gemeente Eindhouen
Openbare Orde Br Veiligheid
Raadsnummer XO.Rg50$.OOI Inboeknummer ogbstoapaa Beslisdatum B%W ta januari aoro Dossiernummer ooa rSa
Raadsvoorstel tot het wijzigen uan de Algemene Plaatselijke Verordening 2OIO
Inleiding In uw raad van 1 december 2009 hebt u de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (APV 2010) vastgesteld. De wijzigingen in die verordening hadden betrekking op de uitvoering van het project "Goed Geregeld! 2’ oogst, 1’ seizoen", de verplichte implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) per 28 december 2009 en (redactionele, wetstechnische) actualisering van een aantal bepalingen. In het betreffende raadsvoorstel werd al melding gemaakt van het feit, dat er een aantal beleidsontwikkelingen op stapel stond, die niet in die APV-wijziging verwerkt kon worden. Te denken viel aan de nota Bouwhinder en de regulering van collectieve en incidentele festiviteiten (artikel 4.1.1 en verder). Eveneens is melding gemaakt van het feit, dat de Lex Silencio Positivo (LSP) door de Europese Dienstenrichtlijn in principe verplicht is voor alle vergunningstelsels van de Algemene Plaatselijke Verordening voor dienstverrichters (uitzondering vormen dwingende redenen van algemeen belang). Het vorenstaande was verwerkt in de door uw raad van 1 december 2009 vastgestelde APV 2010. Bij het daarbuiten vallende vergunningstelsel van de APV 2010 is bezien of het toch mogelijk is de LSP in te voeren en dan op basis van de Algemene wet bestuursrecht.
Het coffeeshopbeleid is volop in beweging en nog niet uitgekristalliseerd. In het Horecabeleidsplan zal onder meer aandacht besteed worden aan de sluitingstijden van de horeca en de ontheffing van de sluitingstijden (nachtvergunningenbeleid). Het coffeeshopbeleid en het Horecabeleidsplan hebben momenteel nog geen invloed op de wijziging van de APV bepalingen. Verder is aandacht besteed aan het hinderlijk gebruik van softdrugs en overlast van fi ets of b r o mfi ets.
Daarnaast is een aantal kleinere wijzigingen c.q. aanpassingen gedaan.
Doelstelling Het is van belang dat de APV 2010 een adequaat juridisch instrument blijft voor ons college en de burgemeester om ongewenste gedragingen tegen te gaan of om gedragingen te reguleren. Regelmatige actualisering van dit instrument in geval van
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
gewijzigde omstandigheden en maatschappelijke ontwikkelingen is daarom noodza kelijk.
Voorstel De Algemene Plaatselijke Verordening 2010 in overeenstemming met het ontwerpbesluit wijzigen.
Argumenten A Artikel 1.1.10. Van rechtswege verleende beschikking. Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn is door de invoering van de Lex Silencio Positivo (LSP) de APV aangepast. Voor deze vergunningstelsels heeft de LSP regeling in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen facultatief karakter. Paragraaf 4.1.3.3. van de Awb is op deze vergunningstelsels van toepassing, tenzij expliciet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, omdat "dwingende redenen van algemeen belang" een uitzondering rechtvaardigen (artikel 1.1.10a). Anders is het gesteld met vergunningstelsels die niet onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen. Voor deze vergunningstelsels heeft de LSP regeling in de Awb een facultatief karakter. Dat betekent dat deze regeling in de Awb niet automatisch van toepassing is. De gemeente heeft hierbij volledige beleidsvrijheid. Bij wettelijk voorschrift (zoals een aanpassing van een bepaling in een verordening) zal expliciet paragraaf 4.1.3.3. Awb van toepassing verklaard moeten worden op de procedure tot aanvraag van een beschikking. In artikel 1.1.10 zijn de vergunningstelsels opgenomen waarvoor de LSP is ingevoerd op basis van de Awb.
