RECHTBANK EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE, 3 APRIL 2012, 19DE KAMER De Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde, negentiende kamer, recht doende in strafzaken, heeft in haar openbare terechtzitting van 3 april 2012 het hiernavolgend VONNIS gewezen: IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN: M.A., opdienster, geboren te Tiflet (Marokko) in (…), van Marokkaanse en Belgische nationaliteit, wonende te Sint-Jans- Molenbeek, (…), te hebben verbleven in de gevangenis te Dendermonde, onder de banden van het aanhoudingsmandaat afgeleverd door de onderzoeksrechter te Dendermonde op 5 mei 2009 wegens de enige tenlastelegging van de vordering van 30 maart 2009 thans de tenlastelegging A2 en A4 en vrij onder voorwaarden bij arrest van de KI te Gent dd. 26.11.2009. Verdacht van: A Te 9240 Erpe-Mere, meermaals op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 1 januari 2006 tot op 5 mei 2009 Bij inbreuk op artikel 433 quinquies § 1, 1° SWB, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel door de hierna genoemde personen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen teneinde de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, 380 § 1 en § 4 en 383 bis § 1, de toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde met name minstens de hierna genoemde personen te hebben aangeworven, gehuisvest en opgevangen te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie in de bar T. en deze te hebben uitgebuit met de omstandigheid dat: 1. het misdrijf gepleegd werd ten aanzien van een minderjarige met name ten aanzien van D.G. (in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008) waarvan de leeftijd door deskundige Dr. D.L., na radiologisch onderzoek op 23 juni 2009, vastgesteld werd op 16 jaar 2. misbruik gemaakt werd van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wet een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken met name onder meer ten aanzien van:
1
-
-
-
S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) L.A. (in de periode van op 1 oktober 2008 tot op 31 oktober 2008) : van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 2 april 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) M.J. (in de periode van op 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) B.R. ( in de periode van op 1 januari 2007 tot op 23 augustus 2007: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) R.B. (in de periode van op 1 januari 2006 tot op 31 december 2006: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) de niet nader geïdentificeerde "M.” (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) en andere tot op heden niet geïdentificeerde personen 3. het misdrijf gepleegd werd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009) Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 5 mei 2009) M.J. (in de periode van 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009)
4. van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt namelijk onder meer ten aanzien van: - S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) - L.A. (in de periode van op 1 oktober 2008 tot op 31 oktober 2008) - A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009) - Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 5 mei 2009) - M.J. (in de periode van 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009) - D.G. (in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008) - B.R. ( in de periode van op 1 januari 2007 tot op 23 augustus 2007) - R.B. (in de periode van op 1 januari 2006 tot op 31 december 2006 en van op 1 april 2009 tot op 3 mei 2009) - de niet nader geïdentificeerde "M." (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) - en andere tot op heden niet geïdentificeerde personen B 2
Te 9240 Erpe-Mere, meermaals op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 1 januari 2006 tot op 5 mei 2009 Bij inbreuk op artikel 433 quinquies § 1, 30 SWB, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel door de hierna genoemde personen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen teneinde deze personen aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, de toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde met name minstens de hierna genoemde personen te hebben aangeworven, gehuisvest en opgevangen te hebben teneinde deze als diensters in de bar T. aan het werk te zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid en deze te hebben uitgebuit met de omstandigheid dat: 1. het misdrijf gepleegd werd ten aanzien van een minderjarige met name ten aanzien van D.G. (in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008) waarvan de leeftijd door deskundige Dr. D.L., na radiologisch onderzoek op 23 juni 2009, vastgesteld werd op 16 jaar 2. misbruik gemaakt werd van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken met name ten aanzien van: - S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - L.A. (in de periode van op 1 oktober 2008 tot op 31 oktober 2008) : van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 2 april 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - M.J. (in de periode van op 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - B.R. ( in de periode van op 1 januari 2007 tot op 23 augustus 2007: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - R.B. (in de periode van op 1 januari 2006 tot op 31 december 2006: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - de niet nader geïdentificeerde "M.” (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - en andere tot op heden niet geïdentificeerde personen
3
3. het misdrijf gepleegd werd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang - S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) - A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009) - Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 5 mei 2009) -M.J. (in de periode van 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009) 4.
van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt
- S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) - L.A. (in de periode van op 1 oktober 2008 tot op 31 oktober 2008) - A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009) - Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 5 mei 2009) - M.L. (in de periode van 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009) - D.G. (in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008) - B.R. ( in de periode van op 1 januari 2007 tot op 23 augustus 2007 - R.B. (in de periode van op 1 januari 2006 tot op 31 december 2006 en van op 1 april 2009 tot op 3 mei 2009) - de niet nader geïdentificeerde "M." (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009 - en andere tot op heden niet geïdentificeerde personen C Te 9240 Erpe-Mere, meermaals in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008 Ten einde eens anders driften te voldoen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, een minderjarige boven de volte teeltijd van zestien jaar, zelfs met zijn toestemming, te hebben aangeworven, meegenomen, weggebracht of bij zich gehouden met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, met name D.G. waarvan de leeftijd door deskundige Dr. D.L., na radiologisch onderzoek op 23 juni 2009, vastgesteld werd op 16 jaar te hebben aangeworven en bij zich gehouden te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie in de bar T. D Te 9240 Erpe-Mere, meermaals op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 1 januari 2006 tot op 5 mei 2009 Een huis van ontucht of prostitutie te hebben gehouden met name door in de bar T. meerdere vrouwen van vreemde nationaliteit te hebben aangeworven en bij zich gehouden te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie 4
met de omstandigheid dat: 1.
de dader daarbij direct of indirect gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang met name ondermeer ten aanzien van: S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009) A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009) Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 5 mei 2009) M.J. (in de periode van 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009)
2.
