F.D. 35.98.16/05 AF
DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 7 FEBRUARI 2014
1.
IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE EN VAN:
•
DE BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de Minister van Landsverdediging, wiens burelen gevestigd zijn te 1140 Brussel, Kwartier Koningin Elisabeth, Everestraat 1, hebbende als raadsman mr. C D., advocaat met kantoor te Gent;
•
Het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138, hebbende als raadsman mr. D. W., advocaat met kantoor te Brussel; burgerlijke partijen voor de Onderzoeksrechter,
TEGEN:
1.
B. Tomas, handlanger transport, geboren te Bonheiden op (…), wonende te 9255 Buggenhout, (…), voorheen en thans wonende te 9473 Denderleeuw (Welle), (…), er ambtshalve afgevoerd sinds 30.04.2013;
2.
V. d. P. Joeri, zonder beroep, geboren te Dendermonde op (…), verblijvende te 9200 Dendermonde, (…) en ingeschreven te 2100 Antwerpen, (…) (referentieadres);
3.
H. Mark Albert Ester, bediende, geboren te Wilrijk op (…), wonende te 2640 Mortsel, (…), alwaar hij woonstkeuze gedaan heeft;
4.
V. M. Stijn René Aster Mario, zonder beroep, geboren te Ronse op (…), wonende te 9600 Ronse, (…), alwaar hij woonstkeuze gedaan heeft;
5.
P. Gert Piet, militair, geboren te Gent op (…) wonende te 3970 Leopoldsburg, (…)
.6.
V. I. Joost, zonder beroep, geboren te Dendermonde op (…), wonende te 9400. Ninove, (…), voorheen 'en thans wonende te 9450 Haaltert (Denderhoutem), (…);
7.
H. Karel Alexander, militair, geboren te Genk op (…), wonende te 3500 Hasselt, (…);
8
S. Stefan, Militair, geboren te Beringen op (…) wonende te 3970 Leopoldsburg, (…);
9.
D. B. Noël Edith François, arbeider, geboren te Wilrijk op (…); wonende te. 9150 Kruibeke, (…):
10.
R. Robin Herwig .Renilda, arbeider, geboren te Lommel op (…), wonende te 9220 Hamrne, (…);
11.
V. M. Stan Paul Ivan, kartonbewerker, geboren te Kortrijk op (…), wonende te 8790 Waregem, (…), voorheen en thans wonende te 8790 Waregem, (…);
12.
(…)
13.
B. Tom, veiligheidsagent, geboren te Vilvoorde op (…), wonende te 9255 Buggenhout, (…) voorheen en thans wonende te 9140 Temse, (….);
14.
M. Chris Christiane Leo. Francis, arbeider, geboren te Merksem op (…), wonende te 2170 Antwerpen, (…), voorheen en thans wonende te 2160 Wommelgem, (…); .
15.
(…)
16.
(…)
17.
P. Rudiger, Edmond Joseph, vertegenwoordiger, geboren. te Mechelen op (…), wonende te 2580 Putte, (…);
18.
D. H. Geert Jozef Maria, zelfstandige, geboren te Duffel op (…), wonende te 2580 Putte, (…), alwaar hij woonstkeuze heeft gedaan, thans Wonende te 2580 Putte, (…);
19.
E. Johan Franciscus Constantia, gepensioneerde, geboren te Lier op (…),.wonende te 2500 Lier, (…), welke woonstkeuze gedaan heeft te 2540 Hove, (…);
20.
(…)
21.
M. Henk, lasser, geboren te Geel op (…), wonende te 2260 Westerlo, (…)
2
en heeft het gerief in de wagen gelegd. ..." H. Karel verklaarde in het strafdossier (op 21 september 2006): "B. had van Peter G. vernomen dat daar een loods was met legermateriaal; ... op een gegeven moment ben ik dan samen met B. en V. M. naar die loods gereden. lk heb één of twee dozen wapenolie meegenomen en V. M. heeft twee lopen en een aantal laders voor Engels F. geweren meegenomen." V.d. P. Joeri stelt in zijn ter terechtzitting van 23 januari 2012 neergelegde verklaring: "NIET SCHULDIG WANT deze poort werd voor mijn ogen door de eigenaars open gedaan met de bedoeling dat er mocht gekozen en genomen worden met medeweten van de eigenaar. Ik heb nooit in de hoedanigheid geweest te weten dat dit effectief een diefstal betrof" Dat er geenszins sprake was van een akkoord van de eigenaar, blijkt uit de bovengeciteerde verklaring van Peter G.: "Ik heb B. er op gewezen dat dit niet de bedoeling was... B. heeft dit argument naast zich gelegd en heeft het gerief in de wagen gelegd..." De specifieke betwisting zoals deze gevoerd wordt door Joeri V.D. P. kan dus niet weerhouden worden. Op basis van wat voorafgaat acht de rechtbank de feiten omschreven onder tenlastelegging I.E afdoende bewezen in hoofde van B. Tomas, V.d. P. Joeri, V. M. Stijn en H. Karel.
Tenlastelegging I.F in de zaak gekend onder I lastens B. Tomas Op de terechtzitting van 23 januari 2012 verklaarde B. Tomas (en hernam dit op de terechtzitting van 9 oktober 2013), bijgestaan door zijn raadsman, uitdrukkelijk alle aanklachten - uitgezonderd 'terrorisme' - te bekennen en desbetreffend werd geen verweer gevoerd, zodat de feiten omschreven onder tenlastelegging I.F afdoende bewezen zijn in hoofde van B. Tomas.