8 Artikel 2.4.12. Overlast van fiets ofbromfi ets op markt- en kermisterrein e.d. Dit artikel stond al in de APV. Alleen de laatste zinsnede "mits dit verbod kenbaar is
aan de bezoekers van het terrein", is hieraan toegevoegd. Op grond van het RVV 1990 kunnen bepaalde categorieen weggebruikers van bepaalde wegen worden geweerd. De achtergrond daarvan is het verkeersbelang, hetzij de verkeersveiligheid of de vrijheid van het (andere) verkeer. Dat moet op de in het reglement voorgeschreven wijze ter kennis van de weggebruikers worden gebracht. Er kunnen echter andere motieven zijn om bepaalde categorieen weggebruikers te weren. Hier is een verbod opgenomen om de fiets of de bromfiets mee te voeren op terreinen, waar onder meer markt wordt gehouden, als dat marktterrein door het college is aangewezen als een voor fietsen en bromfietsen verboden terrein gedurende die tijd. Het verbod moet wel aan de bezoekers van het terrein worden kenbaar gemaakt.
C Artikel 2.7.4. Hinderlijk gebruik softdrugs. Op verzoek van de politie is het hinderlijke gebruik van softdrugs in de openbare ruimte strafbaar gesteld.
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
Tot voor kort werden de APV-bepalingen met een verbod op druggebruik in het openbaar vooral ingezet met het oog op overlast door harddruggebruik. De laatste tijd wordt ook het gebruik van softdrugs vaker als overlast ervaren, vooral als dit in groepen gebeurt en als onderdeel van ander overlastgevend gedrag. Indien er sprake is van veel overlast van wiet rokende personen dan kan overgegaan worden tot het instellen van een blowverbod. D Arti kei 4. 7.3. Kennisgevingincidentele festiviteiten.
In het nieuwe evenementenbeleid is het locatiebeleid geintroduceerd. Dit locatiebeleid geeft de mogelijkheid binnen de kaders van het algemeen evenementenbeleid per evenementlocatie specifiek beleid vast te stellen. Hiervan wordt met ingang van 2010 ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. Het specifieke beleid heeft met name betrekking op de aard van de evenementen en de intensiteit van het gebruik van de betreffende locatie. Dit locatiebeleid komt tot stand in samenspraak met omwonenden en andere belanghebbenden. Het evenementenbeleid ziet er mede op toe dat er een balans ontstaat en behouden blijft tussen de lusten en de lasten die evenementen met zich brengen. Naast evenementen die mogelijk zijn op basis van een aangevraagde en verstrekte vergunning kunnen inrichtingen op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer collectieve en incidentele festiviteiten organiseren. In de APV wordt geregeld hoeveel van die festiviteiten op jaarbasis maximaal mogen plaatsvinden. Het totaal van de op basis van het evenementen(locatie)beleid toegestane evenementen en het aantal toegestane festiviteiten op grond van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer kan voor een bepaalde locatie tot een ongewenste cumulatie van belasting (overlast) door die festiviteiten leiden. Analoog aan het ingevoerde locatiebeleid was daarom voorgesteld artikel 4.1.3 uit te breiden en meer gedifferentieerd te maken met een tweede lid, waarbij voor inrichtingen binnen een aantal locaties het maximaal aantal toegestane individuele festiviteiten wordt vastgesteld afwijkend van de maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar in het eerste lid. In dit kader heeft uw raad op 1 december 2009 een afwijkend aantal opgenomen voor de horeca-inrichtingen die gelegen zijn aan het Stratumseind en de Oude Stadsgracht. Steeds vaker worden festiviteiten op die locatie georganiseerd in samenwerking met horeca-inrichtingen gelegen aan de Stratumsedijk, met name het gedeelte tussen het Stratumseind en de Bilderdijklaan. Voorgesteld wordt om artikel 4.1.3, tweede lid uit te breiden met de locatie de Stratumsedijk- het gedeelte tussen het Stratumseind en de Bilderdijklaan. In het kader van de functie van het ontwikkelingsgebied Strijp S past het dat er een grote behoefte bestaat om festiviteiten in dat gebied te kunnen organiseren. Daarnaast is het zo dat inrichtingen binnen het gebied Strijp S doorgaans minder
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
gebruik maken van de mogelijkheid tot het houden van collectieve festiviteiten, zoals genoemd in artikel 4.1.2. Voorgesteld wordt om een derde lid aan artikel 4.1.3 toe te voegen waarbij het horeca-, recreatie- en sportinrichtingen binnen het gebied Strijp 5 toegestaan wordt maximaal tien incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden. E
[email protected]. Geluid- en tri lli ngshi nder door bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden.
