Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1999 SZW 17 december 1998/nr. BZ/VOL/98/41335 3º. buitenschoolse opvang: het in georDirectie Bijstandszaken ganiseerd verband tegen vergoeding bieden van verzorging, opvoeding, De Minister van Sociale Zaken en toezicht en vrijetijdsactiviteiten aan Werkgelegenheid kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de Gelet op artikel 3, eerste lid, en 8, eer- leeftijd waarop het primair onderwijs ste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies; voor dat kind eindigt, door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouBesluit: ders, waarbij in ieder geval opvang wordt geboden na school en in schoolArtikel 1. Definities vakanties; 1. In deze regeling wordt verstaan 4º. gastouderopvang: kinderopvang onder: voor kinderen in de leeftijd van 0 jaar a. de minister: de Minister van Sociale tot de leeftijd waarop het primair Zaken en Werkgelegenheid; onderwijs voor dat kind eindigt in een b. alleenstaande ouder: ongehuwde gezinssituatie, die tot stand komt door dan wel degene die duurzaam geschei- bemiddeling van een gastouderbureau den leeft van de persoon met wie hij gedurende ten minste vijf uren per gehuwd is, en die de volledige zorg week en die betrekking heeft op heeft voor één of meer tot zijn last gelijktijdig ten hoogste vier kinderen. komende kinderen en geen gezamen- 2. Burgemeester en wethouders kunlijke huishouding voert met een ander, nen voor de toepassing van deze regetenzij het betreft een bloedverwant in ling besluiten gehuwden, als partners de eerste graad; geregistreerden of ongehuwd samenc. ten laste komend kind: kind in de wonenden gelijk te stellen met een leeftijd van 0 jaar tot de leeftijd waar- alleenstaande ouder in het geval één op het primair onderwijs voor dat kind van de partners door omstandigheden eindigt en voor wie de alleenstaande de volledige zorg voor één of meer tot ouder aanspraak op kinder-bijslag op hun last komende kinderen op zich grond van de Algemene heeft genomen. Kinderbijslagwet kan maken; d. kinderopvang: het in georganiseerd Artikel 2. Subsidie aan de gemeente verband tegen vergoeding verzorgen 1. De minister verstrekt op aanvraag en opvoeden van kinderen door ande- aan een gemeente subsidie als tegeren dan de eigen ouder, pleeg- of stief- moetkoming in de door de gemeenten ouder op uren dat deze zelf hier-voor in het kalenderjaar 1999 te maken kosniet beschikbaar is wegens de omstan- ten voor kinderopvangplaatsen voortdigheden, bedoeld in artikel 2, eerste vloeiend uit overeenkomsten als lid; bedoeld in artikel 3, eerste lid, ten e. kinderopvangplaats: aanbod van behoeve van alleenstaande ouders die kinderopvang dat voldoet aan de eisen als zodanig in dat jaar: gesteld bij of krachtens het Tijdelijk a. algemene bijstand ontvangen als besluit kwaliteitsregels kinderopvang, bedoeld in de Algemene bijstandswet waarbij de volgende soorten worden en: onderscheiden: 1º. betaalde arbeid verrichten, of 1º. hele-dagopvang: aanbod van kin2º. ten aanzien van wie het volgen van deropvang voor kinderen in de leeftijd scholing of een opleiding noodzakelijk van 0 jaar tot en met 4 jaar gedurende wordt geacht voor de inschakeling in negen of meer aaneengesloten uren de arbeid; per werk- of studiedag; b. geen algemene bijstand meer ont2º. halve-dagopvang: aanbod van kin- vangen als bedoeld in de Algemene deropvang voor kinderen in de leeftijd bijstandswet wegens het direct daarop van 0 jaar tot en met 4 jaar gedurende aansluitend verrichten van betaalde minimaal vijf, maar minder dan negen arbeid, waaronder begrepen arbeid aaneengesloten uren per werk- of stu- die met overheidsbijdragen wordt gefidiedag; nancierd dan wel waarvoor de werkge-
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
ver subsidie ontvangt op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden, de Regeling in- en doorstroom-banen voor langdurig werklozen of de Regeling schoonmaakdiensten particulieren, waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders het bekostigen van de kinderopvang nog steeds noodzakelijk is om die arbeid te kunnen blijven verrichten; c. een uitkering ontvangen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening kunstenaars. 2. Met algemene bijstand als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt gelijkgesteld een uitkering op grond van enige sociale zekerheidswet waarvan de hoogte de bijstands-uitkering voor een alleenstaande ouder niet te boven gaat indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het ontbreken van de bekostiging van kinderopvang ten aanzien van de betreffende alleenstaande ouder zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 3. Subsidievoorwaarden De subsidie wordt verleend indien de gemeente voor de alleenstaande ouder of de alleenstaande ouder zelf met instemming van de gemeente, met een instelling of een natuurlijke persoon die de kinderopvangplaats verzorgt, daartoe een schriftelijke overeenkomst sluit. 2. In de overeenkomst is op duidelijke en overzichtelijke wijze vermeld: a. de instelling jegens welke of de natuurlijke persoon jegens wie de uitgaven worden gedaan; b. de instelling of de natuurlijk persoon die de kinderopvang verricht indien deze een andere is dan bedoeld in onderdeel a; c. naam en geboortedatum van de kinderen voor wie de kinderopvang pleegt te worden genoten; d. naam en adres van de alleenstaande ouder ten behoeve van wie de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegaan; e. de periode waarin en het aantal dagen van de week waarop naar heledagopvang, halve-dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang
1
onderscheiden, van deze regeling gebruik pleegt te worden gemaakt; f. het adres waar de kinderopvang pleegt plaats te vinden. 3. Burgemeester en wethouders, of de alleenstaande ouder, bedoeld in het eerste lid, die de overeenkomst aangaat, dragen er zorg voor dat in de overeenkomst: a. geen langere opzegtermijn wordt opgenomen dan 6 weken, en b. de instelling of de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel a of b van het tweede lid, verplicht is de gemeente te berichten indien van de kinderopvangplaats zonder opgaaf van redenen over een periode langer dan 2 weken feitelijk geen gebruik wordt gemaakt. 4. Na de ontvangst van een bericht als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, onderzoeken burgemeester en wethouders of de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, moet worden voortgezet. Zo nodig zeggen burgemeester en wethouders de overeenkomst op. 5. Aan de gemeente wordt geen subsidie verleend voor zover ten aanzien van de kinder-opvangplaats aanspraak bestaat op een andere subsidie.
voor vijf of meer werk- of studiedagen per week gedurende een geheel kalenderjaar bedraagt f 19.050,- . 2. De subsidie voor een kinderopvangplaats in de vorm van halve-dagopvang of buitenschoolse opvang voor vijf of meer werk- of studiedagen per week gedurende een geheel kalenderjaar bedraagt f 12.575,-. 3. De subsidie voor een kinderopvangplaats in de vorm van gastouderopvang gedurende een geheel kalenderjaar bedraagt f 7.620,-. 4. De subsidie wordt naar evenredigheid verlaagd, indien: a. de kinderopvangplaats, bedoeld in het eerste of tweede lid, voor minder dan vijf werk- of studiedagen van de week wordt overeengekomen of slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar, of b. de kinderopvangplaats, bedoeld in het derde lid, slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar wordt overeengekomen. 5. Artikel 4, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de bedragen genoemd in dit artikel.
5. Indien de minister gebruik gemaakt heeft van de bevoegdheid bedoeld in het derde lid of vierde lid, kan hij de daardoor resterende subsidie toevoegen aan de gemeenten die meer subsidie hebben aangevraagd dan het maximale subsidiebedrag en voor die gemeenten een hogere maximale subsidie verlenen. Artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 6. Burgemeester en wethouders van gemeenten die de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, hebben ingediend ontvangen vóór 1 juni 1999 van de minister een beschikking tot subsidieverlening waarin de maximale subsidie voor het jaar 1999 is opgenomen.
