,en
zijn samen goed voor 641 attestaties (of 1,44%) van voornamelijk woordfinale flooding: bv. altijddd, hottt. Niet zelden gaat het in deze gevallen overigens om afkortingen die nadruk krijgen: aubbb, tqqq ‘thank you’, kkk ‘oké oké oké’. De onderzochte interpunctietekens !, ?, ( en ) leveren niet meer dan 551 attestaties (of 1,24%) op. Dat emoticons zelf het voorwerp van flooding kunnen zijn, illustreren ook enkele ietwat atypische vormen: bv. xddd en :-ooo. Dat chatters verder door letterherhaling niet noodzakelijk een verlenging weergeven zoals die zich ook in de spreektaal zou voordoen, blijkt bijvoorbeeld uit enkele voorbeelden van Engelse oorsprong, zoals niceeee en revengeeeeeeee, waarin de woordfinale <e> normaliter niet eens uitgesproken wordt. Toch lijkt dit te volstaan om het woord de geïntendeerde nadruk mee te geven. Voor leetspeak zijn er, zoals eerder al werd vermeld, twee types te onderscheiden. Daarbij worden letters door cijfers vervangen op basis van respectievelijk een uitspraakovereenkomst (bv. wacht wordt w8) en een typografische overeenkomst (bv. google wordt g00gl3). Het eerste type lijkt in een chatcontext ‘functioneler’, want daar resulteert het gebruik van leetspeak in een verkorte weergave van het woord. Het tweede type lijkt in hoofdzaak het resultaat van een uiterst creatieve omgang met schrijftaal en spelling. Uit de tellingen blijkt dat ‘functionele, verkortende leetspeak’ zowel in de IMconversaties als in de Netlogdata vaker voorkomt dan ‘creatieve leetspeak’, maar in verhouding is dat tweede type wel beduidend frequenter aanwezig op Netlog. Vervangingen op basis van een louter typografische overeenkomst maken in het Netlogcorpus 310 van de 999 attestaties van leetspeak uit (of 31,03%). In het IM-materiaal is dat slechts 29 op 175 attestaties (of 16,57%). Dat is vermoedelijk te verklaren door het feit dat het intikken van dergelijke leetspeakvormen wel wat denk- en experimenteerwerk vergt en daarvoor hebben chatters meer tijd binnen de asynchrone omgeving van een sociaalnetwerksite dan in een synchrone chatconversatie. De relatief lage globale gebruiksfrequentie van dit chatfeature, inclusief het eerste type, is ongetwijfeld eveneens daaraan te relateren: de beperkte tijdswinst die de productie van leetspeak een chatter zou opleveren omdat hij enkele tekens minder moet typen, weegt niet op tegen het tijdverlies door de extra inspanning die hij daarvoor moet leveren, zowel cognitief als ‘fysiek’ (want DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
27
Pag. 0027
TAAL & TONGVAL
de cijfers staan op een computerklavier wat verder verwijderd van de letters en/of vereisen het gebruik van de Shift-toets). Tabel 5
Medium Gender Leeftijd Grafeemreducties Volledige vormen Totaal
Grafeemreducties <x>,en in verhouding tot de volledige grafeemcombinaties , en
IM Jongens Jong Oud 92 564 (16,2%) (3,2%) 477 17.052 (83,8%) (96,8%) 569 17.616
Meisjes Jong Oud 388 153 (17,1%) (4,4%) 1.884 3.320 (82,9%) (95,6%) 2.272 3.473
Netlog Jongens Meisjes Jong Oud Jong Oud 823 269 2.318 232 (37,8%) (26,4%) (33,6%) (23,4%) 1.354 751 4.574 759 (62,2%) (73,6%) (66,4%) (76,6%) 2.177 1.020 6.892 991
In tabel 3 werden de absolute frequenties van de vormen met grafeemreducties tot <x>,en (bv. nix, sgool en zyn) opgelijst in verhouding tot de totale corpusgrootte. In tabel 5 geven we de relatieve frequenties van dit chatfeature, namelijk in verhouding tot de standaardvormen met de niet-gereduceerde, oorspronkelijke grafeemcombinaties , en (bv. niks, school en zijn). In 4.839 (of 13,82%) van de in totaal 35.010 attestaties van de geselecteerde steekproefwoorden wordt de grafeemcluster gereduceerd tot één grafeem. Dat aandeel is aanzienlijk, maar kennelijk niet van die aard dat de standaardspelling van die woorden systematisch wordt vervangen door een chatvariant. Bovendien hadden we bij de selectie van de steekproefwoorden a priori al gekozen voor vormen waarvan we intuïtief wisten dat ze voldoende tokens met grafeemreductie zouden opleveren. Bij de meeste andere woorden die een cluster , of bevatten, komt grafeemreductie minder of helemaal niet voor (zie § 5.4). Uit tabel 5 komen verder overigens – logischerwijze – dezelfde variatiepatronen naar voren: grafeemreducties zijn veel frequenter op Netlog dan in IM en worden vaker geproduceerd door jongere tieners dan door oudere. Tabel 6
Vorm Verkorte vorm Volledige vorm Totaal
Nederlandse acroniemen en afkortingen t.o.v. volledige varianten: resultaten per vorm
wrs/wsl 1.295 (96,1%) 52 (3,9%) 1.347
mss 2.694 (94,0%) 173 (6,0%) 2.867
28
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
idd 1.806 (91,2%) 175 (8,8%) 1.987
ff 1.658 (79,0%) 442 (21,0%) 2.100
hvj 272 (50,6%) 266 (49,4%) 538
iig 27 (20,5%) 105 (79,5%) 132
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0028