-
-
-
met de omstandigheid dat de dader daarbij misbruik heeft gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeert ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wet een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid met name onder meer ten aanzien van S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) L.A. (in de periode van op 1 oktober 2008 tot op 31 oktober 2008) : van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 2 april 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) M.J. (in de periode van op 3 mei 2009 tot op 5 mei 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) B.R. ( in de periode van op 1 januari 2007 tot op 23 augustus 2007: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) R.B. (in de periode van op 1 januari 2006 tot op 31 december 2006: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) de niet nader geïdentificeerde "M.” (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) en andere tot op heden niet geïdentificeerde personen
E Te 9420 Erpe-Mere, meermaals op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 15 oktober 2008 tot op 30 november 2008 Bij inbreuk op de artikelen 1, 2 bis (§§ 1, 2 a en 5), 4 (§§ 1, 4 en 6), 5 en 6 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende 5
middelen en psychotrope stoffen (BS 06.03.1921) zoals gewijzigd bij wetten van 9 juli 1975, 14 juli 1994, 4 april 2003 en 3 mei 2003 en op de artikelen 1, 1 bis, 2, 11, 26 bis en 28 §§ 1 en 2, 3° van het KB van 31 december 1930 houdende regeling van de slaapmiddelen en de verdovende middelen en betreffende risicobeperking en therapeutisch advies (BS 10.01.1931), buiten de aankoop of het bezit krachtens geneeskundig voorschrift, zonder voorafgaande vergunning van de Minister van Volksgezondheid, tegen betaling of kosteloos, verdovingsmiddelen te hebben vervaardigd, in bezit te hebben gehad, te hebben verkocht of te koop gesteld, afgeleverd of aangeschaft: namelijk het afleveren van een ongekende hoeveelheid van het zogenaamde product cocaïne dat substanties bevat welke onder de wetenschappelijke benaming Cocaïnum opgenomen zijn in artikel 1 nr. 19 van voormeld KB van 31.12.1930 met de verzwarende omstandigheid dat het misdrijf gepleegd werd ten aanzien van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, namelijk D.G. waarvan de leeftijd door deskundige Dr. D.L., na radiologisch onderzoek op 23 juni 2009, vastgesteld werd op 16 jaar F Te 9420 Erpe-Mere, meermaals in de periode van op 14 januari 2003 tot op 5 mei 2009 Een huis van ontucht of prostitutie te hebben gehouden, met name door in de bar T. meerdere vrouwen van Belgische en vreemde nationaliteit te hebben aangeworven en bij zich gehouden te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie G Te 9420 Erpe-Mere, meermaals in de periode van op 1 december 2007 tot op 2 april 2009 Rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik te hebben gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie van een persoon ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand of zijn precaire sociale toestand door, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed, een kamer of een andere in artikel 479 van het Strafwetboek bedoelde ruimte, te hebben verkocht, te hebben verhuurd of ter beschikking gesteld in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, met de omstandigheid dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, namelijk door ten aanzien van: -
S.C. (in de periode van op 1 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) A.C. (in de periode van op 7 december 2008 tot op 15 februari 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode)
6
-
Z.H. (in de periode van op 1 december 2007 tot op 1 maart 2008 en van op 1 december 2008 tot op 2 april 2009: van Marokkaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) - de niet nader geïdentificeerde "M." (in de periode van op 8 augustus 2008 tot op 7 maart 2009: van Braziliaanse nationaliteit en illegaal in het land verblijvende in die periode) per dag en per persoon een bedrag van 10 euro (en zelfs 20 euro wat Z.H. betreft in de periode van 1 december 2007 tot 1 maart 2008) af te houden van hun "bon" voor onderdak in één van de 3 kamers die door de wooninspectie ongeschikt en onbewoonbaar werden verklaard (zie stukken 652 ev. Strafdossier: vaststellingen wooninspecteur d.d. 20/05/09) H Te 9420 Erpe-Mere, meermaals op niet nader gekende tijdstippen in de periode van op 1 december 2007 tot op 5 mei 2009 Bij inbreuk op de artikelen 1, 2 bis § 1,4 (§§ 1,4 en 6), 5 en 6 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (BS 06.03.1921) zoals gewijzigd bij wetten van 9 juli 1975, 14 juli 1994,4 april 2003 en 3 mei 2003 en op de artikelen 1, 1 bis, 2, 11, 26 bis en 28 §51 en 2, 3° van het KB van 31 december 1930 houdende regeling van de slaapmiddelen en de verdovende middelen en betreffende risicobeperking en therapeutisch advies (BS 10.01.1931), buiten de aankoop of het bezit krachtens geneeskundig voorschrift, zonder voorafgaande vergunning van de Minister van Volksgezondheid, tegen betaling of kosteloos, verdovingsmiddelen te hebben vervaardigd, in bezit te hebben gehad, te hebben verkocht of te koop gesteld, afgeleverd of aangeschaft, namelijk: de verkoop van een ongekende hoeveelheid van het zogenaamde product cannabis dat substanties bevat welke onder de wetenschappelijke benaming Cannabis opgenomen zijn in artikel 1 nr. 15 van voormeld K.B. van 31.12.1930 Betrokkene gedagvaard teneinde zich overeenkomstig art. 42 en 43 bis van het Strafwetboek, zoals ingevoegd door de Wet van 17 juli 1990, te horen veroordelen tot de bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van 2.437.557,30 euro zijnde de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de misdrijven A1 tem A4, B1 tem B4, C, Dl, D2, F zijn verkregen waarbij de rechter, indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de beklaagde, de geldwaarde daarvan dient te ramen (het equivalent bedrag) (zie proces-verbaal 8755/09 p. 724 en v. strafdossier) Betrokkene gedagvaard teneinde zich overeenkomstig art. 42 en 43 bis van het Strafwetboek, zoals ingevoegd door de Wet van 17 juli 1990, te horen veroordelen tot de bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van 5140 euro zijnde de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf G zijn verkregen waarbij de rechter, indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de beklaagde, de geldwaarde daarvan dient te ramen (het equivalent bedrag) (mbt slachtoffer 1: 188 dagen x 10 euro/dag, mbt slachtoffer 2: 71 dagen x 10 euro/dag, mbt slachtoffer 3: 91 dagen x 20 euro/dag en 7 dagen x 10 euro/dag, mbt slachtoffer 4: 66 dagen x 10 euro/dag) 7
Te zeggen voor recht dat de inbeslaggenomen gelden ten bedrage van 720 euro, overgemaakt aan het C.O.I.V., na verbeurdverklaring ervan, zulten dienen toegerekend te worden op het bedrag van de bij tussen te komen vonnis uitgesproken bijzondere verbeurdverklaringen van de wederrechtelijke vermogensvoordelen Waarbij zich hebben gevoegd ais burgerlijke partij: 1. VZW Payoke, Leguit 4 te 2000 Antwerpen, ondernemingsnummer 0434.598.996. 2. VZW PAG-ASA, met zetel te 1000 Brussel, Cellebroersstraat 16. 3. A.C., woonstkeuze doende te Brussel (…). 4. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, Autonome Openbare Dienst, gevestigd te 1000 Brussel, Koningsstraat 138 allen tegen de beklaagde voornoemd De rechtbank heeft kennis genomen van: -
de beslissing van de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Gent van 26 november 2009 waarbij wordt vastgesteld dat de bijzondere opsporingsmethode van de observatie regelmatig is verlopen;
-
de beschikking van de Raadkamer bij deze rechtbank van 14 mei 2010 waarbij beklaagde, mits aanname van verzachtende omstandigheden voor de tenlasteleggingen A.1 tot en met A4, B.1 tot en met B.4, C, D.1, D.2 en E wegens de tenlasteleggingen Al tot en met A.4, B.1 tot en met B.4, C, D.1, D.2, E, F, G en H naar de correctionele rechtbank wordt verwezen;
-
de rechtsgeldig betekende dagvaarding van het OPENBAAR MINISTERIE dd. 1 juli 2010 houdende dagstelling voor de zitting van de 19e kamer van 28 september 2010. Op de zitting van 28 september wordt de zaak tegensprekelijk uitgesteld naar de zitting van 11 januari 2011. Op de zitting van 11 januari 2011 wordt de zaak tegensprekelijk uitgesteld naar de zitting van 14 juni 2011 wegens de nietbeschikbaarheid van een tolk Arabisch. Op de zitting van 14 juni 2011 wordt de zaak wegens overbelasting van de rot uitgesteld naar de zitting van 28 februari 2012. Op deze laatste zitting wordt de zaak in openbare zitting behandeld en in beraad genomen;
-
de processen-verbaal en de overige stukken van de rechtspleging.