Artikel 7. Bevoorschotting 1. De minister betaalt op of omstreeks 15 januari 1999 aan gemeenten een voorschot van 50% van de maximale subsidie bedoeld in artikel 4, tweede lid, zonder dat daartoe door burgemeester en wethouders reeds een aanvraag is ingediend. 2. Gemeenten die over het jaar 1997 geen of een nihil jaaropgave als bedoeld in artikel 11 van de Regeling Artikel 6. Indiening aanvraag kinderopvang en buitenschoolse Artikel 4. Beschikbaar budget en ver1. Burgemeester en wethouders dienen opvang alleenstaande ouders 1997 en deling van het budget hun aanvraag om in aanmerking te over het jaar 1998 geen aanvraag voor 1. Het voor deze regeling beschikbare komen voor de subsidie bij de minister kinderopvang als bedoeld in artikel 6, budget bedraagt f 90.000.000,-. in vóór 1 april 1999. eerste lid, van de Regeling kinderop2. De maximale subsidie per gemeente 2. Bij de aanvraag wordt aangegeven vang en buitenschoolse opvang alleenwordt op basis van het bedrag tot welk subsidiebedrag burgemeester staande ouders 1998 hebben ingegenoemd in het eerste lid bepaald en wethouders voornemens zijn in diend, ontvangen geen voorschot, naar evenredigheid van het aantal 1999 door middel van overeenkomsten tenzij de aanvraag bedoeld in artikel 6, alleenstaande ouders, dat volgens de als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kin- eerste lid, vóór 1 februari 1999 door de facetten-code CBS per ultimo 1996 in deropvangplaatsen voor alleenstaande minister is ontvangen. In dat geval ontde gemeente woonplaats had en als ouders aan te gaan. Daarbij kunnen vangt de gemeente het voorschot, zodanig algemene bijstand op grond burgemeester en wethouders aangebedoeld in het eerste lid, op of omvan de Algemene bijstandswet ontven voor meer of minder subsidie in streeks 15 februari 1999. ving, waarbij de subsidie in ieder geval aanmerking te willen komen dan bij 3. De minister betaalt op of omstreeks per gemeente die een aanvraag doet toepassing van artikel 4, tweede lid, 15 juni 1999 aan gemeenten een voorop basis van deze regeling het equiva- voor die gemeente beschikbaar is. De schot van 80% van de maximale subsilent is van één volledige kinderopvang- aanvraag is ingericht volgens de bij die, bedoeld in artikel 6, zesde lid. Bij plaats. De uit de eerste volzin voortdeze regeling behorende bijlage 2. de betaalbaarstelling van dit voorschot vloeiende maximaal beschikbare 3. Indien burgemeester en wethouders wordt het voorschot, bedoeld in het subsidie per gemeente is opgenomen bij de aanvraag te kennen geven het eerste of tweede lid, verrekend dan in bijlage 1 bij deze regeling. maximum subsidiebedrag dat volgt uit wel teruggevorderd. 3. Indien de ontwikkeling van de lonen de toepassing van artikel 4, tweede lid, in de gepremieerde en gesubsidieerde niet of niet volledig te zullen aanwen- Artikel 8. Jaaropgave sector of de ontwikkeling van het prijs- den, kan de minister voor die gemeen- 1. Burgemeester en wethouders doen indexcijfer van de particuliere gezinste een lagere maximale subsidie verle- vóór 20 september 2000 aan de minisconsumptie daartoe aanleiding geeft nen, overeenkomstig het door die ter opgave van de in het kalenderjaar wordt het bedrag, bedoeld in het eer- gemeente aangegeven bedrag. 1999 voor subsidie in aanmerking ste lid, door de minister herzien en 4. Indien burgemeester en wethouders komende kosten voor kinderopvang, bekend gemaakt in de Staatscourant. vóór 1 april 1999 geen aanvraag indie- bedoeld in deze regeling. Deze jaaropnen kan de minister de subsidie ambts- gave is, indien de opgave betrekking Artikel 5. Subsidiebedrag halve op nihil vaststellen en het voorheeft op een bedrag van meer dan 1. De subsidie voor een kinderopvang- schot bedoeld in artikel 7, eerste lid, f 20.000,-, voorzien van een verklaring plaats in de vorm van hele-dagopvang terugvorderen. van een deskundige, belast met de in
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
2
artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van gegevens. 2. De jaaropgave en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, zijn ingericht overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 3 respectievelijk bijlage 4. 3. De verklaring van de deskundige, bedoeld in het eerste lid, is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 5 bij deze regeling beschreven controle- en rapportageprotocol.
een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1998 in het jaar 1999 oordelen over de noodzaak van voortzetting van de bekostiging van de kinderopvang ten behoeve van die alleenstaande ouder, nemen daarbij in acht dat de minister in ieder geval tot één jaar na de aanvang van de arbeid van de alleenstaande ouder de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, verleent. 2. Na het jaar, bedoeld in het eerste lid, wordt de subsidie, bedoeld in artiArtikel 9. Toezicht kel 3, eerste lid, door de minister 1. Met het toezicht op de naleving van slechts verleend indien burgemeester deze regeling zijn belast de ambtenaen wethouders aantonen dat het door ren van de directie Toezicht van het de alleenstaande ouder ontvangen ministerie van Sociale Zaken en loon inclusief de tot het loon te rekeWerkgelegenheid. nen vergoedingen en de eventueel Burgemeester en wethouders verstrek- daarenboven te verstrekken toeslagen ken desgevraagd aan de minister kosdie op grond van artikel 10 juncto artiteloos alle inlichtingen, die hij voor het kel 11 van de Wet op de loonbelasting toezicht en de beleidsvorming met 1994 tot het loon wordt gerekend, ten betrekking tot deze regeling nodig hoogste 130% van het voor hem gelheeft en verlenen inzage in de admini- dende minimumloon op grond van de stratie terzake van belang zijnde Wet minimumloon en minimumvakanbescheiden. tiebijslag bedraagt. 3. In afwijking van het tweede lid verArtikel 10. Administratieve verplichtin- leent de minister de subsidie, bedoeld gen in dat lid, nog tot 6 maanden na Burgemeester en wethouders dragen afloop van de periode van een jaar, er zorg voor dat de administratie voor bedoeld in dat lid, indien burgemeesde uitvoering van deze regeling zoda- ter en wethouders beslissen dat het nig wordt ingericht dat, naast de in stopzetten van de bekostiging van de artikel 3, eerste lid, bedoelde overeen- kinderopvang ten behoeve van de komsten, dan wel indien de alleenalleenstaande ouder zou leiden tot staande ouder zelf met instemming onbillijkheden van overwegende aard. van de gemeente een overeenkomst 4. Dit artikel is van overeenkomstige sluit een afschrift van deze overeentoepassing op de alleenstaande ouder, komst, alle overige van belang zijnde bedoeld in artikel 2, eerste lid, ondervastleggingen en bewijsstukken ten deel c, van de Regeling kinderopvang behoeve van het besluitvormings-, uit- en buitenschoolse opvang alleenstaanvoerings-, controle- en verantwoorde ouders 1998, voor wie de kinderopdingsproces zichtbaar en controleervang werd bekostigd op grond van baar zijn vastgelegd. genoemde regeling zoals die regeling luidde tot de datum van inwerkingtreArtikel 11. Subsidievaststelling ding van deze regeling. 1. Met inachtneming van de artikelen 2, 3 en 5 stelt de minister de subsidie Artikel 13. Inwerkingtreding vast binnen 12 maanden na ontvangst Deze regeling treedt in werking met van de jaaropgave, bedoeld in artikel ingang van 1 januari 1999 8, eerste lid. 2. Indien de jaaropgave niet tijdig is Artikel 14. Citeertitel ontvangen, dan wel niet is voorzien Deze regeling wordt aangehaald als: van de verklaring, bedoeld in artikel 8, Regeling kinderopvang en buiteneerste lid, kan de minister de subsidie schoolse opvang alleenstaande ouders ambtshalve vaststellen. 1999. Artikel 12. Overgangsrecht 1. Burgemeester en wethouders van een gemeente die ten behoeve van
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen 1, 2 en 3 in de Staatscourant worden geplaatst. De
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
bijlagen 4 en 5 worden met ingang van 1 mei 1999 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. ’s-Gravenhage, 17 december 1998. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, K.G. de Vries. Toelichting A. Algemeen 1. Inleiding De ’Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1998’ wordt, op enkele punten inhoudelijk gewijzigd, in het jaar 1999 voortgezet. Daartoe is voor het jaar 1999 een nieuwe regeling opgesteld: de ’Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1999’. Deze regeling heeft, net zoals de regeling over 1998, een wettelijke basis gevonden in de Kaderwet SZWsubsidies. Hieronder wordt uiteengezet wat de voorgeschiedenis is van deze regeling, wat de doelstelling is van deze regeling, en welke verschillen er zijn tussen de regeling in 1998 en de wijze waarop de voortzetting nu plaats vindt in 1999. Tenslotte komen nog aan de orde de bekostigingswijze en het toezicht. Deze regeling geldt voor geheel 1999. De regeling sluit aan op voorgaande jaren. De regeling over 1999 kent een aantal aanpassingen waarmee beoogd is tegemoet te komen aan de wens van gemeenten tot vereenvoudiging. 2. Voorgeschiedenis In 1996 is de ’Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders’ voor het eerst tot stand gekomen. De regeling was een van de activiteiten die in het kader van de kabinetsnota ’De andere kant van Nederland’ is gestart. De bedoeling is ten behoeve van de preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting structureel middelen ten laste van de bijstandsuitgaven te boeken teneinde de kinderopvangcapaciteit voor (kinderen van) alleenstaande ouders in de bijstand te vergroten. Belemmeringen voor uitstroom naar
3
werk of het volgen van scholing die gelegen zijn in het niet kunnen beschikken over kinderopvang, worden hiermee weggenomen. Op 27 februari 1996 is de regeling voor de eerste maal in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 43). Vervolgens is op 28 februari 1997 de regeling over 1997 gepubliceerd (Stcrt. 42). Bij vermelding in Staatscourant nummer 185 (d.d. 25 september 1997) werd de regeling over 1997 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1997 gewijzigd in verband met de prijs- en loonindexering, waarmee het beschikbare bedrag voor 1997 is vastgesteld op 87,5 miljoen gulden. Op 12 december 1997 is de regeling over 1998 gepubliceerd (Stcrt. 243). Bij vermelding in Staatscourant nummer 166 (d.d. 28 augustus 1998) werd de regeling over 1998 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1998 gewijzigd in verband met de prijs- en loonindexering, waarmee het beschikbare bedrag voor 1998 is vastgesteld op 90 miljoen gulden. In 1998 hebben 472 van de 548 gemeenten een beroep gedaan op de regeling. Zij vroegen in totaal voor 102 miljoen gulden aan subsidie aan.