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Voor de acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong werden de absolute frequenties van de zes geselecteerde steekproefvormen in verhouding tot het totale aantal woorden al opgelijst in tabel 3. Het is echter zeker zo interessant om na te gaan in welke mate de chatters de verkorte vormen verkiezen boven de voluit gespelde standaardvormen. Die verhoudingen worden voor elk van de steekproefwoorden afzonderlijk opgelijst in tabel 6. Dan valt op dat de vier afkortingen (wrs/wsl, mss, idd en ff) in verhouding beduidend vaker worden gebruikt dan de twee geselecteerde acroniemen (hvj en iig). Dat gebeurt zelfs in die mate dat Vlaamse tieners nochtans frequente bijwoorden als waarschijnlijk, misschien en inderdaad in hun online conversaties in meer dan 90 procent van de gevallen vervangen door chatvarianten. Die vormen hebben dus onbetwistbaar een sterke plaats verworven in Vlaamse tienerchattaal. Voor de twee acroniemen hvj en iig geldt dat kennelijk in veel mindere mate. Zij illustreren overigens mooi de inherente variabiliteit van chattaal, een genre waaraan elk individu inderdaad zijn eigen invulling kan geven (Thurlow & Poff 2013: 10): 269 van de 272 attestaties van hvj worden op Netlog geproduceerd en 181 daarvan door jonge tienermeisjes, terwijl alle 27 attestaties van iig in het chatcorpus dan weer aan één en dezelfde chatter (!) kunnen worden toegeschreven (hoewel onze ervaring nochtans leert dat het zeker geen individueel verzinsel is, wat wordt bevestigd door de vermelding van het acroniem op Wikipedia19). Uit de analyse van het gebruik van de tien bestudeerde Engelse acroniemen blijken ten slotte aanzienlijke frequentieverschillen tussen de afzonderlijke acroniemen onderling (zie daaromtrent ook De Decker & Vandekerckhove 2012a). Op Netlog zijn acroniemen die een (chat)conversatie structureren, zoals brb ‘be right back’ of bk ‘back’, bijvoorbeeld minder relevant en worden ze dus ook minder gebruikt. Op de sociaalnetwerksite zijn het daarentegen voornamelijk omg ‘oh my god’ – dat wel eens typisch voor jonge tienermeisjes wordt geacht20 maar net zo goed door jongens blijkt te worden gebruikt – en wtf ‘what the fuck’ die domineren.
7
Conclusies en discussie
In dit onderzoek zijn we nagegaan in welke mate enkele typische en zogenaamd genre-onderscheidende chatspeakkenmerken in een omvangrijk Vlaams tienerchatcorpus worden geproduceerd. Uit de analyses blijkt dat de Vlaamse chatter wel degelijk aansluiting vindt bij de internationale chatcultuur, maar dat hij dat met mate doet. ‘Functionele’ features, zoals DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
29
Pag. 0029
TAAL & TONGVAL
flooding en het gebruik van afkortingen en acroniemen, worden – zeker in de synchrone IM-conversaties op MSN en Facebook Chat – frequenter toegepast dan veeleer speelse spellingmanipulaties. Leetspeak is bijvoorbeeld zelfs hoogst uitzonderlijk, in tegenstelling tot wat sommige stereotiepe en soms zelfs ietwat karikaturale illustraties van CMC lijken te suggereren (zie bv. Axtman (2002) en Roos (2006) of de voorbeelden in Van Wijk & Den Ouden (2006)). Daarmee lijkt ook de vrees (zie § 2) dat (Vlaamse) chattaal overspoeld wordt door dergelijke non-standaardvormen deels ongegrond te kunnen worden verklaard. Verder kunnen we vaststellen dat de productie van sommige chatvarianten correleert met een aantal externe factoren: vooral het medium waarin de conversatie plaatsvindt, speelt een belangrijke rol. De leeftijd van de chatter heeft dan weer een meer bepalende impact dan gender. Ten eerste blijkt inderdaad het medium een bepalende invloed te hebben, want de meeste bestudeerde chatkenmerken worden significant meer geproduceerd in het Netlog- dan in het IM-materiaal. Alleen de acroniemen en afkortingen van Nederlandse oorsprong zijn frequenter op MSN en Facebook Chat. Voor de verkortingen van Engelse oorsprong was het mediumverschil niet significant. Deze bevindingen doen vermoeden dat chatters op Netlog, een veeleer asynchroon medium, gewoonweg meer tijd en ruimte hebben voor een creatieve en experimentele omgang met spelling. Het publieke karakter van Netlogprofielen zet de jongeren er dus kennelijk niet toe aan om systematisch meer standaardvormen te produceren, integendeel. We dienen er wel rekening mee te houden dat Netlog niet representatief is voor alle asynchrone CMC-media, omdat de sociaalnetwerksite hoofdzakelijk op informele communicatie tussen jongeren gericht is. Andere asynchrone kanalen, zoals fora of blogs, hebben doorgaans andere doelstellingen en/of een ander doelpubliek. De resultaten mogen dus niet zonder meer gegeneraliseerd worden. In IM-conversaties ligt de nadruk meer op snelheid en beknoptheid, is er door de band genomen minder tijd voor innovatie en spielerei en grijpen jongeren allicht vaker spontaan terug naar wat voor hen nog altijd de defaultschrijfwijze (b)lijkt te zijn, namelijk de standaardvariant. Het is dan ook niet onlogisch dat het precies de Nederlandse acroniemen en afkortingen zijn die wél significant méér in synchrone IM worden geattesteerd, omdat zij de chatters natuurlijk toelaten om de keystroke effort fors te beperken en/of de interactiesnelheid te verhogen. Sommige van die verkorte vormen (idd, mss, wrs) blijken zelfs zodanig ingeburgerd dat de voluit gespelde varianten bijna niet meer worden geproduceerd. Toch klopt de hypothese dat grafeemreducerende strategieën vaker in IM zouden worden toegepast, maar gedeeltelijk. Het feit 30