De rechtbank aanhoorde op de zitting van 5 maart 2012: -
de burgerlijke partij VZW Payoke in haar middelen en in haar eis, voorgedragen door mr. K.G., advocaat te Dendermonde, die een nota neerlegt de burgerlijke partij VZW PAG-ASA in haar middelen en in haar eis, voorgedragen door mr. H.M., advocaat te Gent, die een nota neerlegt 8
-
-
I.
de burgerlijke partij A.C. in haar middelen en in haar eis, voorgedragen door mr. H.M., advocaat te Dendermonde, die een nota neerlegt de burgerlijke partij het Centrum voor Gelijkheid der Kansen en Racismebestrijding in haar middelen en in haar eis, voorgedragen door mr. R.D. loco meester P.Q., advocaat te Antwerpen, die een nota neerlegt het openbaar ministerie in de persoon van S.J., eerste substituut- procureur des Konings, in haar voordracht van de zaak en in haar eis; de beklaagde, in haar middelen van verdediging, voorgedragen door haarzelf en meester R.C., advocaat te Dendermonde, met bijstand van de aangestelde tolk De feiten
A. Algemeen 1. Het onderzoek gaat van start op basis van politionele informatie dat de uitbaatster van bar T. te Erpe-Mere, beklaagde M.A., zich schuldig zou maken aan mensenhandel (stuk 1 tot 5 strafdossier). Uit de politionele informatie blijkt dat: bar T. dienst doet als een huis van ontucht en prostitutie; het bordeel 7 dagen op 7, 24 uur op 24 open is; de uitbaatster, die zich laat aanspreken met 'M.A.', al jaren andermans prostitutie exploiteert; M.A. de prostituees voorstelt aan de klant, de prijs bepaalt en de betaling regelt; de prostituees allen illegaal in het Rijk verblijven; alle mogelijke seksuele gedragingen te verkrijgen zijn in het bordeel. Tegen een meerprijs zijn seksuele betrekkingen zonder condoom mogelijk; in het bordeel de toiletten stuk zijn en er geen mogelijkheid voor de klanten is om zich te wassen. Men gebruikt hiervoor keukenpapier. alle prostituees bijzonder jong zijn en een zekere `G.' minderjarig zou zijn. 2. Op 27 maart 2009 machtigt de Procureur des Konings van Dendermonde de leden van de FGP om over te gaan tot observatie van het bordeel T., waarover later meer. Op 30 maart 2009 vordert de Procureur des Konings een gerechtelijk onderzoek. Vanaf 30 maart 2009 tapt de politie verschillende telefoonnummers van beklaagde af. 3. Op 6 april 2009 controleert de FGP samen met de lokale politie en de inspectie toezicht sociale wetten Bar T. In de bar is één meisje aanwezig, dat zich met een verloren identiteitskaart legitimeert als W.M., wat later een valse identiteit blijkt te zijn. Uit de tapgesprekken blijkt dat er op dat moment een Roemeens meisje wordt tewerkgesteld (st. 47ter strafdossier). Uit de tapgesprekken blijkt ook dat beklaagde gelukkig was met het feit dat er zich op het moment van de controle geen minderjarigen in de bar bevonden (stuk 48-51 strafdossier). Uit de tap blijkt tot slot dat beklaagde in die periode actief en gericht op zoek gaat naar illegalen, i.p.v. personen met regelmatig verblijf, daar men illegalen beter kan kneden (st. 72 strafdossier). 9
4. Op 10 april 2009 en 27 april 2009 doet de FGP van Aalst nazicht van de vuilniszakken van bar T. Men vindt veel gebruikt keukenpapier, geopende condoomverpakkingen en seksueel getinte kledij (stuk 47bis en 100bis strafdossier). 5. In de periode van 30 maart 2009 tot en met 7 mei 2009 wordt bar T. 31,5 dagen geobserveerd. In de hele observatieperiode worden 9 verschillende meisjes opgemerkt. Al deze meisjes samen leveren 70 dagen arbeidsprestaties. Op basis van de observaties en de tap kan de FGP twee meisjes identificeren: R.B. en Z.H. (stuk 68bis en 717 strafdossier). Bij de huiszoeking (zie later) kan de politie nog een derde meisje identificeren. De overige 6 meisjes blijven onbekend. 6. Op 5 mei 2009 gaat men op bevel van de onderzoeksrechter, over tot huiszoeking in Bar T. te Erpe-Mere. Het pand bestaat uit drie verdiepingen: op het gelijkvloers is er een gelagzaal met toog, op de eerste verdieping is er een slaapkamer met dubbelbed en douche, op de tweede verdieping een slaapkamer met twee eenpersoonsbedden en een matras op de grand. Het pand is vuil en de hygiëne laat te wensen over (zie bijvoorbeeld stuk 267 strafdossier de meisjes dienen hun behoeften te doen in een verstopt toilet). Op het gelijkvloers brandt een sticht aangestoten gaskachel, waarvan enkele ruitjes ontbreken. 7. In de woonkamer wordt er een alarm aangetroffen met drukknop. Indien de knop wordt ingedrukt, gaat er op de bovenverdieping een alarm af. In de bovenste slaapkamer, waar de diensters slapen, worden twee bergplaatsen teruggevonden, alwaar personen zich kunnen verstoppen (zie foto's in het dossier stukken 281-284). Eén ruimte kan worden bereikt via een luik in de vloer, onder de vloerbedekking. In deze ruimte ligt een schapenvel. Een andere ruimte kan worden bereikt via een deurtje in de houten lambrisering. Dit deurtje kan langs de achterzijde worden gesloten met een slotje. 8. Bij de huiszoeking wordt een jong Noord-Afrikaans meisje aangetroffen: O.S. (° (…)). Zij bevindt zich illegaal in het Rijk. Tijdens de huiszoeking wordt er ook 720 euro cash geld, condooms en een betaalterminal van BANKSYS teruggevonden. 9. Op vraag van de onderzoeksrechter controleert de Vlaamse wooninspectie de kamers (zie stuk 652-657 van het strafdossier). De wooninspectie stelt vast dat het pand volledig ongeschikt en onbewoonbaar is. Kamer 1 (het gelijkvloers) scoort 175 strafpunten en is dus totaal ongeschikt. Kamer 1 is omwille van de veiligheidsrisico’s ook totaal onbewoonbaar. Kamer 2 (de eerste verdieping) scoort 151 strafpunten en is dus ongeschikt en, omwille van veiligheidsrisico’s, totaal onbewoonbaar. Kamer 3 (2 verdieping) tot slot scoort ook 175 strafpunten is dus volledig ongeschikt voor bewoning. Omwille van de veiligheidsrisico's is kamer 3 ook totaal onbewoonbaar. B. Werking van Bar T. 10. Dankzij de verklaringen van de meisjes krijgen we een goed beeld van de werking van bar T. (zie de verklaring van S.C., stuk 475-497 strafdossier, de verklaring van D.G., stuk 509-523 strafdossier, de verklaring van A.C., stuk 532-550 strafdossier en de verklaring van Z.H., st 553-580 strafdossier). 10
