3 de bach TEW
Psychologie en rechtspsychologie Prof. Vanderhallen
Q R34
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
6,00 €
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Magali De Bruyne Academiejaar 2014-2015 Prof. Dr. Vanderhallen Samenvatting
Psychologie en rechtspsychologie
1
Praktische informatie Blackboard: powerpoints. De bedoeling is om eerst een inleiding in de psychologie te geven (principes, begrippen verduidelijken). Vervolgens behandelen we ook de rechtspsychologie. Waarom psychologie? Zeker inzake rechtspsychologie is dit relevant. Globaal bestaat het vak uit drie delen: algemene introductie in psychologie, de kenmerken van de psychologie, de stromingen/evoluties van psychologie (deel I), psychologische thema’s (hoe nemen mensen waar, hoe herinner je, hoe leer je,…) (deel II), inleiding in de rechtspsychologie (deel III). Examen: schriftelijk zonder mondelinge toelichting. Het examen bestaat uit meerkeuzevragen enerzijds (10 punten - milde gis-correctie) en open vragen anderzijds (10 punten). Je hebt 3 uur tijd, en slechts beperkte ruimte om te schrijven. Een voorbeeldexamen staat op Blackboard! Dit wordt behandeld in het laatste college. Uitstapjes naar andere hoofdstukken: enkel nota’s kennen! Geen leerstof: doe-het-zelf, psychologische kwesties,… Reader: artikelen zijn te kennen leerstof. Niet: percentages (wel richting), data (wel eeuw), namen, formules.
2
Psychologie 1. Inleiding: Wat is psychologie? Geest en de rede; letterlijk: de studie van de geest. Moderne psychologie trekt die term ruimer open. Het voorwerp beperkt zich niet tot de geest of de geestelijke processen, maar omvat ook waarneembaar gedrag. Je hebt dus een meer interne component als een meer externe component, nl. het waarneembare gedrag. De psychologie is een wetenschap die zowel de aard (hoe iets eruit ziet) alsook de oorzaken daarvan bestudeert. Waarvan wordt de studie gemaakt? Van gevoelens, gedachten, meningen, behoeften, wensen, verwachtingen,… Zijn allemaal voorbeelden van mentale processen die mensen hebben (interne component) en daarnaast de aard en de mogelijke oorzaken van het gedrag van mensen (externe component). Denk aan boosheid, woede,… Als we zeggen dat alles wat in de mens omgaat alsook datgene wat veruitwendigt wordt in de handelingen van de mensen het studieobject is van de psychologie, is dat ontzettend ruim en breed. We hebben het enkel nog maar over het gedrag an sich, maar hier komt ook nog een context bij alsook een interactie met de omgeving waarin de mens zich bevindt. Dit heeft als gevolg dat psychologen zich gespecialiseerd hebben. Er zijn veel deeldomeinen binnen de psychologie waarbij een bepaald thema vooral het studieobject is geworden.
In rechtszaken
worden vaak gerechtspsychiaters betrokken voor hun expertise. Wil dit zeggen dat een psycholoog/psychiater als deskundige hetzelfde is? Neen. Het zijn heel duidelijk verschillende disciplines, jobs en functies.
We kijken naar de psychiater: hij is gespecialiseerd in
geestesziektes. Het gaat om een medische discipline. Daar waar een psychiater een medicus is, is een psycholoog een gedragsdeskundige. Daar waar de psychiater zich toelegt op psychische stoornissen, kijkt een psycholoog ruimer, hij kijkt ook naar het normale: de volledige studie van de geest en het gedrag. Een klinisch psycholoog is een groep van psychologen die zich bezig houdt met diagnostiek of een persoon een psychische stoornis heeft, en welke dit is en hoe dit behandeld kan worden. De focus wordt hier veel enger, men kijkt meer naar de stoornis zelf. Deze groep psychologen stemt dus het meest overeen met psychiaters.
