PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PROTOCOL OPSTELLEN PROGRAMMA VAN EISEN Inleiding Het Programma van Eisen (PvE) is een van de hoekstenen van de Kwaliteitsnorm Nederlands Archeologie (KNA). In het PvE wordt vastgelegd waaraan een inventariserend veldonderzoek (IVO) of opgraving moet voldoen. Het opstellen van eisen waaraan een PvE moet voldoen heeft als doel de kwaliteit van de inhoudelijk vraagstelling te borgen. Een PvE kan daarnaast eisen stellen aan de onderzoeksmethode die het meest geschikt is om deze vraagstelling te beantwoorden. Daarmee speelt het PvE een belangrijke rol in het archeologische werkproces om te komen tot een hoogwaardige vormgeving van de archeologische kennisvorming en de archeologische monumentenzorg. Het Programma van Eisen is het instrument dat de voorwaarden en eisen inhoudt ten aanzien van uit te voeren archeologisch onderzoek. In het PvE kan de bevoegde overheid eisen stellen. Het PvE bestaat uit zowel de wetenschappelijke eisen als eisen aan toestemming, vergunning, informatie en wijzigingen. Het PvE wordt opgesteld conform het als leidraad beschikbaar gestelde PvE voor Inventariserend Veldonderzoek-Proefsleuven en Opgraven1. Het opstellen van een PvE volgens deze leidraad garandeert volledigheid van het document. Dit model dient ook gehanteerd te worden door de bevoegde overheid die zelfstandig, door een eigen senior KNA-archeoloog, een PvE opstelt. Naast de minimum eisen conform de KNA, kunnen in het PvE ook aanvullende, specifieke eisen gesteld worden. Het PvE borgt daarnaast de inzet van specialistisch onderzoek. Op basis van het PvE wordt een Plan van Aanpak opgesteld. Hierin worden, naast de eisen en voorwaarden uit het PvE, de eisen en voorwaarden van de opdrachtgever opgenomen. Ter verkrijging van goedkeuring wordt een PvE ter toetsing voorgelegd, primair aan een bevoegde overheid. Een PvA vereist de goedkeuring van de opdrachtgever. Na goedkeuring dient het PvE tevens als handvat om de opdracht uit te zetten.Het PvE wordt voor derden ontsloten door levering van het PvE aan het e-Depot. Samenvattend: het PvE formuleert de inhoudelijke vraagstelling (WAT er moet worden onderzocht). Het geeft daarnaast aanwijzingen voor praktische uitvoering (HOE het moet worden onderzocht) of stelt aanvullende eisen aan degenen die het onderzoek uitvoeren Wat is een Programma van Eisen? Een PvE bevat publiekrechtelijke aanwijzingen en is voorgeschreven in de vergunningvoorschriften. In de opgravingsvergunning (ex art. 39 Monumentenwet 1988) wordt gesteld dat een PvE een voorwaarde is om een opgraving te mogen verrichten. Hieronder valt ook een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (inventariserend veldonderzoek-Proefsleuven). De opdrachtgever van het archeologisch onderzoek is verantwoordelijk. Onderzoeksopdrachten worden op basis van het PvE aanbesteed. Als definitie van een PvE geldt aldus: Het PvE geeft de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats en formuleert de daaruit af te leiden eisen met betrekking tot het uit te voeren werk. Geldigheid Een PvE is aan veroudering onderhevig. Een goedgekeurd PvE kan na een jaar door de betreffende bevoegde overheid ingetrokken worden, op basis van voortschrijdend inzicht.
1
Zie website SIKB voor deze leidraad (www.sikb.nl).
