PVK STUDIES 23 RAPPORT VAN DE STUDIEGROEP OPVANGREGELING SCHADEVERZEKERINGEN
pvk studies
Rapport van de Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen augustus 2000
23
pvk studies 23
Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk-)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en Pensioen- & Verzekeringskamer deswege geen aansprakelijkheid. Deze uitgave beoogt niet het bekendmaken van beleid of standpunten van de Pensioen- & Verzekeringskamer. De tekst geeft de persoonlijke opvattingen van de auteur(s) weer, ook waar verwezen wordt naar beleid of standpunten van de Pensioen- & Verzekeringskamer.
ISBN 90-75482-30-2
© Copyright 2000, Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer te Apeldoorn
Behoudens openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële doeleinden en de overige uitzonderingen door de wet gesteld mag zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de rechthebbenden op het auteursrecht van deze uitgave c.q. de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking en/of vertaling in andere talen.
All rights reserved, including those of translation into other languages. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the explicit written permission from the authors c.q. the Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer in Apeldoorn.
pvk studies 23
Inhoud 1
2
Inleiding
5
1.1 Vooraf
5
1.2 Opdracht
6
1.3 Indeling van dit rapport
6
Samenvatting en oplossingsrichtingen
8
2.1 Samenvatting
8
2.2 Oplossingsrichtingen 3
10
Kader van de markt voor schadeverzekeringen
13
3.1 Algemeen
13
3.2 Toezichtswetgeving op basis van WTV 1993 en Europese richtlijnen 4
14
Mogelijkheden Pensioen- & Verzekeringskamer bij schadeverzekeraars in problemen
20
4.1 Algemeen instrumentarium
20
4.2 Specifiek toezichtsinstrumentarium in geval van financiële problemen
5
21
4.3 Intrekking van de vergunning
23
4.4 Noodregeling en faillissement
23
Verschillen tussen levensverzekeringen en schadeverzekeringen
27
5.1 Algemeen
27
5.2 De grote diversiteit van het schadebedrijf
27
5.3 Een verschillend risicoprofiel
29
5.4 Andere contractduren en premiegaranties
31
5.5 Andere belangen van polishouders
32
5.6 Financiering
33
5.7 Voorzieningen en solvabiliteit
34
5.8 Juridische risico’s
35
5.9 Distributie
36
5.10 Internationaal
36
5.11 Belang van herverzekering en poolvorming bij Schade
37
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
3
pvk studies 23
6
Risico’s voor polishouders van schadeverzekeringen
38
6.1 Algemeen
38
6.2 Overzicht en bespreking van risico’s 6.2.1 Matrix risico’s schadeverzekering
7
38 38
6.2.2 Risico’s en branches
39
6.2.3 Risico’s en bedrijfsinstrumenten
39
6.2.4 Risico’s en toezichtsinstrumenten
42
Instrumentarium bij schadeverzekeringen; adequaat?
44
7.1 Instrumentarium van het management van een schadeverzekeraar
44
7.2 Instrumentarium van de Pensioen- & Verzekeringskamer
Bijlage A
45
7.2.1 Algemeen
45
7.2.2 Aard en effectiviteit van toezichtsinstrumenten
46
7.2.3 Wat als het mis gaat?
47
7.2.4 Oplossingsrichtingen
49
Brief van ministerie van Financiën d.d. 11 februari 1997
54
Brief van Pensioen- & Verzekeringskamer en Verbond van Verzekeraars d.d. 17 april 1997
56
Bijlage B
Samenstelling Studiegroep Opvangregeling Schade
58
Bijlage C
Overzicht van schadebranches
59
Bijlage D
Matrix schadebranches
60
Matrix bedrijfsinstrumenten
61
Matrix toezichtsinstrumenten
62
4
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
1 Inleiding 1.1 Vooraf De Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen (hierna: Studiegroep) heeft op verzoek van de besturen van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) en het Verbond van Verzekeraars een eerste verkenning ter hand genomen naar de mogelijkheid van een opvangregeling voor bepaalde schadeverzekeringen, zonder daarbij overigens reeds te komen tot concrete voorstellen voor een opvangregeling1. De suggestie voor deze verkenning is in december 1996 gedaan in het rapport van de Werkgroep Opvangregeling (Leven)2. Het ministerie van Financiën heeft het Verbond van Verzekeraars en de PVK vervolgens laten weten het op prijs te stellen indien deze organisaties, parallel aan de wettelijke uitwerking van de opvangregeling voor de levensector, een werkgroep zouden formeren om deze verkenning uit te voeren3. In de Studiegroep hebben zitting vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en van de PVK. Een vertegenwoordiger van de afdeling Verzekeringswezen van het ministerie van Financiën heeft als waarnemer deelgenomen aan de Studiegroep. Bijlage B bevat een overzicht van de desbetreffende personen. De Studiegroep heeft in haar planning aansluiting gezocht bij de voortgang van de wettelijke implementatie van de Opvangregeling Leven. Hierdoor kon de Studiegroep rekening houden met de ervaringen opgedaan rond de ‘vertaling’ van het rapport van de Werkgroep Opvangregeling (Leven) in concrete wetteksten, alsmede met het advies van de Raad van State. Het wetsvoorstel tot invoering van een opvanginstrument voor levensverzekeraars is nog bij de Tweede Kamer in behandeling 4.
1 2 3 4
Zie de brief van de PVK en het Verbond van Verzekeraars d.d. 17 april 1997, opgenomen in bijlage A. ‘pvk studies’ 10, blz. 13. Zie de brief van het ministerie van Financiën d.d. 11 februari 1997, opgenomen in bijlage A. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen (TK 26 705, nrs. 1-4).
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
5
pvk studies 23
1.2 Opdracht De Studiegroep heeft haar taakopdracht, met instemming van de besturen van de PVK en het Verbond van Verzekeraars, als volgt nader vastgesteld: –
het in kaart brengen van de typische risico’s van het schadeverzekerings bedrijf die bedreigend zijn voor de continuïteit van schadeverzekeraars en van de mogelijkheden om deze risico’s door middel van herverzekering of andere instrumenten af te dekken;
–
de verschillen inventariseren tussen het levenbedrijf en het schadebedrijf (per branche) die van invloed zijn op de vraag of een opvangregeling als toezichtsinstrument voor (bepaalde) schadeverzekeraars of voor (bepaalde) schadeverzekeringen al dan niet zinvol of mogelijk is;
–
formulering van mogelijke oplossingsrichtingen in het licht van de gemaakte inventarisatie, rekening houdend met voor- en nadelen verbonden aan bepaalde richtingen.
De Studiegroep brengt rapport uit aan de besturen van de PVK en het Verbond van Verzekeraars.
1.3 Indeling van dit rapport Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het rapport, geeft de conclusies weer en bevat een overzicht van de oplossingsrichtingen. Het kader van de markt voor schadeverzekeringen is het onderwerp van hoofdstuk 3. Een synopsis van de toezichtswetgeving op basis van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993) en de Europese richtlijnen vormt daarbij het leeuwendeel. De sturingsmogelijkheden voor de PVK op basis van de toezichtswetgeving komen in hoofdstuk 4 aan de orde, waarna in hoofdstuk 5 de essentiële verschillen tussen levensverzekeringen en schadeverzekeringen aan bod komen. Dit onderwerp is van belang voor de vraag in hoeverre een opvangmogelijkheid voor Schade zich kan baseren op de eerder ontwikkelde opvangregeling voor Leven. Hoofdstuk 6 vormt het centrale hoofdstuk van dit rapport. Gestart wordt met een inventarisatie van de risico’s voor polishouders, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar schadebranches. Vervolgens wordt in kaart gebracht op welke wijze en met welke instrumenten het management van een schadeverzekeraar op een prudente en – als partij op de schade-
6
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
verzekeringsmarkt – profijtelijke manier deze risico’s kan pareren. Daarna wordt in beeld gebracht welke instrumenten de PVK ten dienste staan om de geïnventariseerde risico’s te pareren in het belang van de polishouders van schadeverzekeringen. Hoofdstuk 7 beschouwt de risico’s die verbonden zijn aan schadeverzekeringen in een dynamische context. Bedoeling daarvan is te analyseren of er een risico-ontwikkeling traceerbaar is die erop kan wijzen dat het totale instrumentap 7 rium van management en PVK op enig moment tekort kan gaan schieten. In aansluiting hierop worden oplossingsrichtingen ontwikkeld in de sfeer van de aan de PVK te verstrekken informatie, extra bevoegdheden voor de PVK, internationaal overleg, uitbreiding van de acceptatieplicht en bepaalde vangnetconstructies. In bijlage C is een overzicht van de schadebranches opgenomen. Bijlage D bevat drie matrices, respectievelijk met betrekking tot schadebranches, bedrijfsinstrumenten en toezichtsinstrumenten.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
7
pvk studies 23
2 Samenvatting en oplossingsrichtingen 2.1 Samenvatting Deze samenvatting begint met de constatering dat de opdracht weliswaar is geënt op de aanpak van de Werkgroep Opvangregeling (Leven), maar dat de opdracht duidelijk een meer studieus karakter kent. Levensverzekeringen zijn verzekeringen waarbij via kapitaalgedekte financiering de (toekomstige) aanspraken prudent dienen veilig te zijn gesteld door middel van een adequate reservering. Binnen de Europese regelgeving en binnen de WTV 1993 heeft de prudente kapitaalgedekte financiering veel aandacht gekregen. Het overgrote deel van de schadeverzekeringen is voor de financiering van de (toekomstige) schadelast omslaggeoriënteerd. Welke afwikkeling van risico’s van schadeverzekeringen voor de polishouder onacceptabel onzeker kan zijn of worden, is met name het onderwerp geweest voor de Studiegroep. Met onacceptabel wordt hier bedoeld: schaderisico’s die in onvoldoende mate beheersbaar zijn of gemaakt kunnen worden door het management van een schadeverzekeraar of door de PVK. Een cruciaal onderdeel van de studie is geweest de inventarisatie van de risico’s die verbonden zijn aan de onderscheiden schadebranches. Vervolgens is geanalyseerd welke sturingsinstrumenten het management van een schadeverzekeraar respectievelijk de PVK heeft om de in kaart gebrachte risico’s te pareren. Deze analyse leidt tot twee belangrijke conclusies. In de eerste plaats is de aard van het schadeverzekeringsbedrijf en de risico’s die verbonden zijn aan schadeverzekeringen dusdanig anders van karakter dat een opvanginstrument à la Leven niet goed mogelijk is. Meer in het bijzonder is duidelijk geworden dat de nadelen van het van kracht worden van een noodregeling lang niet zo manifest zijn voor het schadebedrijf als voor het levenbedrijf (waar met name de liquidatie van de beleggingen een belangrijke drijfveer vormde voor de introductie van de Opvangregeling Leven). In de tweede plaats is de conclusie dat – gegeven een ongespecificeerd
8
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
faillissementsrisico, dat noodzakelijkerwijs blijvend is verbonden aan een private, ondernemingsgewijze productie van schade- verzekeringen – er een buitengewoon grote en nuttige ervaringskennis is. De indruk is verder dat mede door een optimale marktwerking het proces van diffusie van nieuw noodzakelijke verzekeringskennis voldoende snel verloopt. Daar staat tegenover dat, vergeleken met levensverzekeringen, de verzekeringstechniek van het schadebedrijf en het specifiek eigen karakter van schademarkten gemiddeld gesproken slechts in beperkte mate theoretisch zijn gefundeerd. Dat herbergt het gevaar dat onvoldoende snel nieuwe risico’s worden herkend en gepareerd. Dit kan naar het oordeel van de Studiegroep mede een verklaring zijn voor de constatering dat de onderbouwing voor de vaststelling van de technische voorzieningen voor Leven (en voor het aanvullende pensioenwezen) verder is voortgeschreden, getuige de al enige tijd operationeel zijnde actuariële principes voor Leven en Pensioenen5. Overigens leidt een globale analyse van mogelijk nieuwe schaderisico’s niet tot verontrustende conclusies. Vervolgens kan men zich afvragen of een opvangregeling die meer eigen is aan het schadebedrijf nog wel gewenst en, zo ja, operationaliseerbaar is. Daartoe is bij de inventarisatie van de schaderisico’s naar voren gekomen dat zelfs bij een ‘normale’, prudente bedrijfsvoering er drie risico’s traceerbaar zijn waarvan de polishouder de dupe kan worden. Deze risico’s zijn: –
De ‘brandende huizen’. Hiermee wordt bedoeld dat een polishouder met een lopende schade zoals letterlijk een brandend huis of een langlopende aansprakelijkheidszaak, van wie de schadeverzekeraar ten onder gaat, principieel niet in staat is voor dat voorval, dat immers niet onzeker meer is, opnieuw dekking te vinden. Hoewel de historie zegt dat zulks weinig is voorgekomen, is dit een blijvende onzekerheid voor de polishouder, die hem in bepaalde gevallen financieel kan ruïneren.
–
Onverzekerbaarheid waar het gaat om ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Normaliter zullen polishouders van schadeverzekeraars in geval van een deconfiture gemakkelijk elders dekking kunnen vinden. Dit geldt echter niet voor personen met een slechte gezondheid die hun ziektekosten- of arbeidsongeschiktheidsverzekering noodgedwongen bij een andere verzekeraar willen onderbrengen.
5
Aan een herziening van deze actuariële principes wordt binnen de PVK in overleg met betrokkenen en externe adviseurs gewerkt. Zie ook Jaarverslag Pensioen- & Verzekeringskamer 1998, blz. 29.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
9
pvk studies 23
–
Megarisico’s, waarbij gedacht moet worden aan die schade-evenementen waarvan de kans dat zij zich manifesteren zeer klein is, maar waarvan de financiële gevolgen enorm kunnen zijn. Voorbeelden zijn aardbevingen, milieurampen, overstromingen, voorzover gedekt. Zelfs bij een professioneel herverzekeringsbeleid kan dit risico zich manifesteren.
De Studiegroep komt tot de volgende analytische bevindingen (de aanbevelingen zijn opgenomen in de volgende paragraaf): –
Bij Schade is een theoretische fundering van een adequate premiestelling vaak (nog) niet aanwezig en in sommige gevallen zelfs (nog) niet mogelijk. Dit herbergt het risico dat de schadeverzekeraars, ondanks hun ruim aanwezige ervaringskennis, onvoldoende alert nieuwe of andersoortige risico’s herkennen.
– –
Schade lijkt enige instrumentele achterstand te hebben op Leven. Bij Schade ontstaan minder nadelen bij het instellen van de noodregeling dan bij Leven.