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0030
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
dat leetspeak en grafeemreducties in het asynchrone Netlogcorpus méér voorkomen dan in de synchrone IM-data, lijkt er immers op te wijzen dat deze CMC-features zeker niet uitsluitend als ‘nuttige’ verkortingsmechanismen fungeren. Blijkbaar zijn ze óók – en misschien zelfs in de eerste plaats – innovatieve spellingsmanipulaties, of toch minstens het resultaat van imitatiegedrag. Niettemin hebben we kunnen vaststellen dat grafeemreducerende leetspeak (van het type w8 ‘wacht’) in verhouding toch frequenter terug te vinden is in het IM- dan in het Netlog-materiaal, waar het aandeel van de ‘creatieve’ leetspeak (van het type g00gl3 ‘google’) groter is. Zo wordt de hypothese toch weer deels bevestigd. Ten tweede, wat de impact van gender op de productie van de geselecteerde kenmerken betreft, kunnen we enkel ondubbelzinnig stellen dat meisjes meer flooden – i.e. letters herhalen, veelal om woorden nadruk mee te geven – dan jongens. Voor de andere features leverde de statistische modellen geen significante resultaten op. Onze hypothese blijkt dus maar gedeeltelijk waar te zijn: tienermeisjes chatten wel emfatischer en leggen meer persoonlijke en emotionele betrokkenheid aan de dag, maar ze zijn zeker niet beduidend speelser of creatiever dan jongens. Een studie naar emoticongebruik in Vlaamse tienerchattaal, dat we in deze paper noodgedwongen buiten beschouwing moesten laten (cf. supra), zou deze conclusie meer kunnen onderbouwen. Vlaamse tienerjongens lijken dan weer, in tegenstelling tot bevindingen uit eerdere CMC-studies, niet beduidend méér gericht op beknoptheid. Op die manier bevestigen onze resultaten grotendeels de stelling van Huffaker en Calvert (2005) dat genderverschillen in CMC minder geprononceerd zijn. Ten derde blijkt de productie van de CMC-features globaal genomen méér met de leeftijd van de chatters samen te hangen dan met gender. De geobserveerde frequenties liggen voor vier variabelen duidelijk hoger bij de jongste leeftijdscategorie: flooding, leetspeak, z-spelling en grafeemreducties. Die chatkenmerken worden klaarblijkelijk almaar meer achterwege gelaten naarmate de leeftijd van de chatters toeneemt, zoals ook uit eerder onderzoek al was gebleken (zie Peersman et al. te verschijnen). Weliswaar zijn die verschillen alleen voor flooding en grafeemreducties statistisch significant. Een uitbreiding van de dataset kan die tendens voor de andere variabelen misschien bevestigen. Acroniemen en afkortingen vormen evenwel een uitzondering op dat patroon. De verkortingen van Nederlandse oorsprong komen zelfs significant méér voor in de conversaties van oudere tieners. Dat kan allicht worden verklaard door de grotere functionaliteit van deze features in de chatpraktijk, want ook oudere chatters hanteren vermoedelijk nog steeds strategieën om de interactiesnelheid te DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
31
Pag. 0031
TAAL & TONGVAL
optimaliseren en hun keystroke effort te beperken. Bovendien zijn vormen als wrs, mss, idd en ff door hun hoge frequentie intussen onmiskenbaar een vast onderdeel van het actieve lexicon van Vlaamse chatters kunnen worden, in tegenstelling tot vele andere creatieve en innovatieve spellingsmanipulaties met een lagere gebruiksfrequentie. Realtime- en attitudineel onderzoek zou hier weliswaar diepgaandere inzichten en meer sluitende conclusies kunnen bieden. Voor de Engelse acroniemen en afkortingen leverde de analyse geen significante verschillen op. Dat kan erop wijzen dat ook deze features niet zozeer innovatieve en trendy maar veeleer stabiele en functionele chatspeakmarkers zijn, waarvan het gebruik nuttig kan zijn voor zowel jongere als oudere tieners. Wel lag de absolute frequentie opvallend hoger in de IM-conversaties van de oudere tienerjongens dan in de andere subgroepen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het feit dat nogal wat jongens uit de oudste leeftijdsgroep fanatieke gamers blijken te zijn (zie daaromtrent De Decker & Vandekerckhove 2012a; De Decker 2014). Die online gamecultuur is niet alleen sterk Engelstalig georiënteerd, maar bovendien de bron van heel wat talige innovatie en creativiteit. Verder onderzoek is echter noodzakelijk om eventuele verbanden bloot te leggen tussen het gebruik van Engelse acroniemen en gespreksonderwerpen met een sterke angelsaksische oriëntatie (games, films, muziek, ...). Een van de meest opvallende inherente eigenschappen van chattaal blijft wel de grote variabiliteit die zich op meerdere niveaus manifesteert. Enerzijds zijn er de individuele verschillen. Thurlow en Poff (2013: 10) stelden over sms-taal al vast dat geen twee sms’ers noodzakelijkerwijs op dezelfde manier sms’en en die conclusie geldt voor chattaal net zo goed. Niet elk individu beschikt over dezelfde kennis van chatconventies en ook de voorkeuren over het gebruik