Reëelwaardige functies van één of meer reële veranderlijken Functie en scalaire functie Relatie van A naar B ⊂ A x B = {(x,y) | x ∈ A & y ∈ B} Een relatie van A naar B is functie als 2 verschillende beelden => geen zelfde origineel hebben. Stel
A = ℝ B = ℝ
(of A = ℝn)
(i) A = ℝ & B = ℝ: reële functie met één onafhankelijke variabele y = f(x) -> rekenvoorschrift of: f: ℝ ℝ, x y = f(x) -> afhankelijke variabele (ii) A = ℝn & B = ℝ: reële functie met n onafhankelijke variabele y = f(x1,x2,...,xn) of: f: ℝn ℝ, (x1,x2,...,xn) y = f(x1,x2,...,xn)
Definitieverzameling: domein Def(f) = D = {x ∈ ℝ | f(x) is gedefinieerd} vb.
f(x) =
x²−5 x6 x²−5 x6=x−2x−3 +
Algemeen:
2
-
3
+
ax² + bx + c 1) D = b² – 4ac > 0 => 2 reële wortels => x1, x2 => ax² + bx + c = a(x-x1)(x-x2) 0
0 +a
2)
x1
-a
x2
+a
D = b² – 4ac = 0 => 1 dubbele reële wortel: x1 => ax² + bx + c = a(x-x1)² 0 +a
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
x1
+a
(1/16)
3)
D = b² – 4ac < 0 => geen wortel +a
Def(f) = ]-∞,2] ∪ [3,+∞[ = ℝ \ ]2,3[
y=
vb.
x1 x²−4
Def(f) = ℝ \ {2,-2}
Waardenverzameling: beeld w(f) = W = {f(x) | x ∈ Def(f)} vb.
f(x) = sin x Def(f) = ℝ w(f) = [-1,1]
f x=
1 x
Def(f) = ℝ0 w(f) = ℝ0
Begrensde functie functie is begrensd als de waardenverzameling naar boven & naar onder begrensd is. vb. sin is begrensde functie, omkeerfunctie niet
Even & oneven functie Evenfunctie <=> f(x) = f(-x), ∨ x ∈ D -> symmetrisch t.o.v. y-as Onevenfunctie <=> f(-x) = -f(x), ∨ x ∈ D -> symmetrisch t.o.v. 0 vb.
Evenfunctie: y = cos x, vermits cos(-x) = cos x y
x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(2/16)
Evenfunctie: y = x², vermits (-x)² = x² y
x
Periodieke functie <=> f(x) = f(x + T)
-> ≠ 0: periode -> kleinste periode in absolute waarde: hoofdperiode
De som van 2 periodieke functies is ook een periodieke functie
Stijgende functie y
x
∨ x1<x2 => f(x1) ≤ f(x2) strikt stijgend <
Dalende functie y
∨ x1<x2 => f(x1) ≥ f(x2) strikt dalend > x
Monotone functie Een functie die strikt stijgend is of strikt dalen over het hele interval.
Inverse functie vb.
y=
2x x−3
-> inverse ->
x=
2y => y−3
x y−3=2 y xy−2 y=3 x x−2 y=3 x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(3/16)
y= vb.
y=x²−2
x=y²−2 =>
-> inverse ->
3x x−2
y²=x2
-> geen functie, 2 y waarden met 1 x Grafisch: inverse is de spiegeling om de eerste bissectrice y = x Def(f-1) = w(f) een functie die strikt monotoom is over een interval is inverteerbaar.
Limieten Definitie:
(>0) -omgeving van x0 = ] x0- , x0+ [
x0 is adherent <=> ] x0- , x0+ [ \ {x0} ⊂ D = Def(f) x0 -
x0
x0 +
-> zonder x0 ± is de -omgeving Limiet Definitie:
li m f x=L x x0
∀ ℇ > 0, ∃ : ∀ x ∈ ] x0- , x0+ [ of |x-x0| < => f(x) ∈ ]L – ℇ,L + ℇ[ of |f(x)-L| <
ℇ
li m f x=L
x ∞
li m f x=L
x −∞
OPM: y = L, horizontale asymptoot als x -> +∞ of x -> -∞
li m f x=±∞
x ∞
li m f x=±∞
x −∞
y
x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(4/16)
vb.
f(x) = ln x
y
li m f x=∞
x ∞
li m f x=±∞ x x0
x
li m f x=±∞ x
¿ x 0
li m f x=±∞ x
¿ x 0
OPM:
x = x0 is verticale asymptoot als > x0 als < x0
is linkerlimiet ≠ rechterlimiet, bestaat de limiet in het punt niet.
