Recreatiecijfers bij de hand
Colofon © Kenniscentrum Recreatie
Inhoud
November 2008
Voorwoord
3
Economische betekenis van toerisme en recreatie
4
Tijd voor vrijetijdsbesteding
5
Ruimte voor vrijetijdsbesteding
6
Kenniscentrum Recreatie
Recreatieruimte per inwoner
8
Vormgeving: Henk Wijma, Sassenheim
Ruimte voor wandelen en fietsen
10
Druk: Drukkerij De Bink, Leiden
Vrijetijdsbesteding buitenshuis
13
Uitgever: Kenniscentrum Recreatie
Vakanties
19
Toerisme in internationaal perspectief
22
Recreatiemobiliteit
24
Met subsidie van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Platteland Auteurs: ir. Femke Huis, ir. Karin Hoenderkamp, drs. Willem Hoffmans Eindredactie: Hanneke Gijsbertse De kaarten zijn vervaardigd door het
Raamweg 19 2596 HL Den Haag tel. 070 3124970 fax 070 3124999 www.kenniscentrumrecreatie.nl
N.B. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze brochure is samengesteld, is het Kenniscentrum Recreatie niet aansprakelijk voor eventuele fouten.
RECREATIE Voorwoord
Het Kenniscentrum Recreatie is partner voor opdrachtgevers en marktpartijen bij vraagstukken op het gebied van recreatie in Nederland. Wij ontwikkelen hoogwaardige en toegankelijke kennisproducten en publiceren op structurele basis over relevante data en trends. Met deze brochure ‘Recreatiecijfers bij de hand’ bieden wij u een selectie van belangrijke kerncijfers over recreatie en toerisme. Handig samengevat in tabellen, grafieken en kaarten.
Tegenwoordig worden over tal van zaken cijfers en gegevens verzameld. Dat geldt ook voor recreatie. Maar wat is de waarde van al die cijfers en data? Het Kenniscentrum Recreatie houdt alle belangrijke onderzoeken bij en kan goed inschatten wat echt belangrijk is. Wij staan midden in de recreatiesector en houden graag iedereen op de hoogte van de gegevens die er toe doen.
q
CIJFERS BIJ Om iedereen te laten delen in deze kennis geeft het Kenniscentrum Recreatie samen met andere organisaties ook de folder ‘Kerncijfers Toerisme en Recreatie’ uit. En eens in de paar jaar publiceren wij de brochure ‘Recreatiecijfers bij de hand’, een handzaam overzicht verzameld uit belangrijke onderzoeken.
Over de gepresenteerde cijfers valt natuurlijk veel meer te vertellen. Het Kenniscentrum Recreatie weet meer over de achtergronden van bepaalde gegevens en kan ontwikkelingen verklaren. Wij werken graag met andere organisaties samen om deze cijfers toepasbaar te maken voor actuele vraagstukken. Wij nodigen u uit om ons daarvoor te benaderen. Maar nu eerst: veel lees- en kijkplezier.
Kenniscentrum Recreatie, november 2008
DE HAND
3
Economische betekenis van toerisme en recreatie Economische betekenis van toerisme en recreatie in Nederland in 2007 Inkomend toerisme Toeristische bestedingen (x miljard euro) Toeristisch 5,5 Zakelijk 1,3 Uitgaven aan uitgaand toerisme die in Nederland achterblijven Aankoop duurzame recreatiegoederen Sociale overdrachten Totale economische betekenis toerisme en recreatie
q 4
Toeristisch bruto binnenlands product (bbp) als % van het totale bbp Toeristische banen (x 1000 banen) Toeristisch arbeidsvolume (x 1000 fte’s)
Binnenlands toerisme
Uitgaand toerisme
Totaal 30,6
17,0 2,8 4,0 3,0 1,8 35,3 3,0 394,0 247,0
Bron: CBS, Satellietrekening Toerisme 2007
■ Het
CBS geeft in de Satellietrekening Toerisme jaarlijks een beeld van de betekenis van toerisme voor de Nederlandse economie. Dit gebeurt op een manier die internationaal vergelijkbaar is. De economische betekenis van toerisme en recreatie was in 2007 35,3 miljard euro.
53% van de toeristische bestedingen in Nederland vindt plaats tijdens dagtochten en 47% tijdens vakanties. Deze verdeling is niet gelijk voor Nederlanders en buitenlandse toeristen. Nederlanders geven meer uit aan dagtochten; buitenlandse toeristen meer aan vakanties.
■ Toerisme en recreatie zijn goed voor 3% van het Bruto Binnenlands Product in Nederland. Het aandeel van toerisme en recreatie in de werkgelegenheid is al jaren constant: 4,3% van het aantal banen en 3,7% van het aantal fte’s. Opvallend is wel dat in het toerisme vaker sprake is van deeltijdbanen dan gemiddeld in Nederland.