PAGINA 1 VAN 12
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
Proces Er zijn twee soorten PvE’s, één voor IVO-Proefsleuven en één voor Opgraven. De in dit protocol opgenomen processtappen sluiten aan op dit model. Wanneer sprake is van een Archeologische Begeleiding, moet aan de hand van het doel ervan een keuze gemaakt worden tussen het PvE voor IVO-Proefsleuven en het PvE voor Opgraven. De eventuele beperkingen aan het proces moeten vervolgens in het betreffende PvE worden aangegeven en gemotiveerd. Het proces Programma van Eisen voor zowel IVO-Proefsleuven als Opgraven bestaat uit één proces met zeven processtappen. Bij de eerste stap wordt gecontroleerd wat het archeologisch beleid is van de betreffende overheid en van welke besluitvorming sprake is. Vervolgens wordt in een tweede stap geïnventariseerd welke basisinformatie uit voorafgaand onderzoek voorliggen, zoals de resultaten van een bureauonderzoek of een IVO-Overig. Bij de derde stap wordt de inhoudelijke vraagstelling geformuleerd en worden methoden en technieken voor het onderzoek gemotiveerd. De vierde stap in het proces betreft het bepalen van randvoorwaarden en eventuele eisen van de bevoegde overheid. Vervolgens wordt in de vijfde stap vastgelegd hoe moet worden omgegaan met wijzigingen tijdens de uitvoering van het onderzoek t.o.v. het vastgestelde PvE. In de zesde stap wordt de tekst geschreven en worden de relevante bijlagen en tekeningen toegevoegd. Tenslotte wordt in de zevende en laatste stap het PvE ter toetsing aan de bevoegde overheid voorgelegd en wordt het PvE in het e-Depot geplaatst.
PAGINA 2 VAN 12
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
Protocol Programma van Eisen Actoren 1. Senior KNA-archeoloog
PAGINA 3 VAN 12
KNA VERSIE
3.1
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
Deelproces 1: Opstellen PvE no
activiteit
1.1
Toepassen overheidsbeleid Kennisnemen van voorliggende gegevens
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
OK
1.7
2
procedure/beschrijving
actor
spec
Controleren wat het beleid van de overheid is en van welke besluitvorming sprake is. Inventariseren basisinformatie uit PS01 voorafgaand onderzoek (bureauonderzoek – IVO-Overig methoden – IVOproefsleuven) Formuleren Formuleren van de inhoudelijke Senior PS02 inhoudelijke vraagstelling (WAT moet gebeuren). Het KNALeidraden vraagstelling toetsen van een gespecificeerde archeoloog Motiveren archeologische verwachting methoden en (bureauonderzoek). Motiveren van de te technieken hanteren onderzoeksmethodiek en het gebruik van leidraden. Bepalen Het formuleren van extra eisen en PS03 randvoorwaarden voorwaarden van de bevoegde overheid die en/of de eisen van de KNA te boven gaan. aanvullende Hieronder vallen onder andere de eisen van eisen het betreffende depot aan aanlevering van documentatie en vondstmateriaal. Bepalen Vastleggen hoe moet worden omgegaan PS04 voorschriften bij met wijzigingen tijdens de uitvoering t.o.v. BRL §2.5 wijziging t.o.v. het vastgestelde PvE PvE Schrijven Schrijven van de tekst inclusief de Leidraad document relevante bijlagen en tekeningen. Hier PvE wordt de leidraad PvE van de SIKB2 gevolgd. CONTROLE Lid 1.1 tm 1.6 worden gecontroleerd door een Senior KNAarcheoloog. Dit is een interne autorisatie. Bij goedkeuring zet hij/zij een handtekening/paraaf op het PvE. VERBETEREN PvE ter toetsing Het opgestelde PvE wordt ter goedkeuring voorleggen voorgelegd aan de bevoegde overheid en geplaatst in het e-Depot. STOP Einde proces
Zie de website SIKB: www.sikb.nl
PAGINA 4 VAN 12
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
SPECIFICATIES PROGRAMMA VAN EISEN spec PS01 PS02 PS03 PS04 PS05 PS06
omschrijving Kennisnemen van voorliggende gegevens Formuleren inhoudelijke vraagstelling. Motiveren technieken Bepalen randvoorwaarden en aanvullende eisen Bepalen voorschriften bij wijziging t.o.v. PvE Opstellen PvE Opstellen PvE voor binnenstedelijk onderzoek (wordt ingevuld in KNA 3.2).