Continuïteit en afleidbaarheid Continuïteit Een functie heet continu in x0 ∈ Def(f)
li m f x=f x 0
<=>
OPM:
Is
x x0
li m f x≠li m f x x
¿ x 0
x
¿ x 0
y
x
Stelling van de tussen liggende waarden y
∀ f(x) ∈ [f(x0),f(x1)] => x ∈ [x0,x1]
x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(5/16)
Stelling van Weierstrass y
Een functie die continu is over haar hele definitiegebied doorloopt 1 maal haar minimum en maximum ∀ x ∈ [x0,x1] => f(x) ∈ {Min,Max} x
Afleidbaarheid
li m
f is afleidbaar in x0 <=>
x x0
df dx
notaties: f'(x0), Df(x0),
nog geschreven als:
f x−f x 0 = bestaat, eindig x−x 0
x=x 0
Df x 0 =li m x 0
f x 0 x−f x 0 x
Bewerkingen met reële functies
ℝ
ℝ Def(f)
wrd(f)
ℝ g
wrd(g)
Def(g)
vb.
f(x) = x² f(x) = sin x
=> g ° f(x) = sin²x => f ° g(x) = sin (x²)
g°f
-> eigenschappen bekijken, niet altijd overgedragen
-> continuïteit & afleidbaarheid -> eigenschappen worden overgedragen f(x) x g(x) = x².sin x f(x) + g(x) = x² + sin x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(6/16)
Elementaire reële functies (1) Machtsfuncties met exponent ∈ ℕ & veeltermfuncties -> f: ℝ ℝ, x y = xn, Def(f) = ℝ
n ∈ ℕ
Veeltermfuncties -> f: ℝ ℝ, x y = anxn + an-1xn-1 + ... + a0, Def(f) = ℝ
n ∈ ℕ
(2)Machtsfuncties met exponent ∈ ℤ & rationale functies -> f: ℝ ℝ, x y = x-n = 1/xn, Def(f) = ℝ0
-n ∈ ℤ
0 is de pool van de functies OPM: y = 1/x (meest eenvoudige, omkeer functie) Rationale functies
-> f: ℝ ℝ, x y =
an x n a n−1 x n−1...a0 bm x m bm−1 x m−1...b0 Def(f) = ℝ \ {nulpunten van de noemer}
- nulpunten die geen nulpunten zijn van de teller = 'polen van de functie' - nulpunten die ook nulpunten zijn van de teller = 'ophefbare discontinuïteiten' OPM:
Verticale Asymptoot (V.A.) in de polen Horizontale Asymptoot (H.A.) afhankelijk van de coëfficiënten
graad teller > graad noemer: n > m: graad teller = graad noemer: n = m:
li m y=±∞
x ±∞
li m y=
x ±∞
a0 =L b0
y=L is H.A. graad teller < graad noemer: n < m:
li m y=0 x ±∞
y=0 is H.A. Meest eenvoudige:
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(7/16)
y=
mxn pxq
-> homografische funtie
(3) Machtsfuncties met exponent ∈ ℚ & irrationale functies OPM:
y = xn met n ∈ ℕ (n = oneven) -> strikt stijgend => inverse bestaat.