11. In bar T. worden twee diensten aangeboden: enerzijds kunnen de klanten aan de bar iets drinken, in de aanwezigheid van schaars geklede meisjes die met de klanten meedrinken en door de klant worden getrakteerd op 'champagne' (i.e. goedkope schuimwijn), anderzijds kan men seksuele betrekkingen hebben met de meisjes, meestal in het bed op de eerste verdieping van de bar. 12. De hygiëne in bar T. laat sterk te wensen over: het toilet op het gelijkvloers en de douche op de eerste verdieping werken niet. Er wordt dan ook niets gedaan aan de hygiëne van de klanten. De meisjes dienen de klanten te verproperen met keukenpapier. Sommige meisjes nemen dan maar het initiatief om zelf vochtige doekjes aan te kopen. De lakens van het bed worden enkel ververst wanneer de meisjes deze lakens zelf wassen. De meisjes dienen ook zelf condooms van goede kwaliteit kopen. Beklaagde voorziet de meisjes enkel van goedkope condooms van slechte kwaliteit. 13. Verschillende meisjes geven aan dat ze door beklaagde worden verplicht om met klanten te vrijen zonder condoom. Z.H. geeft zelfs aan dat er een beurtrol is onder de meisjes voor het bedienen van vaste klanten zonder condoom. Bij weigering om zonder condoom te vrijen, krijgen de meisjes minder klanten toegewezen en lijden ze financieel verlies. De meisjes dienen ook voor beklaagde te werken wanneer ze hun maandstonden hebben. Als er een klant 's nachts komt, worden de meisje gewekt door beklaagde. 14. Beklaagde bepaalt de prijzen voor de seksuele diensten in functie van de klant. De meeste klanten betalen ook aan beklaagde. Nadien krijgen de meisjes hun deel — ongeveer de helft — van beklaagde, doch beklaagde durft soms ook geld achter te houden. De meisjes dienen aan beklaagde 10 € huur per dag te betalen voor de kamer waar ze verblijven. 15. Quasi alle meisjes die bij beklaagde werken, zijn illegaal in het Rijk. Beklaagde werkt graag met illegalen daar dit voor haar veel gemakkelijker is: ze kan ongestoord misbruik maken van de meisjes daar deze niet naar de politie kunnen gaan. Bij barcontroles dienen de meisjes zich te verbergen in de schuilruimte. Verschillende meisjes geven aan dat ze zich effectief dienden te verbergen in de schuilruimte onder de vloer. 16. De FGP van Dendermonde heeft ook een grote groep klanten verhoord. De meeste klanten zijn opgespoord door middel van hun betaalkaartgegevens. In hun verhoren bevestigen de klanten het relaas van de meisjes (zie voor de verhoren: st. 285-289, 524531, 672-696 ,697B tot 708 en 712). Sommige klanten komen enkel naar de bar om met de meisjes te praten. De meeste klanten komen evenwel naar Bar T. om seksuele betrekkingen te hebben met de meisjes: van tongzoenen, over strelen, naar masturbatie, orale en vaginale seks. Sommige klanten geven ook toe dat ze betrekkingen hebben zonder condoom (zie de verhoren van D.I. en D.H.). De meeste klanten geven aan dat beklaagde de geldzaken regelt: zij bepaalt de prijs en de klanten dienen aan haar te betalen. Als de meisjes zelf een prijs met de klant afspreken, dienen ze toestemming te vragen aan beklaagde. Geen enkele klant heeft opgemerkt dat beklaagde zich zelf zou prostitueren. 11
Twee klanten geven aan dat zij de indruk hebben dat sommige meisjes tegen hun zin aan de stag waren in bar T. (zie de verhoren van V.J. en D.M.). Een trouwe bezoeker van Bar T., D.M. legt in zijn verhoor de vinger op de wonde. Hij bevestigt in zijn verhoor verschillende klachten van de meisjes. Zo geeft hij aan dat de situatie in de bar inderdaad gevaarlijk was (cfr het risico op CO vergiftiging door de kachel ( zonder ruitjes). Ook hij geeft aan dat het met de hygiëne niet goed gesteld was in bar T.: de klanten kunnen zich niet wassen, waardoor de meisjes gebruik moeten maken van vochtige doekjes. C. Overzicht tewerkgestelde meisjes 1. O.S. (°(…) te Casablanca) 17. Tijdens de huiszoeking treft de politie O.S. aan (zie st. 229- 238 en 581-601 strafdossier). Deze Marokkaanse onderdaan verblijft illegaal in het Rijk. Het betreft hier een jonge moeder met een dochtertje van 6 jaar oud. Ze is analfabeet. Uit haar verklaring blijkt dat ze via een vriendin terechtkomt in de bar van beklaagde. Beklaagde liegt haar voor dat ze iemand zoekt om het huishouden te doen in plaats van het huishouden, dient ze, tegen haar zin, seksuele betrekkingen te hebben met klanten zonder condoom. De ervaringen met de eerste klanten zijn voor haar ronduit traumatisch te noemen. Ze verklaart dat beklaagde haar trots heeft afgepakt, door haar stap voor stap te dwingen om seks te hebben met mannen tegen betaling. 2. S.C. (° (…)) 18. De politie kan ook S.C. als werkneemster identificeren (zie stuk 469-474 strafdossier). Ook zij is illegaal in het Rijk. Ze bevestigt dat in bar T. exploitatie van prostitutie plaatsvindt: ze heeft er immers, tegen betaling, seksuele betrekkingen gehad met klanten (zie stuk 475-497 strafdossier). 19. S.C. komt in 2007 in contact met de prostitutiewereld. Ze is vanaf 22 september 2007 illegaal in het Rijk. Vanaf augustus 2008 werkt ze bij beklaagde 7 dagen op 7, 24 uur op 24 uur, en dit tot 7 maart 2009. 3. L.A. 20. L.A. geeft aan dat ze één weekend in oktober 2008 voor beklaagde werkt in bar T. (st. 498-508 strafdossier). Ze heeft met twee klanten seksuele betrekkingen tegen betaling. Ze krijgt hiervoor 150 euro van beklaagde. 4. D.G. (°(…)) 21. Ook de minderjarige D.G. (°(…)) werkt in de bar van beklaagde. Zij is illegaal in het rijk (stuk 508bis strafdossier). Uit de deskundigenonderzoek van Dr. D.L. blijkt dat de leeftijd van D.G. wordt geschat als zijnde 16 tot 17 jaar. Hij besluit dat ze minderjarig is op het moment van het onderzoek op 28 mei 2009 (zie deel II van het strafdossier — deskundige verslagen). 12
22. Uit haar verhoor blijkt dat ze drie tot vier weken in Bar T. werkt rond oktober 2008 (st. 509-523 strafdossier). Ze verdient hiermee 3000 euro. Ze is op dat moment een dolende, illegale, niet-begeleide minderjarige, die verslaafd is aan drugs, meer bepaald aan cocaïne. Beklaagde zal deze verslaving verder onderhouden en haar, gedurende haar verblijf in Bar T. cocaïne verschaffen. In die periode drinkt ze mee champagne met de klanten en heeft ze seksuele betrekkingen met de klanten (oraal en vaginaal contact). In Bar T. heeft ze voor het eerst in haar leven seks tegen betaling. 23. Uit het verhoor van het slachtoffer blijkt ook dat beklaagde op de hoogte was van het feit D.G. minderjarig is. Het slachtoffer koopt ook, op aandringen van beklaagde, een valse Portugese identiteitskaart aan, waaruit moet blijken dat D.G. meerderjarig is. Uit de vaststellingen van de Centrale Dienst der Bestrijding Valsheden blijkt dat deze identiteitskaart inderdaad vals is (stuk 721 strafdossier). 24. Ook S.C. en Z.H. (zie stuk 475-497 en 553-580 strafdossier) bevestigen dat de minderjarige D.G. drie weken in bar T. heeft gewerkt. Ze bevestigen ook dat beklaagde op de hoogte is van het feit dat D.G. minderjarig is. 25. Enkele klanten geven tot slot toe dat ze seksuele betrekkingen hebben gehad met de minderjarige D.G. (zie de verhoren van V.J., D.E. en D.J.). 5. A.C. 26. Een van de meest schrijnende verhalen in het dossier, is dat van slachtoffer A.C. Zij verlaat op basis van leugens van beklaagde, Marokko om in het onderhoud van haar familie te voorzien (zie voor haar verhoor st. 532-550 strafdossier). 27. Beklaagde is blijkbaar eigenaar van een groot huis te Tiflet, Marokko. In dat dorp woont ook het slachtoffer A.C. Beklaagde heeft veel aanzien te Tiflet. Beklaagde, die op de hoogte is van de zwakke familiale toestand van A.C.— ze is gescheiden, heeft een ziek zoontje en komt uit een arme familie — doet aan A.C. een aanbod om in haar restaurant in België te komen werken. 28. A.C. komt via een mensensmokkelaar naar België voor 6.000 euro, geld dat ze leent van een buurman, en is dus illegaal in het rijk. Ook zij dient champagne te drinken met klanten en seks te hebben tegen betaling. Daar het slachtoffer geen vrienden of familie in België heeft, dient ze tot februari 2009 bij beklaagde te verblijven. 29. Tijdens haar verblijf buit beklaagde A.C. maximaal uit: ze dient elke dag voor beklaagde te werken, 24 uur op 24, waarbij ze ook nog voor beklaagde moet koken, kuisen en haar kledij wassen.