–
Branche-onderdelen die gefinancierd worden via sparen (kapitaaldekking dan wel rentedekking) zouden ook bij een levensverzekeraar kunnen worden ondergebracht (annex aan een levensverzekering). In dat geval is de Opvangregeling Leven van toepassing. Onderbrenging van dergelijke risico’s bij Leven is vanwege Europese regelgeving echter niet afdwingbaar.
–
Voor de ‘brandende huizen’ is momenteel (met uitzondering van verkeersslachtoffers die een beroep kunnen doen op het Waarborgfonds Motorverkeer) geen opvang voorhanden. Dit in afwijking van veel buitenlanden waar een garantieregeling bestaat en ook goed functioneert. Zelfs als op incidenteel initiatief de pijn wordt verzacht kan er sprake zijn van een lange periode voor een uitkering plaatsvindt.
–
De indruk is dat de schadebranche op adequate en professionele wijze omgaat met megarisico’s. Op het punt van het herverzekeringsbeleid is overigens weinig geregeld door de wetgever.
2.2 Oplossingsrichtingen De Studiegroep geeft de volgende oplossingsrichtingen in overweging. Eén of meer oplossingsrichtingen moeten mede in samenhang worden bezien
10
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
met de thans in ontwikkeling zijnde Nieuwe actuariële principes en de Actuariële en bedrijfseconomische principes schade (ABPS). 1. De Studiegroep acht het vooruitlopend op de invoering van de ABPS wenselijk dat schadeverzekeraars, voorzover daartoe gezien de aard van hun werkzaamheden aanleiding is, een (gecertificeerd) actuarieel verslag omtrent de toereikendheid van de voorzieningen en de premiestelling aan de PVK overleggen. De Studiegroep stelt voor dat de praktische haalbaarheid van een verplichtstelling zoals hier bedoeld nader wordt uitgewerkt, en vervolgens in overleg wordt getreden met de minister van Financiën in verband met de daarvoor noodzakelijke regelgeving. 2. Voorts acht de Studiegroep het wenselijk te bezien of in de regelgeving een steviger basis kan worden opgenomen op grond waarvan de PVK algemeen verbindende regels kan uitvaardigen omtrent het herverzekeringsbeleid. Een expliciete grondslag daarvoor ontbreekt momenteel in de uitvoeringsregelingen van de WTV 1993. 3. In samenhang met punt 2 beveelt de Studiegroep de PVK aan zich in internationaal verband sterk te maken voor een systeem voor de beoordeling van de kwaliteit van herverzekeraars door middel van toezicht. In dit verband zij bedacht dat er in Brussel momenteel gesproken wordt over een harmonisering van toezicht op herverzekeraars en op het herverzekeringsbeleid van primaire verzekeraars. 4. De studiegroep stelt voor te bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, aan alle polishouders van een ziektekostenverzekeraar waarover de noodregeling is uitgesproken of die in staat van faillissement verkeert, het wettelijke recht zou kunnen worden gegeven een standaardpakketpolis te sluiten bij een andere ziektekostenverzekeraar. Dit zou moeten gelden ongeacht welk type ziektekostenverzekering of welk soort polis de polishouder heeft. 5. De Studiegroep stelt voor nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid, wenselijkheid en uitvoerbaarheid van een vangnetconstructie voor de meest kwetsbare overblijvende polishouders ingeval de noodregeling
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
11
pvk studies 23
voor een schadeverzekeraar in werking moet worden gezet of het faillissement wordt uitgesproken. Van branche tot branche zal een afzonderlijke afweging met betrekking tot vangnetconstructies moeten worden gemaakt. Onder meer zal gedacht moeten worden aan een constructie voor particulieren die een opvorderbare periodieke uitkering hebben uit hoofde van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Voor de opzet hiervan zou gekeken kunnen worden naar de ‘Garantieverklaring inzake arbeidsongeschiktheidsverzekeringen’, zoals deze tot 1994 door een aantal arbeidsongeschiktheidsverzekeraars verenigd in de Invaliditeitsverzekeringscentrale (IVC) werd ondertekend. Ten slotte merkt de Studiegroep nog op dat de timing van de inzet van het noodregelingsinstrument van geval tot geval dient te worden afgewogen vanuit het oogpunt van de belangen van de polishouders. In bepaalde gevallen zal een noodregeling onvermijdelijk zijn, met name bij een aanzienlijk tekort. In andere gevallen kan er aanleiding zijn de termijn voor de indiening van een financieringsplan met een beperkte periode te verlengen, indien de verwachting gerechtvaardigd is dat aanvullende financiering een oplossing zal bieden. De bewijslast dat een dergelijke oplossing op korte termijn in zicht is, ligt dan vanzelfsprekend bij de verzekeraar. In weer andere gevallen zal uitstel niet gerechtvaardigd zijn en kan onder de noodregeling worden getracht de portefeuille zo snel mogelijk en met zo gering mogelijk nadeel voor de polishouders veilig te stellen. Daarbij is van belang dat de noodregeling voor polishouders van een schadeverzekeraar over het algemeen minder nadelig is dan voor polishouders van een levensverzekeraar.
12
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
3 Kader van de markt voor schadeverzekeringen 3.1 Algemeen Uitgangspunt van de Nederlandse toezichtswetgeving is dat schadeverzekeraars, evenals levensverzekeraars, in beginsel vrij zijn hun bedrijfsbeleid naar eigen inzicht te bepalen (normatief toezicht). De verzekeraars moeten daarbij de wettelijke normen in acht nemen. Deze wettelijke normen beïnvloeden de vrijheid van bedrijfsbeleid. Ten eerste stelt de regelgeving, zoals deze voortvloeit uit de WTV 1993 en 6 de Europese richtlijnen , vanuit prudentie-oogpunt grenzen aan deze vrij-
heid. De toegekende vrijheid van bedrijfsbeleid mag niet resulteren in het te scherp aan de wind zeilen door verzekeraars. Met andere woorden, de kans dat een verzekeraar zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, moet binnen een aanvaardbaar niveau7 blijven. Vanuit de optiek van het toezicht en van de toezichtswetgeving dienen verzekeraars derhalve onder meer hun technische voorzieningen op prudente wijze vast te stellen. Prudent wordt in dit verband ook wel op de volgende wijze omschreven: een verzekeraar dient niet uit te gaan van de meest waarschijnlijk geachte hypothesen bij de vaststelling van de technische voorzieningen, maar moet een redelijke marge in acht nemen voor negatieve afwijkingen in de verschillende betrokken factoren. Ten tweede stellen de nationale en Europese mededingingsregels grenzen aan de vrijheid van bedrijfsbeleid. Deze vrijheid gaat niet zover dat verzekeraars onderling afspraken kunnen maken of zich feitelijk kunnen gedragen op een manier die de mededinging op onaanvaardbare wijze beperkt. Het normatieve toezicht zoals dit ingevolge de Europese richtlijnen in de Europese Unie (EU) geldt, brengt mee dat het verzekeringstoezicht geen voorafgaande of systematische goedkeuring of mededeling kent van 6 7
De eerste tot en met derde generatie richtlijnen schadeverzekering en levensverzekering. Het geheel uitsluiten van deconfitures is bij private verzekeraars (anders dan bij sociale verzekeraars) niet mogelijk, en ook niet wenselijk, met het oog op een gezonde marktwerking.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
13
pvk studies 23
premies of polisvoorwaarden noch van acceptatiebeleid, herverzekeringsbeleid of beleggingsbeleid. De EU-richtlijnen verbieden expressis verbis het eisen van voorafgaande goedkeuring of systematische mededeling van algemene en bijzondere polisvoorwaarden, tarieven en formulieren en andere documenten waarvan de verzekeraar gebruik wil maken in zijn betrekkingen met de verzekering8 nemers .
In paragraaf 3.2 worden de algemene wettelijke eisen voor de bedrijfsuitoefening door (schade)verzekeraars op hoofdlijnen weergegeven. Paragraaf 4.2 geeft een overzicht van de specifieke wettelijke bepalingen voor (schade)verzekeraars in financiële problemen.
3.2 Toezichtswetgeving op basis van WTV 1993 en Europese richtlijnen Vergunningeis Een verzekeraar met zetel in Nederland moet een vergunning van de PVK bezitten. Ook een verzekeraar met zetel in een staat die geen lid is van de EU/Europese Economische Ruimte (EER) en die in Nederland een bijkantoor heeft, moet in het bezit zijn van een vergunning van de PVK. Het schadeverzekeringsbedrijf wordt onderscheiden naar branches (zie bijlage C). Een vergunning wordt per branche verleend. EU/EER-verzekeraars Een verzekeraar met zetel in een lidstaat van de EU/EER die in Nederland het verzekeringsbedrijf uitoefent via een bijkantoor hier te lande of die diensten verricht naar Nederland, dient een vergunning te bezitten van de toezichthouder van de lidstaat van zijn zetel. Tevens moet hij bij de PVK zijn aangemeld (notificatie) alvorens hij hier te lande verzekeringen mag sluiten. EU/EER-verzekeraars staan wat betreft het verzekeringsbedrijf dat zij binnen
8
14
Artikel 8, derde lid, van de eerste richtlijn schadeverzekering en artikel 39, tweede lid, van de derde richtlijn schadeverzekering.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
de EU/EER uitoefenen, onder toezicht van de lidstaat van herkomst (‘home country control’). Deskundigheid, betrouwbaarheid en geschiktheid Personen die het ‘dagelijks beleid’ van een verzekeraar (mede)bepalen (ook groepsbestuurders), worden door de PVK vóór hun benoeming getoetst op deskundigheid en betrouwbaarheid. Degenen die niet het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen, maar wel een stem in het kapittel hebben aangaande de koers van de verzekeraar worden getoetst op betrouwbaarheid9. Personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland10. De houders van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar worden eveneens door de PVK getoetst. Hun geschiktheid moet voldoende zijn met het oog op een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de verzekeraar11. Verbod op nevenbedrijf Een verzekeraar met zetel in Nederland mag geen ander bedrijf uitoefenen dan hetzij het schadeverzekeringsbedrijf hetzij het levensverzekeringsbedrijf 12. Een verzekeraar met zetel buiten de EU/EER mag vanuit de bijkantoren in Nederland geen ander bedrijf uitoefenen dan hetzij het schadeverzekeringsbedrijf hetzij het levensverzekeringsbedrijf13. Combi-verzekeraars Ook de Europese richtlijnen kennen het verbod op de uitoefening van een nevenbedrijf. De richtlijnen kennen echter de optie voor lidstaten om toe te staan (niet: om te verplichten) dat het levensverzekeringsbedrijf wordt gecombineerd met de branches Ongevallen en Ziekte (ook wel ‘plage commune’ geheten)14. Verzekeraars die deze combinatie van Leven en Schade voeren, moeten een gescheiden beheer voeren in het belang van de
9 10 11 12 13 14
Artikel 29 WTV 1993. Artikel 29a WTV 1993. Artikel 30 WTV 1993. Artikel 64 WTV 1993. Artikel 89 WTV 1993. Artikel 13 eerste richtlijn levensverzekering.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
15
pvk studies 23
beide categorieën verzekerden. Dit betekent onder meer dat de winsten uit het levensverzekeringsbedrijf ten goede moeten komen aan de levenpolishouders, “alsof de onderneming uitsluitend de levensverzekering beoefent”. De solvabiliteitsmarges uit hoofde van de schaderichtlijnen en de levenrichtlijnen mogen “niet door de andere werkzaamheid worden gedragen”. Wanneer een van beide solvabiliteitsmarges ontoereikend is, moet de toezichthouder op de werkzaamheid in kwestie de maatregelen van de desbetreffende richtlijn toepassen, “ongeacht de resultaten van de andere werkzaamheid”15. Niettemin mogen lidstaten voorschrijven dat deze “combi-verzekeraars” voor hun gehele bedrijf de “boekhoudkundige regels” in acht nemen die voor levensverzekeraars gelden. Tevens kan worden bepaald dat deze verzekeraars in geval van liquidatie volledig onderhevig zijn aan de liquidatiebepalingen die voor levensverzekeraars gelden16. De Nederlandse wetgever heeft geen gebruik gemaakt van de hiervoorbeschreven opties. Nederlandse verzekeraars mogen dus op grond van de WTV 1993 niet optreden als ‘combi-verzekeraar’. Cumulatie van branches Schadeverzekeraars kunnen – mits zij daarvoor vergunning krijgen – alle schadebranches cumuleren. Uit de Europese richtlijnen blijkt dat lidstaten niet vrij zijn om een cumulatieverbod in te voeren17. Verbod op verzekeren molest Een schadeverzekeraar met zetel in Nederland of buiten de EU/EER mag geen schaden verzekeren, veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer en muiterij. In overeenkomsten van zee-, transport-, luchtvaart- en reisverzekering mogen wel de algemeen gebruikelijke molestclausules worden opgenomen zolang de PVK daartegen geen bedenkingen naar voren heeft gebracht18.
15 16 17
18
16
Artikel 14 eerste richtlijn levensverzekering. Artikel 13, vierde lid, van de eerste richtlijn levensverzekering. Artikel 7, tweede lid, onderdeel c, van de eerste richtlijn schadeverzekering bevatte oorspronkelijk een overgangsregeling voor in Duitsland bestaande cumulatieverboden. Deze overgangsregeling is door latere richtlijnen afgeschaft. Artikelen 64 en 89 WTV 1993.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Technische voorzieningen, solvabiliteitsmarge en garantiefonds Verzekeraars zijn verplicht toereikende technische voorzieningen aan te houden19. Het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 199420 bevat nadere regels voor de berekening en de belegging van de technische voorzieningen. Een en ander is verder uitgewerkt in een ministeriële regeling21 en in regelingen en beleidsregels van de PVK. Verzekeraars zijn tevens verplicht een solvabiliteitsmarge aan te houden22 die ten minste de omvang heeft zoals voorgeschreven door het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 199423. Het minimumbedrag van het garantiefonds beloopt voor schadeverzekeraars met zetel in Nederland: –
één miljoen vierhonderdduizend ecu voor de branche Krediet met dien verstande dat voor een verzekeraar die naast deze branche een of meer andere branches uitoefent dit bedrag eerst geldt indien de door hem geboekte premies met betrekking tot al zijn in en buiten Nederland aangegane verplichtingen in de uitoefening van de branche Krediet in elk van de laatste drie boekjaren twee miljoen vijfhonderdduizend ecu of vier procent van het totale bedrag aan geboekte premies hebben overschreden;
–
vierhonderdduizend ecu voor de branches Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen, Algemene aansprakelijkheid en Borgtocht, alsmede voor de branche Krediet indien op grond van onderdeel a voor deze branche niet een bedrag van één miljoen vierhonderdduizend ecu van toepassing is;
–
driehonderdduizend ecu voor de branches Ongevallen, Ziekte, Voertuigcasco, Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen, Vervoerde zaken, Brand en natuurevenementen, Diverse geldelijke verliezen en Hulpverlening;
–
tweehonderdduizend ecu voor de branches Andere schaden aan zaken en Rechtsbijstand.