Tenlastelegging I.L in de zaak gekend onder I lastens P. Rudiger Uit de gegevens van het strafdossier blijkt onvoldoende dat P. Rudiger op de hoogte was van de wederrechtelijke herkomst van de FAL-Laders, zodat hij desbetreffend wordt vrijgesproken.
Tenlastelegging I.M (a) 1 in de zaak gekend onder I lastens B. Tomas Deze tenlastelegging betreft het met voorbedachte rade opzettelijk. toebrengen van slagen of verwondingen die een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hadden, aan M. Chris én-geldt lastens B. Tomas.
3
Martine V. D. V. verklaarde in het strafdossier ‘Toen kwam Tomas de voortent in en begon Kris te stampen en te slagen”. Linsey D. W. verklaarde in het strafdossier: "Voor ik het wist is Tomas de voortent binnengelopen en is op Chris beginnen slaan. Chris M. zelf verklaarde in het strafdossier "... toen plots Tomas de tent binnen kwam. Ik hoorde iets en draaide mij om. Ik kreeg meteen een slag tegen mijn hoofd waardoor ik meteen tegen de grond viel.," De in het kader van het onderzoek aangestelde deskundige kwam tot de conclusie dat M. Chris ten gevolge van deze feiten een tijdelijke invaliditeit kende van 30 % van 25 juli 2004 tot en met 27 juli 2004, met consolidatie op 28 juli 2004. Op de terechtzitting Van 23 januari 2012 verklaarde B. Tomas (en hernam dit op de terechtzitting van 9 oktober 2013), bijgestaan door zijn raadsman, uitdrukkelijk alle aanklachten - uitgezonderd 'terrorisme - te bekennen en desbetreffend werd geen verweer gevoerd, zodat de ten laste gelegde feiten zoals omschreven onder tenlastelegging afdoende bewezen zijn.
Tenlastelegging I.M (a) 2 in de zaak gekend onder I lastens V.d. P. Joeri Deze tenlastelegging betreft het met voorbedachte rade opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen die een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hadden, aan Frederick C., en geldt lastens V.d. P. Joeri. Frederick C. verklaarde in het Strafdossier (op 25 juli 2004): "Voor ik het wist is Joeri op mij beginnen slagen. Ik ben op de grond gevallen en Joeri is op mij blijven slagen. Joeri maakte bij de slagen gebruik van boksijzers en lederen handschoenen." In zijn nota getiteld "Verklaring van Joeri V.d. P. — voorgelegd op de zitting van de Rechtbank Van Eerste Aanleg te Dendermonde — op 23.01.2012 met betrekking tot het .B.-dossier" acht V.d. P. Joeri zichzelf schuldig aan dit hem ten laste gelegde feit. Gelet op wat voorafgaat acht de rechtbank het aan V.d. P. Joeri laste gelegde feit zoals omschreven onder tenlastelegging I.M.(a).2 afdoende bewezen.
Tenlastelegging I.M (b) in de zaak gekend onder I lastens B. Tomas Deze tenlastelegging geldt lastens B. Tomas en betreft het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen aan Ugur I. en Aydin S., met de omstandigheid dat één van de drijfveren bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst. 4
Dat B. Tomas zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen aan Ugur I. en Aydin S. blijkt uit de gegevens van het strafdossier (kaft 24 — pv.nr. DE.43.L1.000650/2008 d.d. 30 januari 2008). De rechtbank verwijst naar volgende verklaringen : Veli O. : "Ik en Aydin verlieten de herberg langs achteren. ... Ik zag toen dat er een vechtpartij was tussen UGUR en een Belg. ... UGUR werd op de grond geduwd. ... Ik heb gezien dat er een persoon op de neus van AYDIN sloeg...." -
Aydin S.: "Ik zag op dat ogenblik dat de aangeduide persoon een vuistslag gaf naar het aangezicht van Ugar Ugar waggelde achteruit en ik sprong over het poortje. De aangeduide jongeman gaf me een slag op .mijn neus. Ik heb niet teruggeslagen. Ik heb niet teruggeslagen..."
-
Ugur I.: "De jongeman zegde tegen mij dat we onze drank moesten uitdrinken en onmiddellijk vertrekken ofwel moest ik met hem vechten. lk zegde meermaals dat ik er kwam om iets te drinken en dat ik niet wilde vechten. ... De jongeman die me vroeg om te vechten en op dat moment alleen achter mij stond gaf me een vuistslag die op mijn linkeroog terechtkwam. Door deze slag viel ik op de grond. Toen ik poogde op te staan kreeg ik nog een vuistslag op mijn linkerkaak. Op dat moment hoorde ik een meisje de naam Thomas roepen naar de jongeman die.me geslagen had..."
Een zekere Paul K. maakt melding van "racistische opmerkingen", namelijk: "Binnen in de herberg waren er racistische opmerkingen geuit tegen één vreemdeling..." Op de terechtzitting van .23 januari 2012 verklaarde B. Tomas (en hernam dit op de terechtzitting van 9 .oktober 2013), bijgestaan door zijn raadsman, uitdrukkelijk alle aanklachten - uitgezonderd 'terrorisme' - te bekennen, zodat de ten laste gelegde feiten zoals omschreven onder tenlastelegging I.M.(b) afdoende bewezen zijn.
Tenlastelegging I.V.12 Tenlastelegging I.V.12 lastens M. Henk betreft het voorhanden hebben gehad zonder vergunning, verleend door de gouverneur van de provincie van zijn woonplaats, van oorlogswapens, losse onderdelen of hulpstukken die aangebracht op het vuurwapen tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordt ondergebracht tussen 1 januari 2006 en 8 september 2006: Een machinepistool IMI type UZI, cal 9mm Onder verwijzing naar de 'uitgangspunten amnestie', als hierboven vermeld, wordt deze beklaagde desbetreffend vrijgesproken.