Zowel een psychiater als klinisch psycholoog doen aan
3
diagnostiek en behandeling, maar het verschil in de behandeling ligt bij de mogelijkheid tot het voorschrijven van medicatie. Als medicus behandelen psychiaters met behulp van medicijnen, ze zien het als een ziekte. Klinisch psychologen daarentegen maken gebruik van (gespreks-)therapie. Als we proberen gedrag te verklaren, dan zijn we bezig met psychologie. We zijn allemaal een beetje psycholoog. Maar! Psychologie in die betekenis, gebeurt al zo oud als de mens is. We doen dit vrij vaak. Sommige mensen denken beter dan anderen te weten waarom een persoon zich op een bepaalde manier gedraagt. Dit soort van psychologie wordt ook aangeduid met de huis-tuinen kuiken psychologie, de raad van tante Kaat en wordt niet beschouwd als een wetenschap maar wordt ook wel pseudo-psychologie genoemd. Het lijkt op psychologie, maar is het niet want het gaat om intuïtieve kennis. Als we dit zolang kennen en doen, is er dan nood aan psychologie als wetenschap? Ja, want het bleek dat in de intuïtieve kennis vaak ook foutieve kennis zit. De psychologie als wetenschap was nodig zodanig dat er objectieve en verifieerde kennis kwam. Objectief, niet subjectief maar feitelijk vastgesteld. Verifieerbaar, in die zin dat het bevestigd kan worden bij wijze van herhaling. Het is daarom dat ook gesproken wordt dat psychologie een lang verleden heeft (pseudopsychologie), maar slechts een korte geschiedenis (psychologische inzichten die voortvloeien uit wetenschappelijke studie). Op het einde van de 19de eeuw is de discipline eigenlijk pas als wetenschap ontstaan. Het officiële startpunt valt samen met het oprichten van het eerste experimentele laboratorium in 1879 door Wilhelm Wundt in Leipzig.
Er zijn drie grote
manieren waarop psychologen hun discipline kunnen bedrijven. 1. De eerste groep is de experimentele psychologie: dit zijn de psychologen die d.m.v. wetenschappelijke studie kennis en inzichten vergaren over mentale processen en waarneembaar gedrag. 2. De tweede groep zijn de docenten, om te onderwijzen en niet om te onderzoeken. Zij gaan de kennis en inzichten, die door hun collega’s (experimentele psychologen) verworven zijn, verspreiden. 3. De derde groep is de toegepaste psychologie, uiteraard door de groep van toegepaste psychologen die de verworven kennis en inzichten verworven door de experimentele psychologie toepassen in de praktijk.
4
Deze groepen zijn niet allemaal even groot. De grootste groep situeert zich in de toegepaste psychologie. De kleinste groep zijn de onderzoekers.
Impact van de psychologie op het dagelijkse leven Waar kom je dit tegen? Denk aan de supermarkt: promoties 2 kopen 1 gratis, het regelmatige veranderen van de plaats van de producten, de duurste producten worden op ooghoogte gezet, de prijzen worden niet afgerond, producten die aan de kassa leggen waar mensen moeten wachten en rondkijken,… Denk aan datingbureaus: als je u hiervoor inschrijft, moet je bepaalde kenmerken weergeven. Men gaat op zoek naar een potentiële partner die heel wat gelijkenissen vertoont (“Reward theory of attraction”). Denk aan het onderwijs: men kan kinderen straffen als ze stout zijn. Studenten in het middelbaar kunnen zich maar een bepaalde tijd concentreren, vandaar dat de lesuren zijn teruggebracht tot 50 minuten. Ook de manier waarop lesgegeven wordt: interactie, mensen zelf dingen laten proberen,… zodanig dat het leerproces van de studenten wordt gestimuleerd. Reclame. Nieuwe producten (voor vrouwen). Drukke omgeving, zorgt dat mensen sneller vooruit willen (fast food restaurant). Andere restaurants hebben een huiselijke/rustgevende sfeer.
Hoe kan psychologie een rol spelen in het juridische domein? Het recht heeft als doel om rechtsregels te creëren om orde te brengen in de samenleving. Als we weten hoe mensen denken en zich gedragen, dan kunnen we die rechtsregel daarop toespitsen zodat die beter wordt nageleefd.
Maar hoe kan men kennis en inzicht in mentale processen en
gedrag tegenkomen als jurist? Je hebt vaak met cliënten te maken en als deze u een verhaal vertelt is het belangrijk om te weten of dit correcte informatie is. Dit om een correct advies te geven. Maar spreekt de persoon de waarheid? Hoe je met elkaar omgaat heeft ook te maken met hoe de andere zal reageren. We staan in interactie met elkaar (self-fulfilling prophecy: door uw eigen gedrag installeer je datgene wat je
5
verwacht: je geeft een onvriendelijke indruk en je krijgt een onvriendelijk antwoord bv.). Je gaat ook bv. proberen om iemand in een slecht daglicht te stellen in het kader van een proces, zodanig dat de getuige emotioneel reageert.
