kwamen naar mijn show kijken. Dat was echt geweldig.
Hoeveel stoffen gebruik je per jaar, en waar koop je die? Voor mijn ontwerpen gebruik ik elk jaar duizenden meters stof en honderden verschillende stofsoorten. In één ontwerp kunnen wel vijf soorten stof verwerkt zijn. Ik koop mijn stoffen op beurzen in Parijs, Spanje, Florence, Ierland en soms in Japan. Op zo’n beurs laten vijfduizend stoffenfabrikanten hun nieuwe collectie zien. De beurzen zijn gigantisch, met aparte hallen voor wollen stoffen, voor kant, enzovoort. Ze worden twee keer per jaar gehouden, dus als ik alle steden afga, zijn dat ongeveer acht beurzen per jaar.
Naai je de kleding die je ontwerpt zelf ? Als een ontwerp heel vanzelfsprekend is, laat ik het maken door de kleermaker van mijn atelier. Een heel nieuw of ingewikkeld ontwerp probeer ik eerst zelf te maken op de naaimachine. Alle variaties daarop laat ik weer maken door mijn kleermaker.
Hoe kom je dan aan klanten? Mijn ontwerpen zijn wel te koop in winkels, maar alleen in heel exclusieve zaken in Amerika en Japan. De eigenaren van die winkels hebben na een modeshow in Parijs kleding van mij aangekocht. Ook de meeste particuliere klanten bestellen direct na een modeshow kleding bij mij. Er zijn ook mensen die naar mijn salon in Amsterdam komen omdat ze mijn werk via anderen kennen. Hoe vaak heb je een modeshow en hoe regel je dat? Twee keer per jaar presenteer ik in Parijs mijn nieuwe zomer- of wintercollectie. Het maken daarvan begint met het uitzoeken van stoffen. Daarna maak je proefmonsters van je ideeën en zoek je modellen voor de show. Ik regel ook een deejay en een visagist, ik ontwerp het decor en de belichting en zorg voor de juiste hapjes, drankjes en uitnodigingen voor de gasten. De locatie van de show moet echt bij de collectie passen en is daarom elke keer ergens anders. Soms is het in een tuin, dan weer in een oude bioscoop. Hoe kom je aan modellen om je show te lopen? Soms komen die van modellenbureaus en soms ga ik de straat op om mensen te zoeken die bij mijn nieuwe collectie passen. Een paar maanden voor de show komen de modellen naar mijn atelier om mijn creaties te passen. Ik maak van iedereen een foto en kies later een paar modellen uit die de show echt gaan lopen. Hoe lang werkt een modeontwerper vooruit? Ik werk anderhalf jaar vooruit. Als ik stoffen uitzoek, duurt het ongeveer een jaar voordat ik daarmee een collectie heb gemaakt. Als klanten na de show aangeven dat ze een creatie willen kopen, duurt het nog eens een halfjaar voordat ik alles kan leveren. Als er in de zomer van 2009 iets in de winkel moet hangen, ben ik in de winter van 2007 dus al bezig met het inkopen van stoffen.
Hoe weet je wat de nieuwe trend gaat worden? Ik doe niet mee aan trends. De kunst is juist om voor de laatste trend uit te lopen en aan te voelen wat mensen straks leuk gaan vinden. Een voorbeeld: tien jaar geleden combineerde ik een overhemd en een T-shirt tot één kledingstuk. Je trekt het over je hoofd aan als een T-shirt, maar het heeft wel de kraag van een overhemd. Dit concept is inmiddels door veel grote winkelketens zoals h&m en Zara overgenomen. Ik vind dat niet vervelend, want het betekent dat het erg goed is. Wat was jouw meest bijzondere ontwerp of show? Dat was een voorstelling die ik voor de gemeente Utrecht in de Domkerk heb gecreëerd. De opdracht was een hedendaagse processie te maken. Een processie is normaal gesproken een plechtige optocht die alleen door leden van een kerk gelopen wordt. In mijn voorstelling liepen alle mogelijke soorten mensen uit onze samenleving mee – bij elkaar wel vijfhonderd modellen! Als modevormgever heb ik het idee bedacht, alle kleding ontworpen en het licht, het decor en de muziek uitgezocht.
modeontwerper
Hoe zorg je ervoor dat jouw ontwerpen in de winkel liggen? In de modewereld is het ’t chicst als jouw kleding niet in een winkel ligt, maar als mensen naar de salon van de ontwerper komen om te kopen. Als kleding in een winkel ligt, is er meestal meer dan één exemplaar van gemaakt en dat is minder exclusief.
101
Ook modeontwerper worden?
modeontwerper
Wat zijn de ideale eigenschappen van een modeontwerper? Je moet passie hebben voor schoonheid. En je moet niet gericht zijn op de laatste trends, maar onafhankelijk daarvan je eigen mening vormen. Een modeontwerper gaat sterk op zijn eigen gevoel af en heeft een toekomstvisie voor de mode. Welke opleiding heb je nodig? Om artistieke vaardigheden te ontwikkelen die je nodig hebt als modeontwerper, hoef je niet per se naar de modevakschool. Ik heb bijvoorbeeld de kunstacademie gedaan. Daar heb ik ook geschilderd en aan beelden gewerkt. Het technische gedeelte van het vak modeontwerper, dus patronen leren tekenen en naaien, kun je wel goed op een modevakschool leren. Daar ben ik ook naartoe gegaan, naast de kunstacademie dus.
102
Wat is het leukste aan het vak modeontwerper? Dat ik heel veel verschillende soorten mensen ontmoet en dat ik behoorlijk wat kan reizen. Ik ga naar de stoffenbeurzen in Parijs en Florence, maar zit ook veel met kleermakers in het atelier in Amsterdam om de tafel. Ik vind het ook leuk dat ik door mijn werk iets kan creëren wat nieuw is. Soms voel ik me een uitvinder; ik experimenteer met ideeën en ineens ontstaat er iets nieuws. Wat is het moeilijkste aan jouw vak? Ik kan niets bedenken wat moeilijk is aan mijn vak. Het is een heerlijk beroep.
