Bijlage bij Brief, kenmerk: IENM/BSK-2011/16875 Rapportage verwerking van commentaren op het Programma van Eisen 1. Inleiding In de periode tussen 26 mei en 14 juli 2010 is het concept van het Programma van Eisen (PvE), dat onderdeel zal uitmaken van de concessies voor de Waddenveren, publiekelijk bekend gemaakt voor consultatie. Om een breed publiek te kunnen bereiken is door middel van een internetconsultatie aan een ieder de gelegenheid gegeven een reactie te geven op dit voorlopige PvE. In totaal zijn 26 reacties binnengekomen van verschillende partijen/individuen. Iedere ingezonden reactie is met belangstelling gelezen en op basis van de reacties is het PvE op een aantal punten aangepast. Deze rapportage is een samenvatting van de verschillende reacties en de punten die op basis daarvan zijn aangepast. De samenvatting is gebaseerd op, en betreft, de huidige versie van het Programma van Eisen. Dit Programma van Eisen kan door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in het lopende concessieverleningsproces nog worden gewijzigd. Redactionele suggesties voor tekstwijziging zijn veelal overgenomen, maar niet in deze samenvatting opgenomen. Enkele reacties zijn niet verwerkt in het PvE, omdat zij zaken betreffen die niet onder de reikwijdte van het PvE vallen. Een aantal reacties is gebundeld in een wensenlijst, die ter kennisneming aan de beoogd concessiehouders is voorgelegd. Deze kunnen bij het opstellen van het vervoerplan rekening houden met deze wensen. De hierna volgende tekst heeft als doel een beeld te geven van de wijze waarop de reacties uit de consultatie verwerkt zijn en heeft een informatieve status. De definitieve teksten van de concessies (inclusief PvE) zullen leidend zijn. 2. Achtergrond Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is voornemens twee concessies te verlenen voor het personenvervoer tussen het vasteland en de Waddeneilanden Terschelling, Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog. Eén concessie betreft de twee Westelijke verbindingen tussen het vaste land en de waddeneilanden Terschelling en Vlieland. De andere is voor de twee Oostelijke verbindingen tussen het vaste land en de waddeneilanden Ameland en Schiermonnikoog. Doelstelling van de concessieverlening is onder andere om een betaalbare en betrouwbare verbinding voor het personenvervoer van en naar de eilanden te bieden. De PvE’s voor beide concessies verschillen op kleine punten van elkaar. Het PvE maakt als bijlage onderdeel uit van de concessie voor de Westelijke respectievelijk voor de Oostelijke verbinding. In het navolgende wordt uitgegaan van het begrip ‘de concessie’ en ‘het PvE’ indien de beide concessies respectievelijk PvE’s niet van elkaar verschillen. Waar dat wel het geval is, is dit expliciet aangegeven. Daar waar gesproken wordt over ‘consumentenorganisatie’ gaat dit om de verschillende leden (waaronder vertegenwoordigers van de eilandengemeenten) zoals verenigd in het Consumentenplatform Concessie Waddenveren West of Oost. Wanneer wordt verwezen naar decentrale overheden gaat dit om de verschillende leden (waaronder de eilandgemeenten) zoals verenigd in het Overhedenplatform Concessie Waddenveren West of Oost. 3. Verplaatste artikelen Een aantal artikelen uit het concept PvE, zoals deze voor de internetconsultatie is gepubliceerd, is verplaatst naar andere delen van de concessie. Het gaat om de volgende artikelen:
Artikel Artikel Artikel Artikel
1.3 3.1 lid e en d 6.1 10.2 lid b en c
Artikel 13.1 Bijlage 1
4. Bespreking reacties op PvE Reikwijdte van de concessie In veel reacties is ervoor gepleit niet alleen het personenvervoer in de concessie te regelen, maar ook het goederenvervoer, in lijn met de openbare dienstcontracten die nu gelden. Het is niet mogelijk aan deze nadrukkelijke wens tegemoet te komen. De Wet personenvervoer 2000, die de grondslag biedt om een concessie te verlenen voor de Waddenveren, biedt geen grondslag voor het stellen van eisen ten aanzien van vrachten veevervoer. Er kan ook geen exclusief recht op goederenvervoer worden gegeven, omdat goederenvervoer geliberaliseerd is. Van belang is wel dat de te verlenen concessie de concessiehouder niet in de weg staat om goederen te vervoeren, zo lang hij zijn concessieverplichtingen nakomt. Op voorstel van verschillende partijen is de bepaling over prioriteit van personenvervoer in artikel 1.2 gewijzigd. In plaats van een beschrijving van de wijze waarop de concessiehouder voorrang geeft aan personenvervoer boven goederenvervoer, is nu ‘een beschrijving van de wijze waarop de concessiehouder het vervoer van goederen naast het personenvervoer afwikkelt’ voorgeschreven. Bij de adviesprocedure voor het vervoerplan is er voor decentrale overheden en consumenten organisaties mogelijkheid om over deze werkwijze bij afwikkeling van het vervoer in gesprek te gaan met de concessiehouder. Voorstellen om onderwerpen in de concessie te regelen, zoals inning van toeristenbelasting, parkeren, overdekte fietsenruimten en (financiële) deelname aan marketingactiviteiten voor de eilanden als toeristische product, zijn niet overgenomen. De concessie leent zich niet voor dergelijke zaken. Artikel 1.1 Voorzieningenniveau Reacties: Het fixeren van het aantal (extra) afvaarten in het eerste concessiejaar wordt door meerdere belanghebbenden als verkeerde prikkel gezien om een minimumaanbod van veervervoer te garanderen. Dit zou ten koste kunnen gaan van de flexibiliteit om daadwerkelijk in te spelen op de vervoersvraag. Antwoord/Aanpassing: Om te voorkomen dat de dienstregeling versobert, is het aantal afvaarten uit de dienstregeling als minimumaanbod gegarandeerd. De verplichting om het aantal (extra) afvaarten te fixeren is op basis van de reacties geschrapt. Artikel 1.2 en 1.3 Vervoerplan Reacties: Aan de ene kant wordt gesteld dat het opstellen van een vervoerplan leidt tot administratieve lastenverzwaring voor de concessiehouders. Gevraagd wordt het vervoerplan in zijn geheel te schrappen of een enkel lid te verwijderen. Aan de andere kant worden echter additionele punten genoemd die volgens de belanghebbenden zouden moeten worden opgenomen in het vervoerplan: 1. De gehele vervoersketen moet in het vervoerplan worden opgenomen (aansluitend openbaar vervoer voor passagiers en hun bagage). 2. De betrokken eilandgemeenten moeten een zwaarwegende adviesrol bekleden bij de goedkeuring van een vervoerplan. 3. Een maximale tariefverhoging conform aan het OV-Index moet worden opgenomen in het PvE ten bate van de eilandbewoners. 4. Het voorzieningenniveau moet na het eerste concessiejaar ook geborgd zijn. Antwoord/Aanpassing: Het vervoerplan is een onmisbaar sturingsinstrument voor de concessieverlener. Het geeft de concessiehouder daarbij de mogelijkheid verbeteringen aan te brengen ter invulling van de toebedeelde ontwikkeltaak. Het onderdeel vervoerplan is daarom niet geschrapt. Daarbij zijn de bovenstaande consultatiereacties als volgt verwerkt:
1. De vervoersketen is beter verankerd door bepalingen op te nemen betreffende aansluitend vervoer. Er wordt op toegezien dat de concessiehouder inspanning levert om de aansluiting met andere vervoersdiensten af te stemmen. 2. De concessieverlener zal oordelen of een goede motivering van de concessiehouder aanwezig is, mocht er worden besloten tot afwijking van het advies van de consumentenorganisaties en decentrale overheden. 3. Maximale tariefsniveaus zijn vastgesteld waarbij indexering uitgangpunt vormt. 4. Het borgen van het voorzieningenniveau gebeurt door middel van het vervoerplan, dat geldt als minimumvoorzieningenniveau voor het jaar daarop. Artikel 1.4 Dienstregeling Reacties: 1. Een uiterste datum vaststellen waarop de dienstregeling en de tarieven ieder jaar bekend moeten worden. 2. Rekening houden met het feit dat door spontane wijziging van de morfologie in het vaarwater aanpassingen in de dienstregeling noodzakelijk kunnen zijn. Ook kan groot onderhoud een aanpassing van de dienstregeling vereisen. 3. Een zo kort mogelijke tijdsperiode vastleggen waarin vervangend vervoer geregeld moet worden bij calamiteiten. 4. In het besluit tot acceptatie van tussentijdse structurele veranderingen in de dienstregeling, ook het advies van het consumentenorganisaties meenemen. 5. De voorgaande dienstregeling alleen vervangen onder voorbehoud dat de concessieverlener het vervoerplan, inclusief de dienstregeling heeft goedgekeurd. Antwoord/Aanpassing: 1. De datum voor het bekend maken van de dienstregeling is vastgesteld op 1 december van elk jaar. De tarieven worden ook minimaal 4 weken voor invoering bekend gemaakt. 2. Mogelijkheden voor aanpassing van de dienstregeling, die veroorzaakt zouden kunnen worden door dergelijke gebeurtenissen zijn ondergebracht in artikel 1.3, sub f, g en h en artikel. 2.4, sub b (waarbij ‘onverwacht’ bij 2.4 is verwijderd). 3. De tijdsduur waarin vervangend vervoer moet worden geregeld is niet vastgelegd, wel is het vaarklaar maken van een vervangend schip (extra afvaarten) met het oog op de haalbaarheid gesteld op 1 uur. 4. Indien een tussentijdse structurele wijziging in de dienstregeling noodzakelijk is, is daarvoor instemming van de concessieverlener nodig. De consumentenorganisaties ontvangen afschrift van het verzoek om instemming en hebben vervolgens de mogelijkheid binnen de vier weken van besluitvorming contact op te nemen met de concessiehouder en de concessieverlener. Consumentenorganisaties kunnen op deze wijze invloed uitoefenen op de beslissing over structurele wijzigingen in de dienstregeling. 