Tenlasteleggingen II B.14 a en b Onder verwijzing naar de 'uitgangspunten amnestie', als hierboven vermeld, wordt deze beklaagde desbetreffend vrijgesproken.
5
Tenlastelegging 11.G.9 a, b en c Onder verwijzing naar de 'uitgangspunten amnestie', als hierboven vermeld, wordt deze beklaagde desbetreffend vrijgesproken.
Tenlastelegging II.I.1 in de zaak gekend onder I lastens V.d. P. Joeri en H. Mark en tenlastelegging II.I.2 in de zaak gekend onder I lastens H. Mark Tenlastelegging II.I betreft het in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek te hebben aangezet tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen, in casu tegen de Joodse gemeenschap en haar leden, evenals tegen andere gemeenschappen en hun leden, door publicatie of opname van artikelen in het tijdschrift Bloed, Bodem, Eer en Trouw of op de B-website Tenlastelegging II.I.1 betreft 26 passages uit publicaties in B- tijdschriften, en geldt : lastens V.d. P. Joeri voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2005 lastens H. Mark voor de periode tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006 Tenlastelegging II.1.2 betreft 41 passages, teksten, ... via internet (website, Bblogspot) en geldt lastens H. Mark voor de periode tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006, I. De constitutieve bestanddelen van het misdrijf A. Materiële bestanddelen Het misdrijf bevat volgende materiële constitutieve bestanddelen : 1.
één van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden
De in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden zijn de volgende:. -
-
-
2.
in openbare bijeenkomsten of plaatsen in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden aanzetten tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld 6
De term "aanzetten tot" geeft op zich aan dat de strafbaar gestelde handelingen verder gaan dan louter informatie, ideeën of kritiek. De gebruikelijke betekenis van het werkwoord "aanzetten tot" is "aansporen om iets te doen", "opzetten, aanstoken". Er kan slechts sprake zijn van aanzetten indien de uitlatingen of geschriften aanmoedigen of aansporen tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld. (zie Arbitragehof, 6 oktober 2004) De begrippen "discriminatie" en "segregatie" zijn voldoende nauwkeurig, duidelijk en voorspelbaar en dus verenigbaar met het strafrechtelijke wettigheidsbeginsel. (zie Grondwettelijk Hof nr. 40/2009 van 11 maart 2009) En de woorden "haat" en "geweld" zijn zodanig ingeburgerd dat iedereen redelijkerwijze weet welke uitlatingen en geschriften, prenten of zinnebeelden die hij verspreidt, binnen het toepassingsgebied van de strafwet vallen. 3.
jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan
4.
wegens het ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen;
B. Moreel element Er moet sprake zijn van een bijzonder opzet in de wil tot het aanzetten tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld. Cfr. Arbitragehof, 6 oktober 2004 : "Uit de parlementaire voorbereiding blijkt ten slotte dat het om een opzettelijk misdrijf gaat. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat er sprake moet zijn van bijzonder opzet. Wegens de draagwijdte die moet worden gegeven aan de termen aanzetten, discriminatie, haat en geweld; mag het niet gaan om een misdrijf waarvan het bestaan zou worden aangenomen vanaf het ogenblik dat de materiële elementen ervan aanwezig zijn. Integendeel, om te kunnen spreken van een misdrijf dient het specifieke morele element dat vervat is in de termen zelf die in de wet worden gehanteerd, te zijn aangetoond. Door de vereiste dat er sprake moet zijn van een bijzondere wil aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld, wordt uitgesloten dat, indien geen sprake is van zulk een aanzetten, het verspreiden van pamfletten strafbaar zou kunnen worden gesteld (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-12/15, p. 126); hetzelfde moet gelden voor grappen, spottende uitlatingen, meningen en elke uiting die, bij gebrek aan het vereiste bijzondere opzet, behoort tot de vrijheid van meningsuiting." Dit werd volledig hernomen in het arrest van het Grondwettelijk Hof van 12 februari 2009. Uit deze arresten blijkt dat "het aanzetten tot" het bijzonder opzet impliceert ("... een bijzondere wil aan te zetten tot...").
7
Op die wijze wordt een onderscheid gemaakt -met "grappen, spottende uitlatingen,. meningen..." die - bij gebreke aan de bijzondere wil 'om aan te zetten tot ...' - behoren tot de vrijheid van meningsuiting.Zie ook : Gent, 3 februari 2009, R.VV., 2009-2010, p. 453: De Antiracismewet voorziet niet in bestraffing voor racistische beledigingen op zich. Een loutere belediging tegen een persoon wegens diens ras, is niet strafbaar in het kader van de Antiracismewet. Opdat de Antiracismewet van toepassing zou zijn, moet niet enkel het strafbaar feit zelf bewezen worden (materieel element van het misdrijf), maar moet bovendien de opzettelijke wil bewezen worden om aan te zetten tot een reactie (moreel element van het misdrijf), ongeacht of deze reactie plaatsgrijpt of niet. (cfr. Gent, 3 februari 2009, RW 2009-10, afl. 11, 453) Er is dus bijzonder opzet wanneer wetens en willens wordt aangezet tot discriminatie, segregatie, haat of geweld.