Meer informatie? www.fashion.startpagina.nl www.kunst.startpagina.nl (klik op opleidingen) en www.aziz.nl
modeontwerper 103
Een dag uit het leven van modeontwerper Aziz… 09.00 uur ‘s Ochtends maak ik altijd eerst een plan wat ik die dag ga
14.30 uur Ik ben terug in het naaiatelier. Er zijn een paar modellen
doen. Vandaag begin ik met het selecteren van stoffen voor ontwerpen waarmee ik bezig ben. De ontwerpen zijn nog niet af, ik ben nog een beetje zoekende naar de juiste vorm. Ik maak een werktekening van een jurk en laat er meerdere versies van maken door het naaiatelier. Eén jurk wordt iets langer, een andere iets korter, en ik wil ook een versie zien met een hoge en lage split.
naar het atelier gekomen om net genaaide ontwerpen aan te passen. Ik kan van alles op papier tekenen, maar als een model de kleding aanheeft, zie je toch het beste of het ontwerp goed is of niet. Als de modellen de kleding aanhebben, ga ik aan de slag met draperen, kleding bijknippen of innemen daar waar het te wijd is.
18.00 uur ’s Avonds ga ik meestal naar repetities of voorstellingen 12.00 uur Ik heb een afspraak met een choreograaf van een modern dansgezelschap. Ik ontwerp nieuwe kleding voor de dansers. Samen met de choreograaf spreek ik over thema’s en kleuren die bij de dansgroep passen. We gaan ook naar de dansvloer, zodat ik kan zien welke nieuwe dansen de groep uitvoert. Op basis van een eerder bezoek heb ik al wat eerste ontwerpen gemaakt. Door de gesprekken met de choreograaf, het kijken naar de dansers en het passen van de kleding door de dansers, kan ik mijn ontwerpen aanpassen. We spreken af dat ik volgende week terugkom.
waaraan ik heb meegewerkt. Tijdens repetities ben ik altijd achter het podium aanwezig om de modellen te helpen met passen en omkleden. Na de première ben ik niet meer achter het podium aanwezig, maar ga ik af en toe alleen in de zaal kijken. Vanavond ga ik naar Carré naar een operavoorstelling van Mozart. Ik heb de kostuums ontworpen. Het ziet er prachtig uit en ik geniet met volle teugen.
arts in de frontlinie Geneviève Côté (32): Ik
zit geregeld te onderhandelen met rebellen en soldaten.
In welke frontlinie werk je nu? Ik ben een jaar geleden voor Artsen zonder Grenzen begonnen in de Centraal-Afrikaanse Republiek, een klein vergeten landje in Afrika, waar een oorlog woedt en het gezondheidssysteem volledig lam ligt. Hiervoor werkte ik als arts in India en Peru, en ook in de wouden van Canada, waar ik gezondheidszorg gaf aan indianen. Wat houdt je baan in? Samen met drie Nederlanders en een aantal nationale stafleden – waaronder verpleegkundigen, chauffeurs en bewakers – vormen we een team dat als enige medische hulp biedt aan een bevolking van 100.000 mensen. Door het oorlogsgeweld zijn alle klinieken en ziekenhuizen in dit land verlaten. Wij runnen mobiele klinieken: we laden alle apparatuur en medicijnen in onze landrovers en gaan zo ver mogelijk de bush in, waar de bevolking zich verschuilt. Daar houden we spreekuren, we verstrekken er medicijnen en vaccineren kinderen tegen mazelen.
Eén arts voor 100.000 mensen, is dat niet een beetje weinig? Ik werk samen met Afrikaanse artsen en verpleegkundigen, die we hebben aangenomen. Ik train hen en zij nemen mij de meeste taken uit handen. Naast arts ben ik dus ook manager; ik leid een medisch team van ongeveer vijftig mensen. Vaak gaan ze zonder mij op pad, of ze worden gesuperviseerd door een verpleegkundige. Als er complicaties zijn, kunnen ze mij altijd via de radio om medisch advies vragen. Ernstig zieke patiënten nemen ze in de landrover mee naar de basis. Dat komt elke dag wel een keertje voor. Wat voor patiënten zie je zoal? Veel mensen met slangenbeten – die nemen dan de slang mee in een zak als bewijs – en verder malaria, longontsteking, reuma en stress. We zien veel ondervoeding bij kinderen, we verzorgen wonden en geven antibiotica. Gisteren kwam er een soldaat die zich in zijn vinger had geschoten. Hij liep er al een tijdje mee en was heel erg ziek. Ik had geen goede instrumenten in de bush, dus na verdoving heb ik de vinger met een nijptang geamputeerd!
Spreken jullie met de soldaten en de rebellen? We hebben contact met beide groepen en leggen uit waarom we hier zijn, dat we onpartijdig zijn en niks met het conflict te maken hebben. We zijn er puur voor de zieke bevolking. Iedere keer als ik op pad ga, spreek ik met ze en leg ze uit waar we heen gaan, voor hoe lang en wat de reden is. Beide partijen hebben beloofd ons met rust te laten. Maar als er gevechten zijn, weet je nooit wat er gebeurt. Er is altijd een risico dat je op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent. Goede communicatie met iedereen is dus essentieel.
arts in de frontlinie
Is het gevaarlijk werk? Dit land is verwikkeld in een burgeroorlog en er zijn veel zwaargewapende soldaten en rebellen. We hebben strikte veiligheidsregels: zo moet elke auto die op weg is, ieder halfuur radiocontact hebben met de basis, zodat die weet waar ze zijn, en moeten we elke dag voor vijf uur ’s middags thuis zijn. Wat ook een risico is, is dat je malaria krijgt en erg ziek wordt. We nemen dus allemaal pillen en slapen onder muskietennetten. Je moet ook opletten dat je niks verkeerds eet, want je hebt zo diarree hier. Auto-ongelukken zijn ook een risico. De wegen zijn slecht en modderig.
105
arts in de frontlinie 106
Wat vind je het allerleukste aan deze baan? Ik houd van de afwisseling: operaties uitvoeren, kinderen vaccineren, consultaties houden voor zwangere vrouwen, medische vergaderingen leiden, stafleden trainen, en ga zo maar door. Iedere dag is anders! Maar het belangrijkste is dat ik verschil maak. Er is hier niemand anders en door de hulp die wij geven kun je iedere dag mensenlevens redden. Ook het wonen en leven met de lokale bevolking is prettig. Ze zijn erg vriendelijk en waarderen wat je voor hen doet. Wat is het moeilijkste dat je ooit hebt meegemaakt in dit werk? Vorige week is een van onze teams in de bush door struikrovers beroofd. Zelfs hun schoenen hebben ze meegenomen. Gelukkig mochten ze de landrover houden en is iedereen veilig thuisgekomen. Maar dit soort dingen gaat je niet in de koude kleren zitten. Wat is je grootste angst? Ik ben eigenlijk niet bang voor iets, behalve als de situatie tussen de rebellen en soldaten uit de hand loopt. En voor een slangenbeet!