PAGINA 5 VAN 12
methoden
en
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PS01 Kennisnemen van voorliggende gegevens Toelichting Er wordt geïnventariseerd welke voorliggende gegevens er aanwezig zijn. Is er een bureauonderzoek en of inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (proefsleuven/overige methoden)? Dan heeft het voortraject geresulteerd in een verwachtingsmodel dan wel een rapport waarin de resultaten van het IVO zijn beschreven. Daarnaast zullen administratieve gegevens aanwezig zijn. Daarbij dient het doel van het onderzoek vermeld te worden. Ook de reden voor het onderzoek kan worden beschreven door middel van het vaststellen van de beoogde ingreep (aard en omvang), de planologische achtergrond, de verwachte mate van verstoring en de eventuele mogelijkheid of onmogelijkheid voor behoud in situ van (gedeeltes van) het onderzoeksgebied. Bij het raadplegen van de bronnen moet er op gelet worden dat ook fysisch-geografische en historisch-geografische aspecten, alsmede resultaten van ander specialistisch onderzoek in het voorafgaande bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek zijn meegenomen. Bij de archeologische verwachtingen moet worden aangegeven, naast periode, complextype en archeologische indicatoren, waarop de archeologische verwachting gebaseerd is. Ook de diepteligging van de (verschillende) vondstlagen moet worden aangegeven, indien beschikbaar. Verder kan er gezocht worden naar literatuur aangaande het onderzoeksgebied. Indien er sprake is van een opgraving zal de periode en het complextype bekend zijn. Kwaliteitseisen onderwerp Gegevens die worden verzameld (indien van toepassing):
PAGINA 6 VAN 12
kwaliteitseis(en) - Administratieve gegevens onderzoeksgebied; - Kaartje met de begrenzing van het plangebied; - Verwachtingsmodel bureauonderzoek; - Beoogde ingreep (aard en omvang) - Resultaten verkennend inventariserend veldonderzoek; - Resultaten inventariserend veldonderzoek - proefsleuven; - Literatuur aangaande het onderzoeksgebied; - De periode (bij Opgraven); - Het complextype (bij Opgraven). - Het selectiebesluit (bij opgraven)
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PS02 Formuleren inhoudelijke vraagstelling; motiveren methoden en technieken Toelichting Om te kunnen komen tot de juiste vraagstelling en praktische uitwerking is het aan te raden in een vroegtijdig stadium de NOAA alsmede eventueel aanwezige provinciale of gemeentelijke onderzoeksagenda’s en specialisten te raadplegen. Indien relevant stellen specialisten vraagstellingen op en formuleren de praktische uitwerking voor hun vakgebieden. Deze worden opgenomen in het PvE. Met deze input wordt de inhoudelijke vraagstelling (WAT moet worden onderzocht) geformuleerd. Daarnaast kunnen specifieke vragen worden gesteld waarop via het onderzoek antwoord moet worden gegeven. De onderzoeksvragen moeten passen bij de fase in het proces van Archeologische Monumentenzorg en in overeenstemming zijn met het onderzoekspotentieel en de omvang van het onderzoeksgebied. Onderzoeksvragen kunnen beter niet zodanig geformuleerd zijn dat ze met een eenvoudig ja of nee beantwoord kunnen worden. De antwoorden op onderzoeksvragen dienen altijd onderbouwd te zijn. Vraagstelling IVO-Proefsleuven De vraagstelling van het IVO-Proefsleuven betreft altijd het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting. Omdat in het onderzoeksgebied verschillende vondstcomplexen en/of vindplaatsen aanwezig kunnen zijn, kan hier aangegeven worden of het veldonderzoek zich richt op het opsporen van alles, of dat een selectie gemaakt wordt. Daarnaast dienen vragen te worden opgenomen die het mogelijk maken de vindplaats te waarderen conform de KNA bijlage Waarderen van vindplaatsen en de leidraad Standaard Archeologische Monitoring (voor het bepalen van de fysieke kwaliteit). Vraagstelling Opgraven De vraagstelling voor een opgraving betreft de vragen waarop het onderzoek antwoord kan geven. De relatie met NOAA of regionale onderzoeksagenda’s moet worden aangegeven of de mogelijke synergie met een ander onderzoek. De vraagstelling richt zich eveneens op de volgende aspecten: bodemkunde, fysische geografie, archeozoölogie, paleobotanie, fysische antropologie of het 14C- en dendrodateringsonderzoek. De gekozen onderzoeksmethode en technieken om tot beantwoording van de vraagstelling te komen, dienen gemotiveerd te worden. Er ligt namelijk een fundamentele selectie besloten in de genoemde keuze en de goedkeuring daarvan door de bevoegde overheid. Daarbij zullen de resultaten van eventueel vooronderzoek op een expliciete en logische wijze gebruikt worden en dient de onderzoeksmethode afdoende beschreven te zijn. Vraagstelling Specialistisch Onderzoek Er worden aanwijzingen gegeven betreffende kwantiteit en kwaliteit van specialistisch onderzoek in het veld om de kwaliteit van dit onderzoek gedurende de uitwerkings- en rapportagefase te optimaliseren (SP02). Methoden & Technieken Bij het schrijven van een PvE voor onderzoek van vindplaatsen uit de late prehistorie of (proto-) historische periode valt het aan te bevelen het gebruik van de metaaldetector voor te schrijven.