Na de ervaringen in 2009 met heiwerkzaamheden in het Stadionkwartier zijn in juli 2009 aanbevelingen gedaan door de Commissie binnenstedelijk bouwen over het omgaan met hinder bij realisering van omvangrijke binnenstedelijke bouwplannen. Inmiddels is beleid neergelegd in de Nota bouwhinder, geluid en trillingen. In uw raad van 15 december 2009 hebt u ingestemd met deze nota. De juridische grondslag voor dit beleid is neergelegd in de nieuwe artikelen 4.1.5, 4.1.5a (reeds vastgesteld) en 4.1.5b. Het uitgangspunt is een verbod op ernstige hinder vanwege bouw- en sloopactiviteiten met, als maatregelen om de hinder te beperken niet afdoende mogelijk zijn, de mogelijkheid van een ontheffing. Als aan de vooraf vastgelegde algemene voorschriften is voldaan geldt het verbod niet en ook is er de "lichtere" variant waarbij met een melding kan worden volstaan. Als een ontheffing wordt verleend, wordt tegelijkertijd besloten over een financiele bijdrage van degene die de activiteiten verricht aan een fonds dat wordt ingesteld om daarmee de vanwege de ernstige hinder noodzakelijke nadeelcompensatie te bekostigen. F Artikel 5.1.11. Overlast van fiets ofbromfi ets en artikel 5.1.11a. Fiets- en bromfi ets wrakken.
Het huidige artikel 5.1.11 is enigszins aangepast. In de praktijk wordt regelmatig overlast ondervonden van fietsen en bromfietsen die her en der buiten de daartoe bestemde fietsenstallingen worden geplaatst. Het gaat hierbij doorgaans om plaatsen, waar zich grote concentraties van gestalde (brom)fietsen voordoen, zoals bij stations, winkelcentra en dergelijke. Voorop staat dat dan wel voldoende stallingmogelijkheden ter plaatse aanwezig zijn. Ter regulering van overlast van foutief geplaatste (brom)fietsen heeft het college de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is (brom)fietsen neer te zetten buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen dan wel deze daar te laten staan.
De belangen die het college hierbij onder meer in overweging kan nemen zijn: de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, de voorkoming of opheffing van overlast of voorkoming van schade aan de openbare gezondheid. I3ij het laatste motief kan worden gedacht aan het voorkomen van mogelijke verwondingen aan voetgangers die zich tussen een woud van (brom)fietsen een weg moeten banen. Na aanwijzing van een plaats waar het verbod zal gelden, kan tegen foutief geplaatste (brom)fiets worden opgetreden. Door middel van borden
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
moet worden aangegeven dat foutief geplaatste (brom)fietsen zullen worden verwijderd. Het feitelijk verwijderen wordt dient dan beschouwd als toepassing van bestuursdwang. Het bepaalde in artikel 5.1.11, onder b maakt het mogelijk om op te treden tegen weesfietsen. Weesfietsen zijn fietsen die op openbaar terrein gestald staan en al langere tijd niet meer zijn gebruikt. Het verwijderen van weesfietsen leidt in de eerste plaats tot verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte. De aanblik van de omgeving van stations en andere gezichtbepalende locaties gaat er sterk op vooruit en de bereikbaarheid neemt toe. Een ander direct voordeel is het vrijkomen van stallingcapaciteit waardoor er minder noodzaak is tot het uitbreiden van het aantal fietsenklemmen of fietsenrekken. De bestaande artikelen 2.4.12a Aanwijzing plaatsen waar het verboden is fietsen te plaatsen en 2.4.12b Fietswral
Kanttekeningen Niet van toepassing Kosten
Aan dit voorstel zijn geen kosten verbonden.
Communicatie De gewijzigde verordening wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt en ter inzage gelegd.
Planning en uitvoering In overeenstemming met het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet treden de wijzigingen van deze verordening in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. Evaluatie Evaluatie vindt plaats bij de volgende APV wijzigingen. Bijlage(n)
Kleurentabel met artikelsgewijze onderbouwing op wijzigingen in de APV en de toelichting op de wijzigingen.