Als jurist in een bedrijf is het interessant om te
weten hoe mensen in teamverband werken, wat voor leiderschap het meest gewaardeerd wordt binnen bepaalde settings, of als je moet instaan voor de veiligheid in een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen hoe je bepaalde regels kan opleggen om ervoor te zorgen dat de beschermmaatregelen worden nageleefd,… Wanneer mensen u iets vertellen is de waarneming die ze hebben waargenomen vaak vertekend. Uit onderzoek blijkt dat mensen die iets waargenomen hebben, ze niet in staat zijn om dit 100% accuraat weer te geven. Als jurist komen we ook vaak in contact met mensen die psychische moeilijkheden/stoornissen hebben. Voorbeeld: de mensen die tussen de mazen van het net glippen en niet weten waar ze terecht kunnen gaan naar een professor voor hulp. Eén van die personen was een man die zegt dat hij al bij veel advocaten geweest is en wel gehoord wordt, maar alle advocaten uiteindelijk afhaken. Hij zegt het volgende: hij heeft jarenlang bij een telecommaatschappij gewerkt, en op een bepaald moment krijgt hij conflicten op het werk. Hij wordt niet geloofd. Hij wordt uiteindelijk ontslagen. Dit is nog niet genoeg: het telecombedrijf heeft hem sindsdien onafgebroken gestoord in zijn leven. Hij kon daarna niet meer functioneren. Dit bedrijf stuurde volgens hem UFO’s af op hem. Het is dan interessant voor een jurist om psychologie te kennen, om te ontdekken dat die persoon een probleem heeft. Zulke personen kunnen immers gevaarlijk zijn. Een van de belangrijkste taken van toegepaste psychologen is de diagnostische activiteit. Dit wil zeggen, dat je informatie verzamelt, bij voorkeur objectieve en geverifieerde informatie, met betrekking tot een individueel geval om een probleem op te lossen.
Voorbeeld: klinische
psycholoog. Er komt iemand die niet goed in zijn vel zit en het leven moe is. Het eerste wat een psycholoog doet is informatie verzamelen over de persoon en het probleem. Vervolgens gaat men op zoek naar objectieve en verifieerbare informatie (symptomen voor mogelijke stoornis), om dit toe te passen op het concrete geval om het probleem op te lossen. Zou je kunnen zeggen dat het werk van een jurist vergelijkbaar is hiermee? (examen!) Ja. Er is geen kant-en-klaar antwoord in een aantal gevallen, ook juristen moeten actief op zoek gaan naar
6
een antwoord voor het probleem en hiervoor informatie verzamelen (bv. rechtspraak, voorspellen wat de rechter zal beslissen,…) en kijken wat de mogelijkheden zijn.
2. Perspectieven en stromingen in de psychologie. De psychologie is gestart tegen het einde van de 19de eeuw. Er is nog wel wat discussie in de eerste tijd binnen de psychologie, over wanneer het nu echt een wetenschap geworden is. Wilhelm Wundt spreekt over het toepassen van een wetenschappelijke methode. Er wordt gewag gemaakt van het feit dat intuïtieve kennis niet langer volstaat. Wanneer is er sprake van zo’n wetenschappelijke methode? Wanneer zorgt een methode voor objectieve en verifieerbare informatie?
Wat bestudeert zo’n wetenschappelijke methode? Als er een bepaald perspectief
ontstaat, zie je dat andere psychologen hierop reageren en het eens/oneens hiermee zijn. Die perspectieven kijken ook niet allemaal naar mentale processen en waarneembaar gedrag. Sommige perspectieven zeggen dat psychologie gaat over de studie van de mentale processen. Anderen menen dat je pas over wetenschap kan spreken als je het waarneembare gedrag bestudeert.
1. Het Biologisch Perspectief. Het lichaam kan apart van de geest worden bestudeerd.
Hier wordt duidelijk een onderscheid
tussen lichaam en geest gemaakt. Men stelt dat men beiden afzonderlijk kan bestuderen.
Het
vroege biologische perspectief kent invloeden van Descartes (je pense donc je suis = rationalisme), waar een sterke nadruk wordt gelegd op scheiding van lichaam en geest. De methode die gebruikt werd om tot inzicht te komen, was denken/redeneren. Door te denken doe je aan wetenschapsbeoefening. Uiteraard kwam hier kritiek op door empiristen: denken kan je niet waarnemen. Empiristen gaan in de realiteit kijken en waarnemen om feiten vast te stellen. Gedachten kan je niet waarnemen/vaststellen.