PAGINA 7 VAN 12
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
Voor het PvA van IVO-Overig Methoden kan het type boor (edelman, guts, megaboor, zuigboor, etc.) aangegeven worden alsmede de diameter ervan. Ook de diepte van de boringen alsmede het grid en het daaruit volgende aantal boringen is een eis die voorgeschreven kan worden. Beschikbare leidraden daarbij zijn Inventariserend Veldonderzoek deel Karterend booronderzoek en ASB (Archeologische Standaard Boorbeschrijving). Hierdoor wordt in het PvA aandacht gegeven aan de mate van betrouwbaarheid waar het onderzoek aan moet voldoen. Indien er gebruik gemaakt wordt van andere methodes zoals kartering, geofysische methoden, remote sensing, etc. zal ook dat gemotiveerd worden. Voor de verzamelwijze van archeologische indicatoren wordt aangegeven of dit met de hand of de schop gebeurt of met de zeef, waarbij voor de laatste methode wordt aangegeven of er nat of droog gezeefd dient te worden en welke maaswijdte de zeef dient te hebben. Indien het deel uitmaakt van het onderzoek wordt een bemonsteringsstrategie voorgeschreven voor botanische, archeozoölogische, micromorfologische, daterings of chemische monsters. Overige bepalingen Bij een IVO-Proefsleuven wordt aangegeven hoeveel procent van het oppervlak, dat onderzocht moet worden, nodig is voor proefsleuven om tot een gefundeerde uitspraak te komen. Aan te bevelen is het proefsleufonderzoek bij verwacht nederzettingsonderzoek 5% van het te onderzoeken oppervlak te laten bedragen, bij een te verwachten grafveld niet meer dan 10% (zie het verwachtingsmodel van het bureauonderzoek). Daarnaast zal bepaald worden het aantal en de afmetingen van de onderzoeksputten evenals het te verwachten aantal vlakken (aandacht voor de stratigrafie). Er wordt gemotiveerd aangegeven waar de onderzoekssleuven dienen te worden aangelegd in verband met de archeologische verwachting dan wel de landschappelijke context en welke profielen worden bestudeerd. Ook de verzamelwijze van het vondstmateriaal, zowel archeologisch als paleo-ecologisch, en het monsterprogramma kan worden beschreven. Vooral het aangeven van de hoeveelheid en de soort van de monsters is belangrijk. De omvang van het veldonderzoek wordt bepaald, dat wil zeggen: alle vondstcomplexen en/of vindplaatsen of een selectie daarvan. Kwaliteitseisen onderwerp Raadplegen bronnen / partijen Onderzoeksvragen bevatten tenminste:
Aanvullende aspecten vraagstelling uit:
PAGINA 8 VAN 12
kwaliteitseis(en) - NOAA - Regionale onderzoeksagenda - specialisten - de aard - de datering - de omvang - de kwaliteit - de locatie (horizontaal en verticaal) van de archeologische resten - de bodemkundige gaafheid - de bodemopbouw en de bodemgeografie - een kartering van het paleo-landschap - de inpassing van het onderzoek in een groter onderzoekskader (NOAA) - bodemkunde - fysische geografie - archeozoölogie - paleobotanie - fysische antropologie - dateringsonderzoek - aardewerkonderzoek, metaal, natuur- en vuursteen, glas, leer (opsomming is niet limitatief)
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
Onderzoeksvragen PvE Opgraven: Bouwstenen Methoden technieken Beperkingen
PAGINA 9 VAN 12
KNA VERSIE
3.1
- de mogelijke synergie met een ander onderzoek.