5. Er kan besloten worden om het vervoerplan gedeeltelijk goed te keuren. De dienstregeling kan pas worden vervangen wanneer de daar op volgende dienstregeling is goedgekeurd. Artikel 2.1 Vervoerplicht Reacties: De consultatiereacties betreffende de vervoerplicht bestonden vooral uit voorstellen bepalingen toe te voegen over de vervoersplicht voor goederen, huisdieren, vrachtauto’s, vee en bijzondere motorrijtuigen en daarnaast een vervoerplicht voor fietsen op de sneldienst. Daarnaast werd voorgesteld hulp- en rouwdiensten niet alleen voorrang te verlenen op de heenvaart maar ook op de terugvaart. Concrete reacties waren ook: 1. Duidelijke voorschriften voor vervoerplicht van huisdieren. 2. Er zou vastgesteld moeten worden wie aansprakelijk is voor vermissing of beschadiging van bagage. 3. Het bagagevervoer op de sneldiensten en de reguliere diensten zou uit logistiek oogpunt op dezelfde wijze moeten worden geregeld. Antwoord/Aanpassing: Vee en goederen mogen worden vervoerd, zolang de concessiehouder de verplichtingen uit de concessie ten aanzien van personenvervoer nakomt. Er kan voor vervoer van vee- en
goederen echter geen vervoerplicht worden opgelegd. Vervoer van fietsen op de sneldienst (betreft de Westelijke verbinding) is voor concessiehouder niet verplicht. Wensen daaromtrent kunnen worden ingebracht bij de concessiehouder, die dit mogelijkerwijs mee kan nemen in het vervoerplan. Het is namelijk aan de concessiehouder om voor afstemming te zorgen tussen personenvervoer en andersoortig vervoer. Hulpdiensten en rouwvervoer krijgen (tevens op de terugvaart) voorrang. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het aan de concessiehouder is te bepalen welke voertuigen tot rouwvervoer worden gerekend. Daarnaast zijn de bovenstaande consultatiereacties als volgt verwerkt: 1. De bepaling over huisdieren is in overeenstemming gebracht met de algemene vervoervoorwaarden voor stads- en streekvervoer. 2. In het PvE is geen eis opgenomen over aansprakelijkheid bij beschadiging of vermissing van bagage. De concessiehouder is vrij hierover verbintenissen aan te gaan met de reiziger in zijn algemene voorwaarden. 3. De logistieke afwikkeling van bagagevervoer is een punt om in te brengen bij de concessiehouder of consumentenorganisaties. Artikel 2.2 Punctualiteit Reacties: 1. De bepaling dat een afvaart nooit te vroeg mag vertrekken schrappen. Als iedereen aan boord is, heeft dat geen toegevoegde waarde. 2. De kwaliteitscriteria voor punctualiteit vaststellen op het huidige niveau van dienstverlening. 3. Bij de bepaling van de 95% punctualiteitsnorm de eerste dagelijkse afvaarten en de afvaarten welke plaatsvinden indien er 2 uur of meer geen afvaart heeft plaatsgevonden niet meenemen. Antwoord/Aanpassing: 1. De bepaling dat een afvaart nooit te vroeg mag vertrekken is geschrapt. 2. De normen in het PvE zijn minimumeisen. Het is inderdaad de bedoeling de werkelijke punctualiteit in de praktijk minstens op het huidige niveau te houden. 3. Het gaat om gemiddelden, zodat het niet nodig is bepaalde afvaarten uit te sluiten. Bovendien is er een overmachtbepaling. Artikel 2.3 Uitval Reactie: De norm voor het maximum aantal uitgevallen afvaarten per kwartaal zou hoger moeten liggen dan 0,5%. Bij andere zoutwaterveren ligt dit percentage ook hoger. Aanpassing: Het toelaatbare maximum voor uitgevallen afvaarten is verhoogd tot 1,0%. Artikel 2.4 Overmacht Reacties: 1. Het oordeel van de kapitein ook mee wegen bij de beoordeling van overmacht. 2. Als overmacht niet binnen 48 uur is gemeld, moet de concessieverlener ervan uitgaan dat de oorzaak van uitval of vertraging verwijtbaar is. 3. De verzekerbaarheid van schade bij extreme weersomstandigheden is een oneigenlijk criterium voor overmacht en zou moeten worden geschrapt, net als de specificatie van het dieptecriterium. 4. Voor de sneldiensten moet ijsgang ook als overmachtcriterium gelden. Aanpassing: 1. Een procedure is toegevoegd waarbij de concessieverlener op basis van een melding van overmacht door de concessiehouder beslist of sprake is geweest van overmacht, waarbij het oordeel van de kapitein bij die beslissing zal worden meegewogen. 2. Overmacht moet binnen 48 uur worden gemeld om van toepassing te kunnen zijn. 3. De verzekerbaarheid en het dieptecriterium zijn geschrapt als criteria voor overmacht. 4. IJsgang is voor sneldiensten als criterium voor overmacht toegevoegd.