II. TOETSING AAN DE VOORLIGGENDE FEITEN 1, Publicaties via tijdschrift, website, blogspot. De passages 1 tot en met 26 vermeld onder tenlastelegging II.I.1 betreffen publicaties in het tijdschrift B. De teksten 1 tot en met 5 vermeld onder tenlastelegging II.I.2 betreffen mededelingen op de B_blogspot. De teksten 6 tot en met 41 vermeld onder dezelfde tenlastelegging II.I.2. betreffen website-publicaties. De publicaties in het tijdschrift vallen zonder meer onder (minstens) één van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden, namelijk door geschriften ... die verspreid of verkocht worden. Zo verklaarde V.d. P. Joeri dat een jaar na de oprichting van B. het idee ontstond om ook een-tijdschrift uit te geven om de ideologie van het nazisme te verkondigen. De bedoeling was om het te verspreiden onder mensen met hetzelfde idee. De boekjes werden te koop aangeboden op privéfuiven... (kaft 11, P.V.nr. 108497/2006). Ook de teksten vermeld op de B-blogspot of op de website vallen onder (minstens) één van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden, namelijk 'verspreid.., openlijk tentoongesteld".
(Cfr. Corr. Brussel 22 december 1999 AM 2000, 134 : Het verspreiden via zogenaamde 'newsgroups' op het internet van racistische boodschappen is strafbaar o.g.v. art. 1 Wet Racisme en Xenofobie ingegeven daden. De 'newsgroups' of discussieplatforms die geen openbare plaatsen zijn maar toegankelijk zijn voor een zeker aantal personen, voldoen aan de voorwaarde van openbaarheid zoals gesteld door de wet.)
2. Teksten/publicaties die voldoen aan de constitutieve bestanddelen 8
Volgende teksten (Waarbij de hierna vermelde nummers verwijzen naar de nummering weergegeven in de in de dagvaarding omschreven tenlasteleggingen) dienen te worden. aanzien als 'aanzetten tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan, 'wegens het ras, de huidskleur; de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen'.
a. Onder tenlastelegging II.I.1 : De rechtbank is van oordeel dat volgende teksten/publicaties vermeld onder tenlastelegging II.I.1 'aanzetten tot' : -
discriminatie : 7, 8, 11, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 24
-
rassenscheiding : 1, 2 (mede gelet op de titel van het artikel 'Islam: Vriend of vijand), 6, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 21, 23, 25
-
haat of geweld : 2 (mede gelet op de titel van het artikel 'Islam: Vriend of vijand), 3, 4, 5, 10, 12, 17, 18, 19, 20, 22, 24, 25 en 26 (gelet op speerpunt in combinatie met de tekst)
jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan wegens het ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen.
b. Onder tenlastelegging II.I.2 : Volgende teksten/passages vermeld onder tenlastelegging II.I.2 vormen 'aanzetten tot' : discriminatie : 9, 11, 13, 16, 25, 40 -
rassenscheiding : 1, 3, 4, 11, 12, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 31, 34, 36, 40, 41
-
tot haat of geweld : 2, 6, 7 (gelet op speerpunt in combinatie met de tekst), 8, 11, 12, 16, 26, 28, 29, 30, 32, 33, 35, 36, 38, 39 (gelet op het gebruik van de term "onze allerbekende vijand')
jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan wegens het ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen.
3. Teksten/publicaties die niet voldoen aan de constitutieve bestanddelen De hierna vermelde passages voldoen wegens afwezigheid - minstens wegens de onvoldoende duidelijke aanwezigheid - van het bijzonder opzet om 'aan te zetten 9
tot...', niet aan de hierboven uiteengezette constitutieve bestanddelen van het kwestieuze misdrijf. Daarbij merkt de rechtbank op dat tal van de hierna vermelde passages met zekerheid racistische beledigingen bevatten, maar "het aanzetten tot..." blijkt onvoldoende duidelijk. De rechtbank verwijst hier - ter illustratie - andermaal naar het arrest van Hof van Beroep te Gent van 3 februari 2009: De Antiracismewet voorziet niet in bestraffing voor racistische beledigingen op zich. Een loutere belediging tegen een persoon wegens diens ras, is niet strafbaar in het kader van de antiracismewet. Opdat de Antiracismewet van toepassing zou zijn, moet niet enkel het feit zelf bewezen worden, maar moet bovendien de opzettelijke wil bewezen worden om aan te zetten tot een reactie. -
tekst 5, onder tenlastelegging II.I.2 : Deze tekst lijkt een eerder fantastische uiteenzetting die geen specifieke groep, gemeenschap of leden ervan aanduidt. Mogelijks had de auteur bij de redactie groepen/gemeenschappen in het achterhoofd, maar heeft hij ervoor geopteerd om één en ander eerder als fantastisch voor te stellen. tekst 10 onder tenlastelegging II.I.2 : Deze tekst geeft 'een visie' van de auteur weer. Het 'aanzetten tot...' blijkt onvoldoende uit deze passage. tekst 37 onder tenlastelegging II.I.2: Deze tekst geeft louter 'een visie' weer van de auteur over het Jodendom, waarin hij het Jodendom er van beschuldigt een "ûbermensch-religie" te zijn. Hetgeen de auteur schrijft kan onjuist zijn, en bijgevolg kwetsend voor 'het Jodendom', maar deze tekst komt niet of onvoldoende neer op "aanzetten tot...". De lezer van dergelijk artikel kan het eens of oneens zijn met de inhoud, maar wordt niet aangespoord tot...
III.
TOEREKENING AAN JOERI V.D. P. en Mark H.
