F O R U M VO O R K AT H O L I E K O N D E R W I J S JA A R G A N G 3
>
BIJLAGE BIJ NUMMER 1
>
M A A RT 2 0 0 4
reflexief De spiritualiteit van de leraar KEES WAAIJMAN TITUS BRANDSMA INSTITUUT
LEZING BIJ GELEGENHEID V A N H E T 8 5 - J A R I G B E S TA A N V A N A O B / S I N T B O N AV E N T U R A .
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
TEN GELEIDE
Het verhaal van de leraar
KEES WAAIJMAN karmeliet, is wetenschappelijk directeur van het Titus Brandsma Instituut, hoogleraar Spiritualiteit aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en redactielid van het
De RK Lerarenvereniging Sint Bonaventura werd op 23 juni 1918
spiritualiteittijdschrift Speling.
opgericht. De vereniging AOb/Sint Bonaventura bestaat nu dus 85 jaar. Bij de Jubileumviering op 19 september 2003 in Nijmegen stonden de
Kees Waaijman is auteur van het standaardwerk
leraar en de kwaliteiten van leraarschap centraal. Leraarschap in een
‘Spiritualiteit, vormen, grondslagen en methoden (2000)’.
ruime betekenis, want het gaat ons om iedereen die in een school-
Daarin brengt hij het veelvormige verschijnsel van de
gemeenschap bijdraagt aan opvoeding en onderwijs.
spiritualiteit in kaart: de spiritualiteit van gewone mensen, de grote spirituele tradities en de kracht van tegenbewegin-
De maatschappelijke discussie over school en leraarschap wordt vaak
gen. Het boek vormt de grondslag voor de beantwoording
gedomineerd door actualiteit, hype en trends. Daarin wordt de relatie
van vragen als: wat is spiritualiteit eigenlijk? Hoe kun je het
tussen leraar en leerling niet zichtbaar in zijn totaliteit, maar worden
onderwerp wetenschappelijk benaderen?
facetten uitvergroot en soms zelfs tot karikatuur gemaakt. Voor leerlingen en ouders is het van belang dat de ontmoeting met de leraar mogelijk is.
Nadat hij de betekenis van spiritualiteit voor sectoren als
In het dagelijks ritme van de school is de leraar iemand die zich
de zorg, het bedrijfsleven en de media heeft verkend en
bekommert om de eigenwaarde van het kind, van de klas een omgeving
aangegeven is Kees Waaijman sinds 2002 ook intensief
maakt die uitnodigt tot leren door leerlingen en hen bij problemen een
betrokken bij het katholiek onderwijs en zijn zoektocht
menselijke richting kan wijzen op basis van zijn mensvisie en ervaring.
naar spiritualiteit. Deze uitgave is daar een voorbeeld van.
Door de nadruk op de zelfsturing van leerlingen wordt te gemakkelijk voorbijgegaan aan het gegeven dat de persoon van de leraar en de indruk die hij maakt op leerlingen en de waarden en mensvisie die daarbij worden meegegeven - al is het impliciet - van onmiskenbaar belang zijn. Wat dat betreft staat niet alleen de leerling centraal, zoals de door scholen gebezigde slogan zegt, maar evenzeer de leraar. Het voornaamste onderwijsgebeuren vindt plaats in de interactie tussen leraar en leerling. Daarom is het belangrijk dat een leraar zich bewust wordt van zijn onderwijsbiografie en van de gebeurtenissen die hem of haar hebben gevormd tot de mens die hij of zij nu is.
Dit thema is door Kees Waaijman schitterend uitgewerkt in zijn voordracht bij ons Jubileumprogramma. Als bijdrage van de Vereniging AOb/Sint Bonaventura aan de discussie over leraarschap, zingeving en spiritualiteit van het beroep, bieden wij de lezers van REFLEXIEF en alle leden van AOb/Sint Bonaventura deze tekst aan.
FRANK SELLER
voorzitter AOb/Sint Bonaventura
PA G I N A 2
x
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
De spiritualiteit van de leraar KEES WAAIJMAN
Op de drempel van de moderniteit, maar nog helemaal geworteld in de christelijke traditie, schreef de filosoof Nicolaas van Cusa zijn mystieke tractaat ‘Het zien van God’. Het geschrift is de neerslag van gesprekken die hij in 1452 voerde met hervormingsgezinde monniken van de benedictijner abdij Quirinus in Tegernsee (Zuid-Duitsland). In dit mystieke geschrift staat een interessante passage, waarin Cusanus nadenkt over zijn ervaringen bij het preken. Vrij vertaald zegt hij: “Wanneer ik preek, gebeuren er twee dingen tegelijk: ik preek voor de geloofsgemeenschap als geheel en ik preek voor iedere gelovige afzonderlijk. Datzelfde geldt voor mijn gezicht: ik word door alle aanwezigen tegelijk gezien en op hetzelfde ogenblik door ieder afzonderlijk, op zijn eigen manier. Wanneer ik nu wil weten wat ieder afzonderlijk hoort en ziet, dan kan ik dat niet tegelijkertijd, in één keer. Ik moet dan naar iedereen apart luisteren, de een na de ander. Ook kan ik niet iedereen afzonderlijk in één oogopslag zien. Ik zal iedereen apart, de een na de ander, moeten aankijken”.