Wanneer had je voor het laatst een rotdag? Gisteren bracht ons team een moeder met een baby met malaria naar me toe. Ik heb alles geprobeerd, maar na twee uur stierf de baby. Het was het vierde kind in die familie dat doodging en dan breekt mijn hart. Wat heeft een arts in de frontlinie altijd bij zich? Mijn stethoscoop en een walkietalkie! ’s Avonds heb ik altijd oorpluggen in, want de Afrikaanse trommels gaan door tot diep in de nacht. Heb je een speciaal uniform? Ik draag gewone kleren, jeans meestal. En we dragen altijd witte Artsen zonder Grenzen T-shirts. Dan herkennen mensen meteen wie we zijn. Het is onderdeel van ons veiligheidsbeleid.
arts in de frontlinie 107
Een dag uit het leven van arts Geneviève… 05.30 uur Fred, onze haan, wekt me. Het is al licht buiten. Iedere
16.00 uur Tijd om terug te keren. Ik ben moe; we hebben met z’n
morgen neem ik me voor te gaan joggen, maar ik ga niet. Het is nog koel buiten, maar de zon zal snel opkomen en dan wordt het heel warm. Ik neem een douche: er is een emmer met een beker en een met rieten matten afgeschermde ruimte buiten. Dan ga ik ontbijten. Uit de hoofdstad hebben ze nieuwe cornflakes en poedermelk meegebracht, want hier is niets anders te eten dan maïs en bananenpap. Bah!
allen wel tweehonderd patiënten behandeld en honderdveertig kinderen gevaccineerd tegen mazelen. Tegen vijf uur ’s middags komen we aan op de basis. Ik neem even een kopje instantkoffie om bij te komen.
07.15 uur Vergadering met het team en de lokale staf. We nemen door wie waarheen gaat, wat de taakverdeling en planning van de dag is. Dan vul ik alle medicijnen, vaccins en andere spullen bij in de twee ambulancelandrovers waarmee we vandaag op pad gaan.
07.30 uur Mijn team en ik springen in de landrover en gaan op weg naar een verlaten kliniek, zo’n 40 kilometer verderop. Een uur later komen we aan. Er wachten al meer dan tachtig mensen onder een boom. Ze weten dat we hier vandaag kliniek houden en alle zieken zijn hierheen gebracht. Ik begin meteen met het onderzoeken van een ernstig ziek kind. Zo gaat dat de hele dag door.
17.30 uur De staf gaat naar huis en ik doe een laatste ronde in het geïmproviseerde ziekenhuis achter onze hutten. De mannen van de logistiek hebben vandaag een dak van golfplaten gebouwd, echt een verbetering, want de regentijd komt eraan. Ik ben vannacht ‘on call’ voor het ziekenhuis.
19.00 uur Darius, onze kok, heeft een lekkere maaltijd gemaakt. Ik heb berenhonger! Na het eten kijken we een dvd op een van de computers van thuis. Om acht uur is het donker. Ik ben zo moe dat ik tegen negen uur lekker mijn bed ga opzoeken. Ik val onmiddellijk in slaap.
arts in de frontlinie
Ook arts in de frontlinie worden?
108
Wat zijn de ideale eigenschappen voor dit beroep? Flexibiliteit als eerste, want alles verandert iedere minuut. Kunnen leven onder primitieve omstandigheden en kunnen omgaan met een onveilige omgeving, zijn ook belangrijke eigenschappen. Je moet in een klein team kunnen werken en leven, 24 uur per dag, zes maanden lang. Je hoeft niet gek te zijn om dit werk te doen, maar het helpt wel… Welke opleiding heb je nodig? Je moet vwo hebben en medicijnen aan de universiteit hebben gestudeerd. Dan ben je basisarts. Op de universiteit is wat je leert over tropische ziekten erg beperkt en daarom heb ik een cursus tropische geneeskunde van drie maanden gevolgd. Veel basisartsen in Nederland volgen een eenjarige tropenopleiding, waar ze ook de beginselen van gynaecologie en chirurgie leren. Meer informatie? www.artsenzondergrenzen.nl
109
kopregel
spelletjestekenaar Robin Keijzer (26): Voor
buitenaardse monsters moet je bij mij zijn!
Wie werken er allemaal mee aan het maken van een nieuw computerspel? Een computerspel wordt in drie fases gemaakt. De eerste fase is die van de game designer. Hij verzint het spel: Hoe lang duurt het? Welke karakters spelen er mee en wat is hun opdracht? Welke vijanden hebben ze en welke wapens worden er gebruikt? Als de game designer een ruw idee van het spel heeft, gaat in fase twee het team van de art director aan de slag. Zij bepalen hoe het spel er grafisch gaat uitzien. Eerst worden er van alle karakters, achtergronden en dergelijke tekeningen gemaakt en daarna worden de tekeningen door modellers omgezet in driedimensionale figuren. In de derde fase voegen de computerprogrammeurs alles samen en maken het spel speelbaar volgens de spelregels van de game designer. Ook zorgen de programmeurs ervoor dat alle driedimensionale figuren, de geluiden en de muziek op de juiste plaats in het spel komen. Dus als er bijvoorbeeld een raceauto tegen een muur botst, zorgen zij dat die er niet doorheen gaat, maar in het spel blijft. En ze zorgen voor de vonken die van de auto afvliegen!