De bijlagen liggen ter inzage in de leeskamer. Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
A. Brunninkhuis, secretaris.
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari en 30 maart en 11 mei 2010; besluit:
de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 als volgt te wijzigen:
A Artikel 1.1.2. Beslistermijn. Artikel 1.1.2., derde lid, komt te luiden: 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2.2.2a, 2.3.1.2a, 2.3.1.9, 3.3.1 en 4.1.5b.
8 Na artikel 1.1.9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend: Artikel 1.1.10. Van rechtswege verleende beschikking. 1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een vergunning of ontheffing van de artikelen 2.1.3.1, 2.1.3.1a, 2.1.4.3, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.10, 2.4.24, 2.4.28, 2.4.30, 4.1.5 b, 4.3.2, 4.4.2, 5.1.7, 5.1.10, 5.2.1, 5.2.2 b, 5.2.3 a,
5.2.3d, 5.3.1, 5.4.2, 5.5.1 en 5.8.2 is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven. De verlening van rechtswege geldt als vergunning of
ontheffing. 2. Voorschriften waarvan in deze verordening of de samenhangende beleidsregels is bepaald dat die steeds in een vergunning worden opgenomen, maken ook deel uit van een vergunning van rechtswege. 3. Het bestuursorgaan maakt de vergunning bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven. Bij de bekendmaking en mededeling van de vergunning wordt vermeld dat de vergunning van rechtswege is gegeven. 4. Bij inwerkingtreding van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht vervallen het eerste t/m derde lid en is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de artikelen 2.1.3.1, 2.1.3.1a, 2.1.4.3, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.10, 2.4.24, 2.4.28, 2.4.30, 4.1.5 b, 4.3.2, 4.4.2, 5.1.7, 5.1.10, 5.2.1, 5.2.2b, 5.2.3a, 5.2.3d, 5.3.1, 5.4.2, 5.5.1 en 5.8.2.
C Artikel 1.1.10a. Geen van rechtswege verleende beschikking komt te luiden: Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2.1.1.1, 2.2.2, 2.2.6, 2.3.1.2, 2.3.1.2a, 2.3.4.2, 2.4.1, 3.2.1 en 4.1.3,
zevende lid.
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
D De punt aan het einde van de zin in artikel 2.4.12 wordt vervangen door een komma en toegevoegd wordt: mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
E De artikelen 2.4.12a (aanwijzing plaatsen waar het verboden is fietsen te plaatsen) en 2.4.12b (fietswrakken) vervallen.
F Na artikel 2.7.3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend: Artikel 2.7.4. Hinderlijk gebruik softdrugs. 1. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben. 2. Onder softdrugs worden verstaan: de middelen, genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. G Artikel 4.1.3, tweede lid, komt te luiden: 2. Het eerste lid is niet van toepassing op horeca-inrichtingen die zijn gelegen aan het Stratumseind, de Stratumsedijk- het gedeelte tussen het Stratumseind en de I3ilderdijklaan ÃćâĆňâĂİ en de Oude Stadsgracht.
Een derde lid wordt toegevoegd onder vernummering van de leden 3 t/m 7 in 4 t/m 8:
3. In afwijking van het eerste lid is het horeca-, recreatie- en sportinrichtingen binnen het gebied Strijp S toegestaan maximaal tien incidentele festiviteiten per kalender jaar te houden.
H In Hoofdstuk 4 na het opschrift Afdeling 1, Geluid- en lichthinder, worden toe gevoegd: Artikel 4.1.5. Geluid- en trillingshinder door bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden.
1. Het is verboden toestellen, installaties of apparaten voor bouw-, sloop- en onderhouds-werkzaamheden in werking te hebben of handelingen te verrichten zodanig dat voor een omwonende of voor de omgeving ernstige hinder door geluid en trillingen wordt veroorzaakt. 2. a. Het college kan van het eerste lid ontheffing verlenen. b. Het college kan in dat geval degene die de activiteiten verricht de verplichting opleggen tot storting van een financiele bijdrage in het fonds waarvan de middelen worden aangewend indien nadeelcompensatie vanwege bouwhinder aan de orde is. 3. a. Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aan te wijzen activiteiten. Het college stelt beleidsregels met algemene voorschriften op waaraan bij die activiteiten voldaan wordt. b. Het eerste lid is ook niet van toepassing op door het college aan te wijzen activiteiten die tussen 19.00 en 07.00 uur of op zaterdagen,
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
zondagen en algemeen erkende feestdagen plaatsvinden. Het college stelt beleidsregels met algemene voorschriften op waaraan bij die activiteiten voldaan wordt. Een melding tevoren is vereist. 4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:
a. het maximale geluidsniveau en trillingsniveau; b. de situering van geluid ÃćâĆňâĂİ en trillingsbronnen;
c. de frequentie en tijden van gebruik; d. communicatie. 5. Het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 4.1.5b. Indiening ontheffing of melding. 1. Het college besluit op een aanvraag om ontheffing van artikel 4.1.5, tweede lid, binnen zes maanden. 2. Het college kan het besluit op een aanvraag om ontheffing van het eerste lid met twee maanden verdagen. 3. Het verzoek om een collegebesluit op een melding van artikel 4.1.5, vierde lid, wordt bij het college ingediend uiterlijk vier weken voor de datum van de aanvang van de bouw-, sloop- en onderhoudsactiviteiten. 4. Het college besluit op een aanvraag om een ontheffing van artikel 4.1.5a, tweede lid, binnen drie maanden. 5. Het college kan het besluit om een aanvraag om een ontheffing van het vierde lid met een maand verdagen. Artikel 5.1.11. wordt gewijzigd en komt te luiden: Artikel 5.1.11. Overlast van fiets of bromfiets.
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen: a. onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan; of
b. langer dan een door het college te bepalen periode onbeheerd te laten staan. Na artikel 5.1.11. wordt ingevoegd: Artikel 5.1.11a. Fiets- en bromfietswrakken.
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.
J Artikel 6.4. komt te luiden.
Artikel 6.4. Overgangsbepaling. 1. De APV 2010 is onmiddellijk van toepassing op vergunningen en ontheffingen die verleend zijn voor bepaalde tijd en zijn gebaseerd op de artikelen 2.3.1.2, 2.3.1.2a, 2.3.4.2, 3.2.1. 2. De APV 2008 is van toepassing op voor 28 december 2009 verleende beschikkingen niet genoemd in het eerste lid. 3. Artikel 4.1.5 is niet van toepassing op aanvragen om een bouwvergunning die zijn ontvangen voordat dit artikel in werking is getreden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 mei 2010.
J. Rozendaal, waarnemend voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
Raadsnummer IO.RggOQ.OOI
RA09057358
gemeente Eindhoven
Openbare Orde 8 Veiligheid
Raadsnummer ZO.Rg50$.00$ Inboeknummer ogbstoapaa Beslisdatum B%W Bo maart aoto Dossiernummer orB.rSa
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2OIO.
Ten aanzien van artikel 2.7.4 zal een verduidelijking worden gegeven: over het mandaat (burgemeester of college); nut en noodzaak van de bepaling; de termen "wegen en weggedeelten" roepen verwarring op. Waarom artikel 2.7.4 (nut en noodzaak)? De bedoeling van dit artikel is om al in de "voorfase" te kunnen optreden. De Opiumwet stelt het bezit van en de handel in drugs strafbaar, maar het gebruik van drugs is niet strafbaar. Druggebruik in de openbare ruimte kan wel overlast met zich meebrengen. Het verbod op het gebruik van drugs heeft tot doel om de overlast die burgers ondervinden van het openlijk gebruik van drugs te bestrijden. De APV bepalingen met een verbod op druggebruik in het openbaar waren vooral gericht op de overlast door harddruggebruik. Het gebruik van softdrugs wordt eveneens vaker als overlast ervaren, vooral als dit in groepen gebeurt en als onderdeel van ander overlastgevend gedrag. Het verbod op het gebruik van softdrugs in het openbaar is enigszins vergelijkbaar met het verbod op hinderlijk drankgebruik. (vraag CDA). De termen ’wegen en weggedeelten’ riepen de nodige verwarring op. In navolging van artikel 2.4.8 (Hinderlijkdrankgebruik) zal de passage in het eerste
lid ’door het college aangewezen wegen of weggedeelten’ worden vervangen door ’een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen
gebied’. Het aangewezen gebied dient duidelijk omschreven te worden met daar bijgevoegd een tekening, zodat hierover geen misverstanden kunnen ontstaan. Het middel moet proportioneel en subsidiair zijn, dus in verhouding staan tot het beoogde doel. Het gebruik van softdrugs is niet verboden, maar kan onder omstandigheden wel overlast veroorzaken.