In deze summiere beschrijving van Cusanus boeien mij een
lijk moet luisteren en kijken, als je wilt weten wat hij
paar interessante waarnemingen. >
>
>
>
Cusanus is hier reeds een moderne predikant: hij
gehoord en gezien heeft. >
De belangrijkste waarneming: voor Cusanus staat deze
spreekt niet namens een ander – bijvoorbeeld namens
preeksituatie in contrast met het spreken en zien van
Christus, de kerk of een stand, bijvoorbeeld de geeste-
God. Hij zegt: “Ik ervaar duidelijk, dat Gij tegelijkertijd
lijkheid – hij spreekt zelf.
heel de schepping samen en ieder schepsel afzonderlijk
Cusanus maakt onderscheid tussen zijn woorden en zijn
toespreekt en ziet. Maar ik kan niet tegelijk tot allen
gelaatstrekken, tussen de verbale en non-verbale com-
spreken en naar ieder apart luisteren. Ik zie slechts de
municatie, tussen wat je zegt en wat je van jezelf laat
een na de ander, terwijl ik toch door allen tegelijk gezien
zien.
word. Was ik maar zo toegerust dat zien en gezien wor-
Cusanus ziet het aanwezige kerkvolk als een geheel: als
den één waren, zoals ze één zijn in U, dan zou ik allen
een verzamelde gemeenschap. Hij spreekt tot de hele
tegelijk en ieder afzonderlijk zien”. Voor Cusanus gebeurt
verzamelde geloofsgemeenschap.
God naarmate zien en gezien worden, spreken en
Tegelijkertijd hoort iedereen afzonderlijk wat hij zegt:
gehoord worden één zijn. God openbaart zich in de vol-
Cusanus heeft aandacht voor de individuele persoon in
komen uitbloei van de wederkerigheid tussen mensen.
de gemeenschap. Hij is geïnteresseerd in hoe iedereen
Deze volkomen wederkerigheid, die God is, wordt ver-
afzonderlijk zijn woorden hoort en zijn gelaat opneemt,
moed juist in de begrensde wederkerigheid die tussen
want hij vermeldt omstandig dat je naar ieder afzonder-
ons opbloeit. PA G I N A 3
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Je zult niet doden. Ik denk dat deze observaties van Cusanus ons kunnen hel-
Ik zeg jullie: Je zult je medemens niet afschrijven.
pen wanneer wij ons verdiepen in de spiritualiteit van de
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
leraar.
Je zult geen overspel plegen. Ik zeg jullie: Behandel je partner niet als je eigendom.
Een echte leraar spreekt zelf
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
Wie zich verdiept in de geschriften van de joodse leerge-
Geen meineed plegen.
meenschappen in het begin van onze jaartelling, maakt ken-
Ik zeg jullie: Je ja zij ja, je nee zij nee.
nis met een menigte eigennamen: Jozua en Nittai, Jehuda
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
en Simeon, Sjemaja en Abtaljon, Hillel en Sjammai,
Oog om oog, tand om tand.
Gamaliël en Jochanan ben Zakkai, om slechts enkele van de
Ik zeg jullie: Als iemand je op de ene wang slaat,
bekendsten te noemen. “De waarheid doet de naam of de
keer hem ook de andere toe.
persoon van degene die de waarheid heeft gesproken, niet
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Bemin je naaste.
verdwijnen”, zegt de joodse filosoof Emmanuel Levinas
Ik zeg jullie: Bemin je vijand.
terecht.1 Integendeel, de waarheid die de leraar spreekt, is onverbrekelijk verbonden met zijn persoon, met zijn persoonlijke biografie. De leraar belichaamt de Thora die hij spreekt. Dat zien we dan ook in het tractaat Avot, waar we een ononderbroken keten van leraren horen spreken. De
Indrukwekkend klinkt hier de stem van een leraar die zélf
essentie van deze mondelinge thora is: wat de leraar zegt
spreekt. Hij kent en respecteert de uitspraken van de
én leeft. Terecht stelt de talmoedkenner Jakob Neusner: “Als
traditie. Hij citeert ze. Maar hij verlaagt zichzelf niet tot
een schriftgeleerde spreekt, is wat hij zegt thora”.2
buikspreker van die traditie. Hij kent de uitspraken van ‘de
Wanneer we de uitspraken van de rabbijnen bestuderen,
ouden’, maar verraadt zijn leraarschap niet door klakkeloos
valt het op dat iedere rabbi een eigen woord spreekt, dat als
te herhalen wat hij gehoord heeft. Hij is een echte leraar:
zodanig niet voorkomt in de Schrift. Hooguit wordt zo nu en
“Ik zeg jullie”.
dan een nadere verklaring of rechtvaardiging uit de Schrift toegevoegd. Iedere rabbi spreekt zélf. Hij praat niet na,
Natuurlijk verschilt zo’n grote leraar van mening met zijn
maar wint uit de doorleefde ervaring een persoonlijk woord,
collega’s. Alle leraren verschillen met elkaar van mening.
dat hij zijn leerlingen toevertrouwt. De wending die het
Wie de arena van de leerhuizen binnengaat, komt ontelbare
meeste voorkomt in de rabbijnse leergesprekken is: ‘Hij
met name genoemde leraren tegen die met elkaar strijden
spreekt’.
op het scherpst van de snede. Dit noemden de rabbijnen
De kern van dit spreken heeft steeds betrekking op de weg
het meningsverschil (machaloket). Dit meningsverschil
die een mens met vallen en opstaan gaat, om de wil van
hoort bij het gebeuren van de openbaring zelf. Over de
God te horen en te doen, te doen en te horen. In de leraar,
scholen van Hillel en Sjammai, die meer dan driehonderd
omgevormd tot ‘een levende thora’,4 ‘vleesgeworden’ woord
meningsverschillen hadden, wordt gezegd: “Drie jaar lang
van God , heeft de leerling een reisgenoot, aan wie hij de
disputeerden de school van Sjammai en de school van
vragen met betrekking tot de weg kan voorleggen.