Tijd voor vrijetijdsbesteding Verplichte, persoonlijke en vrije tijd, bevolking van 12 jaar en ouder, 1975-2005 (in uren per week) 1975 1980 1985 1990 1995 2000 Verplichte tijd 40,7 40,8 40,7 42,0 42,6 43,9 Persoonlijke tijd 76,3 76,8 75,3 75,5 75,0 76,6 Vrije tijd 47,9 47,0 49,0 47,2 47,3 44,8
2005 44,3 76,2 44,7
Bron: SCP, www.tijdbesteding.nl 2008 ■ Nederlanders
kregen vanaf 1985 steeds minder vrije tijd. Aan verplichtingen betaald werk, opleiding en zorgtaken werd in 2005 per week drieënhalf uur
meer besteed dan in 1975. De hoeveelheid vrije tijd is ongelijk over de bevolking verdeeld. Het gebrek aan vrije tijd concentreert zich bij mensen in de
leeftijdsgroep 20-64 jaar, die werk en zorg combineren, en vooral bij tweeverdieners met jonge kinderen.
Vrijetijdsbesteding, bevolking 12 jaar en ouder 10%
8% 4% 6% 6%
32%
Gedrukte media
Sport en bewegen
Elektronische media
Uitgaan
Sociale contacten
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en kerkgang
Hobby's
Vrijetijdsmobiliteit
14%
20% Bron: SCP, www.tijdbesteding.nl 2008
■ Veel
vrije tijd wordt binnenshuis besteed. Zo is mediagebruik - lezen, tv, audio, computer - met bijna 19 uur per week veruit de meest gekozen vrijetijds-
besteding. Het onderhouden van sociale contacten - op visite gaan, een praatje maken en telefoneren - komt met ruim 9 uur per week op de tweede plaats.
Sporten en bewegen en uitgaan zijn de belangrijkste vormen van vrijetijdsbesteding buitenshuis.
q 5
Ruimte voor vrijetijdsbesteding Ontwikkeling in bodemgebruik in Nederland (ha): 1996 - 2003 Totaal Landbouw Verkeer 1996 3.380.050 2.360.382 112.503 2000 3.378.329 2.326.047 113.039 2003 3.375.616 2.304.074 114.268 Verschil 1996 – 2003 (ha) -4.434 -56.308 1.765 Verschil 1996 – 2003 (%) -2% 2%
Bebouwd 304.823 318.330 328.867 24.044 8%
Semi-bebouwd 37.780 48.573 50.615 12.835 34%
Recreatie 86.166 88.877 93.702 7.536 9%
Bos&Natuur 478.396 483.463 484.090 5.694 1%
Bron: CBS-Statline, Bodemgebruik in Nederland 2003
6
werd er tussen 1996 en 2003 niet groener op. De oppervlakte bebouwd en semi-bebouwd terrein (o.a. bouwterrein, delfstofvindplaatsen en stortplaatsen) groeide met 36.879 ha.
De oppervlakte recreatie-, bos- en natuurgebied groeide slechts met 13.230 ha. De groei van deze groengebieden gaat ten koste van de oppervlakte landbouwgrond. Die nam af met ruim 56.000 ha.
Ontwikkeling oppervlakte recreatief grondgebruik 1996-2003 35
1996
2000
2003
30 25
x 1000 ha
q
■ Nederland
20
■ De totale oppervlakte recreatiegebied nam tussen 1996 en 2003 toe met bijna 9% tot ruim 93.000 ha. Vooral de groei aan parken en plantsoenen valt op. Dat is gunstig voor de recreatie dicht bij huis. Ook de ruimte voor sport, dag- en verblijfsrecreatie neemt toe. De oppervlakte volkstuinen daalde de afgelopen jaren licht.
15 10 5 Bron: CBS-Statline, Bodemgebruik in Nederland 2003
0 Parken en plantsoenen Sportterreinen
Volkstuinen
Verblijfsrecreatie Dagrecreatie
Aantal hectare natuur van de verschillende terreinbeheerders en de mate van openstelling 2003 250.000 afgesloten
8%
opengesteld 200.000
92%
150.000
15% 85%
100.000
q
21% 24% 5%
76%
79%
50.000
7
95%
48%
30% 70%
ed rb kw a
te
G rin
le
D
cia in Pr ov
rij ve Pa n la rtic nd u go lie ed re ei bo ge sna en re n
nt ee em
ef D
sc la nd
en
pp ha
en um on rm uu
at N
sie
en
n te
er he be os sb aa t St
en
52%
0
Bron: Stichting Recreatie, Op wegen en paden 2006
■ Staatsbosbeheer
bezit met 215.387 hectare het grootste areaal bos en natuur: 35% van het totaal. Particuliere bos- en landgoedeigenaren bezitten samen 22%, maar dat bezit is sterk versnipperd. Het overgrote deel van de terreinen is opengesteld voor recreatie.