Raadsnummer XO.Rg50$.00$
Als personen in groepen op een bepaalde plaats bij elkaar hangen softdrugs gebruiken, dan kan voor dat gebied een verbod worden aangewezen. In het belang van de openbare orde kan de gemeente ingrijpen in de vrijheid van de burger. Het college dient deze afweging te maken om een dergelijk gebied aan te wijzen. Dit kan niet overgelaten worden aan stadswachten. Indien daadwerkelijk sprake is van verstoring van de openbare orde dan is dit een zaak van de burgemeester. Voorstel luidt nu als volgt: F. Na artikel 2.7.3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend: Artikel 2.7.4 Hinderlijk gebruik softdrugs 1. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben.
2. Onder softdrugs worden verstaan: de middelen, genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. Ten aanzien van artikel 4.1.5 is de verordening niet duidelijk; het lijkt of er ’s nachts zonder vergunning geheid mag worden. Het eerste lid kent een algemeen verbod van de daar genoemde werkzaamheden welke ernstige hinder door geluid en trillingen veroorzaken. Volgens het tweede lid kan het college van het algemene verbod een ontheffing verlenen. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden (maatwerk) en een storting in het fonds nadeelcompensatie.
Volgens het derde lid is een uitzondering gemaakt op het algemene verbod van het eerste lid, voor veel voorkomende werkzaamheden, welke specifiek zijn vermeld in de concept beleidsregels (vervat in bijlage 5 van de Nota I3ouwhinder, welke door de raad is vastgesteld en de beleidsregels welke binnenkort door het college worden vastgesteld). Deze veelvoorkomende werkzaamheden zijn gebonden aan bepaalde dagen (maandag t/m vrijdag), tijdstippen (07.00-19.00 uur), maximale tijdsduur en maximale geluid- en trillingswaarden. Nu kan het in zeer uitzonderlijke situaties (waarin het derde lid niet voorziet) zo zijn dat er buiten de reguliere werktijden, dus in de avond en nacht, in weekeinden en op feestdagen, toch noodzakelijk werkzaamheden moeten worden verricht. Het gaat dan om onvoorziene situaties die vanuit veiligheidsoverwegingen ’s-nachts dienen plaats te vinden (spoor- of wegwerkzaamheden) of als gevolg van een (bouw) calamiteit.
In dit soort gevallen betreft het een voorwaarde dat het bevoegd gezag direct op de hoogte wordt gesteld (meldingsplicht).
Raadsnummer Xo.Rg50$.00$
In deze gevallen (die specifiek zijn vermeld in de concept beleidsregels) wordt een uitzondering gemaakt op het algemene verbod in het eerste lid. Dit is geregeld in het vijfde lid. Bij voorzienbare werkzaamheden geldt een meldingsplicht van vier weken voor aanvang van de werkzaamheden. Te denken valt aan het onderhoud van wegen en het spoor, vlinderen van vloeren. Deze meldingsplicht wordt eveneens uitgewerkt in beleidregels. Gezien het vorenstaande is ter verduidelijking artikel 4.1.5 aangepast. Nieuwe tekst voor artikel 4.1.5 luidt als volgt: Artikel 4.1.5 Geluid- en trillingshinder door bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden.