ervan zijn variabel. Zo wordt in dit corpus het Nederlandse acroniem iig ‘in ieder geval’, nochtans niet ongebruikelijk in Vlaamse chat- en sms-taal, maar door één tienerjongen geproduceerd. Bovendien kan chatspeak ook intrapersoonlijke variatie vertonen (Thurlow & Poff 2013: 10) en maken chatters om welbepaalde redenen en afhankelijk van de context andere stijlkeuzes. Maar minstens even belangrijk lijken de keuzes die vrienden maken, want bij afwezigheid van strikt geformuleerde (taal)normen zijn het vaak de leden van de peergroup die bepalen wat er al dan niet kan en wat er hip en cool is (Thurlow & Poff 2013: 10). Bepaalde chatvarianten worden daarom soms expliciet aangemoedigd (cf. voorbeeld (13) hierboven i.v.m. viesz) of – en dat gebeurt vaker – afgekraakt. In het onderstaande voorbeeld wordt de gesprekspartner zowel op talig vlak (tweemaal) als inhoudelijk gecorrigeerd: 32
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0032
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
(24) domme schrijfj me 2 m en toch me ch en ten derdn we zijn kampioen in regionaal ‘domme schrijf je met twee m en toch met ch en, ten derde, we zijn kampioen in [de] regionale [afdeling]’ Alternatieve spellingsvarianten worden door medechatters met andere woorden niet altijd op gejuich onthaald. Zo kunnen sommige keuzes binnen een peergroup ongemarkeerd zijn, maar daarbuiten plots opvallend worden. Wanneer een tienerjongen in een conversatie met een meisje de afkorting aight ‘alright’ gebruikt, die binnen zijn vriendengroep nochtans gemeengoed is, merkt zij het volgende op: ge gebruikt wel graag aight de laatste tijd he ‘je gebruikt wel graag aight de laatste tijd he’. En wanneer twee tienerjongens praten over het feit dat niet iedereen begrijpt wat zij, “the boys”, leuk vinden, komt ook het fenomeen leetspeak (“1337 speak”) ter sprake: (25) [A] zo mopkes maken die wij, de boys, grappig zoude vinde ‘zo mopjes [A] [B] [B] [B]
maken die wij, de boys, grappig zouden vinden’ terwijl da totaal ni past in de situatie ‘terwijl dat totaal niet past in de situatie’ ik doen nix anders ‘ik doe niks anders’ constant van dieje 1337 speak ertusse ‘voortdurend van die leetspeak ertussen’ moetek da altij uitlegge ‘moet ik dat altijd uitleggen’
De peergroup waakt soms streng over de aantrekkelijkheid van het taalgebruik. Zo stelt een jongen in een MSN-gesprek expliciet: afkortinge buite brb en wtf zen stoem ‘afkortingen behalve brb en wtf zijn stom’. In een ander gesprek wijst hij zijn gesprekspartner meteen terecht wanneer die met een blijkbaar ongebruikelijk acroniem de conversatie wil afsluiten en herhaalt hij nogmaals wat hij “belachelijk vindt”: (26) [A] ttyl ‘ttyl’ [B] [A] [B] [B] [A]
ttyl? ‘ttyl?’ talk to you later ‘talk to you later’ aahzo ‘ah zo’ klapt is normaal jom :P ‘praat eens normaal, man [smiley]’ en normaal is voor iedereen anders he ‘en normaal is voor iedereen anders he’
DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
33
Pag. 0033
TAAL & TONGVAL
[A] [...] tis toch duidelijk da ik sommige dinges normaal vind, terwijl da gij da belachelijk vindt ofzo ‘het is toch duidelijk dat ik sommige dingen normaal vind, terwijl jij die belachelijk vindt of zo [B] uhu ‘uhu’ [B] zoals afkortinge buite wtf en omg en leestekes ‘zoals afkortingen behalve wtf en omg, en leestekens’
Dit attitudinele aspect over spellingsmanipulaties verdient in verder onderzoek nadere aandacht: hoe ervaren tieners die – meestal impliciete, maar soms dus ook geëxpliciteerde – druk van de peergroup in een voor het overige behoorlijk vrije en ‘(taal)normeloze’ context? Ook andere metalinguïstische vragen dringen zich op: wie of wat is voor tieners de primaire bron voor dergelijke bekende chattaalfeatures (vrienden? onbekenden op het internet?), waar halen ze hun inspiratie voor innovatieve varianten vandaan en hoe wordt er bepaald wat cool is en wat niet? Samengevat kunnen we stellen dat de onderzochte new vernacular-features chattaal wel degelijk een eigen karakter geven en CMC zo onderscheiden van vele andere vormen van schrijftaal en zeker van de conventionele standaard. De bestudeerde ‘nieuwe taalvormen’ vormen de kern van het innovatieve en creatieve karakter dat voortdurend aan chattaal wordt toegeschreven. Dat impliceert ook dat er continu nieuwe varianten kunnen ‘gecreëerd’ worden (cf. supra: bv. yolo), terwijl andere fenomenen (zoals leetspeak?) in onbruik kunnen geraken. Hoe functioneler de kenmerken zijn, hoe meer kans ze lijken te maken om te ‘overleven’. Zo heeft flooding als emfatisch hulpmiddel het primaire doel om spreektalige nuances en paralinguïstische cues zo accuraat mogelijk weer te geven, net zoals emoticons dat doen. Daarnaast laten de vaak sterk geconventionaliseerde acroniemen en afkortingen de chatters dan weer toe hun keystroke effort fors te beperken, wat van essentieel belang is in synchrone IM-conversaties. Zij blijken de meest stabiele markers van het genre, terwijl de veeleer speelse en minder functionele spellingsmanipulaties duidelijk andere medium-, gender- en leeftijdgerelateerde variatiepatronen vertonen.