19 20 21 22 23
Artikelen 66 en 94 WTV 1993. KB van 13 juni 1994, Stb. 448. Regeling belegging technische voortzieningen verzekeringsbedrijf 1994 (Stcrt. 1994, 121). Artikelen 68 en 96 WTV 1993. KB van 13 juni 1994, Stb. 449.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
17
pvk studies 23
Indien de verzekeraar branches uitoefent waarvan de minimumbedragen van het garantiefonds onderling verschillen, geldt het hoogste minimumbedrag 24. De koers van de ecu is voor de bepaling van de solvabiliteitsmarge van schadeverzekeraars gefixeerd op ƒ 3,62. Voor verzekeraars met zetel buiten de EU/EER beloopt het minimumbedrag van het garantiefonds de helft van deze bedragen. Zij dienen de waarden die de solvabiliteitsmarge vertegenwoordigen, ten belope van ten minste het garantiefonds in Nederland aanwezig te hebben en voor het overige deel in de EU/EER25. Opgave van technische grondslagen tarieven en voorzieningen en adequate premiestelling Schadeverzekeraars zijn – in tegenstelling tot levensverzekeraars – niet verplicht binnen twee weken na het voor de eerste maal sluiten van een nieuw type overeenkomst van verzekering aan de PVK opgave te doen van de technische grondslagen voor de berekening van het desbetreffende tarief en van de desbetreffende technische voorzieningen26. Wel zal voor schadeverzekeraars de verplichting gaan gelden om de premies voor overeenkomsten van verzekering op adequate wijze vast te stellen, rekening houdend met alle financiële aspecten van de onderneming 27. Door de PVK wordt momenteel gewerkt aan een eerste versie van de ABPS. De ABPS zullen zijn aan te merken als beleidsregels, die onder meer op het nieuwe artikel 66, derde lid, van de WTV 1993 worden gebaseerd. Grensoverschrijdend verzekeren Een verzekeraar met zetel in Nederland die voornemens is voor de eerste maal vanuit een vestiging in de EU/EER verzekeringsdiensten te verrichten naar een andere lidstaat, stelt de PVK hiervan in kennis. Hetzelfde geldt voor het openen van een bijkantoor in een andere lidstaat. De PVK kan deze 24 25 26 27
18
Artikel 4 Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994. Artikel 96 WTV 1993. Vgl. artikel 65 WTV 1993. Zie artikel 66, derde lid, WTV 1993 zoals vastgesteld bij de wet van 6 oktober 1999, Stb. 470. Deze bepaling is nog niet in werking getreden. Het tijdstip van inwerkingtreding wordt bepaald bij Koninklijk besluit. Per branche zal dit tijdstip kunnen verschillen.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
dienstverrichting of dit openen van een bijkantoor verhinderen indien de verzekeraar niet beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge of indien de PVK bedenkingen tegen de voorgenomen activiteit heeft 28. Deze bepalingen vloeien voort uit de derde richtlijn. Voor dienstverrichting naar of het openen van bijkantoren in landen buiten de EU/EER bevat de WTV 1993 geen bepalingen. Kleine onderlinge waarborgmaatschappijen De WTV 1993 is niet volledig van toepassing op onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang. De voorwaarden voor de vrijstelling zijn neergelegd in het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 199429.
28 29
Artikelen 77 en 80 WTV 1993. KB van 25 april 1994, Stb. 314.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
19
pvk studies 23
4 Mogelijkheden Pensioen- & Verzekeringskamer bij schadeverzekeraars in problemen 4.1 Algemeen instrumentarium De toezichtsinstrumenten die de PVK ten dienste staan om in te grijpen bij een verzekeraar zijn voor levens- en schadeverzekeraars grotendeels gelijk. Het onderstaande is grotendeels ontleend aan het rapport over de opvangregeling voor levensverzekeraars 30. Het eerste aangrijpingspunt van het toezicht is de financiële situatie van een verzekeraar en met name diens solvabiliteit. De PVK beoordeelt deze op de eerste plaats aan de hand van de jaarlijkse verslagstaten die verzekeraars verplicht zijn tijdig in te dienen. Heeft de PVK behoefte aan nadere informatie, dan heeft zij het wettelijke recht om deze op te vragen31. De verzekeraar, de ondernemingen of instellingen die met de verzekeraar in een groep zijn verbonden, daarin een gekwalificeerde deelneming houden of meer dan vijftig procent van de zeggenschap uitoefenen, zijn verplicht om deze informatie te verstrekken. De PVK heeft voorts de bevoegdheid om getuigen, deskundigen, bestuurders en commissarissen op te roepen en te horen32. De PVK heeft met verzekeraars en accountants telkens een driepartijenovereenkomst gesloten op grond waarvan de accountant de PVK over belangrijke ontwikkelingen uit eigen beweging informeert33. Besprekingen om deze overeenkomsten uit te breiden tot de actuaris zijn in een vergevorderd stadium.
30 31 32 33
20
‘pvk studies’ 10. Artikel 55 WTV 1993. Artikel 56 WTV 1993. Artikelen 72a en 100a WTV 1993.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
De PVK kan inzage nemen of doen nemen van de zakelijke gegevens en bescheiden van de verzekeraar34. De PVK kan onderzoeken doen ten kantore van de verzekeraar en voert met hem periodieke gesprekken. De PVK kan een verzekeraar een aanwijzing geven indien zij dit in het belang van de polishouders acht. Komt de verzekeraar de aanwijzing niet binnen de gestelde termijn na, dan kan de PVK de verzekeraar onder zogeheten stille curatele plaatsen. Dit houdt in dat alle of bepaalde organen van de verzekeraar hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door een of meer door de PVK aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen. Een aanwijzing kan bijvoorbeeld de verplichting inhouden om extra voorzieningen te vormen, om de premie bij te stellen of om de contracten aan te passen. De verzekeraar blijft echter zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop hij de aanwijzing(en) van de PVK uitvoert35. De PVK kan, indien het belang van de polishouders onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt, de verzekeraar onmiddellijk onder stille curatele plaatsen, nadat de verzekeraar in de gelegenheid is gesteld om zijn mening over de onmiddellijke uitvoering te geven36. Sinds 1 januari 2000 kan de PVK een last onder dwangsom geven of een bestuurlijke boete opleggen37. Sinds juni 2000 is voor verzekeraars in een verzekeringsgroep aanvullend toezicht van kracht38.
4.2 Specifiek toezichtsinstrumentarium in geval van financiële problemen Ook het specifieke toezichtsinstrumentarium is grotendeels gelijk voor levens- en schadeverzekeraars. Het onderstaande is eveneens grotendeels ontleend aan het rapport over de opvangregeling voor levensverzekeraars.
34 35 36 37 38
Artikel 57 WTV 1993. Artikel 54 WTV 1993. Artikel 54, vierde lid, WTV 1993. Artikelen 188b e.v. WTV 1993. Artikelen 69a-69k WTV 1993.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
21
pvk studies 23
Indien de aanwezige solvabiliteitsmarge onvoldoende is of indien een verzekeraar redelijkerwijze voorziet dat dit zal gebeuren, moet hij dit terstond meedelen aan de PVK39. Indien een verzekeraar niet voldoet aan de eisen gesteld met betrekking tot de technische voorzieningen, kan de PVK de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn waarden, waar zij zich ook bevinden, beperken of hem verbieden om anders dan met schriftelijke machtiging van de PVK te beschikken over deze waarden40. Indien de aanwezige solvabiliteitsmarge beneden het wettelijk voorgeschreven peil daalt, is de verzekeraar verplicht om een saneringsplan in te dienen41. Indien de aanwezige solvabiliteitsmarge daalt beneden het garantiefonds of indien dat naar het oordeel van de PVK zal gebeuren, dient de verzekeraar binnen een door de PVK te bepalen termijn een financieringsplan bij de PVK ter goedkeuring in. Dit plan moet aangeven hoe op korte termijn de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste omvang zal worden gebracht42. Naast het sanerings- en financieringsplan kan de PVK de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn activa beperken of hem verbieden om anders dan met schriftelijke machtiging van de PVK te beschikken over deze activa43. Een verzekeraar wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan de bij of krachtens de WTV 1993 gestelde eisen, doet aan de PVK binnen de door haar te bepalen termijn opgave van de afzonderlijk geadministreerde activa (de activa die rechtstreeks dienen tot dekking van de verzekeringsverplichtingen)44 en van de wijzigingen die daarin vervolgens optreden45.
39 40 41 42 43 44 45
22
Artikel 68, vijfde lid, WTV 1993. Artikel 137 WTV 1993. Artikel 138, eerste lid, WTV 1993. Artikel 138, tweede lid, WTV 1993. Artikelen 140 en 146 WTV 1993. Artikelen 67 en 95 WTV 1993. Artikel 139 WTV 1993.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
4.3 Intrekking van de vergunning 46 De PVK kan een verleende vergunning (of alle vergunningen) intrekken. In het kader van dit rapport zijn de volgende intrekkingsgronden van belang: –
de verzekeraar voldoet niet meer aan de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
–
de verzekeraar diende door middel van een sanerings- of financieringsplan de solvabiliteitsmarge op de vereiste omvang te brengen, maar is er niet in geslaagd dit binnen de door de PVK goedgekeurde termijn te doen;
–
de verzekeraar blijft ernstig in gebreke om aan wettelijke verplichtingen te voldoen.
De intrekking van de vergunning verplicht de verzekeraar het (betrokken deel van het) bedrijf af te wikkelen. De verzekeraar blijft onderworpen aan de WTV 1993.
4.4 Noodregeling en faillissement 47 Een verzekeraar die in financiële problemen verkeert, wordt door de wetgever anders behandeld dan een ‘normale’ onderneming. De surseance van betaling wordt niet toegepast op verzekeraars. Zolang een verzekeraar in het bezit is van een door de PVK verleende vergunning, wordt een vordering of verzoek tot faillietverklaring door de rechter niet in behandeling genomen. De rechter beslist pas over de faillietverklaring nadat hij de PVK in de gelegenheid heeft gesteld haar visie daarop kenbaar te maken en nadat alle vergunningen zijn ingetrokken. Een verzekeraar die in het bezit is van een vergunning kan dus niet failliet worden verklaard. De rechter kan op verzoek van de PVK de noodregeling48 uitspreken wanneer het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van de verzekeraar een bijzondere voorziening vordert.
46 47 48
Artikelen 148 e.v. WTV 1993. Artikel 155 e.v. WTV 1993. Zie voor een beeld van vroegere deconfitures bij verzekeraars ‘pvk studies’ 18, waarin ook een nadere analyse van de noodregeling is opgenomen.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
23
pvk studies 23
Anders dan een faillissement kan de noodregeling wel worden uitgesproken wanneer de verzekeraar (nog) in het bezit is van een vergunning. De noodregeling wordt op een openbare terechtzitting uitgesproken en de zakelijke inhoud van de beschikking wordt gepubliceerd in de Staatscourant. De noodregeling houdt onder meer in dat de rechter die de noodregeling uitspreekt aan een of meer bewindvoerders machtiging verleent om de portefeuille van de verzekeraar geheel of gedeeltelijk te vereffenen en om alle of een deel van de rechten en verplichtingen uit of krachtens verzekeringsovereenkomsten over te dragen. Zolang nog niet blijkt dat de verzekeraar een negatief eigen vermogen heeft, strekt de machtiging mede tot vereffening van het vermogen van de onderneming van de verzekeraar. Ten aanzien van een verzekeraar met zetel buiten Nederland heeft de machtiging betrekking op het vanuit de bijkantoren in Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf. De rechter kan de bewindvoerders tevens een machtiging verlenen die strekt tot wijziging, bij de overdracht van rechten en verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van verzekering, van die overeenkomsten of tot het verkorten van de duur daarvan. Deze wijziging kan bij schadeverzekeringen bijvoorbeeld een verlaging van de rechten van polishouders inhouden, zoals een vermindering van de dekking of verhoging van het eigen risico. Tevens kunnen aan polishouders in het kader van de overdracht van de portefeuille meer verplichtingen worden opgelegd, met name een premieverhoging. Buiten het kader van portefeuilleoverdracht kunnen – naast de al genoemde verkorting van de duur van de verzekeringen – de verzekeringsvoorwaarden worden aangepast op basis van de (contractuele) en bloc-clausule. Indien deze clausule voorkomt in de polis – wat bij schadeverzekeringen doorgaans het geval is – heeft de verzekeraar het recht eenzijdig polisvoorwaarden en premies aan te passen. Daar staat tegenover het recht van polishouders om de verzekering dan op te zeggen. Ook kunnen de voorwaarden worden bijgesteld per contractvervaldatum. Denkbaar is verder dat de PVK haar aanwijzingsrecht inzet om de verzekeringsvoorwaarden tijdens de noodregeling (ook los van een portefeuilleoverdracht) bij te doen stellen.