Hier werd ook vooral onderzoek gedaan bij
dieren en inzichten die vanuit dit perspectief naar voor kwamen was bv. dat bepaalde reflexmatige gedragen een biologisch fundament hebben.
In de 20ste eeuw is er een modern
biologisch perspectief gekomen. Hierop was ook veel kritiek. Men wilde achterhalen waarom bepaald mensen strafbare feiten stellen en anderen niet. Men zei dat dit bv. te maken met een
7
disfunctie van de hersenen, waarbij men dit wilde onderzoeken door hersenscans van criminelen. Dit stuitte op felle kritiek, omdat men dan op basis van uw lichaam kon uitmaken of je een crimineel was of niet. Tegenwoordig, vanaf 1970 kwam dit meer op. Zeker de laatste jaren kent dit perspectief een enorme opgang. Men kijkt naar de hersenen, de genen, hormoonlevels,… Neurolaw: men kijkt welke hersendelen geactiveerd worden als rechters beslissingen moeten nemen in strafprocessen. De strikte scheiding die in het oorspronkelijke biologische perspectief werd gemaakt tussen lichaam en geest, wordt later opgeheven: de geestelijke processen worden gekaderd in een lichamelijke achtergrond. Studie: “Ik ben mijn brein” (Dirk Swaab): hersenen beslissen alles voor ons. Dit is een zeer getermineerd beeld.
2. Het Cognitief Perspectief. Hier zie je ook weer een vroege strekking, een traditionele uitwerking alsook een moderne versie. Daar waar het biologisch perspectief keek naar lichaam en geest en focuste op het lichamelijke, zie je dat in het cognitieve perspectief de focus verschuift naar de menselijke geest/de merkbare processen. Je moet een wetenschappelijke methode gebruiken om de menselijke geest te ontleden.
Het Structuralisme Een eerste stroming is het structuralisme: men wilt de structuur van het menselijk brein bloot leggen. Men verwacht dat de geest bepaald patronen kent die mee zullen bepalen waarom en hoe mensen handelen in bepaalde situaties. Het structuralisme vindt haar basis in de chemie (georganiseerd zoals tabel van Mendeljev - patronen in eigenschappen van chemische elementen).
Wilhelm Wundt wordt gezien als de grondlegger van de psychologie als
wetenschap, met name toen hij in 1879 het eerste psychologische laboratorium oprichtte. Er wordt een wetenschappelijke methode gehanteerd om die structuren in het menselijk brein te bestuderen. Het is de methode van introspectie. Proefpersonen die meedoen aan experimenten gaan naar binnen kijken, naar wat ze ervaren, en dit vervolgens beschrijven. Hiervoor wordt een
8
classificatieschema gebruikt, ontwikkeld door Wilhelm Wundt. Voorbeeld van zo’n experiment is dat men een geluid liet horen en de personen moesten een knop indrukken van zodra ze dit hoorden, met als bedoeling om de reactietijd te meten. Het kan gaan om zintuiglijke prikkels, maar ook om emotionele reacties waarbij men aan de proefpersoon vraagt om te kijken wat de stimulus bij hen teweeg bracht en dit gevoel te beschrijven. Men wilt een beeld krijgen van processen die gecombineerd voorkomen en de handelingen van die persoon waarmaken.
Het Functionalisme Op de eerste stroming komt er een reactie die kritiek uit op het structuralisme, nl. op het feit dat louter en alleen wordt gekeken naar de structuren van de menselijke geest. De stroming als reactie hierop is het functionalisme. Deze vindt zijn oorsprong niet in de chemie maar in de evolutietheorie van Darwin waar gesteld wordt dat doorheen de evolutie van dieren de eigenschappen zich zullen aanpassen al naargelang van de omgeving waarin ze zich bevinden. We moeten kijken naar hoe de functioneren, en dit al naargelang de omstandigheden waarin een persoon zich bevindt. De functie/het aanpassend vermogen wordt hier bestudeerd. Deze twee stromingen zijn te plaatsen in het vroege cognitieve perspectief. Nadien is er ook een modern cognitief perspectief ontwikkeld waarbij de nadruk ook ligt op de mentale processen en vooral die processen m.b.t. informatieprocessen. Je kan het gedrag van mensen maar begrijpen vanaf je die processen kent. Binnen deze moderne versie wilt men onderzoeken hoe men dingen waarneemt, hoe men leert. Eén van de belangrijke thema’s binnen het moderne cognitieve perspectief is het structureren van informatie in cognitieve schema’s. Het is niet zo dat wij wanneer we informatie waarnemen dat we die in het wildeweg zullen opslaan in ons geheugen. We doen dit gestructureerd, in cognitieve schema’s. Deze schema’s kunnen op allerlei activiteiten of gebeurtenissen betrekking hebben, bv. cognitieve schema’s over onszelf, over naar het college gaan, sporten,… Deze schema’s zorgen ervoor dat informatie gestructureerd wordt. Deze schema’s spelen ook een belangrijke rol in hoe we omgaan met nieuwe informatie. We zijn eerder geneigd om informatie die binnen ons cognitieve schema past aan te nemen dan informatie die hier vreemd aan is. Mensen zijn op dit vlak terughoudend en conservatief.