34
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0034
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Noten 1. In een opiniestuk over het Vlaamse onderwijsbeleid en de kwaliteit van het secundaire onderwijs, dat verscheen naar aanleiding van het debat over de schijnbaar ontoereikende kennis van aspirant-leerkrachten en waarin chattaal niet eens expliciet wordt vermeld, gebruikt de auteur – zelf een leerkracht – in zijn titel courante chat- en smsconventies om op die manier de beschreven problematiek te illustreren en dus impliciet een nefaste invloed van chattaal op spellingsbeheersing te suggereren: Het licht vast aan de leerkragt. (Van Steenwinkel, Mattias (2013). ‘Kort&Bondig. Het licht vast aan de leerkragt’. De Standaard, 10 oktober 2013.) 2. Stemactrice Veerle Verheyen vertelt: “Als mijn dochter bijvoorbeeld egt en sgat schrijft in plaats van echt en schat, grijp ik in”. (Smeets, Rudi (2013). “Ik krijg geregeld mezelf aan de lijn”. Het Nieuwsblad, 23 februari 2013.) 3. In zijn beleidsnota uit 2006 haalde toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Johan Van de Lanotte “de veranderingen in taalgebruik onder invloed van de nieuwe communicatietechnologieën” aan als een van de factoren die “de talige communicatie in de samenleving erg complex” maken (VLOR 2006: 4). 4. Zie bijvoorbeeld http://www.oxfordlearning.com/2006/10/26/texting-vs-writing-theproblem-with-instant-messag/. 5. Bertrand, Kirsten (2004). ‘“De verleden tijd van denken is d8”’, Het Belang van Limburg, 25 november 2004. 6. ‘Is de sms- en chattaal een vorm van taalverrijking of taalverloedering? Tijdens een congres over geletterdheid aan de universiteit van Gent deze week werd opgeroepen om er ook in het onderwijs toleranter mee om te gaan’. Gazet van Antwerpen, 19 november 2010. 7. ‘CLB biedt nu ook hulp via chat aan’. De Standaard, 11 september 2013. 8. Er is niet meteen een geijkte term voorhanden. Wij opteren voor deze. 9. Ook deze term heeft nog geen algemene ingang gevonden, al wordt het fenomeen wel als dusdanig omschreven op Wikipedia (http://en.wikipedia.org/wiki/Leet) en door Herring (2012: 3). 10. Omdat dit type spellingsmanipulatie natuurlijk nauw samenhangt met de uitspraak, is het taalafhankelijk. Herring (2012): “‘Netspeak’ is not universal [since] different strategies are favored in different languages and used in different proportions”. In deze bijdrage wordt alleen gefocust op strategieën die ‘zinvol’ zijn en toegepast worden in Vlaamse chatspeak. 1 1. De Netlogdata werden verzameld door de onderzoeksgroep CLiPS (Computational Linguistics & Psycholinguistics, Universiteit Antwerpen). 12. Bates, Mächler & Bolker (2012). De analyses werden uitgevoerd met het statistische softwarepakket R (R Development Core Team 2011). 13. Soms wordt flooding gecombineerd met andere typografische spielereien, bijvoorbeeld z a a a a l i g of z-a-a-a-a-l-i-g (‘zalig’). Dergelijke vormen zijn zeldzaam en werden niet meegerekend. 14. Inclusief vormvarianten wsl, wsch en wrsch. 15. ff is in feite de verkorting van effe, de spreektalige variant van het Standaardnederlandse even, in de betekenis van ‘een korte tijd, enkele ogenblikken’ (bv. Blijf nog effe/even). In andere betekenissen kan even echter niet door effe vervangen worden: bv. even getallen, even goed als ..., etc. Die gevallen zijn manueel uit de selectie gefilterd.
DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
35
Pag. 0035
TAAL & TONGVAL
16. En meer bepaald door de Amerikaanse rapper Drake, die het in zijn nummer The Motto verwerkte (http://en.wikipedia.org/wiki/YOLO_(motto)). 17. http://woordvanhetjaar.vandale.be/ en http://www.jugendwort.de/#worum_geht_s. 18. De diftongen bestaan strikt genomen natuurlijk uit twee klanken, maar bij nadruk is het doorgaans enkel de eerste, volle vocaal die aangehouden wordt en niet zozeer de aansluitende halfklinker. In de Brabants-Antwerpse regio worden tweeklanken bovendien sowieso erg vaak gemonoftongeerd uitgesproken (Rys & Taeldeman 2007: 5). 19. http://nl.wikipedia.org/wiki/Iig. 20. Zie bijvoorbeeld de eerste twee – weliswaar ietwat ironische – omschrijvingen van omg op de website UrbanDictionary.com: “Possibly the most irritating piece of chatroom vernacular in existence. Often used by teenage girls in chatroom” en “Net-centric abbreviation for the popular exclamation ‘Oh my God!’ (generally used in conversations to exclaim surprise or disgust). Most commonly used by teenage girls who find it depressingly hard to type out an entire word. Reinforces assumptions that humans seem to be getting dumber from generation to generation”. Hoewel UrbanDictionary.com verre van wetenschappelijk is, is deze website toch een goede bron in verband met Engelse jongerentaal en slang. Behalve definities en voorbeelden kunnen de internetgebruikers ook zelf aangeven in welke betekenis(sen) ze bepaalde lemmata gebruiken, wat een beeld geeft van de mate waarin een lexeem gangbaar en populair is en welke betekenissen geconventionaliseerd zijn (geworden).
Bibliografie Androutsopoulos, Jannis, ‘Introduction: Sociolinguistics and computer-mediated communication’. Journal of Sociolinguistics 10/4 (2006), 419-438. Androutsopoulos, Jannis, ‘Language change and digital media: a review of conceptions and evidence’. In: Nikolas Coupland & Tore Kristiansen (eds.), Standard languages and language standards in a changing Europe. Oslo: Novus, 2011, pp. 145-160. Axtman, Kris ‘‘r u online?’: the evolving lexicon of wired teens’. The Christian Science Monitor, December 12, 2002. Baron, Naomi S., ‘‘Whatever’: A new language model?’. Paper presented at theConvention of the Modern Language Association, New York, 27-30 December 2002. Online raadpleegbaar op http://www.american.edu/cas/lfs/faculty-docs/upload/Baron-MLA-Whatever.pdf. Baron, Naomi S., ‘See you Online: Gender Issues in College Student Use of Instant Messaging’. Journal of Language and Social Psychology 23 (2004), 397-423. Baron, Naomi S. & Richard Ling, ‘Emerging patterns of American mobile phone use: Electronically-mediated Communication in Transition’. In: Gerard Goggin & Larissa Hjorth (eds.), Mobile Media (2007). Proceedings of an International Conference on Social and Cultural Aspects of Mobile Phones, Convergent Media and Wireless Technologies, July 2-4, (2007). Sydney: University of Sydney, 2007, pp. 218-230. Bates, Douglas, Martin Mächler & Ben Bolker, lme4: Lineair mixed-effects models using S4 classes (R package version 0.999375-42). [Software], 2012. Online raapdpleegbaar op http://cran.rproject.org/web/packages/lme4/index.html Bennis, Hans, ‘Het Korterlands. Anarchie in de schrijftaal’. Onze Taal 2/3 (2012), 46-48. Biber, Douglas & Susan Conrad, Register, Genre, and Style. Cambridge: Cambridge University Press, 2009.