Hillel. De ene zei: ‘De halacha is volgens ons’, en de anderen
3
5
zeiden: ‘De halacha is volgens ons’. Maar een hemelse stem
1 E. Levinas, L’au-delà du verset.
In deze leertraditie staat ook de Jezus van Nazareth zoals
klonk, en zei: ‘Zowel deze als gene zijn woorden van de
Lectures et discours talmudiques,
Matteüs hem tekent. In zijn grote leerrede, de Bergrede,
levende God’.” Beide zijn woord van God. Geen interpreta-
Paris 1982, 105.
horen wij zesmaal: “Jullie hebben gehoord dat er gezegd
tie van Gods woord, maar Gods woord zélf. Openbaring is
2 J. Neusner, Grondslagen van het
is… Ik zeg jullie” (Mat. 5:21.27.31.33.38.43). Wie onbevangen
veelstemmig. Openbaring is meningsverschil, gesprek.
Jodendom, Boxtel-Leuven 1990, 53.
luistert naar deze leraar, komt onder de indruk van zijn spre-
Wanneer de leraren disputeerden, zaten zij in een halve cir-
3 Zie bijvoorbeeld Avot 1:17, 3:11.
ken en van zijn leven dat hiervan de belichaming vormt.
kel zodat ze elkaar konden zien. In het verschil van mening
4 J. Neusner, ibid., 44.
openbaart zich de waarheid. Een talmoedisch spreekwoord
5 J. Neusner, ibid., 150.
zegt: “Leraren en leerlingen worden vijanden wanneer zij
6 bErubin 13b.
PA G I N A 4
6
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
samen leren, maar gaan niet uit elkaar vóór ze elkaar liefhebben”.7 Jezus van Nazareth staat als leraar in deze leergemeenschap met een heel eigen stem: “Ik zeg jullie”. Maar deze stem maakt de stemmen van de leraren die hij bestrijdt niet monddood. Integendeel, ook hij bestrijdt zijn collega’s in het leergesprek als vijanden, maar ze gaan uiteen als vrienden. Trouwens, hoe zou Jezus anders hebben kunnen leren: “Ik zeg jullie: Bemin je vijand”?
Een leraar in de geest van Jezus verbergt zich niet achter instanties en instituten, maar spreekt zelf in de eerste persoon enkelvoud en op eigen verantwoordelijkheid, op eigen gezag. Hij is in de letterlijke zin aansprakelijk voor zijn spreken. Hij is authentiek: zichzelf. ‘Authentiek’ hangt samen met het Griekse autos: jezelf zijn, doorschijnend zijn. Spreken en
De leraar heeft niet alleen een mond, maar ook een gezicht
biografie zijn in de leraar één. Dit is een spirituele reis. Want
Cusanus, zo zagen we, onderscheidt tussen spreken en zien,
we beginnen bij niet-authenticiteit. We praten na. We verber-
tussen woord en gelaat, tussen het verbale en het non-ver-
gen ons. We verbloemen. Maar gaandeweg ontstaat een
bale. Onderzoek heeft geleerd, dat het overgrote deel van
verlangen naar authenticiteit: transparant worden, niets
de boodschap die iemand overdraagt, wordt bepaald door
meer te verbergen hebben. Ik sluit dit deel af met een
zijn houding, zijn gebaren en zijn mimiek, de klank van zijn
gedicht van Guido Gezelle, leraar in hart en nieren. Het heet
stem, zijn oogopslag, kortom: zijn gelaat. Cusanus zegt het
Oneigene.
biddend: “Gij hebt mij unieke gelaatstrekken gegeven zoals Gij wilde, en dat gelaat wordt door allen voor wie ik preek gezien”.
Hetgeen ik niet uitgeve en
Natuurlijk, het leren wordt bepaald door de inhoud: de leer-
hebbe ik niet in,
stof waarover leraar en leerlingen spreken. Leerlingen wor-
wie zal mij dat wijten te schanden?
den wegwijs gemaakt in een vak: een taal, een cultuur, het
Mijn herte en mijn tale, mijn
milieu, de maatschappij, religieuze tradities, enzovoort. De
zede en mijn zin,
inhoud van de leerstof ligt in hoofdlijnen vast. De docent
’t is al zoo van buiten, ’t is
legt binnen de geboden speelruimte eigen accenten. Iedere
al zoo van bin’:
docent is in een of ander vakgebied vak-kundig. Dit alles
’t ligt alles daar bloot op mijn’ handen!
betreft de inhoud van het onderwijs: datgene waarover gesproken wordt, waarover de leraar met zijn leerlingen
Dan, weg met de oneigene
spreekt binnen de geboden speelruimte.
tale en den schijn
Maar dit inhoudelijke spreken is onlosmakelijk verbonden
van elders geborgde gepeizen;
met de non-verbale presentie van de leraar. Soms komen
mijn zijt gij niet, uw dat en
wij in onze Karmelgemeenschap te spreken over de jaren
wille ik niet zijn,
dat wij in Zenderen op het gymnasium studeerden. Mij is
dat in mij en aan mij is
opgevallen dat wij dan niet spreken over inhouden, maar
dan heete ik mijn:
over de non-verbale presentie van de leraren. Over de ver-
oneigene, ik late u, … gaat reizen!
houding die zij hadden met hun vak: hielden ze van hun vak of niet; waren ze er echt mee bezig? “Die had echt liefde voor zijn vak”, hoor je dan vaak. Of ook het omgekeerde: “Die draaide plichtmatig zijn lessen”. Dit is een eerste stap in
7 bKiddoesjin 30b.