9
3. Het Behavioristisch Perspectief Een perspectief dat volledig de studie van de menselijke geest verlaat en er tegen in gaat is het behavioristisch perspectief. De focus ligt niet langer op mentale processen, maar op waarneembaar gedrag. Dit perspectief reageert kritisch op het vroeg cognitieve perspectief en met name de wetenschappelijke methode die men daar gebruikte, nl. introspectie. Aanhangers van het behavioristische perspectief stellen dat introspectie niet als wetenschappelijke methode kan fungeren omdat zij niet leidt tot objectieve informatie. Psychologie steunt op objectieve en verifieerbare gegevens, en dit is volgens hen hier niet het geval. Men meent dat in de empirie/realiteit niet kan worden vastgesteld dat die ervaring is wat ze is. Meten we wat we willen meten? Men wilt valide en accurate informatie.
Wat volgens hen wel wetenschappelijk
is, is hetgeen bestuderen wat je kan waarnemen. Door waarneming kan je inzicht verwerven in het gedrag van mensen. Handelen is volgens hen belangrijker maar ook beter te bestuderen dan gedachten en emoties. Bovendien, waarneembaar gedrag kan je onder dezelfde omstandigheden nogmaals bestuderen om te zien of je tot dezelfde gegevens komt: je kan verifiëren en zien of het objectief is. Je moet u richten op datgene waar je zekerheid over kan hebben, nl. wat je kan waarnemen in de empirie. Dit moet het voorwerp van de studie zijn. Die waarneming is blijvend, je moet blijven dit waarneembare gedrag bestuderen. De basisidee is immers dat mensen als een onbeschreven blad ter wereld komen. Alle handelingen die we willen bestuderen is aangeleerd gedrag, dat men door met de omgeving in contact te komen waarneemt en leert. Afhankelijk van de omstandigheden zullen ze dus ander gedrag leren. Als we uitgaan van de idee dat behavioristen stellen dat mensen als onbeschreven blad ter wereld komen, is het niet zo verwonderlijk dat één van de belangrijkste studies hierbinnen is hoe mensen leren/leerprocessen. Ook hoe gedrag beïnvloed en gestuurd kan worden. Dit maakt dat als we kijken naar het rechtssysteem, over hoe mensen zich moeten gedragen, dan blijkt al dat het behavioristisch perspectief belangrijke inzichten heeft geleverd over de effectiviteit van ons rechtssysteem.
4. Perspectief van de gehele persoon (“whole person”) Een volgend perspectief focust op de mens als een gehele persoon, men wil het geheel bestuderen. Men legt een link tussen mentale processen (geest) en waarneembaar gedrag
10
(lichaam).
5. De Psychodynamische Psychologie De psychodynamische psychologie is hier belangrijk: men stelt dat persoonlijkheid en de mentale stoornissen die zich hierin kunnen voordoen zijn het gevolg van onbewuste processen. Deze domineren de persoonlijkheid en kunnen dus bijgevolg ook geestelijke stoornissen veroorzaken. Bepaalde lichamelijke klachten of gedragingen zijn terug te brengen tot de mentale processen. Welk deel? De onbewuste. Mensen die bepaald klachten hebben weten dus eigenlijk niet waar die klachten vandaan komen. De belangrijkste grondlegger hierbinnen is Sigmund Freud. Hij ontwikkelde een theorie en techniek voor psychotherapie. Denk aan slapeloosheid. Deze therapie is gesteund op de theorie dat de menselijke geest voor 90% uit onbewuste processen bestaat. Hij deelde de menselijke geest op in drie onderdelen: 1. Het “id”: onbewuste driften zitten in het id, energie die in onze geest zit en weg moet. 2. Het “ego”: dit is het deel van de menselijke geest dat die driften reguleert wanneer we in contact komen met de werkelijkheid. Dit stuk van de geest functioneert bewust. 3. Het “superego”: dit is ook onbewust. Het gaat om voorbeelden die we zien van hoe we ons horen te gedragen. Vanaf het moment dat we die geïnternaliseerd hebben, vormt dit het super-ego, het geweten. Psyche: geest, vat vol energie (= dynamica). Je hebt bepaalde driften en neigingen, maar ons geweten stelt dat we dit niet kunnen doen. De beslissing of we een balans vinden tussen het superego en het id, bevindt zich in het ego dat in interactie met de omgeving tot stand komt. Eén van de belangrijkst driften is de seksuele, maar ook agressie is belangrijk. Ons geweten zegt dat je niet zomaar kan slaan. Dit is een strijdigheid die wordt gereguleerd op het niveau van het ego.