24
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Een overdracht van rechten en verplichtingen onder de noodregeling mag geen nadeel toebrengen aan de rechten van de overblijvende schuldeisers. De WTV 1993 vult deze randvoorwaarde niet concreet in. Bij de toepassing van de noodregeling zullen wel steeds de belangen van de verschillende schuldeisers tegen elkaar moeten worden afgewogen, met inachtneming van het voorrecht dat aan de verzekeringscrediteuren toekomt op de waarden ter dekking van de technische voorzieningen. Onder de noodregeling oefenen de bewindvoerders bij uitsluiting alle bevoegdheden van de bestuurders, de commissarissen of de wettelijke vertegenwoordiger van de verzekeraar uit. Deze personen verlenen de door de bewindvoerders gevraagde medewerking. De bewindvoerders kunnen de bestuurders of de wettelijke vertegenwoordiger machtigen bepaalde handelingen te verrichten. De bewindvoerders kunnen bestuurders, commissarissen en de wettelijke vertegenwoordiger namens de verzekeraar ontslaan. Een besluit van aandeelhouders of leden van een verzekeraar met zetel in Nederland behoeft, om van kracht te zijn, de goedkeuring van de bewindvoerders. De statuten of reglementen kunnen bepalen dat voor een handeling (bijvoorbeeld portefeuilleoverdracht) een besluit van de aandeelhouders of leden is vereist. Wordt dat besluit niet genomen of verkrijgt dit besluit niet de volgens de statuten of reglementen vereiste goedkeuring, dan kunnen de bewindvoerders dit besluit nemen. De bewindvoerders kunnen personen machtigen alle of een deel van de bevoegdheden uit te oefenen die zij hebben ‘overgenomen’ van de bestuurders, commissarissen of de wettelijke vertegenwoordiger. De bewindvoerders kunnen, ongeacht wat de statuten daarover bepalen, nog niet gedane stortingen op aandelen in het geplaatste kapitaal of het waarborgkapitaal uitschrijven en innen. Bij een onderlinge waarborgmaatschappij kunnen bovendien naheffingen worden opgelegd en geïnd tot het statutair bepaalde maximum. Als gevolg van de noodregeling kan de verzekeraar niet meer worden gedwongen om zijn schulden (met inbegrip van uitkeringen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten), ontstaan vóór de noodregeling, na te komen.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
25
pvk studies 23
Executies worden geschorst en gelegde beslagen vervallen. Alleen vorderingen die door pand of hypotheek zijn gedekt, ontsnappen aan deze regel. De verzekeraar wordt pas failliet verklaard indien – kort gezegd – er een negatief eigen vermogen is, de vergunning door de PVK is ingetrokken en het doel van de noodregeling is verwezenlijkt of niet meer kan worden verwezenlijkt.
26
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
5 Verschillen tussen levens verzekeringen en schadeverzekeringen 5.1 Algemeen De verschillen tussen Leven en Schade komen vooral tot uitdrukking in: –
de grotere diversiteit van het schadebedrijf;
–
een verschillend risicoprofiel;
–
andere contractduren en premiegaranties;
–
de wijze van financiering;
–
vaststelling van de technische voorzieningen en de verplichte solvabiliteitsmarge;
–
andere distributievormen bij Schade;
–
het internationale aspect;
–
het grotere belang van herverzekering en poolvorming bij Schade.
Gelet op het uiteenlopende karakter van het leven- en het schadebedrijf heeft ook de wetgever besloten dat Leven en Schade in aparte rechtspersonen moeten zijn ondergebracht.
5.2 De grotere diversiteit van het schadebedrijf Hoewel veelal geclusterd naar een vijftal hoofdbranches, telt het schadebedrijf achttien branches tegen zes bij Leven (zie bijlage C). Dit grotere aantal branches wordt mede weerspiegeld in het veel grotere aantal schadedan levensverzekeraars: ultimo 1998 waren er 407 schadeverzekeraars met een vestiging in Nederland (dat wil zeggen exclusief verzekeraars met zetel buiten Nederland die uitsluitend diensten verrichten naar Nederland) tegen 114 levensverzekeraars. Er zijn daarbij schadeverzekeraars die toegelaten zijn voor (nagenoeg) alle branches en schadeverzekeraars die zich beperken tot één of slechts enkele branches. Het risicoprofiel verschilt sterk per branche en (daarmee) per verzekeraar.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
27
pvk studies 23
Tabel 1 laat zien hoeveel maatschappijen voor een bepaalde branche een vergunning bezitten. Tabel 1
Tot de Nederlandse verzekeringsmarkt toegelaten verzekeraars naar categorie Schadeverzekeraars
Aantallen per 31 december 1998 Vergunning van de PVK Met zetel in Nederland Bijkantoor in Nederland
277 17
Levensverzekeraars
105 3 294
Kennisgevingsprocedure Bijkantoor in Nederland Verrichten van diensten naar Nederland
113 399
108 6 130
512 Vrijgestelde onderlingen Op wie de wet gedeeltelijk van toepassing is Kleinste en kleinere onderlingen
22 210
136 -
232 Totaal
1038
244
Jaarverslag Verzekeringskamer 1998, blz. 79 en 85
Tabel 1 laat voorts zien dat van de schadeverzekeraars die in Nederland door middel van een vestiging werkzaam zijn, er 113 niet in Nederland onder het toezicht van de PVK staan (ultimo 1998). Voorts zijn er nog 399 schadeverzekeraars die zonder vestiging hier te lande verzekeringen verkopen en evenmin onder toezicht staan van de PVK. De overeenkomstige aantallen levensverzekeraars zijn respectievelijk 6 en 130. De diversiteit komt ook tot uitdrukking in de omvang van de schadeverzekeraars. In tabel 2 zijn voor de onderscheiden categorieën de vergunninghoudende schadeverzekeraars naar premieomzet ingedeeld, met als vergelijking de overeenkomstige indeling van de levensverzekeraars.
28
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Tabel 2
Vergunninghoudende verzekeraars naar de grootteklasse van de premieomzet Aantallen verzekeraars (en marktaandelen) Binnenlandse schadeverzekeraars
Grootteklasse van de premies (*1 miljoen)
Naamloze vennootschappen
Onderlingen
Totaal
NietEU/EER schade verzekeraars
Alle schadeverzekeraars %
Alle levensverzekeraars %
21
(0,1)
0 < 10
43
88
131
12
143
(1,4)
10 < 25
16
14
30
-
30
(1,6)
7
(0,3)
25 < 50
8
9
17
-
17
(2,1)
17
(1,6)
50 < 100
19
6
25
-
25
(6,1)
7
(1,3)
100 < 250
38
8
46
3
49
(25,1)
25
(10,4)
250 < 500
10
2
12
1
13
(15,3)
9
(9,0)
500 < 1000
7
3
10
-
10
(22,2)
9
(17,4)
1000 < 2500
5
1
6
-
6
(26,2)
5
(20,4)
2500 < 5000
-
-
-
-
-
(-)
2
(17,7)
5000 < 10000
-
-
-
-
-
(-)
1
(21,8)
146
131
277
16
293
23330
5998
29328
752
30080
Totaal aantallen
Premieomzet
103
(=100)
38176
Samenvattend: de schadeverzekeringsmarkt wordt, anders dan de levensverzekeringsmarkt, gekenmerkt door een sterk heterogene en gediversifieerde aanbodkant.
5.3 Een verschillend risicoprofiel Niet alleen zijn de schadeverzekeraars qua omvang en werkterrein divers, ook qua risicoprofiel lopen zij uiteen. Het levensverzekeringsbedrijf laat zich in het algemeen goed actuarieel benaderen met behulp van ruim beschikbare, betrouwbare sterftestatistieken en kwantitatieve modellen. Voorts kan het beleggingsrisico
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
29
(=100)
pvk studies 23
worden gemitigeerd door een voorzichtig, op spreiding en matching gericht beleggingsbeleid (op dit punt bestaat overigens geen verschil met Schade), eveneens met behulp van empirische modellering. Het schadeverzekeringsbedrijf laat zich in mindere mate kwantitatief benaderen. Dit houdt verband met het feit dat risico’s niet altijd voldoende homogeen zijn om tot een zodanige omvang te kunnen worden geaggregeerd dat een modelmatige aanpak op basis van statistische significantie verantwoord is. Op grond van dit aggregatiecriterium is veelal onderscheid te maken naar massarisico’s en grote risico’s. Kwantitatieve benadering is in de regel toepasbaar bij persoonsgebonden massarisico’s zoals ongeval, ziekte(kosten), arbeidsongeschiktheid, (persoonlijke) aansprakelijkheid, motorrijtuig en persoonlijke-zaakrisico. Bedrijfsgebonden aansprakelijkheids- en catastroferisico’s lenen zich minder tot nauwelijks voor modelmatige benadering. Beperkt het levenbedrijf zich tot leven en dood als de belangrijkste (verzekerings)risicobepalende factoren, bij Schade is er sprake van een grotere diversiteit, zowel naar de verschillende soorten risico’s (globaal te onderscheiden naar objectrisico’s, persoonsgebonden risico’s en aansprakelijkheidsrisico’s) als naar omvang, mogelijkheid van cumulatie en terugwerkende kracht. Bij objectrisico’s gaat het om de verzekering van een bepaald object (een auto, een vloot schepen, een fabriek), waarbij het verzekerd bedrag aanzienlijk kan zijn en kan oplopen tot boven de miljard gulden. Door catastrofes, met de mogelijkheid van het gelijktijdig realiseren van meerdere schadegevallen, kan het uit te keren bedrag dus zeer hoog zijn, met als mogelijke extra complicatie dat zelfs de herverzekeringsdekking wordt overschreden. Bij persoonsgebonden risico’s als ziektekosten en inkomens(dervings)verzekeringen ligt het risico vooral in het ‘long-tail’-karakter (dat wil zeggen dat verzekeraars dienen op te komen voor risico’s die soms vele jaren nadat de verzekeringsovereenkomst is geëindigd, manifest worden). Binnen de contractstermijn gemelde ziektegevallen lopen onder het contract uit. Bij epidemieën bijvoorbeeld kan dit een cumulatie-effect geven. Onder het
30
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
cumulatierisico wordt verstaan het risico dat één en dezelfde gebeurtenis bij een verzekeraar aanleiding is tot het optreden van schade op meerdere polissen. Het kan daarbij gaan om cumulatie van meerdere schadegevallen die betrekking hebben hetzij op eenzelfde soort polis (één brand treft meerdere bij dezelfde verzekeraar verzekerde objecten) hetzij op meerdere polissen bij eenzelfde verzekeringnemer (één brand heeft schadegevolgen voor de brand-, bedrijfsschade-, algemene en/of milieuaansprakelijkheidsverzekering van de verzekeringnemer). Kenmerkend voor het cumulatierisico is steeds dat de verzekerde risico’s onderling afhankelijk zijn. Bij de wet van de grote aantallen wordt hiermee niet direct rekening gehouden; de verzekeraar dient dit risico daarom via eigen acceptatiebeleid en herverzekering te mitigeren. Dit cumulatierisico is ook aanwezig bij aansprakelijkheidsverzekeringen. Door hun lange latentieperiode kunnen long tail-aansprakelijkheidsrisico’s tot grote cumulatie van claims leiden. Bekende voorbeelden zijn beroepsziekten, productaansprakelijkheid (onder andere farmaceutische producten) en milieuaansprakelijkheid. Voorts is, evenals bij objectverzekering, sprake van zeer grote risicobedragen. Dat hoge dekkingen noodzakelijk zijn, blijkt wel uit de megaclaims die regelmatig in het nieuws komen. Aan de andere kant van het ‘schadespectrum’ bevinden zich verzekeringstechnisch gezien goed beheersbare schaderisico’s, zoals particuliere woonhuis-, persoonlijke aansprakelijkheids- en motorrijtuigenverzekeringen.
5.4 Andere contractduren en premiegaranties Levensverzekeringen zijn naar hun aard veelal langlopende contracten waarbij de verzekeraar in het algemeen geen mogelijkheid heeft de premie of polisvoorwaarden gedurende de contractsperiode bij te stellen. De verzekeringen zijn voor de verzekeraar ook niet opzegbaar. Schadeverzekeringen daarentegen zijn met uitzondering van ziektekostenen inkomensverzekeringen kortlopend. Dit kan zijn van bijvoorbeeld enkele dagen (een regen- of reisverzekering) tot hooguit drie à vijf jaar 49. De meerderheid van de schadeverzekeringen is opzegbaar door de verzekeraar (met
49
Langere contractduren komen in steeds mindere mate voor.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
31
pvk studies 23
uitzondering van ziektekosten en arbeidsongeschiktheid). Bij het merendeel van de schadeverzekeringen, met inbegrip van ziektekosten, bestaat de contractuele mogelijkheid van een eenzijdige aanpassing van premie en/of voorwaarden (de zogenoemde en bloc-clausule)50.
5.5 Andere belangen van polishouders Bij levensverzekeraars vormen de polishouders een min of meer homogene groep. De polishouders zijn overwegend particulieren. Indien ondernemingen optreden als polishouder, gebeurt dit veelal in het kader van pensioenverzekeringen. Hierbij zijn particuliere personen wederom belanghebbende. Dit geldt ook bij herverzekering van pensioenfondsen. Dit hangt samen met de aard van de producten die door levensverzekeraars mogen worden aangeboden. De financiële belangen van polishouders van levensverzekeraars hoeven niet homogeen te zijn, maar bevinden zich wel tussen bepaalde grenzen. Het hoogste financiële belang wordt grofweg bepaald door hetgeen particulieren doorgaans aan levensverzekeringsbehoefte hebben, bijvoorbeeld het kapitaal dat nodig is om een hypotheekschuld te kunnen aflossen of de waarde van een pensioen of lijfrente. Er kan bij Schade – anders dan doorgaans bij Leven – een grote discrepantie bestaan tussen de belangen van polishouders. Eén grote claimant, bijvoorbeeld een industriële onderneming, kan een onevenredig groot beslag leggen op de beschikbare middelen. De verschillen tussen Schade en Leven komen mede tot uitdrukking in het feit dat bij Leven (met uitzondering van zuivere overlijdensrisicoverzekeringen) sprake is van waardeopbouw en bij Schade in beginsel niet. Ook het nadeel voor de polishouder bij insolventie ligt daardoor anders. Bij levensverzekeringen zal men dezelfde verzekering elders veelal slechts tegen een (veel) hogere premie kunnen sluiten. Dit hangt met name samen met het verlies van de opgebouwde waarde in verzekeringen met spaarelement.
50
32
Vgl. paragraaf 4.4.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Bij schadeverzekeringen (die, zoals vermeld, meestal kortlopend zijn) zal men vaak elders een nieuwe verzekering kunnen sluiten tegen ongeveer dezelfde premie. Dit geldt niet voor ziektekostenverzekeringen en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Ook long-tail-risico’s zullen normaliter moeilijker opnieuw onder betaalbare condities verzekerbaar zijn. Voorts is het zowel bij Schade als bij Leven mogelijk dat in geval van een deconfiture de bij het intreden daarvan reeds verschuldigde uitkeringen niet meer geheel zullen worden uitbetaald, maar bij Schade leidt dit tot een groter nadeel voor de claimant. Het tekort kan immers alleen worden omgeslagen over de polishouders met een gevallen schade en over de vooruitbetaalde premies, en niet, zoals bij leven, over de door verreweg de meeste polishouders opgebouwde waarde. De mogelijkheid van verlies van de opgebouwde waarde bij levensverzekeringen maakt de relatie tussen klant en verzekeraar bij Leven en bij Schade een wezenlijk verschillende. Verwacht mag worden dat bij een in moeilijkheden rakende levensverzekeraar polishouders zullen proberen alsnog hun opgebouwde waarde veilig te stellen door middel van afkoop, hetgeen zeker in geval van liquiditeitsproblemen de situatie zal verergeren.