1. Het is verboden toestellen, installaties of apparaten voor bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden in werking te hebben of handelingen te verrichten zodanig dat voor een omwonende of voor de omgeving ernstige hinder door geluid en trillingen wordt veroorzaakt. 2. a. Het college kan van het eerste lid ontheffing verlenen. b. Het college kan in dat geval degene die de activiteiten verricht de verplichting opleggen tot storting van een financiele bijdrage in het fonds waarvan de middelen worden aangewend indien nadeelcompensatie vanwege bouwhinder aan de orde is. 3. a. Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aan te wijzen activiteiten. Het college stelt beleidsregels met algemene voorschriften op waaraan bij die activiteiten voldaan wordt. b. Het eerste lid is ook niet van toepassing op door het college aan te wijzen activiteiten die tussen 19.00 en 07.00 uur of op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen plaatsvinden. Het college stelt beleidsregels met algemene voorschriften op waaraan bij die activiteiten voldaan wordt. Een melding tevoren is vereist. 4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:
a. het maximale geluidsniveau en trillingsniveau; b. de situering van geluid ÃćâĆňâĂİ en trillingsbronnen;
c. de frequentie en tijden van gebruik; d. communicatie. 5. Het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en de Wegenverkeerswet 1994.
Raadsnummer XO.Rg50$.00$
Vragen van de VVD met betrekking tot de uitvoering van artikel 5.1.11
Artikel 5.1.11 biedt het college de mogelijkheid om gebieden aan te wijzen. Na aanwijzing van een plaats waar het verbod zal gelden, kan tegen een foutief geplaatste (brom)fiets worden opgetreden. Het handhaven en de manier van handhaven van het verbod dient nog nader uitgewerkt te worden. De handhaving zal met beleid en in samenhang gebeuren. Er komt een plan de campagne. Dynamo zal hierbij meegenomen worden.
Handhaven kan en mag alleen wanneer er voldoende stallingmogelijkheden ter plekke aanwezig zijn. Momenteel zijn er verspreid over het centrumgebied 93 fietsenstallingen met een totale capaciteit van 11.135 stalling plaatsen. Onlangs is de fietsenstalling met ongeveer 1.250 rekken onder het 18 Septemberplein gerealiseerd. Op het plein worden hierdoor vooralsnog geen problemen voorzien.
Er worden momenteel op het plein geen fietsen gestald. Verder worden op diverse plekken in de openbare ruimte van het centrum 100 rekken bijgeplaatst. Hiervan zijn er al 20 geplaatst. De komende weken zullen er nog 80 rekken bijgeplaatst worden. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Brunninkhuis, secretaris
BA10010860
gemeente Eindhoven
Openbare Orde 8r Veiligheid
Raadsnummer Zo.Rg50$.004 Inboeknummer ogbstoapas Beslisdatum BTW n mei aoto Dossiernummer ooa.rSa
Tweede nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft Algemene Plaatselijke Verordening 2OIO. Tijdens de behandeling in de commissie BEZ van 19 april 2010 zijn met betrekking tot voormeld raadsvoorstel nog enkele aanvullende vragen gesteld. Hierop wordt de volgende toelichting gegeven. 1. Verzoek van de SP omin de leden 3a en 3b van artikel4.1.5 de door het college aan te wijzen activiteiten op te nemen om de overzichtelijkheid te bevorderen.
Wij adviseren u om de activiteiten zoals die worden opgenomen in de beleidsregels niet op te nemen in de APV. Dit maakt de APV teveel omvattend en dat komt de duidelijkheid van de APV niet ten goede. Ook bestaat door het opnemen van deze activiteiten in de APV, geen flexibiliteit meer om ÃćâĆňâĂİ indien noodzakelijk bij
veranderde inzichten ÃćâĆňâĂİ de beleidsregels op korte termijn aan te passen of gebruik te
maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid (een mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht alleen biedt bij beleidsregels in het geval van aperte onbillijkheid). Wel zullen wij de beleidsregels kritisch beoordelen op leesbaarheid om de duidelijkheid te bevorderen. 2. De PvdA verzoekt om bij de uitvoering van artikel 5.1.11. vier criteria mee te nemen bij dehandhaving, te weten: voldoende capaci tei t; gebi edsgeri ebt optreden; vooraf een waarschuwing; een goed beheer.
Aan dit verzoek kan volledig tegemoet worden gekomen. Bij de uitwerking van het handhavingsplan worden de door de PvdA naar voren gebrachte criteria integraal meegenomen.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
Openbare Orde 8 Veiligheid
Raadsnummer Io.R350$.004 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
E. van Merrienboer, secretaris a.i.
RA10024206