Artikel 2.5 Kwaliteit Reacties: 1. Eilandbewoners zouden meer invloed moeten kunnen uitoefenen op de dienstverlening, dienstregeling en de tarieven die worden gehanteerd. 2. Een minder strenge inspanningsverplichting opnemen voor een hoger klanttevredenheidsniveau (daar dit gemiddelde nu al hoog is). Er zou een versoepeling van de maximale daling van deze score van 0,2 naar 0,5 moeten plaatsvinden. 3. De tevredenheid over de prijzen is relatief laag. Voorstel een benchmark met Texel op te zetten. 4. Een zitplaatscriterium vaststellen, omdat de beschikbaarheid van zitplaatsen bij het klanttevredenheidsonderzoek een criterium is. Antwoord/Aanpassing: 1. De invloed van bewoners is in de concessie geborgd en kan via de band van het vervoerplan, klanttevredenheidsonderzoek en door middel van participatie van consumentenorganisaties worden verbeterd. 2. Dit is aangepast. Per onderdeel mag de klantwaardering niet lager zijn dan 0,5 punt onder de referentiewaarde en voor onderdelen die een waardering beneden de 8,0 hebben moet de concessiehouder inzetten op verbetering. 3. Het voorstel voor de benchmark is niet overgenomen in verband met de beperkte vergelijkbaarheid. 4. Toegevoegd is dat de concessiehouder in het vervoerplan een beschrijving van de mate van zitplaatsgarantie moet geven. Artikel 2.6 Afstemming met het openbaar vervoer in aangrenzende gebieden Reacties: 1. Bij het missen van een laatste aansluiting de concessiehouder verplichten een overnachting in een hotel aan te bieden aan de reizigers. 2. Het PvE in overeenstemming brengen met de busconcessie en omgekeerd, zodat de bussen op de eilanden aansluiten op de afvaarttijden van de veerdienst. 3. Acceptabele wacht- of overstaptijden voorschrijven. 4. Het verplicht inzetten van aansluitend openbaar vervoer alleen laten gelden voor de reguliere dienstregeling omdat de mogelijkheid van het inzetten van extra afvaarten niet afhankelijk mag zijn van de aanwezigheid van aansluitend openbaar vervoer. 5. De vervoerder moet duidelijk met de reiziger communiceren over inzet van alternatief aansluitend vervoer als de laatste aansluiting niet wordt gehaald. Antwoord/Aanpassing: 1. Een reizigersrecht zoals het gesuggereerde is niet in de concessie geregeld. Aangegeven is dat de concessiehouder gehouden is vergelijkbare rechten te bieden als in de Europese Verordening (EU) Nr. 1177/20101 inzake passagiersrechten zodra per 18 december 2012 van toepassing is. Naar deze verordening wordt verwezen in het PvE. Op de eilanden zelf is het uitgangspunt dat de bus wacht op de laatste boot van de reguliere dienstregeling, dus zal deze situatie niet direct voorkomen. 2. Er is voor gekozen een betere aansluiting te realiseren door de verplichting aan de concessiehouder op te leggen in overleg te treden met de vervoerders van de dienstregelingen die het aansluitende vervoer verrichten, waarvoor specifieke eisen zijn geformuleerd over welke aansluitingen het betreft en welke regels gelden bij vertraging. 3. De norm voor acceptabele overstap- en wachttijden is nader uitgewerkt en wordt gesteld op ongeveer 15 minuten. 4. De inzet van aansluitend vervoer zal bij extra afvaarten niet verplicht door de concessiehouder moeten worden geregeld.
1
Europese Verordening (EU) Nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU L 334).
5. Bij het missen van de laatste aansluiting op het vaste land, is voorgeschreven dat de concessiehouder ervoor zorgt dat alternatief bus- of taxivervoer beschikbaar is en reizigers informeert over deze alternatieve vervoermogelijkheden. Artikel 2.7 Verstoringen Reactie: De consumentenorganisaties inzage geven in het draaiboek waarin staat weergegeven hoe te handelen bij verstoring in de dienstuitvoering. Aanpassing: Dit voorstel is overgenomen: de consumentenorganisaties krijgen desgevraagd inzage in het draaiboek. Artikel 3.1 Schepen Reacties: De consultatiereacties over de voorschriften voor schepen zijn niet eenduidig. In sommige consultatiereacties wordt gepleit voor aanscherping van de regels voor schepen onder andere het van toepassing verklaren van eisen voor de zeescheepvaart. In andere reacties wordt gepleit niet verder te gaan dan de eisen uit de Openbare Dienst Contracten (ODC’en). Voorgestelde wijzigingen zijn: 1. Het vereiste kwaliteitsniveau van schepen verduidelijken. 2. Eén van de vaarroutes aanpassen (via Schuitengat). Antwoord/Aanpassing: Voor de eisen aan de schepen is de wetgeving voor de binnenvaart het uitgangspunt. In uitzonderingssituaties zal de voorgenomen vlootvernieuwing of optimalisatie kunnen worden afgekeurd. Dat is bijvoorbeeld wanneer een nieuw schip door diepgang niet geschikt is voor de aanleginrichting en vaarroute en de vereiste instemming van de infrastructuurbeheerder ontbreekt. Antwoord op bovenstaande reacties luiden als volgt: 1. Het vereiste kwaliteitsniveau van schepen is verduidelijkt. 2. De vaarroutes worden niet in de concessies geregeld. De routes worden in overleg tussen de infrastructuurbeheerders en de concessiehouder bepaald. Artikel 3.2 Aanvullende eisen schepen Reguliere dienst Reacties en vragen: 1. Er rekening mee houden dat niet alle schepen geschikt kunnen zijn om onder alle weersomstandigheden te varen. 2. Waarom is er verschil tussen de aslast voor de toegangsbrug (10 ton), en het dek (12,5 ton)? 3. De reserveschepen moeten aan dezelfde eisen voldoen als het reguliere materieel en mogen niet onbeperkt worden ingezet. 4. Bij uitval van een schip moeten in ieder geval alle auto’s en passagiers die hebben gereserveerd worden vervoerd. Antwoord/Aanpassing: 1. Uitzonderingen hiervoor zijn aangegeven in het artikel ‘overmacht’. 2. De autodekken zijn nu ook op een aslast van 12,5 ton berekend en de brug op 10 ton. Dit zijn de huidige constructie eisen. 3. Gedurende de eerste drie jaar van de concessie hoeft, onverlet de wettelijke eisen, een reserveschip niet aan de eisen van de concessie te voldoen mits het reserveschip (behoudens calamiteiten) niet meer dan 50 dagen per kalenderjaar op afvaarten van de dienstregeling wordt ingezet. 4. Bij uitval van één schip moet de dienstregeling voortgezet kunnen worden. Bij uitval van meer dan één schip is wel een noodoplossing denkbaar die erin voorziet dat in ieder geval de auto’s en passagiers worden vervoerd die op die dag hebben gereserveerd. [ Artikel 3.3 Reacties:
Staat van onderhoud
1. Het verhelpen van beschadigingen op korte termijn moet uitgelegd worden als ‘uiterlijk bij de eerstvolgende dokbeurt’. 2. Duidelijk bepalen wat ‘beschadiging en slijtage’ is. Antwoord/Aanpassing: 1. ‘Op korte termijn’ is nader gespecificeerd als ‘zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk bij de eerstvolgende dokbeurt’. 2. Wat beschadiging en slijtage is, is niet nader gespecificeerd. Op basis van eventuele klachten en daling van de klantwaardering kan de concessieverlener de concessiehouder hierop aanspreken. Artikel 3.4 Leeftijd schepen Reactie: Leeftijdseis voor schepen schrappen. Zolang de schepen voldoen aan alle kwaliteitseisen, maakt het niet uit hoe oud ze zijn. Aanpassing: Het artikel betreffende de leeftijdsnorm is geschrapt. Artikel 3.5 Milieudoelstellingen Reacties: De reacties met betrekking tot milieubepalingen zijn niet eenduidig. Sommigen pleiten voor aanscherping en anderen voor versoepeling. Er wordt voorgesteld milieudoelen conform het ISO 14001 voor te schrijven. Antwoord/Aanpassing: De tekst over de milieudoelstellingen is verhelderd in een inspanningsverplichting. Er is geen keuze gemaakt voor aanvullende eisen. Dat neemt niet weg dat consumentenorganisaties en decentrale overheden hun wensen kunnen inbrengen bij de concessiehouder onder meer in het kader van hun adviesrecht bij de aanschaf of lease van nieuwe schepen. Ten behoeve hiervan is de bepaling toegevoegd dat de concessiehouder milieurapportages aanbiedt aan de consumentenorganisaties en decentrale overheden. Artikel 3.6 Reacties:
Interieur van de schepen
1. Terughoudendheid vragen betreft het voeren van reclame in het interieur van de schepen. 2. Duidelijker maken van regelgeving over het aanbrengen van bedrijfssymbolen en reclame. 3. Doorzichtige reclame op ruiten van schepen toestaan. 4. Een overzicht verplichten van wanneer het interieur van de schepen voor het laatst is vernieuwd. 5. Geen vaste termijn voor vervanging van het interieur voorschrijven. Het gaat immers om vervanging indien en zodra noodzakelijk. 6. Een ziekenboeg op de veerdienst naar Ameland en Schiermonnikoog en voor de sneldienst naar Vlieland en Terschelling te verplichten. Antwoord/Aanpassing: 1. Reclame mag niet op de ramen worden geplaatst. Voor wat betreft de aankleding van het interieur kan de concessiehouder zelf beslissen wat passend is. 2. Het verbod op het aanbrengen van bedrijfssymbolen op de bekleding van stoelen is geschrapt uit het PvE. 3. Omdat doorzichtige reclame ook hinderlijk kan zijn voor de optimale doorkijk van ruiten, is deze bepaling niet geschrapt. 4. Deze eis is niet opgenomen in het PvE. Aan de netheid en de staat van het interieur wordt gezien of vernieuwing nodig is. 5. Het gaat vooral om het tijdig opknappen van het interieur bij slijtage, zodat er de uitstraling van het interieur op orde is. De tijdsperiode is gebaseerd op wat gebruikelijk is. 6. Toegevoegd is dat er een voorziening voor zieken moet zijn op de verbindingen van de concessie Oost en de sneldienst bij de concessie West. Artikel 3.7
Comfort en netheid
Reacties en vragen: 1. Ten bate van de netheid aan boord de eisen voor de schoonmaak verder specificeren. 2. Is een klimaatbeheersingssysteem met een verwarming en ventilatiesysteem voldoende? 3. Mag er op de buitendekken gerookt worden? 4. De tijdsperiode voor het verwijderen van graffiti langer maken. 5. Lid 3.7 b II en 3.7 e verwijderen omdat de reactietijd van stabilisatoren in korte zeegang zeer onaangenaam, schokkerig vaargedrag veroorzaken, daarnaast is het ten aller tijde doorzichtig houden van ruiten door buiswater onmogelijk. Antwoord/Aanpassingen: 1. Nadere specificering is niet nodig, omdat sturing op dit punt plaatsvindt via klantwaarderingsonderzoek. 2. Er zijn geen nadere eisen gesteld aan een klimaatbeheersingssysteem. Dat betekent dat een klimaatbeheersingssysteem met alleen verwarming en een ventilatiesysteem voldoende is. 3. De bepaling omtrent roken is geschrapt. Een aanvullende bepaling op artikel 11a van de Tabakswet blijkt overbodig. 4. De termijn voor het verwijderen van graffity is verlengd naar vijf werkdagen. 5. Lid 3.7 b II & 3.7 e zijn volgens voorstel geschrapt. Artikel 3.8 Toegankelijkheidskenmerken Reacties: Toegankelijkheidsvoorzieningen zouden volgens sommige belanghebbenden moeten gelden voor alle schepen, inclusief reservematerieel. De eisen voor het aantal rolstoelplekken, de plaatsen voor onaangemelde reizigers en de eisen voor de hellingshoek van de brug (lid h) schieten volgens een aantal belanghebbenden echter juist te ver door. Antwoord/Aanpassing: In de tekst van dit artikel is verwezen naar Europese regelgeving (Verordening (EU) Nr. 1177/2010), details zijn geschrapt. Toegevoegd is dat reserveschepen de eerste drie jaar niet hoeven te voldoen aan de concessie-eisen. Regelgeving voor het aantal rolstoelplaatsen dat moet worden gereserveerd voor onaangemelde reizigers is geschrapt en vervangen door voorschriften voor bevestiging van beschikbare plaatsen en assistentie na reserveringen. Artikel 4.1 Kwalificaties personeel Reacties en vragen: Veel suggesties en vragen gaan over de talen die moeten worden gesproken door het personeel: 1. 2. 3. 4.
Het personeel op de schepen moet Fries kunnen spreken. Het personeel op de Westelijke verbindingen moet Duits kunnen spreken. Het personeel moet de cursus Zoute Veren gevolgd hebben. Wat is het vereiste taalniveau B1?
Antwoord/Aanpassingen: Taaleisen hebben alleen betrekking op personeel dat in contact staat met de reizigers. Onverminderd deze vereiste luidt het antwoord op de bovenstaande consultatiereacties als volgt: 1. Het spreken van Fries is niet noodzakelijk, omdat Friezen ook Nederlands spreken. 2. Het percentage Duitse reizigers op de westelijke verbindingen is lager dan op de Oostelijke verbindingen, daarom is het spreken van Duits geen vereiste voor de concessie west. 3. De cursus Zoute Veren is (al) verplicht voor schippers en machinisten. 4. Het taalniveau is gespecificeerd. Artikel 5.1 Veiligheid Reactie: Veiligheidseisen ten aanzien van personeel en materieel moeten ook worden getoetst aan
de eisen die gelden voor de binnenvaart en open zee. De International Safety Management Code zou (o.a. daarom) moeten worden opgenomen in artikel 5. Aanpassing: Volgens voorstel is toegevoegd dat de concessiehouder handelt naar de ISM-code. Artikel 5.3 Communicatie Reactie: Wanneer er gesproken wordt over de mogelijkheid voor reizigers om in contact te kunnen treden met het personeel moet duidelijk zijn om welk personeel dit gaat. Antwoord: De bedoeling is dat de concessiehouder zelf kan besluiten welk personeel hier voor in aanmerking komt. Artikel 5.3 is op dit punt verduidelijkt. Artikel 5.4 Aangifte Sociale veiligheidsincidenten Reactie: Het voorschrift toelichten voor de ondersteuning van personeelsleden die met sociale veiligheidsincidenten te maken hebben gekregen. Antwoord/Aanpassing: De bepaling over sociale veiligheidsincidenten is verduidelijkt. Artikel 5.6 Reacties:
Veiligheidszorgsysteem
1. Dit PvE vraagt dat concessiehouders ISM gecertificeerd moeten zijn maar heeft tevens ook een eigen veiligheidszorgsysteem, dit is dubbelop. Een systeem is genoeg. 2. Consumentenorganisaties inzage geven in de documentatie van het veiligheidszorgsysteem. 3. Het veiligheidszorgsysteem van de infrastructuurbeheerder ontbreekt, hierop kan daarom niet worden afgestemd door de concessiehouder. Antwoord/Aanpassing: 1. Dubbel werk is niet de bedoeling. De twee systemen vullen elkaar aan waar nodig. 2. Inzage in alle documentatie is niet voorgeschreven omdat het hier gaat om deels bedrijfsvertrouwelijke informatie. Consumentenorganisaties kunnen de concessiehouder om conclusies of een toelichting vragen van het veiligheidszorgsysteem. De concessiehouder kan zelf beslissen al dan niet op dit verzoek in te gaan. 3. Het gaat hier om afstemming van beleid en uitvoering tussen de concessiehouder en infrabeheerder(s), bijvoorbeeld om de afstemming tussen het toezichtplan van de infrastructuurbeheerder en het veiligheidszorgsysteem van de concessiehouder. Het PvE is op dit punt verduidelijkt. Artikel 5.7 Rampensimulatietrainingen Reacties: 1. Jaarlijkse participatie van alle bemanningsleden in een rampsimulatie is niet werkbaar. 2. Een koppeling maken met de Waddexoefeningen die nu al gehouden worden. Antwoord/ Aanpassing: 1. De voorgeschreven participatiefrequentie van bemanningsleden in rampensimulatietrainingen is gewijzigd in eens per 2 jaar. 2. Het voorstel voor de koppeling met Waddexoefeningen is overgenomen. Artikel 6.1 Te benutten infrastructurele voorzieningen Reacties: 1. Het beheer van de infrastructuur moet eenduidig zijn. 2. De inhoud van de huurcontracten van de aanleginrichtingen en walvoorzieningen zou bekend moeten zijn voordat de concessie wordt geaccepteerd. Antwoord:
1. Beheer van infrastructuur wordt gewaarborgd in een aparte afspraken met de infrabeheerder. 2. Het gaat hier om privaatrechtelijke overeenkomsten, die voor de concessieverlening kunnen worden geregeld. Artikel 6.2 Wachtruimten en verkeersbegeleiding Reacties: 1. De openstelling van de wachtruimten regelen in relatie tot de reguliere dienstregeling. 2. Niet alle wachtruimten van catering voorzien met het oog op huidige afspraken. 3. Het haventerrein of aanleginrichtingen kunnen door derden worden gebruikt, verkeersbegeleiding moet echter exclusief aan passagiers van de eigen bootdienst worden gegeven. 4. Een voorschrift toevoegen dat de concessiehouder zorgt voor een overdekte fietsenstalling. Antwoord/ Aanpassing: 1. De tekst is aangepast: wachtruimten worden tenminste een half uur voor vertrek van iedere afvaart opengesteld. 2. Toegevoegd is dat in de wachtruimten indien mogelijk tegen betaling koude en warme dranken kunnen worden verkregen. 3. De tekst is aangepast: verkeersbegeleiding is gerelateerd aan het verkeer voor de eigen veerdienst op de haventerreinen. 4. Het voorstel voor de fietsenstalling is niet overgenomen, dat is een zaak tussen reder en gemeente. Er worden ook geen voorschriften voor autoparkeerplaatsen opgenomen. Artikel 7.1 Marketing Reacties: 1. Marketingacties en tariefacties moeten voor advies worden voorgelegd aan de consumentenorganisaties. 2. De concessiehouder moet niet alleen met enkele lokale ondernemers marketingafspraken maken maar ook met andere ondernemers. 3. Er rekening mee houden dat het lastig is door middel van marketing de vervoervraag constant te houden als externe omstandigheden zoals de conjunctuur dit negatief beïnvloeden. 4. Het moet niet inhoudelijk en budgettair (zonder enigerlei afgrenzing van kosten) verplicht moeten zijn voor de concessiehouder om te participeren in marketinginitiatieven van de provincies Frieslân en Groningen en/of de regionale vervoerders al dan niet met andere partners. 5. De concessiehouder moet ook participeren in lokale promotie-acties van de Waddeneilanden. 6. Participatie in promotieacties voor de Waddeneilanden voor de concessiehouder Oost beperken tot Ameland en Schiermonnikoog. Antwoord: 1. De concessiehouder informeert de consumentenorganisaties over marketingacties en tariefacties, maar wordt niet gedwongen om daar advies over te vragen. 2. Het is aan de concessiehouder om te bepalen met welke partijen hij afspraken maakt. De concesssiehouder moet zich daarbij aan de wettelijke (mededingings)regels houden. 3. Het constant houden van de vervoervraag wordt gevraagd als inspanningsverplichting in plaats van resultaatsverplichting. 4. In plaats van inhoudelijke en budgettaire inzet wordt ‘actieve inzet’ gevraagd. 5. Lokale partners scharen zich onder het gedeelte ‘andere partners’, en zijn dus ook opgenomen in de bepaling. 6. De actieve participatie van de concessiehouder geldt voor promotieacties van de Waddeneilanden. Tevens wanneer deze acties breder zijn en ook andere Waddeneilanden betreffen dan waar de concessie betrekking op heeft. Artikel 8.1 Reactie:
Informatie aan de reizigers
De aanpak van de reisinformatievoorziening moet voor advies voorgelegd worden aan de consumentenorganisaties. Antwoord: Toegevoegd is dat de concessiehouder ten minste eenmaal per jaar advies vraagt aan de consumentenorganisaties over de wijze waarop reisinformatie wordt aangeboden aan de reiziger. Artikel 9.1 Klantenservice/ gevonden voorwerpen Reacties: 1. Gevonden voorwerpen behandelen conform de landelijke regels hierover. 2. Verzendkosten voor gevonden voorwerpen moeten in rekening kunnen worden gebracht. 3. Gevonden voorwerpen na drie maanden niet vernietigen omdat hulpinstanties hier nog baat bij kunnen hebben. Antwoord/ Aanpassing: 1. Er is geen landelijke regelgeving betreffende gevonden voorwerpen bekend. 2. Toegevoegd is dat verzendkosten in rekening kunnen worden gebracht. 3. De passage dat gevonden voorwerpen zullen worden vernietigd, is geschrapt. Artikel 9.4 Dienstverlening en reizigersrechten Reacties: Er zijn veel wensen over, en ook kanttekeningen gemaakt bij de bepalingen over reizigersrechten. Aanpassing: Dit artikel is zodanig gewijzigd dat een algemene bepaling is opgenomen dat de concessiehouder de rechten van de reizigers waarborgt op een vergelijkbare wijze als de Verordening (EU) Nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen. Artikel 9.5 Algemene voorwaarden Reacties en vragen: 1. De onderwerpen die worden besproken in artikel 9.5 c moeten niet in de algemene voorwaarden worden geregeld. Het zijn onderwerpen die in concessievoorschriften horen te worden geregeld. 2. Op welk moment zou de goedkeuring van de algemene voorwaarden moeten worden verkregen, voor of na de concessieverlening? 3. Algemene voorwaarden zouden niet moeten ingaan op punctualiteit, schoonheid en netheid. Antwoord/ Aanpassing: 1. De genoemde onderwerpen zijn ook in de concessie opgenomen. Anders dan in de concessie, waarin de verplichtingen van de concessiehouder jegens de concessieverlener zijn opgenomen, regelen de Algemene Voorwaarden de verbintenissen die de concessiehouder met de reiziger aangaat. De mogelijkheid wordt toegevoegd deze aspecten ook op andere wijze te borgen. 2. De concessiehouder bepaalt zelf wanneer hij deze voorwaarden aanpast. Het is uiteraard aan te bevelen dit voorafgaand aan concessieverlening te doen. 3. Punctualiteit is uit dit artikel geschrapt. Artikel 10.1 Reservering Vragen: 1. Wat is de toegevoegde waarde van een reserveringsysteem voor passagiers? Leidt dit niet slechts tot bijkomstige kosten voor de reder en extra moeite voor de reizigers? 2. Geldt de studenten OV-jaarkaart nu ook op de Waddenveren? Antwoord: 1. Een reserveringssysteem vergemakkelijkt het maken van een vervoersplanning en geeft de reiziger meer zekerheid. Reserveren zal in eerste instantie geen
voorwaarde zijn voor de overtocht, maar een zekerstelling. Het leidt derhalve niet noodzakelijk tot extra moeite, maar tot een extra optie voor de reiziger. 2. De studenten OV-jaarkaart is niet geldig op de Waddenveren, omdat dit personenvervoer geen openbaar vervoer is. Artikel 10.2 Tarieven Reacties: Er zijn veel aan- en opmerkingen over de tarieven. Deze betreffen: de hoogte van de tarieven zelf; toeslagen; de prijsklassen voor verschillende (lengte) voertuigen; het gebruik van vaarkaarten; en korting voor bepaalde reizigergroepen. Naast de tarieven voor de Waddenveren zelf, worden ook voorstellen gedaan voor parkeertarieven (en parkeren ‘buiten boottijden’). Antwoord/ Aanpassing: De consumentenorganisaties en decentrale overheden kunnen hun visie op tarieven naar voren brengen bij de procedure voor het vervoerplan. Als referentie voor het eerste concessiejaar gelden de tarieven van 2010 verhoogd met de index. De wensen om de huidige kortingstarieven in de concessie vast te leggen en de kortingen of kortingsgerechtigde groepen uit te breiden, zijn niet overgenomen. Wel is de concessiehouder verplicht een kaartsoort met kortingstarief te hanteren voor frequente reizigers. De parkeertarieven maken geen onderdeel uit van de concessie. Artikel 11.1 Beheer en monitoring Reacties: 1. In plaats van kwartaalrapportages moet er hoogstens een jaarlijkse rapportage zijn. 2. De informatie genoemd onder dit artikel moet ook aan de consumentenorganisaties voor advies worden voorgelegd. 3. Onduidelijk is welke sancties er zijn indien de vervoerder in gebreke blijft. Er moet een malusregeling opgenomen worden in de overeenkomst tussen de concessiehouder en de concessieverlener, waarbij de opbrengst van de malus ten goede komt aan de reiziger. Antwoord: 1. Er is gekozen voor kwartaalrapportages om tijdig te kunnen (bij)sturen. Het verschil in administratieve lasten in vergelijking met jaarrapportages zal naar verwachting minimaal zijn, aangezien het gaat om de verzameling van dezelfde informatie. 2. Omdat het gaat om bedrijfsvertrouwelijke informatie, zal deze niet worden vrijgegeven aan de consumentenorganisaties. 3. In plaats van een malusregeling is gekozen voor de contractuele boete wanneer uitval zich gedurende twee achtereenvolgende kwartalen voordoet. Voor andere eisen die niet worden nageleefd is een stapsgewijze benadering gekozen van overleg, daarna het opstellen van een verbeterplan en als dat nog niet werkt een last onder dwangsom. Artikel 11.2 t/m 11.4 Management informatie algemeen, MIPOV en veiligheid Reacties: Verwacht wordt dat verplichtingen rond informatieverstrekking als genoemd in artikel 11.2, 11.3 en 11.4 leiden tot kostenverhoging voor de concessiehouder vanwege administratieve lastenverzwaring. Antwoord: Bij de rapportagevoorschriften wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande systemen van reders, zodat de administratieve lasten zo min mogelijk toenemen. Artikel 11.3 en 11.4 zijn geschrapt om informatievragen meer te bundelen en artikel 11.2 is aangepast. Artikel 11.6 Klanttevredenheidsoordeel Reactie:
De klantbarometer zoals die door het KpVV is opgesteld zou onderdeel moeten zijn van de bijlage. Aanpassing: Het rapport klanttevredenheidsonderzoek Waddenveerdiensten 2009, van Goudappel Coffeng zal integraal in de bijlagen van de concessie worden toegevoegd. Artikel 12.1 Procedure extra afvaarten Reactie: De concessiehouder zou de infrabeheerder niet om toestemming moeten vragen voor het uitvoeren van een extra afvaart, omdat dit de flexibiliteit bij het inspringen op hogere vervoersvraag teniet doet. Aanpassing: Het artikel is geschrapt. Afspraken met de infrastructuurbeheerder worden apart gemaakt, buiten de concessie om. Bijlage 4 Reacties: 1. Bij het missen van de laatste bus of trein van de dag op het vaste land het aansluitend vervoer voor de reizigers niet laten bekostigen door de concessiehouder. 2. Vijftien minuten wachten tot na de geplande vertrektijd op een verlate bus of trein is te lang voor de veerboten, deze tijd zou korter moeten zijn. Antwoord/ Aanpassing: 1. Dit is ook niet de bedoeling. De reder moet er voor zorgen dat dit vervoer beschikbaar is maar wordt niet verplicht de kosten hiervan op zich te nemen. In de busconcessies kan ook enige flexibiliteit worden ingebouwd om dergelijke problemen op te kunnen lossen. 2. De wachttijden zijn verkort. Bijlage 7 Reactie: Kinderen vanaf vier jaar zouden als kaartsoort ook moeten worden opgenomen in een leeftijdscategorie. Aanpassing: De kaartsoorten zijn niet langer gespecificeerd in deze bijlage. Deze suggestie is daarom ook niet opgenomen.