6. Z.H. (° (…)) 13
30. Ook Z.H. is illegaal in het rijk (zie voor haar verhoor, st_ 553- 580 strafdossier). Op een bepaald ogenblik is het slachtoffer dakloos. Beklaagde profiteert hiervan en biedt het slachtoffer aan om bij haar te komen wonen en werken in haar café te Aalst. Beklaagde vertelt er echter niet bij dat het gaat om prostitutie. Ook dit slachtoffer heeft voor het eerst in haar leven betaalde seksuele betrekkingen met klanten. 31. In de bar komt het slachtoffer in aanraking met drugs. Beklaagde zorgt er voor dat de drugs voorradig zijn. De prijs van de drugs brengt ze dan in mindering bij de afrekening. 32. Dit slachtoffer werkt eind 2007 gedurende drie maanden voor beklaagde: 7 dagen op 7, 24u op 24u. Na drie maanden vlucht ze dan weg. Eind 2008 keert dit slachtoffer voor korte tijd terug naar beklaagde en werkt ze nog één week voor beklaagde. 7. R.B. 33. Ook R.B. is illegaal in het rijk (voor haar verhoor zie stuk 697). Beklaagde vraagt haar in 2006 om voor haar te komen werken (kuiswerk). Beklaagde is op dat moment op de hoogte van het feit dat R.B. illegaal in het rijk is. Ook zij drinkt mee met klanten en heeft betaalde seks met de klanten. 8. B.R. 34. Uit de verklaringen van haar echtgenoot, P.E., blijkt dat B.R. ook actief is in de bar van beklaagde. Ook zij is illegaal in het rijk. P.E. bezoekt sinds 2003 Bar T. en is nadien met dit barmeisje getrouwd. II.
Ten gronde A. Invloed van de wet van 26 november 2011
35. De rechtbank heeft de partijen op de zitting van 5 maart 2012 uitgenodigd om standpunt in te nemen m.b.t. de invloed van de wet van 26 november 2011 tot wijziging en aanvatting van het Strafwetboek teneinde het misbruik van de zwakke toestand van personen strafbaar te stellen, en de strafrechtelijke bescherming van kwetsbare personen tegen mishandeling uit te breiden, (B.S. 23 januari 2012). Deze wet is in werking getreden op 2 februari 2012. Daar door de wetswijziging van de wet van 26 november 2011, het toepassingsgebied van de strafbepalingen wordt uitgebreid, dient de rechtbank de oude regeling toe te passen. B. Algemeen 36. Tijdens de verhoren bij de politie (stukken 294-302, 602-623 en 623C strafdossier) en de onderzoeksrechter (stuk 290-293 strafdossier), ontkent beklaagde de haar ten laste gelegde feiten: ze laat geen prostitutie toe in haar bar, stelt geen illegalen te werk en maakt zich niet schuldig aan mensenhandel. Alle meisjes zijn volgens haar perfect op de hoogte van de werkomstandigheden in Bar T. De meisjes die in het strafdossier getuigenissen tegen haar afleggen, hebben volgens haar nooit gewerkt in Bar T. en liegen allemaal. Ze vermoedt dat een groep mensen tegen haar een complot smeedt. Ze ontkent 14
ook dat de tewerkstelling van illegalen een bewuste politiek van haar was. Beklaagde geeft wet toe dat ze sinds 2003 Bar T. exploiteert (zie stuk 623C). De condooms die door de FGP werden aangetroffen in de vuilbak zijn volgens haar voor persoonlijk gebruik. In het laatste verhoor geeft beklaagde aan dat zij het is die seksuele betrekkingen heeft met de klanten en dat ze nog steeds goed in de markt ligt. Als de klanten verklaren dat het onmogelijk is dat beklaagde niet op de hoogte is van de seksuele activiteiten in de bar, dan liegen de klanten volgens beklaagde. 37. Tijdens de zitting van 28 februari 201 2 geeft de raadsman van beklaagde aan dat beklaagde geen betwisting voert over de feiten, met uitzondering van de kennis van de minderjarigheid van D.G. C. Mensenhandel (tenlasteleggingen A en B) 1. Het basismisdrijf 38. Het misdrijf van mensenhandel heeft de volgende constitutieve bestanddelen (vergelijk met A. DE NAUW, inleiding tot het bijzonder strafrecht, Kluwer, Mechelen, 2010, 251-254): - een materieel bestanddeel: nl. de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van controle over hem; - een moreel bestanddeel: met het oog op een vorm van uitbuiting die wordt opgesomd in art. 433quinquies van het Strafwetboek, in casu de exploitatie van ontucht of prostitutie (tenlastelegging A) en het aan het werk zetten of laten aan het werk zetten in omstandigheden die strijdig zijn met de menselijke waardigheid (tenlastelegging B). 39. Wanneer een vreemdeling op sluikse manier en zo veel mogelijk dient te werken om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien en gevaar loopt te alle tijde te worden aangehouden en uit het land te worden gezet, is het misdrijf van mensenhandel voorhanden. De wetgever heeft een reeks van elementen opgesomd die in aanmerking kunnen worden genomen om te stellen dat arbeidsomstandigheden in strijd zijn met de menselijke waardigheid: een loon dat kennelijk niet in verhouding staat tot het zeer groot aantal arbeidsuren; het ontbreken van een rustdag het verstrekken van niet-betaalde diensten; de tewerkstelling van één of meer werknemers in omstandigheden die kennelijk niet overeenstemmen met de normen van de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers. 40. Het is duidelijk dat alle constitutieve elementen van mensenhandel aanwezig zijn. Beklaagde rekruteerde actief illegale meisjes met het oog op tewerkstelling in haar bar. Deze meisjes verbleven full time in haar bar, daar ze meestal nergens anders terecht konden. Eens aangekomen in Bar T. werden de meisjes uitgebuit: ze dienden zich te prostitueren en allerlei klusjes voor beklaagde op te knappen en dit zeven dagen op zeven, 15
24 uur per dag. Daar de meisjes illegaal in het Rijk waren, konden ze niet anders dan de grillen van beklaagde te ondergaan, en konden ze niet naar de politie stappen. 2. Verzwarende omstandigheden 41. De verzwarende omstandigheid van tenlastelegging A.1 en B.1 dat het feit werd gepleegd t.a.v. een minderjarige is zonder enige twijfel bewezen. Zo komt Dr. D.L. op 28 mei 2009, zijnde een half jaar na de feiten, tot de conclusie dat D.G. een leeftijd van 16 to 17 jaar heeft. Bijgevolg is ze op het moment van de feiten zeker minderjarig. 42. Beklaagde moet geweten hebben dat D.G. minderjarig was op het moment van de feiten. Dit blijkt uit de volgende gegevens: het feit dat beklaagde het slachtoffer aanspoorde om een valse identiteitskaart aan te kopen; het feit dat S.C. en Z.H. verklaren dat beklaagde van dit feit op de hoogte was; het feit dat verschillende klanten, bij fotoconfrontatie met D.G. aangeven dat dit toch wel een jong meisje van ongeveer 16 jaar betreft. 