Doordat het conflict ontstaat en de regulatie constant moet werken, ontstaan er bepaalde
conflicten die kunnen leiden tot bepaalde klachten. Je moet kijken waar die vandaan komen. Ze zitten in het onbewuste. Hoe krijg je die oorzaak aan het licht? Je kan hiervoor mensen luidop vrij laten associëren. Mensen gaan van het ene van wat ze zeggen springen naar het andere. Het ene roept iets anders op enzovoort. Door die werkwijze van vrije associatie daal je af in het onbewuste en komen dingen naar boven
11
waarvan die persoon zich niet bewust van was. Een andere methode is de analyse van dromen. Ook hypnose is een methode. Kritisch denken is de methode die je hanteert om te bepalen of iets wetenschap is dan wel pseudo-psychologie. De psychoanalyse is een van de weinige stromingen in de psychologie die weinig empirische steun heeft gevonden. Dit omdat het gaat over heel subjectieve gegevens en ook onbewuste gegevens. Hoe kan je iets dat onbewust is verifiëren? Dat wil niet zeggen dat de therapie als behandeling wijd verspreid is geraakt en vandaag de dag nog vaak wordt toegepast.
6. De Humanistische psychologie Binnen het perspectief van de gehele persoon, heb je ook de stroming van de humanistische psychologie. De psychologie focust steeds op mentale processen en/of waarneembaar gedrag. In de humanistische psychologie is dit laatste ook het voorwerp van studie. Niet zozeer gedrag in haar algemeenheid, maar wel een nadruk op hoe mensen ontwikkelen, zoals de groei en hun potentieel. Niet geheel onbelangrijk is dat het idee van mensen die beschikken over een vrije wil in de psychologie als eerste naar boven komt. Je ziet een mechanische benadering van de mens, die zich ontwikkelt in interactie met de omgeving en hiervan leert. De humanistische psychologie stelt dat de mens over een zekere mate van vrije wil beschikt al is die nog beperkt door de omgeving waarin de mens zich in bevindt.
Als we ervan uit gaan dat mensen een vrije wil
hebben, hebben ze ook een bepaalde behoeften die volgens de humanisten een belangrijke invloed hebben op hoe ze denken en voelen. Eén van de belangrijke theorieën ontwikkeld binnen de humanistische psychologie is de behoeftepiramide van Maslow. Onderaan zijn de lichamelijke behoeften (eten, drinken, slapen, onderdak). Daarboven heb je de behoefte aan veiligheid en zekerheid.
Dit zijn allemaal elementen
die belangrijk zijn voor iemand om te overleven, het is pas wanneer die onderste behoeften vervuld zijn dat je aan andere behoeften kan gaan denken. Je hebt boven deze basisbehoeften ook de behoeften aan sociaal contact. Daarboven heb je de behoefte aan waardering en erkenning. De top van de piramide bestaat uit zelfontplooiing. Je streeft naar persoonlijke groei, je wilt
12
dingen leren om verder te ontwikkelen, te groeien. In hoeverre is deze piramide ondersteund door empirische bevindingen? Deze piramide klopt voor veel mensen, maar niet voor iedereen. Mensen verschillen. Er is nog een andere reden waarom er weinig steun wordt gebonden voor deze piramide. Soms worden basisbehoeften aan de kant geschoven en wordt voorrang gegeven aan de hogere behoeften, bv. bij een hongerstaking. Men heeft behoefte aan eten en drinken maar men wilt een hoger goed bereiken. Ook het celibaat is een voorbeeld hiervan.