De 26 teksten/publicaties vermeld onder tenlastelegging II.I.1 zijn toerekenbaar aan V.d. P. Joeri en H. Mark. Uit het strafdossier blijkt immers dat voornamelijk H. Mark instond voor de redactie, de samenstelling en de publicatie van het B-tijdschrift (cfr. kaft 23, subkaft 59 p. 4). Hij publiceerde onder meer onder de pseudoniemen 'Hendrik Potgieter', 'Paul Kruger', `Goldenberg' en 'Goldstein'. V.d. P. Joeri stond H. Mark vaak bij, schreef zelf ook regelmatig artikels en vertaalde artikels zodat ze konden worden gepubliceerd. (zie kaft 11 P.V. nr. 108497/2006 d.d. 21 september 2006). En de teksten/publicaties vermeld onder tenlastelegging II.I.2 — uitgezonderd de teksten onder de nummers 5, 10 en 37 — zijn toerekenbaar aan H. Mark. H. Mark was verantwoordelijk voor de website (zie kaft 17 P.V.nr. 003610/2007 d.d. 23 april 2007).
10
De verdediging van H. Mark erkende ter terechtzitting van 23 januari 2012 dat hij inderdaad verantwoordelijk was voor het tijdschrift 'B;'. In conclusies namens H. Mark neergelegd ter terechtzitting van 23 januari 2012 werd gesteld: "Voor wat het tijdschrift B betreft, beseft concluant maar al te goed dat hij inbreuken pleegde op de antiracismewet.... De publicaties in het B tijdschrift vallen onder artikel 20, wegens aanzetten tot discriminatie of haat jegens een bepaalde persoon of een bepaalde groep of gemeenschap." V.d. P. Joeri verklaarde in zijn ter terechtzitting van 23 januari 2012 neergelegde nota : "We hadden ook een magazine, B, dat na een paar uitgaven onder H. zijn verantwoordelijkheid genomen werd." Op pag. 20 van zijn 'Verklaring' erkende V.d. P. Joeri trouwens schuldig te.zijn aan de feiten onder tenlastelegging II.I.1. Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank de onder de tenlasteleggingen II,I1 lastens V.d. P. Joeri en H. Mark afdoende bewezen en acht de rechtbank de feiten omschreven onder de tenlasteleggingen II.I.2 lastens H. Mark afdoende bewezen, uitgezonderd de teksten in de dagvaarding genummerd als (5), (10) en (37), waaromtrent hij wordt vrijgesproken.
Tenlastelegging Il.J.1 in de zaak gekend onder 1 lastens V.d. P. Joeri en H. Mark en tenlastelegging II.J.2 in de zaak gekend onder I lastens H. Mark Tenlastelegging II.J betreft het in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek te hebben aangezet tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon wegens een zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst of zijn nationale of etnische afstamming, door publicatie of opname van teksten in het tijdschrift B. of op de website. Tenlastelegging II.J.1. geldt lastens V.d. P. Joeri (voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2005) en Marc H. (voor de periode tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006). Tenlastelegging II.J.2 geldt lastens H. Mark, voor de periode tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006. • DE CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN De constitutieve bestanddelen 'zijn dezelfde als deze ontleed onder tenlastelegging II.I, evenwel met dien verstande : dat de aanzet tot rassenscheiding niet van toepassing is dat de feiten niet gericht zijn op "een groep, een gemeenschap of leden ervan", maar wel op "een persoon". • TENLASTELEGGING II.J.1 De in de dagvaarding geciteerde passage uit het artikel is mogelijks beledigend voor de persoon (Louis Davids) die daarin vernoemd wordt. 11
Die tekst kan echter niet aanzien worden als een aanzetten tot discriminatie, haat of geweld. V.d. P. Joeri en H. Mark dienen voor deze tenlastelegging te worden vrijgesproken. • TENLASTELEGGING II.J.2 De tekst die het voorwerp van deze tenlastelegging uitmaakt, promoot op zeer uitgesproken en verwerpelijke wijze rassenscheiding of segregatie. In tegenstelling tot het misdrijf zoals omschreven onder tenlastelegging II.I. (jegens een groep of gemeenschap) voorziet het misdrijf zoals omschreven onder onderhavige tenlastelegging (jegens een persoon) niet in het aanzetten tot rassenscheiding. De in de tekst vermelde personen Aagje V. W. en Sandrine V. H. worden door de auteur aangehaald als voorbeelden in zijn (verwerpelijke) theorie over rassenscheiding, doch het aanzetten tot rassenscheiding is geen bestanddeel van het ten laste gelegde misdrijf. Daarnaast stelt zich de vraag of dit artikel "aanzet tot" discriminatie van Aagje V. W. of Sandrine V. H., beiden genoemd in het artikel. De rechtbank is van oordeel dat het artikel zwaar racistisch beledigend is ten opzichte van voormelde personen, maar dat het niet aanzet tot discriminatie, haat of geweld. De rechtbank refereert opnieuw naar het arrest van het Hof van Beroep te Gent d.d. 3 februari 2009 (R.W, 1009-2010, 453): De Antiracismewet voorziet niet in bestraffing voor racistische beledigingen op zich. Een loutere belediging tegen een persoon wegens diens ras, is niet strafbaar in het kader van de antiracismewet. Marc H. dient voor deze tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Tenlastelegging II.K in de zaak gekend onder I lastens B. Tomas, V.d. P. Joeri, H. Mark, V. M. Stijn, P. Gert, V. I. Joost H. Karel, S. Stefan, D. B. Noël, R. Robin, V. M. Stan, B. Tom en M.Chris Deze tenlastelegging betreft het behoord te hebben tot een groep of een vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt in de omstandigheden genoemd in artikel 444 SW, dan wel aan zodanige groep of vereniging zijn medewerking te hebben verleend. Zij wordt geformuleerd lastens : -