43. Ook de verzwarende omstandigheid van tenlasteleggingen A.2 en B.2 dat misbruik is gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire toestand, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken is naar eis van recht bewezen. De slachtoffers zijn immers allen illegaal in het Rijk. 44. Ook de verzwarende omstandigheid van de tenlasteleggingen A.3 en B.3 is ook bewezen. Beklaagde heeft immers t.a.v. van sommige slachtoffers gebruik gemaakt van listige kunstgrepen: M.J. werd aangezocht om voor beklaagde in het huishouden te komen werken, terwijl A.C. dacht dat ze in een restaurant van beklaagde ging werken. Z.H. tot slot werd door beklaagde aangezocht om in een café te komen werken. 45. Aangezien beklaagde al sinds 2003 Bar T. exploiteert, telkens met nieuwe meisjes, is de verzwarende omstandigheid ander A.4 en B.4 dat van de activiteit een gewoonte werd gemaakt, zonder enige twijfel bewezen. D. Bederf van de jeugd (tenlasteleggingen C) 46. Uit het bovenstaande feitenrelaas blijkt duidelijk dat beklaagde in haar bar een minderjarige tewerkstelde met het oog op het voldoen aan de seksuele driften van haar klanten. D.G. drinkt mee met de klanten en heeft met hen seksuele betrekkingen tegen betaling. Zoals hierboven gesteld, was beklaagde van deze minderjarigheid op de hoogte. Bijgevolg zijn alle constitutieve bestanddelen voor het misdrijf bederf van de jeugd verenigd. E. Exploitatie van ontucht of prostitutie (tenlasteleggingen D en F 1. Het basismisdrijf 16
47. Beklaagde wordt vervolgd voor het houden van een huis van ontucht of prostitutie (tenlasteleggingen D en F). Dit misdrijf kent twee bestanddelen (zie A. DE NAUW, o.c, 160-161): een materieel bestanddeel: het houden van een huis van ontucht of prostitutie. Een bordeel is een huis van ontucht of prostitutie. De term houden wijst op een bedrijvigheid die een zeker tijdsverloop in beslag neemt, wat een zekere organisatie van blijvende aard en herhaling van handeling van ontucht of prostitutie in de inrichting veronderstelt. een moreel bestanddeel. Voldoende is dat de dader het voornemen had het feit te plegen en de gevolgen ervan te verwezenlijken, ongeacht de bedoeling die hem daartoe heeft aangezet. Het is voldoende dat de verdachte wetens en willens de ontucht of de prostitutie in zijn inrichting heeft toegelaten. 48. Uit het feitenrelaas blijkt duidelijk dat de constitutieve elementen van het misdrijf zijn vervuld. Beklaagde exploiteerde sinds 2003 Bar T. In haar bar konden de klanten met de diensters meedrinken en was het mogelijk om alle mogelijke seksuele handelingen met de meisjes te stellen. Beklaagde bepaalde de prijs en de klanten betaalden aan beklaagde. Hieruit volgt dat beklaagde niet alleen prostitutie in haar inrichting toeliet doch ook actief de prostitutie van de meisjes exploiteerde. 2. De verzwarende omstandigheden 49. De verzwarende omstandigheid van tenlastelegging D.2 dat misbruik is gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire toestand, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken is naar eis van recht bewezen. De slachtoffers zijn immers allen illegaal in het Rijk. 50. Ook de verzwarende omstandigheid van de tenlastelegging D.1 is bewezen. Beklaagde heeft immers t.a.v. van sommige slachtoffers gebruik gemaakt van listige kunstgrepen: O.S. werd aangezocht om voor beklaagde in het huishouden te komen werken, terwijl A.C. dacht dat ze in een restaurant van beklaagde ging werken. Z.H. tot slot werd door beklaagde aangezocht om in een café te komen werken. F. Inbreuken op de drugwet (tenlasteleggingen E en H) 51. Beklaagde wordt vervolgd voor het afleveren van cocaïne aan de minderjarige D.G. (tenlastelegging E) en verkoop van cannabis (tenlastelegging H). 52. Uit de verklaring van de minderjarige D.G., aan wiens oprechtheid de rechtbank niet twijfelt, blijkt dat beklaagde aan de minderjarige, tijdens haar verblijf in Bar T., cocaïne heeft verschaft. De schuld van beklaagde aan de feiten van tenlastelegging E staat bijgevolg vast. 17
53. Uit de verklaring van Z.H., aan wiens oprechtheid de rechtbank niet twijfelt, blijkt dat het slachtoffer in Bar T. in aanraking kwam met drugs. Beklaagde zorgde ervoor dat er drugs waren en de prijs van de drugs werden bij de afrekening van de prostitutie inkomsten in mindering gebracht De schuld van beklaagde aan de feiten van tenlastelegging H staat bijgevolg vast. G. huisjesmelkerij (tenlastelegging G) 54. Het misdrijf van 433decies Sw. vereist vier constitutieve bestanddelen nl: (1) het misbruik, rechtstreeks of via tussenpersoon van de bijzonder kwetsbare positie van een persoon, (2) de onwettige of precaire administratieve toestand of de precaire sociale toestand van betrokkene, (3) de verkoop, de verhuring of de ter beschikking stelling van een onroerend goed, een kamer of een andere in art. 479 bedoelde ruimte in omstandigheden die strijdig zijn met de menselijke waardigheid zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken en (4) de bedoeling om een abnormaal profijt te realiseren (vergelijk A. DE NAUW, o.c, 256-258). 55.
Uit de vaststellingen van de politie en de wooninspectie blijkt:
dat verschillende meisjes 10 euro per dag dienen te betalen om in Bar T. te mogen verblijven. Alle meisjes bevinden zich in een bijzonder kwetsbare positie: ze zijn alle illegaal in het Rijk en hebben dus een precaire administratieve toestand. Ook de sociale toestand van sommige meisjes is precair. A.C. is een gescheiden vrouw, met een ziek zoontje uit een arme familie. A.C. heeft ook voor 6000 euro schulden die ze moet afbetalen. Z.H. is dakloos. dat alle kamers volgens de wooninspectie onbewoonbaar zijn. Iedere vergoeding voor verhuring van een kamer die onbewoonbaar is, maakt ipso facto een abnormaal profijt uit (vergelijk: Corr. Rb. Antwerpen 20 december 2011 (4e kamer) in de zaak AN551B.124349-08, onuitg.). dat de bewoning van de verschillende panden, gelet op het gevaar op COvergiftiging, elektrocutie en ontploffing, in strijd is met de menselijke waardigheid. 56. Hieruit volgt dat beklaagde schuldig is aan de feiten van tenlastelegging G. Aangezien de eigenaar van het goed niet mee gedagvaard is, wordt de verplichte verbeuring van de verhuurde kamers, bepaald in art. 433terdecies strafwetboek niet bevolen, daar dit afbreuk zou doen aan de rechten van de eigenaar. III.