Vertel eens wat meer over de rol van de tekenaar? Ik werk als tekenaar in het team van de art director. Het tekenproces bestaat uit enkele stappen. Eerst vraagt de art director aan mij om het idee van de game designer te visualiseren en schetsen te maken. Ik ontwerp bijvoorbeeld machines, zoals ruimtevaartuigen en wapens. Daar komt een stuk industrieel ontwerp bij kijken want het moet technisch goed in elkaar zitten. Ik ontwerp ook hoofdkarakters, beesten, monsters, vijanden en achtergronden. Als ik mijn plaatjes klaar heb, gaan die naar de modellers, dat is een team van vijf mensen die alle tekeningen in 3D-figuren transformeren. Als dat klaar is, gaan animatoren de driedimensionale figuren laten bewegen, net als in een tekenfilm. De 3D-figuurtjes worden daarvoor eerst zo bewerkt dat ze gewrichtjes en scharnierpunten krijgen, zodat ze kunnen bewegen. Het worden dan eigenlijk een soort marionettenpoppen.
Hoe ga je meestal te werk? Ik ga eerst schetsen, meestal met een gewone pen in mijn schetsboekje. Als ik een aantal schetsen klaar heb, bespreek ik die met de art director. Als hij akkoord gaat, scan ik ze in mijn computer in en ga ik de tekeningen verder bewerken. Ik kleur ze in, maak achtergronden en geef ze sfeer. Ik teken op een dag ongeveer zes uur en ik zit gemiddeld twee uur te overleggen met collega’s. Hoe lang duurt het voordat een spel klaar is? Dat hangt er helemaal van af wat voor spel je maakt. Het kan variëren van zes maanden tot zes jaar. Het aantal vijanden in een spel heeft veel invloed op die tijd. Het spel waar ik nu aan werk kost ongeveer twee jaar om te maken. Ik ben daarvoor ongeveer zes maanden aan het tekenen. In twee dagen kan ik een tekening maken, maar het kan langer duren als de tekening bijzonder ingewikkeld is. Als ik alleen aan het schetsen ben, kan ik twintig tot dertig tekeningen per dag maken. Per spel maak ik ongeveer vijftig verschillende tekeningen. Hoe zit het met de levels van een spel? De spellen die we maken hebben verschillende levels. Elk level moet een andere uitstraling krijgen, anders gaat het vervelen voor de gebruiker. Sommige ontwerpen kun je hergebruiken, maar vaak moeten er voor elk level nieuwe voorwerpen, vijanden en achtergronden worden ontworpen. Elk level is dus eigenlijk een nieuw spel, met nieuwe tekeningen. Dat vergt veel werk van ons team.
Wat kost het om een spel te maken? In totaal werken er ongeveer 25 mensen aan het ontwikkelen van een nieuw spel voor een periode van soms wel twee jaar. Dat zijn grote investeringen: de kosten lopen op tot enkele miljoenen euro’s! Als het spel klaar is moet het ook nog gepromoot worden en ook dat kost heel veel geld. De promotie en distributie van het spel zijn even belangrijk als de kwaliteit van het spel, want soms moeten er miljoenen spellen verkocht worden om winst te kunnen maken. Wie geeft een spel uit? Er zijn ongeveer vijftien spelmakers in Nederland, maar er is maar één uitgever: Playlogic. Wij geven spellen uit voor Playstation 2 en 3, PSP, XBox, Xbox 360 en de pc. Spellen dus voor alle soorten apparatuur die er bestaan. Als we een spel uitgeven, moeten er licentierechten worden betaald aan bedrijven als Sony en Microsoft omdat zij de apparatuur hebben ontwikkeld waarop klanten ons spel spelen. Sony en Microsoft verdienen niet zoveel aan de verkoop van apparatuur, maar wel aan de licenties van spellen. Per spel betalen wij als uitgever ongeveer tien euro. Speel je zelf veel computerspelletjes? In mijn vrije tijd ben ik of spelletjes aan het spelen, of aan het tekenen. Ik speel veel schietspelen waar je slim en snel de vijanden moet uitschakelen. Unreal 2004 is een van mijn favoriete spelletjes.
spelletjestekenaar
Wat voor spellen teken jij? Playlogic maakt populaire actie-, schiet- en racespelletjes. Ik kan in principe voor elk spel als tekenaar worden ingezet. Ik houd zelf het meest van fantasy- en horroronderwerpen en teken het liefst rare of bijzondere personages. Ik ben niet zo goed in het tekenen van ‘koude’ industriële ontwerpen, zoals een auto. Ik kan het wel, en het moet ook wel, maar het is niet mijn sterkste kant. Voor buitenaardse monsters moet je juist wel weer bij mij zijn!
111
spelletjestekenaar
Wat vind je het allerleukste aan deze baan? Ik mag veel dingen in veel verschillende stijlen tekenen. Die veelzijdigheid in opdrachten vind ik het leukst. Natuurlijk moet alles binnen de grenzen van de art director liggen, maar ik krijg genoeg creatieve vrijheid en kan me goed uitleven.
112
Wat is het moeilijkst aan spelletjestekenaar zijn? Het moeilijkst is als ik een tekening moet maken van iets wat mij totaal niet aanspreekt. Maar ook dat moet je kunnen en doen. Wat neem je altijd mee naar je werk en waarom? Ik heb altijd mijn schetsboek en een pen bij me. Zodra ik een idee heb, bijvoorbeeld als ik in de trein zit, moet ik het meteen kunnen tekenen, want anders is het weer weg. Ik heb ook altijd naast mijn bed een tekenblok en een pen liggen. Vaak word ik midden in de nacht wakker met de beste ideeën. Ik grijp dan mijn pen en papier en voor ik het weet ben ik uren aan het schetsen.
Wanneer wist je dat je tekenaar van computerspelletjes wilde worden? Op mijn twaalfde kreeg ik mijn eerste Nintendo met het spelletje Supermario. Ik was helemaal gefascineerd door de tekeningen. In die tijd werden computerspelletjes allemaal in Amerika gemaakt, dus ik had nooit gedacht dat ik spelletjestekenaar kon worden. In plaats daarvan tekende ik strips. Ook tijdens mijn rechtenstudie na het vwo ben ik blijven tekenen en ik heb zelfs een avondopleiding striptekenen gevolgd. Ik tekende zeker drie uur per dag aan mijn eigen strip en vond een uitgever die hem wilde uitgeven. Pas toen ik op een gamebeurs was zag ik een advertentie voor spelletjestekenaar van Playlogic hangen. Daar heb ik op gesolliciteerd en ik werd meteen aangenomen!