Thomas B.: tussen 1 januari 2000 en 8 september 2006 Joeri V.D. P.: tussen 1 januari 2000 en 31 december 2005 Marc H.: tussen 1 januari 2000 én 8 september 2006 Stijn V. M.: tussen 1 januari 2000 en 8 september 2006 Gert P.: tussen 1 januari 2003 en 8 september 2006 Joost V. I.: tussen 1 januari 2003 en 8 september 2006 Karel H.: tussen 1 januari 2003 en 8 september 2006 Stefan S.: tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006 Noël D. B.: tussen 1 januari 2002 en 31 december 2005 Robin R.: tussen 7 oktober 2001 en 31 december 2005 12
-
Stan V. M.: tussen 1 januari 2000 en 8 januari 2004 Tom B.: tussen 2 december 2000 en 31 december 2005 Chris M.: tussen 2 augustus 2000 en 8 januari 2004
Met betrekking tot de toepassing van artikel 22 van de Antiracismewet heeft het Grondwettelijk Hof in haar arrest (rechtdoende op een beroep tot vernietiging) van 12 februari 2009 (B.S., 12 maart 2009) geoordeeld dat de groep of Vereniging waartoe een persoon behoort of waaraan hij zijn medewerking verleent, zelf strafbaar moet zijn wegens het aanzetten tot discriminatie of segregatie op een van de in de Antiracismewet vermelde gronden, opdat die persoon op grond van artikel 22 strafbaar kan worden gesteld. Deze stelling van het Grondwettelijk Hof betreft geen obiter dictum, maar betreft een antwoord op een specifiek ingeroepen vernietigingsgrond - zie het arrest : "B.88.1. In hét tiende onderdeel van het elfde middel merken de verzoekende partijen op dat het niet eens een voorwaarde is dat de vereniging zich zelf bezondigt aan strafbaar gedrag, waardoor de strafbare leden of medewerkers zouden worden gediscrimineerd ten aanzien van de vereniging waarvan zij lid zijn of waaraan zij hun medewerking verlenen." met als antwoord van het Grondwettelijk Hof hierop: B.88.2. Zoals hiervoor is uiteengezet, moet de groep of vereniging waartoe een persoon behoort of waaraan hij zijn medewerking verleent, zelf strafbaar zijn wegens het aanzetten tot discriminatie of segregatie op een van de in de Antiracismewet vermelde gronden, opdat die persoon op grond van de bestreden bepaling strafbaar kan worden gesteld." De verzoekende partijen leggen dus expliciet aan het Grondwettelijk Hof voor dat voor de toepassing van artikel 22 het blijkbaar geen voorwaarde is dat de vereniging zich zelf bezondigt aan strafbaar gedrag. En het. Grondwettelijk Hof antwoordt daar expliciet op dat de groep of vereniging wel zelf strafbaar moet zijn. Wat het gezag van de arresten van het Grondwettelijk Hof betreft, verwijst de rechtbank onder andere naar artikel 9 § 2 van de Bijzondere Wet op het Grondwettelijk Hof van 6 januari 1989,- dat—stelt dat dé door het Grondwettelijk Hof gewezen arresten waarbij beroepen tot vernietiging verworpen zijn; bindend zijn voor de rechtscolleges wat de door die arresten beslechte rechtspunten betreft. In casu betreft het arrest van 12 februari 2009 een arrest waarbij het beroep tot vernietiging verworpen werd. De bovenvermelde beoordeling in dit, arrest met betrekking artikel 22 van de Antiracismewet betreft echter 'een door het arrest beslecht rechtspunt'. Immers: de verzoekende partijen legden (in het 10° onderdeel van haar 11° middel) expliciet aan het Grondwettelijk Hof voor dat voor de toepassing van artikel 22 het blijkbaar geen voorwaarde is dat de vereniging zich zelf bezondigt aan strafbaar gedrag en het Grondwettelijk Hof antwoordde hierop expliciet dat de groep of vereniging wél zelf strafbaar moet zijn.
13
Deze beoordeling betreft dus een 'door het arrest beslecht rechtspunt', en is bij toepassing van artikel 9 § 2 van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 bindend voor de rechtscolleges. (zie oók : MOERENHOUT, R., 'Art. 9 Bijz. W, 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof', in Artikelgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, II, Grondwettelijk Hof, p. 48 : De uitdrukking 'beslechte rechtspunten' verwijst onvermijdelijk naar de motivering van de arresten„ met name naar de motieven waarop de beschikking. houdende verwerping gegrond is en die er onverbrekelijk mee verbonden zijn. Het gezag van gewijsde kleeft dus niet alleen aan het beschikkende gedeelte van het arrest, doch ook aan de niet van. het dictum af te scheiden rechtsoverwegingen van het Hof.) Het Grondwettelijk Hof geeft dus uitdrukkelijk aan dat de groep of vereniging waaraan medewerking wordt verleend zelf daadwerkelijk strafrechtelijk vervolgd moet kunnen worden en strafbaar moet kunnen zijn, opdat zulks eveneens geldt voor personen die 'medewerking verlenen' aan de groep of vereniging. Feitelijke groepen en verenigingen komen in die hypothese niet langer in aanmerking voor de kwalificatie 'groep' of 'vereniging' in de zin van het artikel. (zie ook VRIELINCK, J,, Van haat gesproken ?, Maklu, Antwerpen, 2010, p. 258) Aangezien er in casu enkel sprake kan zijn van een feitelijke groep of een feitelijke vereniging, kunnen - bij toepassing van de interpretatie zoals deze door het Grondwettelijk Hof wordt voorgehouden - de onderscheiden beklaagden niet strafbaar worden gesteld wegens deelneming aan of behoren tot een dergelijke groep. De onderscheiden beklaagden dienen bijgevolg - om juridisch-technische redenen - te worden vrijgesproken van de hen ten laste gelegde feiten omschreven onder tenlastelegging II.K.
