Toezichtkader Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1.
Algemeen
De Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders biedt gemeenten de mogelijkheid subsidie te ontvangen voor in overeenkomsten vastgelegde kinderopvangplaatsen. Doelgroep zijn alleenstaande ouders met een uitkering op grond van sociale zekerheidswetten of met betaalde arbeid direct in aansluiting op een uitkering. De regeling voorziet er in dat de zorg voor hun kinderen voor die ouders geen belemmering hoeft te vormen om betaald werk of scholing te aanvaarden. De subsidie wordt binnen twaalf maanden na indiening en acceptatie van de verantwoordingsinformatie door de Directeur Bijstand & Gemeentelijk activeringsbeleid vastgesteld. Voor deze vaststelling heeft de directeur, naast de onderzoeksbevindingen waaruit blijkt in hoeverre de subsidievoorwaarden zijn nageleefd, een toezichtkader nodig, dat aangeeft welke gevolgen worden verbonden aan het niet naleven van de subsidievoorwaarden. Het hieronder vormgegeven toezichtkader is voor de budgethouder de normering ten behoeve van de vaststelling van de subsidie. 2.
Uitgangspunten voor het toezichtkader
Bij geconstateerde tekortkomingen bijvoorbeeld ten aanzien van de doelgroep vindt voor de duur en de omvang van die tekortkoming herberekening plaats van de gedeclareerde subsidie. Ten behoeve van een consistente subsidievaststelling zijn de volgende algemene uitgangspunten geformuleerd. a. b. c.
3.
Voor in een redelijk tijdsbestek te herstellen tekortkomingen wordt een hersteltermijn geboden van 8 weken. Lagere subsidievaststelling vloeit alleen voort uit normen in de Regeling Kinderopvang. Indien zich bij een overeenkomst verschillende tekortkomingen voordoen wordt maximaal één keer het op grond van artikel 5 voor die overeenkomst beschikbare subsidiebedrag geweigerd. Rechtmatigheids- en toetsingsnormen en de toetsing daaraan
Rechtmatigheidsnormen geven aan onder welke voorwaarden recht op subsidie bestaat. Waar nodig zijn de rechtmatigheidsnormen van de regeling hieronder vertaald in toetsingsnormen. Het voldoen aan de toetsingsnorm houdt in dat aan de betrokken rechtmatigheidsnorm wordt voldaan. Indien hier niet vermeld zijn de rechtmatigheidsnormen helder en ondubbelzinnig en wordt verwezen naar regeling en toelichting daarbij. Deze normen geven aan hoe de inspecteur de naleving van de subsidievoorwaarden toetst. Zij zijn tevens aanvulling dan wel toelichting op het controle- en rapportageprotocol bij de externeaccountantscontrole. Het voldoen aan de normen wordt bepaald aan de hand van toetsingsinformatiedragers, die in de administratie van de gemeente aanwezig (moeten) zijn. 3.1.
De overeenkomst. Voorwaarde voor subsidieverlening is een schriftelijke overeenkomst met een kinderopvanginstelling van een gemeente voor een alleenstaande ouder of van een alleen-
1
staande ouder zelf (artikel 3). De regeling Kinderopvang en Buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA)stelt een maximale termijn, op te nemen in de overeenkomst, voor opzegging van de overeenkomst door burgemeester en wethouders. In de regeling is de maximale opzegtermijn die in de overeenkomst met de kinderopvanginstelling dient te worden opgenomen gesteld op twee maanden. De gemeente zegt de overeenkomst op wanneer de ouder niet langer tot de doelgroep van de KOA regeling behoort, maar eventueel ook tussentijds, wanneer door de gemeente wordt vastgesteld dat de ouder niet of onvoldoende meewerkt aan de afspraken die met de ouder zijn gemaakt in het kader van het reïntegratietraject. De algemene meldingsplicht voor de kinderopvanginstelling ingeval zich onregelmatigheden voor doen is in de huidige regeling gehandhaafd. Bij onregelmatigheden kan in verband onder meer gedacht worden aan periode waarin veelvuldig kortdurend geen gebruik wordt gemaakt de kinderopvangplaats, of niet-gebruik gedurende een langere periode. In de regeling wordt geen termijn bepaalde termijn meer gesteld, wel moet de aldus meer algemeen geformuleerde meldingsplicht in de overeenkomst tussen burgemeester en wethouders of de ouder en de instelling voor kinderopvang opgenomen zijn. Van gemeenten wordt verwacht dat zij met deze termijnen zorgvuldig omgaan. Indien opzegging nodig is, moet dit immers snel kunnen geschieden. Om dezelfde reden dienen burgemeester en wethouders het onderzoek na ontvangst van de melding door de kinderopvanginstelling van onregelmatigheden binnen circa 8 weken af te ronden. Dit is mogelijk omdat het een onderzoek van beperkte omvang is. Het oordeel van burgemeester en wethouders over al dan niet voortzetting van de overeenkomst dient als besluit in de gemeentelijke administratie aanwezig te zijn. 3.2.
Kinderopvangplaats. De kwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. Het Tijdelijk besluit geeft de minimale criteria waaraan een kinderopvangorganisatie moet voldoen. Een kinderopvangorganisatie wordt geacht te voldoen aan het Tijdelijk besluit wanneer zij een vergunning van de gemeente voor kinderopvang heeft. Gastouderopvang valt onder dit Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. Ook een gastouderbureau dient derhalve over een gemeentelijke vergunning te beschikken.
3.3
Doelgroep. Een alleenstaande ouder met een andere uitkering dan bijstand, waarvan de hoogte de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder niet te boven gaat, kan indien dit naar het oordeel van B&W billijk is voor kinderopvang in aanmerking komen. Van dit oordeel dient een gemotiveerd besluit aanwezig te zijn. In de KOA regeling is bepaald dat geen gebruik kan worden gemaakt van deze regeling wanneer op de alleenstaande ouder art 74WW of 22 A Rea van toepassing is. Financiering van kinderopvang geschiedt dan door het UWV. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat geen subsidie wordt verleend voorzover ten aanzien van de overeenkomst voor de kinderopvangplaats recht bestaat op een andere subsidie of werkgeversbijdrage. Specifiek voor de met ingang van 2000 aan de Regeling kinderopvang toegevoegde nieuwe doelgroepen geldt het volgende. • Alleenstaande ouders die deelnemen aan sociale activeringsactiviteiten. Deze categorie wordt in deze regeling niet meer expliciet genoemd. Activiteiten in het kader van sociale activering maken in beginsel deel uit van een traject in de zin van art 70 Abw gericht op het
2
vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces zoals genoemd in artikel 2, eerste lid 1, onderdeel a, ten tweede. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, ten derde werd daarmee overbodig. • Alleenstaande minderjarige ouders (artikel 2, eerste lid, onderdeel d) Zij hebben recht op kinderbijslag. Het recht op kinderbijslag moet worden vastgesteld. Alleenstaande ouders die recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering behoren niet de kringgerechtigden van de KOA regeling. Indien zij een toelage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijskosten en schoolkosten hebben, behoren ze bij wijze van uitzondering wel tot de doelgroep van deze regeling. De controle van het recht op kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet hoeft voor alleenstaande minderjarige ouders alleen te worden verricht in die gevallen dat de alleenstaande ouder geen algemene bijstand als bedoeld in de Abw of geen uitkering als bedoeld in de WIK ontvangt. Voor (ex) Abw- en WIK-uitkeringsgerechtigden heeft de gemeente de toets op de Algemene kinderbijslagwet reeds uitgevoerd, namelijk voorafgaand aan de toekenning van een uitkering. In tegenstelling tot wat de toelichting op de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1999 (Algemeen deel, paragraaf 4, punt 6) zegt, hoeft de gemeente ook geen verklaring te overleggen in het geval dat de alleenstaande ouder bijstand ontvangt én betaalde (gesubsidieerde) arbeid verricht. Waar de regeling geldt voor kinderen tot en met de basisschoolleeftijd, wordt geen vaste leeftijd bedoeld, maar behoort het kind tot de doelgroep zolang deze nog primair onderwijs volgt. 3.4.
Uit de gemeentelijke administratie moet de naleving van de subsidievoorwaarden kunnen worden afgeleid. Zij moet daarom alle informatie van belang voor de subsidie bevatten en inzichtelijk en controleerbaar zijn. Het niet voldoen aan deze eisen brengt risico's met zich mee voor het intern beheer en de externe verantwoording. Er bestaat dan onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitvoering en bijgevolg over de rechtmatigheid van de subsidiehoogte. De administratie is in dit opzicht instrumenteel om te kunnen vaststellen of de subsidie rechtmatig is verleend.
4.
Het Toezichtkader
Het Toezichtkader geeft aan welke gevolgen worden verbonden aan het niet naleven van de subsidievoorwaarden. 4.1.
Overeenkomst Indien geconstateerd is dat de overeenkomst (artikel 3) onrechtmatig is wordt de gemeente 8 weken gegund aan te tonen dat aan de rechtmatigheidsnormen is voldaan. Indien en voorzover na deze herstelmogelijkheid niet aan de voorwaarden van de regeling is voldaan, wordt overgegaan tot terugvordering van de reeds verleende voorschotten. Ten aanzien van de termijnen uit artikel 3, derde lid betekent dit dat de overeenkomst niet subsidiabel is voor de periode waarmee genoemde termijnen overschreden worden. Eveneens is de overeenkomst niet subsidiabel voorzover het onderzoek bedoeld in artikel 3, vierde lid als gevolg van onzorgvuldig gemeentelijk handelen niet binnen een redelijke termijn (circa 8 weken)
3
is afgerond. 4.2.
Kinderopvangplaats Indien er geen gemeentelijke vergunning voor de kinderopvangorganisatie afgegeven is wordt de gemeente 8 weken gegund om alsnog aan te tonen dat de kinderopvangorganisatie voldoet aan het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. Indien ook na deze herstelmogelijkheid niet middels een vergunning blijkt dat de kinderopvangorganisatie aan genoemde kwaliteitsregels heeft voldaan, ontbreekt de grondslag voor subsidieverlening. Indien blijkt dat één of meer van de onderscheiden soorten kinderopvang niet of gedurende een deel van het jaar niet aan de kwaliteitsregels voldoen, worden de voor die soorten bedoelde kinderopvangplaatsen buiten beschouwing gelaten. Dit geschiedt evenredig aan de duur van het niet voldoen aan de kwaliteitsregels. Het maximaal voor subsidie in aanmerking komend bedrag wordt opnieuw berekend met weglating van bedoelde plaats(en).
4.3.
Doelgroep Indien blijkt dat de informatie ontbreekt om te toetsen of de alleenstaande ouder dan wel het te plaatsen kind aan de eisen met betrekking tot de doelgroep voldoet, wordt de gemeente 8 weken gegund om alsnog aan te tonen dat betrokkenen aan de voorwaarden van de doelgroep voldoen. Indien ouder of kind niet aan de voorwaarden van de doelgroep voldoet, wordt de betreffende overeenkomst als niet gesloten beschouwd. Indien de overeenkomst op meerdere kinderen betrekking heeft wordt alleen het deel van de overeenkomst als niet gesloten beschouwd, wat niet voldoet aan de voorwaarden van de doelgroep. Het ontbreken van een verklaring van recht op kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet hoeft niet in aanmerking te worden genomen in het geval van (niet meer) Abw en WIKuitkeringsgerechtigden
4.4.
Administratie Bij de constatering dat toetsingsinformatie ontbreekt, wordt de gemeente 8 weken gegund alsnog aan te tonen dat wel aan de rechtmatigheidsnorm is voldaan.
4.5
informatievoorziening subsidieaanvraag Gemeenten dienen er zorg voor te dragen dat de minister uiterlijk 1 april van het kalenderjaar een aanvraag heeft ontvangen. Indien de aanvraag niet ontvangen is voor 1 april: • Er wordt gerappelleerd om binnen 2 weken alsnog in te dienen. Tevens wordt meegedeeld dat bij niet naleving van deze termijn de subsidie ambtshalve op nihil gesteld wordt. • Blijft de aanvraag binnen 2 weken na het rappel uit dan wordt de subsidie ambtshalve op nihil gesteld en wordt het verleende voorschot teruggevorderd (zie artikel 6, lid 4) Indien de aanvraag onvolledig is ontvangen (of kennelijk onjuist ingevuld of niet ondertekend) voor 1 april: • Er wordt gerappelleerd om binnen 4 weken volledig in te dienen. Tevens wordt meegedeeld dat bij niet naleving van deze termijn de aanvraag niet in behandeling genomen wordt.
4
• Blijft de volledige aanvraag binnen 4 weken na het rappel uit dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, de subsidie ambtshalve op nihil gesteld en het verleende voorschot teruggevorderd.
Jaaropgave De volgende termijnen worden gehanteerd. • De verantwoordingsinformatie moet uiterlijk 20 september van het jaar volgend op het subsidie jaar zijn ontvangen. • Gemeenten die voor 1 oktober van dat jaar de verantwoordingsinformatie nog niet hebben ingediend, ontvangen binnen twee weken een rappel. • Vier weken na het rappel dient de jaaropgave alsnog ingediend te zijn. • Uitblijven van de jaaropgave na het verstrijken van deze termijn leidt binnen twee weken daarna tot terugvordering van de voorschotten. Leidt dit eveneens niet tot de gewenste verantwoordingsinformatie, dan wordt overgegaan tot ambtshalve vaststelling. Een besluit om de hoogte van de subsidie ambtshalve vast te stellen is vatbaar voor bezwaar en beroep conform de Algemene Wet Bestuursrecht. Indien aan de hand van de accountantsrapportage wordt geconstateerd dat niet aan een rechtmatigheidsnorm is voldaan wordt de gemeente voorafgaand aan de subsidievaststelling schriftelijk in de gelegenheid gesteld haar zienswijze te geven. Dit geeft de gemeente de gelegenheid ontbrekende informatie alsnog aan te leveren en tekortkomingen toe te lichten. In de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders is bepaald dat indien de jaaropgave betrekking heeft op een bedrag van minder dan € 50.000 de gemeente de jaaropgave niet behoeft te laten voorzien van een accountantsverklaring. Voorafgaand aan de subsidievaststelling kan op verzoek van de Directeur B&GA de departementale Accountantsdienst een review uitvoeren bij de controlerend accountant om de deugdelijkheid van de grondslag van de accountantsverklaring te beoordelen. De accountantsdienst informeert de Directeur B & GA middels een reviewverslag omtrent haar bevindingen. De bevindingen worden betrokken bij de subsidievaststelling.
5