■ De regio’s Oost en Zuid hebben relatief het grootste aanbod opengestelde natuur. In absolute cijfers gaat de regio Zuid (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) aan kop. Tijdelijke openstelling komt procentueel het meest voor in de regio Noord, onder meer vanwege de broedseizoenen van vogels. De regio
West (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland) heeft relatief het grootste aandeel afgesloten natuur: 25% van het areaal van de vier grote beheerders (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen en Defensie).
>
Recreatieruimte per inwoner oppervlak (m2) aan recreatiegebied en natuur per inwoner is het hoogst in de oostelijke helft van Nederland en het laagst in de Randstad en andere stedelijke gebieden. ■ Het
Oppervlakte recreatiegebied en natuur per inwoner (m2)
q 8
< 250 250 - 500 500 - 1.000 Bron: Bridgis 2003, CBS Statline 2003, CBS Bodemstatistiek 2003
1.000 - 2.000 > 2.000
■ Deze
kaart laat een ander beeld zien. De veranderingen in de hoeveelheid recreatiegebied en natuur per inwoner tussen 2000 en 2003 kunnen twee oorzaken hebben. Ten eerste verandering in het totale oppervlak aan groen en ten tweede verandering in de bevolking. Het effect van de hoge bevolkingsgroei is het beste te zien in Flevoland, waar het oppervlak recreatiegebied en natuur per inwoner relatief sterk afneemt. Het beeld in de Randstad varieert: de bevolking neemt sterk toe, maar dit wordt op veel plaatsen gecompenseerd door aanleg van nieuw groen.
Ontwikkeling hoeveelheid recreatiegebied en natuur per inwoner tussen 2000 en 2003
q 9
afname > 5% afname 1 - 5% verschil < 1% Bron: Bridgis 2003, CBS Statline 2000 en 2003, CBS Bodemstatistiek 2000 en 2003
toename 1 - 5% toename > 5%
Ruimte voor wandelen en fietsen ■ Veel
Nederlanders wandelen en fietsen in hun vrije tijd en zij doen dat graag dicht bij huis. Met BRAM, het Beleidsondersteunend Recreatie Analyse
Model, van het Kenniscentrum Recreatie zijn de tekorten aan ruimte voor wandelen en fietsen bepaald door analyse van vraag en aanbod.
Aanbod voor wandelen
■ Het aanbod voor wandelen bestaat uit gebieden die geschikt zijn om te wandelen, zoals bossen, duinen, agrarische gebieden en recreatieterreinen. De Veluwe en de duinen langs de kust bieden bijvoorbeeld veel wandelmogelijkheden.
Vraag naar wandelen
q 10
Bron: Kenniscentrum Recreatie, 2008
Weinig aanbod
Weinig vraag
Matig aanbod
Matige vraag
Veel aanbod
Veel vraag
■ De
vraag naar wandelen is afhankelijk van de bevolkingsomvang en de samenstelling van de bevolking. Sommige bevolkingsgroepen wandelen meer dan andere. In de Randstad en andere grootstedelijke gebieden is de vraag hoog, in de noordelijke provincies en Zeeland juist laag.
q 11
Geen tekort Klein tekort
van vraag en aanbod laat het tekort aan ruimte voor wandelen zien. De tekorten zijn (zeer) groot in de Randstad, maar ook Zuid-Limburg en delen van Friesland en Groningen kampen met tekorten.
Matig tekort
■ Vergelijking
Groot tekort
Tekort aan mogelijkheden voor wandelen Bron: Kenniscentrum Recreatie, 2008 >
Ruimte voor fietsen ■ Eenzelfde analyse voor fietsen levert een ander beeld op. De tekorten in de Randstad zijn ook voor fietsen erg groot. In de rest van Nederland voldoet het aanbod grotendeels aan de vraag. ■ Het verschil tussen de tekortenkaarten voor wandelen en fietsen wordt voornamelijk veroorzaakt door het verschil in actieradius: fietsers kunnen een grotere afstand afleggen waardoor ze gebruik kunnen maken van meer fietsmogelijkheden.
q 12
Geen tekort Klein tekort Matig tekort Groot tekort
Tekort aan mogelijkheden voor fietsen Bron: Kenniscentrum Recreatie, 2008
Vrijetijdsbesteding buitenshuis ■ De
vrijetijdsbesteding van Nederlanders wordt gemonitord met twee grote onderzoeken: het ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO) en het CBS Onderzoek Dagrecreatie.