Ook spelletjestekenaar worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een spelletjestekenaar? Je moet goed kunnen tekenen en je moet originele en creatieve ideeën hebben. Ik geloof niet per se in talent: goed worden is een kwestie van jarenlang flink oefenen. Je moet ook flexibel zijn, want je werkt in een team en je zult binnen de grenzen van de art director moeten kunnen werken. Creativiteit moet je soms even beteugelen, want aan het eind van de dag moeten er bruikbare tekeningen geproduceerd worden. Er moet per slot van rekening geld verdiend worden! Wat voor opleiding heb je nodig? Het ontwerpen en tekenen van computerspelletjes is nog niet zo groot in Nederland, al is het wel een groeiende bedrijfstak. De eerste opleiding speciaal voor spelletjestekenaar zal daarom nog moeten komen. De huidige spelletjestekenaars zijn meestal opgeleid op de kunstacademie. Anderen, zoals ik, zijn opgeleid als striptekenaar en animator op de Cartoonschool. Een opleiding is voor deze baan niet per se nodig; er is veel te leren van anderen en veel te vinden op het internet. Verder is het een kwestie van ‘goed kijken’ en heel veel tekenen. Meer informatie? www.conceptart.org www.stripster.nl en www.playlogicgames.com
spelletjestekenaar 113
Een dag uit het leven van spelletjestekenaar Robin… 08.30-12.00 uur Ik kom aan op het werk en neem eerst een kop
13.30-16.00 uur Ik ga weer verder met de tekening, maar ik merk
koffie. Ik ga even kijken bij collega’s om te kijken hoe het staat met ons spel. Om negen uur overleg ik kort met de art director. We bespreken de voortgang van mijn werk. De rest van de ochtend ben ik lekker aan het tekenen en schetsen.
dat het niet zo goed meer lukt. Om halfdrie zie ik het echt even niet meer zitten. Ik heb te lang naar een tekening gekeken en ga even wat anders doen. Na een kop koffie en vijf minuutjes meekijken bij een collega-tekenaar voel ik de inspiratie weer terugkomen en begin ik weer met tekenen.
12.00-12.30 uur Ik lunch met mijn collega’s: nadat we een boterham hebben gegeten, spelen we samen even een computerspelletje om te ontspannen.
12.30-13.30 uur Ik heb weer een kort overleg met de art director. Hij heeft een nieuwe tekenopdracht voor me: hij wil een monster ontworpen hebben voor het hoogste level van het spel waaraan we nu werken. Heerlijk! Ik bespreek de kaders waarin ik moet ontwerpen en ga meteen aan de slag. Een halfuur later heeft hij al een aantal concepten op zijn tafel liggen!
16.00-19.00 uur Een collega die ‘modelt’ heeft een vraag over een tekening van mij en we bespreken die tekening. ‘Modellen’ is het driedimensionaal maken van een tekening en zorgen dat het gaat bewegen. De art director komt ook nog even naar mij toe om over mijn schets te praten. Hij heeft een paar kleine opmerkingen en ik maak wat aanpassingen. Daarna scan ik het ontwerp in op de computer en maak er een kleurtekening van. Tegen zeven uur ’s avonds merk ik dat ik de tijd ben vergeten. Ik ga snel naar huis!
wielr e n n e r Marianne Vos (19): Bij
een lange wedstrijd neem ik meestal een puddingbroodje mee.
Waar ben je allemaal kampioen in? Ik ben Europees kampioene en wereldkampioene wielrennen in twee verschillende categorieën. De ene is wielrennen op een verharde weg; daar ben ik ook Nederlands kampioene in. De andere categorie is ‘in het veld’. Dat is wielrennen over een hobbelig, soms zanderig of modderig parcours in het veld. Wat wel grappig is, is dat ik de Europese titel en de wereldtitel heb voor veldrijden, maar dat ik daar geen Nederlands kampioene in ben. Dat is iemand anders. Ik werd tweede. Hoe vaak train je? In de winter doe ik aan veldrijden, daarvoor train ik twee keer per week zes tot vijftien uur. Dat lijkt misschien niet veel, maar het gaat om heel zware intervaltrainingen waar je lijf minstens een dag van moet herstellen voordat je weer een veldwedstrijd kunt rijden. In de winterperiode teer ik veel op de basisconditie die ik in de zomer opbouw. In de zomer train ik voor wedstrijden op de harde weg en dan train ik vaker en langer.
Hoe vaak heb je wedstrijden? Elk jaar doe ik aan ongeveer zestig wedstrijden mee op de verharde weg. Soms duurt een wedstrijd meer dan één dag, dus in totaal moet je denken aan tachtig wedstrijddagen. Het seizoen ‘op de weg’ loopt van april tot oktober. In de winter doe ik mee aan veldwedstrijden, dat zijn er ongeveer twintig. Je zit ook nog op school; hoe combineer je dit met sport? In hetzelfde jaar dat ik Europees en wereldkampioene wielrennen werd, slaagde ik voor mijn vwo-examen. Ik volgde het normale programma, zoals iedereen in mijn klas. De wedstrijden waren in het weekend en ’s avonds trainde ik. Nu zit ik op de universiteit en daar heb ik een topsportregeling kunnen treffen. Ik heb een soepele aanwezigheidsverplichting, zodat ik naar wedstrijden kan en veel kan trainen. Leren doe ik tussendoor, want ik heb net als iedereen elke vier weken een toets!
Wat was jouw mooiste moment? Toen ik het wereldkampioenschap wielrennen op de weg won. Het was pas het eerste jaar dat ik mocht meedoen in de hoogste klasse – de elitedames – en meteen won ik. Niemand had het verwacht. Ik was pas 19 jaar en ik fietste tussen vrouwen die ik alleen kende van tv en de uitslagenlijsten. Wat is het spannendste aan wielrenner zijn? Rijden met z’n allen tegelijk in peloton is heel spannend. Bij een massasprint fiets je heel dicht op elkaar en iedereen wil winnen. Er hoeft maar één iemand een verkeerde beweging te maken en je kunt onderuit gaan en het halve peloton over je heen krijgen. Gelukkig is mij dat nog nooit gebeurd. Is het erg zwaar om op dit niveau mee te doen? Als ik aan het trainen ben, vraag ik mezelf wel eens af waar ik mee bezig ben. Tijdens trainingen doe je jezelf fysiek zo’n pijn en het is zo afzien, dat ik soms niet begrijp dat ik niet thuis op de bank ben blijven zitten met een leuk boek. Anderzijds, het betaalt zichzelf terug. Ik ben trots op wat ik heb bereikt. Hoe hard fiets je? Op de weg fiets ik gemiddeld veertig kilometer per uur. Bij sprints haal ik maximaal de zestig. Wielrennen in het veld gaat een stuk langzamer, omdat het parcours zanderig of modderig is. Dan fiets je gemiddeld twintig tot vijfentwintig kilometer per uur. Dat is nog steeds best hard, hoor: kinderen die naar school fietsen, halen meestal maar vijftien kilometer per uur.
