Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
Tine Van den Poel De Clippeleire
De invloed van de 'Pietengate' op gender en diversiteit in Nederlandse sinterklaasverhalen Op zoek naar een nieuwe invulling van Zwarte Piet in jeugdliteratuur
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in gender en diversiteit
2015
Promotor Co-Promotor
Prof. dr. Chia Longman Prof. dr. Eva Midden
Dankwoord In de nieuwe master in gender en diversiteit kreeg ik de kans om de klemtoon die tijdens mijn bachelorjaren op letterkunde lag te verleggen naar een sociologisch perspectief. Ik dank hiervoor in de eerste plaats mijn promotor professor Chia Longman. Zij stond niet alleen meteen paraat met nuttige aanvullingen op mijn werk, maar had een erg motiverende manier van begeleiden. Vervolgens wil ik professor Eva Midden en Nella Van den Brandt bedanken voor hun waardevolle hulp in de verkennende fase van het scriptieonderzoek. De theorieën die professor Midden in het vak Gender and Intersectionality aanreikte, vormden een nuttig denkkader voor deze masterproef. Het was verder een hele opluchting om de bibliotheken van de Boekenkaravaan en Stichting Lezen tot mijn beschikking te hebben. Ik dank in het bijzonder Marijn Broeckaert van Stichting Lezen om mij op pad te helpen in mijn onderzoek naar de geschiedenis van Sinterklaas en Zwarte Piet. Ten slotte wil ik de personen bedanken die het dichtst bij me stonden tijdens het schrijven van mijn masterscriptie: mijn ouders, zussen en mijn vriend Jonah Simanjuntak voor hun steun en hulp.
i
Voorwoord "Listen, you might want to pack a few of your things together before you go to bed. The former bishop from Turkey will be coming along with six to eight black men. They might put some candy in your shoes, they might stuff you in a sack and take you to Spain, or they might just pretend to kick you. We don't know for sure, but we want you to be prepared." (Sedaris 2004: 162)
In het vijfde middelbaar las een Amerikaanse uitwisselingsstudente voor uit David Sedaris‖ satire over de Nederlandse Sinterklaastraditie. Zijn voorstelling van een oude blanke man met zwarte slaven was een schokkende nieuwe gewaarwording. Terwijl ik begrip kon opbrengen voor Sedaris‖ visie, bleef het slechts de opvatting van een buitenstaander die niet vertrouwd was met de ―gezellige‖ Nederlandse en Vlaamse gebruiken. Die gezelligheid is vaak een cliché op zich, maar een die in het geval van het sinterklaasfeest is verstrengeld met vele herinneringen uit de kindertijd. Ik weet nog hoe ik met mijn neven en nichten aan de Antwerpse kaaien stond te wuiven naar de Zwarte pieten op het dek van de zogezegde stoomboot. Op zes december vonden mijn zussen en ik de eettafel steeds bezaaid met cadeaus en chocolade. Verrukt waren we om te ontdekken dat het paard een stuk van onze wortel had geknabbeld en Sinterklaas had genoten van de tas thee die we hadden klaargezet. Toen mijn tweelingzus en ik het mysterie waren ontgroeid, hadden we er nog steeds plezier in om onze jongere zusjes gek te maken met verhalen over Sinterklaas en vooral Zwarte Piet die al eens zwarte roethanden achterliet op de woonkamerdeur. Ook ik moet bekennen dat ik me enkele jaren geleden voor het sinterklaasfeest op de middelbare school als Zwarte Piet heb geschminkt en uitgedost. Door al deze mooie jeugdherinneringen begrijp ik dat heel veel mensen in Nederland en Vlaanderen bang zijn dat hun herinneringen geen waarde meer zullen hebben als de sinterklaastraditie niet dezelfde blijft. Toch kan ik me voorstellen dat het feest even leuk was geweest als Zwarte Piet er een beetje anders had uitgezien. Onze herinneringen blijven wat ze zijn, het is aan de kinderen van nu om er nieuwe te maken.
iii
Inhoudsopgave Dankwoord ...................................................................................................................................... i Voorwoord ..................................................................................................................................... iii Inhoudsopgave .............................................................................................................................. iv Inleiding .......................................................................................................................................... 5 Methodologie ............................................................................................................................. 8 1
2
3
Representatie en diversiteit in jeugdliteratuur ............................................................. 10 1.1
Theorieën over representatie .................................................................................... 10
1.2
Diversiteit in het literaire veld ................................................................................... 13
1.2.1
De auteur en illustrator ....................................................................................... 14
1.2.2
De uitgever............................................................................................................. 16
1.2.3
De (geïntendeerde) lezer ..................................................................................... 19
Sinterklaas en Zwarte Piet in jeugdliteratuur ................................................................ 21 2.1
Sint-Nicolaas in sinterklaasverhalen ........................................................................ 21
2.2
Zwarte Piet in sinterklaasverhalen ........................................................................... 22
2.3
Is Zwarte Piet racistisch? ............................................................................................ 24
Analyse van traditionele en progressieve sinterklaasverhalen ................................... 28 3.1
Voorstelling van de kinderboeken ............................................................................ 30
3.1.1
Susanna Wiersma – Sinterklaas slaat een jaartje over (2013) ........................ 30
3.1.2
Vivian den Hollander – Mee met de pakjesboot (2013) .................................. 31
3.1.3
Kristina G. Langarika – Lola‖s sint (2013) .......................................................... 31
3.1.4
Sjoerd Kuyper – De vrienden van Sinterklaas (2014) ...................................... 32
3.2
Doel van de auteur ....................................................................................................... 33
3.3
De rol van de uitgever ................................................................................................. 36
3.4
Representatie door de personages ............................................................................ 37
3.4.1
Kinderen als personages ...................................................................................... 37
3.4.2
Voorstelling van Sinterklaas en Zwarte Piet .................................................... 40
4
Conclusie .............................................................................................................................. 45
5
Literatuurlijst ...................................................................................................................... 48
iv
Inleiding De voorbije jaren brandde er maar een vraag op de lippen van vele Nederlanders en Vlamingen: is de geliefkoosde volksfiguur Zwarte Piet een uitdrukking van racisme? Het lijkt een onderwerp waarover het moeilijk is om geen mening te hebben en de meest uitgesproken voor- en tegenstanders vochten hun overtuigingsverschil herhaaldelijk publiekelijk uit, wat ertoe leidde dat de sociale media deze discussie ―pietengate‖ doopten. De sinterklaasviering is niet zomaar een jaarlijkse culturele traditie in de Lage Landen, hij is sterk verbonden met de nationale identiteit. In Nederland zeggen ouders hun kinderen dat op pakjesavond op 5 december Sinterklaas en Zwarte Piet hen ‖s nachts cadeautjes zullen brengen als ze flink zijn geweest. In Vlaanderen bestaat hetzelfde verhaal, maar valt de feestdag een dag later. Het duo, tegenwoordig uitgebreid door vele andere pieten, komt half november uit Spanje aan met de stoomboot. Er volgen parades over heel het land waar de sint de kinderen groet en de pieten hen mandarijnen, chocolade en ander snoepgoed geven. Zo vertrouwd als het beeld van de vele zwart geschminkte mannen en een blanke man met een lange baard vroeger was, zoveel controverse is er nu over ontstaan. Een significante minderheid die vooral bestaat uit mensen uit de Nederlandse ex-kolonies in het Caraïbische gebied voelen zich beledigd door Zwarte Piet omdat zij vinden dat de figuur zwarte mensen voorstelt zoals in de slavernijperiode. Enerzijds voelen vele blanke Nederlanders zich persoonlijk aangevallen door deze kritiek, anderzijds komen er steeds meer initiatieven om het beeld van de pieten te veranderen zodat iedereen zich welkom voelt op het sinterklaasfeest. Nederlandse steden zoals Gouda en Amsterdam voldeden aan de eisen van de protestvoerders en introduceerden in hun sinterklaasintocht pieten in alle kleuren van de regenboog (Tempelman 2014). In de jeugdliteratuur is er eveneens een kentering gebeurd, want de manier waarop Zwarte Piet wordt voorgesteld is nu een ethische overweging voor auteurs en uitgeverijen. Hierdoor hebben enkele sinterklaasverhalen nieuwe thema‖s en personages gekregen. In deze masterscriptie ga ik dieper in op de tegenstelling tussen twee recent gepubliceerde kinderboeken die de traditionele Zwarte Piet afbeelden en twee boeken die deze figuur op een vernieuwende manier weergeven. Het onderzoek zal leiden tot een antwoord op de vraag op welke wijzen deze vier kinderverhalen het sinterklaasfeest met Zwarte Piet voorstellen en welke gevolgen deze weergave heeft voor de representatie van etnische groepen en gender. In een multiculturele samenleving die inclusief wil zijn, is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan de manier waarop de leden worden gerepresenteerd in talloze media, zoals jeugdliteratuur. Door enkele migratiestromen in de twintigste eeuw gingen er in Europese landen steeds meer culturen naast elkaar wonen (T‖Sjoen 2013). Multiculturaliteit is hier een optimistisch antwoord op: het is een cultureel pluralisme dat naast de dominante cultuur nog andere culturen en etniciteiten erkent (Gopalakrishnan 2011). Etniciteit is de
5
verbondenheid die iemand heeft met zijn land van oorsprong, gefundeerd op een gezamenlijke historische cultuur waarin religie en taal vaak een rol spelen. Aangezien etniciteit vasthangt aan een bepaald geografisch gebied kan huidskleur vaak eveneens een factor zijn. Om ruimte te geven aan multiculturaliteit is er nood aan een accurate representatie waarmee individuen zich kunnen identificeren. Representatie houdt in dat personen worden voorgesteld als lid van een sociale groep met gemeenschappelijke waarden, denkbeelden en praktijken. Het behoren tot een specifieke groep krijgt een zekere maatschappelijke betekenis toegekend (Hall 2013a). Jeugdliteratuur geeft kinderen via representatie een beeld van hoe zij en anderen in de dominante cultuur passen. In de westerse wereld heeft een blanke meerderheid de macht om zelf hun representatie te sturen en die van minderheidsgroepen te bepalen (McIntosh 2003). De kritiek op de voorstelling van Zwarte Piet luidt dat blanke Nederlanders zwarte mensen tot een jolige karikatuur maken, wat een vorm van racisme zou zijn. Racisme is een ideologie die rechtvaardigt dat sociale groepen worden uitgesloten of inferieur behandeld op grond van huidskleur, etniciteit of cultuur. Philomena Essed (1991) beklemtoont daarnaast een ―alledaags racisme‖ dat vervlochten zit in de praktische interactie tussen blanke en zwarte mensen die steeds een machtshiërarchie reproduceert. Het feit dat blanke mensen de representatie van anderen kunnen bepalen staat in verband met whiteness, een term die de culturele statuspositie en bijhorende privileges van blanke westerlingen omvat (McIntosh 2003). In deze masterscriptie zal ik onderzoeken of de vier sinterklaasverhalen die ik heb geselecteerd rekening houden met het feit dat de klassieke voorstelling van Zwarte Piet leden van etnische minderheidsgroepen kunnen kwetsen. De analyse start bij de wijze waarop de auteurs Zwarte Piet in beeld brengen en welke waarden ze hieraan verbinden. Vervolgens zal ik de relatie tot de oude, blanke Sinterklaas onderzoeken en observeren welke sociale groepen worden gerepresenteerd door de andere personages. Mijn hypothese is dat de twee progressieve sinterklaasverhalen een heterogeen, multicultureel beeld van Nederland zullen schetsen waaraan zij een positieve waarde zullen hechten. Aangezien tradities een wijze zijn om de natie te binden (Griffin & Braidotti 2002), verwacht ik bij de klassieke sinterklaasverhalen een homogener, blank beeld van Nederland. In de analyse zal ik etniciteit daarom verbinden met huidskleur, cultuur en nationaliteit. Vervolgens zal ik een intersectionele analyse uitvoeren om uit te zoeken of de kinderboekenauteurs de sociale diversiteit in het verhaal eveneens op andere gebieden bevorderen. Een intersectionele analysemethode houdt in dat ik de personages zal benaderen als individuen die zich op het kruispunt bevinden van allerlei sociale categorieën zoals gender, etniciteit, seksualiteit, enzovoort. Deze kenmerken staan steeds in interactie met elkaar. Een intersectionele analyse daagt uit om ―de andere vraag te stellen‖ (Wekker 2002): wanneer racisme ter discussie staat zoals dat bij Zwarte Piet het geval is, vraagt de onderzoeker zich af hoe andere factoren zoals gender en klasse een invloed hebben op het probleem. Zo kan het feit dat de sinterklaastraditie rond twee mannen is geconstrueerd worden
6
geproblematiseerd. Intersectionaliteit biedt de kans om de verschillende dimensies van representatie te tonen, want iedereen hoort bij een veelheid aan sociale groepen. Ik heb ervoor gekozen om me uitsluitend op de situatie in Nederland te concentreren en beperk me eveneens tot vier kinderboeken van Nederlandse auteurs omdat er in dit land sinds 2008 vele ontwikkelingen zijn gebeurd om Zwarte Piet aan te passen aan de moderne, multiculturele samenleving. Evengoed organiseerden traditionalisten tegenacties om de figuur te beschermen. Terwijl in Nederland er heel wat veranderingen zijn gebeurd door de protestmarsen en er zelfs een rechtszaak tegen Zwarte Piet was in Amsterdam, is in Vlaanderen vrijwel alles bij het oude gebleven. Het gesprek over het al dan niet behouden van Zwarte Piet is grotendeels beperkt gebleven tot de sociale media en de kranten (Vanlommel 2014). De jeugdliteratuur heeft het onderwerp evenmin opgepikt waardoor er amper Vlaamse progressieve sinterklaasverhalen bestaan om te analyseren. Daarnaast heeft Nederland op literair vlak een voortrekkersrol in het Nederlandstalige gebied, met als gevolg dat nieuwe thema‖s er sneller worden gecommercialiseerd dan in Vlaanderen. Het is een interessante vraag waarom Vlamingen niet de straat zijn opgetrokken om het mogelijk racistische karakter van het sinterklaasfeest aan te vechten, maar dit onderzoeken zou te ver leiden voor een masterscriptie. Ik heb de protesten in Nederland steeds vanuit een Vlaamse positie gevolgd en wil me daarom verdiepen in hoe de discussies in Nederland werden beleefd. De keuze voor Nederland schept een zekere afstand waardoor ik het onderwerp kan onderzoeken zonder me te erg te verwikkelen in nostalgische herinneringen aan het sinterklaasfeest. Tegelijkertijd wil ik door de analyse van de kinderboeken aanbevelingen kunnen doen om de gehele Nederlandstalige jeugdliteratuur te stimuleren aandacht te schenken aan representatie, vooral in sinterklaasverhalen. Jeugdliteratuur biedt een interessant onderzoeksveld om vanuit een diversiteitsperspectief te benaderen omdat zij kinderen waarden en normen biedt over de manier waarop de maatschappij is samengesteld. Door de veranderende, multiculturele samenleving zijn kinderboeken de voorbije jaren geëvolueerd om aan de behoeften te voldoen van allerhande doelgroepen (Bijster 2014). In deze scriptie zal ik in een literatuurstudie eerst aandacht geven aan de sociale verscheidenheid onder auteurs, illustrators en het lezerspubliek dat zij willen bereiken. De rol van de uitgever is evenmin te verwaarlozen, want die evalueert of er een markt voor diversiteit bestaat. Bij de beschouwing van deze literaire actoren zal ik intersectionaliteit betrekken. Ik erken hierbij mijn eigen positie, want ik ben geprivilegieerd opgegroeid in de blanke middenklasse en ook als meisje ondervind ik slechts beperkt nadelen. De Nederlandse jeugdliteratuur biedt weinig vrouwelijke protagonisten, maar bevat nog minder gekleurde personages. De auteurs van de vier sinterklaasverhalen maken een politiek statement met de manier waarop ze Zwarte Piet weergeven. De vraag volgt of de progressieve kinderboeken aandacht zullen besteden aan andere culturele thema‖s en sociale groepen in beeld zullen brengen die zijn ondervertegenwoordigd in de jeugdliteratuur. Om de opkomst van deze vernieuwende stroming te verklaren, zal ik het huidige debat over Zwarte Piet in Nederland toelichten en
7
de argumenten van de voor- en tegenstanders betrekken bij de sinterklaasverhalen. De wetenschappelijke relevantie van het onderwerp van deze masterproef komt enerzijds uit de maatschappelijke significantie van het sinterklaasfeest binnen een multiculturele samenleving en anderzijds uit de vele andere recente publicaties over dit onderwerp die ik in de literatuurstudie concreter zal bespreken.
Methodologie Deze masterscriptie bestaat uit twee delen: eerst zal ik in een literatuurstudie de onderwerpen representatie, jeugdliteratuur en de sinterklaastraditie verduidelijken en daarna ga ik over tot de analyse van de sinterklaasverhalen. Om te beginnen zal ik theorieën over representatie introduceren die later nuttig zullen zijn in de literatuuranalyse. Voorts zal ik de sociologische functies van jeugdliteratuur in kaart brengen door een algemeen beeld te beschrijven van de intersectionele positie van de auteur, illustrator, uitgever en eveneens het lezerspubliek. Deze positie bepaalt de mate waarin zij zich sociaal verwant zullen voelen met het thema maatschappelijke diversiteit. Ik zal onderzoeken of dit onderwerp is toegenomen in Nederlandse jeugdboeken en welke factoren hier invloed op hebben. In het laatste onderdeel van de literatuurstudie geef ik een korte geschiedenis weer van Sinterklaas en Zwarte Piet in de jeugdliteratuur en schets ik een beeld van het debat dat sinds 2008 wordt gevoerd over de vraag of Zwarte Piet racistisch is. Deze literatuurstudie zal gebaseerd zijn op verscheidene wetenschappelijke artikelen en boeken, aangevuld door Nederlandse krantenartikelen van de laatste jaren. Dit eerste deel van de scriptie biedt een kader voor de literatuuranalyse die hierop volgt waarin ik de algemene theorieën en observaties op vier specifieke kinderboeken zal toepassen. De literatuuranalyse zal ik wijden aan vier Nederlandse prentenboeken uit 2013 en 2014 die elk een origineel sinterklaasverhaal vertellen. Twee van deze sinterklaasverhalen zal ik als traditioneel beschouwen en de andere twee als progressief. Het onderscheid tussen deze twee soorten is gefundeerd op de voorstelling van Zwarte Piet. De kinderboeken die ik heb geselecteerd zijn: 1. Langarika, K.G. (2013). Lola’s Sint. Amsterdam: Iuna Productions. 2. Kuyper, S. & Van Straaten, H. (ill.) (2014). De vrienden van Sinterklaas. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren. 3. Wiersma, S. & Faas, L. (ill.) (2013). Sinterklaas slaat een jaartje over. Rotterdam: Lemniscaat. 4. Den Hollander, V. & Van Hout, M. (ill.) (2013). Mee met de pakjesboot. Amsterdam: Ploegsma. De eerste twee in deze lijst presenteren een vernieuwende voorstelling van Zwarte Piet. Hoewel de vier boeken allen spreken over ―de pieten‖, hanteer ik toch de volledige, 8
omstreden naam Zwarte Piet om te duiden dat deze groep knechten steeds teruggaan op één archetype en zij daardoor inwisselbaar zijn. De bovenstaande sinterklaasverhalen heb ik gekozen omdat de auteurs Kristina G. Langarika en Susanna Wiersma met dit verhaal hun debuut hebben uitgebracht, terwijl Sjoerd Kuyper en Vivian den Hollander gerenommeerde jeugdauteurs zijn met vele jaren ervaring. De verhalen zal ik intersectioneel benaderen met specifieke aandacht voor huidskleur, etniciteit, cultuur, nationaliteit, gender en leeftijd. Gender zal ik hanteren als term om de expressie van mannelijkheid of vrouwelijkheid te benoemen, die in kinderboeken zichtbaar wordt gemaakt in de illustraties en met de voornaamwoorden hij of zij. Het concept representatie zal centraal staan in de literatuuranalyse. In de vier sinterklaasverhalen zal ik onderzoeken of de personages worden voorgesteld als lid van een of meerdere sociale groepen en welke waarden hieraan worden verbonden. Dit zal gebeuren aan de hand van de uiterlijke voorstelling in de beschrijving en illustraties, de handelingen die de personages stellen, de manier waarop zij met elkaar communiceren en ten slotte aan de hand van de betekenissen die de auteur zelf geeft in zijn literatuuropvatting en het thema van het boek. De klemtoon van de analyse zal op de afbeeldingen liggen omdat er vier prentenboeken met weinig tekst zullen worden onderzocht. Ik zal de observaties in de twee progressieve sinterklaasverhalen vergelijken met de twee traditionele verhalen. Ik zal de representaties in de kinderboeken verbinden met theorieën die de relaties tussen verscheidene etnische en raciale groepen in een samenleving beschrijven om mijn bevindingen in een maatschappelijk kader te plaatsen.