Inverse:
x = yn =>
-> f: ℝ ℝ, x
1
n
y=x n = x 1
n
y=x n = x
(n ∈ ℕ & n oneven
,
=> 1/n ∈ ℚ)
Def(f) = ℝ OPM:
y = xn met n ∈ ℕ (n = even) -> NIET strikt stijgend => inverse bestaat niet vb. y = x² y = xn (n ∈ ℕ & n even) -> is strikt stijgend in ℝ+ = [0,+∞[ -> restrictie is inverteerbaar 1
-> f: ℝ+ ℝ, x
n
y=x n = x
,
(n ∈ ℕ & n even)
Irrationale functies
vb.
y=
3
an x n an−1 x n−1...a0 bm x m bm−1 x m−1...b0
(5) Exponentiële functies -> f: ℝ ℝ, x y = ax Def(f) = ℝ
met a ∈
ℝ+0 \ {1}
Nu is: a0 = 1, a1 = 0 am+n = am . an am-n = am / an (am)n = am.n Grafisch:
Stel a > 1
y
H.A. y = 0
x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(8/16)
Stel 0 < a < 1
H.A. y = 0
y
x
Bijzonder geval: Stel a = e = =
1 n li m 1 n x ∞
2,71...
y = ex = exp(x) -> unieke functie, heeft als afgeleide zichzelf OPM:
Dex = ex
(7) Logaritmische functies Vermits y = ax
is strikt stijgend (a>1) is strikt dalend (0
=> inverse functie bestaat x = ay <=> y = alog x -> f: ℝ+ ℝ, x y = alog x Nu is:
log 1 = 0; alog a = 1 log(x1.x2) = alog(x1) + alog(x2)
a a
x1 ) = alog(x1) – alog(x2) x2 b log x a log x= b log a
log(
a
log(xn) = n . alog x
a
log(x) =
a
Bijzonder geval:
ln x ln a
a = e
y = alog x = ln x -> neperiaanse of natuurlijke logaritme Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(9/16)
y = log x -> a = 10, briggse logaritme OPM:
als a>0, ∀ x ∈ ℝ
-> ax = e(ln a . x)
Goniometrische functies Goniometrische functies bevatten een periodiciteit. 1) Sinusfunctie -> f: ℝ ℝ, x y = sin x
Def(f) = ℝ wrd(f) = [-1,1] Periode = 2 y = a sin(bx + c) + d
Algemene sinusfunctie: Met: a = amplitude b = cirkelfrequentie c = beginfase d = verschuiving y -> onevenfunctie 2) Cosinusfunctie -> f: ℝ ℝ, x y = cos x Algemene cosinusfunctie: Met: a = amplitude b = cirkelfrequentie c = beginfase d = verschuiving y
Def(f) = wrd(f) = Periode y = a cos(bx +
ℝ [-1,1] = 2 c) + d
-> evenfunctie 3) Tangensfunctie -> f: ℝ ℝ, x y = tg x =
sin x cos x
Def(f) = ℝ \ {/2 + k} wrd(f) = ℝ Periode =
-> onevenfunctie 4) Cotangensfunctie -> f: ℝ ℝ, x y = cotg x =
cos x Def(f) = ℝ \ {k} sin x wrd(f) = ℝ
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(10/16)
Periode = -> onevenfunctie Secansfunctie & cosecansfunctie -> onevenfuncties
1 1 en cosec x= cos x sin x sin² xcos² x=1 sin x±y=sin x .cos y±cos x .sin y sin 2 x=2.sin x .cos x cosx±y=cos x .cos y∓sin x .sin y cos2 x=cos² x−sin² x=1−2 sin² x=2 cos² x−1 tg² x1=sec² x en 1cotg² x=csc² x sec x=
Eigenschappen:
functies 1) Boogsinus functie f(x) = y = Arcsin x <=> x = sin y y
met
− y 2 2
wrd(f) = [-1,1]
-> enkel strikt stijgend deel
x
2) Boogcosinus functie f(x) = y = Arccos x <=> x = cos y y
met 0y wrd(f) = [-1,1] -> enkel strikt stijgend deel
x
3) Boogtangens functie Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(11/16)
y
x
f(x) = y = Arctg x <=> x = tg y
met
− y 2 2
wrd(f) = ℝ