Straftoemeting
A. De verbeurdverklaring 57. Het OM heeft een schriftelijke vordering neergelegd tot verbeuring van een bedrag van 2.437.557,30 euro. Dit bedrag is gebaseerd op de berekening nr. 2 (aanvangsdatum 14 januari 2003) in PV 8755/2009 van de FGP Dendermonde (stuk 724 strafdossier). 18
58. Uit het dossier blijkt dat de volgende elektronische transacties worden verricht tussen 14 januari 2003 en 5 mei 2009 (zie stuk 709 en 711 strafdossier): tussen 14/01/2003 en 05/05/2009 wordt er met debetkaarten 298.535 euro betaald. Op dit bedrag wordt door ATOS 13.434,08 euro ingehouden en wordt 285.100,92 euro doorgestort tussen 01/04/2008 en 05/05/2009 wordt er met kredietkaarten 6.076 euro betaald. Extrapolatie van dit bedrag naar de overige periode van 1744 dagen geeft een bedrag van 26.491,36 euro (met commissie) en 25.305,44 euro zonder commissie. 59. Dit brengt ons op een totaal van 331.102,36 euro aan elektronische transacties waarvan 316.638,69 euro wordt doorgestort. 60. In de periode van 30 maart 2009 tot en met 7 mei 2009 wordt de bar gedurende 31,5 dagen geobserveerd (zie stuk 717 strafdossier). In die periode worden in totaal 189 mannen opgemerkt die de bar voor enige tijd hebben betreden en waarvan het duidelijk was dat het bezoek niet kaderde binnen een relationele of professionele context. 70 van 189 klanten zijn voor maximum 15 minuten binnen (=groep onbediende kanten). Uit de analyse van de betaalkaartgegevens en de verhoren blijkt dat er sommige klanten uit deze groep toch seksuele diensten hebben genoten. 119 van de 189 klanten zijn voor méér dan 15 minuten binnen groep bediende klanten). 61. De rechtbank gaat er van uit dat tijdens de periode van observatie van 31,5 dag er 154 klanten seksuele diensten genoten. Het cijfer van 154 klanten verkrijgt men door de groep van klanten te nemen die meer van 15 minuten binnen zijn, zijnde 119 en daarbij de helft te tetten van de groep van klanten die maximum 15 minuten binnen zijn (ofwel 35 klanten). 62. Op de groep van 154 klanten hebben er 20 klanten elektronisch betaald. Hieruit blijkt dat 12,99 % van de klanten elektronisch betaalt en 87,01 % cash betaalt (zie stuk 722 strafdossier). 63. In de incriminatieperiode wordt voor een bedrag van 316.638,69 euro elektronische betalingen geregistreerd. Op basis van de observaties blijkt dat 12,99 % van de transacties in de zaak Bar T. elektronisch gebeuren. Het totale bedrag aan inkomsten, afkomstig uit de tenlasteleggingen Al tot en met A.4, B.1 tot en met B.4, C, D.1, D.2 en F bedraagt bijgevolg: 2.437.557,27 euro. Dit bedrag zat de rechtbank bij equivalent verbeuren als vermogensvoordeel, afkomstig uit het misdrijf. 64. Het Openbaar Ministerie vordert ook de verbeuring van de inkomsten, afkomstig uit de huisjesmelkerij (tenlastelegging G). Dit bedrag wordt in de dagvaarding correct begroot op 5.140 euro. Ook dit bedrag zal de rechtbank bij equivalent verbeuren als vermogensvoordeel afkomstig uit het misdrijf. B. Overige straffen 19
65. De feiten A, B, C, D, E, F, G en H in hoofde van beklaagde zijn gepleegd met eenzelfde strafbaar opzet, zodat conform art 65, lid 1 van het Strafwetboek slechts één straf dient te worden opgelegd, nl. de zwaarste. 66. De straf moet worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en de persoonlijkheid van beklaagde zoals die blijkt uit haar strafrechtelijk verdeden, gezinstoestand en arbeidssituatie, voor zover de rechtbank gekend. Niettemin dient de straftoemeting niet enkel de vergeldingsbehoefte te dienen, doch moet deze ook oog hebben voor de algemene en speciale preventie. De sanctionering moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke feiten schuldig te maken. 67. Beklaagde heeft een gunstig gerechtelijk verleden. Beklaagde maakte zich echter schuldig aan zeer ernstige feiten: de seksuele exploitatie van illegalen. Illegalen zijn een gemakkelijke en zekere prooi voor mensenhandelaars. Beklaagde dwingt de slachtoffers, waarvan velen afkomstig uit Marokko, om keuzes te maken die indruisen tegen hun eergevoel. De ergste vorm van aantasting van het eergevoel in de cultuur van de slachtoffers is het tegen betaling aanbieden van het lichaam. Uit noodzaak stemmen de slachtoffers in om te werken in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. 68. Elke keer opnieuw verstikt beklaagde langzaam maar zeker meisjes in een web, waar ze niet meer uitgeraken. Beklaagde heeft een vernuftig psychologisch doorzicht en slaagt er in, meisjes uit een zeer traditionele cultuur in korte tijd dingen te laten doen, die indruisen tegen hun eergevoel: nl. zich in sexy kledij aan mannen vertonen en met hen seksuele betrekkingen hebben. Ze tast hierbij telkens de grenzen van de meisjes af, en gaat elke keer een stapje verder. 69. Beklaagde is louter uit op geld, en houdt geen enkele rekening met de gevoelens van de meisjes, hun hygiëne, hun seksuele en psychisch welzijn en de volksgezondheid. 70. Beklaagde is thans nog steeds een gevaar voor haar slachtoffers en de rechtbank acht het niet uitgestoten, dat beklaagde zich wil wreken op haar slachtoffers (cfr. haar verklaring st. 612 strafdossier). Beklaagde is ook een gevaar voor de maatschappij: de rechtbank schat het gevaar op recidive hoog in en acht het niet uitgesloten dat beklaagde terug met haar activiteiten wil beginnen (cfr. haar verklaring st. 612 strafdossier). Een zeer zware bestraffing, zoals bepaald in het beschikkend gedeelte, dringt zich op. IV.