PA G I N A 5
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
het gebied van het niet-verbale: de innerlijke band tussen
aard bevat die mentale ruimte ook overtuigingen, inzichten
de leraar zelf en de stof waarover hij spreekt.
en gevoelens die niet vakgebonden zijn. Er gaat dagelijks van alles door ons heen, dat wij al dan niet mentaal verwer-
MAAR ER IS MEER. Je proeft bij een docent ook of er
ken: innerlijke drijfveren en processen; wat er lijfelijk met
achter de leerstof die hij bespreekt een soort denkruimte zit.
ons gebeurt; ontwikkelingen in de primaire relatiesfeer;
Dat merk je als er vragen worden gesteld. Bij de een is een
opvattingen en gevoelens over school en onderwijs; grond-
vraag welkom. Het is of hij erop heeft zitten wachten. De
overtuigingen over kerk, maatschappij en religie. Zonder
leerstof wordt hernomen en uitgediept vanuit de vraag:
erover te spreken laat de docent zijn mentale ruimte zien:
“Hé, die denkt erover na, die is met vragen bezig”, dacht ik
angstig of vertrouwensvol, gesloten of open, geëngageerd
dan in mijn jonge ziel. Het gekke is, dit niet-verwoorde
of cynisch, teleurgesteld of hoopvol. De leraar is niet alleen
bewustzijn, deze denkruimte, zet zich vast in de ziel. Daar
een gids die ons gedragsmatig coacht binnen de omgeving
wordt het opgenomen als een vruchtbaar zaad, om later te
van onze dagelijkse werkelijkheid, maar ook een mentor die
ontkiemen.
ons vertrouwd maakt met de mentale ruimte, waarin overtuigingen en ontwikkelingen, groei en desintegratie, vertwijfeling en inzicht, gevoeligheid en verharding voortdurend in beweging zijn.
Het gelaat van de leraar
MAAR ER IS MEER. De gelaatstrekken van de leraar worden het meest wezenlijk getekend door zijn diepere zijn. Ben ik vertrouwd met het hachelijke en gratuite gegeven dat ik er ben? Laat ik vragen bij mij toe als: wie ben ik eigenlijk? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Waar geloof ik wer-
MAAR ER IS MEER. Tot nu toe heb ik het gehad over de
kelijk in? Is introspectie mij vertrouwd? Durf ik met mijzelf te
wijze waarop de docent zich verhoudt tot de leerstof, affec-
spreken over mijn vooroordelen? Sta ik stil bij momenten
tief en cognitief. Maar de docent laat ook gelaatstrekken
van dieper ontwaken? Durf ik na te denken over mijn
zien die niet vakgebonden zijn. Zonder veel woorden, soms
bestemming? Hoe sta ik tegenover God? Ben ik blijven
in een enkele bijzin, laat hij merken hoe hij in zijn omgeving
steken in infantiele projecties? Heb ik misschien voortijdig
staat, hoe hij tegen de samenleving aankijkt, wat zijn plaats
afscheid genomen van Hem? Laat ik mij leiden door modi-
is in de cultuur. Natuurlijk, dat wordt het meest expliciet,
euze opinies? Heb ik wel eens onbevangen geluisterd naar
wanneer hij zijn vak positioneert in de wereld van vandaag.
mensen die uit ervaring spreken? Ben ik in staat over deze
Maar het is subtieler. Je voelt feilloos aan, of hij zich vrij en
dingen te spreken met een ander, met mijn collega’s? Al
onafhankelijk beweegt in het spel van relaties en patronen,
deze vragen raken de identiteit van de leraar, zijn diepere
of niet goed weet waar hij staat: affectief, sociaal, religieus.
visie en missie. Deze dimensie van de docent noem ik de
Non-verbaal communiceert hij wat het door hem gewenste
mystagogische dimensie: waar ik al dan niet ingewijd ben in
gedrag is: gedragsmatige aanpassing aan de omgeving,
de diepere lagen van het menselijke bestaan. Ben ik iemand
ingroei, inburgeren, wennen, of misschien: zelfstandigheid,
die ontwaakt is tot bewustzijn? Ben ik voor anderen, voor
persoonlijkheid, kritische zin of creativiteit. De leraar is ín
mijn leerlingen, een toegang tot dat geheimzinnige gebied
zijn non-verbale presentie, of hij het nu wil of niet, een gids,
van de menselijke identiteit, de menselijke persoon? Open
een coach, of een dwaallicht.
ik in mijn persoon een toegang tot de Bron?
MAAR ER IS MEER. Een docent vertegenwoordigt ook een mentaliteit. In het hedendaags jargon heet dat: waarden en normen. Maar dit gebied is breder. Ik sprak reeds over de denkruimte die de docent belichaamt. Toen doelde ik op de mentale ruimte die verbonden is met het vak. Maar uiterPA G I N A 6
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
De leraar staat voor de klas als geheel
mystagoog is van de groep. Natuurlijk, in de oppervlakte-
De Duitse filosoof Peter Sloterdijk ontwikkelt in zijn laatste
structuur gaat het om het delen van vakkennis. Daarbij
hoofdwerk Sphären (1998-1999) de stelling dat het belang-
wordt, zo zagen we, een mentale en affectieve ruimte
rijker is te vragen waar de mens is, dan wat hij is. De mens
geopend van betrokkenheid bij het vak. Maar iedereen die
is voor Sloterdijk een sferenbouwer, want hij moet vorm
onderwijs geeft, weet uit ervaring hoe onderhuids allerlei
geven aan de oneindigheid van de wereld. Ieder mens
vaak tegenstrijdige krachten werken. In dat krachtenveld
omgeeft zich met sferen: het huis, het grondgebied, het
speelt de leraar een onderscheidende rol, allereerst binnen
park, het vaderland. Ook de school, en daarbinnen de klas,
het domein van weten en vaardigheid, maar daaronder en
is zo’n sfeer, zo’n specifieke ruimte.
daardoorheen binnen het domein van de geestelijke onder-
Deze sfeer wordt in hoge mate bepaald door jongeren die
scheiding.