Rij je meestal alleen of in een ploeg? Bij wedstrijden op de weg rijd ik in een ploeg van de dsb-bank met 14 andere rensters. Zo’n ploeg is belangrijk omdat je elkaar uit de wind kunt houden en je om de beurt kunt demarreren. Dat is versnellen en op kop gaan rijden. Bij veldwedstrijden fiets ik meestal alleen. In het veld hoef je elkaar niet echt uit de wind te houden, omdat het parcours heel erg varieert en de wedstrijden een stuk korter duren, meestal zo’n veertig minuten. Een wedstrijd op de weg duurt algauw drie tot drieënhalf uur. Vertel eens wat meer over zo’n ploegtactiek? In een wielerploeg heb je – een beetje oneerbiedig gezegd – ‘knechten’ en een kopvrouw. De knechten houden de kopvrouw uit de wind en dragen water en eten mee of gaan dat halen bij de ploegauto. Ik ben meestal kopvrouw. Die positie moet je wel waarmaken door vaak te winnen, anders raak je je plek snel kwijt. Bij internationale kampioenschappen rijd ik in het oranje, voor Nederland. Ook dan moet je samenwerken in een ploeg, maar dat is moeilijker. Iedereen komt uit andere ploegen in het land en alle deelneemsters zijn zo dolbij dat ze het gehaald hebben tot de kampioenschappen, dat ze graag zelf willen winnen.
wielrenner
Wat is het leukste aan wielrenner zijn? Ik wil erg graag winnen en als wielrenner lukt mij dat. Ik bedoel met winnen niet eens per se dat ik als eerste de streep passeer. Tussen de ‘groten’ op het podium staan, voelt voor mij ook al als winnen. Wat ook leuk is, is dat je in de wielersport mee kunt doen aan wedstrijden op de weg, maar ook in het veld, in het bos of door het zand. Ik houd erg van die afwisseling.
115
wielrenner 116
Wat heb je altijd bij je? Ik heb altijd wat te eten bij me, voor het geval ik een ‘hongerklop’ krijg. Dat is een fenomeen dat alle wielrenners wel eens hebben meegemaakt: na een paar uur rijden voel je ineens alle energie uit je wegstromen en de weg begint voor je ogen te golven. Je moet dan snel iets eten met veel suiker en koolhydraten. Een lekker puddingbroodje bijvoorbeeld, dat doet het goed! Je kunt ook speciale gel voor topsporters drinken, maar dat vind ik vies. Tijdens lange wedstrijden heb ik ook altijd een ‘oortje’ in met een microfoontje, waardoor ik kan praten met de ploegleider en de andere renners uit mijn ploeg. Kun je van deze sport leven? Je kunt er wel van rondkomen, maar rijk word je er niet van. Ik denk dat hooguit vijf vrouwen in Nederland van deze sport kunnen leven. Bij de mannen zijn dat er veertig of vijftig. De wielersport voor vrouwen is wel met een opmars bezig; die trekt steeds meer sponsoren aan. Gelukkig heb ik vanaf mijn veertiende een sponsor en die betaalt al mijn spullen. Dat is maar goed ook, want een fiets kost algauw vijf- tot zesduizend euro, en ik heb zes fietsen! Wanneer wist je dat je wielrenster wilde worden? Ik was er vroeg bij: ik wist het al toen ik vijf jaar oud was. Mijn vader deed aan wielrennen en mijn oudere broer was inmiddels ook met het fietsvirus besmet. Ik ging mee naar wedstrijden en was ook verkocht. Op mijn vijfde gingen we op zoek naar een heel klein wielrenfietsje. Drie jaar later reed ik mijn eerste wedstrijd. In dat eerste jaar won ik 19 van de 22 wedstrijden.
Ook wielrenner worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een wielerkampioen? Je moet fietsen echt leuk vinden, want als het niet uit je hart komt, kun je er niet 100% voor gaan en jezelf pijnigen met trainingen. Je moet een grote dosis talent hebben, veel wilskracht en doorzettingsvermogen. Welke opleiding heb je nodig? Om prof te worden heb je geen opleiding nodig. Als je het leuk vindt om hard te fietsen en om aan wedstrijden mee te doen, kun je je aanmelden bij een wielerclub. Die clubs zitten door heel het land, dus er is er altijd wel eentje in de buurt. Jongeren die willen gaan wielrennen, kunnen bij een club vaak wat materiaal lenen, zodat je eerst een paar trainingen kunt uitproberen en niet meteen een wielrenfiets hoeft te kopen. Meer informatie: www.mariannevos.nl www.jeugdwielrennen.nl en www.wielrennen.startpagina.nl
08.30 uur Vandaag fiets ik een veldwedstrijd. Het heeft geregend,
wielrenner
dus het parcours is supermodderig en glad. Ik ben sterker als ik fiets op de harde weg, dus ik hoop er maar het beste van. Ik ontbijt goed en eet veel brood om op krachten te komen. Gemiddeld moet ik drie uur voor een wedstrijd eten. Dus als ik per ongeluk om negen uur een wedstrijd heb, sta ik al om zes uur op!
09.30 uur Ik kleed me om in mijn wielrenpak en ik ga mijn fiets klaarmaken. Vanwege het slechte weer kies ik vandaag voor brede banden met een hoge nop, zodat ik meer grip heb op het modderige parcours. Daarna rijd ik een paar rondjes om het parcours te verkennen.