36
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0036
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Bick, Eckhard, ‘Degrees of orality in speech-like corpora: comparative annotation of chat and email corpora’. In: Ryo Otoguro, Kiyoshi Ishikawa, Hiroshi Umemoto, Kei Yoshimoto & Yasunari Harada (eds.), Proceedings of the 24th Pacific Asia Conference on Language, Information and Computation (Tohoku University, 4-7 November, 2010). Waseda University: Institute for Digital Enhancement of Cognitive Development, 2010, pp. 721-729. Bieswanger, Markus, ‘Micro-linguistic structural features of computer-mediated communication’. In: Susan C. Herring, Dieter Stein & Tiuja Virtanen (eds.), Pragmatics of Computer-Mediated Communication. Berlijn & New York: Mouton De Gruyter, 2013, pp. 463-488. Bushnell, Catherine, Nenagh Kemp & Frances H. Martin, ‘Text-messaging practices and links to general spelling skill: A study of Australian children’. Australian Journal of Education and Developmental Psychology 11 (2011), 27-38. Chiluwa, Innocent, ‘Assessing the Nigerianness of SMS text-messages in English’. English Today 24/1 (2008), 51-56. Craig, David, ‘Instant Messaging: The language of youth literacy’. The Boothe Prize Essays (2003), 116-133. Crystal, David, Language and the Internet. Cambridge: Cambridge University Press, 2001. Danet, Brenda, Lucia Ruedenberg-Wright & Yehudit Rosenbaum-Tamari, ‘‘Hmmm... Where’s that smoke coming from?’ Writing, Play and Performance on Internet Relay Chat’. Journal of Computer-Mediated Communication 2/4 (1997). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol2/issue4/danet.html. De Decker, Benny, De chattaal van Vlaamse tieners. Een taalgeografische analyse van Vlaamse (sub)standaardiseringsprocessen tegen de achtergrond van de internationale chatcultuur. Doctoraal proefschrift: Universiteit Antwerpen, 2014. De Decker, Benny & Reinhild Vandekerckhove, ‘English in Flemish adolescents’ computer-mediated discourse. A corpus-based study’. English world-wide: a journal of varieties of English 33/3 (2012a), 321-351. De Decker, Benny & Reinhild Vandekerckhove, ‘Stabilizing features in substandard Flemish: the chat language of Flemish teenagers as a test case’. Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 79/2 (2012b), 129-148. De Decker, Benny, Reinhild Vankerckhove & Dominiek Sandra, ‘When two basic principles clash: about the validity of written chat language as a research tool for spoken language variation. Flemish chatspeak as a test case’. Journal of Language Contact (in press). De Jonge, Sarah & Nenagh Kemp, ‘Text-message abbreviations and language skills in high school and university students’. Journal of Research in Reading 35 (2012), 49-68. Devos, Magda & Reinhild Vandekerckhove, Taal in stad en land. West-Vlaams. Tielt: Lannoo, 2005. Dresner, Eli & Susan C. Herring, ‘Emoticons and Illocutionary Force’. In: Dana Riesenfeld & Giovanni Scarafile, Philosophical dialogue: Writing in honor of Marcelo Dascal. London: College Publication, 2012, pp. 59-70. Dürscheid, Christa, ‘SMS-Schreiben als Gegenstand der Sprachreflexion’. Networx 28 (2002). Online raadpleegbaar op http://www.mediensprache.net/networx/networx-28.pdf. Dürscheid, Christa, Franc Wagner & Sarah Brommer, Wie Jugendliche schreiben: Schreibkompetenz und neue Medien. Berlijn/New York: De Gruyter, 2010. Elmer-Dewitt, Philip, ‘Bards of the Internet’. Time, July 4, 1994, pp. 66-67. Online raadpleegbaar op http://www.time.com/time/magazine/article/0,9171,981013,00.html. Ferrara, Kathleen, Hans Brunner & Greg Whittemore, ‘Interactive Written Discourse as an Emergent Register’. Written Communication 8/1 (1991), 8-34. Geertsema, Salomé, Charene Hyman & Chantelle van Deventer, ‘Short Message Service (SMS)
DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
37
Pag. 0037
TAAL & TONGVAL
language and writte language skills: educators’ perspectives’. South African Journal of Education 31 (2011), 475-487. Gheuens, Koen, De spelling voorbij. Een onderzoek naar het hedendaagse gebruik van spelling bij Vlaamse en Nederlandse jongeren in formele en informele contexten. Masterproef, Katholieke Universiteit Leuven, 2010. Herring, Susan C., ‘Computer-mediated Discourse’. In: Deborah Schiffrin, Deborah Tannen & Heidi E. Hamilton (eds.), The handbook of discourse analysis. Oxford: Blackwell, 2001, pp. 612-634. Herring, Susan C., ‘Grammar and Electronic Communication’. In: Carol Chapelle, Encyclopedia of applied linguistics. Hoboken: Wiley-Blackwell; 2012. Online raadpleegbaar op http://ella.slis.indiana.edu/˜herring/e-grammar.pdf. Herring, Susan C. & Asta Zelenkauskaite, ‘Symbolic campital in a virtual heterosexual market: Abbreviation and insertion in Italian iTV SMS’. Written Communication 26/1 (2009), 5-31. Holmes, Janet, An Introduction to Sociolinguistics. London/New York: Longman, 1992. Huffaker, David A. & Sandra L. Calvert, ‘Gender, identity, and language use in teenage blogs’. Journal of Computer-Mediated Communication 10/2 (2005). Online raadpleegbaar op http:// jcmc.indiana.edu/vol10/issue2/huffaker.html. Jansen, Frank, ‘Hom of kuit. Taal verloedert niet door sms’. Onze Taal 7/8 (2004), 211. Jaspers, Jürgen & Reinhild Vandekerckhove, ‘Jong Nederlands’. Nederlandse Taalkunde 14 (2009), 2-5. Kacmárová, Alena, ‘Internet Chatting Inside Out’. SKASE Journal of Theoretical Linguistics 2/1 (2005), 55-83. Kapidzic, Sana & Susan C. Herring, ‘Gender, communication, and self-presentation in teen chatrooms revisited: have patterns changed?’