9
1 Representatie en diversiteit in jeugdliteratuur Jeugdliteratuur heeft door de tijd heen verschillende invullingen gekregen en de enige constante in haar definitie is dat het boeken zijn geschreven voor kinderen. Volwassenen hebben steeds gecontroleerd wat kinderen lezen, van de pedagogische jeugdliteratuur tijdens de Verlichting tot de vele soorten kinderboeken die nu bestaan. Een jeugdboek wordt namelijk geschreven, geïllustreerd en uitgegeven door volwassenen en ouders en leerkrachten keuren hem voor kinderen hem in handen krijgen (Ghesquière 2009). Deze literatuur maakt deel uit van het socialisatieproces en reflecteert de waarden en normen in een bepaalde samenleving en tijd. In West-Europa bezit het boek een belangrijke culturele waarde, wat boeksubsidies van de overheid en leesbevorderingsprojecten zoals Stichting Lezen reflecteren. In Nederland infiltreren progressieve kinderboeken gemakkelijker de bestsellerlijstjes dan in andere westerse landen (Vandenbossche 2015). Deze jeugdliteratuur handelt over verschillende gezinsvormen, religies, etniciteiten, fysieke beperkingen, enzovoort die afwijken van de dominante waarden en normen die in commerciële boeken worden gereproduceerd. Progressieve verhalen worden gekenmerkt door personages en thema‖s waarin sociale minderheden zich kunnen vinden (Gopalakrishnan 2011). Terwijl deze onderwerpen voorheen eerder marginaal waren, besteden steeds meer boekenreeksen voor een groot publiek eveneens aandacht aan een positieve representatie van andere culturen en etniciteiten door het succes van kleine producties en het aandeel dat jeugdliteratuur heeft in de socialisatie van kinderen (Beel 2013, Bijster 2014). Hier rijst de vraag naar authenticiteit, want kan een lid van een dominante cultuur een andere cultuur wel accuraat weergeven? In de volgende hoofdstukken zal ik beschrijven wat representatie en diversiteit precies inhouden en waarom deze begrippen van belang zijn voor jeugdliteratuur enerzijds en culturele tradities zoals het sinterklaasfeest anderzijds. Vervolgens belicht ik hoe divers het literaire veld is en positioneer ik de deelnemers aan dit veld binnen de Nederlandse samenleving op basis van het concept politics of location. Deze deelnemers zijn de auteur, illustrator, uitgever en ten slotte de lezer. Literaire actoren kunnen door de sociale groepen waarbij zij horen voordelen of net belemmeringen ondervinden die hun mogelijkheden in het boekenvak beïnvloeden.
1.1 Theorieën over representatie Representatie is een belangrijk begrip binnen de (literatuur)sociologie omdat het slaat op de manier waarop een cultuur een betekenis geeft aan voorwerpen, personen en fenomenen. Het gaat hier niet zozeer om concrete vertegenwoordiging van personen in een parlement, maar een eerder symbolische invulling van het begrip. Stuart Hall (2013a: 45) definieert representatie als ―the process by which members of a culture use language 10
(broadly defined as any system which deploys signs, any signifying system) to produce meaning‖. Door representatie is het mogelijk om over objecten, mensen en gebeurtenissen te denken en spreken, maar dit is nooit neutraal door de invloed van vorige taaluitingen: ―[i]edere tekst, ieder teken waarvan wij ons bedienen om onze bedoelingen en intenties vorm te geven is eerder gebruikt, is in een andere context geweest. Enerzijds kunnen we ons om die reden begrijpelijk maken, anderzijds draagt het taalteken connotaties van dat eerdere gebruik met zich mee‖ (Buikema 2007: 81). Hierdoor bestaan er geen vaststaande universele betekenissen, maar zijn ze afhankelijk van de cultuur, tijd en plaats waarin ze voorkomen. De betekenis die representatie krijgt, kan op microniveau erg verschillen, afhankelijk van de kennis en ervaringen die een individu heeft. Zo leggen Amerikanen bij het zien van Zwarte Piet het verband met blackface, het zich donker schminken door blanke minstrelen om zwarte mannen te persifleren. In de Verenigde Staten wordt dit gebruik uit de negentiende eeuw tegenwoordig erg veroordeeld (Smith 2014). In de minstrelenshows gebeurde een vorm van representatie die stereotypering heet: het reduceren van mensen tot enkele simpele, essentialistische kenmerken (Hall 2013b: 247). Dit generaliseren komt voort uit de behoefte van mensen om snel nieuwe personen en situaties te evalueren op veiligheid. In de moderne wereld waarin informatie snel en aanhoudend op de mensen afkomt, bieden stereotypen een houvast. Aangezien volwassenen kennis aan kinderen steeds zo eenvoudig mogelijk proberen te presenteren, kunnen er al snel generalisaties in sluipen. Verpakt als kinderentertainment kon Zwarte Piet lang ongemerkt een stereotype van ―de zwarte man‖ zijn voordat een significante groep mensen er aanstoot aan nam. Generalisaties hoeven niet negatief te zijn. Zo geeft Zwarte Piet de idee dat zwarte mannen het leven steeds vrolijk opnemen. Het probleem dat hieruit volgt, is dat het een enorme groep mensen op basis van huidskleur over dezelfde kam scheert en dit specifieke stereotype geeft de indruk dat zwarte mannen niet ernstig kunnen zijn. Philippe Werck van de Vlaamse uitgeverij Clavis geeft toe dat generaliseringen in allerlei soorten kinderboeken een probleem zijn, niet alleen in sinterklaasverhalen. Jeugdliteratuur bevestigt in het bijzonder vaststaande ideeën over genderrollen en etniciteit (Bijster 2014). Binnen de theorieën over representatie heeft de discourstheorie van Michel Foucault veel invloed gehad op de feministische en postkoloniale epistemologie. Discours is volgens Foucault niet alleen het taalgebruik, maar ook het denken en de handelingen die een persoon stelt. Taal construeert namelijk de ideeën om over de wereld te denken, wat bepaalt hoe iemand handelt. Dit impliceert dat alles wat in de materiële wereld bestaat zonder taal geen betekenis heeft (Hall 2013a). Foucaults theorie over representatie fundeert een epistemologie die machtsongelijkheden tussen verschillende groepen mensen centraal stelt. Deze ongelijkheden maken volgens Foucault deel uit van een specifieke culturele en historische context. De dominante groep eist de macht over kennis op en determineert zo welke waarden en betekenissen er maatschappelijk courant zijn, waardoor deze groep het discours van minderheden verdringt (Hall 2013a). In die betekenissen zitten ook stereotypen vervat. Onder meer het feminisme en het postkolonialisme zetten in op het
11
produceren van eigen kennis om het overgewicht van blanke mannen af te doen nemen. Zelfs vanuit de dominante groep krijgen alternatieve opvattingen echter moeilijk voet aan wal. John Helsloot (2008) beschrijft dat er al vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw enkele Nederlanders begonnen kritiek te uiten op het karikaturale Afrikaanse voorkomen van Zwarte Piet, maar dat die kritiek verloren ging door het dominante discours waarin dat uiterlijk niet in vraag stond. Nederland geeft immers geen politieke erkenning aan huidskleur en ―ras‖ is door zijn biologisch deterministische beladenheid uit de taal geschrapt (Essed & Trienekens 2008). Hierdoor is er geen open debat over racisme mogelijk. De representatie van mensen van een andere etnische achtergrond heeft nochtans altijd een betekenis omdat hun verschil is gemarkeerd als afwijkend van de meerderheid (Hall 2013b). In Europa is huidskleur met cultuur verbonden geraakt, met als gevolg dat etnische minderheden worden ervaren als nog-geen-Europeanen (Essed & Trienekens 2008). De Europese cultuur is in deze visie een superieur voorbeeld voor andere culturen. Een andere significante representatietheorie is die van Roland Barthes, die representatie onderbrengt in de mythe als structurerend denkkader. Volgens Barthes past de betekenis die een object krijgt binnen een overkoepelend, ideologisch denkkader dat hij de mythe noemt (Hall 2013a). Naties construeren deze mythes in de loop van hun bestaan door een betekenis toe te schrijven aan historische gebeurtenissen, culturele tradities en gewoonten. Zij creëren op deze manier een ideaalbeeld van hoe inwoners eruitzien en zich gedragen. Griffin en Braidotti (2002) waarschuwen voor deze nationale mythes omdat ze een krachtig uitsluitingsmechanisme vormen voor wie niet binnen dit beeld past. In Nederland veroorzaakt dit mechanisme een spanning in zijn nationale mythe omdat hun open imago niet samengaat met het archetype van de grote, blonde en vooral blanke Nederlander. Het land is volgens de mythe gastvrij naar andere culturen toe en zijn ―poldermodel‖ vormt een internationaal voorbeeld voor het maken van democratische beslissingen (Van der Pijl & Goulordava 2014). Hondius (2014) merkt echter op dat de Nederlandse tolerantie eerder moet worden opgevat als passieve tolerantie, wat het potentieel heeft tot intolerantie uit te groeien. Uiteindelijk blijft er een onderscheid bestaan tussen ―wij‖, de blanke Nederlanders die binnen de mythische beeldvorming passen, en ―zij‖. Volgens Van Ginkel (1999) kan een mythe pas ontstaan als er andere volkeren zijn om zich aan te spiegelen. In deze tijd van europeanisering en een meer aanwezige etnische diversiteit hebben burgers het gevoel dat hun nationale identiteit wordt bedreigd waardoor zij de neiging hebben om nationale mythes en folkloristische tradities meer waarde toe te kennen (Van Ginkel 1999). Net daarom heeft de ―aanval‖ op Zwarte Piet zoveel weerklank gekregen: culturele tradities zouden het enige zijn wat het volk nog eigen maakt na alle externe beïnvloeding.
12
1.2 Diversiteit in het literaire veld Iedereen in de samenleving bezit een specifieke positie doordat de vele sociale categorieën waarin iemand zich bevindt met elkaar kruisen, wat intersectionaliteit heet. Dit theoretisch begrip maakt duidelijk dat bijvoorbeeld etniciteit altijd een gender- en klassedimensie heeft en klasse een etniciteits- en klassedimensie (Wekker 2002). Intersectionaliteit laat toe om te analyseren hoe iemand maatschappelijke macht bezit en dus de mogelijkheid heeft om representatie te sturen. Adrienne Rich (2003) bedacht de term politics of location om aan te duiden dat mensen zowel privileges als nadelen ondervinden door de verschillende sociale groepen waartoe zij behoren in een zekere geografische en historische context. Er drong tot haar door dat in haar jarenlange strijd om gelijke rechten voor vrouwen zij niet voor alle vrouwen kon spreken omdat zij privileges had die anderen niet bezaten door als een gezonde, blanke persoon te zijn geboren in de Verenigde Staten. Diversiteit gaat dus niet alleen om de verschillen tussen sociale groepen, maar werkt daarnaast op een individueel niveau. De voor- en nadelen die aan iemands intersectionele positie zijn verbonden en de mate waarin personen zich hiervan bewust zijn, beïnvloeden of zij zich betrokken voelen bij de werking van de samenleving. De politics of location bepaalt hoe literaire actoren zoals de auteur, illustrator, uitgever en de lezer jeugdliteratuur zullen benaderen omdat mensen zich sterker inleven met personages die op hen lijken. Whiteness is een belangrijk concept om representatie binnen jeugdliteratuur toe te lichten, want die benoemt de privileges die de blanke meerderheid in de westerse wereld heeft. Peggy McIntosh (2003) realiseerde zich in 1988 dat de keerzijde van racisme whiteness is: in de Verenigde Staten ondervinden blanke mensen zonder er zich bewust van te zijn vele voordelen aan hun huidskleur, terwijl andere etnische groepen op dezelfde gebieden vaak worden benadeeld. In Europa bestaat er de neiging om te ontkennen dat er racisme voorkomt omdat de verhoudingen tussen etnische groepen minder sterk zijn dan in de Verenigde Staten. Hierdoor is whiteness al helemaal moeilijk om te vatten, ondanks een blanke huidskleur een voorwaarde is om als ware Europeaan te worden beschouwd (Essed & Trienekens 2008). Enkele privileges die McIntosh (2003) aanhaalt zijn specifiek relevant voor de Nederlandse kinderboekenmarkt. Zo vinden blanke mensen gemakkelijk media die hen positief en gevarieerd representeren. Dit is het geval binnen jeugdliteratuur, maar zeker ook in televisiereeksen en zogezegde objectieve nieuwsbronnen. Media verbinden bijvoorbeeld een witte huidskleur gemakkelijker aan een hoge status en succes (Council on Interracial Books for Children 1998). Blanke auteurs hebben een aanzienlijke kans om te worden gepubliceerd en uitgevers hoeven geen moeite te doen om boeken tot bij minderheden te krijgen of de inhoud aan hun noden aan te passen. Bij jeugdliteratuur zijn vele mensen betrokken die elk ageren vanuit een specifieke sociale positie. Binnen het literaire veld is er ten eerste de auteur, die doorgaans wordt bijgestaan door een illustrator om het verhaal met prenten te verhelderen. De intersectionele positie die deze personen in de maatschappij innemen, kan worden 13
gereflecteerd in het kinderboek als hoofdpersonages een gelijkaardige positie innemen. Er is een grote vraag naar een correcte representatie van sociale groepen in jeugdliteratuur omdat kinderen ―minder dan de volwassen lezer inzicht hebben in de maatschappelijke verschuivingen en dus het werk ook minder goed terugplaatsen in zijn historische context‖ (Ghesquière 2009: 120). De beslissing wie in een kinderboek wordt gerepresenteerd geeft meer informatie over het primaire doelpubliek dat een auteur voor ogen heeft, want jeugdliteratuur wil kinderen aansluiting doen vinden met de personages (Ghesquière 2009). De geïntendeerde lezers kunnen een erg homogene of net verscheidene groep zijn, naargelang de auteur belang hecht aan verschillen of gelijkenissen tussen mensen. Zo bestaan er talloze boekenreeksen gericht op uitsluitend meisjes of jongens, terwijl populaire Nederlandse auteurs zoals Paul Van Loon en Sjoerd Kuyper steeds kiezen om zowel meisjes als jongens een significante rol in het verhaal te laten spelen (Van Lenteren 2014). Het is ten slotte belangrijk welke sociale positie de uitgevers hebben, want die bepalen welke boeken er op de markt verschijnen. Zij sturen het aanbod aan thema‖s of kunnen specifieke auteurs aanschrijven zodat jeugdliteratuur bijvoorbeeld beter de multiculturele samenleving weerspiegelt. De keuzes van de uitgever liggen daarbij steeds in het spanningsveld tussen culturele en economische belangen. Diversiteit wordt zelden onderzocht binnen het volledige literaire veld. De klemtoon ligt doorgaans op de representaties in de kinderboeken zelf, zonder veel interesse te tonen voor de politics of location van de auteur, illustrator en uitgever. Daarom zal ik eerst in grote lijnen beschrijven hoe diversiteit, in het bijzonder gender en etniciteit, van tel zijn in het boekenvak. Dit verhoudt zich tot de manier waarop de personages in het kinderboek diversiteit representeren.
1.2.1 De auteur en illustrator In Nederland is er een grote markt voor jeugdliteratuur en de samenwerking tussen auteur en illustrator is een belangrijke factor in het succes ervan. De auteur is de eerste schakel in de totstandkoming van een kinderboek. Hij of zij schrijft een manuscript en legt die voor aan een uitgever, die vervolgens het boek goedkeurt en de illustrator aanstelt (Ghesquière 2009). De samenwerking tussen auteur en illustrator is belangrijk omdat de tekeningen de tekst toegankelijker maken voor kinderen. Tekeningen determineren het uitzicht van het boek en maken in een oogopslag veel duidelijk over de wijze waarop diversiteit wordt gerepresenteerd. Hoewel er zonder de auteur geen boek zou zijn, schenken kinderen over het algemeen weinig aandacht aan wie de schrijver is (Nikolajeva 2005). Nederlandse jeugdliteratuur reflecteert het dominante discours van de blanke middenklasse die het meest wordt vertegenwoordigd in allerhande media. Ghesquière (2009) beschrijft dat de meeste kinderboekenauteurs tot de blanke middenklasse behoren. Deze groep heeft de meeste invloed op de Nederlandse media waardoor het discours dat
14
hierin dominant is het best aansluit bij hun opvattingen. De auteur kan zich niet volledig afsluiten van het overheersende discours: ―[e]lke mens, ook de schrijver, neemt deel aan, put uit, wordt beïnvloed door de maatschappelijke denkbeelden, normen en waarden van de groep waartoe hij behoort‖ (Vanheste 1981: 131). Hierdoor schuilt het gevaar dat latente vooroordelen en stereotypen in het verhaal sluipen (Ghesquière 2009). Om die reden zouden auteurs zich bewust moeten zijn van hun politics of location, maar dit is niet altijd het geval. In de jeugdliteratuur bestaat er een tweedeling tussen geëngageerde schrijvers die verandering willen veroorzaken met hun kinderboeken en auteurs die zich conformeren aan de bestaande waarden en normen. De eerste groep produceert progressieve jeugdliteratuur die rekening houdt met sociale groepen die ondervertegenwoordigd zijn in de mainstream media: ―it validates these groups‖ experiences, including those occurring because of differences in language, race, gender, class, ethnicity, identity, and sexual orientation‖ (Gopalakrishnan 2011: 5). Gopalakrishnan benoemt deze soort boeken als multiculturele jeugdliteratuur, maar deze titel lijkt de lading niet voldoende te dekken dus opteer ik voor de term progressieve jeugdliteratuur. Er zijn echter valkuilen: een kinderboek dat progressief is in een opzicht kan nog traditioneel zijn in andere omdat auteurs zich vaak slechts op één domein concentreren. Bovendien is er steeds de vraag naar culturele authenticiteit wanneer schrijvers geen deel uitmaken van de cultuur waarover zij schrijven omdat zij belangrijke details over het hoofd kunnen zien (Sims Bishop 2003). De tweede groep auteurs met een conservatieve houding zijn in de meerderheid bij de populaire kinderboeken (Ghesquière 2009). Dit betekent niet dat er in deze verhalen per definitie geen diversiteit zit, maar er is meer kans op tokenisme waarbij er alleen een personage is die een sociale minderheid representeert simpelweg om de representatie zelf, zonder dit personage diepte te geven of culturele waarden en handelingen te beschrijven (Sims Bishop 2003). In de kinderboekensector is er dankzij de socialiserende functie van boeken meer aandacht voor diversiteit dan in de volwassenenliteratuur (Kirch 2014). Vrouwen hebben wereldwijd een grote invloed gehad op het ontstaan van kinderboeken waardoor er binnen de jeugdliteratuur een merendeel aan vrouwen actief is in diverse takken van de sector (Ghesquière 2009). Toch blijven vrouwelijke auteurs minder prestige krijgen, want hun mannelijke collega‖s krijgen in verhouding veel meer literaire prijzen toegekend (Magoon 2014). Bovendien vertaalt de vrouwelijke meerderheid zich niet in het doorbreken van verouderde gendernormen in kinderverhalen. Uit onderzoek van Hamilton, Anderson, Broaddus en Young (2007) blijkt dat er in tweehonderd populaire Amerikaanse kinderboeken bijna twee keer zoveel mannelijke als vrouwelijke personages voorkomen. Vrouwen zijn meestal huisvrouw, terwijl mannen een breed scala aan beroepen kunnen hebben. Blackburn (2011) kwam in haar verkennend onderzoek van Nederlandse AVIboeken door zowel mannelijke als vrouwelijke schrijvers op hetzelfde resultaat. Dit sluit aan bij de kritiek van Londa Schiebinger (2001) dat om wetenschap te veranderen er vrouwen nodig zijn die actief verandering willen veroorzaken. De aanwezigheid van vrouwen op zich is niet voldoende. Trek deze theorie door naar diversiteit in jeugdliteratuur en dan wordt
15
het duidelijk dat er een noodzaak is aan geëngageerde auteurs die uiteenlopende sociale groepen representeren. De reden waardoor Mylo Freeman de succesvolle kleuterboekenreeks Prinses Arabella startte, illustreert dit: Freeman hoorde over een NederlandsSurinaams meisje dat geloofde dat ze geen prinses kon spelen in het schooltoneel omdat ze nog nooit een zwarte prinses had gezien. Freeman, die zelf een Afro-Amerikaanse achtergrond heeft, schreef als antwoord meteen een boek met een zwart prinsesje in de hoofdrol (Beel 2013). Tegelijkertijd toont deze boekenreeks de limieten van progressieve jeugdliteratuur aan: Freeman wil etnische minderheden positief representeren, maar beschrijft nog steeds een heteronormatieve wereld waarin prinsessen om de aandacht van een prins moeten dingen. Door de multiculturalisering van Nederland krijgen auteurs met een andere etnische afkomst een steeds groter aandeel in de literatuur. Tegenwoordig wonen er ongeveer twee miljoen mensen met een andere etnische achtergrond in Nederland, waarvan bijna de helft migranten van de tweede- of derde generatie zijn en dus in de praktijk de Nederlandse identiteit hebben (T‖Sjoen 2013). De jongere generaties blijven door hun naam en huidskleur opvallen als buitenlanders en zelf houden ze eveneens vaak banden met het land en de cultuur van de ouders. Zij nemen een hybride positie in op het kruispunt van verschillende culturele opvattingen. In het werk van schrijvers uit deze groep staat vaak het conflict tussen culturen centraal. Na de onafhankelijkheid van de kolonies immigreerden vele Indonesiërs en Surinamers naar Nederland, wat onder meer een invloed heeft gehad op de literatuur. Terwijl auteurs uit een etnische minderheidsgroep voorheen moeilijk een uitgever en het juiste publiek vonden, kunnen zij hun werk nu zelf in de markt plaatsen via sociale netwerksites en self-publishing. Dit heeft bijvoorbeeld de NederlandsSurinaamse Kristina Langarika gedaan, die met Lola’s Sint een sinterklaasverhaal wou maken met een Zwarte Piet waarin haar dochter een positief voorbeeld zag (De Mul 2014).
1.2.2 De uitgever Uitgevers beslissen welke boeken op de markt worden gebracht en hebben daardoor een grote macht over de verscheidenheid van het aanbod. Zij kiezen welke manuscripten zullen uitgroeien tot een echt boek en contacteren potentiële auteurs, zoals onderzoekers en mediafiguren, om een werk te schrijven over een onderwerp dat aansluit bij de visie van het uitgevershuis en de huidige marktomstandigheden. Uitgevers zijn bekommerd om hun imago omdat zij enerzijds de juiste auteurs en kopers willen aantrekken en anderzijds hun imago afstraalt op hun literatuuraanbod. Conventionele jeugdliteratuur heeft binnen de traditionele waarden van de boekenmarkt een substantieel grotere kans om te worden gepubliceerd, waardoor diversiteit weinig mogelijkheden krijgt (Twyla Hill 1998). Buiten de bestsellers waarop een uitgeverij overleeft, zijn er echter steeds uitgaven die experimenteler zijn om zich te onderscheiden van andere boekenhuizen.
16
De uitgever stuurt het literatuuraanbod op basis van culturele en economische overwegingen (Ghesquière 2009). Volgens Pierre Bourdieu (1993) accumuleren auteurs symbolisch kapitaal door culturele erkenning te krijgen, bijvoorbeeld door bij een prestigieuze uitgeverij te verschijnen. Uitgevers construeren samen met recensenten en redacteurs een kader om een waarde toe te kennen aan kunst, gefundeerd op wat zij hebben geleerd in hun hoogopgeleide sociale milieu. Zij bezitten de macht om symbolisch kapitaal te definiëren. Hieruit volgt dat de betekenis die zij aan bepaalde literatuur geven niet congruent is met de betekenis die een veel grotere groep mensen met een andere sociale achtergrond eraan hechten. Uitgevers moeten afwegen of zij investeren in symbolisch kapitaal waar alleen een elite zich voor interesseert of in bestsellers die economisch kapitaal opleveren, maar weinig prestige verschaffen. Voor mensen die niet hetzelfde onderwijs hebben genoten, is het moeilijk om in het literaire veld te infiltreren omdat zij de ongeschreven regels niet kennen. Vooral de machtsposities van de uitgever, redacteur en recensent liggen onwrikbaar vast voor hoogopgeleide personen uit de hogere klassen. Zo schrijft een vrouwelijke werknemer bij een Amerikaanse uitgeverij: ―Editorial is the most difficult aspect of the publishing industry to break into—unless you are a white male‖ (Kirch 2014: 30). De Amerikaanse kinderboekenredacteur Laura Atkins (2010: 21) getuigt dat haar achtergrond haar visie heeft beïnvloed: I became aware, over time, of how my reaction to manuscripts was based within my background – class, race, education, and gender. I had certain expectations of the types of stories that were appropriate for children, ways of constructing a narrative, and content that was child-friendly. It was only in the context of working with authors from different backgrounds that these expectations were challenged, as when a Native American author explained to me that her story, in which a contemporary boy develops a conversational relationship with a rock, would not be considered ―fantasy‖ in her culture. Het is moeilijk om een symbolische waarde te hechten aan werk van kunstenaars met een andere sociale en culturele achtergrond omdat de betekenissen die erin vervat zitten niet allemaal kunnen worden begrepen. Uit een enquête van Publishers Weekly blijkt dat 89% van de Amerikaanse uitgevers blank is (Kirch 2014). Door deze homogeniteit zal de uitgeverswereld heel wat diversiteit in auteurs en thema‖s opzij laten liggen omdat zij ze niet naar waarde kan schatten. De boekenmarkt voor diversiteit heeft het potentieel om te vergroten doordat de dagelijkse realiteit in Nederland zoveel verscheidenheid telt. Kinderen komen steeds meer in aanraking met diversiteit door demografische veranderingen. De etnische verscheidenheid in Nederland is de voorbije tien jaar fors gestegen en migranten durven een prominentere plaats in de publieke ruimte in te nemen. Een andere opvallende verandering is het feit dat holebi‖s sinds 2001 mogen huwen en kinderen adopteren. Jeugdboeken over deze onderwerpen hoeven niet beperkt te blijven tot kinderen die zelf uit een etnische 17
minderheid komen of homoseksuele ouders hebben. Philippe Werck van de Vlaamse uitgeverij Clavis licht toe: ―Je hoeft zelf geen homo te zijn om een boek over twee lesbische prinsesjes voor te lezen. Ik geloof dat intelligente mensen graag breedheid meegeven aan hun kinderen en bepaalde onderwerpen bespreekbaar willen maken. In die zin is het ook commercieel interessant‖ (Bijster 2014). Door een zinvolle bijdrage tot de samenleving te willen leveren, vergaren auteurs en uitgevers eveneens symbolisch kapitaal. Uitgevers geven daarbij wel aan dat de literaire kwaliteit voorop staat, volgens de logica dat goede verhalen universeel herkenbaar zijn voor kinderen (Beel 2013, Bijster 2014). Toch hebben kinderen uit etnische minderheidsgroepen vaak een extra motivatie nodig omdat gezinnen uit deze groepen doorgaans minder boeken bezitten waardoor de stap om te lezen voor deze kinderen groter is (Netten 2014). Als jeugdliteratuur personages en onderwerpen presenteert waarmee kinderen die niet vaak lezen zich kunnen identificeren, dan kunnen uitgevers hun doelpubliek verbreden en bijdragen tot de leesbevordering. Tegelijkertijd is dit een erg ambitieus streven, want dit betekent dat uitgeverijen boeken zouden uitbrengen waar geen vraag naar is. Het merendeel van de diverse kinderboeken komt daarom in scholen en bibliotheken terecht (Kirch 2014). Kinderboeken over Sinterklaas en Zwarte Piet beantwoorden uitstekend aan de vraag naar een culturele en economische meerwaarde. Uit een enquête van het Nederlands centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed blijkt dat Nederlanders het sinterklaasfeest als de belangrijkste culturele traditie van hun land beschouwen (Kozijn 2014). In de loop van de eeuwen heeft de viering allerlei vaste eigenschappen gekregen waarvan volwassenen kinderen de symbolische waarde bijbrengen. Zoals Foucault aangeeft dat objecten in de materiële wereld geen betekenis hebben zonder taal, zo krijgen bekende voorwerpen zoals marsepein en mandarijnen een nieuwe betekenis door met Sinterklaas te worden verbonden. Jeugdliteratuur is een ideaal medium om deze boodschappen aan kinderen over te brengen omdat ze aanschouwelijk zijn en aangepast aan hun denkniveau. Een culturele traditie die zo is verstrengeld met de nationale trots biedt bovendien goede economische vooruitzichten door de grote interesse van kinderen voor Sinterklaas en Zwarte Piet, die de boekenverkoop doen oplaaien in de aanloop naar pakjesavond. Uitgevers hebben met dit thema een ruime doelgroep waarvoor ze steeds boeken aangepast aan de leeftijd kunnen maken. De lopende discussie over welke kleur de pieten horen te hebben, biedt uitgevers nog een extra reden om sinterklaasverhalen uit te brengen. De keuze tussen een verhaal met een traditionele Zwarte Piet of een met een alternatieve weergave doet niet alleen de auteur en illustrator, maar ook de uitgever een plaats in het debat innemen. Hierdoor zijn sinterklaasverhalen tegenwoordig gepolitiseerd.
18
1.2.3 De (geïntendeerde) lezer Bij het doelpubliek van boeken is er een onderscheid tussen het gewenste doelpubliek en de daadwerkelijke lezers. De auteur, illustrator en uitgever hebben vaak een specifieke groep kinderen voor ogen waarvoor ze een boek maken en uitbrengen. In de eerste plaats letten zij erop voor welke leeftijd het werk geschikt is, wat zij doorgaans op de achterflap bekendmaken. De opvattingen hierover zijn afhankelijk van historische, culturele en sociale tendensen. Auteurs kunnen kinderen in hun verhalen afscheiden van de boze volwassenenwereld of hen net beschouwen als volwassenen-in-wording en hen betrekken in maatschappelijke problemen (Ghesquière 2009). Sommige kinderboeken, in het bijzonder adolescentenromans, kunnen een groter publiek bereiken dan alleen de beoogde leeftijdsgroep. Hoewel het merendeel van de jeugdliteratuur zoveel mogelijk kinderen tracht te bereiken, ongeacht hun sociale achtergrond, blijkt dit in de praktijk moeilijk. Op gebied van gender spendeert de leesbevordering veel aandacht aan jongens omdat zij de weg naar boeken niet lijken te vinden (Van Lenteren 2014). Ook kinderen van de lagere klassen en scholieren die een technische of beroepsopleiding volgen, lezen zelden de boeken die voor hen worden uitgegeven (Ghesquière 2009). Boeken die over diversiteit handelen, bereiken bijna uitsluitend kinderen die in een omgeving opgroeien die positief staat tegenover andere sociale groepen. Volwassenen die vasthouden aan traditionele gezinswaarden en die etnische minderheden afwijzen, zullen hun kinderen namelijk jeugdliteratuur aanreiken die met hun opvattingen overeenstemmen. Jeugdliteratuur speelt een rol in de socialisatie van kinderen, hoewel er geen eensgezindheid is over hoe groot die rol is. Socialisatie houdt in dat kinderen de waarden, normen en gedragspatronen van hun sociale milieu eigen maken (Ghesquière 2009). Jeugdliteratuur draagt hiertoe bij door personages aan te bieden met wie zij zich kunnen identificeren waardoor zij empathie ontwikkelen. Volgens Malte Dahrendorf staan kinderboeken te conservatief tegenover maatschappelijke waarden waardoor ze de socialisatie negatief beïnvloeden (Ghesquière 2009). Herbert Kohl (1995) relativeert hun impact, want waarden en normen krijgen pas voet aan wal als de omgeving die bevestigt, waardoor een grote rol is weggelegd voor volwassenen om representaties in kinderboeken sociaal te plaatsen. Toch kan de stereotypering die nog steeds in vele kinderboeken aanwezig is een negatieve invloed hebben op kinderen die er zich in herkennen. Vanaf drie jaar zijn kinderen zich namelijk bewust van fysieke eigenschappen van zichzelf en anderen en welke betekenis de cultuur eraan hecht (Koepel Strasser 2000/2001). Specifieke jongensen meisjesboeken bevatten thema‖s die aansluiten bij hun interesses, maar vooral bij de genderverwachtingen van de volwassenenwereld. Jeugdliteratuur voor meisjes is empathisch, voor jongens actiegericht (Ros & De Jonckheere 2014). Verhalen die aansluiten bij de socioculturele wereld van jonge lezers wekken meer betrokkenheid op. Kinderboeken die tot actie willen aanzetten, zullen hun doel zo beter bereiken. Sinterklaasverhalen liggen dicht bij de belevingswereld van vele Nederlandse
19
kinderen omdat zij zelf deelnemen aan de gebruiken die in deze verhalen worden beschreven. Sinterklaastradities zijn erg lokaal verweven, waardoor Vlaamse gewoonten vreemd klinken in de oren van Nederlanders en omgekeerd. Voor kinderen met een andere etnische achtergrond of die religieus worden opgevoed is het sinterklaasfeest gewoonlijk iets dat alleen in de publieke ruimte wordt gevierd. Verhalen erover hebben daardoor net weinig te maken met hun eigen leefwereld, maar deze kinderen kunnen sinterklaasverhalen lezen om aansluiting te vinden bij klasgenoten die het feest wel vieren. Tegelijkertijd is het in Nederland zo goed als onmogelijk om aan de traditie te ontkomen, ongeacht de sociale achtergrond of religieuze overtuiging iemand heeft. Tot halfweg de lagereschooltijd krijgen kinderen activiteiten over Sinterklaas voorgelegd en de goedheiligman brengt aan vele Nederlandse scholen een bezoek. Er zijn honderden intochten van Sinterklaas en Zwarte Piet verspreid over Nederland en weken voor pakjesavond zijn er dagelijks aangepaste televisieprogramma‖s voor de kinderen. Nederlandse ouders kunnen bijna geen individuele keuze maken om niet deel te nemen aan de sinterklaasviering omdat de druk van buitenaf zo groot is. Het feit dat Sinterklaas er voor iedereen is, is hier een bemoeilijkende factor omdat kinderen die geen cadeau krijgen zich uitgesloten kunnen voelen. Vanuit een intersectioneel oogpunt kan dit voor kinderen met een buitenlandse achtergrond de idee versterken dat zij anders zijn dan de meeste leeftijdsgenoten. Daarnaast bevestigt het feest verhoudingen tussen de verschillende economische klassen: kinderen die een goedkoper cadeau krijgen dan hun vriendjes kunnen zich minderwaardig voelen omdat het lijkt alsof Sinterklaas aan hen minder geld wil besteden. Hoewel jeugdliteratuur kennis over het sinterklaasfeest toegankelijk maakt voor iedereen, houden sinterklaasverhalen geen rekening met de opdringerigheid van deze Nederlandse culturele traditie.
20
2 Sinterklaas en Zwarte Piet in jeugdliteratuur Het sinterklaasfeest is niet meer weg te denken uit Nederland, hoewel het door de eeuwen heen vele gedaantes heeft gehad. Wat begon als een viering voor volwassenen in de middeleeuwen werd onder invloed van de opkomst van het protestantisme een kinderfeest dat in de twintigste eeuw weer aan prestige won, met alle huidige optochten en merchandising als resultaat. Ook Sinterklaas werd steeds minder heilig in de loop van de eeuwen en zelfs Zwarte Piet, die pas sinds de negentiende eeuw bestaat, heeft vele veranderingen ondergaan. Al deze transformaties hangen samen met het kindbeeld en de maatschappelijke visie van een bepaalde periode. Hoewel een culturele traditie dus veranderlijk is, willen vele Nederlanders dat er geen bewuste aanpassingen aan het sinterklaasfeest worden gemaakt, zoals aan de huidskleur van Zwarte Piet (Kozijn 2014). Culturele tradities zoals het sinterklaasfeest kunnen worden geanalyseerd met Foucaults discourstheorie waarin er buiten taal geen betekenis bestaat. Figuren zoals Sinterklaas en Zwarte Piet kunnen pas ontstaan en voortbestaan door er met taal een betekenis aan te geven. Een buitenstaander kan een traditie alleen vanuit zijn culturele discours benaderen. Op deze grond veroordeelden Nederlandse voorstanders van Zwarte Piet het internationale onderzoek van de Verenigde Naties naar racisme in het sinterklaasfeest (Van der Pijl & Goulordava 2014). Zij beweren dat vanuit het Nederlandse culturele perspectief er geen verband is tussen Zwarte Piet en het slavernijverleden. Dit geloof komt voort uit het dominante discours in de Nederlandse historiografie die de nadruk legt op de transAtlantische handel en de rijkdom van de Gouden Eeuw. Geschiedenisboeken geven weinig aandacht aan de actieve rol van Nederland in de slavernij en het systematische racisme dat de koloniale verhoudingen legitimeerden (Nimako, Abdou & Willemsen 2014). Hierdoor blijven blanke Nederlanders blind voor het voortbestaan ervan in het discours waarin zij Zwarte Piet rechtvaardigen als deel van een waardevolle nationale traditie.
2.1 Sint-Nicolaas in sinterklaasverhalen In Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas beschrijft Rita Ghesquière (1989) de geschiedenis van de figuur Sint-Nicolaas, een christelijke heilige die is verbonden geraakt aan al bestaande religieuze en volkse gebruiken. In de middeleeuwen maakte hij een belangrijk deel uit van de Nederlandse cultuur en was hij de patroonheilige van de kinderen. In de volkse tradities hield Sint-Nicolaas verband met de Germaanse god Wodan waardoor hij een wat angstaanjagende figuur was die stoute kinderen strafte en brave snoepgoed bracht (Booy 2003). In de zestiende eeuw kwam het protestantisme op in Nederland met als gevolg dat heiligenverering uit den boze werd. De overheid verving aan het einde van de eeuw het Sint-Nicolaasfeest door Kerstmis. Toch bleef het Nederlandse volk Sinterklaas vieren, maar 21
uitsluitend in de huiselijke sfeer. Deze verschuiving liep gelijk met die van een feest voor volwassenen naar een voor kinderen waardoor Sinterklaas een eerder pedagogische rol kreeg (Ghesquière 1989). Om die reden werd hij in de achttiende eeuw ontdaan van zijn boosaardige persoonlijkheid en transformeerde hij in een oude, wijze heer (Booy 2003). Vanaf het ontstaan van jeugdliteratuur aan het einde van de achttiende eeuw hebben sinterklaasverhalen steeds een andere rol vervuld. Tijdens de Verlichting stond de ratio centraal en heerste het beeld van kinderen als kleine volwassenen. Dit kindbeeld is een belangrijke indicatie voor de culturele en maatschappelijke situering van jeugdboeken (Joosen 2008). Auteurs beschreven Sinterklaas in deze periode als een volksverzinsel waarin kinderen niet hoorden te geloven (Ghesquière 1989). De negentiende-eeuwse romantiek zette net sterk in op verbeeldingskracht en volkse verteltradities. Kinderboeken bleven wel een morele voorbeeldfunctie voor kinderen behouden. Vanessa Joosen (2008) merkt op dat het romantische kindbeeld nog steeds dominant is in de moderne jeugdliteratuur omdat het kind hierin wordt geïdealiseerd als onbezoedeld door de volwassenenwereld. Tot halfweg de negentiende eeuw bleven er veel sinterklaasverhalen bestaan die waren opgebouwd als christelijke legenden waarin Sint-Nicolaas uit de hemel afdaalt en een wonder volbrengt om de mensen te redden (Ghesquière 1989). Deze verhalen zwakten daarna af tot de sint alleen nog de uitstraling had van een heilige. Tot de jaren 1960 was Sinterklaas een wijze vaderfiguur voor zijn knechten. Onder invloed van de antiautoritaire moraal ontstond er een tweede vorm kinderverhalen waarin de sint oud en vaak ziek is, waardoor hij zijn bekwaamheden heeft verloren en erg steunt op de pieten om pakjesavond tot een goed einde te brengen (Ghesquière 1989). In de huidige jeugdliteratuur komen de twee stromingen van sinterklaasverhalen voor. Deze sluiten aan bij een algemene tendens in het representeren van oude mensen: hoewel ze vaak respectabel zijn, bestaan er vele kinderboeken die duidelijk maken dat grootouders kunnen ziek worden en sterven.
2.2 Zwarte Piet in sinterklaasverhalen Zwarte Piet dook pas in de negentiende eeuw aan de zijde van Sinterklaas op, maar er gaat een lange ontstaansgeschiedenis aan hem vooraf. In vele Europese landen wordt SintNicolaas steeds vergezeld door een kwaadaardig wezen zoals een trol of de duivel. In Nederland kreeg de sint pas een helper in de negentiende eeuw omdat de protestantse Kerk de originele traditie onder vuur nam waarin de heilige het goede én het kwade belichaamde. Jan Schenkman introduceerde in zijn verzenbundel Sint Nikolaas en zijn knecht in 1840 Sinterklaas als de goedheiligman met een zwarte knecht. Schenkman deed aan folklorisme: hij bracht het sinterklaasfeest vanuit een eerdere context naar een nieuwe context waarin het cultuurelement nieuwe functies en betekenissen kreeg (Helsloot 2008). Door meer nadruk te leggen op de positieve kant van de sint, heeft Sinterklaas een meer christelijke invulling gekregen die de protestante Kerk wel aanvaardde. De zwarte
22
huidskleur van de knecht verbeeldde het kwade dat Sinterklaas heeft beteugeld (Booy 2003). Uit deze religieuze verklaring van de tegenstelling tussen zwart en wit is een geracialiseerd discours gegroeid dat in de negentiende eeuw de slavernij wettigde. Uit de anti-slavernijbeweging volgde daarnaast het beeld van zwarten als vergevingsgezinde christenen door hun ―kinderlijke simpelheid‖ (Hall 2013b: 238) waardoor een zwarte knecht Sinterklaas in zijn heiligheid bevestigde. Hierdoor is Zwarte Piet veranderd van boeman naar een onhandig hulpje onder de hoede van de ―natuurlijke superioriteit‖ van de blanke, wijze man (Hall 2013b: 233). Bij een intersectionele analyse kan ik hier ―de andere vraag stellen‖ (Wekker 2002) op gebied van gender. Als de sint werd geholpen door een vrouw hadden mensen snel de conclusie getrokken dat zij een relatie hebben. Zeker een zwarte vrouw zou geseksualiseerd zijn geworden door de stereotypering dat zij van nature sensueler is dan een blanke vrouw (Essed 1991). Door deze kwalijke connotatie hadden ouders de sinterklaastraditie niet geschikt gevonden voor hun kinderen als Zwarte Piet een vrouw zou zijn geweest. Het is nog een hele stap van Sint Nikolaas en zijn knecht tot de Zwarte Piet die nu zo omstreden is. In de tweede editie van Schenkmans verzenbundel uit 1850 kreeg de knecht een typisch zestiende-eeuws pagepakje aangemeten om duidelijk te maken dat Sinterklaas en hij uit Spanje komen. Eugenie Boer (2009) legt het verband met de schilderkunst, waarin zwarte pages dienden om het beeld te verlevendigen. Nog tot halfweg de twintigste eeuw kwam Zwarte Piet in prenten voor met een ketting aan de voeten (Booy 2003), wat aansluit bij de hedendaagse kritiek op Zwarte Piet dat hij historisch een slavenrol had. Die ketting kwam echter eveneens voor in een legende waarin Sint-Nicolaas van Myra de duivel bevecht en hem tot zijn knecht maakt. Pas aan het begin van de twintigste eeuw begonnen de mensen hem te kennen onder de naam Zwarte Piet. In de jaren vijftig verdween de connotatie van de donkere huidskleur met de duivel. Nu werd hij zwart door het schoorsteenroet en zijn voorstelling was niet meer eng, maar clownesk (Booy 2003). Dit sluit aan bij de stereotiepe representatie van zwarte mannen als entertainers voor het blanke volk (Hall 2013b, Brienen 2014). In de jaren zestig versoepelde de meester-dienaarrelatie door de veranderde maatschappelijke opvattingen over autoriteit. Er kwamen bovendien meer pieten om een logische verklaring te bieden op de vraag hoe een oude man zoveel pakjes op één nacht over alle huizen verdeelde (Ghesquière 1989). Deze veelheid aan helpers maakte het mogelijk om eveneens vrouwelijke pieten te hebben, want als deel van een groter geheel verkleinde het risico dat zij geseksualiseerd zouden worden. Deze kans werd eveneens beperkt door het feit dat alle pieten zich hetzelfde kleedden en gedroegen, gemodelleerd naar een mannelijke norm. Tot de dag van vandaag blijven vrouwelijke helpers sterk in de minderheid in sinterklaasverhalen en intochten. Nog steeds kiezen vele kinderboekenauteurs ervoor om alleen mannelijke pieten te beschrijven. Om die reden komt er uit feministische hoek de kritiek dat het sinterklaasfeest discriminerend is omdat het uitsluitend rond mannen draait. Janneke Vegers (2011) stelt dat de baard en het bisschopsgewaad van Sinterklaas zijn mannelijkheid en macht benadrukken, terwijl Zwarte
23
Piet een onzijdig figuur is dat daardoor kan worden geïnfantiliseerd. Dit gaat voorbij aan het feit dat de pieten impliciet mannelijk zijn. Naast de intersectie met etniciteit is de kruising van gender met leeftijd belangrijk om de inferieure positie van de pieten tegenover Sinterklaas te verklaren. Hoewel geen van beide een specifieke leeftijd heeft, is Sinterklaas volgens de verhalen enkele honderden jaren oud terwijl Zwarte Piet er steeds jeugdig uitziet. Het feit dat de pieten beduidend kleiner zijn dan de sint maken hen opnieuw jonger en minder mannelijk, met als gevolg dat zij lager staan in de machtshiërarchie. In de jaren zeventig nam het succes van Sinterklaas en Zwarte Piet toe in boeken en televisiereeksen (Booy 2003). Door de grote migratie van Surinamers naar Nederland na de onafhankelijkheid in 1975 namen de pieten hun tongval over als komische toets. Stephan Sanders (2013) noemt dit de ―fatale fout‖ die ertoe heeft geleid dat Zwarte Piet sinds enkele jaren als racisme wordt bestempeld door een aanzienlijke groep tegenstanders: ―Piet werd van een fantasiefiguur een reële verwijzing naar de werkelijkheid. Er waren Surinamers die zich aangesproken voelden en gebruikt, op een onheuse manier.‖
2.3 Is Zwarte Piet racistisch? Zwarte Piet heeft stereotiepe kenmerken van zwarte mannen die historisch vele malen zijn gereproduceerd in andere entertainmentfiguren. Ghesquière (1989) beschrijft hoe de knechten in sinterklaasverhalen steeds zwart horen te zijn, kinderlijk spreken en fysiek erg sterk zijn om het zware werk te kunnen volbrengen. De pieten worden vaak speels en onhandig voorgesteld zodat kinderen zich met hen kunnen identificeren. Vele mensen met een donkere huidskleur hebben het gevoel dat ze niet serieus worden genomen in Nederland door de associatie met Zwarte Piet. De figuur volgt uit de infantilisering van het raciale verschil dat zich nog manifesteert in het feit dat blanke Zuid-Afrikanen zwarte mannen ongeacht hun leeftijd ―boy‖ noemen (Hall 2013b). Hall noemt in ―The Spectacle of the “Other”‖ verscheidene karikaturen van de zwarte man die toepasbaar zijn op Zwarte Piet: van een angstaanjagende rebel tot een Lamme Goedzak tot een nar. Het donkere gelaat, de krulletjespruiken en dik aangezette lippen van Zwarte Piet stereotyperen daarenboven negroïde uiterlijke kenmerken. In 2008 wilden de Zweedse Petra Bauer en de Duitse Annette Krauss dit in vraag stellen in een kunstinstallatie voor het Van Abbemuseum in Eindhoven. Zij noemden Zwarte Piet ―een vorm van symbolisch geweld‖ (Helsloot 2009: 77). Door de gewelddadige reacties die het museum hierop kreeg, werd de protesttocht die de twee kunstenaars organiseerden geannuleerd. Toch vormde dit de aanzet tot het huidige maatschappelijke debat over het racistische karakter van Zwarte Piet. De polemiek over Zwarte Piet kende nog enkele mijlpalen in de jaren die volgden die hebben geleid tot het huidige denkkader voor de sinterklaasviering. In 2011 bezochten de Curaçaose kunstenaar Quinsy Gario en de Ghanese rapper Cesare Kno‖ledge de intocht in Dordrecht met een T-shirt aan waarop ―Zwarte Piet is racisme‖ stond gedrukt (Blokker 2014).
24
De mannen werden hardhandig gearresteerd. Gario (2012) verklaarde op zijn blog dat zijn afkeer voor Zwarte Piet is ontstaan toen zijn moeder hem vertelde dat haar werkgever haar Zwarte Piet had genoemd ten overstaan van klanten. In 2013 kwam de discussie tot een hoogtepunt. Quinsy Gario spande samen met een diverse groep Amsterdammers een rechtszaak aan tegen burgemeester Eberhard van der Laan om de zwart geschminkte pieten te bannen uit de sinterklaasintocht. De blanke documentairemaakster Sunny Bergman sloot zich bij de groep aan omdat ze wou aantonen dat Nederlanders om ethische redenen Zwarte Piet als racisme moeten erkennen. Haar kon namelijk niet worden verweten dat ze de figuur aanklaagde ―uit eigenbelang‖ zoals de protestvoerders met een Caraïbische of Afrikaanse achtergrond te horen kregen (Bergman 2014). Eind dat jaar vroegen vier onderzoekers van de Verenigde Naties de Nederlandse regering om verduidelijking over het uiterlijk van Zwarte Piet. De Jamaicaanse hoofdonderzoekster Verene Shepherd noemde het sinterklaasfeest een ―terugkeer naar de slavernij‖, wat heel wat protest uitlokte in Nederland (Reijner 2013). Rond dezelfde tijd ging er op Facebook een ―Pietitie‖ rond die op twee dagen twee miljoen handtekeningen verzamelde voor het behoud van de traditionele Zwarte Piet (Van der Pijl & Goulordava 2014). Op 30 juli 2014 gaf de Amsterdamse rechtbank de eisers gelijk dat de burgemeester bij de intocht rekening zou moeten houden met inwoners met een donkere huidskleur. Het vonnis luidde dat Zwarte Piet een negatief stereotype is dat zwarte mensen schaadt. De rechtbank maakte deze racismezaak echter tot een privékwestie zonder erkenning van een groter structureel probleem waardoor alleen de slachtoffers van racisme in hun gelijk werden gesteld (Bergman 2014). Burgemeester van der Laan en Stichting Pietengilde tekenden beroep aan en wonnen die in november, precies drie jaar na de protestactie van Quinsy Gario in Dordrecht. De Raad van State in Den Haag oordeelde dat de burgemeester van Amsterdam niet bevoegd is om te oordelen over discriminatie bij het toekennen van de vergunning voor de sinterklaasintocht (Willems 2014). Van der Laar had evenwel al veranderingen doorgevoerd door een vierde van de pieten die enkele dagen later in de Amsterdamse parade liepen te vervangen door ―roetpieten‖ die slechts wat zwarte schoorsteenroetvegen op het gezicht hadden. Gouda gaf enkele pieten in de intocht de kleur van de bekende streekproducten kaas en stroopwafels (Tempelman 2014). Het Sinterklaasjournaal maakte de roetpieten uit Amsterdam een deel van het programma en introduceerde Opa Piet (Takken 2014). Hij was hetzelfde gekleed als Sinterklaas om te duiden dat blank en zwart gelijkwaardig is. Scriptschrijver Ajé Boschhuizen lichtte toe dat ze geen politiek statement wilden maken, maar een oplossing wilden zoeken voor een volwassenenprobleem in een kinderprogramma (Takken 2014). Rond deze sinterklaasperiode kwam ―Zwart als roet‖ uit, Sunny Bergmans documentaire over de zogezegde ―Pietengate‖. De titel verwijst niet alleen naar het bekende sinterklaasversje ―ook al ben ik zwart als roet, ik bedoel het goed‖, maar eveneens naar Quinsy Gario‖s uitspraak dat hij in het dagelijkse leven voortdurend moet aantonen dat hij goede bedoelingen heeft (Bergman 2014). Dit geeft een beeld van de onderliggende racistische gedachtegang die vele blanke Nederlanders volgen en die aan de grondslag ligt van de figuur Zwarte Piet. Verberk,
25
Scheepers en Felling (2002) hebben aangetoond dat een derde van de Nederlanders het eens is met uitdrukkelijk negatieve opvattingen over etnische minderheden en dit aantal stijgt naar bijna de helft als het gaat over impliciete ideeën. Vooral lager opgeleiden voelen zich bedreigd door mensen met een ander cultureel waardepatroon. Als het protest tegen het conservatieve sinterklaasfeest al fel is, dan is dit nog niets tegenover de reacties van de voorstanders van Zwarte Piet. Het wellicht populairste argument voor het behoud van Zwarte Piet is de uitspraak dat hij alleen bestaat om kinderen te plezieren en daarom apolitiek en vrij van racisme is. Dit toont een romantisch kindbeeld aan waarin kinderen in een wereld op zichzelf leven, onafhankelijk van de invloed van volwassenen. Uit een enquête van het Jeugdjournaal (2013) blijkt dat zo goed als alle kinderen tussen negen en twaalf op de hoogte zijn van de discussie en bijna een derde begrijpt dat mensen met een donkere huidskleur zich gediscrimineerd kunnen voelen door Zwarte Piet. Een substantiële minderheid vat dus dat de figuur een politieke lading heeft in de maatschappij. Aangezien de Nederlanders het sinterklaasfeest als hun belangrijkste culturele traditie beschouwen (Kozijn 2014), is het ongegrond om te beweren dat Zwarte Piet alleen voor kinderen van waarde is. In de discussie speelt een nationalistisch discours die de definitiemacht van Zwarte Piet als racisme bij de blanke Nederlander legt, wat een vorm is van het alledaagse racisme dat Philomena Essed (1991) heeft gedocumenteerd. Nederlandse voorstanders van Zwarte Piet beweren dat het sinterklaasfeest ―hun‖ traditie is en dat zij daarom mogen beslissen of de figuur racistisch is of niet (Smith 2014). Rosemarie Buikema (2007: 89) heeft echter vragen bij een dergelijke redenering: Uiteindelijk heeft het beeld in kwesties van de ethiek van de representatie het laatste woord. Nooit de maker. Makers kunnen bedoelen wat zij willen, maar als het beeld die bedoeling niet op de kijker of de lezer weet over te brengen, of als de kijker of de lezer iets anders in de tekst of het beeld leest of ziet, dan kan slechts de analyse van het werk het doorslaggevende argument in de toekenning van betekenis leveren. Het merendeel van de voorstanders van de traditionele Zwarte Piet zijn leden van de dominante, blanke groep in Nederland. Zij stellen dat hun waarheid juist en objectief is, waardoor zij zich niet hoeven te verplaatsen in de ervaringen van personen met een andere etnische achtergrond en hun dagelijkse confrontatie met discriminatie (Essed 1991). Omdat ―ras‖ een onbespreekbaar onderwerp is in Nederland, kan het belang dat mensen van etnische minderheden hechten aan hun huidskleur als deel van hun identiteit worden weggewuifd (Hondius 2014). Philomena Essed (1991) beschrijft dat het een courante strategie is van leden van de blanke meerderheid om de geloofwaardigheid van personen die racisme willen aanvechten in twijfel te trekken. In het Zwarte Pietdebat kunnen zij opponenten die zelf discriminatie ondervinden van vooringenomenheid en overgevoeligheid beschuldigen. Dit discours kan leiden tot de bewering dat zij niet goed zijn 26
geïntegreerd, want er zijn andere leden van de zwarte gemeenschap die geen bezwaar maken. Tijdens de laatste optocht in Gouda stond de groepering Zwarte Piet Niet in de massa met t-shirts met protestteksten. Een journalist verweet hen dat ze er met een agenda stonden, zonder eraan te denken dat de zwarte pieten in de parade, de burgemeester die hen ontving en de politie die het evenement ondersteunde eveneens allemaal een boodschap stuurden (Bergman 2014). Dit geeft weer dat dominante ideeën vanzelfsprekend zijn en door de meerderheidsgroep niet in vraag worden gesteld. De actievoerders willen in de discussie rond Zwarte Piet in de eerste plaats de erkenning dat zij volle Nederlandse burgers zijn met het recht om hun stem te laten horen, ondanks zij de overheersende opvattingen tegenspreken. Buikema‖s visie ondersteunt de argumentatie dat Zwarte Piet racistisch is door de connotaties die deze figuur heeft. Het debat heeft hierover een bewustwording in gang gezet bij vele Nederlanders. Het is de vraag of voor volwassenen de onschuld van het sinterklaasfeest kan worden hersteld door een nieuwe voorstelling van de pieten. In de jeugdliteratuur staat het plezier van de kinderen in elk geval voorop, met ofwel een herhaling van het traditionele beeld van Zwarte Piet of een nieuwe ontwikkeling die er zeker van wil zijn dat zij alle kinderen positief betrekt.
27
3 Analyse van traditionele en progressieve sinterklaasverhalen Sinterklaasverhalen bieden interessant materiaal om te onderzoeken op gebied van representatie van diverse sociale groepen omdat de verhalen een beeld schetsen van Nederland via de sinterklaastraditie. Deze soort boeken hebben vaste thema‖s en motieven waardoor zij gemakkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken. Nu tegenstanders Zwarte Piet percipiëren als een stereotypering van zwarte mannen is representatie een belangrijk aandachtspunt geworden in nieuwe sinterklaasverhalen. In deze analyse zal ik vier prentenboeken met elkaar vergelijken op vlak van sociale diversiteit en specifiek gender en etniciteit in de personages en thema‖s. Twee van deze sinterklaasverhalen zijn eerder conservatief en twee eerder progressief. Dit onderscheid is gemaakt op basis van de weergave van Zwarte Piet: de progressieve kinderboeken introduceren knechten in allerlei kleuren, terwijl de andere het traditionele zwarte beeld behouden. In de analyse zal ik beoordelen of de sinterklaasverhalen andere conservatieve of vernieuwende aspecten bezitten, los van de wijze waarop Zwarte Piet wordt geportretteerd. Hiervoor ontwikkel ik een kritische leesvaardigheid die Gopalakrishnan (2011: 9) definieert als: ―the process of becoming literate about a society or group through questioning, through seeing things from various viewpoints, through uncovering biases and reading “between the lines,” and through critically analysing the workings of a society historically and culturally, in order to thrive in it‖. Tijdens het kritisch lezen houd ik Foucaults opvatting in rekening dat kennis steeds historisch gebonden is en dat ervaringen afhankelijk zijn van machtsdynamieken in de samenleving. Deze theorie maakt deel uit van de tien richtlijnen die de Council on Interracial Books for Children in 1998 heeft vastgelegd om jeugdliteratuur te toetsen op de aanwezigheid van racisme en seksisme. Ik zal voor de analyse van de sinterklaasverhalen een beroep doen op deze lijst, die de volgende punten bevat (Council on Interracial Books for Children 1998): 1. Check the illustrations: de afbeeldingen in een kinderboek zijn het eerste wat opvalt. Ik zal eerst letten op stereotyperingen van een etnische groep of sekse. De Council on Interracial Books for Children waarschuwt in het bijzonder voor de ―happy-go-lucky‖ als simplificering van de zwarte man. Vervolgens onderzoek ik of er sprake is van tokenisme. Personages die een etnische minderheid voorstellen, horen een culturele eigenheid te hebben en niet alleen op vlak van huidskleur met de blanke personages te verschillen. Ten slotte zullen de actieve en passieve rollen in de prenten enig racisme of seksisme onthullen. 2. Check the story line: uitgevers letten erop dat er geen opvallende discriminerende uitingen in een kinderboek staan. Toch sluipen er vaak subtiele vooroordelen in.
28
Door stereotiep denken wordt succes vaak verbonden aan een blanke huidskleur, terwijl gekleurde personages uitzonderlijk goede prestaties moeten leveren om te worden aanvaard. Een kinderboek kan vrouwen en etnische minderheden koppelen aan sociale ongelijkheid en dit als onvermijdbaar voorstellen. 3. Look at the life-styles: de omgeving waarin minderheidsgroepen worden afgebeeld geeft weer of ze afwijken van de impliciete blanke, middenklasse norm. Kinderboeken kunnen kenmerken van de culturele levensstijl zoals kleding, gebruiken, gedrag en persoonlijkheid banaliseren of net erg accuraat voorstellen. 4. Weigh the relationships among people: de machtsrelaties in het verhaal geven de dynamiek weer tussen de verschillende sociale groepen. Dit leunt aan bij Foucaults theorie dat de machtigste groepen het overheersende discours bepalen. Binnen het gezin zijn er significante genderverhoudingen die in intersectie staan met etniciteit en cultuur. In een blank gezin heeft de vader stereotypisch de broek aan, terwijl in een zwart gezin de moeder de dominante ouder is. 5. Note the heroes: als er helden en heldinnen zijn uit etnische minderheden, voor welke belangen komen zij dan op? 6. Consider the effects on a child‖s self-image: de waarden en normen die een kinderboek presenteert, kunnen nadelig zijn voor kinderen die zich identificeren met personages aan wie negatieve eigenschappen worden verbonden. 7. Check out the author‖s perspective: auteurs worden beïnvloed door de sociale positie die zij innemen en de privileges en barrières die zij ondervinden. Daarom zal ik de politics of location van de auteurs, illustrators en uitgevers onderzoeken. Op deze wijze worden de motieven duidelijk voor enerzijds het produceren van sinterklaasverhalen en anderzijds voor het al dan niet insluiten van diversiteit. 8. Watch the loaded words: denigrerend taalgebruik maakt discriminatie meteen duidelijk. Het universaliseren van het mannelijk voornaamwoord wordt tegenwoordig eveneens als seksistisch ervaren. 9. Look at the copyright date: de uitgavedatum is een handige indicatie omdat er voor de jaren zeventig nog geen bewustwording was van discriminatie in kinderboeken. Aangezien alle sinterklaasverhalen in deze analyse van na 2013 stammen, is dit punt hier niet relevant. 10. Consider literacy, historical, and cultural perspectives: in klassieke verhalen en historische romans komen opvattingen voor die niet meer gepast zijn in deze tijd. Oude boeken horen daarom niet gecensureerd worden, maar geplaatst binnen een duidelijke context. Deze richtlijnen zullen een leidraad vormen voor de analyse en de vergelijking van de sinterklaasverhalen. Verder zal ik verbanden trekken met de eerste twee hoofdstukken van deze scriptie door de vier kinderboeken te vergelijken met algemene tendensen in de jeugdliteratuur en in het bijzonder binnen het genre van de sinterklaasverhalen. De
29
argumenten uit het publieke debat zal ik verhouden tegenover de verscheidene voorstellingen van Zwarte Piet in de vier verhalen. Deze analyse zal leiden tot een genuanceerd beeld van hoe deze specifieke sinterklaasverhalen omgaan met de kritiek op de traditie.
3.1 Voorstelling van de kinderboeken De vier sinterklaasverhalen zijn prentenboeken voor een erg jonge doelgroep van kleuters tot lagereschoolleerlingen. Dit betekent dat de boeken een eenvoudig taalgebruik hanteren en in de eerste plaats zijn bedoeld om voor te lezen aan kinderen. Volwassenen hebben daarom een belangrijke begeleidende rol. Sinterklaasverhalen voor kleuters construeren mee het denkkader van de traditie: zij introduceren de vaste uiterlijke kenmerken, de gebruiken die bij het feest horen en scheppen de persoonlijkheid van Sinterklaas en Zwarte Piet. Oudere kinderen die al zelf kunnen lezen, zijn vaak op de hoogte van het racismedebat door leeftijdsgenoten, volwassenen en het Jeugdjournaal. De verklaringen die kinderboeken bieden over het sinterklaasfeest zijn een aanvulling op de kennis die deze kinderen al bezitten. De auteurs moeten in hun doelstellingen rekening houden met de verschillende achtergrondinformatie die hun jonge lezers hebben.
3.1.1 Susanna Wiersma – Sinterklaas slaat een jaartje over (2013) Susanna Wiersma maakte in 2013 haar debuut met Sinterklaas slaat een jaartje over bij de uitgeverij Lemniscaat. Als eigenaar van een tekstbureau is ze vooral op een professionele manier met verhalen bezig (Lemniscaat s.d.). In het kinderboek heeft Sinterklaas geen zin om terug naar Nederland te gaan, ondanks de pieten hem aansporen te vertrekken. Pas wanneer Noortje hem een brief stuurt om te vragen of hij vergeetachtig wordt omdat hij al jaren niets van haar wenslijstje brengt, wil hij haar ongelijk bewijzen en reist hij naar Nederland. Wanneer hij Noortjes cadeau wil afleveren, blijkt hij inderdaad haar adres te zijn vergeten. Illustratrice Linde Faas studeerde in 2008 af als animator en maakte de tekeningen die de smoesjes van Sinterklaas om niet te vertrekken onthullen. De prenten tonen een klassieke Sinterklaas met vele zwarte pieten in hun bekende plunje. Om deze reden beschouw ik dit op het eerste gezicht als een conservatief kinderboek. Wiersma en Faas zijn twee blanke vrouwen van eind veertig en begin dertig. Wiersma woont in Amsterdam en Faas deed haar kunstopleiding in Breda. Deze stedelijke omgevingen zijn significant omdat er een grotere culturele diversiteit is dan in landelijkere streken. De Nederlandse hoofdstad wordt voor de helft bewoond door mensen van allochtone afkomst, waarvan 34,7% uit landen stammen buiten Europa en Noord-Amerika (Bijster 2014). Het is de vraag of deze verscheidenheid zal worden gereflecteerd in Sinterklaas slaat een jaartje over.
30
3.1.2 Vivian den Hollander – Mee met de pakjesboot (2013) Vivian den Hollander is al vijfentwintig jaar kinderboekenschrijfster. Ze is vooral bekend om de reeks Spekkie en Sproet waarmee ze vele prijzen heeft gewonnen. Den Hollander woont in het Zuid-Hollandse Reeuwijk, wat naast Gouda ligt waar in 2014 stroopwafel- en kaaspieten hun intrede deden (Tempelman 2014). Voor Mee met de pakjesboot werkte Den Hollander samen met Mies van Hout die haar schrijversdebuut uit 1988 en vele van haar latere kinderboeken illustreerde. Van Hout geeft aan dat ze zich steeds probeert in te leven in haar personages om ze goed te kunnen tekenen (Leesplein s.d.). Mee met de pakjesboot gaat over het meisje Duleke dat met haar paraplu aan boord van de stoomboot van Sinterklaas wordt geblazen. Daar leert ze verschillende pieten kennen en mag ze hen helpen met de voorbereidingen van het sinterklaasfeest, zoals geschenken inpakken en peperkoeken bakken. Ze ontmoet er eveneens Sinterklaas zelf. Enkele dagen later komt de boot aan in Nederland en springt Duleke in de armen van haar mama. Door de zwarte huidskleur van de pieten breng ik dit kinderboek onder bij de conservatieve sinterklaasverhalen.
3.1.3 Kristina G. Langarika – Lola‖s sint (2013) De Baskische schrijfster Kristina Goikoetxea Langarika woont sinds 1995 in Nederland. Ze bracht al een roman en een verhalenbundel uit bij twee Nederlandse uitgeverijen toen ze in 2013 haar eerste kinderboek Lola’s Sint zelf publiceerde en online te koop aanbood. Ze schreef het sinterklaasverhaal oorspronkelijk uitsluitend voor haar dochter Lara Ene, wier vader Nigeriaans is (De Mul 2014). Langarika promoot Lola’s Sint als ―het eerste sinterklaasboek waarin de pieten niet worden afgebeeld als een stereotype, maar van wie de huidskleur die van de verschillende kinderen bij de intocht reflecteert‖ (De Mul 2014, eigen vertaling). In het verhaal gaat Lola met haar moeder kijken naar de aankomst van de stoomboot en vindt ze de handschoen van een van de pieten. Na een oproep op het Jeugdjournaal brengt ze hem terug en mag ze als beloning op 5 december de pieten helpen met de cadeaus te verdelen. Deze zijn niet geschminkt, maar hebben verschillende huidskleuren. Omdat deze weergave breekt met het klassieke beeld van Zwarte Piet noem ik Lola’s Sint een progressief sinterklaasverhaal. Als Baskische vond Langarika het gemakkelijker om afstandelijk naar de traditie te kijken: ―I am very lucky to be in a sense rootless as it provides me an alternative objective lens, enabling me to look at my old as well as my new culture‖ (De Mul 2014). Langarika heeft geen nostalgische belangen bij de sinterklaastraditie omdat zij het feest in haar jeugd nooit heeft gevierd. Dit staat in contrast met de andere auteurs en illustrators die allemaal in Nederland zijn opgegroeid en als kind hoogstwaarschijnlijk jaarlijks uitkeken naar pakjesavond. Lola‖s Sint is geschreven in het Nederlands en het Engels. Langarika (2014) legt uit dat ze hiervoor heeft gekozen omdat steeds meer kinderen opgroeien in verschillende talen en
31
culturen: ―ik dacht vooral aan tweetalige gezinnen met jonge kinderen: een Ghanees gezin bijvoorbeeld, of een gezin van expats, waar het boek de ene keer in het Nederlands en de andere keer in het Engels zou worden voorgelezen‖. De keuze voor het Engels als tweede taal had in de eerste plaats niet met een internationaal perspectief te maken, maar met het feit dat Langarika‖s dochter wordt opgevoed in het Nederlands en Engels (Langarika 2014). Toch wil ze er eveneens een positief aspect van multiculturaliteit mee onderstrepen: I think that being familiar with more than one language, and by extension its culture, is a wealth and not the disadvantage it is usually made out to be in mainstream media, or perceived as at some schools. Besides, to have more than one language and culture, may help one to empathize with others more easily. I think that empathy is the solution to many problems in the world. (De Mul 2014: 115) Het feit dat Langarika‖s gezin zelf een mengeling van culturen en nationaliteiten is, speelt een grote rol bij de positie die de auteur inneemt tegenover multiculturaliteit in haar kinderboek. Alle auteurs en illustrators die ik heb geselecteerd passen binnen het blanke, middenklasse profiel van de gemiddelde kinderboekenmaker. Toch zijn er twee factoren waardoor Langarika‖s huidskleur symbolisch afwijkt van die van de anderen. Door de ongewone naam Kristina Goikoetxea Langarika en het onderwerp van het verhaal dacht ik initieel dat de auteur van Lola’s Sint een Surinaamse achtergrond zou hebben. Deze naam blijft haar buitenlandse afkomst steeds markeren. Toen ze uiteindelijk een Baskische bleek, had ik een getaande huid en donker haar verwacht, maar in werkelijkheid verschilt haar teint en kastanjebruine haar weinig van de Noord-Europese standaard. Griffin en Braidotti (2002) geven aan dat er in Europa vele tinten wit bestaan die vooral afhankelijk zijn van de sociaal-economische status van het land waar iemand is geboren. Whiteness gaat dus om een symbolische waarde die losstaat van de eigenlijke huidskleur. Ten tweede krijgt haar blanke huidskleur betekenis in contrast met haar Nigeriaanse echtgenoot en hun dochtertje met een bruine teint. Langarika beleeft racisme van dichtbij door de ervaringen van haar gezinsleden. Jack Cheng (2015) beschrijft in zijn column met de veelzeggende titel ―White Parents, Becoming a Little Less White‖ dat vele blanke ouders van gekleurde kinderen zich niet meer honderd percent wit voelen omdat zij nu de gevolgen van raciale stereotypen aan den lijve ondervinden. Langarika (2014) geeft aan een gelijkaardig gevoel te hebben.
3.1.4 Sjoerd Kuyper – De vrienden van Sinterklaas (2014) Sjoerd Kuyper is met De vrienden van Sinterklaas lang niet aan zijn proefstuk toe. Hij kreeg in 2012 de oeuvreprijs Theo Thijssen toegekend voor onder meer zijn bekendste werken Het zakmes en de Robinreeks. In 2014 werd hij onderscheiden met de titel Officier in de Orde van Oranje-Nassau (Leesplein 2014). In De vrienden van Sinterklaas leert Broes van zijn zus Lotte
32
dat hun vader en vele andere ouders de echte pieten van Sinterklaas zijn die hem helpen met al het werk. Ze zien hun vader bij de aankomst van de stoomboot en later bezoekt Broes‖ vader met de sint de school van zijn zoon, samen met de moeder van Broes‖ vriendinnetje Miriam. In dit verhaal zijn de pieten vervangen door volwassenen die de sint een handje toesteken en zij zijn in vele kleuren geschminkt. De vrienden van Sinterklaas is daarom bedoeld als een vernieuwend sinterklaasverhaal. Harmen van Straaten heeft De vrienden van Sinterklaas geïllustreerd. Hij begon kinderboeken te illustreren in combinatie met zijn werk als jurist voor hij voltijds tekenaar werd. Kuyper en hij schreven allebei aan de verhalenbundel Rembrandt’s Voorleesbijbel voor het Rijksmuseum. Van Straaten wil echter geen boeken voor volwassenen schrijven om te vermijden dat hij met zijn bekende oom Peter van Straaten wordt vergeleken (Van Straaten s.d.). De auteur en illustrator hebben veel met elkaar gemeen: zij zijn ongeveer van dezelfde leeftijd en ze zijn allebei blanke mannen. Kuyper woonde als tiener in Amsterdam en Van Straaten verhuisde na zijn rechtenstudies in Leiden naar Amsterdam, waar hij in tegenstelling tot Kuyper nog steeds woont. Beide heren zijn dus net als de makers van de drie andere kinderboeken bekend met de vele culturen in de Nederlandse steden. De illustrator zijn ―mooie studio aan een gracht in Amsterdam‖ (Van Straaten s.d.) doet echter vermoeden dat hij in een duurder stadsdeel woont waar minder culturele diversiteit is.
3.2 Doel van de auteur De sinterklaasverhalen die ik als progressief heb gekwalificeerd onderscheiden zich het duidelijkst van de conservatieve op vlak van de sociale verandering die de auteurs hopen te bereiken. Wiersma wil in haar traditionele verhaal in de eerste plaats het jonge publiek amuseren met grappige situaties. De illustraties van Sinterklaas slaat een jaartje over versterken deze functie door de smoesjes te onthullen die Sinterklaas gebruikt om niet naar Nederland te hoeven vertrekken. Zo staat er bij de tekst ―En mijn paard is ook nergens te vinden‖ een tekening van Sinterklaas die zebrastrepen schildert op zijn witte merrie. Rita Ghesquière (2009) noemt ontspanning als een van de hoofdfuncties van kinderboeken, die jonge lezers bovendien zelf het meest appreciëren. De tegenstellingen tussen de illustraties en de tekst vergen al een hoger leesbegrip en zullen daarom pas door iets oudere, leesvaardige kinderen worden gesmaakt. Buiten enkele boekvoorstellingen van dit verhaal lijkt Susanna Wiersma weinig banden te hebben met het literaire circuit en een expliciete literatuuropvatting neemt ze niet aan. Het hoofddoel van Mee met de pakjesboot van Vivian den Hollander schijnt om jonge kinderen vertrouwd te maken met de sinterklaastraditie waardoor dit kinderboek een pedagogische functie heeft. De auteur beschrijft gedetailleerd hoe de kledingstukken heten die Sinterklaas draagt en hoe de stoomboot eruitziet. Daarnaast besteedt ze aandacht aan het typische snoepgoed en de cadeaus. De zak van Sinterklaas die in oude verhalen voorkwam als een angstwekkend accessoire waarin stoute
33
kinderen verdwenen, functioneert hier alleen als middel om geschenken te transporteren. Mee met de pakjesboot is een goed voorbeeld van een kinderboek dat de functie volbrengt om betekenissen te geven aan fenomenen in de werkelijkheid, in lijn met Michel Foucaults bewering dat alle kennis door taal wordt geconstrueerd. Den Hollander doet geen poëticale of emanciperende uitspraken naar aanleiding van haar sinterklaasverhaal. Dit is een opvallende tegenstelling tussen de traditionele en progressieve kinderboeken: Susanna Wiersma en Vivian den Hollander schijnen hun verhaal te hebben geschreven om het eenvoudige feit dat ze een kinderboek wilden uitbrengen, terwijl Kristina G. Langarika en Sjoerd Kuyper elk een geëngageerd verhaal hebben gemaakt. De auteurs van de progressieve sinterklaasverhalen tonen met hun alternatieve versie van de sinterklaastraditie hun intentie om sociale verandering te veroorzaken. Kristina G. Langarika en Sjoerd Kuyper hebben hun verhaal geschreven omdat ze de al bestaande kinderboeken over Sinterklaas en Zwarte Piet afwezen. Zo noemt Kuyper het ―onfatsoenlijk‖ om tegenwoordig nog te kiezen voor het traditionele sinterklaasfeest omdat donkere kinderen niet horen blootgesteld te worden aan stereotyperingen van hen (Pronk 2014). De Baskische Langarika was geschokt toen ze als volwassen vrouw voor het eerst een sinterklaasintocht zag met zwartgeverfde pieten en vond dit een negatieve representatie van haar dochtertje die een donkere huidskleur heeft. Met Lola’s Sint wou ze een soort utopie schetsen waarin de knechten van Sinterklaas niet geschminkt zijn: ―I decided I would just draw my story the way I wanted reality to be. Maybe I could not change external reality, but I could change it in my book and in that way offer another reality to my daughter to counteract the reality on the streets. I had also sensed that if I wanted to do something, it had to be at once very subtle and very powerful‖ (De Mul 2014). Langarika vindt een goede representatie van etnische minderheidsgroepen belangrijk, wat ze in het boek toont door een zwarte vrouw te tekenen als presentatrice van het Jeugdjournaal. Die kan mogelijk gebaseerd zijn op de echte presentatrice Milouska Meulens, die oorspronkelijk uit Curaçao komt en al ruim tien jaar voor het Jeugdjournaal werkt. Zij kan zo in het echte leven een rolmodel zijn voor kinderen die zich met haar identificeren, bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke etnische achtergrond. Sjoerd Kuyper doet in De vrienden van Sinterklaas eveneens een poging om de culturele traditie in een nieuw jasje te steken. Hij biedt een verklaring voor de vele kleuren pieten die bij de intocht in Amsterdam en Gouda aanwezig waren. Sinterklaas heeft in zijn verhaal geen vaste knechten, maar doet voor de feestelijkheden beroep op volwassenen om hem te helpen. Zij mogen zelf kiezen in welke kleur ze zich verven. Sjoerd Kuyper vertelde in een interview met Trouw dat hij Zwarte Piet een belachelijke karikatuur vindt: ―Het moet gewoon afgelopen zijn met Zwarte Piet. Als ik daar een positieve bijdrage aan kan leveren, graag‖ (Pronk 2014). Kuyper heeft het sinterklaasfeest echt voor de hele familie gemaakt door de ouders een actieve rol te geven. Hierdoor is het niet erg als in een echte situatie kinderen een ongeschminkte bekende herkennen tussen de pieten. Net als Langarika gelooft Kuyper dat een kinderboek een subtiele verandering kan teweegbrengen die op
34
lange termijn een volledige ommezwaai zal betekenen. Zo licht hij zijn boek toe op de website van uitgeverij Hoogland & van Klaveren: Sinterklaas wordt traditioneel neergezet, bij volle maan op besneeuwde daken, met staf en mantel en mijter, op scholen met het Grote Boek op schoot, en de pieten zijn ook traditioneel, maar nét iets anders. Tot... over vijf jaar de kinderen niet beter weten en er een nieuwe traditie is ontstaan. Als ze zijn grootgebracht met De vrienden van Sinterklaas zal er in Nederland en België geen kind meer zijn dat twijfelt aan het bestaan van de pietenschool en zullen ze allemaal hopen dat hun papa of mama is uitverkoren om toe te treden tot het keurkorps van ―De vrienden van Sinterklaas‖. En wanneer ze op school hun eigen moeder of vader als piet naast Sinterklaas zien staan, zal ieder kind één ding zeker weten: als ik later groot ben, wil ik ook vriend van Sinterklaas worden. Nogal logisch. Dat wil iedereen! (Kuyper s.d.) Kuyper hecht evenals Langarika veel belang aan de pedagogische invloed van kinderboeken. In een lezing tijdens de uitreiking van de Annie M.G. Schmidtprijs van 2009 hekelde hij het feit dat kinderboekenschrijvers weinig media-aandacht krijgen waardoor hun sociale functie verdwijnt (Kuyper 2009). Hij riep andere auteurs op om tot actie te komen en kinderen te leren om kritisch na te denken over de maatschappij: ―Literatuur is geen beschrijving van de wereld zoals ze is. We moeten verhevigen, indikken, omkeren, niet bevestigen maar ontrafelen en aanzetten tot denken en emoties oproepen dieper dan die van de herkenning, waardoor de kinderen zichzelf en anderen met nieuwe ogen gaan zien‖ (Kuyper 2009). Deze opvatting verduidelijkt de iets andere doelgroep van de twee progressieve sinterklaasverhalen. Langarika heeft Lola’s Sint bedoeld voor kleuters omdat die volgens haar nog geen betekenis hebben verbonden aan huidskleur (Langarika 2014). Zij richt zich in het bijzonder op donkere kinderen omdat dit kinderboek een uitzondering is op vele negatieve representaties in de media. Kuyper wil daarentegen de opvattingen beïnvloeden die oudere kinderen al hebben gevormd over etniciteit. Zijn doelpubliek lijken vooral blanke kinderen omdat in Kuypers poëtica zij hun blik moeten verruimen voor de diversiteit in de samenleving. Door zo expliciet een verklaring te geven voor de pieten in regenboogkleuren lijkt hij daarnaast een antwoord te willen bieden aan volwassenen die bij de nieuwe gedaantes van Zwarte Piet geen uitleg meer wisten geven aan hun kinderen. De progressieve auteurs stellen expliciet als doel om diverse etnische groepen positief te representeren. In Sjoerd Kuypers verhaal lijkt etniciteit grotendeels beperkt te blijven tot huidskleur, terwijl Kristina G. Langarika er eveneens taal bij betrekt en onder de personages een grotere diversiteit toont met andere huidskleuren en klederdracht. Langarika betrekt in haar literatuuropvatting het ontstaansverhaal van Prinses Arabella en preciseert dat het belangrijk is dat zwarte meisjes zoals haar dochter weten dat ze even mooi zijn als blanke meisjes met blauwe ogen (De Mul 2014). Zij betrekt gender dus in intersectie met etniciteit.
35
3.3 De rol van de uitgever Uitgeverij Ploegsma bracht in 2013 Mee met de pakjesboot van Vivian De Hollander uit, dat ik indeel bij de traditionele sinterklaasverhalen, en het progressieve liedjesboek Sinterklaasje kom maar binnen met je piet in 2014. Uitgeefster Ilse van de Zee licht toe dat het bedrijf geen wijzigingen wil aanbrengen aan boeken die al zijn gepubliceerd, maar wel op een hedendaagse manier met het thema wil omgaan (Vos 2014). Om die reden hebben de auteurs van Sinterklaasje kom maar binnen met je piet de tekst aangepast van bekende liederen om verouderde en discriminerende woorden naar het verleden te bannen. Van de Zee verklaart dat er ―schijnbaar behoefte [is] aan een ander soort sinterklaasboek en -lied en daar spelen wij op in. Het is belangrijk om met de tijd mee te gaan. De discussie negeren is nogal conservatief‖ (Vos 2014). Mee met de pakjesboot heeft een eerder conservatieve uitstraling. Ploegsma heeft met deze twee tegengestelde boeken een aanbod aan sinterklaasverhalen waarmee de uitgeverij zowel behoudsgezinde als progressief denkende consumenten kan bereiken. De verschillende versies van Zwarte Piet hebben steeds andere economische en culturele consequenties. Ilse van de Zee geeft aan dat er drie mogelijke posities zijn waarin Nederlandse boekenkopers zich kunnen bevinden: ze kunnen voor of tegen Zwarte Piet zijn of zich niet expliciet uitspreken in de discussie (Vos 2014). De uitgeverijen van progressieve kinderboeken steken vooral moeite in het overhalen van de neutrale groep, terwijl Ploegsma de keuze aan de koper laat. Lemniscaat houdt zich in tegenstelling tot Ploegsma opzettelijk uit het debat en gaat voort met traditionele sinterklaasverhalen uit te brengen, waarvan Wiersma‖s Sinterklaas slaat een jaartje over een voorbeeld is. Directeur Jean Christophe Boele van Hensbroek vindt het jammer dat hij door zijn conservatieve houding mogelijk als racistisch wordt gebrandmerkt, maar hij gelooft dat de discussie over Zwarte Piet de vraag naar het klassieke beeld net doet toenemen (Vos 2014). Deze opvatting hangt mogelijk samen met de kinderboeken waarvoor Lemniscaat het bekendst is, want de uitgeverij publiceert het gecanoniseerde werk van Thea Beckman en Jan Terlouw. Dit betekent dat zij boeken uitbrengen die zijn gaan functioneren als nationale culturele symbolen die bijdragen tot de idee van Nederland als een ontwikkelde, literaire natie. De bekendste verhalen van Beckman en Terlouw stammen al uit de jaren zeventig en tachtig en hanteren een formele schrijfstijl. Het grootste deel van Lemniscaats fonds bezit dus een conservatief imago waarin Wiersma‖s sinterklaasboek past. Kristina G. Langarika heeft er nadrukkelijk voor gekozen om zelf haar boek uit te brengen omdat ze er zo meer controle over had. Op deze manier kon Lola’s Sint nog worden gepubliceerd voor 5 december. Bovendien zag ze het als een obstakel voor haar divers kinderboek dat uitgeverijen overwegend blank zijn. Als stem van het volk geloofde ze dat ze een grotere impact kon maken door zelf te publiceren en promotie te maken:
36
The do-it-yourself mentality is certainly spreading. Things are changing. We can create our own stories and images and get them out there, reach the public and make an impact. […] social media is much more powerful and effective than a call to the newspaper. If you are popular on facebook and twitter, the regular press may even call you. The power is shifting to the people, which is great. (De Mul 2014) Omdat Langarika haar kinderboek zelf heeft gepubliceerd, kan ze slechts een bescheiden publiek bereiken. Kopers van Lola’s Sint zullen hoofdzakelijk beperkt blijven tot volwassenen die bewust op zoek zijn naar een alternatieve weergave van de sinterklaastraditie. Het is voor Langarika hierdoor moeilijk om werkelijk de maatschappelijke impact te hebben die ze zou willen zien. Kuyper heeft op dat vlak meer kans op slagen omdat er een uitgeverij achter hem staat die de promotie verzorgt. Hoogland & Van Klaveren is echter een klein publicatiehuis dat niet in het literaire centrum Amsterdam is gelegen en daardoor minder slagkracht heeft. Ploegsma en Lemniscaat liggen beide in de Randstad en hebben een lange bedrijfsgeschiedenis waarin ze hun status hebben kunnen vestigen en vaste contacten hebben opgebouwd met boekhandelaars. Hierdoor konden de conservatieve sinterklaasverhalen prominenter aanwezig zijn in de boekenwinkel in vergelijking met de progressieve verhalen. Dit remt eveneens de activerende functie die deze laatste kinderboeken willen hebben.
3.4 Representatie door de personages De belangrijkste personages in sinterklaasverhalen zijn enerzijds Sinterklaas en Zwarte Piet en anderzijds de kinderen die vol spanning op dit duo wachten. In deze vier kinderboeken gaat het allang niet meer om één helper, maar een hele groep pieten. De manier waarop de auteur en illustrator de personages voorstellen, reflecteren bepaalde verhoudingen en ideeën uit de werkelijkheid. De progressieve verhalen willen kinderen kritisch doen nadenken en de mistoestand met Zwarte Piet rechtzetten. Uit de representatie zal blijken of zij op zijn minst in dat laatste doel slagen en eveneens andere machtsbalansen adresseren. Hoewel de auteurs van de traditionele sinterklaasverhalen niet dezelfde opzet hebben, kunnen zij eveneens trachten om verscheidene sociale groepen gunstig voor te stellen.
3.4.1 Kinderen als personages Kinderen spelen een grote rol in sinterklaasverhalen en in drie van de vier geselecteerde boeken is een kind het hoofdpersonage. Alleen in Sinterklaas slaat een jaartje over is Sinterklaas zelf de protagonist. In dat verhaal komt wel even Noortje voor, een blank, Nederlands meisje dat de sint in een brief om een cadeau vraagt dat hij haar na jaren nog 37
steeds niet heeft gegeven. Het sinterklaasfeest wordt in dit fragment herleid tot het krijgen van geschenken. Lola uit Lola’s Sint is gebaseerd op de dochter van schrijfster Kristina G. Langarika (De Mul 2014), waardoor zij zeer accuraat wordt gerepresenteerd in het boek. Langarika beeldt het bruine meisje Lola af met een roze moeder en een zwarte vader. Er bestaan slechts weinig kinderboeken die etnisch gemengde gezinnen afbeelden, dus deze representatie is voor vele andere kinderen zoals Langarika‖s dochter waardevol om zich mee te identificeren. Harris (2003) merkt op dat deze hybriditeit het feit ontbloot dat categorisering op basis van huidskleur een sociale constructie is. De politics of location van de auteurs lijkt een belangrijke factor bij het bedenken van de protagonist. Als enige mannelijke schrijver in deze analyse heeft Sjoerd Kuyper de enige mannelijke protagonist. Dit doet uitschijnen dat vrouwelijke auteurs er wel degelijk voor zorgen dat meer meisjes de hoofdrol in kinderboeken spelen. Amerikaans onderzoek wees namelijk steeds uit dat er disproportioneel veel jeugdliteratuur bestaat met mannelijke protagonisten (Hamilton, Anderson, Broaddus & Young 2007). Voor Sjoerd Kuyper en Vivian den Hollander is het een bewuste keuze om meer meisjes in kinderboeken te introduceren en vooral met betrekking tot atypische onderwerpen. Pjotr van Lenteren (2014) beschrijft dat Kuyper bijna altijd schrijft ―over sterke hard to get-meisjes die in alles minstens even goed zijn als jongens, of beter‖. Lotte, de zus van protagonist Broes in De vrienden van Sinterklaas, valt in die categorie. Zij licht haar broertje in over het geheim achter de pieten en Kuyper beschrijft haar geweldig inbeeldingsvermogen en verteltalent. Vivian den Hollander heeft maar liefst twee boekenreeksen geschreven over jeugdvoetbalteams waarin meisjes steeds een actieve rol spelen. Ze begon te schrijven over dit onderwerp om haar zoon aan het lezen te krijgen (Den Hollander s.d.). Den Hollander houdt in vele van haar kinderboeken rekening met de representatie van etnische minderheden: de boekcovers van haar sportboeken tonen blanke, Afrikaanse en Aziatische kinderen die met elkaar plezier maken. Daarnaast heeft ze verscheidene boekenseries met twee hoofdpersonages die gaan over de vriendschap tussen een jongen en een meisje, de ene blank en de andere zwart. Mee met de pakjesboot is een wat ongewoon jeugdboek voor Den Hollander omdat er met het kleine, blanke meisje Duleke slechts één hoofdpersonage is en er daardoor een kleinere groep kinderen zich sterk kan identificeren met haar. De huidskleur van de kinderen in de vier sinterklaasverhalen reflecteert de eigen huidskleur van de auteur, met uitzondering van Lola uit Lola’s Sint die Langarika‖s dochter voorstelt. In De vrienden van Sinterklaas is er een kleine rol weggelegd voor het bruine meisje Miriam, een klasgenoot van protagonist Broes. Zij toont aan dat het sinterklaasfeest niet afhankelijk is van etniciteit. Het bezoek van de sint en de pieten aan de school staat echter los van het verhaal over de intocht en schijnt er zo alleen aan toegevoegd om een boodschap te verkondigen, zonder meerwaarde aan de esthetiek van het verhaal. Dit neigt volgens de richtlijnen van de Council on Interracial Books for Children naar tokenisme. Met een blank jongetje als hoofdpersonage volgt Kuyper in de voetsporen van talloze andere kinderboeken. Kuyper geeft zo aan dat leden van de blanke meerderheid in Nederland het sinterklaasfeest willen aanpassen zodat kinderen zoals Miriam zich er een
38
volwaardig deel van kunnen voelen. Hij gebruikt zo zijn machtspositie als blanke man om Zwarte Piet te veranderen vanuit een moreel principe, zoals Sunny Bergman haar aandeel in de Amsterdamse rechtszaak verantwoordde. Het kindbeeld is een indicatie van hoe de auteurs kinderen benaderen en op welke manier zij denken dat die omgaan met het Zwarte Pietdebat. Uit het kindbeeld in Lola’s Sint komt de idee voort van het kind dat ondernemend is en zonder problemen het werk van de pieten kan uitvoeren. Tegelijkertijd maakt het verhaal duidelijk dat Lola‖s ouders haar alleen maar op pad laten gaan omdat ze veilig is onder de hoede van de pieten. Er is dus geen volledige zelfstandigheid zoals in kinderboeken waarin kinderen alleen op ontdekkingstocht gaan (Joosen 2008). Dit is evenmin het geval in Mee met de pakjesboot waarin de pieten Duleke opvangen en nieuwe dingen leren. Het hoofdpersonage Duleke is zo onder de indruk van haar avonturen dat ze helemaal geen heimwee of tijdsbesef heeft. Lola en Duleke uit Lola’s Sint en Mee met de pakjesboot worden aan het einde van het verhaal allebei beloond door de sint met een bijzonder geschenk. Ook Noortje in Sinterklaas slaat een jaartje over zal eindelijk het cadeau krijgen waar ze al jaren om vraagt, maar dat Sinterklaas steeds heeft vergeten te brengen. In De vrienden van Sinterklaas wordt het geven van geschenken alleen vermeld bij de taken van de pieten. Dit heeft als gevolg dat de klemtoon ligt op het vieren met familie en er geen favoritisme uit het verhaal blijkt voor het hoofdpersonage dat de sint ontmoet. Het debat over Zwarte Piet als racisme is geen onderwerp in de kinderboeken, maar vormde voor de progressieve sinterklaasverhalen een kader waarin nieuwe interpretaties van de traditie mogelijk werden. De auteurs willen door een oplossing te bieden kinderen van het probleem afschermen. De traditionele verhalen gaan voort op hetzelfde elan als voor de discussie in 2008 losbarstte. Niet alleen binnen de verhaalwereld staat hun voorstelling van Zwarte Piet los van de maatschappelijke kwestie, Wiersma en Den Hollander geven geen blijk op de hoogte te zijn van het debat en moeten in de media hun kinderboek niet rechtvaardigen, in tegenstelling tot Sjoerd Kuyper in Trouw. Ouders komen in jeugdliteratuur steeds voor in functie van de kinderen in het verhaal. In de drie boeken met een kind in de hoofdrol spelen volwassenen een doelmatige rol, want zij bevestigen met hun geloof dat Sinterklaas bestaat (Ghesquière 1989). In Lola’s Sint zijn er bij de intocht vooral moeders met kinderen afgebeeld. Lola‖s vader komt slechts op een pagina voor, waardoor hij alleen lijkt voort te komen om duidelijk te maken dat het een etnisch gemengd gezin is. Duleke uit Mee met de pakjesboot heeft vooral haar moeder gemist, wat de vader opnieuw de minder belangrijke ouder maakt. Dit komt voort uit de stereotiepe idee dat vrouwen zorgzamer zijn. In Sjoerd Kuypers De vrienden van Sinterklaas is het net de moeder van Broes die een eerder gratuite rol heeft. Terwijl het voor de protagonist essentieel is dat zijn vader mee naar de intocht komt kijken, lijkt hij maar weinig te geven om het gezelschap van zijn moeder wanneer die vraagt om te vertrekken. Zij komt bovendien niet eens voor in de illustraties. Kuyper vermijdt dat de vader als leuke, speelse ouder leidt tot een veralgemening door op het einde van het verhaal Broes‖ klasgenootje Miriam te introduceren van wie de moeder een vriend van Sinterklaas is. Dit is volgens de
39
Council on Interracial Books for Children (1998) problematisch omdat omgekeerde gezinsverhoudingen bij zwarte personages een stereotiep patroon zijn in kinderboeken en andere media. Kuyper creëert het beeld van de zwarte vrouw als gezinshoofd in contrast met de traditionele westerse patriarchale opvatting. Het is positief om te tonen dat er zwarte vrouwen zijn die een gezin leiden en op een gelijk niveau staan met andere ouders als ―vriend van Sinterklaas‖. Tegelijkertijd fungeert Miriams gezin zo als een tegenstelling voor blanke gezinnen. Enerzijds gaat dit voort op het stereotype dat zwarte vaders afwezig zijn, anderzijds proberen zwarte vrouwen werkelijk met kracht de nadelen te compenseren die zij ondervinden door de intersectie van gender en etniciteit (Johnson 2013). Het is om te besluiten een ingewikkelde evenwichtsoefening om vanuit een machtspositie een etnische minderheidsgroep op een correcte manier weer te geven.
3.4.2 Voorstelling van Sinterklaas en Zwarte Piet Sinterklaas en Zwarte Piet zijn steeds de spil van sinterklaasverhalen, ook wanneer ze niet de hoofdpersonages zijn. Vooral de relatie tussen deze personages kan negatieve verhoudingen tussen blanke en zwarte mensen in de samenleving reflecteren. In Lola’s Sint komt Sinterklaas voor als een ontzagwekkend figuur zoals in de verhalen van voor 1960 waarin hij nog als ―goedheiligman‖ werd aangesproken (Ghesquière 1989). Zo ver gaat het niet in Langarika‖s kinderboek, maar het kleine meisje Lola moet wel even over haar schrik komen wanneer ze de sint ontmoet. Hij blijft in vergelijking tot de pieten eerder op de achtergrond en verdeelt niet zelf de cadeaus over de huizen. Hoewel de verhouding tussen blank en zwart wegvalt doordat de pieten verscheidene etnische achtergronden hebben, blijft Sinterklaas zijn privileges als blanke man behouden. Op het Jeugdjournaal spreekt de sint voor de piet die zijn handschoen is kwijtgeraakt waardoor zijn opinie meer autoriteit schijnt te bezitten. Het feit dat de pieten allemaal mannen zijn, stelt Langarika niet in vraag. Het genderaspect staat evenmin ter discussie in Sinterklaas slaat een jaartje over en Mee met de pakjesboot. De pieten reproduceren in beide kinderboeken het stereotype van de zwarte man als happy-go-lucky. In Sinterklaas slaat een jaartje over lachen de pieten op elke prent en worden ze niet uit het lood geslagen door het verzet van Sinterklaas om naar Nederland te vertrekken. Hun aanmaningen halen niets uit, wat de indruk geeft dat wat zij zeggen er niet echt toe doet. Vanuit een positief oogpunt zijn het de pieten die de oplossing vinden voor het probleem door de brief van het Nederlandse meisje Noortje te brengen dat de sint overhaalt. De eerste prent waar Sinterklaas en de pieten thuis liggen luieren aan het zwembad schijnt aan te tonen dat zij allen op gelijke voet staan. In Mee met de pakjesboot halen de pieten gekke kunsten uit om Duleke op haar gemak te stellen aan boord van de stoomboot en bij de intocht in Nederland brengen ze haar en de andere kinderen zo aan het lachen. De clownsstreken van de pieten zijn voor de voorstanders van de traditie een bewijs dat de pieten er in de eerste plaats zijn om kinderen te plezieren. De criticasters werpen
40
daarentegen op dat kinderen dit gedrag aan de donkere huidskleur zullen verbinden waardoor zij leren dat alle zwarte mensen slechts grapjassen zijn (Smith 2014). De interactie tussen de pieten en Sinterklaas doet in dit verhaal nog een matige meesterknechtverhouding uitschijnen. Zo moet de hoofdpiet toestemming aan de sint vragen om Duleke toe te laten op het schip en in de eerste plaat waarin Sinterklaas voorkomt, is een van de pieten zijn haar aan het kammen. Hier staat tegenover dat ondanks de pieten een grote gedienstigheid tentoonspreiden, de sint hen geen bevelen geeft en daardoor geen autoritaire indruk geeft. Sjoerd Kuyper is de enige die vrouwen toelaat onder de vrienden van Sinterklaas die in zijn verhaal de pieten vervangen. De genderidentiteit van de moeders en vaders wordt echter uitgewist zodra ze allen hetzelfde, bekende pagekostuum dragen en hun roepnaam ―Piet‖ wijst op een mannelijk universalisme. De meester-knechtverhouding tussen Sinterklaas en de pieten is wel weggevallen nu blijkt dat de pieten ouders en leraren zijn die de sint helpen uit vriendschappelijke beweegredenen. De vier verhalen bevatten allemaal vaststaande kenmerken van het sinterklaasfeest. Sinterklaas wordt onveranderlijk voorgesteld als een blanke man met een witte baard in een rode habijt, ongeacht de kleur die de pieten hebben. Zelfs dobberend in een zwembad in Sinterklaas slaat een jaartje over draagt hij een mijter en de staf is eveneens een vast accessoire. De pieten zijn steevast gekleed in een pagekostuum met een hoed met een veer. De omstreden gouden oorringen die een directe link zouden zijn met de slavernijperiode (Brienen 2014) komen in geen van de kinderboeken meer voor. Sinterklaas is altijd groter dan de pieten in de illustraties, uitgezonderd in Lola’s Sint, waar zijn grootte wel expliciet in de tekst wordt vermeld. Al deze uiterlijke kenmerken liggen al bijna honderd jaar vast en blijken geen discussiepunt te zijn voor de auteurs die de huidskleur van de pieten hebben aangepast. Als Langarika en Kuyper te veel veranderingen hadden doorgevoerd, was de herkenbaarheid van de figuren bovendien in het gedrang gekomen, zeker omdat de donkere kleur van Zwarte Piet voor vele Nederlanders eveneens een elementair kenmerk is van het sinterklaasfeest (Kozijn 2014). Hamert van Straaten speelt in de illustratie van Broes en Miriam in De vrienden van Sinterklaas met het patroon van de witte sint en de zwarte Piet door de blanke jongen een pietenmuts op te zetten en het bruine meisje een mijter. In de afleveringen van het Sinterklaasjournaal dat rond de publicatie van dit kinderboek werden uitgezonden, kwamen er eveneens een witte Piet en een zwarte Sinterklaas in voor (Takken 2014). Ook in Mee met de pakjesboot draagt het blanke meisje Duleke een pietenhoed wanneer ze met de stoomboot in Nederland aankomt. Het is opvallend dat de twee progressieve verhalen aanpassingen aan de pieten doen, maar er geen ruimte lijkt om Sinterklaas in een nieuw jasje te steken. Door de secularisering zou er een tendens kunnen zijn om de verbanden met het christendom uit te vegen, bijvoorbeeld door het kruis van de mijter te veranderen. Het ziet er echter naar uit dat dit kostuum zo eigen is geworden aan Sinterklaas dat niet-gelovige volwassenen er geen aanstoot aan nemen. Sinterklaas in een vrouw transformeren had genderverhoudingen in vraag kunnen stellen, maar er is geen aanwijzing in de kinderboeken dat de auteurs zich om die problematiek bekommeren.
41
De sinterklaasintocht met de stoomboot is in de vier kinderboeken een handige gelegenheid om de diversiteit te analyseren. Illustraties zijn het eerste aspect dat bij kinderboeken in het oog springt en de representatie van sociale groepen weergeeft. Kristina G. Langarika had geen ervaring met illustreren, maar ze maakte zelf de tekeningen omdat die een groot aandeel hebben in de boodschap die ze wil overbrengen (De Mul 2014). In Lola’s Sint gebruikte ze collages om de personages een grote verscheidenheid aan roze en bruine huidskleuren te geven zodat ze niet alleen de diversiteit tussen etnische groepen afbeeldt, maar ook die binnen de groepen. Langarika (2014) legt in de leesgids bij Lola’s Sint uit dat ze de verschillende huidskleuren wou representeren, zonder er een waarde aan toe te kennen in de geschreven tekst. Ze heeft deze leesgids ontwikkeld om volwassenen te helpen om het verhaal te plaatsen binnen de sociale context. Met haar leesgids wil Langarika de voorlezers helpen om de kleur van de pieten te adresseren, zonder er racisme bij te betrekken. Door de vaak eenvoudige prenten in kinderboeken ontbreekt er doorgaans etnische verscheidenheid, wat het geval is in de drie andere sinterklaasverhalen. In Sjoerd Kuypers De vrienden van Sinterklaas is er wel diversiteit onder de pieten door de kleurrijk geverfde gezichten, maar er is een grote uniformiteit bij de blanke en zwarte personages. Toch geeft deze auteur eveneens Nederland weer als een multiculturele natie zonder het onderwerp of de etniciteit van de personages expliciet te vermelden. Illustratrice Linde Faas tekent de pieten in Sinterklaas slaat een jaartje over op de meeste prenten volledig zwart, contrasterend met de andere personages die bijna wit gekleurd zijn. Hierdoor ontstaat een sterke dichotomie tussen blank en zwart. Terwijl de blanke toeschouwers bij de intocht nog enige individualiteit hebben door verschillende haarstijlen en kleding, zijn de pieten ook nog eens uniform gekleed. Alleen thuis in Spanje lijken ze wat meer afzonderlijke persoonlijkheid te hebben. De pieten in Mee met de pakjesboot zien er eveneens allemaal hetzelfde uit met zwarte gezichten, grote, rode monden en kroeshaar. De eenvormigheid kan echter verklaard worden door de simpele tekenstijl, want de andere personages lijken eveneens op elkaar. De illustraties van Sinterklaas slaat een jaartje over en Mee met de pakjesboot doen uitschijnen dat de sinterklaastraditie uitsluitend voor blanke Nederlanders bestaat. De tekeningen representeren geen kinderen met een andere huidskleur die het feest evengoed vieren. Terwijl voor Langarika en Kuyper de intocht met de stoomboot net de ideale gelegenheid is om de etnische diversiteit onder de toeschouwers en pieten te tonen, stelt in het bijzonder Sinterklaas slaat een jaartje over letterlijk een zwart-wit beeld voor van de samenleving. De strikte afscheiding op basis van huidskleur kan een wijzijdenken in de hand werken, vooral bij kinderen uit etnische minderheidsgroepen die zichzelf niet herkennen in dit prentenboek. De illustratie van de intocht in Sinterklaas slaat een jaartje en Mee met de pakjesboot geeft een nationalistische impuls aan het verhaal door een Nederlandse vlag af te beelden. De tekst vermeldt echter het land niet waardoor Vlaamse kinderen zich eveneens kunnen inleven. Toch is het opvallend dat net de traditionele kinderboeken van een duidelijk nationalistisch symbool gebruik maken. Het sinterklaasfeest vervult zo een verbindende rol in de Nederlandse mythe. Zoals eerder aangegeven sluit het echter ook gezinnen uit die de traditie niet vieren omdat zij dan gemarkeerd komen te staan als niet volkomen geïntegreerd in de cultuur. 42
Het motief in moderne sinterklaasverhalen om Sinterklaas als onbekwaam voor te stellen komt voor in de geanalyseerde kinderboeken. Sinterklaas slaat een jaartje over vertelt over een sint die niet naar Nederland wil vertrekken en de pieten al de voorbereidingen laat opknappen. Alleen om aan een meisje dat hem een brief schreef te bewijzen dat hij niet vergeetachtig wordt, komt hij op 5 december toch cadeaus uitdelen. De sint lijkt in dit verhaal nogal zelfingenomen omdat hij zijn taak als kindervriend niet wil uitvoeren. Dit doet uitschijnen dat hij niet zo om de kinderen en zijn eigen traditie geeft. Uiteindelijk blijkt Sinterklaas werkelijk vergeten waar de briefschrijfster woont. Susanna Wiersma veralgemeent hier de eigenschap dat oudere mensen minder goed onthouden. De sint verliest zijn autoriteit en bekwaamheid omdat hij niet meer onschendbaar is: hij vertoont tekenen van ouderdom en zet zich niet onbaatzuchtig in voor de kinderen. Rita Ghesquière (1989) bemerkt dat deze tendens zich al vanaf de jaren 1960 doorzet omdat een oude, autoritaire figuur niet erg meer strookt met de moderne ideeën van een kindervriend: Sinterklaas is zachter en menselijker geworden. Leeftijd speelt eveneens in zijn nadeel in De vrienden van Sinterklaas. Omdat hij ―ouder is dan tien opa‖s boven op elkaar‖ (Kuyper 2014) heeft hij volwassenen nodig die naar de pietenschool gaan om hem te leren bijstaan. Dit sluit aan bij het verhaal van het Sinterklaasjournaal van de Nederlandse omroep NTR. In dit televisieprogramma komen witte pieten voor die nog moeten leren om door schoorstenen te kruipen. Ze worden daarna roetpieten tot ze al door zoveel schoorstenen zijn gegaan dat ze helemaal zwart zien (Takken 2014). In Kuypers verhaal heeft Sinterklaas die hulp nodig net omdat hij zo graag naar Nederland komt om pakjes uit te delen. Hij is zo dus wel een echte kindervriend, maar net als in Sinterklaas slaat een jaartje over speelt zijn geheugen hem parten. Dit verklaart waarom hij al zijn hulpjes ―piet‖ noemt. In Mee met de pakjesboot ontmoet Duleke Sinterklaas nadat hij een middagdutje heeft gedaan. De tekst legt uit dat hij nu als oude man vermoeid raakt door de lange bootreis (Den Hollander 2013: 10). Zoals Rita Ghesquière (1989) uiteenzet, zijn er in de voorbije halve eeuw vele pieten bijgekomen om te verklaren hoe de sint zijn werk klaarspeelt en net als in Sinterklaas slaat een jaartje over blijkt dat Sinterklaas zich geen moment hoeft te bekommeren om de voorbereidingen voor pakjesavond. In Mee met de pakjesboot en De vrienden van Sinterklaas hebben de pieten elk een specifieke taak die in hun naam zit verwerkt: klauterpiet, schoorsteenpiet, hoofdpiet,… De ―dikke bakpiet‖ in het eerste verhaal lijkt overigens het stereotype te bestendigen dat koks steevast dik zijn omdat ze voortdurend eten moeten proeven. De idee dat oude mensen vergeetachtig zijn en hulp nodig hebben bevat meer waarheid dan de overtuiging dat zwarte mensen niet serieus hoeven te worden genomen. Toch zijn ze allebei generaliseringen die deze groepen mensen in een inferieure positie plaatsen. Sinterklaas wordt in tegenstelling tot Zwarte Piet niet consequent op deze wijze voorgesteld, maar wordt nog steeds overwegend met respect benaderd zoals dat in Lola’s Sint het geval is. Deze positieve voorstelling sluit deels aan bij zijn status als sint en deels bij de vaste uitspraak dat jongeren de ouderen moeten eerbiedigen. Zijn hoge leeftijd verleent hem in de verhalen een machtspositie over de pieten.
43
De voorstanders van Zwarte Piet stellen dat de knechten van Sinterklaas zwart zijn door het roet waardoor er van racisme geen sprake kan zijn. Kristina G. Langarika gaat voort op dit motief, maar in Lola’s Sint komen de pieten proper aan met de stoomboot en zitten ze pas onder het roet wanneer ze door de schoorsteen zijn gekropen. Hun kleren raken eveneens vies, in tegenstelling tot in conventionele sinterklaasverhalen. Na het werk wassen ze zich en trekken ze schone kleren aan. Op deze manier is het zwart duidelijk door het roet en is er geen verband meer met huidskleur waardoor de racistische lading verdwijnt. Langarika (2014) hoopt met haar aanpassing van het roetverhaal de echte geschminkte pieten te veranderen: ―als alle kinderen na het lezen van Lola’s Sint zich afvragen waarom de pieten op straat eigenlijk zich niet wassen, dan komt het vast een keer goed‖. In Sinterklaas slaat een jaartje over kan er van roet geen sprake zijn, want op de eerste plaat van het boek staan pieten in zwembroek van wie het hele lichaam zwart is. De blanke Sinterklaas als baas van een groep zwarte mannen roept herinneringen op aan het Nederlandse koloniale verleden, zoals de protestvoerders hebben opgeworpen (Zwetsloot 2014). De makers van Sinterklaas slaat een jaartje over dachten alleen aan het jonge doelpubliek dat niet de achtergrondkennis bezit om verbanden te leggen met historische fenomenen. Tot voor de ―Pietengate‖ dachten vele volwassenen evenmin aan de slavernij wanneer ze Sinterklaas en Zwarte Piet zagen. Vivian den Hollander verklaart in Mee met de pakjesboot niet hoe de pieten aan hun kleur komen, maar zij hebben in de illustraties een traditionele donkerbruine huid. Sjoerd Kuyper vindt het onbetamelijk om zoals Wiersma en Den Hollander nog echte zwarte pieten af te beelden omdat dit mensen met een donkere huidskleur kan kwetsen, maar uit het interview met Trouw blijkt dat vele Nederlanders zich eveneens slecht voelen bij zijn nieuwe interpretatie van de sinterklaastraditie. Het ziet ernaar uit dat geen enkele versie van Zwarte Piet iedereen kan plezieren. Kuyper bouwt in De vrienden van Sinterklaas niet voort op de bestaande uitleg met het roet, maar heeft een volledig nieuw verhaal bedacht door de ouders van kinderen als ―vrienden van Sinterklaas‖ te introduceren. Hier komt er geen roet aan te pas, maar mogen de pieten zelf kiezen welke kleur ze de mooiste vinden om zich in te schminken. Terwijl de blanke vader van de protagonist Broes onbeverfd blijft, heeft de mama van het zwarte meisje Miriam een geelgekleurd gezicht. Omdat het niet verven van het gezicht wordt verbonden aan trots, rijst de vraag waarom Miriams moeder haar gelaatskleur wel verstopt. De prenten met verschillende pieten ondersteunen echter de idee dat de kleur een persoonlijke keuze is. Buikema (2007) stelt zich de belangrijke vraag of het mogelijk is om een nieuwe representatie te creëren van iets waar zoveel racistische connotaties aan vasthangen zonder die te reproduceren. Nu het sinterklaasfeest zo politiek beladen is geworden, is de vraag of de vernieuwende voorstellingen van Zwarte Piet voldoende verandering kunnen veroorzaken om het verband met racisme te vergeten. Zelfs wie het niet eens is met de protestvoerders, zal steeds hun argumenten meenemen bij het lezen van de kinderboeken omdat ideeën en teksten niet geïsoleerd staan. De vier sinterklaasverhalen hebben kinderen centraal gezet. Misschien is het aan hen om een nieuw discours te ontwikkelen over Sinterklaas en Zwarte Piet.
44
4 Conclusie In deze masterscriptie zocht ik een antwoord op de vraag op welke wijzen twee progressieve en twee traditionele sinterklaasverhalen na de ―Pietengate‖ het sinterklaasfeest met Zwarte Piet voorstellen en welke gevolgen deze weergave heeft voor de representatie van etnische groepen en gender. De conservatieve kinderboeken van Susanna Wiersma en Vivian den Hollander beelden de pieten af met een zwarte huid en kroeshaar. De auteurs van respectievelijk Sinterklaas slaat een jaartje over en Mee met de pakjesboot geven geen verklaring voor de donkere huidskleur en het vergt een mythisch denken om schoorsteenroet als oorzaak te aanvaarden, maar dat hoeft geen obstructie te zijn omdat Sinterklaas en Zwarte Piet zelf fantasiefiguren zijn. Vanuit een realistischer denkkader geeft de progressieve auteur Kristina G. Langarika de pieten in Lola’s Sint slechts wat roetvlekken nadat ze door de schoorsteen zijn gekropen. Het Sinterklaasjournaal en de Amsterdamse intocht bevat sinds 2014 eveneens enkele van deze ―roetpieten‖ als verheldering en compromis naar de protestvoerders toe. De twee vernieuwende auteurs hebben alleen de huidskleur en het krullend haar van Zwarte Piets uiterlijk veranderd. Langarika introduceert pieten met verschillende etnische achtergronden door ze een grote verscheidenheid aan huidskleuren te geven. Sjoerd Kuyper heeft in De vrienden van Sinterklaas helpers opgenomen die zelf kiezen óf ze hun gezicht verven en in welke kleur. Kuyper hervormt de traditie inhoudelijk het ingrijpendst: de pieten zijn geen vaste knechten van Sinterklaas meer, maar ouders, grootouders en leraren. Sinterklaas‖ voorkomen is in de vier geanalyseerde kinderboeken constant: de pieten lijken uitgegroeid tot de drijvende kracht achter het sinterklaasfeest, terwijl de rol van de sint door zijn hoge leeftijd erg is beperkt. Toch blijft hij de gewichtige naamdrager van de viering en de pieten de gekscherende helpers. Er is wel een verschil tussen de traditionele en progressieve sinterklaasverhalen bij de nevenpersonages. De geëngageerde auteurs tonen beide een etnische diversiteit, de twee conservatieve kinderboeken geven een wit Nederland weer. Mensen met een donkere huidskleur worden in Sinterklaas slaat een jaartje over en Mee met de pakjesboot steeds gerepresenteerd als anders dan de meerderheid: zij horen bij de pieten met hun grappige streken, niet bij de blanke Nederlanders die cadeaus krijgen. Susanna Wiersma en Vivian den Hollander gaan mee in een homogeniserende nationale mythe, in tegenstelling tot Kristina G. Langarika en Sjoerd Kuyper die de reële multiculturele samenleving in Nederland omarmen in hun kinderboek. Dit bevestigt mijn hypothese over de manier waarop de auteurs zich zouden verhouden tot de Nederlandse multiculturaliteit. Op vlak van representatie blijven de goede bedoelingen van de twee progressieve auteurs vrijwel beperkt tot een verbeterde voorstelling van etnische minderheidsgroepen. De intersectionele positie van de auteurs en het imago van de uitgeverij spelen mee in de sinterklaasverhalen. Dit valt het hardst op in Lola’s Sint omdat Kristina G. Langarika haar eigen gezin erin heeft afgebeeld. In de andere verhalen lijkt de intersectionele positie van 45
de auteur vooral aan te sluiten bij het gender en de etniciteit van de protagonist. Langarika en Sjoerd Kuyper incorporeren een etnische diversiteit onder zowel de pieten als de nevenpersonages, maar betrekken alleen bij die laatste groep de intersectie met gender. Langarika‖s protagonist is een zwart meisje, net als een vriendinnetje van Kuypers blanke hoofdpersonage. Zij tonen aan dat het sinterklaasfeest voor alle Nederlanders ongeacht de etnische achtergrond is bedoeld en zij zijn deel van het verhaal om de beperkte representatie van zwarte kinderen in Nederlandstalige jeugdliteratuur te verbeteren. De sinterklaasviering is een vanzelfsprekendheid die niet in vraag staat vanuit het multiculturele kader waarin verschillende culturen, klassen en religies met elkaar kruisen. Zeker de Baskische Kristina G. Langarika had hier dieper op in kunnen gaan omdat zij zelf een conflict heeft ondervonden tussen haar culturele denkkader en de Nederlandse sinterklaastraditie. De progressieve schrijvers hebben evenmin de feministische kritiek opgepikt over het mannelijke karakter van het sinterklaasfeest. Kuyper is de enige van de vier auteurs die vrouwelijke pieten toelaat, maar zij zijn aangepast aan de mannelijke norm. Janneke Vegers had in het feministische tijdschrift Lover een goed punt dat Zwarte Piet in vergelijking met Sinterklaas bijna genderneutraal is. Sinterklaas‖ macht over de pieten hangt samen met zijn erg mannelijke symbolen en gestalte, in intersectie met zijn blanke huidskleur en leeftijd. Ik kan besluiten dat de term ―progressief‖ steeds op een genuanceerde wijze dient te worden toegepast: auteurs die zich sociaal willen engageren, richten zich meestal op een specifiek domein en kunnen daardoor onbewust generaliseringen reproduceren over andere domeinen. Langarika en Kuyper hebben zich als objectief gesteld om Zwarte Piet te veranderen zodat mensen zich op basis van huidskleur niet meer negatief en stereotiep gerepresenteerd zouden voelen door deze volksfiguur. Terwijl dit verband inderdaad is weggevallen, blijft de belangrijkste Nederlandse traditie ongecontesteerd een mannenzaak in hun sinterklaasverhalen. Dit toont het belang aan van ―de andere vraag‖ te stellen om meerdere intersecties te betrekken in jeugdliteratuur en haar analyse. Het maatschappelijke debat over de vraag of Zwarte Piet racistisch is, was de katalysator voor de progressieve sinterklaasverhalen, terwijl de traditionele kinderboeken er zich apart van leken te manifesteren. De twee vormen van sinterklaasverhalen lossen beide een specifieke vraag naar verhalen in: traditionalisten wensen dat de dominante voorstelling van het sinterklaasfeest onaangetast blijft in de jeugdliteratuur en mensen die zich afzetten tegen Zwarte Piet willen alternatieven aan hun kinderen voorstellen. In de negentiende eeuw conformeerde Jan Schenkman de volksfiguur Sint Nicolaas aan het heersende protestantse, moralistische kindbeeld. Een cultuurelement past zich aan een nieuwe culturele context aan en krijgt andere functies en betekenissen. Eenzelfde proces is momenteel aan de gang door de veranderde maatschappelijke situatie waarin minderheden hun deviante opinie vaker kunnen uitdrukken en zo volgens Foucault het dominante discours kunnen sturen. Zwarte Piet begon door deze invloed een negatieve connotatie te krijgen en werd verbonden met de inferieure positie van zwarte mensen in de negentiende eeuw. Elke taaluiting draagt connotaties mee van andere teksten en omstandigheden
46
waarin die is voorgekomen met als resultaat dat nieuwe én oude sinterklaasverhalen nu in een nieuw licht worden gelezen onder invloed van de standpunten voor en tegen Zwarte Piet. Dit betekent dat traditionele kinderboeken zich niet kunnen onttrekken van de publieke discussie omdat geïnformeerde (voor)lezers zelf het verband zullen leggen. De vraag naar conservatieve sinterklaasverhalen komt voort uit de behoefte om vast te houden aan bekende culturele gebruiken omdat die zekerheid bieden binnen de veranderende, multiculturele samenleving. Mensen worden niet meer voortdurend omringd door anderen met hetzelfde culturele waarden- en normenpatroon, met als gevolg dat dit een zeker onbehagen in de hand kan werken. De stereotypering van zwarte mensen binnen de sinterklaastraditie hoeft niet gelijk te staan met racisme omdat het geen systematische onderdrukking is, maar het discours van blanke Nederlanders die vinden dat de mening van etnische minderheidsgroepen niet meetelt, stelt wel een duidelijke machtshiërarchie op gebaseerd op etniciteit. Deze Nederlanders eigenen zich de definitiemacht toe van ―hun‖ culturele traditie en de betekenis van de term racisme. De zwarte minderheidsgroepen die steeds als ―allochtoon‖ zijn gemarkeerd, hebben in deze logica zelfs als geboren Nederlanders niet voldoende verbondenheid met de cultuur om er kritiek op te mogen uiten. Deze mensen gebruiken hetzelfde discours, maar zij plaatsen zich zowel binnen als buiten de Nederlandse cultuur. De teksten en illustraties van de twee traditionele verhalen doen geen racistische intenties vermoeden, maar bevestigen toch een sterke scheiding op grond van huidskleur. Deze masterscriptie heeft hopelijk voldoende aspecten van sinterklaasverhalen belicht om volwassenen te helpen een kritische keuze te maken en de verhalen en personages adequaat te plaatsen binnen de tijd en sociale context. Het debat rond het sinterklaasfeest en Zwarte Piet biedt nog veel stof om te onderzoeken, maar ik wil specifiek het contrast tussen Nederland en Vlaanderen aanstippen. In Vlaanderen is er nauwelijks protest gevoerd tegen de sinterklaasintocht met klassieke zwarte pieten. Hier en daar zijn wel aanpassingen gebeurd en Zwarte Piet zal in de nieuwe sinterklaasfilm een ―verfijnder‖ uiterlijk krijgen met slechts enkele roetvegen en zonder kroeshaar of rode lippen (De Wolf 2015). Het zou interessant zijn om te onderzoeken welke factoren het verschil tussen Nederland en Vlaanderen bepalen. De televisiereeks Dag Sinterklaas heeft allicht een aandeel in het feit dat Vlamingen het sinterklaasfeest lichtjes anders invullen. Sinterklaas en Zwarte Piet zijn de kern, terwijl het Nederlandse Sinterklaasjournaal al jaren een hele groep pieten in beeld brengt. De sociale samenstelling van Nederland en België bepalen daarnaast de reacties op Zwarte Piet als stereotype. In België wonen er veel Congolezen, maar zeker in het Nederlandstalige grondgebied lijken zij een stille, anonieme groep te zijn. In Nederland hebben vooral mensen uit de Caraïben het protest gestuwd, in Vlaanderen heeft de zwarte gemeenschap nog te weinig slagkracht om dit te doen volgens Wouter Van Bellingen van het Minderhedenforum (Vanlommel 2014). Het zou om die reden nuttig zijn om te onderzoeken welke initiatieven er alsnog in Vlaanderen gebeuren om het sinterklaasfeest inclusiever te maken en van welke sociale groepen en organisaties die uitgaan.
47
5 Literatuurlijst Atkins, L. (2010) White Privilege and Children‖s Publishing: A Web 2.0 Case Study. Write4Children, 1(2), 20-31, van http://www.winchester.ac.uk/academicdepartments/EnglishCreative WritingandAmericanStudies/Documents/w4cissue2cApr.pdf, gedownload op 24 maart 2015. Beel, V. (2013, 17 juni). Zwarte prinsesjes bestaan ook. De Standaard [GoPress], 10. Bergman, S. (2014, 1 december). Zwart als roet. In M. Busman & M. van Erp, 2doc. Hilversum: VPRO. Bijster, P. (2014, 18 juli). Het nieuwe verantwoorde kinderboek. VN, van http://www.vn.nl/ Artikel-Literatuur/Het-nieuwe-verantwoorde-kinderboek.htm, geraadpleegd op 10 februari 2015. Blackburn, K.E.J. (2011). Genderstereotiep en sekse rolbevestigend beeld- en tekstmateriaal in kinderboeken. Een literatuuronderzoek en inhoudsanalyse. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Blokker, B. (2014, 17 oktober). Politie arresteerde ten onrechte twee mensen tijdens intocht 2011. NRC, van http://www.nrc.nl/nieuws/2014/10/17/politie-arresteerde-in-2011teonrechte-twee-mensen-tijdens-sint-intocht/, geraadpleegd op 1 mei 2015. Boer, E. (2009). Sint-Nicolaas, een levende legende. In W. Koops, M. Pieper & E. Boer, Sinterklaas verklaard. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 11-33. Booy, F. (2003). Op zoek naar Zwarte Piet. Een speurtocht naar de herkomst, de ontwikkeling en de betekenis van de dienaar van Sinterklaas. Eindhoven & Alkmaar: Stichting Nationaal Sint Nicolaas Comite. Bourdieu, P. (1993). The Production of Belief: Contribution to an Economy of Symbolic Goods. In P. Bourdieu, The Field of Cultural Production. Essays on Art and Literature. Cambridge: Polity, 74-111. Brienen, R.P. (2014). Types and Stereotypes: Zwarte Piet and His Early Modern Sources. In P. Essed & I. Hoving (Red.), Dutch Racism. Amsterdam & New York: Rodopi, 179-199. Buikema, R. (2007). De verbeelding als strijdtoneel: Sarah Baartman en de ethiek van representatie. In R. Buikema & I. van der Tuin (Red.), Gender in media, kunst en cultuur. Bussum: Coutinho, 78-93. Cheng, J. (2015). White Parents, Becoming a Little Less White. The New York Times, van http://parenting.blogs.nytimes.com/2015/04/15/white-parents-becoming-a-littleless-white/?smid=tw-nytimes&_r=0, geraadpleegd op 28 april 2015. Council on Interracial Books for Children (1998). 10 Quick Ways to Analyze Children’s Books For Racism and Sexism. Sacramento: California State Department of Education. De Mul, S. (2014). Contesting Black Pete. A Conversation with Kristina G. Langarika, Author of Lola‖s Sint. Frame, 27(2), 103 – 116. De Wolf, L. (2015, 7 april). Paardenverzorger Ramon steelt de show in nieuwe Sinterklaasfilm. De Redactie, van http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/film/1.229 7072, geraadpleegd op 11 mei 2015. Den Hollander, V. (s.d.). Over de boeken. Vivian den Hollander, van http://viviandenhollander.nl/ vivian/over-de-boeken/, geraadpleegd op 7 mei 2015. Den Hollander, V. & Van Hout, M. (ill.) (2013). Mee met de pakjesboot. Amsterdam: Ploegsma. Essed, P. (1991). Inzicht in alledaags racisme. Utrecht: Het Spectrum. Essed, P. & Trienekens, S. (2008). ―Who wants to feel white?‖ Race, Dutch culture and contested identities. Ethnic and Racial Studies, 31(1), 52-72. Gario, Q. (2012). Mijn kunstproject is geslaagd omdat het zichzelf overbodig heeft gemaakt. Zwarte Piet is racisme, van http://zwartepietisracisme.tumblr.com, geraadpleegd op 1 mei 2015. 48
Ghesquière, R. (1989). Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas: de kracht van een verhaal. Leuven: Davidsfonds. Ghesquière, R. (2009). Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven: Acco. Gopalakrishnan, A. (2011). Multicultural children's literature a critical issues approach. Thousand Oaks, Californië: Sage. Griffin, G. & Braidotti, R. (2002). Whiteness and European Situatedness. In G. Griffin & R. Braidotti (Red.), Thinking Differently, A reader in European Women’s Studies. London: Zed Books, 221-236. Hamilton, M. C., Anderson, D., Broaddus, M., & Young, K. (2007). Gender stereotyping and underrepresentation of female characters in 200 popular children's picture books: A twentyfirst century update. Sex Roles, 55, 757-76. Hall. S. (2013a). The Work of Representation. In, S. Hall, J. Evans & S. Nixon (Red.), Representation. Second edition. Los Angeles: SAGE, 13-74. Hall. S. (2013b). The Spectacle of the ―Other‖. In, S. Hall, J. Evans & S. Nixon (Red.), Representation. Second edition. Los Angeles: SAGE, 223-290. Harris, V.J. (2013). The Complexity of Debates about Multicultural Literature and Cultural Authenticity. In D.L. Fox & K.G. Short, Stories Matter. The Complexity of Cultural Authenticity in Children’s Literature. Illinois: NCTE, 116-134. Helsloot, J. (2008). De ambivalente boodschap van de eerste ―Zwarte Piet‖ (1850). In J. Helsloot & E. Doelman (Red.), De kleine Olympus, over enkele figuren uit de alledaagse mythologie. Amsterdam: Aksant, 93-109. Helsloot, J. (2009). Is Zwarte Piet uit te leggen? In Koops, W., Pieper, M. & Boer, E. (Red.), Sinterklaas verklaard. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 76-85. Hill, T.J. (1998). Multicultural Children's Books: An American Fairy Tale. Publishers Research Quarterly, 14(1), 36-45. Hondius, D. (2014). Black Dutch Voices: Reports from a Country that Leaves Racism Unchallenged. In P. Essed & I. Hoving (Red.), Dutch Racism. Amsterdam & New York: Rodopi, 273–295. Johnson, M.S. (2013). Strength and Respectability: Black Women‖s Negotiation of Racialized Gender Ideals and the Role of Daughter–Father Relationships. Gender & society, 27(6), 889-912. Joosen, V. (2008). Uitgelezen jeugdliteratuur een ontmoeting met traditie en vernieuwing. LannooCampus: Leuven. Kohl, H.R. (1995). Should we burn Babar? Essays on children’s literature and the power of stories. New York: New Press. Kozijn, G. (2014). Zwarte Piet, verkennend onderzoek naar een toekomstbestendig sinterklaasfeest. Beilen: Pharos. Kuyper, S. (s.d.). Sjoerd Kuyper over het nieuwe Sinterklaasfeest. Hoogland & Van Klaveren, van http://www.hooglandvanklaveren.nl/boek/de-vrienden-van-sinterklaas, geraadpleegd op 14/04/2015. Kuyper, S. (2009). Over het nieuwe uitgeven en mijn oude schrijversneus. Annie M.G. Schmidtprijs [lezing], Leiden. Kuyper, S. & Van Straaten, H. (ill.) (2014). De vrienden van Sinterklaas. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren. Langarika, K.G. (2013). Lola’s Sint. Amsterdam: Iuna Productions. Langarika, K.G. (2014). Leesgids voor Lola’s Sint. Gedownload van http://lolassint.nl/gratis/ op 11 februari 2015. Leesplein (s.d.). Mies van Hout. Leesplein, van http://www.leesplein.be/LL_plein.php?hm=2&sm =1&id=603, geraadpleegd op 7 mei 2015. Leesplein (2014, 13 mei). Sjoerd Kuyper Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Leesplein, van http://www.leesplein.nl/LL_plein.php?hm=1&sm=1&id=11119, geraadpleegd op 10 mei 2015. 49
Lemniscaat (s.d.). Susanna Wiersma. Lemniscaat, van http://www.lemniscaat.nl/Jeugd/ Prentenboeken/auteurs/Susanna%20Wiersma, geraadpleegd op 8 april 2015. Magoon, K. (2014, 6 april). VIDA Count: Children‖s Literature. Young Adult and Children‖s Literature: Do Women Truly Dominate? VIDA, van http://www.vidaweb.org/vidacount-childrens-literature/, geraadpleegd op 27 maart 2015. McIntosh, P. (2003). White Privilege and Male Privilege. A personal Account of Coming to See Correspondences through Work in Women‖s Studies. In E. Disch (Red.), Reconstructing Gender. Boston: McGraw Hill, 70-80. Netten, A. (2014). Reading literacy achievement in the primary grades: The role of sociocultural and linguistic diversity. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Nikolajeva, M. (2005). Aesthetic Approaches to Children's Literature. An Introduction. Lanham: Scarecrow Press. Nimako, K., Abdou, A. & Willemsen, G. (2014). Chattel Slavery and Racism: A Reflection on the Dutch Experience. In P. Essed & I. Hoving (Red.), Dutch Racism. Amsterdam & New York: Rodopi, 33-51. Pronk, I. (2014, 11 november). Sjoerd Kuyper furieus over Sinterklaasjournaal. Trouw, van http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3788148/2014/11/11/Sjoe rd-Kuyper-furieus-over-Sinterklaasjournaal.dhtml, geraadpleegd op 10 mei 2015. Reijner, T. (2013, 23 oktober). Demonstratie voor behoud van Zwarte Piet, tegen Verenigde Naties. Elsevier, van http:// elsevier.nl/Nederland/nieuws/2013/10/Demonstratie -voor-behoud-van-Zwarte-Piet-tegen-Verenigde-Naties-1395630W/, geraadpleegd op 1 mei 2015. Rich, A. (2003). Notes Towards a Politics of Location. In R. Lewis & S. Mills (Red.), Feminist Postcolonial Theory. A Reader. New York: Routledge, 29-42. Ros, B. & De Jonckheere, S. (2014). Een geval apart. Meisjes- en jongensboeken. In R. Ghesquière, V. Joosen & H. van Lierop-Debrauwer, Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Amsterdam & Antwerpen: Atlas Contact, 248-279. Sanders, S. (2013, 22 november). Die Surinaamse tongval van Zwarte Piet is het probleem. NRC Reader, van http://www.nrcreader.nl/artikel/2726/die-surinaamse-tongval-vanzwarte-piet-is-het-probleem, geraadpleegd op 15/12/2014. Schiebinger, L. (2001). Has Feminism Changed Science?. Cambridge: Harvard University Press. Sedaris, D. (2004). Six to Eight Black Men. In D. Sedaris, Dress Your Family In Corduroy and Denim. Londen: Little, Brown and Company, 157-164. Sims Bishop, R. (2003). Reframing the Debate about Cultural Authenticity. In D.L. Fox & K.G. Short, Stories Matter. The Complexity of Cultural Authenticity in Children’s Literature. Illinois: NCTE, 25-37. Smith, J.L. (2014). The Dutch Carnivalesque: Blackface, Play, and Zwarte Piet. In P. Essed & I. Hoving (Red.), Dutch Racism. Amsterdam & New York: Rodopi, 219-237. Takken, W. (2014, 6 december). Zo moest een kinderprogramma een volwassenenprobleem oplossen. NRC, van http://www.nrc.nl/next/van/2014/december/06/zo-moest-eenkinderprogramma-een-volwassenenproble-1444079, geraadpleegd op 9 mei 2015. Tempelman, O. (2014, 15 november). Iedereen wil op de foto met de stroopwafel-Piet. Volkskrant, van http://volkskrant.nl/binnenland/iedereen-wil-op-de-foto-met-de-stroopwafelpiet~a3791203/, geraadpleegd op 28 april 2015. T‖Sjoen, Y. (2013). About the (Non-)Existence of “Migrant Literature” in the Netherlands: or, Why Mustafa Stitou Is a Dutch Author. In W. Behschnitt, S. De Mul & L. Minnaard (Red.), Literature, Language, and Multiculturalism in Scandinavia and the Low Countries. Amsterdam: Rodopi, 263-282. Van der Pijl, Y. & Goulordava, K. (2014). Black Pete, ―Smug Ignorance‖, and the Value of the Black Body in Postcolonial Netherlands. New West Indian Guide, 88, 262–291. Van Ginkel, R. (1999). Op zoek naar eigenheid. Denkbeelden en discussies over cultuur en identiteit in Nederland. Den Haag: Sdu.
50
Van Lenteren, P. (2014, 4 september). Jongens, hoe krijgen we jullie aan het lezen? Lezen, van http://www.lezen.nl/jongens-hoe-krijgen-we-jullie-aan-het-lezen, geraadpleegd op 24 maart 2015. Vandenbossche, G. (2015, 13 maart). Ontwikkelingen in de uitgeverswereld. Boek.be Leerstoel [lezing], Universiteit Antwerpen, Antwerpen. Vanheste, B. (1981). Literatuursociologie: theorie en methode. Assen: Van Gorcum. Vanlommel, S. (2014, 12 november). Waarom Vlaanderen zich niet aan Zwarte Piet-discussie waagt: "Wij hebben geen principes". De Morgen, 3. Vegers, J. (2011, 5 december). No gender, no power. Zwarte piet en zijn tragisch gebrek aan mannelijkheid. Lover, van http://www.tijdschriftlover.nl/politiek_en_maatschappij/ no_gender_no_power, geraadpleegd op 19 mei 2015. Verberk, G., Scheepers, P. & Felling, A. (2002) Attitudes and behavioural intentions towards ethnic minorities: An empirical test of several theoretical explanations for the Dutch case. Journal of Ethnic and Migration Studies, 28(2), 197-219. Vos, L. (2015, 26 september). Uitgeverijen worstelen met Zwarte Piet in kinderboeken. Elsevier, van http://www.elsevier.nl/Cultuur--Televisie/achtergrond/2014/9/Uitgeverijenworstelen-met-Zwarte-Piet-in-kinderboeken-1608562W/, geraadpleegd op 10 februari 2015. Wekker, G.D. (2002). Nesten bouwen op een winderige plek. Denken over gender en etniciteit in Nederland. Tijdschrift voor Genderstudies, 5(3), 24-33. Wiersma, S. & Faas, L. (ill.) (2013). Sinterklaas slaat een jaartje over. Rotterdam: Lemniscaat. Willems, M. (2014, 12 november). Raad van State geeft Amsterdam gelijk in zaak Zwarte Piet. NRC, van http://www.nrc.nl/nieuws/2014/11/12/raad-van-state-vernietigt-uitspraakrechtbank-over-zwarte-piet/, geraadpleegd op 1 mei 2015. Windhorst, D. (2014, 12 november). 15 dingen om te onthouden in het Zwarte pietendebat. De Correspondent, van https://decorrespondent.nl/2045/15-dingen-om-te-onthouden-inhet-Zwarte-pietendebat/155751510860-7cbe4090, geraadpleegd op 13 november 2014. Zwetsloot, J. (2014, 13 augustus). Hoger beroep tegen Zwarte Piet-uitspraak: “Hij heeft niets met slavernij te maken”. De Volkskrant, van http://www.volkskrant.nl/binnenland/hogerberoep-tegen-zwarte-piet-uitspraak-hij-heeft-niets-met-slavernij-temaken~a3717437/, geraadpleegd op 13 november 2014.
51