117
Een dag uit het leven van wielrenster Marianne… 12.00 uur Ik eet een stuk appelvlaai. Behalve dat het lekker is, zit er veel energie in en dat heb ik nodig voor de wedstrijd zo meteen. Ik kan niet alles eten, hoor: chocolade voor de wedstrijd is bijvoorbeeld slecht. Na de snack krijg ik een lekkere massage om mijn benen en rug soepel te maken voor de wedstrijd.
Ik verlies veel plekken op de andere vrouwen, dus ik besluit langs de materiaalpost te rijden voor nieuwe banden. De materiaalpost is een soort pitstop zoals je ook bij autoracers hebt: je scheurt naar binnen met je fiets, ze sleutelen eraan en weg rijd je weer.
Ergens halverwege de wedstrijd Helaas gaat er iets mis; als 12.45 uur Omdat ik onlangs wereldkampioene wielrennen ben geworden, word ik gehuldigd door de organisatie van de wedstrijd van vandaag. Er worden veel foto’s gemaakt en ik krijg een grote bos bloemen. Het is wel een beetje gek om vóór de wedstrijd al bloemen te krijgen…
ik bij de materiaalpost aankom, is mijn nieuwe fiets er nog niet, dus moet ik nog een ronde verder met dezelfde fiets. Veel tijd verloren en geen resultaat: balen! Tot overmaat van ramp glijd ik ook nog uit op een brug, waardoor ik nog verder achter raak. De wedstrijd is verloren en ik eindig als negende…
13.00 uur Ik krijg mijn rugnummer voor de wedstrijd van vandaag en trek mijn wielrenschoenen aan. Iets voor halftwee moeten alle deelnemers zich melden bij de start en een handtekening zetten. Dat is om te bewijzen dat je echt bent wie je zegt dat je bent.
13.30-14.10 Veertig minuten wedstrijd rijden op het veld. We moeten vijf rondjes van tweeënhalf tot drie kilometer. Niet zo ver dus, maar het is heel zwaar over een hobbelig en glibberig parcours. Ik heb een slechte start en ik kom niet goed door de modder heen met de fiets.
14.30 uur Als je wint word je na de wedstrijd gehuldigd op een podium. Ik niet dus vandaag. Toch moet ik nog een halfuur extra blijven, omdat behalve de winnaars ook altijd een aantal willekeurig aangewezen dames naar de dopingcontrole moet. Vandaag hoef ik niet. Ik blijf nog even kijken naar de herenwedstrijd en dan ga ik lekker naar huis. Ik moet nog studeren voor school morgen!
zeekapitein Erich Wittmach (57): Als
je een golf zo hoog als een flatgebouw op je af ziet komen, slik je wel even.
Wat doet een kapitein? Een zeekapitein is verantwoordelijk voor alles wat er gebeurt op en rond het schip. Je eerste taak is natuurlijk het varen zelf: je bepaalt de koers en de snelheid van het schip en onderhoudt ondertussen de communicatie met de wal en met andere schepen. De kapitein geeft leiding aan de bemanning en is de eindverantwoordelijke voor het laden van goederen, de zorg voor proviand en brandstof aan boord en het technische gedeelte van de scheepvaart, zoals de motor. Op een schip werk je eigenlijk 24 uur per dag als een team. Na drie maanden op zee heb ik twee maanden verlof. Vertel eens wat meer over het schip waarmee je nu vaart? Dit is een containerschip dat maximaal 550 containers kan laden. Het schip heet Maris, het is in Duitsland gebouwd en is nu elf jaar oud. Daarmee begint het al een oudje te worden. Het schip heeft een gemiddelde grootte en kost ongeveer zeven miljoen euro. Het vaart ongeveer vijftien knopen, dat is zo’n dertig kilometer per uur. Er werken elf mensen op, waarvan drie Europeanen: ikzelf, de officier en de hoofdingenieur. De eerste officier is een Rus en de rest zijn Filippino’s. Dat zijn de beste zeelui.
Waar ben je zoal geweest en met wat voor schepen? Ik zit al veertig jaar op zee en heb op dertien verschillende boten gevaren. Als officier voer ik op schepen die de hele wereld rondgingen. Dat waren tochten van zes maanden. Als kapitein heb ik voornamelijk in Europese wateren gevaren tussen Scandinavië, Engeland, Nederland en Spanje. Heel even heb ik ook op een zeeschip gevaren dat rivieren op kan; vooral de Rijn en de Maas voeren we af. Maar ik vind de zee leuker. Wat vind je het leukste en het moeilijkste aan deze baan? Het allerleukste is het manoeuvreren in de haven. Dat is ook vaak het moeilijkst. In Belfast, waar ik nu heen vaar, is het moeilijk omdat zoet water uit de rivier zich in de haven mengt met het zeewater en dat geeft allerlei gecompliceerde stromingen. Ik vind het ook leuk dat ik steeds onderweg ben en dat ik door deze baan altijd dicht bij de zee ben.
Wat doet de zee met je? Fysiek gezien worden de meeste passagiers die net op zee zitten, heel moe en slapen dagen aan een stuk. En als je voor je werk net begint met varen, word je vaak heel zeeziek, hoewel je daar snel aan went. Als de boot bij storm begint te rollen op de golven, krijg ik ontzettende trek en eet ik veel te veel. Geestelijk gezien doet de zee veel meer. Ze geeft je een gevoel van vrijheid.
Hoe weet je waar je wel en niet kunt varen? Er zijn radarschermen en zeekaarten waarop diepten en de meest voorkomende zeestromen staan aangegeven. Het is verder ook een kwestie van ervaring. Als we een haven binnen komen varen, nemen we een loods aan boord. Er zijn wel havens waar dat niet verplicht is, maar voor de veiligheid doe ik dat altijd. Ik vaar wel altijd zelf, de loods geeft enkel aanwijzingen.
zeekapitein
Wat is je grootste angst als zeekapitein? Dat ik niet op de brug sta als een onervaren waarnemend officier zich geen raad weet met een onverwachte of moeilijke situatie. Als er bijvoorbeeld bij druk verkeer zes boten kriskras door elkaar varen, kan dat behoorlijk gevaarlijk zijn. Wanneer ik niet echt vertrouwen in iemands kunnen, dan slaap ik nooit rustig.