Op burgerlijk gebied
1. A.C. 71. A.C. is als benadeelde van de tenlasteleggingen A.2, A.3, A.4, B.2, B.3, B.4, D.1, D.2 en G principieel gerechtigd op integrale schadevergoeding. De schade wordt door de rechtbank als volgt begroot: 20
1. Materiële schade - medische kosten: 132,47 euro 2. Materiële schade - verlies aan inkomsten, door de rechtbank ex aequo et bono begroot op: 1500,00 euro 3. Morele schade, door de rechtbank ex aequo et bono begroot op: 1500,00 euro TOTAAL: 3132,47 euro te vermeerderen met intresten vanaf 11 januari 2009, zijnde de gemiddelde datum van de feiten tot de datum van huidig vonnis, vanaf dan meer de moratoire intresten op de hoofdsom en de compensatoire intresten tot datum der algehele betaling, telkens aan de wettelijke intrestvoet. De burgerlijke partij heeft recht op een rechtsplegingsvergoeding van 715 euro. 2. Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding 72. Het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, alsook de door de koning erkende verenigingen en instellingen van openbaar nut, kunnen in rechte optreden en zich burgerlijke partij stellen op grond van de in artikelen 433quinquies tot octies van het strafwetboek bedoelde misdrijven. Bijgevolg is het centrum principieel gerechtigd op schadevergoeding, gesteund op de tenlasteleggingen A en B. De schade wordt correct begroot op 1 euro moreel, te vermeerderen met intresten. De burgerlijke partij heeft recht op een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 165 euro. 3. VZW PAYOKE 73. De VZW PAYOKE heeft verschillende slachtoffers van beklaagde begeleid. De VZW is bijgevolg principieel gerechtigd op schadevergoeding. De schade wordt door de burgerlijke partij correct begroot op 1 euro. De burgerlijke partij heeft recht op een rechtsplegingsvergoeding van 165 euro. 4. VZW PAG-ASA 74. DE VZW PAG-ASA werd bij KB van 9 juli 1999, B.S. 4 september 1999 erkend overeenkomstig art 11 § 5 van de wet van 13 april 1995. Bijgevolg is de burgerlijke partij principieel gerechtigd op schadevergoeding, gesteund op de tenlasteleggingen A en B, van 1 euro provisioneel. Gelet op het provisionele karakter van de veroordeling worden thans geen intresten toegekend. De kosten worden aangehouden. Gelet op de genoemde artikelen en de hiernavolgende artikelen: Wet van 15 juni 1935, art. 2, 11 tot 14,21 tot 24,31 tot 37, 40, 41; Wetb. van strafvordering, art. 162, 162bis, 182, 184, 185, 189, 190, 194, 195, 226, 227; Strafwetboek, art. 2, 38, 40, 65, 79, 80, 100ter, 433 decies, 433 undecies, 433 terdecies, 21
433 quinquies, 433 septies, 433 novies, 380, 382, 483, 31, 33, 42, 43, 43bis Gerechtelijk Wetboek, art 1022, K.B. 26.10.2007, art. 2; Wet 5 maart 1952, art. 1; gew. programmawet 24.12.1993, ad. 1; gew. art. 36 Wet 7.2.03; (opdec.) Art. 6 Programmawet H van 27.12.2006; W.1.8.1985, art 28, 29, gew. art 1 K.B. 31.10.2005 (25 euro); Wet van 29 juni 1964, art. 1,8 gew. W. 10.2.1994; (uitstel) Burg. Wetb., art.1382; W.17.4.1878, art. 3 en 4; Wetb. strafrecht, art.44, 45; (BP) OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, RECHTDOENDE op TEGENSPRAAK OP STRAFGEBIED VERKLAART beklaagde schuldig aan de feiten omschreven onder de tenlasteleggingen Al, A2, A3, A4, B1, B2, B3, B4, C, D1, D2, E, F, G en H; TOEPASSING makend van artikel 65, lid 1 van het strafwetboek VEROORDEELT beklaagde voor de vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf ZES JAAR en een geldboete van DUIZEND EURO, verhoogd met 45 opdeciemen, aldus gebracht op 5.500,00 euro. Zegt dat bij gebrek aan betaling binnen de door de wet gestelde termijn de uitgesproken geldboete zat kunnen vervangen worden door een gevangenisstraf van 3 maanden. ONTZET eerste beklaagde van de rechten bepaald in art. 382bis van het Strafwetboek voor een termijn van TIEN JAAR om 1° in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt; 2° deel uit te maken, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is; 3aeen activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging. ONTZET beklaagde, conform art 433novies, 382 5 1 en 33 van het strafwetboek, uit de rechten genoemd in artikel 31, eerste lid Sw. voor een termijn van TIEN JAAR. VERKLAARD VERBEURD bij equivalent lastens beklaagde overeenkomstig art 42,3° en 43bis van het strafwetboek een bedrag van 2.437.557,27 euro; VERKLAARD VERBEURD bij equivalent lastens beklaagde overeenkomstig art. 42,3° en 43bis van het strafwetboek een bedrag van 5.140 euro; 22
ZEGT VOOR RECHT dat het bedrag van 720 euro, in beslag genomen en overgemaakt aan het COIV dient te worden toegerekend op de uitgesproken bijzondere verbeurdverklaringen. Veroordeelt de beklaagde tot de gerechtskosten deze begroot op de som van 14.079,07 euro; Legt de veroordeelde bovendien een vergoeding op voor de kostprijs van de strafprocedure van € 32,27 overeenkomstig artikel 91, 2e lid en 148 van het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. Spreekt bovendien de verplichting uit om een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO, met 50 opdeciemen verhoogd, 150,00 EURO bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het fonds tot financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. OVERTUIGINGSSTUKKEN BEVEELT de teruggave aan beklaagde van de volgende overtuigingsstukken: 4413/2009 en 5521/2009, met uitzondering van de posten 13 en 15 (in beslag genomen geldsommen). STELT de overtuigingsstukken met nummers 3453/2009, 3454/2009, 4683/2009 en 6387/2009 ter beschikking van de procureur des Konings om te handelen als naar recht. OP BURGERLIJK GEBIED VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan de burgerlijke partij A.C. een geldsom van 3132,47 euro te verhogen met de compensatoire intresten op voormeld bedrag vanaf 11 januari 2009 tot de datum van huidig vonnis, vanaf dan meer de moratoire intresten op de hoofdsom en de compensatoire intresten tot datum der algehele betaling, telkens aan de wettelijke intrestvoet VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan de burgerlijke partij A.C. van een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 715 euro; VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding van een geldsom van 1 euro, te vermeerderen met intresten vanaf de datum van huidig vonnis; VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding van een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 165 euro; VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan de VZW PAYOKE van een geldsom van 1 euro;
23
VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan de VZW PAYOKE van een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 165 euro; VEROORDEELT beklaagde tot betaling aan de VZW PAG-ASA van een geldsom van 1 euro provisioneel; HOUDT de beslissing over de intresten en de kosten wat betreft de VZW PAG-ASA aan; HOUDT de burgerlijke belangen waarover nog niet werd gestatueerd ambtshalve verder AAN overeenkomstig artikel 4 van de Wet houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de Wet van 13 april 2005 (B.S. 03.05.2005); WIJST de veroordeelde(n) voornoemd (en de burgerlijke partij(en) voornoemd) er op dat de tenuitvoerlegging van dit vonnis, wat betreft de uitgesproken effectieve gevangenisstraf(fen) zoals hoger in onderhavig vonnis bepaald, zal geschieden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, en dit in zoverre de bepalingen van de voornoemde wet op het ogenblik van de strafuitvoering in werking zulten zijn getreden. Overeenkomstig de aldus in werking getreden bepalingen van deze wet zal de uitvoering van de effectieve vrijheidsstraf(fen), zoals hoger in dit vonnis bepaald, eventueel kunnen geschieden volgens de modaliteiten (bijvoorbeeld de beperkte hechtenis, elektronisch toezicht, het penitentiair verlof, ) die worden bepaald door de strafuitvoeringsrechtbank, de strafuitvoeringsrechter of door de Minister van Justitie. Wijst de burgerlijke partijen voornoemd op de mogelijkheid om bij deze strafuitvoeringsmodaliteiten te worden betrokken. De burgerlijke partijen zullen, bij het in kracht van gewijsde treden van onderhavig vonnis, middels een informatief schrijven door de griffie overgemaakt, nader worden ingelicht omtrent de wijze waarop dit kan geschieden (zie K.B. d. d. 29.01.2007 tot uitvoering van artikel 2.6° van de wet van 17.05.2006); Voor het geval de veroordeelde(n)/partijen niet aanwezig is/zijn op het ogenblik van de uitspraak gelden de huidige vermeldingen als inlichting bij kennisname van dit vonnis (lezing van dit vonnis of kopie ervan). Aldus gevonnist in de volgende samenstelling: V. R., Ondervoorzitter, M. B. en V. R., rechters, Y. N., griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van drie aprilt tweeduizend en twaalf door V. R., Ondervoorzitter, bijgestaan door Y. N., griffier, in aanwezigheid van , substituut-procureur des Konings; 24