&
- motivatie van de in het veld vast te leggen bouwstenen (zie hoofdstuk bouwstenen) - motivatie van de tijdens het onderzoek toe te passen methoden en technieken - indien sprake is van beperkingen aan het onderzoek, moeten deze worden aangeduid en gemotiveerd.
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PS03 Bepalen randvoorwaarden en aanvullende eisen Toelichting In het PvE kunnen bepalingen ten aanzien van kwaliteitsbewaking (personeel, kwaliteit, inzet amateur-archeologen) worden opgenomen, zie tevens de beoordelingsrichtlijn paragraaf 3. Ook de omvang van het opgravingsteam en de bemensing ervan kan hier worden gegeven alsmede welke specialismen en specialisten kunnen bijdragen tot het beoogde resultaat. Vastgelegd kan verder worden van welke beperkingen er sprake is en hoe deze verantwoord kunnen worden. Bepaald kan worden wie toezicht houdt op de werkzaamheden en wie daarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast kan de procedure beschreven worden voor het werkoverleg, de evaluatiemomenten en de procedure voor onvoorziene zaken. Kwaliteitseisen onderwerp Eisen depot
PAGINA 10 VAN 12
kwaliteitseis(en) - In het PvE moeten altijd de vigerende deponeringseisen worden opgenomen. Het betreft de eisen inzake documentatie en vondstmateriaal van het depot waaraan zal worden geleverd.
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PS04 Bepalen voorschriften bij wijziging ten opzichte van PvE Toelichting Er wordt vastgelegd hoe moet worden omgegaan met wijzigingen tijdens de uitvoering t.o.v. het vastgestelde PvE. Zie tevens voor omgaan met wijzigingen de beoordelingsrichtlijn paragraaf 2.5. Kwaliteitseisen Minimaal zal vastgelegd worden hoe omgegaan moet worden met wijzigingen tijdens de uitvoering t.o.v. het vastgestelde PvE. Alle wijzigingen worden aantoonbaar geregistreerd. Indien het gaat om belangrijke wijzigingen (zie lijst hieronder), zullen deze te allen tijde aantoonbaar voorgelegd worden aan de opdrachtgever en de bevoegde overheid. Belangrijke wijzigingen zijn: ▪ Afwijkingen van de archeologische verwachting ▪ Wijzigingen van de gehanteerde onderzoeksmethode ▪ Wijzigingen van de fysieke en/of technische omstandigheden. ▪ Vastleggen overleg- en evaluatiemomenten
PAGINA 11 VAN 12
PROTOCOL OPSTELLEN PVE
KNA VERSIE
3.1
PS05 Schrijven PvE Toelichting Het schrijven van het PvE, inclusief de relevante bijlagen en tekeningen wordt uitgevoerd volgens de specificaties (PS01-PS04). Als aanbevolen kaartmateriaal kunnen worden genoemd: topografische kaartuitsnede met locatie van het onderzoeksgebied, een uitsnede uit de bodem- en geomorfologische kaart, een uitsnede uit de IKAW, een puttenkaart, alle sporenkaart van het inventariserend onderzoek-Proefsleuven (opgraven). Er wordt aanbevolen gebruik te maken van de gestandaardiseerde leidraden. Kwaliteitseisen onderwerp Bijlagen
PAGINA 12 VAN 12
kwaliteitseis(en) te denken valt aan: - topografische kaartuitsnede met locatie van het onderzoeksgebied, - uitsnede uit de bodem- en geomorfologische kaart, - uitsnede uit de IKAW, - boorpuntenkaart van het voorgaande IVO (bij IVO-Proefsleuven), - puttenkaart (voor IVO-Proefsleuven en Opgraven), - alle sporenkaart van het IVO-Proefsleuven (voor Opgraven). - Kaart begrenzing plangebied/onderzoeksgebied