samen een atmosfeer creëren, in stand gehouden door
Hoe loyaal en invoelend de docent ook is, zijn spirituele
subtiele interacties. In de klas of de jaargroep ontstaat een
biografie zal zich altijd asymmetrisch aftekenen ten opzichte
micro-sfeer, gevormd door het besef van verbondenheid,
van de sfeer van de groep. Alleen al door zijn biografie. De
een ruimte waarin behoeften en lotgevallen worden
laatste jaren heb ik mijzelf betrapt op een regelmatig terug-
gedeeld, een sociale omgang waarbinnen de afzonderlijke
kerend gevoel begin september, wanneer de colleges weer
leden zich kunnen tonen.8
beginnen: “Verrek, de studenten worden steeds jonger”. Dit
Vanuit spiritualiteit gezien heb ik deze microsfeer indertijd
jaar dacht ik zelfs dat de eerstejaars studenten eigenlijk nog
aangeduid als groepsgeest. Deze wordt bepaald door aller-
op de middelbare school hoorden, zo jong zijn ze nog. Dat
lei moeilijk te bepalen en vaak dubbelzinnige factoren als:
zijn allemaal optische vertekeningen, die rechtstreeks voort-
vertrouwdheid en controle, persoonlijke omgang en groeps-
vloeien uit het feit dat ik ouder word en de studenten niet!
mechanismen, veiligheid en geslotenheid, creativiteit en
Deze asymmetrie in leeftijd is slechts een fysiek teken van
groepsdwang, concentratie en verstrooiing, onderlinge
een veel diepere asymmetrie: die tussen mijn eigen biogra-
opbouw en ondermijning.
fie en de biografie van de leerling. Je gaat een stukje met ze
Wanneer de leraar met zijn woord en zijn gelaat binnen zo’n
mee, en dan zijn er al weer nieuwe. Weer jong. En jij bent
microsfeer verschijnt, dan tekent hij zich af ten opzichte van
ouder geworden.
de groep als geheel, hoe collegiaal of joviaal hij zich ook
Gelukkig maar. Want wanneer in dit ouder worden zich een
opstelt. “Wanneer ik preek”, zegt Cusanus, “spreek ik voor
spirituele biografie aftekent die de groepsgeest gidst en
de hele verzamelde gemeenschap van gelovigen”.
coacht, mentaal opent en leert onderscheiden en hem in
Een ervaren leraar vertelde eens, dat hij na iedere grote
contact brengt met de diepere vragen van het leven, dan is
vakantie met het zweet in zijn handen naar school ging. Hij
precies die asymmetrie heilzaam en leerzaam. De spirituele
voelde zich in zekere zin voor de wilde dieren gegooid. Hij
biografie van de leraar werkt gaandeweg als een heilzame
gebruikte het woord ‘horde’. Deze getuigenis maakt duidelijk
onderscheiding der geesten.
dat er sprake is van een onderhuids gevecht. Niet alleen een gevecht tussen deze eenling en de groep, maar vooral ook
In vroeger tijd werd ieder lesuur geopend met de bede:
een geestelijk gevecht. Dat is logisch. Want we zagen dat een groepsgeest per definitie dubbelzinnig is. Er zijn
Spiritus sancti gratia
ingrediënten aanwezig als vertrouwdheid, persoonlijke
illuminet sensus et corda nostra.
omgang, tolerantie, onderlinge uitdaging en ondersteuning. Maar er liggen ook ondermijnende krachten op de loer:
‘’De genade van de heilige Geest verlichte onze zinnen en
groepscontrole, machtsmechanismen, groepsdwang en
onze harten’’. Wat ‘hart’ betekent had ik in de lessen Latijn
8 J. de Valk, ‘De functie van de kleine
uitstotingsprocessen.
geleerd: “Hart is het centrum van onze geestelijke vermo-
groep in de maatschappij’, in: Speling
gens, ons verstand, ons geheugen en onze wil; heel onze
27 (1975) nr. 1, 7-20; H. Goddijn, Wat
Eigenlijk vindt er in de groep een voortdurend proces van
mentale ruimte”. Wanneer ik deze bede hoorde, bleef ik
alternatieve groepen kunnen leren
onderscheiding der geesten plaats, waarbij de docent,
vaak hangen bij de ‘zinnen’. Vooral als sommige leraren na
van het verleden, in: Speling 34
ook al is hij zich daarvan niet bewust, coach, mentor en
‘sensus’ een korte caesuur plaatsten.
(1982) nr. 2, 38-46.
PA G I N A 7
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
mentale ruimte als onze zinnen, want we zijn weliswaar
Spiritus sancti gratia
samen bezig met intellectuele arbeid, maar vergeet de zin-
illuminet sensus
nen niet. Zij zijn legio en bevolken en bezielen onmerkbaar
et corda nostra.
onze groepsgeest”. Ook al bidden wij niet meer met deze woorden, de spiritualiteit ervan zou ons onderwijs geen
Het woordje ‘zinnen’ stuurde mijn fantasie naar de sfeer van
kwaad doen.
het zintuiglijke, het waarneembare, het zinnelijke. Als vanzelf dwaalden mijn gedachten naar buiten, naar de kleuren van het licht. Het was of ik de geur van de klas intenser in
De leraar spreekt en ziet ieder afzonderlijk
mij opnam. Mijn lichamelijkheid, met alles wat daar
Cusanus, staande op de drempel van de moderniteit, was
gebeurde, voelde zich aangesproken. Het was mij meteen
geboeid door de individualiteit van zijn toehoorders, en
duidelijk dat deze zinnen zeker zoveel verlichting nodig
door wat er in hen gebeurt. Daarom merkt hij op: “Wanneer
hadden als de mentale ruimte van mijn hart.
ik spreek, spreek ik tegelijk en in één keer voor de hele
Sommige leraren konden deze zegenbede zo nederig en
gemeenschap én voor iedereen afzonderlijk. Mijn gelaat
eenvoudig uitspreken, dat daarmee voor mij het lesuur bij
wordt door alle aanwezigen en tegelijk door ieder afzonder-
voorbaat al geslaagd was, vooral tijdens mijn filosofie-
lijk gezien en mijn hele preek volledig door ieder afzonder-
studie. In die tijd kon de groepsgeest wel wat verlichting
lijk gehoord”. Dit is een van de boeiendste aspecten van het
gebruiken.
leraarschap. Terwijl ik sta tegenover het geheel van de
Natuurlijk wil ik hiermee geen pleidooi houden om deze
leergroep, heb ik tegelijkertijd deze afzonderlijke leerlingen
oude zegenbede weer in te voeren. De groepsgeest zou het
voor mij.
niet tolereren. Wat ik wil zeggen is dit: deze bede vertolkt
Ik heb dit zelf scherp gevoeld in mijn gymnasiumtijd. Via
perfect een onderwijsspiritualiteit die er weet van heeft dat
subtiele communicaties werd er een groepsbeeld gecreëerd
de leraar in de klas een belangrijke rol vervult bij de onder-
van een leraar. Daaraan diende je je te houden. Tegelijkertijd
scheiding der geesten. Het lijkt alsof in deze zegenbede
zei een stem in mij: “Dit is niet waar, dit is niet juist”. Maar ik
eventjes contact gelegd wordt met de groepsgeest om hem
zweeg. Misschien hoefde ik ook niets te zeggen. Want de
een zegenrijk voorstel te doen: “Laat de genade van de
winst was al gemaakt: terwijl ik hoorde met mijn groepsoor,
Heilige Geest onze troebele geest verlichten, zowel onze
luisterde tegelijkertijd mijn hart mee. Dat gebeurt allemaal in één ondeelbaar moment: terwijl je in de groepssfeer woont en daar je rol speelt, worden tegelijkertijd, door hetzelfde woord en door hetzelfde gezicht van de leraar, het hart en de innerlijke tegenstem gewekt.
Het zal ongetwijfeld ook u als lezer zijn overkomen. Terwijl ik voor velen schrijf, vindt er in iedere lezer afzonderlijk een innerlijk gesprek plaats: een mengeling van ja en nee, van herkenning en bevreemding, van aanraking en verdoving. Ieder leest heel verschillend en eigen. Wanneer ik zou willen achterhalen wat er op dit moment in u omgaat, dan zou ik naar ieder van u afzonderlijk moeten luisteren, zodat ieder afzonderlijk kan zeggen wat er in hem omgaat, een voor een. Daarom zegt Cusanus: “Ik kan, wanneer allen die ik toespreek, zouden beginnen te praten, hen niet ieder afzonderlijk verstaan. Ik kan hen slechts verstaan, wanneer ik de een na de ander vraag en naar hen luister. Evenmin kan ik, wanneer ik allen die mij aankijken, zie, het PA G I N A 8
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
gelaat van ieder afzonderlijk onderscheiden. Ik kan slechts
de door de leraar aangereikte stof van belang. Natuurlijk is
de een na de andere in de ogen zien”. Cusanus wordt zich
zijn spirituele biografie van belang. Jezus zegt het keer op
hier bewust van iets wezenlijks. De predikant reikt met zijn
keer: “Ik ben het leven voor de wereld. Ik ben het brood van
preekinhoud een mentale ruimte aan. Maar hij geeft die
het leven. Ik ben het licht van de wereld”. Maar zeker zo
tegelijkertijd uit handen, want de uiteindelijke betekenis van
belangrijk is: hoe wordt dit leven opgenomen? Wordt dit
de preek heeft hij niet in handen. Die is in handen van de
brood werkelijk gegeten? Hoe wordt dit licht gezien? Dat
hoorder, die er op zijn eigen wijze mee aan de gang gaat.
precies gebeurt in de leerling. Het aangereikte, het over-
Wanneer we met de ogen van Cusanus kjjken naar het leer-
geleverde wordt overgeleverd aan het leren van de leerling.
proces, zien we twee dingen tegelijkertijd gebeuren.
Daarom staat er aan het einde van het Matteüs-evangelie:
Enerzijds is er de aangereikte vakkennis van de leraar,
“Ga heen en maak leerlingen” (Mat. 28:19). Geen weters,
onlosmakelijk verbonden met diens spirituele biografie.
geen wijsneuzen, geen afgestudeerden, maar zoekers, steeds
Anderzijds is er tegelijkertijd deze unieke leerling die dit
weer opnieuw beginners, nieuwkomers, schoolgaande
aangereikte in zich opneemt. Door een unieke interiorisatie
kinderen. Grote leraren zijn geïnteresseerd in het leren van
ontvouwt de leerling wat door de leraar werd aangereikt. De
hun leerlingen, zij gaan bij hen in de leer. “Hoe worden wij
leraar kan niet bepalen wat er met het aangereikte in de
opgevoed door onze kinderen”, roept Martin Buber uit in zijn
leerling gebeurt. Op dit punt is hij een niet-weter. Hij zal
mystiek geschrift Ich und Du.9
navraag moeten doen bij zijn leerling. De leraar moet leerling worden van zijn leerling, die op dit punt zijn leraar is. Als hij echt wil weten, hoe het aangereikte opgenomen
Groeiende wederkerigheid
werd, dan zal hij in de leer moeten bij zijn leerling. De leraar
Een leraar die pas afgestudeerd is, is nog vooral bezig met
kan daarbij genoegen nemen met het reproduceerbare en
inhouden, leerstof. Daar is hij goed in, daar is hij voor opge-
het meetbare. Dan leert hij zijn leerling slechts oppervlakkig
leid. De klas ziet hij nog vooral als een geheel, een collectief
kennen. Hij kan ook interesse tonen voor het meer dan
waar die inhoud in moet. Pas heel geleidelijk krijgt hij oog
objectief toetsbare: voor de betrokkenheid van de leerling;
voor zichzelf: dat mét de inhoud veel méér meekomt dan hij
voor de ontvouwing van zijn mentale ruimte in relatie tot
denkt en plant: zijn betrokkenheid, zijn mentale ruimte, zijn
het geleerde; voor de spirituele biografie van de leerling.
spirituele biografie. Tegelijkertijd begint hij oog en hart te
Dat lukt alleen, als hij aanvaardt dat het door hem aange-
krijgen voor de eigen wijze waarop iedere leerling het aan-
reikte een eigen leven gaat leiden in de leerling. Dit vergt
gereikte opneemt en verwerkt in zijn leven. Steeds meer
een spirituele houding van loslaten: het aangereikte en
gaat hij beseffen dat de omvorming van het gezegde en
overgeleverde begint iedere keer weer geheel opnieuw in
niet-gezegde in de spirituele biografie van de leerling de
het leerproces van de leerling.
essentie van het leren is. Zoals ik de ontwikkeling van de leraar nu beschrijf, kán het
Jezus heeft deze rol van de leerling gezien en centraal
gaan. Zo gaat het ook vaak. Maar vaak ook niet. Hoe dan
gesteld. Buiten zichzelf van vreugde roept hij uit: “Ik dank je,
ook, uit ervaring weten wij allen hoe gebrekkig ons leren is.
Vader, Heer van hemel en aarde, dat je dit verborgen hebt
Dikwijls blijft de inhoud domineren. Wij zijn het zat, voor de
voor wijsneuzen en afgestudeerden, maar geopenbaard hebt
zoveelste keer verrast te worden door het eigenwijze leren
aan schoolgaande kinderen” (Mat. 11:25). Jezus is geboeid
van de leerling. We zijn het beu, als we weer helemaal voor-
door leerlingen: niet-weters, vooraan-beginners, zoekers. “Hij
aan moeten beginnen. Ik voel mij te oud om nog eens hún
nam een kind, plaatste het in hun midden, omhelsde het en
taal te leren.
zei tot zijn leerlingen: ‘Wie een van deze kinderen opneemt in mijn naam, neemt mij op. Wie mij opneemt, neemt niet mij
Toch leeft in ieder van ons een diep verlangen dat het door
op, maar hem die mij gezonden heeft’ (Mc. 9:36-37)”. De leer-
de leraar aangereikte en wat de leerling heeft opgenomen
ling omhelzen, wat een schitterend gebaar! Wat een grote
aan elkaar gewaagd zijn, aan elkaar opengaan. Er zijn van
leraar! Aan de kant gaan staan van het niet-weten. Jezus
die kostbare ogenblikken, dat de leraar in één oogopslag
heeft als leraar de kant gekozen van de leerling. Natuurlijk is
allen ziet en ieder afzonderlijk; dat hij een woord spreekt dat
9 M. Buber, Ich und Du, Köln 1966, 23.
PA G I N A 9
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
door de klas als geheel wordt gehoord en tegelijkertijd door
(Mat. 11:27). Hier is sprake van een goddelijke Weder-
ieder afzonderlijk op eigen wijze wordt verwerkt.
kerigheid. We moeten daarbij bedenken, dat ‘Vader’ vooral
Wanneer dit – soms even – lukt, dan is dat volgens Cusanus
‘leraar’ betekent: Abba, en dat de zoon een leerling is. Vrij
een goddelijk moment. Ja, het is zelfs zo dat we de gebrek-
vertaald zegt Jezus: “Alles heb ik ontvangen, zoals een
kigheid van het leren begrijpen, omdat we weet hebben van
leerling ontvangt van zijn leraar. Levend leren is een liefdes-
dit goddelijke moment. Kijken we nog even naar Cusanus:
gebeuren, getekend door groeiende wederkerigheid.
“Ik ervaar duidelijk, dat Gij tegelijk alles en ieder ding afzon-
Niemand voelt een leerling beter aan dan zijn leraar.
derlijk ziet. Maar ik kan niet, als ik allen zie, tegelijk ieder
Niemand voelt een leraar beter aan dan zijn leerling”.11
afzonderlijk onderscheiden. Was ik maar zoals Gij, dan zouden mijn gezien worden en mijn zien samenvallen, zoals in
Jezus zelf is het prototype van de leerling: alle situaties van
U, Heer, dan zou ik tegelijk allen en ieder afzonderlijk zien”.
het leven waren voor hem toegangen tot de goddelijke
Wanneer dit gebeurt – soms even – dan is het leergebeuren
wederkerigheid van het leren. Het was aan de werkelijkheid
een goddelijk feest, een sfeer waarin God verborgen aan-
zelf, dat hij leerde. In de werkelijkheid zelf opende zich voor
wezig is en wenkt naar diepere wederkerigheid.
hem het boek van het leven. Wijzen en weters hebben dat boek dicht geslagen. Zij kunnen dan ook rekenen op felle kritiek van de rabbi uit Nazareth. “Nooit te oud zijn om te
Jezus overschrijdt voortdurend grenzen en doorbreekt verabsoluteerde patronen
leren”, zegt hij, “word zoon van God”. Abba is de kortste parabel die Jezus verteld heeft: geen enkele situatie verabsoluteren, maar steeds weer leren aan het leven. Jan Peters zegt terecht: “Jezus overschrijdt12 voortdurend grenzen en
Want dat is wat er gebeurt: mijn zien is gezien zijn, mijn
doorbreekt verabsoluteerde patronen. Maar hij overschrijdt
spreken is gehoord zijn. Martin Buber roept verrukt uit:
die grenzen nooit door zijn almacht, maar steeds door zijn
“Ondoorgrondelijk inbegrepen leven wij in de stromende
overgave aan de werkelijkheid die hij vader noemt. Wellicht
alwederkerigheid” . Dit wordt nooit volledig werkelijkheid.