Tenlastelegging II.L.1 en II.L.2 in de zaak gekend onder I lastens V.d. P. Joeri en H. Mark en tenlastelegging II.L.3 in de zaak gekend onder I lastens H. Mark Deze tenlastelegging betreft het onder één van de omstandigheden bepaald bij artikel 444 van het Strafwetboek de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, te hebben ontkend, schromelijk te hebben geminimaliseerd, te hebben gepoogd te rechtvaardigen of te hebben goedgekeurd : Tenlastelegging II.L.1 betreft het verspreiden en te koop aanbieden van International Historie Films, en geldt lastens: V.d. P. Joeri tussen 1 januari 2001 en 31 december 2005 H. Mark tussen 1 januari 2001 en 8 september 2006 Tenlastelegging II.L..2 betreft de publicatie of opname van 5 fragmenten tekst in het tijdschrift B. of op de B-website of blogspot, en geldt lastens: V.d. P. Joeri tussen 1 januari 2002 en 31 december 2005 H. Mark tussen 1 januari 2002 en 8 september 2006
14
Tenlastelegging II.L.3 betreft de publicatie of opname van 12 fragmenten tekst in het tijdschrift B. of op de B-website of blogspot door H. Mark. • DE TOEPASSELIJKE WETGEVING EN DE DRAAGWIJDTE ERVAN a. Artikel van de Wet van 23 Maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd (B.S., 30 maart 1995, err, B.S.; 22 april 1995). bepaalt: "Met gevangenisstraf ... en met geldboete ...wordt gestraft, hij die onder één der omstandigheden bepaald bij artikel 444 van het Strafwetboek, de genocide die tijdens de tweede 'wereldoorlog door het Duitse nationaal- socialistische regime is gepleegd, ontkent, schromelijk minimaliseert, poogt te rechtvaardigen of goedkeurt. Voor de toepassing van het vorige lid, dient de term genocide te worden begrepen in de zin van artikel 2 van het Internationaal Verdrag van 9 december 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide...". Artikel 2 van het Internationaal Verdrag van 9 december 1948- inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide omschrijft de term "genocide" als volgt : "één van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen: (a) het doden van leden ven de groep; (b) het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; (c) het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; (d) het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen; (e) het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
b. De toevoeging van het adjectief "schromelijk" aan de term "minimaliseren" in de negationismewet dient om de eventuele goede trouw van de negationist uit te sluiten, waarbij het "schromelijk minimaliseren" meestal betrekking zal hebben op het aantal slachtoffers. Hierbij dient de Holocaust op een dergelijke wijze te worden voorgesteld dat deze als 'marginaal' of 'onbeduidend' wordt afgedaan. Aan de vrijheid van de wetenschap heeft men niet willen raken, zodat enkel het minimaliseren op zeer verregaande en grove, beledigende wijze wordt beoogd. Niet alle uitingen die (mogelijk) kwetsend zijn voor de Joodse gemeenschap vallen onder het toepassingsgebied van de negationismewet. Voor de toepassing van de negationismewet moet een bijzonder opzet worden aangetoond. Er is enkel sprake van bijzonder opzet wanneer de handelingen wetens en willens worden gesteld met een kwaadwillige, beledigende intentie om een democratie.-.vijandig gezinde ideologie in ere te willen herstellen.
15
(zie ook Corr. Dendermonde (19e k.) nr. 1106, 3 april 2007, R.W., 2007-08, afl. 27, 1120) • TOETSING AAN DE VOORLIGGENDE FEITEN Hierna zal de rechtbank één en ander toetsen aan de onderscheiden ten laste gelegde elementen, teksten, publicaties, ... a.
Tenlastelegging II.L,1
Los van de inhoud van de te koop aangeboden/te verspreiden films "The other Israël" en "Holocaust Revisionism For Beginners", is er de vermelding dat dit 'een degelijke inleiding betreft tot de these dat er geen 6 miljoen stierven". Dergelijke mededeling komt duidelijk neer op een schromelijke minimalisering.
b.
Tenlastelegging II.L..2
Tekst 1 is duidelijk een goedkeuring van de genocide en een poging om deze te rechtvaardigen: "Hitler is derhalve degene die in de wereldgeschiedenis het meeste voor de blanken heeft gedaan, en feitelijk voor de gehele mensheid heeft gedaan, door zijn kordate optreden tegen de joden. 12 jaar Nationalsozialismus is helaas erg kort om 1700 jaar joodse indoctrinatie ongedaan te maken, dus het karwei kon maar moeilijk op gang komen...." Tekst 2 is duidelijk een ontkenning: "Dus... wat ze ons wijs trachten te maken, hield gewoon geen steek... De wetenschap gaat enkel vooruit als ze kan aantonen dat mensen blindelings geloven in iets dat er niet is. En dit kan dan de duivel, of zelfs de gaskamers zijn..." [onderlijning en vet door de rechtbank] Tekst 3: De suggestie om het Auschwitz-concentratiekamp voor te stellen als kinderspeelgoed (een lego-doos) komt duidelijk neer op een schromelijke minimalisering. Tekst 4: De rechtbank aanziet deze passage niet als strafbaar onder de genocidewet. Essentieel in deze passage is het woord "verkeerdelijk", in "een nog grotere genocide dan waar ze Adolf Hitler verkeerdelijk van beschuldigen". Indien het woord "verkeerdelijk" zou slaan op de grootte van de genocide, zou dit uiteraard neerkomen op een minimalisering ervan. Maar de passage kan ook worden geïnterpreteerd als een erkenning van een grote genocide, waarvan Adolf Hitler evenwel "verkeerdelijk" wordt beschuldigd. In deze laatste interpretatie ontkent of minimaliseert men niet de genocide op zich, maar ontkent men enkel dat de verantwoordelijkheid ervoor bij Adolf Hitler ligt.