aanzien van de uitstroom naar betaald werk of scholing, door middel van het bieden van kinderopvang. Wat betreft scholing gaat het dan om de opleidings- of scholingsfase die aan de uitstroom vooraf gaat. Het kan dus voorkomen dat een persoon gedurende de hele trajectbemiddelingsfase gebruik maakt van deze kinderopvang. Teneinde het ’vollopen’ van de regeling te voorkomen wordt, indien de alleenstaande ouder langer dan een jaar gebruik maakt van de kinderopvang, een inkomensgrens gesteld. Gezien het toenemend gebruik van de regeling is het zaak om doorstroom te realiseren naar de reguliere gesubsidieerde kinderopvang. Tot nu toe was de gemeente vrij in het bepalen van de duur waarvoor iemand, na uitstroom uit de bijstand, voor kinderopvang in aanmerking kon komen. De duur wordt nu beperkt in die zin dat er, een jaar na uitstroom, een grens van 130% WML wordt gesteld als maximaal inkomen dat een uitstromer mag verdienen. De gemeente blijft overigens vrij om zelf te bepalen voor hoelang de alleenstaande ouder in aanmerking kan blijven komen voor kinderopvang als het inkomen van de alleenstaande ouder onder deze beloningsgrens zit Karakter van de regeling (zie artikel 12 van de regeling). Deze regeling is bestemd voor het jaar Het is de gemeente vrij om te bepa1999. In het regeerakkoord 1998 is len of een eigen ouderbijdrage geheaangekondigd om met een ’Wet ven wordt of niet. De bedoeling om Basisvoorziening Kinderopvang’ een geen ouderbijdrage te heffen is, dat de belangrijke voorwaarde te scheppen uitstroom naar werk dat op of rond voor het uiteindelijk tot stand doen het minimumniveau wordt beloond, of komen van een dekkend aanbod aan de uitstroom naar scholing voor degeopvang van kinderen tot en met 12 ne die in een uitkeringssituatie verjaar. keert, niet wordt belemmerd door het In samenhang met de uitwerking hier- heffen van een eigen bijdrage. van zal worden bezien of, en zo ja hoe, Gebleken is dat circa 90% van de de regeling kinderopvang kan worden gemeenten de alleenstaande ouder opgenomen in de voorgenomen ’Wet gratis kinderopvang biedt. De kinderbasisvoorziening kinder-opvang’. Het is opvang is voor de ouder vrijgesteld van nog niet bekend op welke termijn de de inkomstenbelasting (artikel 6, eerWet basisvoorziening kinderopvang ste lid, onderdeel h, van de ingevoerd zal worden. Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990). 3. Hoofdlijnen regeling Doelgroep regeling Doel regeling De doelgroep aan wie de kinderopHet doel van de regeling is om vang ten gunste kan komen zijn de gemeenten de mogelijkheid te bieden alleenstaande ouders die bijstand ontkinderopvangcapaciteit in te kopen bij vangen en betaalde arbeid verrichten derden door middel van het afsluiten (bijvoorbeeld part-time werk) of voor van schriftelijke overeenkomsten (con- wie het volgen van scholing of opleitracten). ding noodzakelijk wordt geacht voor De doelstelling van de regeling is om inschakeling in de arbeid, danwel eventuele belemmeringen weg te alleenstaande ouders die geen bijstand nemen bij alleen-staande ouders ten (of slechts aanvullende bijstand) meer
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
ontvangen omdat zij zijn uitgestroomd naar regulier of additioneel werk. Onder additioneel werk wordt verstaan een aanstelling in het kader van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen, een dienstbetrekking op grond van de Wet inschakeling werk-zoekenden dan wel een arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 5 van die wet, en de Regeling schoonmaakdiensten particulieren. Alleenstaande ouders die vallen onder de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (Wik) behoren ook tot de doelgroep. De Wik heeft als doelstelling kunstenaars te ondersteunen in hun streven naar een renderende beroepspraktijk. In het plenaire debat over de Wik op 2 oktober 1997 in de Tweede Kamer werd door verschillende fracties gewezen op de problemen van kunstenaars met een alleenstaand ouderschap in hun streven naar een renderende beroepspraktijk of bij het aanvaarden van werk gericht op nevenverdiensten. De Regeling Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1999 is daarom opengesteld voor Wik-gerechtigden. Er is sprake van een hardheidsclausule. Het kan voorkomen dat alleenstaande ouders met een andere sociale zekerheidsuitkering zich bij de sociale dienst melden om in aanmerking te komen voor kinderopvang in verband met de uitstroom naar scholing of werk. Als dit een uitkering is zoals de Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Algemene nabestaandenwet of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, is het voor Burgemeester en Wethouders mogelijk om zo iemand ook kinderopvang in het kader van deze regeling te bieden. Voorwaarde voor de gelijkstelling is wel dat Burgemeester en Wethouders in het betreffende geval van oordeel zijn dat het ontbreken van de bekostiging van kinderopvang zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. De zinsnede ’ten aanzien van de betreffende ouder’ impliceert dat zogenoemde categoriale gelijkstellingen in het kader van deze subsidieregeling niet toelaatbaar zijn. Er moet dus gekeken worden naar de individu-
4
ele situatie en het inkomen van die persoon. In verband met de nieuwe Tijdelijke stimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang van VWS, alsmede met de voormalige Stimuleringsmaatregel VWS en de overdracht hiervan naar het Gemeentefonds, kent de regeling een bepaling waardoor uitgesloten wordt dat voor een contract dat reeds uit andere hoofde wordt gesubsidieerd, subsidie vanuit de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders vergeven kan worden (artikel 3, vijfde lid). Concreet betekent dit dat de door SZW gesubsidieerde kosten voor kinderopvang niet meetellen voor de uitbreiding die op grond van de Tijdelijke stimulerings-maatregel buitenschoolse opvang van VWS per 31 december 2000 gerealiseerd worden. Ook geldt de uitsluiting voor andere subsidies zoals eigen gemeentelijke middelen of werkgevers-bijdragen.
ling, zijn gaan werken of een opleiding zijn gaan volgen, waar zij dat voorheen niet deden. Deze verandering wordt in 80% van de gevallen door henzelf aan de regeling toegeschreven. Ook de uitvoerende gemeenteambtenaren vellen bijna steeds een positief oordeel over de regeling. Het rijk stelt extra financiële middelen ter beschikking; er is geen wachtlijst; de opvang is vaak gratis; het is een bruikbaar instrument voor toeleiding tot de arbeidsmarkt, het is een positieve prikkel en geen sanctie. Omdat de reikwijdte van de regeling beperkt is, kan niet elke alleenstaande ouder naar de arbeidsmarkt worden gebracht. Kinderopvang is uiteraard slechts één element in een complex van factoren die bepalen of de alleenstaande ouder gaat werken of niet. De gemeenteambtenaren geven ook knelpunten aan die betrekking hebben op de uitvoering van de regeling. Vanwege schaarste aan kinderopvangEvaluatie van de regeling plaatsen in sommige gemeenten slaHet Regeerakkoord (Kamerstukken II, gen zij er niet in om extra plaatsen te 1997/1998, 26 024, nr. 10) bevat een creëren. De regeling wordt als sterk passage waarin er op wordt gewezen bureaucratisch ervaren, waardoor de dat de regeling zal worden geëvaluuitvoering veel werk vereist. Zowel eerd en zo nodig zal worden aangeouders als gemeenteambtenaren wilpast. In september 1998 is het gebruilen de regeling graag uitgebreid zien kersonderzoek naar de effectiviteit van naar buitenschoolse opvang voor 13de regeling afgerond, en is derhalve 16-jarigen en staan uitbreiding en voldaan aan de passage uit het flexibilisering van openingstijden Regeerakkoord. Op 11 november 1998 (zowel voor kinderopvang als voor buiis de evaluatie in de vorm van het rap- tenschoolse opvang) voor. port ’De Regeling kinderopvang alleenstaande ouders geëvalueerd’ aan 4. Aanpassingen ten opzichte regeling de Tweede Kamer aangeboden. Uit dit 1998 onderzoek komt het volgende naar voren. De aanpassingen ten opzichte van de Over de regeling zelf wordt door regeling 1998 zijn ingrijpend. Getracht praktisch alle alleenstaande ouders die is gemeenten tegemoet te komen in gebruik maken van deze vorm van kin- hun wens tot vereenvoudiging, met deropvang gunstig geoordeeld. Bijna name in de verantwoordings-methoallen zien de regeling als een mogelijk- diek. Hieronder worden de vereenvouheid om hun leven beter naar eigen digingen en andere aanpassingen voorkeur te kunnen inrichten. Men beschreven. waardeert het dat het gebruik van de regeling kosteloos is, dat een kwalita- Vereenvoudiging tief goede kinderopvang geboden 1. De eerste verandering ligt in de indiwordt, en dat de toegankelijkheid van viduele subsidiegrondslag en afrekende regeling groot is, en de wachttijd systematiek. De gemeente krijgt voorkort is. Voor de gebruikers kan gecon- taan subsidie in de kosten die cludeerd worden dat de regeling in voortvloeien uit het aangaan van overbelangrijke mate tegemoet komt aan een-komsten voor kinderopvangplaatde doelstelling waartoe zij in het leven sen voor alleenstaande ouders in de geroepen werd. Enkele belangrijke bijstand. Daarmee komt te vervallen effecten van de regeling zijn, dat voor dat de afrekening geschiedt op grond 70% van de gebruikers geldt dat zij, van bezette kinderopvangplaatsen. Per sinds zij gebruik maken van de regeindividuele cliënt sluit de gemeente