Zijsprong: wat is kritisch denken? In hoeverre is deze piramide wetenschap of pseudo-psychologie (intuïtieve kennis)? Werkt een boete bv. als afschrikking? Is dit wetenschap of intuïtie? Bv. men legt een boete op als je u te laat inschrijft. Er zijn in totaal 6 vaardigheden voor kritisch denken: 1. Wat is de bron? 2. Is de bewering redelijk of extreem? 3. Wat is het bewijsmateriaal? 4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias? 5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden? 6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig? 7. Psychologie van karaktertrekken en temperament Psychologie van karaktertrekken en temperament: als we kijken naar een individu, dan bestaat die uit een karakter en een temperament. Karakter verwijst naar meer stabiele trekken van een persoon, terwijl temperament meer wijst op onderliggende behoeften. Karaktertrekken zijn te wijzigen maar dit vereist veel inspanning. Doorheen de tijd en de verschillende levensvlakken zijn deze trekken stabiel en ze zijn op zijn minst voor een deel biologisch van aard. Er zijn veel modellen ontwikkeld om de persoonlijkheid van iemand te meten, zoals de “big five”, op basis waarvan men mensen meet: introversie en extraversie, gevoel van angst of welzijn, openstaan voor nieuwe ervaringen of juist niet, inschikkelijkheid of nauwgezetheid.
13
Het Ontwikkelingsperspectief Het ontwikkelingsperspectief houdt in dat er een voortdurende psychologische verandering is bij mensen. Mensen gaan continu in interactie met hun omgeving veranderingen meemaken. Je ziet de interactie tussen nature (erfelijke kenmerken) en nurture (omgeving). Er is een onderzoek naar de impact van beide aspecten. Het gaat over emotionele ontwikkeling, taalontwikkeling, morele ontwikkeling, intelligentie,… Verschillende theorieën: - De cognitieve ontwikkelingspsychologie van Piaget. - De hechtingstheorie (Bowlby). Men kan bv. kijken in welke mate kinderen worden beïnvloed door een scheiding van hun ouders. - De psychoseksuele ontwikkeling (Freud).
Het Socio-cultureel perspectief Hier ligt de nadruk op de situatie. Het sociale, het situationele heeft een belangrijke impact. De situatie waarin mensen zich bevinden bepaalt sterker hun gedrag, meer dan hun eigen individuele kenmerken. Sociale en culturele invloeden kunnen alle andere factoren die het gedrag beïnvloeden overstemmen. De sociale invloed staat centraal. De situatie is extra en krachtiger. Sociale interactie wordt bestudeerd, sociaal leren. De laatste jaren zien we een toenemende dominantie van de biologische, cognitieve en ontwikkelingsperspectief. Ook zien we steeds meer verbindingen: er zijn bv. cognitieve gedragstherapieën, men gaat elementen uit verschillende perspectieven met elkaar verweven. Ook het belang van de neurowetenschap neemt toe. Ook één van de stappen waar men naar toe wilt, is nagaan welke hersendelen meer actief zijn dan anderen. Wanneer wordt een beslissing in onzekerheid genomen? Ook het culturele heeft een belangrijke plaats ingenomen, gedrag in een multiculturele omgeving.
14
3. Deelgebieden
binnen de psychologie.
Er zijn zoveel verschillende thema’s en aspecten van gedrag dat het bijna onmogelijk is om dit allemaal tegelijk te doen. Daarom zijn er bepaalde specialisaties ontstaan. Een therapeut is niet hetzelfde als een psycholoog. Psychologen zijn mensen die een masterstudie psychologie hebben behaald en dit is een beschermde titel. Een therapeut is iemand die een opleiding in een bepaalde therapie heeft gevolgd, bv. gezinstherapie. Een therapeut is geen beschermde titel.
3.1. Klinische psychologie Dit houdt in dat de psychologen overgaan tot het diagnosticeren en behandelen van mensen met mentale problemen en gedragsproblemen. De klinisch psycholoog gaat de problematiek verkennen en gaat aan de hand van een gesprek bepalen wat het probleem is en zal overgaan tot een geschikte behandeling. In die problemen zitten vaak gradaties: het kunnen pietluttige dingen zijn maar ook fundamentele problemen. Er zijn heel veel centra waar je klinische psychologen kan terugvinden. Denk aan de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, het CLB op scholen,
Centrum
Algemeen
Welzijnswerk,
Centrum
Geestelijke
Gezondheidszorg.
3.2. Ontwikkelingspsychologie Deze heeft vaak betrekking op de kindertijd maar beperkt zich hier niet toe. Het is de studie van lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van geboorte tot en met ouderdom. De studie gaat na welke ontwikkelingspatronen er zijn en dit op verschillende gebieden. Hierbij worden afwijkingen in de ontwikkeling vastgesteld.