. Journal of Computer-Mediated Communication 17/1 (2011), 39-59. Kasesniemi, Eija-Liisa, Mobile messages: Young people and a new communication culture. Tampere: Tampere University Press, 2003. Kemp, Nenagh, ‘Texting versus Txting: Reading and writing text messages, and links with other linguistic skills’. Writing Systems Research 2 (2010), 53-71. Kucukyilmaz, Tayfun, B. B. Cambazoglu, Cevdet Aykanat & Fazli Can, ‘Chat Mining for Gender Prediction’. In: Tatyana Yakhno & Erich Neuhold (eds.), Proceedings of the fourth Biennial conference on advances in information sciences (Izmir). Berlijn: Springer, 2006, pp. 274-284. Labov, William, ‘The Social Stratification of (r) in New York City Department Stores’. In: William Labov (ed.), The Social Stratification of English in New York City. Washington D.C.: Center for Applied Linguistics, 1966, pp. 63-89. Lee, Christine, How does instant messaging affect interaction between the genders? Stanford: The Mercury Project for Instant Messaging Studies, 2003. Online raadpleegbaar op http:// www.stanford.edu/class/pwr3-25/group2/pdfs/IM_Genders.pdf. Lee, Jennifer, ‘I Think, Therefore IM’. New York Times, 19 september 2002. Lewis, Cynthia & Bettina Fabos, ‘Instant messaging, literacies, and social identities’, Reading Research Quarterly 40/4 (2005), 470-501. Ling, Richard, ‘The socio-linguistics of SMS: An analysis of SMS use by a random sample of Norwegians’. In: Richard Ling & Per E. Pedersen (eds.), Mobile communication: Renegotiation of the social sphere. Londen: Springer, 2005, pp. 335-349. Luke, Allan & Carmen Luke, ‘Adolescence lost/Childhood regained: On early intervention and the emergence of the techno-subject’. Journal of Early Childhood Literacy 1/1 (2001), 91-120. Murray, Denise E., ‘CmC. A report on the nature and evolution of on-line e-messages’. English Today 23/3 (1990), 42-46. O’Connor, Amanda, ‘Instant Messaging: Fried or foe of student writing?’. New Horizons for Lear-
38
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0038
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
ning, Online Journal 11/2 (2005). Online raadpleegbaar op http://education.jhu.edu/PD/newhorizons/strategies/topics/literacy/articles/instant-messaging/index.html. Paolillo, John C., ‘Language variation on Internet Relay Chat. A social network approach’. Journal of Sociolinguistics 5/2 (2001), 180-213. Peersman, Claudia, Walter Daelemans, Reinhild Vandekerckhove, Bram Vandekerckhove & Leona Van Vaerenbergh (te verschijnen). ‘The effects of age, gender and region on nonstandard linguistic variation in online social networks’. Plester, Beverly & Clare Wood, ‘Exploring relationships between traditional and new media literacies: British preteen texters at school’. Journal of Computer-Mediated Communication 14 (2009), 1108-1129. Plester, Beverly, Clare Wood & Puja Joshi, ‘Exploring the relationship between children’s knowledge of text message abbreviations and school literacy outcomes’. British Journal of Developmental Psychology 27 (2009), 145-161. Powell, Daisy & Maureen Dixon, ‘Doex SMS text messaging help or harm adults’ knowledge of standard spelling?’. Journal of Computer Assisted Learning 27 (2011), 58-66. R Development Core Team, R: A language and environment for statistical computing. [Software], 2011. Online raadpleegbaar op http://www.R-project.org. Radstake, Machteld, Relatie tussen het gebruik van nieuwe media en spellingvaardigheid bij vmbo-, havo- en vwo-leerlingen. Masterproef, Universiteit Utrecht, 2010. Reid, Elizabeth M., Electropolis: Communication and Community on Internet Relay Chat. Senior Honours Thesis, University of Melbourne, 1991. Rodino, Michelle, ‘Breaking out of binaries: Reconceptualizing gender and its relationship to language in computer-mediated communication’. Journal of Computer-Mediated Communication 3/3 (1997). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol3/issue3/rodino.html. Roos, Lilian, ‘D Alm8ige sms-tl. De invloed van sms en msn op het Nederlands’. Onze Taal 7/8 (2006), 192-194. Rys, Kathy & Johan Taeldeman, ‘Fonologische ingrediënten van Vlaamse tussentaal’. In: Dominiek Sandra, Rita Rymenans, Pol Cuvelier & Peter Van Petegem (eds.), Tussen taal, spelling en onderwijs. Essays bij het emeritaat van Frans Daems. Gent: Academia Press, 2007, pp. 1-9. Schlobinski, Peter, ‘Mündlichkeit/Schriftlichkeit in den Neuen Medien’. In: Ludwig Eichinger & Werner Kallmeyer (eds.), Standardvariation. Wie viel Variation verträgt die deutsche Sprache?. Berlijn: De Gruyter, 2005, pp. 126-142. Silva, Cláudia, ‘Writing in Portuguese chats :) A new wrtng systm?’