5.6 Financiering Wat betreft financiering wijkt het schadebedrijf sterk af van het levenbedrijf. Bij Schade is er voor grote delen sprake van omslagfinanciering in plaats van kapitaaldekking. De in een jaar gemelde schadegevallen moeten uit de premieontvangsten in dat jaar betaald worden. Op basis van de ontwikkeling van de schadelast kan de premie ook van jaar tot jaar worden aangepast. De financiering van levensverzekeringen en pensioenen is gebaseerd op kapitaaldekking. Dat wil zeggen dat de uitkering van kapitaal of pensioen te zijner tijd (voor een belangrijk deel) betaald moet worden uit de premies die in de jaren daarvoor zijn ontvangen. Er vindt hier dus fondsvorming plaats. De premie staat daarbij voor de gehele looptijd van de verzekering vast. Het gevolg is dat er bij Schade ook veel minder ‘beleggingsrisico’ wordt gelopen dan bij Leven. Is de beleggingsomvang bij Leven ongeveer tienmaal
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
33
pvk studies 23
de premie, bij Schade is dat minder dan anderhalf maal. Enige nuancering geldt voor de onder Schade vallende branches aansprakelijkheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering. De veelal op kapitaaldekking, respectievelijk rentedekking berustende financiering brengt hier een beleggingsomvang met zich mee tot een niveau van ongeveer zesmaal de premie. Bij ziektekostenverzekering is de beleggingsomvang in de orde van grootte van een half maal de premie.
5.7 Voorzieningen en solvabiliteit Het verschil tussen Leven en Schade komt mede tot uitdrukking in de vaststelling van de technische voorzieningen en de benodigde solvabiliteitsmarge. Kent Leven in het algemeen per verzekering een technische voorziening in de vorm van een wiskundige reserve als de contante waarde van de toekomstige uitkeringen verminderd met de contante waarde van de toekomstige premies, het schadebedrijf kent deze reserve ook bij arbeidsongeschiktheidsverzekering en heeft daarnaast nog: –
voorzieningen voor gemelde schaden, zowel op post- als op maatschappijniveau;
–
voorzieningen voor (nog) niet gemelde schaden (IBNR);
–
calamiteitenvoorzieningen voor gebeurtenissen die zich niet noodzakelijk elk jaar behoeven voor te doen;
–
de vergrijzingsreserve bij ziektekosten.
De vaststelling van deze voorzieningen vindt weliswaar veelal plaats op basis van bepaalde regels, maar deze zijn sterk afhankelijk van ervaringen en inschattingen. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bij Schade dan ook niet bepaald als een percentage van de technische voorzieningen maar van de premie en van de in een bepaald boekjaar geleden schade. Gezien het eigen karakter van schadeverzekeringen is derhalve een daarop specifiek toegesneden solvabiliteitsmethodiek van toepassing.
34
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
5.8 Juridische risico’s Bij Schade (maar evenzeer bij Leven) vormen de effecten van het kabinetsbeleid op de verplichtingen (verzekeringsvoorwaarden) van de verzekeraars een externe factor waarmee rekening dient te worden gehouden. Marktwerking en kostenbeheersing zijn tot op heden de drijfveren van het kabinet geweest om een aantal sociale verzekeringen te privatiseren. De overheveling naar de particuliere markt heeft onzekerheden met zich gebracht die door verzekeraars niet altijd optimaal zijn of konden worden ingeschat. Daar komt bij dat de centrale overheid betrokkenheid blijft voelen met geprivatiseerde sociale zekerheid. De gevolgen van deze onzekerheden en meer in het bijzonder de niet vooraf calculeerbare invloed van zeer snelle beleidswijzigingen vanuit de overheid op de polisvoorwaarden wordt hier aangeduid als juridische risico. Dit risico mag niet op het conto van de verzekeraars worden geschreven. Evenzeer is het niet gewenst en niet de bedoeling om een opvangregeling schade onverkort van toepassing te laten zijn op ten gevolge van door overheidsregulering in het leven geroepen juridische risico’s faillerende schadeverzekeraars. Iedere toekomstige wijziging van overheidswege die effect heeft op door particuliere verzekeraars gelopen risico’s dient daarom vooraf op zijn consequenties te worden beoordeeld. In het bijzonder kan worden verwezen naar het voornemen van het kabinet om ziektekostenverzekeraars weer risico te laten lopen in de omslagregeling. Uiteraard zullen verzekerbaarheid en betaalbaarheid daarbij als belangrijkste uitgangspunten dienen. Maar met het binnen deze randvoorwaarden weer terugbrengen van risico naar de verzekeraar dreigt wel het gevaar dat het vergrijzingsrisico weer manifest wordt, indien de wettelijke wijzigingen daarmee onvoldoende rekening houden. Ook sommige politiek-maatschappelijke ontwikkelingen met mogelijk juridische consequenties zijn moeilijk in te schatten. Indien deze ontwikkelingen zich abrupt voordoen en de dekkingsomvang uit hoofde van reeds gesloten overeenkomsten van verzekering met terugwerkende kracht (aanmerkelijk) verruimen, zijn hiervoor geen voorzieningen meer te treffen of premies te heffen. Dergelijke wijzigingen kunnen zich voordoen in de juridische omgeving, bijvoorbeeld als gevolg van onvoorzienbare ontwikkelingen in de rechtspraak of wetgeving. Voorbeelden daarvan zijn de ontwik-
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
35
pvk studies 23
kelingen in het aansprakelijkheidsrecht over DES en asbest en de aansprakelijkheid met terugwerkende kracht voor bodemvervuiling.
5.9 Distributie Schade kent ten opzichte van Leven een tweetal bijzondere distributievormen: het volmachtensysteem en het beursbedrijf. In het eerste geval is het distributiekanaal weliswaar niet verschillend, maar is het betrokken intermediair feitelijk zelf de verzekeraar, zij het voor rekening en risico van de volmachtgever. Dat houdt in dat de verzekeraar het risico loopt van een te soepel of tegen een te lage prijs accepterende gevolmachtigde. Op de beurs worden in het algemeen de grotere risico’s ‘verhandeld’, waarbij de beursmakelaar de prijs vaststelt en de verzekeraar voor een bepaald percentage mag deelnemen. Deze distributievorm wordt hier afzonderlijk genoemd vanwege het bijzondere karakter ervan. De aard en omvang van de risico’s die op de beurs worden gedekt en de wijze van premievaststelling voegen een extra facet toe aan het risicoprofiel van schadeverzekeraars die op de beurs sluiten.
5.10 Internationaal Behalve dat er aanzienlijk meer buitenlandse schade- dan levensverzekeraars op de Nederlandse markt opereren, hebben schadeverzekeringen uit de aard der zaak een veel internationaler karakter. Het opereren van schadeverzekeraars in het buitenland kan zowel een stabiliserende factor zijn op de resultaten (risicospreiding) als een risico voor de resultaten (vreemde jurisdictie, expanderend aansprakelijkheidsrecht in bijvoorbeeld de Amerikaanse markt, onervarenheid met marktrisico’s). Ook in dit opzicht is het schadebedrijf afwijkend van het levenbedrijf. Het levenbedrijf is immers overal ter wereld qua verzekeringstechnische essentie vergelijkbaar.
36
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
5.11 Belang van herverzekering en poolvorming bij Schade Het grotere belang van (internationale) herverzekering bij schadeverzekeringen in vergelijking tot levensverzekeringen draagt eveneens bij aan het eigen karakter van Schade. Om de eerder genoemde megarisico’s te kunnen afdekken, is herverzekering een belangrijk instrument. Hetzij op polisniveau via proportionele herverzekering of ‘excess of loss’-dekking, hetzij op portefeuilleniveau met name via stoploss-dekking als ‘catastrophe cover’ ter afdekking van cumulerende retenties. Bij een ondoorzichtige herverzekeringsstructuur bestaat zelfs het risico dat een verzekeraar een deel van een door hem in herverzekering aangeboden risico weer terugkrijgt. Voorts kan het wegvallen van een herverzekeraar desastreuze gevolgen hebben voor de directe schadeverzekeraar. Andere mogelijkheden voor risicospreiding zijn: –
coassurantie, waarbij één grote verzekerde som wordt gedeeld door een aantal reguliere verzekeraars;
–
layering (verzekerde sommen van op elkaar aansluitende polissen worden op elkaar gestapeld);
–
poolvorming;
–
introductie van eigen risico’s.
Bij poolvorming gaat het feitelijk om vormen van opvang voor specifieke risico’s. Zo kent het schadebedrijf een groot aantal ‘pools’, waaronder de Atoompool (nucleaire risico’s), de woonwagenpool, de BCA-pool (voor bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheid). Ook de verzekeringsmaatschappij Rialto (vroeger: Terminus) ten behoeve van auto-, brand- en inboedelverzekeringen die elders niet ondergebracht kunnen worden, kan feitelijk als zo’n pool beschouwd worden. Het Waarborgfonds Motorverkeer fungeert bij onvermogen van een verzekeraar als vangnet voor personen met een aansprakelijkheidsclaim51.
51
Artikel 25 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM).
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
37
pvk studies 23
6 Risico’s voor polishouders van schadeverzekeringen 6.1 Algemeen Zoals in hoofdstuk 5 bleek, is het schadebedrijf gediversificeerder en risicovoller dan het levenbedrijf. Schadeverzekeraars kunnen binnen één juridische entiteit een veelheid van verzekeringen sluiten, met zeer uiteenlopende risicograden. Dit leidt ertoe dat ook de risicoprofielen van de schadeverzekeraars als ondernemingen een wisselend en divers beeld opleveren. In dit hoofdstuk worden met behulp van matrix 1 (bijlage D) de risico’s die samenhangen met de verschillende schadebranches in kaart gebracht. Tevens wordt in kaart gebracht welke instrumenten het management van een schadeverzekeraar ten dienste staan om zo veel mogelijk deze risico’s te pareren en welke instrumenten de PVK ten dienste staan om te bereiken dat schadeverzekeraars professioneel en prudent omgaan met deze risico’s.
6.2 Overzicht en bespreking van risico’s 6.2.1 Matrix risico’s schadeverzekering De matrices (bijlage D) beogen inzicht te geven in: –
de risico’s die het voortbestaan van een schadeverzekeraar kunnen bedreigen (horizontale balk in de drie tabellen);
–
de mate waarin deze risico’s zich voordoen in de verschillende schadebranches (matrix 1);
–
de bedrijfsinstrumenten die een schadeverzekeraar ten dienste staan bij het pareren van deze risico’s (matrix 2);
–
de toezichtsinstrumenten die de PVK ten dienste staan bij het pareren van deze risico’s (matrix 3).
Onderscheiden kunnen worden interne en externe risico’s. Interne risico’s lijken in beginsel steeds beheersbaar. Bij externe risico’s kan onderscheid worden gemaakt tussen beheersbare risico’s en onbeheersbare risico’s. Hierna wordt afzonderlijk ingegaan op de drie matrices.
38
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
6.2.2 Risico’s en branches Matrix 1 (schadebranches) Deze inventarisatie maakt inzichtelijk welke van de gedefinieerde branches extra kwetsbaar worden geacht voor bepaalde (geclusterd weergegeven) risico’s en welke minder of niet. Bij het formuleren van uitgangspunten voor een prudent beleid van een schadeverzekeraar (bijvoorbeeld in codes van het Verbond van Verzekeraars, of in richtlijnen voor de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) van schadeverzekeraars) kan daarmee rekening worden gehouden. Bijvoorbeeld door in de ABPS extra aandacht te besteden aan herverzekering bij uitoefening van de branches Brand en Algemene aansprakelijkheid. Uiteraard is discussie mogelijk over het toekennen van ‘X-en’ en ‘O-en’ in de tabel. De gedefinieerde branches bevatten veelsoortige schadeverzekeringsproducten, die een eigen risicoprofiel kunnen vertonen. Ook maakt het verschil of een verzekeraar een product als ondergeschikt voert of als een hoofdproduct. Tevens kan worden geconstateerd dat sommige risico’s inherent ongewis zijn wat betreft frequentie en omvang: bijvoorbeeld de risicocategorieën ‘megaschades’. De mogelijke millenniumschade was een voorbeeld. Het was onzeker óf deze zich zou voordoen en de potentiële schade was vooraf niet te berekenen of zelfs te indiceren. In theorie had deze schade vele malen de reserves van Nederlandse schadeverzekeraars kunnen overtreffen. Voor dergelijke onbekende grootheden zijn vooraf nauwelijks realistische voorzieningen te treffen. Daarnaast zijn er nog de reeds in paragraaf 5.8 besproken juridische risico’s.