kan gezegd worden, dat hij de begrensdheid juist door die
Het is een wenkend perspectief, dat in het verborgene
werkelijkheid vader te noemen overschrijdt”. Inderdaad, door
werkt. Daarom noemt Buber deze stromende alwederkerig-
de werkelijkheid zélf Leraar te noemen, Abba, ontgrenst zich
heid ‘ondoorgrondelijk’. We zijn erin opgenomen, maar vat-
die werkelijkheid en opent zich de stromende alwederkerig-
ten het niet. Het blijft wenken op de achtergrond. Het blijft
heid – naarmate ik mij erdoor als leerling laat omvormen.
ons verlangen wekken. We bereiken het nooit. Daarom is
Wie dit aan den lijve doormaakt, heeft oog voor de leerling
‘Het zien van God’ een mystiek geschrift: Cusanus ver-
en kan enthousiast uitroepen: “Ik dank je Abba, dat je dit
woordt de trekkracht van God in het binnenste van ons
hebt verborgen voor wijzen en weters, maar geopenbaard
leven en tegelijk laat hij zien hoe God al ons maakwerk
hebt aan beginners”. Wie dit heeft ervaren is leraar gewor-
overstijgt. Maar precies zo, in onze beperktheid, worden wij
den: iemand die weet dat het eigenlijke leren gebeurt in de
ons bewust van zijn werking. Ditzelfde zien we in Ich und
leerling; in de wijze waarop de leerling het overgeleverde,
Du. Het gaat over jou en mij, over de leerling en de leraar,
het aangereikte opneemt in zijn leven. Zo’n leraar is niet
maar tegelijk is in iedere zinsnede van dit mystieke geschrift
vermoeiend en belastend. Hij raakt ook zelf niet uitgeput.
de ‘stromende alwederkerigheid’ voelbaar die God is, het
Jezus sluit dan ook zijn lofrede op de leerling aldus af:
10
eeuwige Jij. In het leraarschap is de goddelijke 10 Ibidem
Wederkerigheid werkzaam als een wenkend perspectief.
Kom tot mij, allen die vermoeid en belast zijn,
11 Zie voor een nadere uitleg: K.
God zelf. Ik citeerde hierboven het woord van Jezus: “Ik
en ik zal je rust geven.
Waaijman, Abba was zijn vader, in:
dank je, Abba, Heer van hemel en aarde, dat je dit verbor-
Neem mijn juk op je en word mijn leerling,
Speling 25 (1973) nr. 2/3, 188-191.
gen hebt voor wijzen en weters, maar geopenbaard hebt
want ik ben zachtmoedig en nederig van hart,
12 J. Peters, Grenzen van bewustzijn
aan beginnelingen”. Jezus gaat aldus verder: “Alles is mij
en je zult rust vinden voor je ziel,
overschrijden, in: Speling 22 (1970),
toevertrouwd door mijn Vader, en niemand kent de Zoon
want mijn juk is zacht
125.
dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon”
en mijn last is licht (Mat. 11:28-30).
PA G I N A 1 0
BIJLAGE BIJ REFLEXIEF
>
M A A RT 2 0 0 4
>
NUMMER 1
COLOFON
Reflexief is een uitgave van de Nederlandse Katholieke Schoolraad, forum voor katholiek onderwijs. Reflexief verschijnt driemaandelijks en wordt gratis toegezonden aan schoolbesturen en schoolmanagement, relaties in het onderwijs, de politiek, het maatschappelijk leven en de media. U kunt zich ook abonneren op Reflexief.
EINDREDACTIE Gerrit-Jan Meulenbeld
FOTOGRAFIE Marc Gijsbers
VORMGEVING Ontwerpwerk, Den Haag
DRUK Drukkerij Berne, Heeswijk
Machtige woorden van een groot leraar, omdat hij zichzelf
REDACTIEADRES
en al wat hij te zeggen had, uit handen heeft gegeven en in
Stadhouderslaan 7
de handen heeft gelegd van zijn leerlingen, aan ons, opdat
Postbus 82068
wij ermee op weg zouden gaan, steeds opnieuw op weg
2508 EB Den Haag
zouden gaan, steeds opnieuw, niet belast door een vermoei-
t. 070 3568115
ende stapel stof, maar nieuw, beginners, leerlingen. Dit juk
f. 070 3467486
is veertje licht, want de leraar vertrouwt zichzelf en de over-
[email protected]
geleverde inhoud volledig toe aan het leren van zijn leerlin-
www.nksr.nl
gen. Dit is werkelijk groots, want dit is werkelijk nederig. Hier word je rustig van. Dit jaagt niet op en mat niet af. Dit
ABONNEMENTENADMINISTRATIE
is niet het vermoeiende geratel van een dictator, maar de
Reflexief kost € 12,50 per jaar, losse nummers
nederige en zachtmoedige blik van de leraar, die met grote
en extra uitgaven € 3,75.
vreugde het leren van zijn leerling ziet.
Voor informatie en losse nummers: Irma Verbeek, t. 070 3568115,
[email protected]
COPYRIGHT Overname van dit artikel is uitsluitend toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. ISSN 1570-2588
PA G I N A 1 1
S P I R I T U S S A N C T I G R AT I A ILLUMINET SENSUS E T CO R DA N O ST R A