. Written Language & Literacy 14/1 (2011), 143-156. Spooren, Wilbert ‘Bezorgde ouders? De relatie tussen chat en schrijfkwaliteit’. In: Wilbert Spooren, Margreet Onrust & José Sanders (eds.), Studies in Taalbeheersing 3. Assen: Van Gorcum, 2009. T’Sas, Jan, ‘Als we algemeen Nederlands praten, lijken we niet echt’. Taalschrift. Tijdschrift over taal en taalbeleid (2009). Online raadpleegbaar op http://taalschrift.org/reportage/ 005219.html. Tagliamonte, Sali A., Variationist Sociolinguistics. Change, Observation, Interpretation. Oxford: Wiley-Blackwell, 2012. Tagliamonte, Sali A. & Derek Denis, ‘Linguistic ruin? Lol! Instant Messaging and teen language’. American Speech 83/1 (2008), 3-34. Thurlow, Crispin & Michele Poff, ‘Text messaging’. In: Susan C. Herring, Dieter Stein & Tuija Virtanen (eds.), Pragmatics of Computer-Mediated Communication. Berlijn & New York: Mouton De Gruyter, 2013, pp. 163-190. Tossell, Chad C., Philip Kortum, Clayton Shepard, Laura H. Barg-Walkow, Ahmad Rahmati & Lin
DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
39
Pag. 0039
TAAL & TONGVAL
Zhong, ‘A longitudinal study of emoticon use in text messaging from smartphones’. Computers in Human Behavior 28/2 (2012), 659-663. Van der Meij, Hans, ‘What research has to say about gender-linked differences in CMC and does elementary school children’s e-mail use fit this picture?’. Sex Roles 57 (2007), 341-354. Van Oostendorp, Marc, ‘No pix plz. Waarom taal de techniek beïnvloedt en niet andersom’. In: Jan Stroop (ed.), Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Amsterdam: Bert Bakker, 2003, pp. 276-299. Van Wijk, Carel & Hanny Den Ouden, ‘Kletsen in hiërogliefen. Sms- en msn-taal en het gebruik ervan in reclame’. Onze Taal 7/8 (2006), 195-198. Vandekerckhove, Reinhild, ‘Chattaal, tienertaal en taalverandering: (sub)standaardiseringsprocessen in Vlaanderen’. Handelingen der Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 59 (2006), 139-158. Vandekerckhove, Reinhild, ‘‘Tussentaal’ as a source of change from below in Belgian Dutch. A case study of substandardization processes in the chat language of Flemish teenagers’. In: Stephan Elspass, Nils Langer, Joachim Scharloth & Wim Vandenbussche (eds.), Germanic Language Histories ‘from Below’ (1700-2000). Studia Linguistica Germanica. Berlijn: De Gruyter, 2007, pp. 189-203. Vandekerckhove, Reinhild & Judith Nobels, ‘Code Eclecticism: Linguistic Variation and Code Alternation in the Chat Language of Flemish Teenagers’. Journal of Sociolinguistics 14 (2010), 645-665. Vanderswalmen, Ruth, Joke Vrijders & Annemie Desoete, ‘Metacognition and spelling performance in college students’. In: Anastasia Efklides & Plousia Misailidi (eds.), Trends and Prospects in Metacognition Research. New York: Springer, 2010, pp. 367-394. Varnhagen, Connie K., G. Peggy McFall, Nicole Pugh, Lisa Routledge, Heather Sumida-MacDonald, Trudy E. Kwong, ‘Lol: new language and spelling in instant messaging’. Reading and Writing: An Interdisciplinary Journal 23/6 (2010), 719-733. Verheijen, Lieke, ‘The Effects of Text Messaging and Instant Messaging on Literacy’. English Studies 94/5 (2013), 582-602. Voida, Amy, Wendy C. Newstetter & Elizabeth D. Mynatt, ‘When conventions collide: the tensions of Instant Messaging attributed’. Letter CHI 4/1 (2002), 187-194. VLOR = Vlaamse Onderwijsraad, De lat hoog voor talen in iedere school. Goed voor de sterken, sterk voor de zwakken. 2006. Waseleski, Carol, ‘Gender and the use of exclamation points in Computer-mediated Communication: An analysis of exclamations posted to two electronic discussion lists’. Journal of Computer-Mediated Communication 11/4 (2006). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol11/issue4/waseleski/html. Witmer, Diane F. & Sandra Lee Katzman, ‘On-line smiles: Does gender make a difference in the use of graphic accents?’. Journal of Computer-Mediated Communication 2/4 (1997). Online raadpleegbaar op http://jcmc.indiana.edu/vol2/issue4/witmer1.html. Wolf, Alecia, ‘Emotional expression online: gender differences in emoticon use’. CyberPsychology & Behavior 3/5 (2000), 827-833. Wood, Clare, Emma Jackson, L. Hart, Beverly Plester & Lucy Wilde, ‘The effect of text messaging on 9- and 10-year-old children’s reading, spelling and phonological processing skills’. Journal of Computer Assisted Learning 27 (2011), 28-36.
40
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
VOL. 67, NO. 1, 2015
Pag. 0040
PROTOTYPISCHE CHATSPEAKKENMERKEN IN VLAAMSE TIENERCHATTAAL
Over de auteur Benny De Decker, Universiteit Antwerpen – Departement Taalkunde, Prinsstraat 13 – 2000 Antwerpen – S.D.108 E-mail: [email protected]
DE DECKER
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
41
Pag. 0041
AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow
Pag. 0042