6.2.3 Risico’s en bedrijfsinstrumenten Matrix 2 (bedrijfsinstrumenten) In matrix 2 wordt aangegeven hoe de (geclusterd weergegeven) risico’s van het schadeverzekeringsbedrijf kunnen worden benaderd met bedrijfseconomische instrumenten.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
39
pvk studies 23
Inadequate acceptatie/premies/voorwaarden Bij de branche Algemene aansprakelijkheid kan inadequate acceptatie/ premie/voorwaarden ernstige gevolgen hebben voor de continuïteit van een maatschappij. Schades kunnen een onbeheersbaar grote vorm aannemen als gevolg van een groot aantal gedupeerden en als gevolg van de hoogte van iedere individuele claim, temeer daar de schades zich over een langere periode kunnen ontwikkelen en de hoogte van toegewezen schadebedragen een stijgende tendens vertoont. Verzekeraars hebben bedrijfsinstrumenten waarmee de risico’s kunnen worden beperkt. Naast een zorgvuldige beoordeling van het risico, betreft het hier met name technisch/ juridische instrumenten die liggen in de sfeer van juiste clausulering van de verzekeringsovereenkomst. Er is, zoals uit matrix 2 blijkt, een aantal clausules ontwikkeld met het doel het schadeverloop beheersbaar te houden. Voorwaarde daarbij is dat deze clausules stringent worden toegepast. Het management heeft de verantwoordelijkheid om door middel van controle hierop toe te zien. Inadequaat herverzekeringsbeleid Inadequaat herverzekeringsbeleid kan met name verstrekkende gevolgen hebben voor de branches waar bepaalde gebeurtenissen dusdanige schade veroorzaken, dat de continuïteit van een verzekeraar wordt bedreigd. Het gaat dan om megaschades ten gevolge van (meestal natuur)catastrofes of megaschades op langere termijn ten gevolge van onvoorziene omstandigheden, waar polisvoorwaarden onvoldoende bescherming bieden. Vooral de branches Brand (inclusief storm) en Aansprakelijkheid kennen dit risico. Verzekeraars kunnen de gevaren reduceren door een bewust herverzekeringsbeleid te voeren, dat is gebaseerd op een permanente analyse van de eigen portefeuille en zorgvuldig risicobeheer. Op deze wijze wordt de juiste keuze gemaakt uit de beschikbare herverzekeringsdekkingen (‘working’ en ‘catastrofe’), waarbij uiteraard de keuze van (een) sterke herverzekeraar(s) ook belangrijk is. Inadequate voorzieningen Dit is met name van toepassing op branches waar de uiteindelijke hoogte van schades moeilijk is in te schatten. Dit kan zich met name voordoen bij Algemene aansprakelijkheid, omdat de aard van de schade vaak onzekerheid met zich meebrengt en omdat de termijn waarop de definitieve schade
40
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
bekend is lang kan zijn. Diverse maatregelen staan verzekeraars ter beschikking om dit risico te verkleinen. Zo zal een goed georganiseerde schadeafhandelingsafdeling verrassingen meestal voor kunnen zijn. Mocht er sprake zijn van een (dreigend) tekort in de voorzieningen, dan kan eventueel door middel van premieverhoging onder behoud van de en blocclausule het niveau van de voorzieningen worden verhoogd. Daarnaast kan men financiële buffers inbouwen met IBNR-voorzieningen en voldoende eigen vermogen. Inadequaat beleggingsbeleid Het risico van inadequaat beleggingsbeleid is extra groot bij de branche(s) waar een groot deel van de verplichtingen een langetermijnkarakter heeft en waarvoor dus aanzienlijke voorzieningen moeten worden getroffen. Bij schadeverzekeringen is dit met name het geval bij de branche Arbeidsongeschiktheid. Verkleining van dit risico wordt bereikt door het in huis halen van voldoende deskundigheid op dit terrein, waarbij ook het aspect van matching van de beleggingen met de verplichtingen in de tijd aandacht verdient. Een sterk management en een goede AO/IC kunnen het risico verder minimaliseren. Megaschades lange termijn Het risico van megaschades lange termijn is op veel branches niet van toepassing, maar in sterke mate wel op de branche Algemene aansprakelijkheid. Naast de instrumenten die ook al werden beschreven onder de kopjes ‘Inadequate acceptatie/premies/voorwaarden’ (vooral technische/juridische instrumenten) en ‘Inadequaat herverzekeringsbeleid’, kan dit risico worden verkleind door het inbouwen van extra voorzieningen en het standaard hanteren van IBNR-voorzieningen. Daarnaast moet een voldoende omvang van het eigen vermogen de gevolgen van dit risico beperken en dienen risico’s waarvan men de grootte onvoldoende kan inschatten afgewezen te worden en zo mogelijk op een alternatieve manier worden gedekt, bijvoorbeeld met behulp van een pool of zelfs met hulp van de overheid. Megaschades catastrofaal Dit risico is van toepassing op diverse branches. Dit risico is in de regel beheersbaar te houden met behulp van goed risicobeheer (waaronder zicht hebben op cumulaties), extra voorzieningen, voldoende omvang eigen ver-
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
41
pvk studies 23
mogen, goede herverzekering, te grote risico’s niet accepteren en zo mogelijk op een alternatieve manier dekken, bijvoorbeeld met behulp van de overheid en poolvorming. Verzekeringsfraude/criminaliteit Met name gevoelig hiervoor zijn de branches Auto (diefstal) en Brand (brandstichting). Een enkel fraudegeval zal meestal niet bedreigend zijn voor de continuïteit, maar een trend van veel fraude kan het schadeniveau significant doen stijgen en een portefeuille in de rode cijfers doen belanden. Grote alertheid bij zowel acceptatie als bij schadebehandeling alsmede het deelnemen aan landelijke antifraude-initiatieven zijn instrumenten om dit risico te verkleinen. Ook de samenwerking binnen de bedrijfstak om fraude te voorkomen en de samenwerking van de bedrijfstak met opsporingsinstanties (zie het zogeheten Fraudeprotocol) zijn belangrijke instrumenten om het risico van fraude beheersbaar te houden. Juridische risico’s Vooral van toepassing op branches waar veel regelgeving en jurisprudentie aan ten grondslag ligt. Hier zijn verzekeraars kwetsbaar (evenals andere bedrijfstakken), vooral waar verandering van regelgeving en rechtspraak abrupt, zonder goede overgangsmaatregelen of zonder eerbiedigende werking plaatsvindt. Er is echter een aantal maatregelen die verzekeraars kunnen nemen, met name in de vorm van clausulering: onder andere een en bloc-clausule, ‘claims made’-clausulering en beperking van de contractstermijn.
6.2.4 Risico’s en toezichtsinstrumenten Matrix 3 (toezichtsinstrumenten) Voor alle bedrijfsrisico’s geldt dat een of meer toezichtsinstrumenten inzetbaar zijn. De vraag is echter of dit ook voor de juridische risico’s geldt. Nog niet alle genoemde toezichtsinstrumenten zijn reeds ingevoerd. Aan de ABPS en de verdere invulling van de richtlijnen AO/IC wordt momenteel gewerkt. Voor deze beide instrumenten geldt dat deze een cruciale rol spelen bij de preventie van deconfitures.
42
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Eén instrument ontbreekt. Op basis van het huidige Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 is het niet mogelijk dat de PVK algemeen verbindende regels uitvaardigt over het herverzekeringsbeleid van onder andere schadeverzekeraars. Wel is het mogelijk dat richtlijnen worden opgenomen in beleidsregels zoals de ABPS. In verband met de handhaving zou evenwel de mogelijkheid van het kunnen stellen van algemene regels de voorkeur verdienen en zou aanpassing van genoemd besluit gewenst zijn. In EU- verband wordt mede daarom thans gesproken over een harmonisering voor toezicht op herverzekeraars en op het herverzekeringsbeleid van primaire verzekeraars. Voor fraudebeheersing lijkt slechts één toezichtsinstrument voorhanden: de AO/IC-richtlijnen.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
43
pvk studies 23
7
Instrumentarium bij schadeverzekeringen; adequaat?
7.1 Instrumentarium van het management van een schadeverzekeraar Geconstateerd kan worden dat voor alle risico’s een of meer bedrijfsinstrumenten zijn aan te wijzen. Wat opvalt is dat voor alle bedrijfsrisico’s geldt dat een deskundig, prudent opererend management en een goede AO/IC, risicobeheer en herverzekeringsbeleid de cruciale, generieke voorwaarden vormen voor een prudent bedrijfsbeleid. In theorie lijkt het instrumentarium adequaat te zijn. In de effectiviteit van de bedrijfsinstrumenten (en de mogelijke meerwaarde in de effectiviteit door de samenhang ertussen) geeft de matrix als zodanig echter geen inzicht. Zoals de historie laat zien, vormt het bestaan van (in theorie) goede managementinstrumenten geen garantie voor een gezond bedrijfsbeleid. Ook kan men er niet a priori van op aan dat managers, ook al zijn zij getoetst op deskundigheid en betrouwbaarheid, in bedreigende omstandigheden gezond zullen blijven handelen. De wezenlijke vraag is: hoe deskundig en prudent passen bestuurders van verzekeraars deze instrumenten toe? Hoe groot is bijvoorbeeld de kans dat (kortetermijn)marktoverwegingen de boventoon voeren ten koste van een prudente bedrijfsvoering? Hierbij zij bedacht dat het totaal van het bedrijfsinstrumentarium de doelmatige resultante is van een sinds vele jaren bestaande private markt voor schadeverzekeringen. In hoeverre nieuwe of andersoortige risico’s tijdig worden herkend blijft daarbij enigszins ongewis. Een gegeven is echter dat het schadeverzekeraars is toegestaan verliezen in de ene branche te compenseren met winsten uit andere branches. ‘Cross sector’-subsidiëring is welbewust toegestaan voor schadeverzekeraars52. Het berekenen van winsten en verliezen voor bepaalde branches is bovendien enigszins arbitrair omdat kostencomponenten moeten worden toegerekend en is dus in zekere zin voor manipulatie vatbaar.
52
44
Dit zal, indien de ABPS in de huidige vorm aanvaard worden, niet langer het geval zijn.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Voorts geldt dat ook een goed management en een adequate AO/IC desastreuze megaschades en catastrofes (onbeheersbare risico’s) niet kunnen voorkomen. Ook andere moeilijk beïnvloedbare, exogene factoren, bijvoorbeeld ingrijpende wijzigingen in overheidsbeleid of jurisprudentie (in de tabel samengevat als ‘juridische risico’s’), zijn niet te corrigeren door een goed bestuur of adequate AO/IC.
7.2 Instrumentarium van de Pensioen- & Verzekeringskamer 7.2.1 Algemeen Zoals al eerder werd opgemerkt, stelt de PVK momenteel de ABPS op. Zij vult hiermee een belangrijk preventief instrument in. Is het instrumentarium hiermee op dit punt adequaat? Hoe kan vanuit het toezicht een prudentere premiestelling verder worden bevorderd? Ook voor verzekeringen of branches waarvoor minder statistische gegevens of kwantitatieve methodes beschikbaar zijn, geldt dat schadeverzekeraars meer dan voorheen zullen moeten trachten een technische onderbouwing te geven voor de premiestelling, en de vaststelling van de voorzieningen. Ter vergroting van de betrouwbaarheid van de wijze waarop schadeverzekeraars hun voorzieningen en premiestelling hebben vastgesteld, zou een door een actuaris (of daarmee gelijk te stellen professional) gecertificeerd verslag daaromtrent verplicht gesteld kunnen worden voorzover daartoe gezien de aard van de werkzaamheden van de verzekeraar aanleiding is. Hiertoe is een wijziging van de wettelijke regeling vereist. Voorts werd bij de bespreking van de matrices geconstateerd dat een preventief instrument ontbreekt. De PVK heeft niet de bevoegdheid op basis van de huidige WTV 1993 of de uitvoeringsregelingen van deze wet regels uit te vaardigen omtrent het herverzekeringsbeleid van schadeverzekeraars. De Studiegroep staan algemeen verbindende regels voor ogen die de randvoorwaarden voor het herverzekeringsbeleid vaststellen, gericht op beperking van de kwetsbaarheid van de verzekeraar voor extreem schadeverloop of voor megaschades. Daartoe zou het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 dienen te worden gewijzigd.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
45
pvk studies 23
Aan het bestrijden door verzekeraars zelf van fraude kan de PVK aandacht besteden in de te formuleren richtlijnen AO/IC. De PVK heeft reeds het voornemen geuit om steekproefsgewijs onderzoek te (laten) verrichten naar de toereikendheid en effectiviteit van de interne frauderichtlijnen bij verzekeraars. Onder andere met het oog hierop heeft de PVK een integriteitseenheid in het leven geroepen. De Studiegroep constateert dat hiermee het toezichtsinstrumentarium verder wordt ingevuld. De Studiegroep acht het voorts wenselijk dat er een betrouwbaar systeem komt voor de beoordeling van de kwaliteit van herverzekeraars door middel van toezicht. Aangezien de herverzekeringsmarkt bij uitstek een mondiaal karakter heeft, zullen dergelijke maatregelen slechts in internationaal verband tot stand kunnen komen. Alvorens na te gaan of ook op andere dan de hiervoor reeds genoemde terreinen mogelijkheden bestaan om te komen tot het intensiever of anders gebruik van reeds bestaande wettelijke instrumenten, wijdt de Studiegroep enkele overwegingen aan de aard en effectiviteit van de toezichtsinstrumenten. 7.2.2 Aard en effectiviteit van toezichtsinstrumenten Het onderscheid tussen bedrijfsinstrumenten en toezichtsinstrumenten is minder scherp dan de matrices 1 en 2 wellicht suggereren. Nederland heeft van oudsher gekozen voor het normatieve, marktconforme toezichtsysteem. Dit heeft als uitgangspunt een zo groot mogelijke vrijheid van bedrijfsbeleid. Het toezicht moet marktprikkels zo min mogelijk wegnemen. De toezichtsinstrumenten die bij dit normatieve systeem horen, moeten derhalve overeenstemmen met gezonde bedrijfseconomische principes. Tegenover het normatieve systeem staat het materiële systeem, dat een grotere bemoeienis kent van de toezichthouder met polisvoorwaarden, premies, beleggingsbeleid en vaststelling van technische voorzieningen. Het materiële systeem is binnen de EU/EER in zijn zuivere vorm (systematische goedkeuring vooraf van polisvoorwaarden en tarieven) afgeschaft ten gunste van het normatieve systeem. Dit sluit echter niet uit dat het normatieve systeem meer of minder intensief wordt ingezet. Het algemene aanwijzingsrecht van de PVK en de mogelijkheid om actuariële principes,
46
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
beleggingsrichtlijnen en richtlijnen AO vast te stellen, geeft de mogelijkheid het normatieve toezicht meer of minder intensief in te zetten. Zo laat de formulering van artikel 66 van de WTV 1993 ruimte voor meer of minder strakke toepassing van de principes van toereikende voorzieningen en adequate premiestelling. Bij het bepalen van de intensiteit van het toezicht gaat het – naast het vertrouwen dat bestaat in markten en marktpartijen – om een kosten/batenanalyse. De baat betreft de inschatting in hoeverre door een intensiever toezicht of intensievere toezichtsregels de failleringskans wordt verminderd. De kosten betreffen niet alleen de directe toezichtskosten die de PVK maakt en die worden doorberekend aan de bedrijfstak, maar ook de kosten in de vorm van hogere verzekeringspremies, minder concurrentieprikkels, minder flexibiliteit. De mogelijke concurrentie vanuit het buitenland (in andere lidstaten gevestigde schadeverzekeraars staan immers onder financieel toezicht van de toezichthouder in het land van herkomst), stelt overigens grenzen aan de intensivering van toezichtsregels. De inherente onzekerheid waarmee het schadeverzekeringsbedrijf gepaard gaat en het gegeven dat optimale marktwerking wenselijk is (en daarmee dat een toezichtsregime niet dermate knellend moet worden dat het de marktwerking te veel zou beperken) brengt met zich mee dat de kans op deconfitures niet tot nul kan worden teruggebracht. Evenmin is het wenselijk dat zulks te rigoureus zou worden nagestreefd door de marktwerking uit te schakelen. Dit, alsmede de moeilijk beïnvloedbare en beheersbare risico’s van megaschades en catastrofes, impliceert de kans dat het toch nog eens mis gaat met een schadeverzekeraar.