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
een overeenkomst af met een kinderopvanginstelling, of de cliënt sluit zelf een overeenkomst af, met instemming van de gemeente. De afzonderlijke overeenkomsten dienen tevens als registratie- en verificatiebron. De overeenkomst dient namelijk een aantal items te bevatten zoals de duur van de overeenkomst, de naam van de ouder en het adres waar de opvang plaatsvindt. In de overeenkomst dient opgenomen te worden dat de kinderopvanginstelling de gemeente zal informeren als het kind niet meer bij de kinderopvang verschijnt, en er klaarblijkelijk geen gebruik meer wordt gemaakt van de geboden plaats. Hiermee wordt het mogelijk om de overeenkomst voortijdig te beëindigen, zodat de plaats aan een ander kind vergeven kan worden. Daarom dient er ook een opzegtermijn in de afzonderlijke overeenkomst te worden opgenomen (artikel 3, derde lid). 2. Ten tweede is de indieningstermijn van de aanvraag vervroegd. Deze wijziging is opgenomen opdat gemeenten eerder de gelegenheid krijgen de definitieve aanvraag in te dienen. Vervolgens weten zij ook eerder in hoeverre het door haar aangevraagde budget kan worden gehonoreerd. Eerder indienen van de aanvraag zal geen problemen geven voor de gemeenten, immers de nieuwe afrekensystematiek vergt ook het tijdig aangaan van overeenkomsten met de instellingen (artikel 6). 3. Indien de in de jaaropgave gedeclareerde subsidie lager is dan f 20.000,=, is er geen verklaring noodzakelijk van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de gegevens (artikel 8, eerste lid). 4. De afrekening geschiedt op basis van de aangegane overeenkomsten. Daarom hoeft de bezettingsgraad niet meer gemeten te worden, want de overeenkomst is toegesneden op de plaatsing van het individuele kind. Wel zorgt de hierbovengenoemde signaalfunctie van kinderopvanginstelling naar gemeente ervoor, dat subsidie voor ’lege’ overeenkomsten zoveel mogelijk kan worden voorkomen. 5. De additionaliteit van de kinderopvang hoeft niet meer te worden aangetoond. Er hoeft bij de jaarverantwoording niet meer gewerkt te worden met peilstanden uit vorige
5
jaren om aan te tonen dat er extra plaatsen zijn gerealiseerd. 6. De zesde versoepeling betreft de kinderbijslagverklaring. Het is niet meer nodig voor de gemeente om voor alleenstaande ouders in de bijstand een kinderbijslagverklaring van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te overleggen (of anderszins aan te tonen dat kinderbijslag ontvangen werd voor het kind). Het feit dat deze ouders de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders ontvangen (op het moment dat het contract wordt aangegaan), waarborgt reeds dat hen de zorg van het kind in financiële zin toekomt. Indien het een alleenstaande ouder met een andere uitkering dan bijstand betreft, dient wel een verklaring te worden overlegd waaruit de aanspraak op kinderbijslag blijkt, of waaruit blijkt dat kinderbijslag ontvangen wordt. Indien de alleenstaande ouder (gesubsidieerde) arbeid verricht, dan dient alleen een verklaring te worden overlegd indien de alleenstaande ouder niet uit de bijstand is uitgestroomd. 7. Tenslotte een verduidelijking. Een aantal gemeenten heeft verzocht of het mogelijk is om de kosten voor vervoer van en naar de kinderopvanginstelling uit de subsidie te mogen financieren. Voor elk afgesloten overeenkomst ontvangt de gemeente een vastgesteld subsidiebedrag, afhankelijk van de gekozen vorm en duur van opvang. Indien de gemeente van dit bedrag subsidie overhoudt, en de overeenkomst is verder naar behoren uitgevoerd, mag zij uit dat surplus deze, aan de kinderopvang verwante kosten, financieren. Uitzondering hierop betreft echter de tussenschoolse opvang. Deze is nooit subsidiabel, daar hiervoor een wettelijke voorziening getroffen is in de Wet op het primair onderwijs.
een grens van 130% WML wordt gesteld als maximaal inkomen dat een uitstromer mag verdienen. De gemeente blijft overigens vrij om zelf te bepalen voor hoelang de alleenstaande ouder in aanmerking kan blijven komen voor kinderopvang als het inkomen van de alleenstaande ouder onder deze beloningsgrens zit (artikel 12). 5. Bekostiging en verdeelsleutel
Het is de bedoeling dat iedere gemeente de mogelijkheid krijgt om door middel van deze regeling overeenkomsten aan te gaan voor kinderopvang bestemd voor de doelgroep. Voor de berekening van de evenredige verdeling van het beschikbare budget van 90 miljoen wordt gebruik gemaakt van de facettencode CBS (1996), waaruit het aantal alleenstaande ouders blijkt dat in de gemeente woonplaats had en bijstand ontving. Uitgaande van het totale beschikbare budget van 90 miljoen en op basis van voornoemde facettencode wordt naar evenredigheid eerst een maximaal subsidiebedrag per gemeente vastgesteld. Op het aldus per gemeente vastgestelde maximale subsidiebedrag ontvangen de gemeenten die al eerder feitelijk gebruik hebben gemaakt van de regeling, op of omstreeks 15 januari 1999 een voorschot van 50%. Deze berekening houdt geen rekening met de werkelijke behoefte, maar is gebaseerd op het aantal alleenstaande ouders dat in de gemeente woonplaats had en bijstand ontving. De gemeenten wordt de gelegenheid geboden voor 1 april 1999 een aanvraag in te dienen op basis van de feitelijk verwachte behoefte. Hieruit kan een herverdeling van middelen voortvloeien. Daar waar gemeenten aangeven dat hun behoefte geringer of juist hoger is dan volgens de CBS facettencode berekend, Andere aanpassingen zal dit namelijk leiden tot een naar Om dichtslibben van de regeling te beneden of naar boven bijstellen van voorkomen is nieuw dat er een grens is het voor die gemeente oorspronkelijk gesteld aan het inkomen dat iemand gereserveerde maximaal subsidiebemag verdienen wil hij of zij nog in aan- drag. Uitgangspunt hierbij is echter dat merking komen voor deze kinderophet totale beschikbare budget van f 90 vangsubsidie. Tevens wordt hiermee miljoen niet wordt overschreden. Na een overloop naar de reguliere gesub- herberekening wordt het dan geldensidieerde kinderopvang gestimuleerd. de subsidieplafond rond 1 juni 1999 Tot nu toe was de gemeente vrij in het aan de gemeenten middels een bepalen van de duur waarvoor beschikking bekend gemaakt. Van iemand, na uitstroom uit de bijstand, gemeenten die een hoger voorschot voor kinderopvang in aanmerking kon ontvingen dan het bedrag waarop zij komen. De duur wordt nu beperkt in op basis van hun aanvraag aanspraak die zin dat er, een jaar na uitstroom, maken, zal het onverschuldigd betaal-
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
de voorschot worden teruggevorderd. De overige gemeenten zal rond 15 juni 1999 een (aanvullend) voorschot worden verstrekt tot 80% op het voor hen vastgestelde subsidiebedrag. Deze bevoorschottingswijze sluit aan op de gebruikelijke wijze van bevoorschotting van subsidies en is gelijk aan de bevoorschottingswijze in 1998. Een aandachtspunt betreft nog het volgende; de genoemde 90 miljoen gulden is gebaseerd op het loon/prijsniveau van 1998. Bijstelling naar het loon/prijsniveau van 1999 vindt in de loop van 1999 plaats. Deze bijstelling zal in de Staatscourant bekend worden gemaakt. B. Artikelgewijze toelichting Artikel 1. Definities Het begrippenkader van de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1999 is nagenoeg gelijk aan dat van de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1998. Dit geldt ook voor de gelijkstelling in het tweede lid van gehuwden, als partners geregistreerden of samenwonenden. Op grond van het tweede lid is het net als in de regeling voor 1998 mogelijk dat een ouder in de bijstand die gehuwd, als partner geregistreerd of samenwonend is, maar die geen gezamenlijke huishouding voert met die echtgeno(o)t(e) en ook geen financiële ondersteuning ontvangt van die echtgeno(o)t(e) voor de tot zijn of haar last komende kinderen, tot de doelgroep van de regeling behoort. Het is aan het College van Burgemeester en Wethouders om (verifieerbaar) te besluiten op welke manier hier invulling aan gegeven wordt met betrekking tot de duur van de afwezigheid en de achterliggende reden van de afwezigheid. In de meeste voorkomende gevallen gaat het hier om een gehuwd, als partner geregistreerde of samenwonend alleenstaande ouder van wie de partner langdurig in een strafinrichting of psychiatrische inrichting verblijft. Met betrekking tot het begrip ’ten laste komend kind’ en de toets op kinderbijslag kan worden verwezen naar punt 6 van de vereenvoudigingen opgenomen in het algemeen deel van de toelichting. Met betrekking tot het begrip ’buitenschoolse opvang’ kan nog worden opgemerkt dat ook in de kosten van
6
noodzakelijke voorschoolse opvang subsidie kan worden verleend. Voor de overblijftijd wordt geen subsidie verleend, omdat de Wet op het primair onderwijs een voorziening voor de overblijftijd kent. In de regeling voor het jaar 1999 is niet langer een definitie opgenomen van gerealiseerde nieuwe kinderopvangplaats. Dit is in het algemeen deel reeds toegelicht.