16
Tekst 4 is in ieder geval wel beteugelbaar onder de Antiracismewet (zie hoger met betrekking tot tenlastelegging II.I.1 — tekst 23) In tekst 5 spreekt men over de "Holocaust-mythe" Het woord "mythe" is volgens het 'Van Daele-Woordenboek' : 'een als waar aangenomen verzinsel". Deze tekst komt dus duidelijk neer op de ontkenning van de Holocaust. c. Tenlastelegging II.L.3 De rechtbank aanziet volgende teksten als een ontkenning, schromelijke minimalisering, poging tot rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog. -
Tekst 1: "een ... vermeende volkerenmoord"[onderlijning en vet door de rechtbank], komt neer op een ontkenning.
-
Tekst 3: 'bewoordingen als "de Holle Kous-sprookjes" onwaarschijnlijke verhaaltjes" komen neer op een ontkenning.
-
Tekst 4: de stelling "de hypothese die de Holocaust voorlopig nog steeds is" komt neer op een ontkenning.
-
Tekst 5: "revisionisten .,. kortom mensen die al tientallen jaren de waarheid openbaren..." Eén van de betekenissen van het woord 'revisionisme' is volgens Van Dale Woordenboek 'de ontkenning van de Holocaust'. Wanneer de term revisionisme - zoals in de voorliggende tekst - in verband wordt gebracht met Joden, dan doelt men inderdaad op de ontkenning van de Holocaust. En wanneer men dan stelt dat revisionisten 'al tientallen jaren de waarheid openbaren..;' komt dit neer op een (onder de genocidewet strafbare) ontkenning van de Holocaust.
-
Tekst 7: "Voor het omgekeerde is echter geen bewijs..." Gelet op de inhoud van het artikel bedoelt men met "het omgekeerde" duidelijk de genocide van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
en
"de
Deze passage komt bijgevolg duidelijk neer op een ontkenning, minstens een schromelijke minimalisering van de Holocaust. -
Tekst 8: Het revisionisme — waarmee de ontkenning van de Holocaust bedoeld wordt - wordt uitdrukkelijk gepropageerd, hetgeen een ontkenning inhoudt.
-
Tekst 9: Deze gehele passage houdt een uitdrukkelijke ontkenning van de Holocausten in
-
Tekst 10: "Dat de Holocaust louter dient als een ideologisch wapen ten bate van het zionistisch complot en de Joden een elitair, onaantastbaar statuut
17
verschaft..." De reducering tot "louter ... een ideologisch wapen" komt neer op een ontkenning, minstens een schromelijke minimalisering. -
Tekst 12: "de Holocaust-mythomanie dient rechtstreeks de georchestreerde vernietiging van alle niet-joodse volkeren... het (vermeende) joodse lijden..." Mythomanie is volgens Van Daele Woordenboek een "ziekelijke neiging tot liegen'. Spreken over "de Holocaust-mythomanie" komt dus neer op een duidelijke ontkenning.
Verwijzende naar de bovenstaande principes met betrekking tot de draagwijdte van de genocidewet, aanziet de rechtbank volgende teksten als niet strafbaar onder de genocidewet : -
Tekst 2: Deze tekst kan niet als strafbaar weerhouden worden. In de tekst is zelfs sprake over "de systematische vergassingen van Auschwitz". De rechtbank kan aannemen dat - gelet op de ondertoon - dit artikel sarcastisch bedoeld is, maar een gevoelsmatige sarcastische ondertoon volstaat in deze niet.
-
Tekst 6: de term "vermeende- oorlogsmisdaden van 70 jaar geleden" is te vaag om te worden aanzien als strijdig met de genocidewet. Mogelijks wordt dit impliciet alzo bedoeld, maar in deze tekst is niet expliciet sprake "genocide", "Holocaust", "uitroeiing van Joden", "gaskamer", enz. ... Eventuele impliciete bedoelingen volstaan in deze niet.
-
Tekst 11: is onvoldoende expliciet om als strafbaar te weerhouden.
•
TOEREKENING AAN V.d. P. Joeri en H. Mark
De feiten omschreven onder tenlasteleggingen II.L.1 en II.L.2 (uitgezonderd de niet als strafbaar weerhouden tekst 4) zijn toerekenbaar aan V.d. P. Joeri en H. Mark. En de feiten omschreven onder tenlastelegging II.L.3 (uitgezonderd de niet als strafbaar weerhouden teksten 2, 6 en 11) zijn toerekenbaar aan H. Mark. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uiteenzetting inzake de toerekening onder tenlastelegging II.I., kort samengevat: H. Mark stond in voor de redactie, samenstelling en publicatie van het B-tijdschrift. Hij was tevens verantwoordelijk voor de website. V.d. P. Joeri stond H. Mark bij en schreef zelf regelmatig artikels. Zoals hoger uiteengezet, acht de rechtbank de onder de tenlasteleggingen II.L.2 lastens V.d. P. Joeri en H. Mark afdoende bewezen. Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank de feiten omschreven onder de tenlasteleggingen II.L.2 lastens V.d. P. Joeri en H. Mark afdoende bewezen, uitgezonderd de tekst in de dagvaarding genummerd als (4), waaromtrent zij worden vrijgesproken.
18
Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank de onder de tenlasteleggingen II.L.3 lastens H. Mark afdoende bewezen, uitgezonderd de teksten in de dagvaarding genummerd als (2), (6) en (11) waaromtrent hij wordt vrijgesproken.
19