7.2.3 Wat als het mis gaat? Men kan zich afvragen welke instrumenten ontwikkeld kunnen worden voor het geval dat, ondanks alle bedrijfs- en toezichtsinstrumenten, een schadeverzekeraar toch in financiële moeilijkheden geraakt. Bezien kan worden of in zo’n geval een opvangregeling volgens de lijnen van de Opvangregeling Leven uitkomst kan bieden. In dit verband is het goed de
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
47
pvk studies 23
vergelijking tussen de karakteristieken van een schade- en een levenmaatschappij daarbij te betrekken. Zoals hiervoor al werd geconstateerd, bestaan er fundamentele verschillen tussen Leven en Schade. Schadeverzekeraars mogen op grond van Europese richtlijnen in beginsel alle branches binnen één juridische entiteit uitoefenen. De solvabiliteitsmarge dient als buffer voor alle branches. De Opvangregeling Leven is gericht op de continuïteit van de verzekeringsportefeuille. Dit instrument is gericht op de (actuarieel inschatbare of tenminste kwantitatief indiceerbare) levensvatbaarheid van de portefeuille. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat vrijwel alle Leven-polishouders schade lijden door een deconfiture van de levensverzekeraar. Dit heeft te maken met de doorgaans opgebouwde waarde van de verzekeringen. Voorts is de continuïteit van een levenportefeuille in beginsel actuarieel vast te stellen. Om die reden is een opvangregeling voor Leven, gericht op de continuïteit van de verzekeringsportefeuille, wenselijk en realiseerbaar. Bij Schade kan de solvabiliteitsmarge in één klap onverwacht worden aangetast, bijvoorbeeld voor een majeure aansprakelijkheidsclaim. Een schadeverzekeraar die de ene dag nog levensvatbaar leek, kan dat de volgende dag niet meer zijn. Er kan bij Schade, anders dan doorgaans bij Leven, een grote discrepantie zijn tussen de belangen van polishouders: één grote claimant, bijvoorbeeld een grote industriële onderneming, kan een onevenredig beslag leggen op de bij een schadeverzekeraar beschikbare middelen. Particuliere claimanten kunnen daardoor extra slecht af zijn. Bij een vergelijking van Schade met Leven valt voorts op dat het grootste probleem voor de klant van een schademaatschappij is dat een reeds geleden schade niet wordt vergoed. Bij een levenmaatschappij is het grootste probleem voor de klant dat het opgebouwde tegoed niet tot uitkering komt. Bij een schademaatschappij zijn derhalve vooral de klanten de dupe die toevallig net een uitstaande schade hebben, terwijl bij een levenmaatschappij alle klanten (en nabestaanden) met een spaar- of pensioenproduct de dupe zijn.
48
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
De continuïteit en daarmee de levensvatbaarheid van een in moeilijkheden verkerende schademaatschappij is snel bedreigd, doordat veel verzekeringnemers doorgaans direct hun polis opzeggen, zodra bekend is dat een verzekeraar financiële problemen heeft of dat door een toezichthouder zal worden ingegrepen. Wat overblijft zijn de uitstaande schades die afgewikkeld moeten worden, alsmede een aantal minder aantrekkelijke of moeilijk oversluitbare risico’s, zoals ziektekosten. Polishouders van een schadeverzekeraar lopen minder risico bij discontinuïteit van de portefeuille. Slechts de hiervoor genoemde categorieën polishouders (personen met reeds geleden schades, inclusief personen met een ingegane arbeidsongeschiktheidsrente) en personen die vanwege leeftijd of gezondheid elders niet of duur verzekerbaar zijn, zouden belang hebben bij de continuïteit van de portefeuille alsmede personen die om andere redenen (met name een verscherpt acceptatiebeleid) elders niet goed terecht kunnen. Bij een schademaatschappij is het bovendien lastig op redelijk korte termijn vast te stellen of de voorzieningen adequaat zijn om alle geleden schades te dekken. Zeker ingeval de verzekeraar aansprakelijkheidsverzekeringen heeft afgesloten, kan het lang duren voordat bekend is hoe groot de verplichtingen zijn.
7.2.4 Oplossingsrichtingen In de Studiegroep is uitvoerig nagedacht over de mogelijkheden die de huidige noodregeling biedt, met name ten aanzien van de wijze waarop een overblijvende schadeportefeuille op een voor de verzekerden aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld. Ook is stilgestaan bij het probleem van de moeilijk oversluitbare risico’s. Wat het laatste betreft is er voor bepaalde branches (auto, WA) een oplossing in de vorm van Rialto, die dekking biedt aan kandidaat-verzekerden die elders geen dekking kunnen krijgen. Deze constructie vindt haar oorzaak met name in het bestaan van een wettelijk verplichte verzekering voor de aansprakelijkheid wegens het gebruik van motorrijtuigen. Voor branches die niet door Rialto gedekt worden, kunnen alternatieve oplossingen in beeld komen.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
49
pvk studies 23
Zoals al is vermeld kunnen verkeersslachtoffers zich wenden tot het Waarborgfonds Motorverkeer, ingeval de WAM-verzekeraar niet bij machte is te betalen. Voor werknemers in het kader van de WAO geldt een afzonderlijke regeling (Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen; MAAV). De Studiegroep is tot de overtuiging gekomen dat een opvangregeling zoals die voor Leven is ontworpen, niet geschikt is voor Schade, gelet op het hiervoor genoemde fundamenteel andere karakter van dit bedrijf en de andersoortige belangen van polishouders. Anders dan bij Leven, heeft bij Schade immers slechts een beperkte groep polishouders belang bij de continuïteit van de verzekeringsportefeuille. Weliswaar zouden branche-onderdelen die gefinancierd worden via sparen (kapitaaldekking dan wel rentedekking) in plaats van bij een schadeverzekeraar bij een levensverzekeraar kunnen worden ondergebracht annex aan een levensverzekering. In dat geval is de Opvangregeling Leven van toepassing. De Opvangregeling Leven geldt immers voor alle verzekeringsverplichtingen die een levensverzekeraar op zich heeft genomen, met inbegrip van schaderisico’s die overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de WTV 1993 in de overeenkomst worden meeverzekerd. Met name valt hier te denken aan het risico van arbeidsongeschiktheid. Maar onderbrenging van dergelijke risico’s bij Leven is vanwege Europese regelgeving niet afdwingbaar. Bovendien is het combineren van Leven en Schade binnen één verzekeraar op grond van de EU-richtlijnen niet toegestaan. Onder verwijzing naar het inmiddels gestarte consultatieproces over de invoering van de ABPS acht de Studiegroep het wenselijk dat schadeverzekeraars, voorzover daartoe gezien de aard van hun werkzaamheden aanleiding is, een (gecertificeerd) actuarieel verslag omtrent de toereikendheid van de voorzieningen en de premiestelling aan de PVK overleggen. De Studiegroep stelt voor dat de praktische haalbaarheid van een verplichtstelling zoals hier bedoeld nader wordt uitgewerkt, en vervolgens in overleg wordt getreden met de minister van Financiën in verband met de daarvoor noodzakelijke regelgeving.
50
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
In de jaren tachtig waren de problemen rond de levensverzekeringsmaatschappij De Wereld onder meer aanleiding voor een studie naar de invoering van een garantieregeling. Een gezamenlijke werkgroep van de afdeling Verzekeringswezen van het ministerie van Financiën en de PVK concludeerde in 1984 dat de instelling van een garantiefonds voor schadeen levensverzekering kon worden aanbevolen. Prioriteit zou moeten worden gegeven aan een fonds voor het schadeverzekeringsbedrijf wegens het meer risicodragende karakter van dat bedrijf. De minister heeft in 1988, na intensief overleg met de verzekeringsbedrijfstak, aan de Tweede Kamer aangegeven dat de invoering van een garantieregeling voor het verzekeringsbedrijf niet gewenst was53. Dat neemt niet weg dat de Studiegroep verder onderzoek naar de mogelijkheden tot bescherming van polishouders bij een deconfiture van een schadeverzekeraar van belang acht, en daarbij de argumenten die in 1988 zijn gebruikt opnieuw in de overwegingen wil betrekken. De Studiegroep stelt daarom voor nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid, wenselijkheid en uitvoerbaarheid van een vangnetconstructie voor de meest kwetsbare overblijvende polishouders ingeval de noodregeling voor een schadeverzekeraar in werking moet worden gezet of het faillissement wordt uitgesproken. Daarbij geldt dat alle schadeverzekeraars zich dienen te houden aan de thans in ontwikkeling zijnde ABPS. Van branche tot branche zal een afzonderlijke afweging met betrekking tot vangnetconstructies moeten worden gemaakt. Onder meer zal gedacht moeten worden aan een constructie voor particulieren die een opvorderbare periodieke uitkering hebben uit hoofde van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Voor de opzet hiervan zou gekeken kunnen worden naar de ‘Garantieverklaring inzake arbeidsongeschiktheidsverzekeringen’, zoals deze tot 1994 door een aantal arbeidsongeschiktheidsverzekeraars verenigd in de IVC werd ondertekend. Door een (onderlinge) garantieverklaring verbonden de deelnemende verzekeraars zich om – onder bepaalde voorwaarden – ten behoeve van rechthebbenden op toekomstige periodieke uitkeringen uit hoofde van na-eerstejaars arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, na het 53
De PVK is sindsdien altijd voorstander gebleven van het invoeren van een garantieregeling voor Schade. Het Verbond is daarentegen altijd van mening geweest dat een wettelijke garantieregeling ongewenst is.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
51
pvk studies 23
uitspreken van de noodregeling over een deelnemende verzekeraar, op verlangen van de PVK alle toekomstige verplichtingen voortvloeiend uit ingegane periodieke uitkeringen te zullen overnemen. Naar het oordeel van de Studiegroep dient in eerste instantie te worden onderzocht of de vangnetconstructie te realiseren is op basis van zelfregulering. De mededingingsrechtelijke aspecten verdienen dan echter bijzondere aandacht. Verder heeft de Studiegroep geconstateerd dat de huidige acceptatie van ziektekostenverzekeraars niet geheel sluitend is. In de WTZ 1998 is de toegang tot de particuliere ziektekostenverzekering geregeld. Voor personen die worden uitgesloten van acceptatie van een ziektekostenverzekering op basis van een reguliere maatschappijpolis is bepaald onder welke omstandigheden zij in aanmerking komen voor de wettelijke standaardpakketverzekering. In de limitatieve opsomming van de bedoelde omstandigheden is niet voorzien in een acceptatieplicht van ziektekostenverzekeraars in de situatie waarin een verzekerde, als gevolg van noodregeling of faillissement van zijn eigen verzekeraar, is aangewezen op voortzetting van zijn verzekering elders. De Studiegroep stelt voor te bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, aan alle polishouders van een ziektekostenverzekeraar waarover de noodregeling is uitgesproken of die in staat van faillissement verkeert, het wettelijke recht zou kunnen worden gegeven een standaardpakketpolis te sluiten bij een andere ziektekostenverzekeraar. Dit zou moeten gelden ongeacht welk type ziektekostenverzekering of welk soort polis de polishouder heeft. Ten slotte merkt de Studiegroep nog op dat het aanvragen door de PVK van een noodregeling over een schadeverzekeraar weliswaar als een ultimum remedium is te beschouwen, maar anderzijds de mogelijkheid biedt om over te gaan tot portefeuilleoverdracht en daarbij de premies of de verzekeringsvoorwaarden te wijzigen. Met name vanwege deze wijzigingsmogelijkheid zal doorgaans een verzekeraar kunnen worden gevonden die bereid is de aangepaste portefeuille over te nemen. Daarmee kan de portefeuille in een veilige haven worden geloodst. Nadeel voor de polishouders is bij deze methode vanzelfsprekend niet uitgesloten. Daarom is het in het algemeen van belang dat een noodregeling
52
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
wordt aangevraagd zodra de verzekeraar niet meer voldoet aan de solvabiliteitseisen uit hoofde van de WTV 1993 en gebleken is dat de verzekeraar er niet in is geslaagd binnen de wettelijke termijn het tekort op te heffen. Met name wanneer het eigen vermogen nog niet negatief is, kan dan via een noodregeling zoveel mogelijk worden voorkomen dat zich in de waarden ter dekking van de technische voorzieningen een tekort voordoet. Anderzijds moet worden bedacht dat de onder de noodregeling soms onvermijdelijke herwaardering van activa op liquidatiebasis een nadeel voor de polishouders betekent naast nog eventuele andere nadelen die uit het afwikkelingsscenario voortvloeien. De Studiegroep is daarom van oordeel dat de timing van de inzet van het noodregelingsinstrument van geval tot geval dient te worden afgewogen vanuit het oogpunt van de belangen van de polishouders. In bepaalde gevallen zal een noodregeling onvermijdelijk zijn, met name bij een aanzienlijk tekort. In andere gevallen kan er aanleiding zijn de termijn voor de indiening van een financieringsplan met een beperkte periode te verlengen, indien de verwachting gerechtvaardigd is dat aanvullende financiering een oplossing zal bieden. De bewijslast dat een dergelijke oplossing op korte termijn in zicht is, ligt dan vanzelfsprekend bij de verzekeraar. In weer andere gevallen zal uitstel niet gerechtvaardigd zijn en kan onder de noodregeling worden getracht de portefeuille zo snel mogelijk en met zo gering mogelijk nadeel voor de polishouders veilig te stellen. Daarbij is van belang dat de noodregeling voor een schadeverzekeraar over het algemeen minder nadelig is dan voor een levensverzekeraar, omdat de herwaardering van de beleggingen een minder prominente rol speelt. Met de voorgaande voorstellen wordt naar het inzicht van de Studiegroep enerzijds recht gedaan aan het afwijkende karakter van de schadebranche en de wenselijkheid van voldoende marktwerking enerzijds, en een versterkt toezicht anderzijds, terwijl tevens een bescherming wordt gecreëerd voor de meest kwetsbare groep polishouders, voor het onverhoopte geval dat een schadeverzekeraar in de problemen komt.