vanuit de bijstand (of een andere sociale minimumuitkering) betaalde arbeid of scholing die kan leiden tot betaalde arbeid, gaan verrichten. In de regeling voor 1998 is, onbedoeld, de hele doelgroep van de WIW onder de regeling gebracht. In de regeling voor 1999 is beter aangesloten bij het doel van de regeling en is om die reden de doelgroep van de WIW beperkt tot alleenstaande ouders voor wie vanuit een uitkerings-situatie op het sociale Artikel 2. Subsidie aan de gemeente minimum kinderopvang noodzakelijk Het Rijk verleent op aanvraag een sub- is (eerste lid, onderdeel b). sidie aan gemeenten als tegemoetkoAlleenstaande ouders die vanuit de ming voor de kosten van kinderopWet inschakeling werkzoekenden zonvangplaatsen die de gemeente ten der voorafgaande uitkering vorig jaar behoeve van nader omschreven alleen- gebruik maakte van de Regeling kinstaande ouders aangaat door middel deropvang en buitenschoolse opvang van te sluiten overeenkomsten met alleenstaande ouders 1998 kunnen ook kinderopvang-instellingen. De subsidie in 1999 gebruik blijven maken van is een tegemoetkoming in voornoemdeze vorm van kinderopvang, zolang de kosten en zal voor de gemeenten daar met inachtneming van artikel 12 daarom niet altijd kostendekkend zijn. van deze regeling (overgangs-recht) In het eerste lid is een opsomming van aanleiding toe bestaat (artikel 12, vierde doelgroep ’alleenstaande ouders’ de lid). gegeven. Het betreft alleenstaande Uitdrukkelijk is nu in onderdeel a en ouders met een Abw-uitkering of b van het eerste lid opgenomen dat zodanige ouders die juist geen Abwhet om betaalde arbeid van de alleenuitkering meer hebben, omdat zij staande ouder moet gaan. zojuist zijn ’uitgestroomd’ naar betaald Alleenstaande ouders die in het kader werk en naar het oordeel van de van het experimenteerartikel Abw, gemeente het bekostigen van de kinactiviteiten gaan verrichten vallen hierderopvang nog steeds noodzakelijk is mee niet onder de doelgroep van deze om die ’uitstroom’ te kunnen continu- regeling. Voor de duidelijkheid wordt eren. Deze laatste toevoeging omtrent nog opgemerkt dat ook alleenstaande het gemeentelijk oordeel is opgenoouders die een studietoelage ontvanmen, omdat een persoon die uitgen op grond van de Wet op de studiestroomt naar een (zeer) goed betalen- financiering ook niet onder de doelde baan zelf in de bekostiging van groep van deze regeling vallen, omdat kinderopvang kan voorzien en de zij geen ABW ontvangen. financiële ondersteuning door Rijk of De Regeling in- en doorstroombanen gemeente niet nodig heeft. Op welke voor langdurig werklozen is vanaf 1 wijze Burgemeester en Wethouders tot januari 1999 de opvolger van de hun oordeel kunnen komen was in de Regeling extra werkgelegenheid voor regelingen van voorgaande jaren niet langdurig werklozen 1996, 1997 en geregeld. Dit jaar zijn hieromtrent 1998. voor het eerst enige criteria opgesteld, De in het tweede lid opgenomen die moeten worden toegepast bij het hardheidsclausule is reeds toegelicht in gemeentelijk oordeel. het algemeen deel van de toelichting Ten opzichte van de doelgroep voor (onder punt 3, hoofdlijnen regeling, het jaar 1998 zijn twee wijzigingen doelgroep regeling). doorgevoerd. De doelgroep is allereerst uitgebreid met de alleenstaande Artikel 3. Subsidievoorwaarden ouder die gebruik maakt van de Wet De gemeente kan subsidie verkrijgen inkomensvoorziening kunstenaars. In voor het aangaan van overeenkomsten de tweede plaats heeft een wijziging voor kinderopvang voor alleenstaande plaatsgevonden die verband houdt ouders in de bijstand. In de meeste met het doel van de regeling in relatie gevallen zullen de gemeenten dit doen tot de Wet inschakeling werk-zoeken- door kinderopvangplaatsen in te den. Doel van de regeling is alleenkopen bij kinderopvanginstellingen. En staande ouders te helpen aan kinderhiertoe zal de gemeente, of de alleenopvang in de situatie dat deze ouders staande ouder zelf met instemming
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
van de gemeente, een overeenkomst afsluiten met een kinderopvanginstelling. Dit artikel beschrijft aan welke voorwaarden de overeenkomst dient te voldoen. Deze voorwaarden zijn zo gekozen, dat in feite uit de overeenkomst afgelezen kan worden, dat de kinderopvangplaats in aanmerking komt voor subsidie op grond van de voorwaarden van de regeling. Zo zal bijvoorbeeld in de overeenkomst opgenomen moeten zijn voor welk kind de opvang wordt aangegaan, en hoe oud dat kind is. Ten opzichte van vorige jaren mag van een duidelijke versoepeling sprake zijn. Er vloeit geen aparte registratie meer uit voort omdat met deze ’contractgedachte’ een einde is gekomen aan het registreren van gegevens die voor de bezetting van een plaats noodzakelijk waren. Ook is er geen risico meer dat de gemeente teveel kan inkopen. Het betekent echter ook weer niet dat de gemeente in alle gevallen recht heeft op subsidie als er maar een overeenkomst is afgesloten. Is het kind waarvoor een overeenkomst is aangegaan ziek, of is het kind niet aanwezig vanwege vakantie, dan blijft die overeenkomst subsidiabel. Ook is de plaats subsidiabel binnen de overeengekomen opzegtermijn, die op grond van het derde lid, onderdeel a, verplicht in de overeenkomst moet worden opgenomen en maximaal 6 weken mag bedragen. De verplichte korte opzegtermijn is nodig, om in geval het kind zonder reden geen gebruik meer maakt van de kinderopvang de overeenkomst snel te kunnen beëindigen. Ze kan dan een overeenkomst aangaan ten behoeve van een ander kind. Om dit mogelijk te maken dient de gemeente (of de alleenstaande ouder met instemming van de gemeente) daartoe in de overeenkomst ook op te nemen dat de kinderopvanginstelling aan de gemeente doorgeeft wanneer een kind blijvend niet meer bij de opvang verschijnt en dus geen feitelijk gebruik meer maakt van de voorziening. Voor de duidelijkheid is hier een termijn van 2 weken voorgeschreven. Daarna moet de instelling de gemeente berichten. Vervolgens onderzoekt de gemeente de reden van afwezigheid. Is deze niet gerechtvaardigd, dan moet de gemeenten de overeenkomst opzeggen en wordt na de opzegtermijn geen subsidie meer verleend. Indien de ouder is opgegeven voor
7
scholing, maar er geldt nog een wachttijd dan is het uitgangspunt dat gedurende deze wachttijd de kinderopvang niet subsidiabel is. Hierop kunnen echter twee uitzonderingen worden gemaakt: 1. als de opvangplaats binnen een redelijke termijn vóór aanvang van de scholing beschikbaar komt; 2. indien de scholing meerdere dagen in de week gaat plaatsvinden kan het verstandig zijn om het kind, voorafgaande aan de daadwerkelijke ingangsdatum van de opleiding, gedurende een periode al een dagdeel of één dag per week aan de opvang te laten wennen. Ten aanzien van de ingangsdatum van de aanvaarding van arbeid geldt hetzelfde. In de lijn van het voorgaande kan de gemeente de periode tussen twee banen in, of tussen opleiding en baan, de overeenkomst laten doorlopen, indien het om een niet al te lange periode gaat. Het vierde lid bevat een anticumulatie- of samenloopregeling voor het geval uit anderen hoofde vergoedingen voor de kinderopvangplaatsen in welke vorm dan ook kunnen worden verkregen. De onderhavige regeling heeft ten opzichte van dergelijke voorliggende voor-zieningen en regelingen een complementair karakter: opvangplaatsen worden derhalve slechts in aanmerking genomen voor zover zij niet elders voor vergoeding in aanmerking kunnen worden gebracht. Als een overeenkomst tussentijds wordt gewijzigd moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het aangaan van de oorspronkelijke overeenkomst.
ben ingediend ontvangen genoemd voorschot niet. Gemeenten die in 1999 voor het eerst aan de regeling deel willen nemen moeten om genoemd voorschot te verkrijgen de aanvraag, bedoeld in artikel 6, vóór 1 februari (in plaats van vóór 1 april) indienen. In dat geval wordt aan die gemeenten omstreeks 15 februari alsnog het voorschot uitbetaald (zie hiervoor artikel 7, eerste en tweede lid). Het beschikbare subsidiebedrag zal in de loop van het jaar nog worden herzien. De herziening zal in de Staatscourant bekend worden gemaakt. Artikel 5. Subsidiebedrag In dit artikel zijn voor de verschillende vormen van kinderopvang de maximumbedragen opgenomen van de subsidie per volledige plaats per jaar. De subsidiebedragen zijn gebaseerd op het loon/prijsniveau van 1998 en zullen in de loop van 1999 nog worden herzien. De herziening zal in de Staatscourant bekend worden gemaakt.
Artikelen 6 en 7. Indiening aanvraag en bevoorschotting Om voor de subsidie in het kader van deze regeling in aanmerking te komen moet een aanvraag worden ingediend. Dit moet geschieden vóór 1 april 1999. Van gemeenten die geen of niet tijdig een aanvraag indienen kan het voorschot als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden teruggevorderd (vierde lid). Voor de aanvraag is een standaardformulier ontworpen (bijlage 2 bij de regeling). Uit de aanvraag kan blijken dat de gemeente voor meer of Artikelen 4 en 7. Beschikbare budget minder dan de maximaal beschikbare en verdeling van het budget en subsidie, bedoeld in artikel 4, tweede bevoorschotting lid, in aanmerking wil komen (derde Het voor 1999 beschikbare budget ten lid). behoeve van deze regeling is 90 milGemeenten die meer subsidie aanjoen gulden. Voor iedere gemeente vragen kunnen daarvoor in aanmerwordt op basis van het bepaalde in het king komen als er genoeg gemeenten tweede lid de maximale subsidie voor minder of helemaal geen subsidie aanhet jaar 1999 berekend. Voor de bere- vragen. De herverdeling van de subsikening wordt in eerste instantie ervan die geschiedt langs dezelfde verdeeluitgegaan dat alle gemeenten aan sleutel als die van artikel 4, tweede lid deze regeling deelnemen. De maxima- (vijfde lid). le subsidie op basis van dit artikel is Na de herverdeling ontvangen de opgenomen in bijlage 1 bij deze rege- gemeenten van de minister een ling. Bijlage 1 is de basis van de beschikking waarin de voor het jaar bevoorschotting, bedoeld in artikel 7, 1999 maximaal toe te kennen subsidie eerste lid. Gemeenten die over 1997 is opgenomen (zesde lid). Deze zal geen jaaropgave hebben ingediend (of voor gemeenten die bij de aanvraag een nihilopgave hebben ingediend) en minder subsidie hebben aangevraagd tevens over 1998 geen aanvraag heb-
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
liggen op de door de gemeenten aangevraagde (lagere) maximale subsidie. Nadat de beschikking is verzonden vindt overeenkomstig artikel 7, derde lid, een nieuwe bevoorschottingsronde plaats. Artikel 8. Jaaropgave De bepaling omtrent de jaaropgave is ten opzichte van de regeling voor het jaar 1998 in één opzicht gewijzigd. Indien de jaaropgave betrekking heeft op een bedrag van minder dan f 20.000,- behoeft de gemeente de jaaropgave niet te laten voorzien van een accountants-verklaring. De gemeente kan van oordeel zijn dat de kosten van de accountantsverklaring bij de jaaropgave van minder dan f 20.000,- in verhouding te hoog zijn tot het voor subsidie in aanmerking komende bedrag. Om die reden behoeft onder genoemd bedrag geen accountantsverklaring te worden ingediend. Wel kan de minister, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een juist financieel beheer, de gemeenten in deze situatie om aanvullende inlichtingen vragen (op basis van artikel 10 van de regeling) om de juistheid van de in de jaaropgave verantwoorde kosten te kunnen toetsen. De jaaropgave kent het model van bijlage 3. Ten behoeve van de accountantsverklaring wordt gebruik gemaakt van een controle- en rapportageprotocol, dit is ingericht overeenkomstig bijlage 5. Artikelen 9 en 10. Toezicht en administratieve verplichtingen De Kaderwet SZW-subsidies regelt dat de minister de toezichthouders kan aanwijzen. Het toezicht op de naleving van deze regeling wordt uitgeoefend door ambtenaren van directie Toezicht op een wijze die vergelijkbaar is met het toezicht op andere door de gemeente uit te voeren activiteiten op het terrein van uitkeringsverstrekking en toeleiding naar werk. Het toezicht heeft betrekking op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van deze regeling. De positie van de departementale accountantsdienst bij het toezicht op het verstrekken van subsidies is al geregeld in de Algemene Regeling SZWsubsidies. De toezichtsuitoefening door de minister gaat uit van de verantwoordelijkheid van gemeenten bij de uitvoe-
8
de gemeenten ook subsidie verstrekt. In de regeling voor 1999 is nu voor het eerst opgenomen dat Burgemeester en Wethouders bij hun oordelen betrekken dat de subsidie van de minister aan de gemeente in ieder geval gedurende het eerste jaar na de aanvang van de betaalde arbeid nog door de minister wordt verleend. Daarbij zal in het kader van het toezicht op de uitvoering van de regeling niet naar het inkomen van de alleenstaande ouder worden gekeken. Pas in het tweede jaar wordt om nog voor subsidie in aanmerking te komen een toets op het inkomen van de alleenstaande ouder noodzakelijk. Als het inkomen onder 130% van het minimumloon blijft wordt de subsidie door de minister gecontinueerd indien de overeenkomst door Burgemeester en Wethouders niet wordt beëindigd. Komt het inkomen van de alleenstaande ouder boven 130% WML dan zal de minister de gemeenten hiervoor, eventueel na een overgangsperiode die op grond van het derde lid van artikel 12 nog mogelijk is, geen subsidie meer verlenen. Deze bepaling zal daartoe in Artikel 12. Overgangsrecht Dit artikel ziet primair op alleenstaan- een regeling voor het jaar 2000 wederom worden opgenomen. Deze toets op de ouders die gebruik hebben het inkomen is ook noodzakelijk als de gemaakt van de Regeling kinderopalleenstaande ouder gebruik maakt vang en buitenschoolse opvang 1998 van een regeling voor de gesubsidieeren geen algemene bijstand meer ontde arbeid waarbij het loon op grond vangen. In de regeling voor 1998 en van die regeling ligt beneden 130% ook die van 1999 is opgenomen (telkens artikel 2, tweede lid, onderdeel b) WML. Dit omdat de alleenstaande ouder extra inkomsten zou kunnen dat in die situatie door Burgemeester hebben uit bijvoorbeeld bijverdienen Wethouders de kinderopvang kan blijven worden bekostigd als naar hun sten. Het vierde lid is reeds toegelicht bij oordeel dat nog steeds noodzakelijk is artikel 2. om de arbeid van de alleenstaande Overigens blijven Burgemeester en ouder te kunnen blijven verrichten. Wethouders vrij om ook gedurende Hiervoor wordt door de minister aan ring van deze regeling en het daaraan complementaire toezicht door de gemeenten op de uitvoering. De minister zal zich daarom bij zijn toezichtsuitoefening, onder meer voor de vaststelling van de subsidie, baseren op de verantwoordingsinformatie van de gemeenten en het eventueel daarop betrekking hebbende accountantsoordeel. In situaties van een specifiek en/of actueel uitvoeringsrisico kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van zijn toezichtverantwoordelijkheid besluiten eigen onderzoek bij gemeenten uit te voeren. Ook zal steekproefsgewijs onderzoek bij de gemeenten kunnen plaatsvinden om de betrouwbaarheid van de gemeentelijke verantwoordingsinformatie en het daarop betrekking hebbende accountantsoordeel te kunnen vaststellen. Tevens kan de minister de gemeenten om inlichtingen vragen die van belang zijn voor de beleidsvorming, verdere beleidsontwikkeling of evaluatie van deze regeling.
het eerste jaar reeds een inkomenstoets in te voeren. Ook kunnen ze op een lager percentage dan 130% WML uitkomen bij hun oordeel over voortzetting van de bekostiging. Ook het al of niet toepassen van de overgangsperiode, bedoeld in het derde lid, is een keuze die Burgemeester en Wethouders zelf kunnen maken. Artikel 12 stelt alleen grenzen aan de subsidie die de gemeenten van de minister ontvangt in het kader van de regeling. Zolang binnen die grenzen wordt gebleven loopt de subsidie van de minister aan de gemeente geen gevaar. Bijlagen Bij deze regeling zijn vijf bijlagen gevoegd, te weten: – bijlage 1, de maximale subsidie per gemeente (artikel 2, tweede lid); – bijlage 2, het aanvraagformulier (artikel 6, tweede lid); – bijlage 3, de jaaropgave (artikel 8, tweede lid); – bijlage 4, de accountantsverklaring (artikel 8, tweede lid), en – bijlage 5, het controle en rapportageprotocol (artikel 8, derde lid). De bijlagen 1, 2 en 3 zijn direct bij deze regeling gevoegd. De bijlagen 4 en 5 zullen vóór 1 mei 1999 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uiteraard zullen de bijlagen ook aan de gemeenten die deelnemen aan deze regeling worden gezonden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, K.G. de Vries.
Bijlage 1 UO
UO
nr 98
nr 99
3 5 7 9 10 14 15 17 18 22 24 25 34
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Appingedam Bedum Bellingwedde Ten Boer Delfzijl Groningen Grootegast Haren Hoogezand-Sappemeer Leek Loppersum Marum Almere
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
85 35 40 15 370 2255 55 45 305 95 45 30 1315
66741 27482 31408 19050 290521 1770606 43185 35334 239483 74593 35334 23556 1032526
9
UO
UO
nr 98
nr 99
37 39 40 47 48 50 51 52 53 55 56 58 59 60 63 64 65 1722 68 70 72 74 79 80 81 82 83 85 86 88 90 91 93 96 98 104 106 109 114 118 119 136 140 141 142 143 144 147 148 149 150 150 151 153 154 156 157 158 159 160 161 162
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Stadskanaal Scheemda Slochteren Veendam Vlagtwedde Zeewolde Skarsterlân Winschoten Winsum Boarnsterhim Zuidhorn Dongeradeel Achtkarspelen Ameland het Bildt Bolsward Dantumadeel Ferwerderadiel Franekeradeel Harlingen Heerenveen Kollumerland c.a. Leeuwarden Leeuwarderadeel Lemsterland Menaldumadeel Ooststellingwerf Opsterland Schiermonnikoog Smallingerland Sneek Terschelling Vlieland Weststellingwerf Nijefurd Assen Coevorden Emmen Hoogeveen Meppel Zuidlaren Littenseradiel Almelo Ambt Delden Avereest Bathmen Borne Dalfsen Denekamp Deventer Diepenheim Enschede Genemuiden Goor Gramsbergen Haaksbergen Den Ham Hardenberg Hasselt Heino
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
225 35 45 195 55 55 100 170 70 80 55 155 145 5 45 80 100 35 120 145 205 50 1085 30 75 25 150 115 5 440 295 20 0 145 40 470 160 630 255 195 65 30 800 0 45 5 50 25 25 660 0 1455 10 45 10 60 45 100 5 20
176668 27482 35334 153112 43185 43185 78519 133482 54963 62815 43185 121705 113853 19050 35334 62815 78519 27482 94223 113853 160964 39260 851932 23556 58889 19630 117779 90297 19050 345484 231631 19050 19050 113853 31408 369040 125631 494670 200224 153112 51037 23556 628153 19050 35334 19050 39260 19630 19630 518226 19050 1142453 19050 35334 19050 47111 35334 78519 19050 19050
10
UO
UO
nr 98
nr 99
163 164 165 166 168 169 170 171 173 174 175 176 177 178 179 180 181 183 184 186 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 199 200 202 203 206 207 209 211 213 214 216 218 219 220 221 222 225 226 227 228 229 230 231 232 233 236 237 238 239 240
214
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Hellendoorn Hengelo Holten Kampen Losser Markelo Nieuwleusen Noordoostpolder Oldenzaal Olst Ommen Ootmarsum Raalte Rijssen Stad Delden Staphorst Steenwijk Tubbergen Urk Vriezenveen Weerselo Wierden Wijhe IJsselmuiden Zwartsluis Zwolle Brederwiede IJsselham Rijnwaarden Aalten Angerlo Apeldoorn Arnhem Barneveld Bemmel Bergh Beuningen Borculo Brummen Buren Culemborg Didam Dinxperlo Dodewaard Doesburg Doetinchem Druten Duiven Echteld Ede Eibergen Elburg Elst Epe Ermelo Geldermalsen Gendringen Gendt Gorssel Groenlo
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
85 540 10 175 45 5 10 240 130 20 30 5 80 50 10 15 175 20 35 80 5 30 20 20 20 805 35 10 45 60 10 875 1720 105 40 60 95 30 85 45 110 60 35 0 60 280 75 105 10 405 35 55 75 100 85 40 65 20 15 25
66741 424003 19050 137408 35334 19050 19050 188446 102075 19050 23556 19050 62815 39260 19050 19050 137408 19050 27482 62815 19050 23556 19050 19050 19050 632079 27482 19050 35334 47111 19050 687042 1350528 82445 31408 47111 74593 23556 66741 35334 86371 47111 27482 19050 47111 219853 58889 82445 19050 318002 27482 43185 58889 78519 66741 31408 51037 19050 19050 19630
11
UO
UO
nr 98
nr 99
241 243 244 246 248 251 252 253 255 256 258 260 262 263 265 266 267 268 269 273 274 275 277 278 279 280 281 282 283 285 286 289 291 292 293 294 295 296 297 298 299 301 302 303 304 305 306 307 308 310 311 312 313 315 316 317 318 321 326 327
263
297
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Groesbeek Harderwijk Hattem Heerde Hengelo Heteren Heumen Hoevelaken Huissen Hummelo en Keppel Kesteren Lichtenvoorde Lochem Maasdriel Millingen aan de Rijn Neede Nijkerk Nijmegen Oldebroek Putten Renkum Rheden Rozendaal Ruurlo Scherpenzeel Steenderen Tiel Ubbergen Valburg Voorst Vorden Wageningen Warnsveld Wehl Westervoort Winterswijk Wisch Wijchen Zaltbommel Zelhem Zevenaar Zutphen Nunspeet Dronten Neerijnen Abcoude Amerongen Amersfoort Baarn De Bilt Breukelen Bunnik Bunschoten Doorn Driebergen-Rijsenburg Eemnes Harmelen Houten Leersum Leusden
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
75 195 20 40 15 10 60 15 60 5 30 40 45 55 20 25 70 1940 45 45 110 185 0 10 15 10 275 30 25 40 15 225 40 0 135 135 70 170 50 15 170 385 55 175 20 15 10 795 95 150 30 25 30 15 70 15 20 110 20 60
58889 153112 19050 31408 19050 19050 47111 19050 47111 19050 23556 31408 35334 43185 19050 19630 54963 1523270 35334 35334 86371 145260 19050 19050 19050 19050 215927 23556 19630 31408 19050 176668 31408 19050 106001 106001 54963 133482 39260 19050 133482 302298 43185 137408 19050 19050 19050 624227 74593 117779 23556 19630 23556 19050 54963 19050 19050 86371 19050 47111
12
UO
UO
nr 98
nr 99
329 330 331 332 333 334 335 339 340 342 344 345 347 351 352 353 355 356 357 358 360 361 362 363 364 365 366 370 372 373 375 376 377 381 383 384 385 388 390 392 393 394 395 396 397 398 399 400 402 405 406 412 415 416 417 418 420 424 425 426
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Loenen Loosdrecht Lopik Maarn Maarssen Maartensdijk Montfoort Renswoude Rhenen Soest Utrecht Veenendaal Vleuten-De Meern Woudenberg Wijk bij Duurstede IJsselstein Zeist Nieuwegein Egmond Aalsmeer Akersloot Alkmaar Amstelveen Amsterdam Andijk Graft-De Rijp Anna Paulowna Beemster Bennebroek Bergen Beverwijk Blaricum Bloemendaal Bussum Castricum Diemen Edam-Volendam Enkhuizen ’s-Graveland Haarlem Haarlemmerliede c.a. Haarlemmermeer Harenkarspel Heemskerk Heemstede Heerhugowaard Heiloo Den Helder Hilversum Hoorn Huizen Niedorp Landsmeer Langedijk Laren Limmen Medemblik Muiden Naarden Nederhorst den Berg
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
15 20 20 10 230 15 25 10 55 165 2785 300 40 20 70 120 355 395 40 50 5 1080 275 14315 30 10 75 15 5 80 255 25 25 120 75 185 65 95 20 1295 15 500 40 270 65 245 55 800 400 650 210 30 20 80 15 5 45 25 20 10
19050 19050 19050 19050 180594 19050 19630 19050 43185 129557 2186757 235557 31408 19050 54963 94223 278743 310150 31408 39260 19050 848006 215927 11240008 23556 19050 58889 19050 19050 62815 200224 19630 19630 94223 58889 145260 51037 74593 19050 1016822 19050 392595 31408 212002 51037 192372 43185 628153 314076 510374 164890 23556 19050 62815 19050 19050 35334 19630 19050 19050
13
UO
UO
nr 98
nr 99
429 431 432 437 439 441 444 448 450 451 453 454 457 458 459 462 463 466 473 476 478 479 480 482 483 484 489 491 492 493 495 497 498 499 501 502 503 504 505 511 512 513 517 518 519 523 526 529 530 531 532 534 537 542 545 546 547 548 552 553
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Obdam Oostzaan Opmeer Ouder-Amstel Purmerend Schagen Schoorl Texel Uitgeest Uithoorn Velsen Venhuizen Weesp Schermer Wervershoof Wieringen Wieringermeer Wognum Zandvoort Zijpe Zeevang Zaanstad Ter Aar Alblasserdam Alkemade Alphen aan den Rijn Barendrecht Bergambacht Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bleiswijk Bodegraven Drechterland Boskoop Brielle Capelle aan den IJssel Delft Dirksland Dordrecht Goedereede Gorinchem Gouda ’s-Gravendeel ’s-Gravenhage ’s-Gravenzande Hardinxveld-Giessendam Heerjansdam Noorder-Koggenland Hellevoetsluis Hendrik-Ido-Ambacht Stede Broec Hillegom Katwijk Krimpen aan den IJssel Leerdam Leiden Leiderdorp Leidschendam De Lier Lisse
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
15 20 30 40 605 115 15 55 25 75 320 10 90 10 30 45 45 15 115 40 5 970 5 80 25 315 55 10 15 45 5 40 35 35 45 595 780 20 1445 15 205 450 15 6945 50 35 5 30 345 55 65 55 140 110 95 1055 75 145 25 55
19050 19050 23556 31408 475040 90297 19050 43185 19630 58889 251261 19050 70667 19050 23556 35334 35334 19050 90297 31408 19050 761635 19050 62815 19630 247335 43185 19050 19050 35334 19050 31408 27482 27482 35334 467189 612449 19050 1134601 19050 160964 353336 19050 5453151 39260 27482 19050 23556 270891 43185 51037 43185 109927 86371 74593 828376 58889 113853 19630 43185
14
UO
UO
nr 98
nr 99
555 556 558 559 562 563 565 567 568 569 571 575 576 577 579 580 584 585 588 589 590 594 595 597 599 600 602 603 604 606 607 608 610 611 612 613 614 617 619 620 622 623 624 625 626 627 628 629 630 632 637 638 642 643 644 645 650 653 654 664
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Maasland Maassluis Wester-Koggenland Middelharnis Monster Moordrecht Naaldwijk Nieuwerkerk ad IJssel Bernisse Nieuwkoop Nieuw-Lekkerland Noordwijk Noordwijkerhout Nootdorp Oegstgeest Oostflakkee Oud-Beijerland Binnenmaas Korendijk Oudewater Papendrecht Pijnacker Reeuwijk Ridderkerk Rotterdam Rozenburg Rijnsburg Rijswijk Sassenheim Schiedam Schipluiden Schoonhoven Sliedrecht Cromstrijen Spijkenisse Albrandswaard Westvoorne Strijen Valkenburg Vianen Vlaardingen Vlist Voorburg Voorhout Voorschoten Waddinxveen Warmond Wassenaar Wateringen Woerden Zoetermeer Zoeterwoude Zwijndrecht Nederlek Ouderkerk Jacobswoude Axel Gaasterlƒn-Sleat Borsele Goes
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
10 220 20 35 30 25 50 55 25 30 25 65 35 10 40 30 75 45 25 0 130 30 15 200 12790 105 45 300 25 810 10 40 130 25 805 25 30 30 0 90 575 10 190 15 80 85 5 70 35 100 755 5 195 35 10 15 60 20 65 215
19050 172742 19050 27482 23556 19630 39260 43185 19630 23556 19630 51037 27482 19050 31408 23556 58889 35334 19630 19050 102075 23556 19050 157038 10042592 82445 35334 235557 19630 636005 19050 31408 102075 19630 632079 19630 23556 23556 19050 70667 451485 19050 149186 19050 62815 66741 19050 54963 27482 78519 592819 19050 153112 27482 19050 19050 47111 19050 51037 168816
15
UO
UO
nr 98
nr 99
668 675 677 678 683 687 689 692 693 694 703 704 707 710 715 716 717 718 733 736 737 738 743 744 748 1724 749 753 755 756 757 758 1706 759 762 765 766 770 772 777 779 781 784 785 786 788 794 796 797 798 808 809 814 815 820 823 824 826 828 835 840 844
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
West Maas en Waal Hontenisse Hulst Kapelle Wymbritseradiel Middelburg Giessenlanden Oostburg Graafstroom Liesveld Reimerswaal Sas van Gent Zederik Wûnseradiel Terneuzen Tholen Veere Vlissingen Lingewaal De Ronde Venen Tytsjerksteradiel Aalburg Asten Baarle-Nassau Bergen op Zoom Bergeijk Best Boekel Boxmeer Boxtel Breda Cranendonk Deurne Pekela Dongen Eersel Eindhoven Etten-Leur Geertruidenberg Geldrop Gilze en Rijen Goirle Grave Haaren Helmond ’s-Hertogenbosch Heusden Hilvarenbeek Lith Loon op Zand Mierlo Mill en Sint Hubert Nuenen c.a. Oirschot Oisterwijk Oosterhout Oss Ravenstein Rucphen Schijndel
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
40 10 60 25 35 295 25 40 10 20 70 30 20 50 275 65 20 555 20 80 110 20 30 5 500 10 115 10 70 120 1330 65 100 105 75 40 1860 150 80 155 40 60 40 25 655 1080 155 10 15 65 35 20 85 30 70 285 400 20 65 60
31408 19050 47111 19630 27482 231631 19630 31408 19050 19050 54963 23556 19050 39260 215927 51037 19050 435781 19050 62815 86371 19050 23556 19050 392595 19050 90297 19050 54963 94223 1044304 51037 78519 82445 58889 31408 1460455 117779 62815 121705 31408 47111 31408 19630 514300 848006 121705 19050 19050 51037 27482 19050 66741 23556 54963 223779 314076 19050 51037 47111
16
UO
UO
nr 98
nr 99
845 846 847 848 851 852 855 856 858 860 861 865 866 867 870 873 874 1709 878 879 880 881 882 885 888 889 890 893 897 898 899 902 905 906 907 912 1729 913 914 917 918 920 923 925 928 929 933 934 935 936 938 941 944 946 951 957 962 964 965 968 971 974
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Someren Son en Breugel Steenbergen Waterland Tilburg Uden Valkenswaard Veghel Veldhoven Vught Waalre Waalwijk Werkendam Woensdrecht Woudrichem Moerdijk Zundert Wormerland Onderbanken Landgraaf Arcen en Velden Beek Beesel Belfeld Bergen Born Broekhuizen Brunssum Echt Eijsden Geleen Gennep Grubbenvorst Gulpen-Wittem Haelen Heerlen Helden Heythuysen Horst Hunsel Kerkrade Kessel Maasbracht Maasbree Maastricht Margraten Meerssen Meijel Mook en Middelaar Nederweert Nuth Roermond Schinnen Sevenum Simpelveld Sittard Stein Susteren
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
50 40 35 50 80 30 1700 200 170 115 155 100 40 275 60 75 25 115 25 55 30 235 20 70 55 10 30 45 0 280 65 25 290 65 10 25 45 950 50 25 40 10 525 5 55 25 1105 20 50 10 25 25 25 515 40 5 25 445 90 45
39260 31408 27482 39260 62815 23556 1334825 157038 133482 90297 121705 78519 31408 215927 47111 58889 19630 90297 19630 43185 23556 184520 19050 54963 43185 19050 23556 35334 19050 219853 51037 19630 227705 51037 19050 19630 35334 745931 39260 19630 31408 19050 412225 19050 43185 19630 867636 19050 39260 19050 19630 19630 19630 404373 31408 19050 19630 349410 70667 35334
17
UO
UO
nr 98
nr 99
975 976 977 981 983 984 986 988 993 994 995 1651 1652 1655 1658 1659 1661 1663 1719 1665 1666 1667 1669 1670 1671 1672 1673 1674 1676 1679 1680 1681 1684 1685 1690 1695 1697 1698 1699 1701 1702 1721 1723 1728 1937 1987 538 113015
Naam
aantal eenouder-
Verdeling 90 mln
gezinnen 1996
Swalmen Tegelen Thorn Vaals Venlo Venray Voerendaal Weert Meerlo-Wanssum Valkenburg aan de Geul Lelystad Eemsmond Gemert-Bakel Halderberge Heeze-Leende Laarbeek Reiderland De Marne Drimmelen Zevenhuizen-Moerkapelle Reusel-De Mierden Nw Roerdalen Roggel en Neer Maasdonk Rijnwoude Liemeer Roosendaal Schouwen-Duiveland Nw Ambt Montfort AA & Hunze Borger-Odoorn Cuijk Landerd De Wolden Noord-Beveland Middenveld Sluis-Aardenburg Noordenveld Westerveld Sint Anthonis Bernheze Alphen-Chaam Bladel Heel Menterwolde 90000000
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
45 90 5 50 620 165 45 230 10 45 1000 85 95 85 30 50 45 60 30 20 15 20 10 15 30 5 365 105 25 55 65 115 30 55 10 85 15 90 45 20 65 5 35 10 70
35334 70667 19050 39260 486818 129557 35334 180594 19050 35334 785191 66741 74593 66741 23556 39260 35334 47111 23556 19050 19050 19050 19050 19050 23556 19050 286595 82445 19630 43185 51037 90297 23556 43185 19050 66741 19050 70667 35334 19050 51037 19050 27482 19050 54963
18
Bijlage 2
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
19
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
20
Bijlage 3
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
21
Uit: Staatscourant 1998, nr. 249 / pag. 20
22