4) Boogcotangens functie f(x) = y = Arccot x <=> x = cotg y
met 0y wrd(f) = ℝ
y
x
5) Boogsecans functie f(x) = y = Arcsec x <=> x = sec y
met 0y en wrd(f) = ℝ \ [-1,1]
y
6) Boogcosecans functie
x
f(x) = y = Arccsc x <=> x = csc y y
met
− y 2 2
en y≠0
wrd(f) = ℝ\ [-1,1] x
Onderling verband tussen de functies
- Arcsin x 2 Arccot x = - Arctg x 2 Arccsc x = - Arcsec x 2 Arccos x =
Bewijs:
y = Arccos x
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(12/16)
<=> <=> <=> <=>
x = cos y en 0 y x = sin (-/2 - y) en -/2 /2 - y /2 /2 – y = Arcsin x y = /2 – Arcsin x
Hyperbolische functies Er geldt:
∀ f(x): f(x) =
f xf −x f x−f −x 2 2
f xf −x 2 f x−f −x onevenfunctie: f0(x) = 2 evenfunctie: fe(x) =
Stel: f(x) = ex ex = f(x) =
e x e−x ex −e−x 2 2
Stel: evendeel – cosinus hyperbolicus: - cosh x =
ex e−x 2
onevendeel – sinus hyperbolicus:
- sinh x =
ex −e−x 2
Formules:
cosh² x−sinh² x=1 sinh x ex −e−x ex e2 x −1 tgh x= = . = cosh x ex e−x ex e2 x 1 cosh x ex e−x ex e2 x 1 1 coth x= = x −x . x = 2 x = sinh x e −e e e −1 tgh x Inverse-hyperbolische functies Def:
y = argsinh x <=> x = sinh y y = Argcosh x <=> x = cosh y & y ≥ 0 -> hoofdletter vanwege ristrictie y = Argcosh x
<=> <=>
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
x = cosh y y
x =
& y ≥ 0
−y
e e 2
(13/16)
<=>
( . ey ) e y e−y 2 x.e y =e2 y 1 e2 y −2 x.e y 1=0 Stel e y =u
2x =
<=> <=> <=>
u² – 2xu + 1
2 x± 4 x²−4 2 u=x± x²−1 & y ≥ 0 e y =x± x²−1 & y ≥ 0 u=
<=> <=> <=>
-> als – gebruikt wordt nooit ≥ 1 <=>
e y =x x²−1
<=>
y=lnx x²−1=Argcosh x
De absolute waarde functie Def:
abs(x) = |x| =
x als x ≥ 0 -x als x < 0 = x² ≥ 0
OPM:
f(|x|) ≠ |f(x)| f ° abs(x) ≠ abs ° f(x)
De signum functie Def:
sgn(x) =
1 als x > 0 0 als x = 0 -1 als x < 0
OPM:
abs(x) = sgn(x).x
Basisbegrippen m.b.t. ℝn-ℝ functies Def:
f: ℝn ℝ, (x1,x2,...,xn) y = f(x1,x2,...,xn)
OPM:
f: ℝn ℝ, (x,y) z = f(x,y) Def(f) = {(x,y)|f(x,y) is gedefinieerd} ⊂ ℝ x ℝ = ℝ²
vb.
(1) z = x+y (2) z = xy (3) z = ln(x-y)
=> => =>
Def(f) = ℝ² Def(f) = ℝ-² ∪ ℝ+² x>y
Niveaukromme
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(14/16)
z
niveaukromme: k = f(x,y) impliciete vergelijking: f(x,y) = k y
x
Limiet begrip li m x , yx 0 , y 0
f x , y=L
∀ ℇ > 0, ∃ > 0:
|f(x,y)-L| < ℇ zodat
|x-x0| < |y-y0| <
x−x 0 ² y−y 0 ² y
<
y
z
x
x
y
x
OPM:
li m f x=L x x0
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(15/16)
Partiële afgeleide z = f(x,y) z
y
x
Stel
y = y0
=> z = f(x,y0) ->
f x 0 x , y 0 −f x 0 , y 0 x x 0 li m
= afgeleide van f(x,y0) naar x in punt x0 voor x = x0 =
Stel
∂f ∂x
0
x = x0
=> z = f(x0,y) ->
f x 0 , y 0 y−f x 0 , y 0 y y 0 li m
= afgeleide van f(x0,y) naar y in punt y0 voor y = y0 =
OPM:
∂f ∂y
0
zijn de partiële afgeleide gedefinieerd voor elk punt van Def(f) => =>
∂f = partiële afgeleide van x ∂x ∂f = partiële afgeleide van y ∂y
Wiskunde – Analyse – Hoofdstuk 1
(16/16)