3.3. Sociale psychologie Men kijkt niet naar het individu als zodanig, maar men kijkt hoe de sociale omgeving van invloed is op denken, voelen en handelen van mensen en de studie van hoe mensen elkaar waarnemen en beoordelen alsook de relaties die tussen mensen ontstaan.
3.4. Arbeid- en organisatiepsychologie Het is de studie van het gedrag van mensen in een organisatie alsook hoe dit gedrag wordt beïnvloed door kenmerken van het werk en de werksituatie (bv. contact met collega’s,
15
leiderschap, tevredenheidsmeting bij werknemers, naleving van regels, selectiegesprekken,…).
3.5. Persoonlijkheidspsychologie Dit is de studie van de verschillen en de overeenkomsten in persoonlijkheid, temperament en karakter tussen mensen. Dit doet denken aan de “Big Five”.
3.6. Leerpsychologie Hoe leren mensen gedrag? Studie van hoe mensen gedrag leren.
3.7. Gezondheidspsychologie Studie van relatie tussen omstandigheden en gedragingen enerzijds en de lichamelijke en geestelijke gezondheid van mensen anderzijds.
Er zijn nog vele andere deelgebieden, de lijst
is niet-exhaustief.
Cartoons (zie powerpoint slides) Bv. leerpsychologie binnen het onderwijs, nationale klederdracht als gevolg van cultuur,… Ontwikkeling van deelgebieden: Onderwijspsychologen. Sportpsychologen. Neuropsychologen. Interculturele psychologen. Rechtspsychologen. Elke discipline heeft zijn eigen focus. De sociale wetenschappen maken vaak gebruik van empirisch onderzoek.
A. Het wetenschappelijk onderzoek. Er zijn verschillende soorten wetenschappelijk onderzoek: Wetenschappelijk onderzoek: wetenschappelijke methode maakt psychologie tot wetenschap. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: wetenschappelijke kennis die vergaard wordt
16
met een puur theoretisch doel. Voorbeeld is het onderzoek naar hoe ons geheugen werkt. Het is heel algemeen en wordt niet specifiek op één bepaald deelgebied toegepast. Toegepast wetenschappelijk onderzoek meent dat specifieke theoretische inzichten worden toegepast op een bepaald deelgebied. Normatief versus empirisch wetenschappelijk onderzoek. Onderzoek is niet altijd zuiver normatief. Het is ook niet altijd zuiver wetenschappelijk of zuiver toegepast. Vaak zijn beide componenten aanwezig. Normatief onderzoek: hier wordt de vraag gesteld naar hoe iets zou moeten zijn. Het verwijst naar het feit dat er vaak een waardeoordeel aan gekoppeld wordt. Normatief onderzoek zien we voornamelijk in de juridische discipline, waarbij je vaak theoretische analyses hebt over of iets goed of slecht is. Empirisch onderzoek heeft een neutrale inslag. Dit is soms lastig, er is altijd een soort van bias die om de hoek komt kijken. Men probeert een algemeen vraag te beantwoorden vanuit de empirie, vanuit de feiten in de werkelijkheid. En dit zonder een waardeoordeel, zonder te zeggen of het goed of slecht is! Het gaat over hoe iets is, en niet hoe iets zou moeten zijn. De laatste jaren is er steeds meer de tendens om binnen de juridische discipline een empirisch onderzoek te doen waarbij het vooral een kwestie is om aan de hand van empirische bevindingen juridische vragen te beantwoorden. Voorbeeld: de vraag of we bijvoorbeeld rechtsbijstand verplicht zouden moeten invoeren zonder dat verdachten de mogelijkheid hebben om hier afstand van te doen. Een argument hiervoor kan je dan empirisch gaan onderzoeken, bv. dat verdachten niet kunnen inschatten of dit nodig is. In welke mate of hoe schatten verdachten dit in? Een voorbeeld van een empirische vraag in juridische context, is dat je bv. wilt weten hoe advocaten vorm geven aan hun rechtsbijstand. Wat doen ze tijdens hun vertrouwelijk overleg? Voorbeelden niet-empirische vragen: Ethisch: mogen we testen op dieren of zelfs mensen? Moraal: wat met euthanasie? Mag dit, en onder welke omstandigheden? Wetgeving: wat is een misdrijf? Wat zijn de rechten van een verdachte?
17