Bij beide onderzoeken blijven het bezoek aan familie, vrienden, kennissen en activiteiten ondernomen tijdens vakantie buiten beschouwing.
Wandelen voor plezier Een wandeling voor plezier duurt gemiddeld ruim 2 uur. 48% van de wandelingen vindt in de eigen gemeente plaats en zelfs 33% in de eigen wijk. Vrouwen wandelen meer dan mannen; zij maken 57% van de wandeltochten. (CVTO 2006/2007).
De belangrijkste verschillen tussen het CVTO en CBS onderzoek zijn: de tijdsduur van de activiteiten buiten de eigen woning: een ondergrens van minimaal 1 uur versus minimaal 2 uur.
•
• de methode van dataverzameling: een enquête via internet (off-line) versus een telefonische enquête.
• de wijze van vraagstelling: ondersteuning met een lijst met activiteiten versus zelf benoemen welke activiteiten ondernomen zijn.
• de onderzoeksperiode: twee verschillende zomers,
april 2006 - maart 2007 versus oktober 2006 - september 2007.
Totaal aantal dagtochten (CBS) mei 1990 - april 1991 september 1995 - augustus 1996 december 2001 - november 2002 oktober 2006 - september 2007
(x 1000) 867.493 935.768 981.624 906.642
q
Fietsen voor plezier Het merendeel van de fietstochten voor plezier wordt ondernomen door 45 plussers. Een recreatieve fietstocht duurt gemiddeld 2 uur en 40 minuten, maar bijna de helft duurt 1 tot 2 uur (CVTO 2006/2007). Het totale fietsenpark in Nederland telt 18 miljoen fietsen. Ruim 84% van de Nederlanders bezit tenminste één fiets. Gemiddeld beschikt elk huishouden over bijna drie fietsen. Jaarlijks worden ruim 1,5 miljoen fietsen verkocht. Voor deze fietsers is er in totaal ruim 17.000 kilometer fietspad beschikbaar (www.raivereniging.nl).
13
Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007
Totaal aantal vrijetijdsactiviteiten (CVTO) 2004/2005 2006/2007
(x 1000) 4.553.000 4.046.000
Bron: CVTO 2006/2007 >
Dagtochten naar belangrijkste activiteit 2006/2007 (Totaal aantal dagtochten ruim 900.000.000) 4%
11%
28% 24%
Zonnen, zwemmen, picknicken, dagkamperen
Bezoek attractiepunt
Sport en sportieve recreatie
Recreatief winkelen
Toeschouwer/begeleider bij sport
Uitgaan
Toeren
Overig (vereniging, hobby)
4% 1% 13%
q 14
15%
CBS Dagtochten ■ Volgens
het CBS Onderzoek Dagrecreatie maakten Nederlanders tussen oktober 2006 en september 2007 bijna 907 miljoen dagtochten, gemiddeld 56 per persoon. Jongeren (15-24 jaar) trokken er het meest op uit; gemiddeld 74 keer. Dat komt vooral doordat zij veel vaker dan ouderen uitgaan. Personen van 25 tot 45 jaar zijn met gemiddeld 51 uitstapjes per jaar het minst actief. Als ze een dagtocht ondernemen, dan is dat meestal een sportieve activiteit.
Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007
Uitgaven aan dagtochten 1995/96 2001/02 2006/07 Totale entree- en deelnamekosten (x miljoen euro) 1.608 2.863 3.116 Totale consumptiekosten (x miljoen euro) 3.990 6.845 7.526 Totale reiskosten (x miljoen euro) 1.116 1.803 2.073 Totale uitgaven aan dagtochten (x miljoen euro) 6.714 11.511 12.715 Uitgaven per persoon per dagtocht € 7,17 € 11,73 € 14,02 Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007
■ Het aantal ondernomen dagtochten daalde in 2006/2007 ten opzichte van 2001/2002 met bijna 8% en het aantal dagtochten per persoon met bijna 10%. Buitenrecreatie activiteiten als zonnen en zwemmen en sport en sportieve recreatie daalden het sterkst. Wel blijven sport en sportieve recreatie met bijna 251 miljoen dagtochten de grootste categorie dagtochten. Daarbinnen zijn wandelen en fietsen de populairste activiteiten.
■ De uitgaven per persoon aan dagtochten zijn tussen 2001/2002 en 2006/2007 met bijna 20% gestegen. De totale uitgaven aan dagtochten stegen met 10%, ondanks een daling van het aantal dagtochten met 8%. De reiskosten zijn met 15% het sterkst gestegen.
Vrijetijdsactiviteiten naar belangrijkste activiteit (Totaal aantal vrijetijdsactiviteiten: ruim 4 miljard) 11% 24% 11% 3% 5% 17% 15%
Buitenrecreatie
Evenementen bezoeken
Waterrecreatie en -sport
Winkelen voor plezier
Zelf sporten
Cultuur
Wedstrijd bezoeken
Uitgaan
Wellness / beauty / ontspanning
Overig (vereniging, hobby)
Attracties bezoeken 2%
2%
7%
3%
CVTO Vrijetijdsactiviteiten ■ Uit
het ContinuVrijeTijdsOnderzoek blijkt dat Nederlanders van april 2006 tot en met maart 2007 ruim 4 miljard vrijetijdsactiviteiten buiten de eigen woning hebben ondernomen. De participatie aan vrijetijdsactiviteiten was zelfs 99,3%. Kinderen (6-12 jaar) blijken verhoudingsgewijs veel vrijetijdsactiviteiten te ondernemen. Net als in het CBS Onderzoek Dagrecreatie zijn de 25-44 jarigen het minst actief. De 65-74 jarigen zijn weer heel actief. De hoeveelheid beschikbare vrije tijd is hiervoor een belangrijke verklaring.
■ Buitenrecreatie,
zoals wandelen en fietsen, is met 980 miljoen activiteiten en een participatie van 88% de belangrijkste vrijetijdsactiviteit, gevolgd door recreatief winkelen (710 miljoen activiteiten en een participatie van 91%).
Bron: CVTO 2006/2007
Uitgaven aan vrijetijdsactiviteiten 2006/2007 Totale entree- en deelnamekosten (x miljoen euro) Totale consumptiekosten (x miljoen euro) Overige kosten (x miljoen euro) Bestedingen in winkels (x miljoen euro) Totale vervoerskosten (x miljoen euro) Totale kosten per vrijetijdsactiviteit (x miljoen euro) Uitgaven per persoon per vrijetijdsactiviteit
q 15
6.833 13.440 3.517 24.827 7.911 56.528 € 13,98
Bron: CVTO 2006/2007
■ 42% van de vrijetijdsactiviteiten vindt plaats binnen de eigen gemeente; 56% elders in Nederland en 2% in het buitenland (met name Duitsland en België). In Zuid-Holland worden de meeste vrijetijdsactiviteiten ondernomen (20%), gevolgd door Noord-Holland (16%) en Noord-Brabant (15%).
■ Volgens het CVTO wordt het meeste geld uitgegeven tijden het recreatief winkelen, gevolgd door wellness, uitgaan en het bezoeken van evenementen. Bij actief sporten en recreëren zijn de kosten gemiddeld genomen laag.
>
Buitenrecreatie ■ Buiten
recreëren, zoals wandelen, fietsen, watersport en paardrijden, is een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding. In het CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007 zijn deze activiteiten samen goed voor 11% van de dagtochten. In het CVTO 2006/2007 zelfs voor 17% van de vrijetijdsactiviteiten. Wandelen is volgens het CVTO en het CBS Onderzoek Dagrecreatie de populairste buitenrecreatie activiteit.
q
CVTO Vrijetijdsactiviteiten Participatie
Wandeling voor plezier Fietstocht voor plezier Paardrijden Watersport*
61% 52% 2% 18%
Aantal ondernomen activiteiten (x 1000) 426.500 205.500 24.000 21.100
Gemiddelde tijdsduur (in uren) 2,05 2,67 3,01 5,12
*0nder watersport worden de volgende categorieën verstaan: varen met motorboot, zeilen, kanoën, roeien, surfen
Bron: CVTO 2006/2007
Aantal buitenrecreatie activiteiten 70
16
1995/1996
60
2001/2002
x 1 miljoen
50
2006/2007
40 30 20 10 0
Wandelen
Fietsen
Paardrijden
Watersport
Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007
■ Volgens
het CBS dagtochtenonderzoek daalde het aantal buitenrecreatie activiteiten tussen 2001/2002 en 2006/2007. Het slechte weer in de zomer van 2007 kan daar debet aan zijn.
■ Het CVTO 2006/2007 telt wel veel vrijetijdsactiviteiten buitenshuis. Dit komt o.a. doordat ook activiteiten die tussen 1 en 2 uur duren, zijn meegenomen en door het mooie weer in de zomer van 2006 (de onderzoeksperiode van het CVTO).
Watersport Watersport is echt een dagbesteding. De meeste watersportactiviteiten duren ruim 5 uur. Watersport is bij uitstek een activiteit om in groepsverband te ondernemen. (CVTO 2006/2007). In 2003 waren er 815 jachthavens met 133.500 ligplaatsen met een bezettingsgraad van 82%. In totaal waren er in 2005 ongeveer 500.000 vaartuigen. (Onderzoek aantal recreatievaartuigen in Nederland, Waterrecreatieadvies 2005)
Omgeving waarin de activiteit plaatsvindt (%) Eigen wijk Dorp, stad, stadspark
Wandelen voor plezier Fietstocht voor plezier Paardensport Watersport*
27% 16% 5% 1%
Landelijk gebied
Recreatie- of natuurgebied
Bos, heide
Op of aan het water, zee, duinen
10% 24% 24% 5%
5% 6% 4% 11%
19% 13% 15% 3%
8% 7% 6% 50%
21% 18% 3% 3%
Anders
10% 15% 43% 26%
*0nder watersport worden de volgende categorieën verstaan: varen met motorboot, zeilen, kanoën, roeien, surfen
Bron: CVTO 2006/2007
■ Mensen
wandelen bij voorkeur dicht bij huis (in de eigen wijk). Ook bos, heide en dorp, stad en stadspark zijn populaire omgevingen om te wandelen of joggen.
Voor fietsen wordt vaker het landelijk gebied opgezocht. De buitenritten te paard vinden vooral in het landelijk
gebied en in bos en heide plaats. Verder wordt vooral in de manege gereden.
17
Uitgaven per vrijetijdsactiviteit (in euro’s)
Watersport
Paardrijden
Fietstocht voor plezier
Wandeling voor plezier 0
2
q
4
6
8
10
Toegangsprijzen, deelnamekosten, huurprijzen
Bestedingen in winkels
Consumpties
Vervoerskosten
Paardrijden Ongeveer 456.000 Nederlanders doen aan paardensport, waarvan 80% wordt aangemerkt als recreatie. Recreatieruiters maken gezamenlijk jaarlijks 17 miljoen buitenritten. 80% van de paardensporters is vrouw en 20% van de paardensporters heeft minimaal één eigen paard. De manege is de belangrijkste plek voor de uitoefening van paardensport. (Paardensportonderzoek 2006, ZKA Consultants and Planners 2006). In het westen van het land zijn de mogelijkheden voor paardrijden in het buitengebied beperkt, terwijl daar juist de meeste ruiters wonen (De paarden op, de lanen in, Stichting Recreatie 2008)
Overige kosten
Bron: CVTO 2006/2007 >
Uitgaven aan buitenrecreatie CBS Dagtochten 2006/2007 Aantal ondernomen Gemiddelde bestedingen activiteiten (x 1000) per dagtocht in euro’s p.p.
Wandelen Fietsen Paardrijden Watersport
48.101 34.828 7.656 7.244
CVTO Vrijetijdsactiviteiten 2006/2007 Aantal ondernomen Gemiddelde activiteiten (x 1000) bestedingen per vrijetijdsactiviteit in euro’s p.p.
6,82 6,18 11,09 10,26
426.500 205.500 24.000 21.100
2,86 1,86 7,66 9,21
Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007 en CVTO 2006/2007
18
gemiddelde uitgaven per activiteit zijn in het CVTO lager dan in het CBS Onderzoek Dagrecreatie. De verklaring
kan zijn dat in het CVTO ook activiteiten tussen 1 en 2 uur zijn meegenomen, zoals een kleine wandeling of fietstocht.
De kans is groot dat tijdens deze activiteiten geen uitgaven worden gedaan.
Ontwikkeling uitgaven per dagtocht buitenrecreatie 12
september 1995 - augustus 1996 december 2001 - november 2002 oktober 2006 - september 2007
10 Uitgaven in euro's
q
■ De
8 6 4 2 0
Wandelen
Fietsen
Bron: CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007
Paardrijden
Watersport
Vakanties Uitgaven voor vakanties in 2007
Binnenlandse vakanties Kort (2-7 dagen) Lang (8+ dagen) 1.516 1.186 12.8 4.8 118,64 246,30 4 13 30,87 18,45
Bestedingen aan vakanties (mln euro) Totaal aantal vakanties (mln) Uitgaven per vakantie (euro p.p.) Duur (dagen) per vakantie Uitgaven per dag (euro p.p.)
Buitenlandse vakanties Kort Lang 1.747 9.358 6.2 11.3 281,17 825,10 4 15 65,73 56,53
Bron: CVO 2007
■ Het
Continu Vakantie Onderzoek (CVO) is een jaarlijks onderzoek naar het vakantiegedrag van Nederlanders. Hiermee wordt informatie verzameld over korte en lange binnenlandse en buitenlandse vakanties met betrekking tot bestemmingen, duur en uitgaven, logiesvormen en vervoerswijze.
■ Nederlanders gaven in 2007 weer meer uit aan vakanties in binnen- en buitenland dan in 2006. Dit komt door het toenemend aantal vakanties, maar ook door een stijging van de gemiddelde uitgaven per persoon per vakantie (van 376 euro in 2006 naar 393 euro in 2007).
Ontwikkeling totaal aantal vakanties 1990-2007 40000
q 19
30000 25000 Totaal aantal vakanties Buitenlandse vakanties Binnenlandse vakanties
20000 15000 10000 5000
2007
2006
2005
2004
2003
2001 2002
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
0 1990
Antal vakanties x 1000
35000
■ In 2007 gingen Nederlanders 35 miljoen keer op vakantie en maakten daarbij ruim 270 miljoen overnachtingen. Sinds 2002 is het aantal vakanties redelijk stabiel. Het aantal binnenlandse vakanties is sinds 2002 afgenomen met ruim 1 miljoen. In 2007 werden bijna evenveel buitenlandse als binnenlandse vakanties ondernomen. De buitenlandse overnachtingen overtreffen de binnenlandse overnachtingen (175 miljoen versus 96 miljoen), omdat in het buitenland vooral lange zomervakanties worden doorgebracht.
Bron: CVO 2007 >
Vakantieparticipatie In 2007 ging 81% van de Nederlanders tenminste één keer op vakantie. De participatie aan korte vakanties (2-7 dagen) is 55%, de participatie aan lange vakanties (8+ dagen) 68%.
52% van de Nederlanders onderneemt een binnenlandse vakantie en 60% een buitenlandse vakantie. De vakantieparticipatie onder gezinnen tot 35 jaar met jonge kinderen en gezinnen zonder kin-
Top 10 binnenlandse vakantiebestemmingen 2007 Toeristengebied Aantal vakanties (x1000) Noordzeebadplaatsen 2.110 Veluwe(rand) 2.030 Oost-Brabant, Noord- en Midden-Limburg, Rijk van Nijmegen 1.750 Groningse, Friese en Drentse zandgronden 1.730 West- en Midden-Brabant 1.690 Twente, Salland, Vechtstreek 1.350 Waddeneilanden 1.090 Zuid-Limburg 1.000 Deltagebied 780 IJsselmeerkust 710
q 20
deren is het hoogst (86%). Ook is er een duidelijk verband tussen sociale klasse en vakantieparticipatie. Hoe hoger de sociale klasse, hoe hoger de vakantieparticipatie.
■ De Noordzeebadplaatsen blijven de favoriete binnenlandse vakantiebestemming. Gelderland, Limburg en NoordBrabant zijn de favoriete vakantieprovincies. ■ Duitsland is in 2007 het populairste vakantieland, nadat Frankrijk jarenlang de lijst aanvoerde. De Verenigde Staten komt met 310.000 vakanties op de 12e plaats.
Bron: CVO 2007
Top 10 buitenlandse vakantiebestemmingen 2007 Land Aantal vakanties (x1000) Duitsland 2.951 Frankrijk 2.645 België 2.096 Spanje 1.622 Oostenrijk 1.150 Italië 932 Griekenland 736 Groot-Brittannië 679 Turkije 649 Zwitserland 390 Bron: CVO 2007
Aanbod voor vakanties in Nederland Verdeling slaapplaatsen naar verschillende logiesvormen 18%
4% 17%
Hotels, pensions, jeugdaccommodaties Kampeerterreinen Huisjesterreinen Groepsaccommodaties
61%
Bron: CBS Statline, Statistiek Logiesaccommodaties 2008
Verdeling overnachtingen in logiesaccommodaties 2007 Totaal aantal overnachtingen 96 miljoen 12% Bungalow
30%
10%
Vaste standplaats Kamperen Hotel
23%
Overig
25% Bron: CVO 2007
q 21
■ De
bungalow is de favoriete logiesaccommodatie voor een binnenlandse vakantie. Gezinnen met jonge kinderen hebben het grootste aandeel in de binnenlandse bungalowvakanties en kampeervakanties. Vakantie op een vaste standplaats is populair bij vijftigplussers.
< 10
Aanbod verblijfsaccommodaties per gemeente De kaart laat zien dat het aanbod van verblijfsaccommodaties zich duidelijk concentreert in de toeristengebieden, zoals de kust, de grote steden en de Veluwe. Bron: Bridgis 2003, Kamer van Koophandel 2007
10 - 25 25 - 50 50 - 100 > 100
Toerisme in internationaal perspectief ■ Nederland
heeft één van de hoogste percentages uitgaand toerisme van Europa. Zo brengen de Nederlanders, na de Duitsers, Engelsen en Fransen, de meeste overnachtingen in het buitenland door (2,8% van het totaal aantal
overnachtingen in Europa). Nederland is zelf nummer 8 van Europa in het ontvangen van toeristen en inkomsten daaruit (3,6% van de totale Europese inkomsten uit toerisme). Nederland heeft echter een negatieve toeristische betalingsbalans;
Nederlanders geven meer uit in het buitenland tijdens vakanties dan het inkomend toerisme aan inkomsten genereert. Bron: Panorama on tourism, Eurostat 2007
Ontwikkeling inkomend toerisme 2003-2007
q
11500 11000
Aantal toeristen (x 1000)
22
10500 10000 9500 9000 8500 8000
2003
2004
2005
2006
2007
Bron CBS Onderzoek Inkomend Toerisme 2007
■ De
meeste toeristen die Nederland bezoeken komen uit Duitsland (2,9 miljoen) en Groot-Brittannië (1,9 miljoen). Ruim 2 miljoen toeristen
komen van buiten Europa, met name uit Amerika (bijna 1 miljoen). In 2005 gaven 10 miljoen buitenlandse toeristen ruim 3,5 miljard euro uit. Daarvan werd
1,2 miljard uitgegeven aan 25 miljoen overnachtingen, 800 miljoen aan eten en drinken en 442 miljoen aan winkelen.
Overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties 1998 - 2007
Aantal overnachtingen (x miljoen)
60
Totaal Nederlanders
50
Buitenlandse toeristen
40
30
20
10
0
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Bron: CBS Logiesaccomodaties 2007
Overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties naar maand, 2007 Totaal Nederlanders 10
Buitenlandse toeristen
8
6
4
December
November
Oktober
September
Augustus
Juli
Juni
Mei
April
Maart
0
Februari
2
Januari
Aantal overnachtingen (x miljoen)
12
q 23
2007
Bron: CBS Logiesaccomodaties 2007
Recreatiemobiliteit ■ Nederlanders
leggen jaarlijks meer dan 185 miljard kilometer af in Nederland. Vrije tijd genereert verreweg de meeste mobiliteit: 38% van alle verplaatsingen en 44% van alle afgelegde kilometers. Dit is
q 24
exclusief vakantiemobiliteit (in Nederland en buitenland) en mobiliteit als gevolg van recreatief winkelen.
Verdeling aantal persoonsverplaatsingen (links) en afgelegde afstanden (rechts) naar motieven van vrijetijdsmobiliteit, 2004 Overig (22%)
Overig (25%) Sociaal (48%)
Sociaal (39%)
Cultuur (2%) Horeca (5%)
Cultuur (2%) Horeca (4%) Sport (7%)
Sport (12%)
Recreatie (14%)
Recreatie (20%)
Verdeling aantal persoonsverplaatsingen (links) en afgelegde afstanden (rechts) naar vervoerwijzen, 2004
Lopen (2%) Overig (3%)
Overig (1%) Fiets (6%)
Lopen (23%)
■ Tezamen maken de Nederlanders op jaarbasis 6,6 miljard verplaatsingen in de vrije tijd (inclusief wandelen en fietsen) met een totale afstand van 82 miljard kilometer en een tijdsduur van 2,5 miljard uur. Dat komt neer op ruim 150 uur en ruim 5.000 kilometer per Nederlander per jaar. Het grootste deel van de vrijetijdsmobiliteit heeft een sociaal motief: bezoek aan vrienden en familie. Een tweede belangrijke reden is recreatie. Het gaat daarbij voornamelijk om openluchtactiviteiten zoals wandelen, fietsen, recreatieve autoritjes en uitstapjes naar pretparken en dierentuinen. ■ De auto is ook in de vrije tijd het meest gebruikte vervoermiddel. Voor de helft van de verplaatsingen wordt de auto gepakt. Daarmee wordt 80% van de kilometers afgelegd. Na de auto is de fiets het populairste vervoermiddel in de vrije tijd. Voor 65% van de dagtochten wordt de auto gebruikt en voor 26% de fiets, 7% wordt te voet afgelegd (CBS Onderzoek Dagrecreatie 2006/2007). Voor 44% van de vrijetijdsactiviteiten uit het CVTO 2006/2007 wordt de auto gebruikt, voor 24% de fiets en 19% wordt te voet afgelegd.
OV (9%) OV (3%)
Auto (52%)
Fiets (22%) Auto (80%)
bron: RWS-AVV (MON ‘04), SCP, Op weg in de vrije tijd 2006
■ Voor vakanties is de auto met 73% het populairste vervoermiddel. Voor 25,5 miljoen vakanties wordt de auto gebruikt. De afgelopen 10 jaar steeg het gebruik van het vliegtuig met 75% naar 5,8 miljoen vakanties in 2007 (CVO 2007).