119
Ben je wel eens in een flinke storm terechtgekomen? Een paar jaar geleden werd ik verrast door een orkaan toen ik net de haven uit was. Het lukte niet om terug te varen, dus toen moesten we in golven van vijftien meter hoog in de Baltische Zee blijven liggen. Als je een golf zo hoog als een flatgebouw op je af ziet komen, slik je wel even. Mijn vrouw was aan boord en sindsdien weigert ze een voet op een schip te zetten. Verschillen de zeeën erg van elkaar? Jazeker. De Noordzee is ondiep, tussen de tien en dertig meter. En de golfslag is kort, maar sterk. De Middellandse Zee is juist heel diep en heeft geen getijden, dus die is veel rustiger. In de Scandinavische wateren heb je veel ijs en sneeuw. Dat is weer moeilijker varen. Is er ook veel verschil tussen havens en landen? Ja, sommige havens en landen zijn veel mooier dan andere. Finland is bijvoorbeeld geweldig! Daar moeten we soms naar een binnenlands meer varen dat negentig meter boven de zee ligt. Met sluizen en dokken word je dan omhoog gevoerd. Het is prachtig om zo midden door de natuur te varen. De Nederlandse havens vind ik gemiddeld, de Ierse havens het ergst. Die lui daar hebben geen besef van het begrip service, vind ik. Ik ben altijd weer blij als ik er weg ben.
Ook zeekapitein worden?
zeekapitein
Wat zijn de ideale eigenschappen van een kapitein? Je moet van veel dingen verstand hebben. Voor het omgaan met je bemanning heb je goede sociale vaardigheden nodig. Maar als je een watje bent, spelen ze met je, dus je moet als kapitein wel sterk in je schoenen staan. Je moet openstaan voor andere culturen en flexibel zijn. Je moet technisch aangelegd zijn, zodat je de techniek aan boord snapt.
120
Is er de laatste jaren veel veranderd in de zeevaart? Vroeger werd de lading per kraan gelost en geladen. Nu wordt bijna alles in containers vervoerd. De schepen zijn groter geworden en alles is computergestuurd. In principe zou de computer het schip van A naar B kunnen varen, maar dan is de lol er wel een beetje af ! Het weer is ook erg veranderd. Slecht weer hield vroeger soms weken aan; nu komt het vaak onverwacht opzetten en is het van korte duur. En de samenstelling van de bemanning is veranderd. Er zijn steeds minder Europeanen; ze vinden het zwaar werk, en je bent lang van huis. In hun plaats komen er steeds meer Filippijnse en Russische zeelui. Wat neem je altijd mee naar je werk en waarom? Ik heb natuurlijk veel moderne apparatuur tot mijn beschikking, maar ik heb ook altijd een handmatig kompas bij me. Je weet maar nooit. Mijn mobiele telefoon heb ik ook altijd bij me. Tot zo’n vijftien kilometer van het land vandaan doen die dingen het prima. Wat vind je van je uniform? Ik vind het officiële kapiteinsuniform niet zo mooi en het zit niet lekker. Ik werk het liefst in een T-shirt. Sommige kapiteins doen hun uniform wel aan als ze aan wal gaan, maar ik niet.
Wat voor opleiding heb je nodig? Om kapitein te worden op een groot containerschip als de Maris (5500 ton) moet je minimaal vier jaar naar de zeevaartschool. Tijdens de opleiding loop je twee keer een halfjaar stage op zee. Een kapitein van een containerschip moet minimaal vier jaar ervaring hebben op zee. Zee-ervaring doe je op door bijvoorbeeld een tijd mee te varen als matroos op een schip. Een kapitein van een groot schip moet een medische keuring ondergaan en een aantal verplichte cursussen volgen op het gebied van veiligheid en navigatie, waaronder radarnavigatie, brandveiligheid en internationale havenveiligheid. Die cursussen duren elk zo’n vijf dagen. Je moet ook minimaal vijftien dagen meelopen in een ziekenhuis, om de basis te leren over hechten, wonden verbinden en dergelijke. Je kunt ook kapitein worden in de beroepszeilvaart. Daarvoor moet je één jaar (beperkt vaargebied) of twee jaar (wereldwijde vaart) naar de zeevaartschool en minimaal twee jaar zee-ervaring opdoen. Zeevaartscholen bieden opleidingen aan op mbo- en hbo-niveau. Meer informatie? www.zeebenengezocht.nl en www.spetterendeopleidingen.nl
Een dag uit het leven van zeekapitein Erich… 07.00 uur Ontbijt. De Filippijnse kok heeft roereieren voor me ge-
16.00 uur Ik neem het roer weer over en de loods van de haven van
bakken. Om acht uur neem ik het roer over van de stuurman zodat hij kan rusten. Hij heeft de halve nacht op de brug gestaan. Ik verander de koers en het schip trekt langzaam naar stuurboord, met Belfast als bestemming.
Belfast komt aan boord. Een halfuur later varen we de haven binnen en manoeuvreer ik het schip naar de kade. Zodra we vastliggen, beginnen kranen de containers van het schip te lossen en nieuwe te laden.
10.00 uur De bemanning is het dek aan het verven en de stuurman ligt lekker te slapen. Het is rustig weer en de zee is zo glad als een spiegel. Ik zak een beetje onderuit en houd de metertjes en radar in de gaten.
tainers met stalen haken vast en de grote luiken worden hydraulisch gesloten zodat er geen zeewater in het schip kan komen. Ik teken alle havenpapieren en zodra de loods aan boord is gooien we de trossen los en varen we de haven weer uit. We zijn helemaal vol geladen en hebben bijna zeshonderd containers aan boord.
12.00 uur Na de lunch neemt de stuurman het roer over. Ik zoek de eerste monteur op die een probleem met een dieselpomp aan het verhelpen is. Als ik in de luidruchtige machinekamer kom zet ik de oorbeschermers op. Zodra hij me ziet, steekt hij zijn duim op: het is al verholpen!
zeekapitein
18.00 uur Het lossen en laden is klaar. De bemanning zet de con-
121
18.30 uur Een loodsboot haalt de loods op. Ik vaar het schip langs de Ierse kust en houd contact met de scheepsverkeersleiding, want er hangt mist. De kok brengt me wat eten op de brug. Tegen acht uur zet de schemer in. Het begint wel wat harder te waaien en beneden op het dek zie ik dat de bemanning nogmaals controleert of de containers goed vastzitten. Om twaalf uur geef ik het roer over aan de stuurman en ga slapen.