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
53
pvk studies 23
Bijlage A Brief van ministerie van Financiën d.d. 11 februari 1997 Ministerie van Financiën Afdeling Verzekeringswezen De heer dr. A.J. Vermaat Voorzitter Verzekeringskamer Postbus 929 7301 BD Apeldoorn Den Haag 11 februari 1997 Onderwep Opvangregeling schadeverzekeraars Op 17 december 1996 hebben de besturen van de Verzekeringskamer en van het Verbond van Verzekeraars mij het rapport aangeboden inzake een opvangregeling voor levensverzekeraars. In mijn reactie heb ik aangegeven de daarin voorgestelde regeling als een bijzonder nuttig additioneel toezichtsinstrument ter bescherming van de verzekeringnemers te zien. Inmiddels wordt op mijn ministerie gewerkt aan de voorbereiding van een wetsvoorstel terzake. Gestreefd wordt om uiterlijk eind juni 1997 het wetsvoorstel aan te kunnen bieden aan de Raad van State. Bij de voorbereiding ervan zal afstemming plaatsvinden met de Verzekeringskamer en het Verbond. In het rapport is aangegeven dat in een later stadium de mogelijkheid van een opvangregeling voor bepaalde schadeverzekeringen bestudeerd kan worden. In mijn brief van 19 december 1996, waarmee ik het rapport aan de Tweede Kamer aanbood, heb ik aangegeven dat het mijn voorkeur heeft indien parallel aan de wettelijke uitwerking van de opvangregeling voor de levensector, een onderzoek naar de mogelijkheid van een opvangregeling
54
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
voor de schadesector plaatsvindt. Ik zou het zeer op prijs stellen indien de Verzekeringskamer en het Verbond op korte termijn een werkgroep willen formeren die bedoeld onderzoek start. Daaraan zou wederom een medewerker van de afdeling Verzekeringswezen van het ministerie als waarnemer kunnen deelnemen. Voor de goede orde merk ik op dat de voorbereiding voor het wetsvoorstel voor de opvangregeling voor levensverzekeraars niet gekoppeld zal worden aan de uitvoering van het onderzoek naar de schadesector. Uw reactie zie ik met belangstelling tegemoet. DE MINISTER VAN FINANCIEN, namens deze, DE DIRECTEUR BINNENLANDS GELDWEZEN,
prof. dr. J.J.M. Kremers
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
55
pvk studies 23
Brief van Verzekeringskamer en Verbond van Verzekeraars d.d. 17 april 1997 Ministerie van Financiën directeur Binnenlands Geldwezen t.a.v. prof. dr. J.J.M. Kremers Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG Den Haag, 17 april 1997 Referentie: 97UIT/398/LB Betreft:
opvangregeling
Geachte heer Kremers, In antwoord op uw schrijven d.d. 11 februari 1997 inzake een eventuele studie naar de mogelijkheid van uitbreiding van de opvangregeling Leven naar bepaalde schadeverzekeringen, berichten wij u het volgende. De Verzekeringskamer en het Verbond van Verzekeraars zijn, conform toezegging in de eerder aangehaalde rapportage van de Werkgroep Opvangregeling, bereid om te participeren in een vervolg- werkgroep op het onderhavige terrein. Voor wat betreft deze werkgroep stellen wij voor dat deze qua samenstelling, taakverdeling en niveau in beginsel ongewijzigd blijft, aangevuld met specifieke expertise ten aanzien van schadeverzekeringen. Het heeft de voorkeur van de Verzekeringskamer en het Verbond om met de – in het rapport van de Werkgroep opvangregeling genoemde – studie naar een mogelijkeid van een opvangregeling voor bepaalde schadeverzekeringen te wachten tot ervaringen zijn opgedaan met de verdere uitwerking van de opvangregeling voor levensverzekeraars. In ieder geval achten het Verbond van Verzekeraars en de Verzekeringskamer het raadzaam om de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot implementatie van de opvangregeling voor levensverzekeraars af te
56
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
wachten. Vanuit een oogpunt van rechtseconomie is het immers efficiënt om de opvattingen van onder meer de Raad van State en van de StatenGeneraal bij de werkzaamheden te kunnen betrekken. Over dit onderwerp is overigens in het najaar ook gesproken tussen het Ministerie van Financiën en het Verbond van Verzekeraars. Aangegeven is dat het Verbond geen mogelijkheden ziet, althans grote twijfels heeft ten aanzien van de mogelijkheid tot een vorm van opvangregeling voor bepaalde schadeverzekeringen. De product- en marktstructuren voor levensverzekeringen en schadeverzekeringen verschillen op essentiële punten van elkaar. Uit de bestuurlijke consultatieronde die in de afgelopen periode binnen het Verbond naar aanleiding van uw brief heeft plaatsgevonden ontstaat geen wezenlijk ander beeld. Het Verbond wil in de komende periode graag met zijn leden dieper ingaan op de voorliggende problematiek. Daarvoor is enige tijd nodig. Vanuit de behoefte van het Verbond om met zijn leden over de thematiek van een opvangregeling verder te spreken en vanuit de gezamenlijke wens van de Verzekeringskamer en het Verbond om bij een studie de visies en informatie uit het parlementaire proces te kunnen betrekken, stellen wij voor om een studiegroep in te stellen die een eerste verkenning van het terrein ter hand neemt, zonder te komen tot concrete voorstellen voor een opvangregeling. Wij stellen ons voor hierover met u nader van gedachten te wisselen. In afwachting van uw reactie,
hoogachtend,
Verbond van Verzekeraars
De Verzekeringskamer
Prof. dr. E.J. Fischer
dr. A.J. Vermaat
algemeen directeur
voorzitter
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
57
pvk studies 23
Bijlage B Samenstelling van de Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen De Studiegroep is als volgt samengesteld: drs. R.C.L. Bakker (Pensioen- & Verzekeringskamer), voorzitter mr. R.E. Batten (Verbond van Verzekeraars) drs. W. Dullemond (Verbond van Verzekeraars), tot oktober 1998 mr. P.A.H. Lemaire (Pensioen- & Verzekeringskamer), secretaris drs. H.J. Prins, AAG (Verbond van Verzekeraars), m.i.v. oktober 1998 drs. A.W. Slootweg (Verbond van Verzekeraars) drs. H.J.M. Teeuwen (Pensioen- & Verzekeringskamer) mr. P.M. Tulfer (Pensioen- & Verzekeringskamer) Drs. A.H. van Luyn is als waarnemer van het ministerie van Financiën aan de Studiegroep verbonden.
58
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Bijlage C Overzicht van schadebranches Aantal toegelaten verzekeraars per branche (per 31 december 1998) Branchenummer
Branchenaam
1998
1
Ongevallen
238
2
Ziekte
211
3
Voertuigcasco
151
4
Casco rollend spoorwegmaterieel
5
Luchtvaartuigcasco
6
Casco zee- en binnenschepen
177
7
Vervoerde zaken
196
8
Brand en natuurevenementen
257
9
80 61
Andere schaden aan zaken
252
10A
Aansprakelijkheid motorrijtuigen
110
10B
Aansprakelijkheid wegvervoer
109
11
Aansprakelijkheid luchtvaartuigen
60
12
Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen
172
13
Algemene aansprakelijkheid
196
14
Krediet
43
15
Borgtocht
57
16
Diverse geldelijke verliezen
201
17
Rechtsbijstand
101
18
Hulpverlening
81
Jaarverslag Pensioen- & Verzekeringskamer 1998, blz. 89
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
59
60 X
Inadequate voorzieningen
X
Inadequaat beleggingsbeleid
O
O
Megaschades lange termijn
Blanco betekent dat het risico aanwezig is in de desbetreffende branche X = extra risico O = n.v.t.
Overige varia
Algemene aansprakelijkheid
Technische verzekeringen
Brand (incl. storm en diefstal)
Luchtvaart
Transport casco
X
X
X
O
O
O
X
Inadequaat herverzekeringsbeleid
Transport goederen
X
Inadequate - acceptatie - premies - voorwaarden
O
Inadequate AO/IC
Motorrijtuigen casco
Motorrijtuigen w.a.
Persoonlijke ongevallen
Arbeidsongeschiktheid
Ziektekosten
Branches
Risico’s schadebedrijf
Matrix schadebranches
Bijlage D
X
X
X
X
O
Megaschades catastrofe
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Bedrijfsrisico’s (mismanagement, Juridische risico’s interne fraude, verz.fraude, andere criminaliteit)
matrix 1
pvk studies 23
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen P P
Uitsluitingen
Beperking contractstermijn
Carenzperiode
P/C
P
Herverzekerde catastrofedekking
Herverzekerde Working dekking
61
C = corrigerend
P = preventief
Deelnemen aan antifraudesystemen
Poolvorming
P P
P
Voldoende omvang eigen vermogen/ solvabiliteit
P
P
P
Goed beleggingsbeleid
Goed intern risicobeheer
IBNR
Extra voorzieningen inbouwen
P P
Jaarlimiet
P
P
Serie-schade clausule
P
P
P
P
P
P
P
P
P
P
P
P
Megaschades lange termijn
P
P/C
P/C
P
Inadequaat beleggingsbeleid
Claims made P
P
P
P/C
C
Inadequate voorzieningen
P
P
Eigen risico
P
P
P
Inadequaat herverzekeringsbeleid
Coass. layering
P P
P/C
Statistieken
P
Inadequate - acceptatie - premies - voorwaarden
En bloc-premies en -voorwaarden
P
Goede AO/IC
Inadequate AO/IC
Goed management
Bedrijfsinstrumenten
Risico’s schadebedrijf
Matrix bedrijfsinstrumenten
P
P
P
P
P
P
P
P
P
Megaschades catastrofe
P/C
P/C
P
P
P
P/C
Bedrijfsrisico’s (mismanagement, Juridische risico’s interne fraude, verz.fraude, andere criminaliteit)
matrix 2
pvk studies 23
62
P = preventief C = corrigerend
Richtlijnen beleggingsbeleid
P
Extra voorziening
P/C
P/C P
P/C
P/C
Solvabiliteitsmarge
Stille curator
Aanwijzingsrecht
Betrouwbaarheidstoets
P
Deskundigheidstoets
P
P P
P
Inadequate - acceptatie - premies - voorwaarden
Richtlijnen AO/IC
Inadequate AO/IC
Actuariële principes
Toezichtsinstrumenten
Risico’s schadebedrijf
Matrix toezichtsinstrumenten
P
P
P/C
P
P
P
Inadequaat herverzekeringsbeleid
P
P/C
P
P/C
P/C
P
P
Inadequate voorzieningen
P
P
P
P/C
P/C
P
P
P
Inadequaat beleggingsbeleid
P
P
P/C
P
P
P
Megaschades lange termijn
P
P
P/C
P
P
Megaschades catastrofe
P/C
P/C
P
P
P/C
P
Bedrijfsrisico’s (mismanagement, Juridische risico’s interne fraude, verz.fraude, andere criminaliteit)
matrix 3
pvk studies 23
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
In de reeks ‘pvk studies’ zijn verschenen: 1
Niet-financiële gegevens pensioenfondsen. Stand van zaken Pensioenmonitor eind 1994 ISBN 90-75482-03-5
2
Toezicht op natura-uitvaartverzekeraars. Een actuariële inleiding Drs. A.C. Eijgenraam ISBN 90-75482-02-7
3
De Pensioen- & Verzekeringskamer en de levensverzekering Mr. P.M. Tulfer ISBN 90-75482-01-9
4
Marktwerking en verplichtstelling in de pensioensector R.C.L. Bakker R. van Dam ISBN 90-75482-04-3
5
Toezicht op het gebruik van financiële derivaten door pensioenfondsen en verzekeraars J.J.O. Dolstra J.R. Pijpers ISBN 90-75482-05-1
6
Signalen van veranderend toezicht op herverzekering A.M.A.A. Bollen A.E. van Heerwaarden Th.F. Smeltink H.J.M. Teeuwen ISBN 75482-06-X
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
63
pvk studies 23
7
Rekenen op pensioen. Een prognosemodel voor de pensioenfondsensector A.E. van Heerwaarden W. Eikelboom D. den Heijer ISBN 90-75482-07-8
8
Toezicht op het beleggingsbeleid van pensioenfondsen en verzekeraars: de rol van de Pensioen- & Verzekeringskamer G.R. Boshuizen J.R. Pijpers ISBN 90-75482-08-6
9
Pensioenmonitor, stand van zaken eind 1995. Niet-financiële gegevens aanvullende collectieve pensioenen ISBN 90-75482-09-4
10 Rapport van de Werkgroep opvangregeling ISBN 90-75482-10-8
11 Het gebruik van financiële derivaten door Nederlandse pensioenfondsen M.A. Kiewiet J.R. Pijpers ISBN 90-75482-12-4
12 Pensioenmonitor, niet-financiële gegevens pensioenfondsen. Stand van zaken eind 1996 ISBN 90-75482-13-2
13 Insurance Company Ownership in the Netherlands: Implications for Corporate Governance and Competition Dr. A.J. Vermaat ISBN 90-75482-15-9
64
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
14 Informatieverstrekking aan verzekeringnemers G.C.M. Siegelaer J.H. Klein Haneveld I.A. Homan D. Rispens ISBN 90-75482-18-3
15 Pensioenmonitor, niet-financiële gegevens pensioenfondsen. Stand van zaken eind 1997 ISBN 90-75482-17-5
16 Pensioenmonitor, niet-financiële gegevens pensioenfondsen. Stand van zaken 1 januari 1998 ISBN 90-75482-20-5
17 De Pensioenmeetwijzer. Een toelichting J.R. Pijpers B. Stroop ISBN 90-75482-21-3
18 De noodregeling Mr. P.M. Tulfer ISBN 90-75482-22-1
19 Pensioenmonitor, niet-financiële gegevens aanvullende collectieve pensioenen. Stand van zaken 1 januari 1999 ISBN 90-75482-25-6
20 Reinsurance and reinsurers: relevant issues for establishing general supervisory principles, standards and practices R.C.L. Bakker D.N. Davies, et al ISBN 90-75482-26-4
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
65
pvk studies 23
21 Het gebruik van financiële derivaten door Nederlandse levensverzekeraars T. Bakker J. Hille M.R. Lavooi G.C.M. Siegelaer ISBN 90-75482-27-2
22 Toetsing van deskundigheid en betrouwbaarheid. Plaats en ontwikkeling van de toetsing van management van verzekeraars in Nederland en in internationaal verband P.J. van den Broeke ISBN 90-75482-28-0
23 Rapport van de Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen ISBN 90-75482-30-2
24 Technische voorzieningen bij ziektekostenverzekeringen. Ontwikkeling in historisch perspectief H.J.M. Teeuwen ISBN 90-75482-31-0
25 Pensioenmonitor, niet-financiële gegevens pensioenfondsen. Stand van zaken 1 januari 2000 ISBN 90-75482-32-9
66
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
pvk studies 23
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen
67
pvk studies 23
Deze uitgaven zijn te bestellen bij: Pensioen- & Verzekeringskamer Postbus 929 7301 BD Apeldoorn Toezichtslijn: (0900) 5300530 (€ 0,35 per gesprek) http://www.pvk.nl
68
Rapport Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen