Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwe Geschiedenis Academiejaar 2008-2009
Prosopografische analyse van directeuren-commissarissen en hoofdparticipanten van de Middelburgse Commercie Compagnie, 1720-1755
Masterproef voorgelegd tot het bekomen van de graad van Master in de Geschiedenis door Harold van Damme.
Promotor: Prof. Dr. M. Limberger Commissarissen: Prof. Dr. J. S. Lecocq Drs. A. Meijer
Woord vooraf Reeds vele jaren geleden nam ik me voor geschiedenis te gaan studeren zo gauw zich de gelegenheid zou voordoen, maar het dagelijks werk en het gezin maakten dit vooralsnog onmogelijk. Pas in 1998 zette ik de eerste stap door me in te schrijven voor enkele vakken in Aparte Opleidingsonderdelen. Tot 2006 volgde ik zo jaarlijks enkele vakken uit de opleiding geschiedenis. De voldoening die de studie me verschafte zette me ertoe aan om in dat jaar voltijds aan de opleiding te beginnen. Dit heeft geresulteerd in de voorliggende masterscriptie die zijn oorsprong vond in de inspirerende lessen van prof. dr. em. J. Everaert en dr. J. Parmentier. De meeste dank gaat uit naar mijn promotor, prof. dr. M. Limberger, voor de deskundige en immer vriendelijke begeleiding. Altijd maakte hij tijd vrij om mijn vragen te beantwoorden en me nieuwe wegen te wijzen. Deze personen hebben me samen met de andere hoogleraren en de wetenschappelijke staf van de Universiteit Gent, speciaal de faculteit Letteren en Wijsbegeerte, gestimuleerd tot het volbrengen van deze studie. Ook het personeel van het Rijksarchief in Zeeland ben ik dank verschuldigd voor de geboden faciliteiten in het raadplegen van archieven en collecties. Met name drs. Albert Meijer dank ik voor zijn waardevolle adviezen en opbouwend- kritische begeleiding. In het Zeeuws Archief heb ik ook kennis gemaakt met dr. V. Enthoven die me de weg wees naar de activiteiten van de West-Indische Compagnie en haar relaties met de Zeeuwse maritieme wereld. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan de studenten met wie ik college heb gelopen. Ik bewaar goede herinneringen aan hen en aan de hartelijke vanzelfsprekendheid waarmee ze mij, toch ruim 40 jaar ouder, altijd in hun midden hebben opgenomen. Tot slot wil ik speciaal mijn beide dochters, Desirée en Michèle bedanken. Zij hebben me bij het tot stand komen van dit werkstuk steeds met raad en daad bijgestaan. Vaak hebben ze me uit de nood geholpen bij de verwerking van mijn onderzoeksresultaten. Zonder hun deskundige hulp was deze scriptie niet tot een goed einde gekomen. Tot slot een bijzonder woord van dank aan Jeannine, mijn echtgenote, voor de onafgebroken steun die ze me gaf en voor de vele uren gezinsleven die ze opofferde voor mijn studie.
2
Prosopografische studie directeuren – commissarissen en hoofdparticipanten Middelburgse Commercie Compagnie 1720 – 1755 Inleiding
5
Hoofdstuk 1. Economisch-politieke toestand in de Republiek: zeventiende – begin achttiende eeuw 9 1.1 Van regionale naar mondiale economie 9 1.1.1. Landbouw 10 1.1.2. Visserij 111 1.1.3. Ambachten en nijverheid. 12 1.2. De achttiende eeuw: een gezapige periode? 12 1.3. Bestuur in de Republiek. 14 1.4 De Republiek in Europa: politieke situatie rond 1800 15 1.5. Politiek en economie in Zeeland: zeventiende – begin achttiende eeuw 18 1.5.1. De Middelburgse Commercie Compagnie 19 Hoofdstuk 2. De Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) 2.1. Oprichting, intekening en aandelenkapitaal 2.2 Organisatie 2.3 De inschrijvers 2.4. Reglement 2.5. Bestuur en dagelijkse leiding van de MCC
21 21 22 23 23 25
Hoofdstuk 3: Handelsactiviteiten van de Middelburgse Commercie Compagnie 3.1. Goederenhandel 3.1.1. Europese vaart 3.1.2. Transatlantische vaart 3.2 Slavenhandel 3.2.1. De Hollands- Zeeuwse slavenhandel in Europees perspectief 3.2.2. De ethische houding in de Republiek ten opzichte van slavenhandel 3.3 Walactiviteiten
27 27 28 28 30 31 32 32
Hoofdstuk 4. Financiële netwerken tussen MCC – VOC – WIC 4.1 Zeeuwse kapers en de grote compagnieën 4.2 De positie van de VOC in Zeeland 4.3 De WIC en de Zeeuwse samenleving 4.3.1. De strijd tegen lorrendraaiers 4.3.2. Kolonisatie en patroonschappen
34 34 38 39 41 42
Hoofdstuk 5. Commerciële en bestuurlijke elite in Middelburg, 1720-1755 5.1 Stadsbestuur: samenstelling en rivaliteit 5.2 Contracten van Correspondentie 5.3 Maatschappelijke rangorde binnen het bestuur
44 44 46 66
3
Hoofdstuk 6. Het nut van familiale banden en huwelijksallianties voor ondernemers en bestuurders in de Vroeg Moderne Tijd, casus Middelburg 1700- 1750
71
Samenvatting en eindbeschouwingen
78
Overzicht van tabellen
82
Verantwoording van illustraties
83
Verklarende woordenlijst
84
Bibliografie I. BRONNEN II. LITERATUUR
86 86 87
Bijlage A. DIRECTEUREN B. COMMISSARISSEN C. HOOFDPARTICIPANTEN IN 1723
92 94 110 128
Afkortingen: algemeen, voor archivaria en archieven
161
4
Inleiding Een studie over de Middelburgse Commercie Compagnie wekt de verwachting van een studie over de slavenhandel, aangezien dit de meest in het oog springende activiteit was van de MCC. De meeste studies richtten zich in het verleden dan ook op dit aspect van haar handelsactiviteiten. Reeds in 1950 zag de historicus Unger de slavenhandel als het hoogtepunt van de compagnie.1 De laatste decennia van de 20e eeuw stond slavenhandel in het centrum van de belangstelling en vele studies werden aan dit onderwerp gewijd.2 Ook in het recente verleden werden vanuit de Universiteit Gent enkele licentiaatsscripties geschreven over dit aspect van de MCC.3 Reinders Folmer-van Prooijen daarentegen verbreedde als eerste het onderzoeksveld en beschreef de organisatie en alle handelsactiviteiten van deze compagnie tot 1755, de eerste vijf en dertig jaar na de oprichting van de compagnie. Deze omvatten zowel goederenhandel als de eerste, experimentele, slavenreizen.4 Deze brede benadering deed de vraag rijzen naar de maatschappelijke positie van de Middelburgse Commercie Compagnie in de klein- stedelijke samenleving begin 18e eeuw. Deze vraag was mijns inziens nog niet exclusief bestudeerd, hoewel Van der Bijl veel onderzoek gedaan had naar de maatschappelijke status van stadsbestuurders en hun relaties met de VOC en WIC.5 Aan de hand van overzichten van het Familiegeld heeft hij het inkomen geschat van een aantal regenten uit Middelburg rond 1720. Ook heeft hij nagegaan welke belangen deze regenten en handelaren hadden in de VOC en WIC. Aangezien het uitgangspunt van Van der Bijl vooral gericht was op de politieke controverse binnen de stedelijke regentenklasse tot 1715, bleven de verbanden met de MCC enigszins vaag. In mijn onderzoek zal toch regelmatig naar deze studie gerefereerd worden want deze bevindingen dragen bij aan de beantwoording van de onderstaande onderzoeksvragen. 1. Welke positie had de MCC in de Middelburgse samenleving tussen 1720 en 1755? 2. Welke financiële netwerken bestonden er tussen de MCC enerzijds en de VOC en WIC anderzijds? 3. Welke positie bekleedden de bestuurders en hoofdparticipanten binnen de Middelburgse samenleving? 4. Welke relatie was er tussen de stedelijke overheid en de commerciële wereld binnen Middelburg? Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven was het nodig om van alle betrokkenen relevante gegevens op te sporen om die met elkaar in verband te kunnen brengen. De meest geschikte methode hiervoor leek me een prosopografisch onderzoek te starten. Prosopografie wordt door De Ridder-Symoens omschreven als een collectieve of groepsbiografie, met dien verstande dat bij een biografie ook aandacht besteed wordt aan motivatie voor het handelen en aan de mentaliteit van de beschreven personen.6 De methode raakte in de 19e eeuw al in gebruik bij historisch onderzoek en beleefde eind 20e eeuw een heropleving. Voor een goede prosopografie is de probleemstelling essentieel. Om gemeenschappelijke kenmerken te kunnen blootleggen is een adequate vragenlijst nodig waarmee gemeenschappelijke, relevante kenmerken van de te onderzoeken populatie mogelijk zichtbaar worden. Deze 1
UNGER, (W.S.): Slavenhandel I, 133-174 en Slavenhandel II, 3-148. Zie http://www.kb.nl/dossiers/slavernij/slavernij-lit3.html 3 BAYENS, (C.): De gouden driehoek? en BIRONT, (D.): Smertelijk om te sien. 4 REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel. 5 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, zie bijlagen. 6 RIDDER-SYMOENS, DE (H.): Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis: een onmogelijke mogelijkheid?, 97. 2
5
standaardvragen worden in de methodologische verantwoording van de prosopografische analyse (zie pagina 92) uiteengezet. Bij het selecteren van de populatie werden de volgende criteria gehanteerd: 1. Uitgangspunt was vermelding als directeur, commissaris of hoofdparticipant bij de MCC in de periode 1720 en 1755. Hiervoor heb ik me gebaseerd op de vermelding in bijlage I en II van Reinders Folmer-van Prooijen, en voor de hoofdparticipanten op de lijst van de eerste uitdeling van eind augustus 1723.7 Zoals in hoofdstuk 1 uiteen gezet wordt was deze lijst uitgezuiverd van zogenaamde “windinschrijvers”en gaf een betrouwbaarder beeld.8 2. Vervolgens werden de bijlagen in Idee en Interest vergeleken met de naamsvermeldingen in de hierboven genoemde bijlagen en de lijst van eerste uitdeling. Hiermee werd reeds een eerste rangorde zichtbaar in de maatschappelijke posities van de genoemde personen. 3. Vervolgens werd in de “Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland” gezocht naar functies van de betreffende regenten en kooplieden in de periode 1720 en 1755. Deze naamwijzers werden jaarlijks bijgewerkt en gepubliceerd en bevatten een overzicht van alle openbare functies en diensten binnen de stad Middelburg. Een andere bron met een enigszins gelijkende naam “Naamwijzer van Middelburg : de functionarissen van de Admiraliteit van Zeeland 1715-1794” leverde ook een aantal relevante gegevens op. 4. Om de relatie tussen stadsbestuur en commerciële wereld in beeld te brengen werd gebruik gemaakt van de familiearchieven Mathias-Pous-Tak van Poortvliet en van Radermacher, van de Naamlijst van de heren Bewindhebbers van de verenigde Oostindische Compagnie en van de Kohieren van het Amptgeld., allen aanwezig in het Rijksarchief Zeeland. Deze bronnen werden aangevuld met gegevens in F. Nagtglas Levensberichten van Zeeuwen, De la Rue Geletterd Zeeland en Staatkundig en Heldhaftig Zeeland. Ook de Bijlagen in Idee en Interest leverden een schat aan gegevens op. 5. De Kohieren van het Amptgeld leverden niet enkel persoonsgegevens op maar ook een rangorde binnen de regentenklasse van Middelburg. De heffingen waren gebonden aan de hoogte van de inkomsten verbonden aan de openbare ambten die bij benadering berekend konden worden. 6. De financiële netwerken tussen de MCC enerzijds en VOC/WIC anderzijds werden onderzocht door de bewindhebberslijsten van de VOC/WIC te vergelijken met de lijsten van directeuren, commissarissen en hoofdparticipanten van de MCC. In hoofdstuk 1 is een algemeen kader geschetst van de politieke en commerciële situatie in de Republiek eind 17e en begin 18e eeuw. Deze periode werd gekenmerkt door een algemene economische achteruitgang. In dit hoofdstuk worden de oorzaken van deze economische terugval beschreven, zowel de commerciële als de militaire. Beknopt wordt aangegeven hoe de ontwikkelingen in de landbouw evolueerden na de periode van bevolkingsexpansie in Europa tot 1650 en welke de economische gevolgen waren voor de graanhandel met het Oostzeegebied. De sector van de visserij kreeg ook rake klappen en verloor haar 7
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, Bijlage I en II. MCC 1581, Mcc 1711, Balans nr.1. 8 DE VRIES, (J.) : De economische achteruitgang, 13. GROENEVELD, (F.Ph.) : De economische crisis, 23-74.s 6
monopoliepositie. Hier lagen zowel natuurlijke als militaire oorzaken aan ten grondslag. Ten derde wordt kort ingegaan op de positie van de nijverheid. Enkel de exportnijverheid kon het economisch verval het hoofd bieden. De erg arbeidsintensieve textielnijverheid trok weg uit de kuststeden en zocht lage loongebieden elders in de Republiek op. De Vries en van der Woude stellen dat de financiële sector haar machtspositie binnen Europa door rationeel handelen behield.9 Ten onrechte zou de 18e eeuw in de historiografie aangeduid zijn als een gezapige periode. De positie van Zeeland en specifiek van Middelburg in dit algemene kader wordt geschetst in het licht van de handelspolitiek van Holland, met name Amsterdam. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de Middelburgse Commercie Compagnie. Er wordt vooral gerefereerd naar de studie van Reinders Folmer-van Prooijen.10 Hiermee wordt een beeld geschetst van haar oprichting, samenstelling, haar activiteiten en vaak weinig rooskleurige resultaten. Hoofdstuk 3 spitst zich toe op de relaties van de Zeeuwse kooplieden met de VOC en de WIC. Gezocht wordt naar de oorzaken van de grote invloed van de Kamers Zeeland in beide compagnieën vaak meer dan hun geldelijk aandeel rechtvaardigde. De oudere regenten- en koopliedenfamilies hadden vooral belangen bij de VOC, terwijl de opkomende regentenkoopliedengroep begin 18e eeuw zich meer richtte op de WIC. De WIC sloot meer aan bij de bestaande Zeeuwse handelsbelangen in de Atlantische ruimte. Vaak ook botsten Zeeuwse belangen met de belangen van de WIC en ijverden Zeeuwse kooplieden voor behoud van hun verworven handelsbelangen. De WIC voerde een ware strijd tegen Zeeuwse lorrendraaiers die ze uiteindelijk verloor. Door vergelijking van naamlijsten van bewindhebbers met de naamlijsten bestuurders van de MCC wordt getracht financiële relaties aan te tonen tussen deze drie compagnieën. Op dezelfde manier wordt ook verband gelegd tussen zittende regenten in Middelburg tussen 1720 en 1755 en de commerciële wereld. Nagegaan zal worden wat de gevolgen waren van de nauwe relatie bestuur-commercie. Hoofdstuk 4 geeft weer een beschrijvend verhaal van de diverse handelsactiviteiten van de MCC. In dit hoofdstuk wordt tevens geprobeerd een rationeel antwoord te vinden op de vraag naar de redenen om de MCC te continueren ondanks de erg magere resultaten Naast goederenhandel komt hier ook de slavenhandel aan bod. Het aandeel van de Hollandse en Zeeuwse slavenhandel wordt in Europees perspectief bekeken. Een aparte beschouwing wordt gewijd aan de ethische houding bij de tijdgenoten in de Republiek ten aanzien van slavernij en slavenhandel. In deel 2 wordt nader ingegaan op de concrete bestuurlijke verhoudingen binnen het stadsbestuur van Middelburg. Hoofdstuk 5 geeft een beeld van de rivaliteit tussen Staatsgezinden en Oranjegezinden, ofwel oude regentenfamilies en “homines novi” en hoe men in de contracten van correspondentie tot een modus vivendi kwam, waarbij elke factie beurtelings in aanmerking kwam om de lucratieve openbare functies te bezetten. De kohieren van het Ambtsgeld waren dusdanig gedetailleerd dat hieruit de inkomens, behorend bij deze erefuncties, te berekenen zijn alsook de cumulatie van functies af te lezen is en de rangorde binnen de regentenklasse zichtbaar wordt. Zowel kooplieden als regenten streefden ernaar om binnen “eigen kring” te huwen en zich door een goed huwelijk van een betere positie in de handel of het bestuur te verzekeren. Dat deze huwelijkspolitiek zeker ook in Middelburg gebruikt werd toonde Van der Bijl reeds 9
DE VRIES en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500-1815. REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): van Goederenhandel naar Slavenhandel.
10
7
aan.11 Van achttien regentenfamilies gaf hij een uitgewerkte genealogie waarin heel wat berekende huwelijken aangetoond werden. Deze genealogieën werden gebruikt om voor de casus Middelburg de huwelijkspolitiek van de vier en twintig ondertekenaars van het Contract van Harmonie uit 1715 zichtbaar te maken. In de prosopografische analyse in de Bijlage werden deze gegevens aangevuld met sporen uit andere bronnen teneinde een zo volledig mogelijk beeld te krijgen. Het onderzoek van alle genoemde bronnen leverde een populatie op van 140 personen op. Van sommige personen kon een redelijk volledig dossier samengesteld worden, terwijl van anderen slechts erg summiere gegevens gevonden werden. Vooral levensdata waren soms erg moeilijk en vaak slechts indirect en deels te achterhalen. Het bombardement van Middelburg op 17 mei 1940 heeft helaas veel waardevolle archiefstukken vernietigd. Toch zijn alle dossiers gehandhaafd in de onderzoekspopulatie omwille van de volledigheid en om de mogelijkheid open te houden dat deze geïsoleerde gegevens in combinatie met andere verspreide en fragmentarische gegevens in eventuele vervolgstudies tot nieuwe inzichten kunnen leiden.12 Alle bronnen zijn afkomstig uit het Rijksarchief Zeeland (RAZ), mits uitdrukkelijk anders vermeld werd. Met name het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie is grotendeels ongeschonden bewaard gebleven. Vanaf 1720 werden alle stukken betreffende overleg, besluiten en administratie in goede orde bewaard en in 1888 in het geheel overgedragen. Twee verschillende bronnen hebben een bijna identieke naam, namelijk 1. Naamwijzer Magistraat van de stad Middelburg” ( in deze studie aangeduid met de afkorting Nm) en 2. Magistraat Stad Middelburg sedert anno 1580 waarvoor de afkorting MSM gebruikt werd. Verder is in het Rijksarchief een databestand met de titel “Zeeuwen Gezocht” geraadpleegd. Dit bestand geeft de genealogische data van personen in de talrijke bronnen van het Zeeuws Archief. De inhoud van “Zeeuwen Gezocht ” is het resultaat van het jarenlange werk van tientallen vrijwilligers en medewerkers van het Zeeuws Archief en kan dus eventueel fouten bevatten. Dit bestand is te raadplegen onder de naam www.zeeuwsarchief.nl/zeeuwengezocht/bronnen.
11 12
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage I tot en met XVIII. VAN ‟T DACK, (E.): Wat is prosopografie?, 46-62.
8
Hoofdstuk 1. Economisch-politieke toestand in de Republiek: zeventiende – begin achttiende eeuw De Republiek van de Verenigde Provincies groeide in de zeventiende eeuw uit tot een handelsnatie van mondiale omvang. Door haar gunstige ligging had de Republiek al in de zestiende eeuw een rendabele handel ontwikkeld op de Oostzeegebieden en naar ZuidEuropa. Amsterdam werd al in die tijd een knooppunt in de handel tussen oost en west, noord en zuid.13 In de Tachtigjarige Oorlog verloor de Republiek haar toegang tot de Spaanse markten en daarmee haar toegang tot de wereldhandel. Door haar eigen handelsnetwerk uit te bouwen verstevigde ze haar handelspositie in de handel op Frankrijk, Engeland, Schotland en via de Baltische regio ook met Rusland. Anderzijds waren ook de handel naar de Middellandse Zee en, sinds begin zeventiende eeuw, ook de handel op Oost-Indië uitgegroeid tot pijlers van de Hollandse welvaart. De Vries en van der Woude stellen in Nederland 1500- 1815 dat in Nederland de eerste moderne economie ontstond. Ze wijzen in dit verband op de aparte plaats die de Republiek innam met betrekking tot verstedelijking, op het hoog ontwikkelde productieniveau, op het wereldwijde handelsnetwerk en op een goed geschoolde bevolking in de Nederlanden.. Ook cultureel nam de Republiek een aparte plaats in. De Nederlandse samenleving was een open samenleving met een passie voor consensus en de afwezigheid van een absolute macht.14
1.1 Van regionale naar mondiale economie Met een beknopte bespreking van drie takken van de economie zal dit proces nader toegelicht worden; achtereenvolgens van de landbouw, de visserij en ambachten en nijverheid. Hoewel de prijsontwikkeling in de Republiek erg grillig verliep vertoonde ze toch op lange termijn (derde kwart 15e tot derde kwart 17e eeuw) een stijgende trend. Deze ”lange zestiende eeuw” zoals Braudel deze periode in “La Méditerranée” omschreef, wordt dan ook getypeerd als een periode van prijsrevolutie. De prijsstijging was gemiddeld slechts 1,4% per jaar, (een percentage dat in 2009 verwaarloosbaar klein is), maar over een lange periode uitgesmeerd werd dit een substantiële prijsverhoging. Deze prijsstijging was vooral het gevolg van stijgende graanprijzen die op hun beurt weer het gevolg waren van een sterk gestegen vraag door een aanhoudende bevolkingsgroei. Een kort overzicht van de bevolkingsgroei in het gebied van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën maakt dit duidelijk. Tabel 1.Bevolkingsgroei in de Republiek tussen 1500 en 1800. 1500 - 900.000 à 1.000.000 inwoners 1550 - 1.200.000 à 1.300.000 inwoners 1600 - 1.400.000 à 1.600.000 inwoners 1650 - 1.850.000 à 1.900.000 inwoners 1700 - 1.850.000 à 1.950.000 inwoners 1750 - 1.900.000 à 1.950.000 inwoners 1800 2.100.000 inwoners Bron: J.A. Faber e.a., Population changes, 112.15 13
KLUIVER, (J.Th.): De souvereine en independente staat Zeeland, 54. DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, De eerste ronde van de moderne economische groei. 15 DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500 – 1815, 71. 14
9
Hieruit blijkt dat de bevolking aan het begin van de lange zestiende eeuw een sterke groei kende, maar dat deze vanaf het midden van de zeventiende eeuw vertraagde en quasi tot stilstand kwam. Deze lange periode viel uiteen in vier sub-perioden. 1. De periode tot 1540 kende een rustig stijgend prijsverloop. 2. De periode van 1540 tot 1598 vertoonde een grotere inflatie en werd gekenmerkt door onrustige, jaarlijkse prijsschommelingen. 3. In de periode van 1698 tot 1620 waren er nauwelijks prijsstijgingen. 4. Door de Dertigjarige Oorlog van 1618 tot 1648 waren er wel sterke prijsstijgingen voor de meest noodzakelijke basisbehoeften als broodgraan. Binnen deze fasering zijn aparte piekjaren te noteren: 1652-1662 en 1675. Ook de jaren 16931699 en 1709. Na 1709 kwam de economie in een periode van deflatie terecht die haar dieptepunt bereikte in de jaren dertig van de 18e eeuw.16 Een beknopte schets van de economische ontwikkeling in de bovengenoemde sectoren kan deze ontwikkeling enigszins verduidelijken. 1.1.1. Landbouw De landbouw in de Republiek profiteerde in de periode 1500-1650 sterk van de aanzienlijke bevolkingsgroei en van de prijsstijging die het gevolg was van een gestegen vraag naar voedsel. De economie van de Republiek (met name in Amsterdam) profiteerde echter het meest van de toenemende import van graan uit de Baltische gebieden. Deze handel werd de basis voor de fenomenale economische groei van de Republiek in de volgende eeuw en wordt in de literatuur dan ook vaak de moedernegotie genoemd. In de Deductie van 1671 werd het als volgt omschreven:”de Graenhandel is de Source ende de wortel van de notabelste commercie ende Navigatie deser landen”. 17 Vooral in de verstedelijkte kustprovincies was de bevolking structureel afhankelijk van graanimporten, aangezien de grond onvoldoende geschikt was voor graanteelt en de afwatering op de meeste plaatsen nog een groot probleem was. Door deze graanaanvoer werd Amsterdam de centrale graanschuur en graanmarkt van Europa.18 Met de Baltische handel werd door de Republiek geweldige fortuinen verdiend vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw tot half zeventiende eeuw. De Nederlandse welvaart rustte dus op de import van Baltisch graan. Meer dan 50 % van de werkgelegenheid buiten de agrarische sector was in de Baltische handel te situeren. Na 1750 daalden de graanimporten tot ongeveer de helft van de import in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Faber noteerde een terugval van 68.000 last naar 32.000 last. De economische groei in de landbouw kwam praktisch tot stilstand. Tabel 2. Gemiddelde hoeveelheden graan naar het westen vervoerd door de Sont. 1600- 1649 68.500 last 1650- 1699 55.800 last 1700- 1749 31.800 last Bron; J.A.Faber, AAG Bijdragen 9, p.12
16
DE VRIES en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, 1-44. FABER, (J.A.): The decline of the Baltic grain-trade.” In: HEERES, (W.G.): From Dunkirk to Danzig. Shipping and Trade in the North Sea and the Baltic, 1350-1850, 86. 18 DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, 239. 17
10
De bevolkingsgroei tot 1650 was oorzaak van prijsstijgingen en van toenemende produktie. Na 1650 stokte de bevolkingsgroei in West en Zuid Europa en tevens kwam daar een grotere graanproduktie op gang. Bovendien werd in Engeland de graanproduktie gestimuleerd met hogere importtaksen en exportsubsidies. Dit leidde er toe dat Engeland een graanexporterend land werd tot half achttiende eeuw. De landbouwprijzen in heel Europa zakten na 1650 in elkaar en er begon een lange periode van agrarische depressie. Het dieptepunt van deze depressie werd pas bereikt in de jaren dertig van de achttiende eeuw.19 Rond 1700 was de landbouw een zwakke schakel in de economie van de Verenigde Provinciën en was niet aantrekkelijk voor de groeiende bevolking. De steden daarentegen waren wel sterke attractiepolen door toenemende bedrijvigheid in ambachten, nijverheid en handel. De Baltische handel was ingrijpend veranderd voor de Nederland: en vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw. 1. De graanimporten waren aanzienlijk gedaald. 2. Het aandeel van de Nederlanden in de scheepvaart naar en van de Baltische ruimte was in gelijke mate gedaald. 3. Ook de Hollands/Zeeuwse haringvisserij gaf in deze tijd een scherpe terugval te zien en ook deze export daalde aanzienlijk. 4. Tegelijkertijd groeide de scheepvaart in Engeland, Frankrijk, Scandinavië en Noordwest Duitsland. 5. Andere goederen werden belangrijker in de Baltische handel van de achttiende eeuw, namelijk grondstoffen, industriële producten en koloniale producten.20 1.1.2. Visserij Als tweede pijler van de economie volgt hier een kort overzicht van de ontwikkelingen in de visserij, met name de zeevisserij. Binnen deze zeevisserij was haringvangst op de Oostzee, later verschuivend naar de Noordzee de belangrijkste tak naast kabeljauw- en walvisvangst. Haringvisserij werd na de uitvinding van het haringkaken door Willem Beukelszoon uit Biervliet een grootschalige bedrijfstak die werkgelegenheid bood aan duizenden vissers in Holland en Zeeland. Met deze uitvinding werd de bewaring van de vis over langere perioden mogelijk en kon de visvangst zich uitbreiden tot de erg visrijke Doggersbank in de Noordzee. In de zestiende en zeventiende eeuw telde de Republiek tussen de zeshonderd en zevenhonderd haringschepen of “buizen” in bedrijf. Op elk schip was er een bemanning van 10 tot 14 personen nodig, zodat dit een aanzienlijke werkgelegenheid betekende. Ook in de scheepsbouw en in toeleveringsbedrijven was de werkgelegenheid aanzienlijk. Het zwaartepunt van deze visserij lag sinds de vijftiende eeuw vooral in de kustprovincies Holland en Zeeland en werd zelfs een monopolie van deze gewesten in de vijftiende en zestiende eeuw. In de beginjaren van de Opstand vond de strijd vooral in de Zeeuwse wateren plaats die daardoor te onveilig werden voor reguliere visvangst. Bijgevolg verhuisde de haringvisserij van het zuidelijk deel van de Noordzee en naar de noordelijker gelegen Zuiderzee, het noordelijk deel van de Noordzee en naar de Noorse kust. Eind zestiende eeuw namen de Hollandse haringvissers zelfs het monopolie op de haringvangst,de export van zoute haring naar de Oostzeegebieden en naar Duitsland over van de vissers uit het zuiden.21 De Hollandse 19
DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A): Nederland 1500- 1815, 235-237. FABER, (J.A.): “The decline of the Baltic grain-trade.” In: HEERES, (W.G.): From Dunkirk to Danzig. Shipping and Trade in the North Sea and the Baltic, 1350-1850, 89. 21 DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, 299. 20
11
haringvisserij bereikte haar hoogtepunt begin zeventiende eeuw. Daarna trad ook hier achteruitgang op door overbevissing en door toenemende concurrentie vanuit Schotland en Scandinavië. Minder gekend en gedocumenteerd zijn de kabeljauw- en walvisvangst. De walvisvangst leverde vooral olie voor huishoudelijk gebruik. Door hoge prijzen was deze vangst erg lucratief tot begin zeventiende eeuw, maar ook hier werd daarna de concurrentie te groot en daalden de verdiensten. De visserij was dus een belangrijke pijler binnen de economie van de “lange zestiende eeuw, maar liep sterk achteruit in de achttiende eeuw”.22 1.1.3. Ambachten en nijverheid. Ambachten en nijverheid waren in de zestiende en vooral de zeventiende eeuw erg belangrijk voor de werkgelegenheid. Nijverheid was vooral een stedelijke aangelegenheid, ambachten waren zowel op het platteland als in de steden overal aanwezig. Ter illustratie: van 1700 tot 1756 was 56% van de Amsterdamse bruidegoms werkzaam in de nijverheid of in ambachten. Op het platteland was dit percentage beduidend lager met 15 tot 25%.23 Na 1650 werd de nijverheid getroffen door een productiecrisis. Met name de textielindustrie liep sterk terug als gevolg van buitenlandse concurrentie. Het gevolg was armoede en deze dwong de arbeiders de steden te ontvluchten en hun heil op het platteland te zoeken. De handel in de havensteden Amsterdam en Rotterdam hield beter stand. De nijverheid, verbonden met de commercie, bijgevolg ook. Door de stapelmarktfunctie werden vooral grondstoffen en halffabrikaten naar de Republiek vervoerd. Hier werden ze bewerkt tot eindproducten en als zodanig weer verhandeld. Ook in de scheepsbouw bleef de werkgelegenheid aanzienlijk, evenals in de toeleverende bedrijven voor de scheepvaart.
1.2. De achttiende eeuw: een gezapige periode? De Vries en van der Woude weerleggen de algemene opvatting dat de handelaren begin achttiende eeuw niet langer de ondernemersgeest van hun voorouders hadden en overvoorzichtig de verworven kapitalen inzetten in risicoloze beleggingen. Door te wijzen op de economische gevolgen van de politieke twisten tussen de Republiek en Engeland ( drie zeeoorlogen in 1652-1654, 1665-1667 en 1672-1674) en een Franse inval in de Republiek (1672) stelden ze dat hierdoor de Nederlandse economie grondig verstoord werd. Gelijktijdig had de vaderlandse economie ernstig te lijden van de mercantilistische handelsbeperkingen door buitenlandse concurrentie. Deze verzwakte economie kon zich niet herstellen in een algemeen verslechterend economisch klimaat. Vanaf 1663 zette een lang aanhoudende prijsdaling in en kwam er een einde aan de bevolkingsgroei. Ook de tijdgenoten beseften dat deze prijsdaling geen normale prijsschommeling was, maar zich op een heel breed terrein manifesteerde. Uitzonderlijk daalden nu ook de grondpachten en huishuren in sterke mate. De algemene malaise was dus erg groot. Vanaf 1672 werden er geen investeringen meer gedaan in infrastructurele werken zoals stadsuitbreidingen en droogmakerijen. Op veel terreinen viel de werkgelegenheid bijna stil. Alleen onderhouds- en reparatiewerkzaamheden bleven doorgaan. Zoals hierboven al beschreven bleef ook de gesegmenteerde arbeidsmarkt in stand, dat wil zeggen dat de werkgelegenheid in de industriële ondernemingen zoals suikerraffinaderijen, scheepswerven en industriële windmolens in stand bleef.24 Ook de VOC en WIC boden nog redelijke arbeidszekerheid. Het zwaarst getroffen werd de textielnijverheid 22
DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, 317-319. DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500- 1815, 323. 24 DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500-1815, 729-741. 23
12
als gevolg van buitenlandse concurrentie. Als gevolg van een sterk krimpende afzet ontvluchtte het kapitaal de arbeidsintensieve sectoren textiel en landbouw. De handelaren in de Republiek streefden na 1670 naar consolidatie en bescherming, en de ambtenarij werd meer en meer een politieke oligarchie, zoals in hoofdstuk 5 nader zal besproken worden aan de hand van de situatie in Middelburg. Ook de heroprichting van de WIC in 1674 als monopoliecompagnie paste binnen deze vraag om overheidsbescherming van de handel die in zware moeilijkheden verkeerde. Om de hoge productiekosten, met name de hoge loonkosten in de kustprovincies (waar de meeste activiteit plaats vond) te vermijden nam men zijn toevlucht tot een drietal maatregelen: a. Verandering van het productiepakket. Men stapte over op kwaliteitsproducten richtte zich daardoor op een nog beperktere markt.
en
b. Invoering van arbeidsbesparende technieken. Er werd geïnvesteerd in technologie om daarmee de arbeidsproductiviteit op te voeren. In de landbouw werd het dorsen gemechaniseerd en ook het boterkarnen. Stamp- en persmolens werden nu aangedreven door windkracht. Beide soorten maatregelen waren echter onvoldoende om de economie uit het slop te halen, dus volgde ook een derde maatregel. c. Verplaatsing van de productie naar lage-loongebieden.25 Een deel van de commerciële productie verhuisde naar het platteland. De wol- en linnenindustrie verhuisde naar Brabant en Twente. Deze maatregelen klinken verrassend modern in het licht van de mondiale economische crisis anno 2009. Het kapitaal trok zich terug uit de risicodragende ondernemingen want risico dragen bood niet langer uitzicht op meer inkomsten en werd ook niet langer ondersteund door een stapelmarkt of een florerende binnenlandse economie. Dit was geen overvoorzichtigheid maar volgens de Vries juist economisch handelen in een krimpende markt. De achttiende eeuw was dus geen periode van economische gezapigheid en het gedrag van de kooplieden was rationeel en juist. Op politiek vlak leidden de Franse provocaties zoals de herinvoering van de strenge mercantilistische maatregelen en de herroeping van het Edikt van Nantes in 1685 (zodat de Reformatie niet langer gedoogd werd in Frankrijk) ertoe dat de Republiek ging samenwerken met Engeland. Door de personele unie in de persoon van stadhouder Willem III, die ook koning van Engeland werd na zijn huwelijk met Mary, werd de politiek van beide landen deels op elkaar afgestemd. De Hollandse handel zette haar grote vermogens in en nam daarmee grote risico‟s. Zo belegde de WIC in de plantage-economie, zelfs zonder mercantilistische bescherming door de overheid. Met de oprichting van de Societeit van Suriname in 1682 werd het Hollandse aandeel in de suikerhandel aanzienlijk groter. Deze arbeidsintensieve plantages vroegen een grote inzet van slaven zodat het aantal slaven in Suriname tussen 1682 en 1713 verviervoudigde. De suikerproductie nam in deze periode toe van 3 miljoen naar 15 miljoen pond. De economie nam niet zozeer af maar richtte zich meer op deze specifieke sectoren die nog erg winstgevend waren.
25
DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500-1815, 777. 13
1.3. Bestuur in de Republiek. Het bestuur binnen de Republiek was een noviteit voor de Vroegmoderne Tijd. Na de afwijzing van het Spaans - Habsburgs gezag kozen de opstandige gewesten voor een vorm van collectief bestuur, na mislukte experimenten met nieuwe monarchen. In plaats van een monarchistisch gezag koos men in de Republiek voor een Staten-Generaal, waarbinnen de gewesten vertegenwoordigd waren. De gewesten zelf bleven in principe autonoom, maar werkten op een aantal terreinen, zoals defensie en buitenlandse politiek, samen. In de praktijk overheerste het machtige gewest Holland, wat tot voortdurend verzet vanuit de andere gewesten en met name Zeeland aanleiding gaf. Voor de economie van de jonge staat was handel en zeevaart van levensbelang en moest kost wat kost beschermd worden. De bescherming van de zeehandel was dus een prioriteit voor de Republiek. Hiervoor werden in de kustprovincies Zeeland, Holland en Friesland Admiraliteitscolleges opgericht die voor de bescherming van de handelsvloot instonden. Deze verzorgden zelf de bouw, de uitrusting en bemanning van de marineschepen.26 De nodige inkomsten voor deze taken verkregen ze door het heffen van licent- en convooigelden. De scheepvaart betaalde dus zelf haar eigen beveiliging. Ook de uitgifte van kapersbrieven en de veiling van kapersbuit brachten enorme winsten op voor de Republiek, niet in het minst voor Zeeland,zeker tot het einde van de Opstand in 1648.27 In vredestijd waren de mogelijkheden tot kaapvaart erg beperkt, maar tijdens de Spaanse Successie Oorlog van 1702 tot 1713 kwam ze weer tot grote bloei en zorgde voor formidabele winsten. De Admiraliteitsraad verzorgde de rechtspraak met betrekking tot buit- en prijszaken, zeeroverij, misdrijven aan boord en overtredingen van regels voor Convooi– en licentiebetalingen.28 Ondanks de bepaling dat Raadsleden ter Admiraliteit geen parten mochten nemen in kaperschepen of buitgoederen mochten inkopen zonder toestemming van diezelfde Admiraliteit, gebeurde dit toch, meestal onder een andere naam als dekmantel. Dit was mogelijk aangezien het lidmaatschap van de Admiraliteit was voorbehouden aan de regentenelite en dus bepaalde de Admiraliteit zelf de regels voor haar eigen handelen als particuliere reder of koopman. Zo hadden Zeeuwse bewindhebbers van de WIC en VOC ook zitting in de raad van de Admiraliteit. Bovendien waren zeven leden van de Gecommiteerde Raad van Zeeland (wat overeenkomt met Gedeputeerde Staten in ons huidig staatsbestel) ook lid van de Admiraliteitsraad.29 Dit gaf aanleiding tot verstrengeling van belangen zoals uitvoerig uiteengezet zal worden in de hoofdstukken 3 en 5. Politieke ondersteuning van de kaapvaart was dus zowel staatsbelang als eigenbelang voor de regenten. Ook maakten de Admiraliteitsleden eind zeventiende eeuw de (geheime) afspraak om vacatures uitsluitend door de Edele Hoogmogende Heeren de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit te laten vergeven, dus door henzelf. Gevolg hiervan was een cumulatie van functies binnen de regentenstand, zowel in de Admiraliteit, de VOC, de WIC als in de stedelijke overheidsfuncties. In hoofdstuk 5 komt ook dit aspect van de Zeeuwse bestuurlijke mores uitvoerig ter sprake bij de bespreking van de kohieren van het Ambtgeld.
26
SCHÖFFER, (I.), VAN DER WEE, (H.), BORNEWASSER, (J.A.) red.: De Lage Landen van 1500 tot 1780, 461. 27 VERHEES-VAN MEER, (J.Th.H.): Zeeuwse kaapvaart , 1-5. 28 FRANCKE, (J.): Utiliteyt voor de gemeene saake, 35 e.v. 29 ROOS, (D.): Zeeuwen en de Westindische compagnie. 1621-1674, 69-76. 14
De Republiek beleefde midden zeventiende eeuw haar grootste economische en politieke macht.30 Als centrale stapelmarkt trok de Republiek, vooral Amsterdam, een enorme goederenstroom aan uit heel de wereld. Dat stimuleerde op haar beurt zowel scheepsbouw als nijverheid in de havensteden. Deze welvaart had echter een smalle basis (berustte bijna uitsluitend op importen) en vanaf midden zeventiende eeuw verzwakte de handel. De handel concentreerde zich meer en meer op Amsterdam en de buitengewesten kwamen in de marge van de nationale economie. Ook Zeeland kende een economische achteruitgang. Zo waren in de Kamer Zeeland van de VOC op het eind van de zeventiende eeuw niet minder dan 160 participanten van buiten deze provincie. Hiervan waren er 108 uit Amsterdam. Zij vertegenwoordigden bijna de helft van het kapitaal van de Kamer Zeeland. 31 Deze ontwikkeling werd door de Vries omschreven als interne contractie.32 Amsterdam werd meer en meer zowel het handels- als machtscentrum in de Republiek. In Zeeland bleef wel de bedrijvigheid van VOC en WIC van groot belang, maar daalde de particuliere internationale handel Uitzondering op de achteruitgang vormde de financiële sector. Kooplieden belegden in buitenlandse, vooral Engelse, ondernemingen. Sinds eind zeventiende eeuw waren in Engeland veel zogenaamde Joint Stock Companies of naamloze vennootschappen opgericht.33 In de Republiek hadden enkel de reeds lang bestaande VOC en WIC deze organisatievorm. De Engelse Joint Stock Companies hadden tot uitdrukkelijk doel om de staatsschulden te delgen. Hierbij werden staatsobligaties omgezet in aandelen van nieuw opgerichte compagnieën. Op deze aandelen kreeg men een door de staat gegarandeerde rente en tevens werd mogelijke winst in het vooruitzicht gesteld. Beleggingen in deze ondernemingen werden nog aantrekkelijker door hun monopolie op de handel met een bepaald gebied, zoals de in 1711 opgerichte South Sea Company. Tussen 1711 en 1720 werd er volop gespeculeerd in deze aandelen door zogenaamde merchant adventurers Ook in Frankrijk werd grif gespeculeerd, vooral in de aandelen van de in 1717 door John Law opgerichte Compagnie d Óccident et du Mississippi. Ook in de Republiek werd gespeculeerd, zij het betrekkelijk kort. Behalve in Engelse en Franse aandelen ook in aandelen van de VOC en WIC, en in nieuw opgerichte compagnieën. In 1720 culmineerde dit in een internationale crisis. De internationale handel kwam tot stilstand doordat er geen kredieten meer beschikbaar werden gesteld. Het vertrouwen in deze handel werd sterk aangetast en de grote vermogens, verdiend in vroegere jaren, bleven nu onaangetast. Hiermee viel de werkgelegenheid verder terug en verergerde de armoede.
1.4 De Republiek in Europa: politieke situatie rond 1800 Begin achttiende eeuw zocht de Republiek politieke neutraliteit in het belang van de handel.34 De Europese status quo na de Vrede van Utrecht was in het belang van de veiligheid voor de Republiek. In de Zuidelijke Nederlanden werd de Republiek beschermd met het Barrière Tractaat tegen de machtige vijand Frankrijk; de Zuidelijke Nederlanden waren in handen van Oostenrijk (te verkiezen boven het expansionistische Frankrijk van Lodewijk XIV) en in Engeland was een gunstig gezinde regering aan de macht. 30
DE VRIES, (J.): De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw, 13. UNGER, (W.S.): Het inschrijvingsregister van de Kamer Zeeland der Verenigde OostIndische Compagnie, 7. 32 DE VRIES, (J.): De economische achteruitgang , 40. 33 GROENEVELD, (F.PH.): De economische crisis van het jaar 1720, 23-74. 34 SCHÖFFER, (I.), VAN DER WEE, (H.), BORNEWASSER, (J.A.) red.: De Lage landen, 291-292. 31
15
De Republiek koos nu bewust voor politiek isolationisme en neutraliteit ten behoeve van haar handelspositie. Om haar economisch overwicht op de Zuidelijke Nederlanden te kunnen handhaven steunde ze bijvoorbeeld de Pragmatieke Sanctie in ruil voor opheffing van de als mogelijk bedreigend ervaren Oostendse Compagnie. Door de internationale concurrentie zakte de Republiek begin achttiende eeuw terug naar de omvang van een kleine mogendheid. Ze was financieel uitgeput door de aanhoudende militaire inspanningen die ze zich had moeten getroosten. Na 1672 had de Republiek drie lange oorlogen moeten uitvechten tegen Frankrijk en de volgende decennia had ze een aanzienlijke landmacht en vloot moeten onderhouden. 35 Dit alles had erg veel financiële inspanningen vereist en zorgden er voor dat de Republiek niet langer meer op het voorplan van de Europese politiek en economie kon fungeren. Zoals we reeds zagen in het begin van dit hoofdstuk liep de Hollandse handel op Portugal drastisch terug toen koning Filips II de Spaanse en Portugese havens in 1580 sloot voor schepen uit de Republiek. Door onder de Hanzevlag te varen konden de handelaren uit de Noordelijke Nederlanden wel aan specerijen komen, maar tegen verhoogde prijzen. Vanaf 1592 werden door handelaren uit de Republiek pogingen ondernomen om zelf de specerijen te gaan halen in Azië. Het kapitaal was aanwezig en de geografische kennis eveneens. Jan Huigen van Linschoten had in zijn Itinerario, verschenen in 1596 zowel de route beschreven, als de manier van zaken doen en een verhandeling gegeven landen en volken in Azië.36 De eerste pogingen om via het noordoosten naar China te varen mislukten in de jaren 1590.Daarna koos men voor de traditionele Kaaproute. In Zeeland, Amsterdam en Rotterdam werden zogenaamde voorcompagnieën opgericht om handel op Azië te drijven. Parmentier beschrijft het merkwaardige fenomeen dat er in de genoemde plaatsen steeds twee afzonderlijke compagnieën werden opgericht. Naast een compagnie van lokale, autochtone handelaren kwam er ook steeds een compagnie van Zuid-Nederlandse handelaren. In Middelburg bijvoorbeeld was er een Middelburgse Compagnie van autochtone handelaren rond Ten Haeff en in Veere een Veersche Compagnie rond de Zuidnederlandse handelaar Balthasar de Moucheron.37 Ook in Amsterdam waren er twee compagnieën, waarvan de ene uit lokale handelaren bestond en de andere uit Zuid-Nederlanders. De lokale handelaren poogden hun handel af te schermen voor de nieuwkomers. De Staten-Generaal wensten in het belang van de handel ”goede eenichheyt” en ondernamen al in 1598 pogingen om tot samenwerking tussen Hollandse en Zeeuwse compagnieën op Indië te komen. Obstructie vanuit Zeeland deed deze initiatieven vooralsnog mislukken. Zeeland hield onverkort vast aan haar eigen positie en belangen en vreesde de hegemonie van Amsterdam. Het resultaat van deze pogingen tot regularisering van de handel was wel dat er zowel in Zeeland als in Amsterdam plaatselijke samenwerking tussen de handelsgroepen mogelijk werd. In Zeeland stapten in 1600 de meeste vennoten van de Moucheron over naar Ten Haeff en vormden de Vereenigde Zeeuwsche Compagnie. In Amsterdam waren al de Compagnie van Verre en de Oude Compagnie met elkaar gefuseerd in de hoop samen grotere winsten te kunnen behalen. Met name de inspanningen van de landsadvocaat Johan van Oldenbarneveldt leidden in 1602 toch tot de oprichting van de Verenigde Oost Indische Compagnie.38 De Vereenigde Zeeuwsche Compagnie werd nu Kamer Zeeland van de VOC.
35
BLOM, (J.C.H.) en LAMBERTS, (E.): Geschiedenis van de Nederlanden, 163. GAASTRA, (F.): De geschiedenis van de VOC, 15. 37 PARMENTIER, (J.): Noord-Zuid in Oost-Indisch perspectief, 83. 38 GAASTRA, (F.): De Geschiedenis van de VOC, 19-20. 36
16
Aanvankelijk kende de Republiek en bijgevolg ook het gewest Zeeland een ongekende bloei van de handel en welvaart, maar vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw haperde de economie. De Vries noemt een aantal interne en externe oorzaken voor deze achteruitgang, onder andere de geringe omvang van de Republiek en haar bevolking en het feit dat er weinig eigen grondstoffen voor de nijverheid waren. Een erg belangrijke factor noemt hij de houding van de koopman in de Republiek. Deze zocht zijn welbegrepen eigenbelang, ook als dat indruiste tegen het economisch landsbelang. Economisch nationalisme was hem vreemd, zeker bij de handelaar van buitenlandse origine. De zeer rijke handelaar ging de internationale handel meer en meer financieren in plaats van zelf risicovolle handel te drijven, ook de handel die niet op de Amsterdamse stapelmarkt aankwam. De Republiek werd een financieel centrum voor de wereldhandel, maar de nijverheid en visserij liepen achteruit. Gevolg was uiteraard verlies aan werkgelegenheid, wat in de achttiende eeuw automatisch meer pauperisme of armoede betekende.39 De belangrijkste externe oorzaak was echter de opkomst van Engeland en Frankrijk als machtige concurrenten. Engeland voerde midden zeventiende eeuw zeevaartwetten in om de eigen economie te beschermen en Frankrijk ging in de tweede helft van de eeuw met Colbert steeds duidelijker een protectionistische politiek voeren. De achteruitgang werd nog versterkt door de verzanding van de belangrijkste havens in Amsterdam en Rotterdam. In de Republiek lagen de verhoudingen tussen provinciale overheid, stedelijke overheid en Staten Generaal anders dan in Engeland. Het gewest Holland en de stad Amsterdam domineerden het landelijke bestuur. De entrepreneurs in het bestuur van Amsterdam verzetten zich echter tegen de oprichting van nieuwe compagnieën, hoewel ook in de Republiek de staatsfinanciën uitgeput waren na de vele oorlogen waaraan ze had deelgenomen in de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw. Amsterdam vaardigde in 1720 een plakkaat uit tegen beunhazerij. De excessen met betrekking tot de windhandel in Engeland en de vrees voor extra concurrentie deed hen hiertoe besluiten. Andere, kleinere steden waagden de kans wel en vele, niet duurzame initiatieven werden ontplooid, vaak expliciet gericht om voordelen op te leveren voor de eigen stad. Van de vele nieuwe compagnieën bleken er slechts twee duurzaam levensvatbaar te zijn, namelijk in Rotterdam en in Middelburg. Rotterdam richtte de nog steeds bestaande Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening der Stad Rotterdam op en Middelburg de Commercie Compagnie der Stad Middelburg in Zeeland (MCC).In Middelburg werd bijna gelijktijdig met de Commercie Compagnie een assurantiecompagnie opgericht. Wellicht ter ondersteuning van de handelsactiviteiten van de MCC.
39
DE VRIES, (J.): De economische achteruitgang, 168-172. 17
1.5. Politiek en economie in Zeeland: zeventiende – begin achttiende eeuw
Zowel Unger als Enthoven schreven over het Zeeuwse aandeel in de Hollandse handel. Het gewest Zeeland deelde door haar gunstige geografische ligging ruimschoots in de Hollandse welvaart. Zo verwierf ze een bijna absoluut monopolie op alle zeehandel over de Westerschelde naar de Zuidelijke Nederlanden. Sinds de val van Antwerpen was de Westerschelde geblokkeerd, in feite onderworpen aan Zeeuwse heffingen, convooien en licenten genaamd.40 Vooral in het begin van de Opstand en na de val van Antwerpen in 1585 stegen de opbrengsten van deze heffingen spectaculair.41 Zeeland werd de stapelmarkt voor alle handel met de Zuidelijke Nederlanden. Door de blokkade van de zeehavens in de Zuidelijke Nederlanden kwam alle zeehandel bestemd voor dit gebied via de Westerschelde en deze werd dan ook extra belast vanuit Zeeland. Een extra stimulans voor de Zeeuwse handel was de uittocht van grote handelshuizen uit Antwerpen na 1585. Deels vestigden deze handelaren zich in Duitsland en Amsterdam, maar een groot deel kwam naar Middelburg en Vlissingen. De bevolking van Middelburg groeide tijdens de Opstand van 7000 naar 30.000 inwoners.42 Deze uitgeweken handelaren kozen voor het verblijf in een Zeeuwse stad in de hoop later te kunnen terugkeren naar Antwerpen. Deze hoop werd niet bewaarheid, de handelaren bleven voorgoed in de Republiek, dreven van hieruit hun handel en zorgden zo voor een geweldige stimulans voor de Hollandse en Zeeuwse economie.
40
Zie de Lijst met Verklaringen. KLUIVER, (J.H.): De souvereine en independente staat Zeeland, 58. 42 KLUIVER, (J.H.): De souvereine en independente staat Zeeland, 56. 41
18
1.5.1. De Middelburgse Commercie Compagnie
Het reglement van de Middelburgse Assurantie Maatschappij volgde naar eigen bewoording de Engelse compagnieën.43 Haar reglement bevatte een aantal beperkingen om windhandel te voorkomen, zoals een monopolieverbod, beperking van dividenduitkeringen en regels voor controle en verantwoording. Ze wilde naar eigen zeggen een nuttige onderneming zijn. Men zocht naar belegging van de voorheen verdiende fortuinen. Deels waren deze terechtgekomen in de zogenaamde “windnegotie” ofwel handel in aandelen van niet bestaande ondernemingen, ook wel “bubble-compagnieën” genoemd. De opzet van de “merchant adventurers” was deze aandelen zo snel mogelijk met winst door te verkopen zonder ze zelf te moeten betalen. (In de gokwereld vertoont het piramidespel grote overeenkomst met deze praktijk). Deels werden ze ook besteed aan luxe en comfort. In Zeeland zocht men de fortuinen nu ook te beleggen in nieuwe handelsinitiatieven. Zoals reeds eerder aangegeven achtte men in Middelburg in 1720 de tijd rijp voor de oprichting van een particuliere commercie compagnie die een stimulans voor de handel zou kunnen zijn. In augustus 1720 besliste de stad tot oprichting van de eerder genoemde Commercie Compagnie, kortweg de Middelburgse Commercie Compagnie(MCC) genoemd. Kapitaal en expertise waren in voldoende mate aanwezig. Naar de vorm volgde men de organisatie van VOC en WIC, namelijk een compagnie op aandelen was de eenvoudigste manier om een groot kapitaal bijeen te brengen en zorgde tevens voor spreiding van de risico‟s. Een risico was wel dat men bij de intekening ook “bubble” of fictieve kapitalen zou aantrekken die nooit in concreto gestort zouden worden. Door beperkende bepalingen en betalingsverplichtingen probeerde men dit tegen te gaan en van de MCC een gezonde onderneming te maken. Het initiatief om de Middelburgse Commercie Compagnie op te richten was dus een gevolg van meerdere ontwikkelingen in de economie van de Republiek. Na de economische bloei van 43
KLUIVER, (J.H.): De souvereine en independente staat Zeeland, 46-47. 19
de Republiek in de eerste helft van de zeventiende eeuw was de Zeeuwse economie in de marge gekomen van de Hollandse handel. De enorme winsten die in Zeeland verdiend waren met onder andere kaapvaart en deelname aan de VOC en in mindere mate aan de WIC maakten de oprichting van een eigen Commercie Compagnie mogelijk en aantrekkelijk. Ook de internationale politieke situatie leek gunstig voor een dergelijk initiatief. De politieke neutraliteit van de Republiek bood de handel nieuwe kansen. Deze overwegingen leidden ertoe dat de Middelburgse handelselite in 1720 besloot tot oprichting van de Middelburgse Commercie Compagnie.
20
Hoofdstuk 2. De Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) Met name Reinders Folmer- van Prooijen heeft de oprichting en organisatie van de MCC uitvoerig en gedetailleerd beschreven en haar studie was, met de publicatie van M. van der Bijl en de archieven van de MCC zelf, een zeer belangrijke bron voor het volgende overzicht.44
2.1. Oprichting, intekening en aandelenkapitaal Op 15 juli 1720 werd de inschrijving voor het aandelenkapitaal van een “Kamer van Commercie binnen de Stadt Middelburg” geopend. Daar waren maanden van overleg aan vooraf gegaan. Sinds februari van hetzelfde jaar hadden personen uit de stedelijke handelselite (onder andere kaapvaartreders zoals Pieter de la Rue sr. en Herman van de Putte) overlegd met het bestuur van de stad om tot de oprichting van een handelscompagnie te komen en zo de handel te herstellen.45 Zoals uiteengezet in hoofdstuk 1 was de handel vooral na de vrede in 1648 verschoven naar Holland. Volgens Reinders Folmer mede een gevolg van verwaarlozing van de handel door de Zeeuwen zelf tijdens de Spaanse Successieoorlog. De enorme winsten, verkregen door kaapvaart, zouden andere handelsactiviteiten naar de achtergrond hebben verschoven.46 Dit zal ongetwijfeld meegespeeld hebben in de achteruitgang van de handel, maar uiteraard zijn ook de internationale concurrentie en de contractie van de handel op Amsterdam mede oorzaak geweest. De kaapvaart in Zeeland had zich vooral geconcentreerd in Middelburg en nog meer in Vlissingen. Verhees-van Meer somt voor Middelburg en Vlissingen reeds een en dertigtal kaapvaartfamilies op tijdens de Spaanse Successie Oorlog. 47 Deze deden erg lucratieve “zaken” zoals bleek uit de berekende verdiensten van de grote kaapvaartreders Hermanus van de Putte en Pieter de la Rue. Tussen 1702 en 1712 had van de Putte met twee en twintig commissies minimaal ƒ 1.825.089 verdiend en Pieter de la Rue in totaal ƒ 868.879.48 Deze bedragen zijn een indicatie voor de onnoemelijk grote winsten die gemaakt werden in de kaapvaart in deze periode oorlogvoering tussen de Europese grootmachten. De organisatie van de op te richten Commercie Compagnie werd uitgetekend door het stadsbestuur, onder leiding van burgemeester Willem van Citters. Zelf zou hij namens de stedelijke overheid assisteren in de Compagnie en wel door leiding te geven aan de eerste ploeg provisionele gecommiteerden. Deze eerste groep bestond uit de bestuurders Willem van Citters, Hermanus van de Putte en Coenraad Coenraats. Daarnaast traden ook de kooplieden Herman Christiaensen en Pieter de la Rue toe tot het eerste bestuur. Het stadsbestuur zou tot 1724 vertegenwoordigd blijven in de directie en bindende uitspraken doen in eventuele geschillen.
44
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel. BIJL, VAN DER, (M.) Idee en Interest. MCC 1581. 45 BAYENS, (C.): De gouden driehoek? De Middelburgse Commercie Compagnie als „Slavencompagnie‟, 15-17. 46 REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C):Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 17-26. 47 VERHEES-VAN MEER, (J.Th.H.): De Zeeuwse Kaapvaart, 146-147. 48 VERHEES-VAN MEER, (J.Th.H.): De Zeeuwse kaapvaart, 149. 21
2.2 Organisatie Het allereerste doel was het bijeenbrengen van 10 miljoen gulden om daarmee dertig schepen te kunnen uitrusten. Om windhandel (zie hoofdstuk 1) te vermijden werd bepaald dat binnen drie maanden 25% van de inschrijving betaald moest worden. Deze inschrijving verliep zeer voorspoedig en reeds op 5 augustus 1720 kon de nieuwe directie al bijeenkomen. Er was al voor vijf miljoen gulden ingeschreven.49 Dit wijst op een brede belangstelling binnen de handel en burgerij in Zeeland en vooral in de steden Middelburg, Vlissingen en Veere. Ook buiten Zeeland bleek men erg geïnteresseerd in deelname aan de nieuwe compagnie. Er waren ook inschrijvingen uit Amsterdam, Rotterdam en zelfs uit Londen, rechtstreeks of via bemiddeling van lokale handelaren. Naast hoofdparticipanten die voor bedragen vanaf £ 1000 Vlaams inschreven waren er ook 587 gewone participanten die een zesde aandeel bezaten. Hoofdparticipanten kregen het recht uit hun midden directeuren en commissarissen te benoemen. Zij benoemden acht directeuren en zestien commissarissen. De nieuw benoemde directie bestond uit Hermanus van de Putte, Pieter de la Rue, Herman Christiaensen, Jacobus Sluyters, Jan Akkermans, Cornelis Speldernieuw, Joost van Huyen en Casparus Ribaut. Namens de stedelijke overheid nam burgemeester Willem van Citters voorlopig de leiding. Deze personen waren allen verwant aan de belangrijkste Middelburgse handelsfamilies. De taak van de commissarissen was het controleren van de boekhouding, oordelen over rekening en de verantwoording van de directeuren en van hun bevindingen verslag te doen aan de hoofdparticipanten. In de beginjaren werd het aantal directeuren en commissarissen enige keren gewijzigd. Het beoogde “startkapitaal “van ƒ 10 miljoen werd maar voor de helft gehaald. Om zoveel mogelijk inschrijvers aan te trekken, besloten de directeuren om de inschrijvingen in acht termijnen te innen in plaats van vier. Toch raakten de aandelen bij lange na niet volgestort en in 1721 beslisten de directeuren, in overleg met de hoofdparticipanten, het kapitaal te verlagen tot ƒ 5 miljoen dat voor de helft, ƒ 2,5 miljoen, volgestort moest worden. Ook nu vielen er nog inschrijvers af. De “windinschrijvers” voldeden niet aan hun verplichtingen en haakten af na betaling van een boete van 5%. Onduidelijk is of dit ook daadwerkelijk gebeurde. Pas per 1 oktober 1723 waren de problemen met de inschrijving opgelost en ook het reglement werd nu definitief goedgekeurd.50 De directeuren hadden op het laatst nog persoonlijk voor £ 152.333,68 Vlaams ofwel ƒ 914.000 extra ingetekend en zo werd het beginkapitaal van ƒ 5 miljoen gehaald. 51 Pieter de la Rue jr. vermeldde nog dat het kapitaal voor de laatste maal werd aangepast in 1729 toen het definitief teruggebracht werd tot ƒ 1.300.000. Op de vraag waar dit kapitaal vandaan kwam, geeft het intekenregister een meervoudig antwoord. Het grootste deel kwam uit Middelburg zelf en ook uit Veere en Vlissingen werd ingetekend op deze aandelen . Vervolgens uit andere steden in de Republiek, soms rechtstreeks en soms via een bemiddelaar uit Middelburg of Vlissingen.
49
REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): 17-26. REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.), Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 20-22. 51 BIJL, VAN DER, (M.), Idee en Intrest, 219. 50
22
2.3 De inschrijvers Een aantal inschrijvingen werd gedaan namens Engelse kooplieden, onder andere via George Gregory, een handelaar uit Veere. Deze laatste inschrijvingen waren merendeels zogenaamde windinschrijvingen ofwel speculatieve inschrijvingen bedoeld om snel, met winst en zonder daadwerkelijke betaling, door te verkopen. In 1723 kwamen ze niet meer voor op de definitieve intekenlijst. Van der Bijl wijst erop dat met name grote kaapvaarders voor aanzienlijke bedragen intekenden en noemt De la Rue, Christiaense, van de Putte, Schorer, Tulleken en Boudaen Courten.52 Een vergelijking van het Belastingkohier van Middelburg over 1720 met het intekenregister van de MCC leert dat alle Middelburgse hoofdparticipanten van 1 januari tot 1 april 1720 voor het Familiegeld aangeslagen werden in de hogere klassen en dus tot de rijkste personen in de stad behoorden.53 Het Familiegeld was een belasting die sinds 1715 geheven werd op de geschatte inkomsten vanaf ƒ 500. Hiervoor werden de inwoners ingedeeld in 10 inkomensklassen vanaf ƒ 500 tot ƒ 10.000 en meer. Tevens bleek dat de Middelburgse hoofdparticipanten van de MCC ook nauw betrokken waren bij de reeds bestaande handelscompagnieën VOC en WIC, wat in hoofdstuk 3 verder besproken zal worden.
2.4. Reglement Het voorlopig reglement werd op 29 maart 1721 goedgekeurd door de lokale overheid, de Wet en Raad van Middelburg. Toen al was duidelijk dat het beoogde kapitaal van tien miljoen gulden niet gehaald zou worden en werd al besloten het inschrijvingskapitaal te halveren tot vijf miljoen gulden, waarvan de helft daadwerkelijk gestort moest worden. Oorzaak hiervan was de in hoofdstuk 1 beschreven praktijken van windhandel, zoals gezegd het inschrijven met het doel om via snelle doorverkoop van de aandelen winsten te behalen, zonder zelf te moeten betalen. Het eerste door het stadsbestuur goedgekeurde reglement dateert van 29 maart 1721.54 Naast een samenvatting van de overwegingen en een voorwoord bestond het uit 27 artikelen. Het voorwoord vermeldde het doel van de Commercie Compagnie, namelijk herleving van de handel en zeevaart in Middelburg. De notulen van de eerste vergaderingen vermeldden dat het doel was koopvaart te ondernemen op de Spaanse koloniën rond de Caraïbische Zee, op Suriname en op havens in Zuid-Europa, Frankrijk en de Oostzee. Als gevolg van de octrooien van VOC en WIC kon de MCC voorlopig (tot 1730) slechts handel drijven langs de kusten van Europa en in de Middellandse Zee. De Atlantische handel was dus illegaal. De 27 artikelen vielen uiteen in vier grote categorieën. 1. Regelingen met betrekking tot directeuren en commissarissen. Hoofdparticipanten moesten minimaal £ 1000 Vlaams aandelen hebben. Als ze drie maanden hoofdparticipant waren mochten ze meedoen aan de stemming voor directeuren. Om directeur
52
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 219. IDEM, bijlage XXVII. 54 REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 27 e.v. 53
23
te kunnen worden moesten kandidaten minstens twee jaar hoofdparticipant zijn, in Middelburg wonen en voor £ 2000 Vlaams aandelen hebben. Directeuren werden voor het leven benoemd en legden een eed af bij hun ambtsaanvaarding. Ze beloofden „alles te zullen doen dat een eerlijk en getrouw directeur, schuldig en gehouden is te doen‟.55 Ze kregen geen salaris of vergoeding voor hun werkzaamheden, maar wel 10% van de verwachte winsten. Het personeel zouden ze uit eigen middelen betalen. 2. Regelingen met betrekking tot het kapitaal. Hierboven is reeds beschreven met welke maatregelen men het ingetekende kapitaal wilde binnenhalen. Ook werd vastgelegd hoe men de resterende 50% van het ingeschreven kapitaal eventueel wilde innen en hoe het kapitaal eventueel verhoogd kon worden. Winstdeling moest in contanten geschieden en mochten het ingelegde kapitaal niet aantasten. 3. Regelingen met betrekking tot de bedrijfsvoering. De directeuren kregen volmacht om naar eigen inzicht schepen te bouwen of te kopen en personeel aan te stellen. Ook waren ze vrij in de keuze van de handelsbestemmingen. Het verzekeren van de schepen en de goederen zou bij voorkeur bij de Assurantie Compagnie van Middelburg gebeuren, mits deze geen hogere premie vroeg dan andere maatschappijen. De uitreding van de schepen moest in Middelburg gebeuren. Van hieruit zouden ze ook uitvaren en hier zouden ze ook weer terugkeren na een handelsreis. De aankoop van de cargasoenen moest in Middelburg publiek bekend worden gemaakt en aanbesteed. De retourladingen moesten in Middelburg geveild worden. Elk jaar zouden de boeken worden gesloten en door de commissarissen worden gecontroleerd. 4. Regelingen om de compagnie te beschermen tegen zelfverrijking van directeuren en personeel. Directeuren en personeel mochten direct, noch indirect goederen verkopen aan de compagnie, behalve als ze bij openbare aanbesteding de laagste inschrijvers waren. Hetzelfde gold ook ten aanzien van het kopen van goederen van de compagnie. Op veilingen van retourladingen zouden ze geen voorkeursbehandeling krijgen. De directeuren waren deels nauwe verwanten van elkaar zoals uit het prosopografisch overzicht in de bijlage blijkt. Mede hierdoor bestond er een goede samenwerking in de directie tot 1733. In dat jaar ontstond er ruzie tussen twee directeuren over reorganisatie van de directietaken. De commissarissen probeerden het geschil op te lossen maar één directeur trad af. Om zelfverrijking van scheepsbemanningen tegen te gaan was bepaald dat deze geen handelsgoederen voor eigen rekening mee aan boord mochten nemen, tenzij na toestemming. In 1729 werd besloten dat er evenveel commissarissen als directeuren zouden zijn om de boeken jaarlijks te kunnen controleren. De commissarissen werden jaren achtereen herkozen tenzij ze overleden, uit eigen beweging aftraden of zich niet herkiesbaar stelden.56 55
REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 27. 56 REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 51-52. 24
Om staking van stemmen binnen de directie in de toekomst te voorkomen werd in 1734 besloten dat er zeven in plaats van zes directeuren zouden zijn. Toch werkte dit systeem niet tot volle tevredenheid, want bij afwezigheid van een directeur kon het alsnog tot staking van de stemmen komen. Naast directeuren, commissarissen en hoofdparticipanten waren er ook 587 gewone aandeelhouders. Zij hadden ingetekend voor bedragen lager dan £ 1000 Vlaams of ƒ6000. Zij kwamen vooral uit de burgerfamilies van Middelburg. Volgens artikel 24 van het Reglement zouden zij een voorkeurspositie hebben bij levering van goederen en diensten.57 Dit zal ongetwijfeld stimulerend hebben gewerkt bij de intekening in het aandelenregister. De directeuren en commissarissen kwamen deels uit de regentenfamilies. Zoals gezegd waren de meesten direct of indirect aan elkaar verwant. Deze verwantschap was een belangrijke factor bij het nemen van beslissingen binnen de directie.
2.5. Bestuur en dagelijkse leiding van de MCC Zoals uit de hiervoor al aangehaalde reglementen te lezen viel werd het bestuur van de Compagnie verdeeld in Directeuren, in Commissarissen en in Hoofdparticipanten.58 Het reglement bepaalde dat de directeuren in Middelburg moesten wonen en bijgevolg waren ze afkomstig uit de lokale koopmans-elite. Ze kenden elkaar dus persoonlijk en waren, zoals gezegd, met elkaar verwant door huwelijks- en familiebanden zoals in hoofdstuk 6 gedetailleerd aan bod zal komen. De directeuren kwamen in principe twee keer per week samen, maar in de praktijk enkel indien er beslissingen genomen moesten worden. Voor de dagelijkse leiding van het kantoor was een boekhouder aangesteld. De eerste boekhouder was Gerard van Wesselink tegen een salaris van ƒ 250 per jaar. Van Wesselink was met de onderboekhouder en de kassier tevens hoofdparticipant met een volledig aandeel van £ 1000 Vlaams. Hiermee werd hun loyaliteit ten aanzien van de compagnie verhoogd, wat essentieel was in deze vertrouwensfuncties. De werkzaamheden van boekhouder, onderboekhouder en kassier werd omschreven in een reglement dat een kopie was van het betreffende reglement bij de VOC. 59 Ook het kantoorpersoneel bestond uit verwanten van de directie, de commissarissen en de hoofdparticipanten. Boekhouders waren achtereenvolgens Cornelis Oole, Abraham Claudoré jr. en Paulus Ribaut, zoon van de directeur Casparus Ribaut. De gekozen directeuren hadden een specifieke taak in de Equipage, de Thesaurie of in de Koopmanschappen. Als particuliere reders en kooplieden hadden ze ervaring met het nemen van beslissingen ten aanzien van deze zaken. De directeuren voor de Equipage (meestal 2) hadden tot taak de aan- en verkoop van schepen te regelen, te zorgen voor uitrusting en bevoorrading van de schepen en de verzekeringen per reis te regelen. De directeuren Thesaurie (in principe 2) beheerden de financiële gang van zaken van de MCC. Op basis van hun beheer werden de rekeningen van de Compagnie opgemaakt en plannen voor toekomstige investeringen uitgewerkt. De eerste drie jaar werd steeds in augustus een verlies- en winstrekening opgemaakt. Omdat er echter steeds schepen met
57
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): 57. REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 27-35. 59 REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 41. 58
25
kostbare ladingen onderweg waren, wat de winsten of verliezen aanmerkelijk kon veranderen werd dit systeem verlaten en werden de resultaten op het eind van een kalenderjaar bepaald. De directeuren voor Koopmanschappen (ook meestal 2) regelden de cargasoenen of uitgaande ladingen en de voorwaarden bij verkoop van armasoenen of ladingen slaven. Maandelijks brachten de afzonderlijke directeuren verslag uit aan de voltallige directievergadering en op verzoek ook aan de controlerende commissarissen.60 Binnen de directiebijeenkomsten mochten enkel unanieme beslissingen genomen worden. Samengevat gold dus dat de dagelijkse leiding van de Compagnie berustte bij de boekhouder, dat de directie het beleid bepaalde en de belangrijke beleidsbeslissingen nam en dat de commissarissen jaarlijks de boekhouding controleerden.61 In de praktijk waren er regelmatig problemen tussen de directie en de commissarissen. De directie trad erg eigenmachtig op en bepaalde beslissingen werden in het geheim genomen omdat ze indruisten tegen de reglementen. Directeuren mochten niet rechtstreeks zaken doen met de compagnie, maar deden dit in de praktijk soms wel. Ook werden ladingen niet altijd in Middelburg te koop aangeboden, maar ook wel in Amsterdam, afhankelijk van de noteringen. De commissarissen accepteerden deze gang van zaken omdat ze in het belang van de compagnie genomen werden.
60
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 97,131,153. 61 IDEM, 59. 26
Hoofdstuk 3: Handelsactiviteiten van de Middelburgse Commercie Compagnie De Middelburgse Commercie Compagnie heeft in de vele jaren van haar bestaan zeer verschillende activiteiten ondernomen om rendabel te blijven. De MCC begon met Europese goederenhandel, gevolgd door handel naar de Caraïben en Suriname. Na 1730 kwam daar goederenhandel op Afrika bij en de eerste slavenreizen. In periodes met verliezen heeft de MCC ook walvisvaarten ondernomen en verhuurde ze haar schepen met bemanning om voor derden goederen te vervoeren. In Middelburg exploiteerde de MCC een scheepswerf en een lijnbaan. Op de werf werden schepen voor eigen rekening maar ook voor anderen gebouwd. Al met al een gevarieerd geheel aan activiteiten, waarvan we hier enkel de goederenhandel en de slavenhandel of driehoekshandel uitvoeriger willen bespreken omdat hierover veel documentatie bewaard gebleven is. Over de activiteiten op de wal is weinig bekend gebleven en deze kan dus enkel heel summier aan bod komen.
3.1. Goederenhandel In grote lijnen wordt de opbouw van Reinders Folmer- van Prooijen gevolgd, aangevuld met notities over de slavenhandel van Emmer en Priester en de vermelde scheepstypes worden verklaard in de Verklarende Woordenlijst.62 Het eerste jaar 1721 startte de MCC al direct met scheepvaart in allerlei richtingen: naar de Franse Atlantische kust, naar de Oostzee, naar de Middellandse Zee, naar de Caraïben en naar Suriname. De eerste reizen leverden een licht verlies op en een schip naar Livorno verging bij het binnenvaren van die haven. De lange afstandsreizen naar Suriname en de Caraïben bleken vanaf het begin winstgevender, maar ook duurder en riskanter. De retourlading bestond dan uit erg gewilde producten zoals goud, zilver, tabak, indigo en schildpad. De schepen voeren letterlijk af en aan, zowel naar Europese als naar Suriname en de Caraïben.63 Uiteraard werd de vloot de eerste jaren voortdurend uitgebreid door nieuwbouw voor eigen rekening en door aankoop van nieuwe en gebruikte schepen elders. Bij het eerste sluiten van de boeken op 16 augustus 1723 bezat de compagnie 13 schepen en stond er nog één op stapel. Ook was nu gebleken dat de handel binnen Europa en naar Suriname niet erg winstgevend was geweest. De vaart naar het Caraïbisch gebied beloofde in de toekomst winstgevender te worden. Daarom werden de activiteiten hierop geconcentreerd. De kapiteins kregen het consigne om de haven van Curaçao te vermijden. De zware heffingen van de WIC aldaar zouden de winsten aantasten. Deze eerste reizen naar het Caraïbisch gebied waren bovendien op twee manieren illegaal. Ten eerste was deze handel in strijd met het monopolie van de WIC. Ten tweede was deze handel in strijd met het Verdrag van Munster uit 1648 waarin bepaald was dat Spanje en de Republiek niet rechtstreeks handel mochten drijven op elkaars koloniën. Spanje zelf had te weinig scheepscapaciteit om haar koloniën te bevoorraden en dus werd gebruik gemaakt van smokkelaars of lorrendraaiers.64 De Hollandse schepen hielden zich niet aan deze laatste regel, maar Spaanse oorlogsschepen patrouilleerden in de Caraïbische Zee en namen eventueel schepen in beslag. Dat overkwam het schip de Spaanse Coopman van de MCC . De Europese handel van de MCC had zwaar te lijden van de Engelse 62
REINDERS FOLMER –VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 72-96. 63 REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 72-91. 64 PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa. 27
concurrentie. De Engelsen voeren op Cadiz en namen van daar uit deel aan de intramediterrane scheepvaart tot ze een winstgevende retourreis vonden. Op die manier konden ze tegen lagere prijzen varen dan de MCC die rechtstreeks heen en weer voer tussen Middelburg en de bestemmingshaven. Het was uiteindelijk goedkoper voor de MCC hier schepen van derden te charteren om goederen aan te leveren dan om zelf deze vaart te onderhouden. Ook de vaart op Suriname bracht niet veel winst op, zeker niet als voor eigen rekening werd gevaren. In 1725 begonnen de tegenslagen in de Caraïbische handel zich op te stapelen. De Beurs van Middelburg kwam terug thuis met de helft van zijn cargasoen als onverkochte waar. De Spanjaarden hadden het schip steeds verhinderd aan land te komen en er was een deel van de bemanning gedeserteerd. Ook de kapitein was onderweg gestorven en opgevolgd door de luitenant. Een ander schip, de Don Carlos was door de Portugezen voor de Braziliaanse kust aangehouden. Om de rampspoed compleet te maken was een zusterschip van de Don Carlos, Don Louis genaamd, bij Lima in Chili door de Spanjaarden aangehouden. Dit rampjaar betekende voor de MCC een verlies van £ 27.921 Vlaams. In 1726 kwamen gelukkig wel twee schepen veilig terug die winst hadden gemaakt op hun reis. 3.1.1. Europese vaart Ook de Europese reizen kenden moeilijkheden. In 1726 had de compagnie nog één schip over van de voor Europa bestemde schepen uit 1721. Dit schip, de Maria Elisabeth werd nu deels voor de visvangst en deels voor reizen naar het zuidwesten van Frankrijk ingezet. Dit alles was maar matig winstgevend. Tot 1734 werd zo afwisselend met verlies of met winst binnen Europa gevaren. Vanaf 1735 werd enkel nog tarwe naar Zuid-Europa gebracht als daar misoogsten waren en kwam men met olijfolie uit Italië terug. Dit was vrijwel risicoloze handel die echter ook geen grote winsten opleverde. Vanaf 1753 tot en met 1758 nam de MCC ook deel aan de walvisvaart bij Groenland en Straat Davis. Deze onderneming was een joint venture waarbij de MCC voor ¼ part deelnam. Na enkele winstgevende reizen sloot de compagnie ook dit avontuur in 1758 af met alweer een verlies. De belangstelling voor Europese vaart verdween nu volledig bij de directeuren. Toch werd nog eenmaal een poging ondernomen in 1758. De MCC kocht een snauw.65 Na vier reizen had het schip een winst opgebracht slechts £ 61 Vlaams en nu stopte de directie definitief met Europese vaart voor eigen rekening. Deze handel had in 37 jaar meer verlies dan winst opgeleverd.
3.1.2. Transatlantische vaart De Europese vaart was slechts een nevenactiviteit geweest. De reizen naar de Caraïbische Zee waren belangrijker. Hier lagen mogelijkheden voor grotere winsten, maar deze vaart kende ook meer risico‟s. De langere reis was gevaarlijker en ook het gevaar van Spaanse aanhoudingen was groter. Bovendien stond de Caraïbische Zee bekend als een regio met veel piraten. Op de transatlantische reizen waren duurdere cargasoenen nodig om te kunnen ruilen tegen de erg gewilde artikelen als goud en zilver. De resultaten van de reis van de Eendracht in 1728 tonen dit aan. Het schip was aangekocht voor £ 5.823 Vlaams, ze was beladen voor £ 9.620 Vlaams. Op de retourlading, voonamelijk cacao, werd een nettowinst gemaakt van £ 6.904 Vlaams. Deze reizen vergden een grotere investering maar boden ook uitzicht op grotere winsten. In 1723 besloten de directeuren van de MCC in het geheim voor het eerst een 65
BIRONT, (D.): Smertelijk om te sien: het leven aan boord van achttiende-eeuwse slavenschepen in dienst van de Middelburgse Commercie Compagnie, 23. Onuitgegeven licentiaatsscriptie. Gent, 2004. 28
reis naar de Afrikaanse Westkust te ondernemen. Door het monopolie van de WIC zou dit een illegale reis zijn. Het illegale karakter was geen bezwaar voor de heren directeuren. Van burgemeester en directeur Willem van Citters was de betrokkenheid met het lorrendraaien bekend. Ook bij de hoofdparticipanten waren erg veel lorrendraaiers, onder andere Ribaut, Six, de la Rue, van de Putte, Parker, Sluyter, Speldernieuw, Tobiassen, Tulleken, Loyzel en van de Velde.66 Enkelen van hen, zoals van Citters, Parker en Tulleken waren zelfs aandeelhouders van de WIC., maar een monopolie mocht hun eigen handelsbelang niet belemmeren. De eerste, geheime , reis naar Afrika bracht verlies en deze handel werd pas na 1730, bij het gedeeltelijk opheffen van het WIC monopolie,weer opgestart. Enkele van de reizen naar de Caraïbische Zee maakten het rampjaar 1726 toch weer enigszins goed voor de MCC. Van 1727 tot 1730 maakte de compagnie redelijk winstgevende reizen, maar dan kreeg de compagnie weer een zware tegenslag. Het schip de Ceulse Galey werd in 1730 geconfisqueerd door Spaanse oorlogsschepen bij Venezuela. Schip en lading gingen verloren wat uiteraard een zware verliespost betekende. In hetzelfde jaar 1730 versoepelde de WIC haar monopolie in de handel op de WestAfrikaanse kust. Tegen betaling van een recognitie konden particulieren onder bepaalde voorwaarden (zoals een maximale duur van de reis) nu ook handel drijven op dit gebied, voorlopig nog met uitzondering van de Goudkust. De directie van de WIC besloot direct enkele proefvaarten te maken. Wellicht was dit de handel waarop steeds gehoopt was. Zoals reeds in hoofdstuk 3 vermeld hadden enkele directeuren al kennis en ervaring met deze handel opgedaan bij de WIC en door participatie in de lorrendraaierij. 67 De proefreizen met retourhandel op Afrika waren teleurstellend en werden stopgezet. Men verwachtte meer winst te kunnen maken met slavenhandel. In Afrika werden dan slaven ingekocht, deze werden vervoerd naar Amerika om daar hopelijk met grote winsten verkocht te worden. Deze winsten werden ter plekke aangewend voor aankoop van suiker, tabak, koffie en andere zeer gewilde artikelen. Die zouden bij veiling in de Republiek op hun beurt weer voor grote winsten kunnen zorgen. Naar de geest van de tijd maakte men geen onderscheid tussen goederenhandel en slavenhandel. Enkel het economisch belang primeerde.68 In 1732 vertrok het schip Hof van Zeeland voor een eerste reis in de driehoekshandel Middelburg – Afrika Curaçao. Bij terugkomst in 1734 bleek ook deze onderneming verlieslatend geweest te zijn. Ook in de slavenhandel bleken de winsten niet voor het oprapen te liggen. Bijgevolg zag de directie voorlopig, tot 1740, af van deze zo lucratief ogende handel en ging verder in de goederenhandel met het Caraïbisch gebied. Helaas voor hen waren ook de retourreizen naar dit gebied in deze periode, 1730-1732, verliesgevend. Spanje weerde nu actiever alle buitenlandse handelaren van haar koloniën. De MCC leed in de periode 1731-1734 dan ook verlies op alle terreinen. Noch de aandeelhouders, noch de directies ontvingen enige provisie in deze periode. Daarna deed de compagnie redelijk goede zaken tot 1748. In dat jaar werden weer verliezen geleden, niet in de Caraïbische handel maar in de kaapvaart. Twee schepen waren volledig uitgereed maar konden niet uitvaren omdat er in 1747 een wapenstilstand werd gesloten in de Oostenrijkse Successieoorlog. Ook een reis naar St. Eustatius werd geannuleerd en was dus een extra verliespost. Dankzij de grote winsten in de voorgaande jaren werd er toch dividend
66
PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa, 378 en bijlage II. REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): van Goederenhandel naar Slavenhandel, 89. PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa, 27. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, 217-219; bijlage XLIV en LI. 68 PRIESTER, (L.R.): De Nederlandse houding, 17. 67
29
uitgekeerd. Met wisselend succes werd verder handel gedreven op Afrika en het Caraïbisch gebied. Het accent lag echter sinds 1740 steeds meer op de slavenhandel.
3.2 Slavenhandel
Zoals hierboven reeds aangegeven verliep het eerste experiment in de slavenhandel nogal teleurstellend voor de MCC. Voor eigen rekening slaven naar Curaçao brengen was erg riskant gebleken. De inkoopprijzen waren ook hier afhankelijk van vraag en aanbod. Ook de verkoopprijs van de slaven was een onzekere factor. Om dit alles te vermijden probeerde de compagnie op contract slaven te leveren, maar pas in 1740 kwam ze tot een akkoord met de Sociëteit van Suriname. Vanaf 1740 tot 1743 werden negen slavenreizen op contract ondernomen. Zelfs hiervan waren er zes met verlies, één met weinig winst en twee met veel winst. Ook dit was geen onverdeeld succes. Op deze manier was wel de verkoopprijs van de slaven vastgelegd, maar de inkoop in Afrika bleef onzeker. De compagnie waagde in 1745 een slavenreis volledig voor eigen rekening en behaalde hierbij een winst van £ 4.311 Vlaams. Dit succes bleek echter geen garantie zijn voor blijvende winsten en al in 1748 leed de MCC een groot verlies op een slavenreis. Er brak een opstand onder de slaven uit tijdens de reis en slechts 196 van de 352 slaven werden levend in Suriname afgeleverd. 69 De volgende tabel geeft aan hoe wisselvallig ook deze handel kon zijn.
69
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 92. 30
Tabel 5. Winstgevendheid Atlantische slavenhandel MCC 1740- 1800.70 Periode Aantal reizen Gemiddelde winstpercentage 1741-1750 10 -0,32% per jaar 1751-1760 22 +8,09% per jaar 1761-1770 33 +5,07% per jaar 1771-1780 24 -0,09% per jaar 1781-1790 6 -1,87% per jaar 1791-1800 3 -3,21% per jaar __________________________________________________________________________ 1741-1800 98 +2,58% per jaar Bronnen: Klein, Middle passage, 46-47; Stein, French slave trade, 137 t/m 150; Anstey, Atlantic slave trade, 46-47, 57; Anstey en Hair, Liverpool, 80-81. Uit deze tabel blijkt dat de slavenhandel voor de MCC in vier decennia verliesgevend was. Het totaal gemiddelde resultaat was toch nog positief dankzij de winsten in de periode 1751 tot 1770. Het verlies in de periode 1781-1790 bewijst dat de slavenhandel met Suriname reeds vóór de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) achteruit ging. Reinders Folmer komt met den Heyer tot de conclusie dat de slavenhandel wel de meeste energie en het meeste geld vereiste, maar niet het grootste rendement opbracht. 71 Den Heyer berekende voor de WIC dat tussen 1674 en 1738 75 % van haar inkomsten uit de goudhandel kwam en slechts 13% uit de slavenhandel. Reinders Folmers spreekt voor de MCC van 9% nettowinst in de goederenhandel en 3,6% in de slavenhandel in de periode 1734-1755. De goederenhandel van de MCC op West-Indië was duidelijk winstgevender. Naast suiker en andere koloniale waren brachten ze ook stofgoud en zilveren munten van acht mee. 3.2.1. De Hollands- Zeeuwse slavenhandel in Europees perspectief De vraag dringt zich op welke positie de slavenhandel door de WIC en later door de MCC innam in het geheel van de Europese slavenhandel. De schattingen over de aantallen verhandelde slaven varieerden nogal in de loop der tijd. Recentelijk houdt men het op 10 tot 11 miljoen slaven.72 Het Nederlandse aandeel wordt geschat op ruim 500.000 slaven door zowel den Heyer,Emmer als door Priester. De WIC zou hiervan 226.000 slaven voor haar rekening genomen hebben en de MCC 272.000. In totaal komt dit neer op minder dan 5% van het Europees totaal. De Republiek bezette met 4,8% de vierde plaats in de Europese slavenhandel, na Portugal (46%), Engeland (28%) en Frankrijk (13,2%). Hoewel 4,8% erg weinig lijkt betekent het voor een klein land als de Republiek erg veel. In vergelijking met Engeland en Frankrijk was de Republiek een erg klein land en ook haar inwonertal stond niet in verhouding tot dat van deze grote buurlanden en van Portugal. Bijgevolg was ook haar vloot veel kleiner en waren haar slavencompagnieën veel minder kapitaalkrachtig. Zo bezien kan gesteld worden dat het aandeel van de Republiek in de slavenhandel in verhouding zeer
70
PRIESTER, (L.R.): De Nederlandse houding, 26 REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 152. HEYER, DEN, (H.): De Geschiedenis van de WIC, 153 e.v. 72 ELTIS, table 5.1 in FINDLAY, (R.) en O‟ROURKE, (K.): Power and plenty, 228. 71
31
groot geweest is. Dit was zeker het geval in de periode 1685 tot 1688 toen het Asiento in Hollandse handen was en ook in de periode 1750-1770. 3.2.2. De ethische houding in de Republiek ten opzichte van slavenhandel Het onderwerp slavenhandel kan niet afgesloten worden zonder een beknopte visie op de ethische houding tegenover mensenhandel te geven. Slavenhandel werd begin 16e eeuw algemeen geaccepteerd omwille van religieuze, economische en juridische motieven. 1. Religieus werd de handel gelegitimeerd met een verwijzing naar de Bijbeltekst in Genesis 8, 18-27. Hierin wordt verhaald hoe Noach het nageslacht van zijn zoon Cham vervloekt omdat deze zijn vader bespot had om diens naaktheid. Dit nageslacht, zwarte mensen, zouden in eeuwigheid verdoemd zijn. In de streng Calvinistische Republiek werd daar nog aan toegevoegd dat de slaven door de slavernij in contact kwamen met de “ware religie”, lees: de calvinistische overtuiging. 2. In 1640 bracht dominee Udemans uit Zierikzee een “Kooplieden-katechismus” uit waarin hij de religieuze argumenten combineerde met economische voordelen. Het liberaal-calvinistisch beginsel dat winst maken een goddelijke opdracht was en een teken van goddelijke uitverkiezing werd gretig aanvaard door de kandidaat-handelaren van de WIC en later de MCC. Udemans stelde het voor alsof de handelaar-koopman een missie te vervullen had door “onontwikkelden” te civiliseren, ook met dwang in de slavernij. Het liberale bestuur van de Republiek, de Staten-Generaal, stelde onomwonden dat de welvaart in de Republiek onlosmakelijk verbonden was met de slavenhandel.73 3. Juridisch werd slavernij gelegitimeerd door te verwijzen naar het Romeins recht. De vermaarde jurist Hugo de Groot (1583-1645) stelde dat volgens het Romeins recht de overwinnaar in een rechtvaardige oorlog de beschikking had over leven en dood van de overwonnenen. Bovendien was slavernij sterk verankerd in internationale verdragen. Dit argument was niet waterdicht want de Republiek was niet in oorlog met volken in Afrika. Dit bezwaar werd omzeild met de bewering dat door opkoop de levens van deze overwonnenen in Afrikaanse oorlogen werden gespaard. 4. Ook zonder religieuze en juridische argumenten werd slavenhandel geaccepteerd door de meerderheid van kooplieden en bestuurders. De superioriteit van blanken stond buiten kijf en gekleurde mensen werden als inferieur, ja zelfs onvolwaardig menselijk aanzien. 5. Toch was er van het begin af ook protest tegen deze mensenhandel, maar voorlopig bleef die beperkt tot eenzame stem in de woestijn.
3.3 Walactiviteiten74 Tot slot van de bespreking van de handelsactiviteiten van de MCC moet ook aandacht besteed worden aan het minst spectaculaire deel ervan, namelijk de activiteiten van de eigen scheepswerf en van de eigen touwslagerij. Beide onderdelen van de MCC zijn helaas erg slecht gedocumenteerd, zodat de bespreking noodgedwongen erg summier moet blijven.
73
PRIESTER, (L.R.): De Nederlandse houding , 38-51. REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 66-71. 74
32
Behalve het Commerciehuis in de stad beschikte de MCC ook over een eigen scheepswerf naast die van de VOC en de WIC. Bij de oprichting in 1720 was dit stuk grond overgenomen van de WIC. Bij de scheepswerf werd ook een pakhuis gekocht en in 1739-1739 werd er op de werf nog een pakhuis gebouwd en het eerste afgestoten. Op de werf werden schepen in eigen beheer gebouwd, gerepareerd en onderhouden. Op de werf waren een aantal vaklui werkzaam onder leiding van een baastimmerman. In periodes dat de compagnie verliezen leed werd het aantal arbeiders ingekrompen, maar de baastimmerman bleef in dienst. Na de afbouw van het schip de Eendracht in 1726 werd ook de baastimmerman ontslagen. Pas in 1729 gingen de zaken weer in zoverre goed dat dezelfde baastimmerman weer in dienst kwam. In deze periode kwam de Afrikaanse vaart op en men liet op de werf enkele kleinere schepen bouwen. Toch was de werf steeds weer de plaats waarop bezuinigd werd in mindere tijden. Steeds opnieuw werden mensen ontslagen, in loon verlaagd of juist weer aangenomen. Bij nieuwbouw of reparatie waren er veel mensen werkzaam, in andere periodes slechts enkele. Tot 1816 werden enkel schepen voor eigen gebruik gebouwd. Daarna stopte de MCC haar handelsactiviteiten en ging enkel als werf verder. Nu bouwde ze schepen in opdracht en wel tot 1861. In dat jaar werden de activiteiten op de werf stilgelegd in afwachting van betere tijden. In 1869 werd ze verkocht aan een Rotterdamse rederij. Er waren in totaal 30 schepen gebouwd, maar had geen glanzend bestaan gekend. Ook bezat de compagnie sinds 1722 een touwslagerij, lijnbaan “De Swarte Cabel” genaamd. Deze werd voor drievierde deel gekocht van weduwe van Pantegem. Belangrijke beslissingen over aankoop en prijzen van benodigd hennep werden door de directie genomen en de dagelijkse leiding was in handen van een meester-opziener. In 1852 werd deze touwslagerij na een lang maar roemloos bestaan verkocht. De boekhouding van zowel de werf als de lijnbaan werd op het kantoor van de MCC gedaan door de onderboekhouder. In 1889 werden de boeken van de MCC definitief gesloten en hield de compagnie op te bestaan. Op de vraag waarom de MCC zo lang doorging met vaak verlieslatende activiteiten geeft Reinders Folmer het antwoord dat er steeds schepen onderweg waren en men nooit een geschikt moment vond om de onderneming op te heffen. Ook zou opheffing de reputatie van de directeuren schaden.75 Zonder afbreuk te willen doen aan deze argumenten zijn er mijns inziens nog meer redenen om de MCC niet op te heffen. Als compagnie op aandelen werden de individuele risico‟s gespreid en wogen wellicht niet op tegen de persoonlijke winsten die de bestuurders behaalden bij opkoop van de retourladingen (al was dit volgens het reglement verboden). Ook de individuele hoofdparticipanten konden nog profijt halen uit hun bevoorrechte positie bij uitreding van de schepen. De Middelburgse Commercie Compagnie zorgde tevens voor werkgelegenheid, al zal dit zeker voor de bestuurders en aandeelhouders niet de grootste zorg geweest zijn. Handelaren, handelend met het oog op het behalen van winst, laten rationele overwegingen primeren. De kans dat er nieuwe, winstgevende, reizen ondernomen zouden worden bleef zeker bestaan. De aandelen die ze bezaten waren reeds sinds generaties familiebezit en zouden bij liquidatie niets meer opbrengen en nu konden ze nuttig zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
75
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel, 163-167. 33
Hoofdstuk 4. Financiële netwerken tussen MCC – VOC – WIC
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de maatschappelijke positie van de hoofdparticipanten van de MCC. Tevens wordt nagegaan in welke mate ze financieel betrokken waren bij de VOC en bij de WIC. De literatuur met betrekking tot de positie van de VOC in de Zeeuwse samenleving is redelijk volledig. De literatuur met betrekking tot de Kamer Zeeland van de WIC is daarentegen erg summier en geeft geen antwoord op de vraag naar financiële netwerken tussen MCC en WIC. De gebruikte gegevens worden derhalve onder voorbehoud gegeven en behoeven een nadere studie naar de onderlinge betrokkenheid tussen beide compagnieën.
4.1 Zeeuwse kapers en de grote compagnieën De eerste provisionele gecommitteerden van de MCC in oprichting waren de bestuurders Willem van Citters, Hermanus van de Putte en Coenraad Coenraats en de kooplieden Pieter de la Rue en Hermanus Christiaensen.76 De eerste directeuren schreven in augustus 1720 zelf in voor extra ƒ 914.000 om zo het totaal van ƒ 5 miljoen te halen. Van der Bijl noemt het opvallend dat enkele kaapvaarders voor de grootste bedragen intekenden en noemt speciaal De la Rue, Christiaensen, Van de Putte en in mindere mate Boudaen Courten, Tulleken, Schorer, Menschaert, Macquet, Du Buisson en Bomme.77 Bovendien tekenden slechts twee van de rijkste families in Middelburg voor grote bedragen in het kapitaal van de MCC en wel Tulleken en Boudaen Courten. 78 Zij staan in het door van der Bijl opgestelde overzicht van het belastingkohier Familiegeld van Middelburg uit 1720 vermeld met inkomens van respectievelijk ƒ 17.000 en ƒ 10.000. De families Duvelaer, van Citters, Schorer en Parker hebben lagere inkomens. Vooral de gegoede burgerij behoorde tot de hoofdparticipanten.79 Deze conclusie werd getrokken op basis van hun aanslagen voor het Familiegeld. De hoofdparticipanten van de MCC komen allen voor in de hogere klassen van deze belasting, maar slechts enkelen in de allerhoogste regionen. Met van der Bijl gaf ook Paesie gaf aan dat de Zeeuwse smokkelhandel (in oorlogstijd overschakelend op kaapvaart) grote bedragen investeerde in de MCC en hij gaf tevens een overzicht van de financiële belangen van smokkelhandelaren in de VOC en WIC.80 Tabel 3. Financiële betrokkenheid van 5 grote smokkelaars- kaapvaartreders bij de VOC, WIC en MCC tussen 1703 en 1720. 1703 Families VOC Christiaense Lampsins 2240 Herman van 6000
WIC 3000 3050 1800
1710 VOC 600 4100 6000
WIC 11.530 3410 3170
76
1720 VOC 6000 8150 6000
WIC 3200 6100 5420
MCC 75000 27000 54000
REINDERS FOLMER – VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederen handel naar Slavenhandel, 17. 77 Bijlage: prospografisch overzicht directeuren – commissarissen en hoofdparticipanten MCC. 78 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, 219. 79 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XXIV. 80 PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa, 121. 34
de Putte P. de la Rue 2000 6130 2000 6530 8000 5700 Tulleken 3000 1335 1335 (alle bedragen in guldens) Bron: R.Paesie, Lorrendrayen op Africa, 121.
107750 24250
Uit dit overzicht blijkt allereerst dat alle genoemde smokkelhandelaren zeer grote bedragen belegden in de MCC. De beleggingen van Christiaense in de WIC zijn tussen 1703 en 1710 meer dan verdrievoudigd om tussen 1710 en 1720 weer terug te vallen op het niveau van 1703. Lampsins verhoogde zijn aandeel in de WIC vooral tussen 1710 en 1720. Van de Putte verdubbelde bijna zijn belangen in de WIC tussen 1703 en 1710 en opnieuw tussen 1710 en 1720. De la Rue bleef ongeveer op hetzelfde niveau betrokken bij de WIC en Tulleken halveerde zijn inleg. Een gelijkaardige evolutie is te zien in hun beleggingen in de VOC. Christiaense had in 1703 nog geen belang in de VOC, in 1710 een bescheiden belang dat tussen 1710 en 1720 vertienvoudigde. Lampsins verhoogde stelselmatig zijn aandeel, van de Putte halveerde aanvankelijk zijn belang en verdubbelde het daarna weer, de la Rue verviervoudigde zijn aandelenpakket pas na 1710 en Tulleken blijft afzijdig. De VOC was een compagnie die regelmatig grote dividenden uitkeerde en deze beleggingen waren dus wel rendabel. Opvallend is echter dat ze substantieel grotere bedragen inlegden in 1720 in alle drie de compagnieën. Waren dit speculatieve beleggingen in 1720 of niet benutte winsten uit de Spaanse Successie Oorlog?Uitzonderlijk is echter dat ze allemaal in 1720 vele malen meer investeerden in de MCC dan in de andere compagnieën terwijl van begin af aan duidelijk was dat deze compagnie niet speculatief van aard was, maar een echte handelscompagnie wenste te zijn. Ter vergelijking worden de beleggingen in de MCC afgezet tegen de beleggingen in de VOC en in de WIC. Christiaense: ruim 12 x meer in de MCC dan in VOC en ruim 23 x meer dan in WIC. Lampsins: ruim 3 x meer in MCC dan in VOC en ruim 4 x meer dan in WIC. van de Putte: 9 x meer in MCC dan in VOC en bijna 10 x meer dan in WIC. de la Rue: ruim 13 x meer in MCC dan in de VOC en bijna 19 x meer dan in WIC Ze verwachtten allen erg veel van de MCC en waren bereid en in staat om zeer veel geld in de nieuwe compagnie te investeren. De beleggingen van deze vijf kaapvaartreders in de VOC en WIC zijn erg gering in vergelijking met de enorme bedragen die ze beleggen in de MCC. Verwachtten ze meer zeggenschap te krijgen in de eigen MCC dan in de grotere VOC en WIC? gaf de lokale opzet van de MCC de verwachting dat ze particulier nuttig gebruik konden maken van deze compagnie De beleggingen in de WIC waren tot nog toe niet erg rendabel gebleken en Christiaense en de la Rue verminderden hun aandeel in 1720, Lampsins en van de Putte verhoogden hun aandeel en Tulleken bleef bij een zeer mager aandeel van ƒ1335. Mogelijk hoopten ze als kaapvaarders eventueel zelf betere zaken te kunnen doen in de Atlantische ruimte, zowel in goederenhandel als eventueel in slavenhandel na opheffing van het WIC monopolie. Hun motieven zijn helaas niet gekend, maar als grote handelaren belegden ze hun fortuinen zeker zo rationeel mogelijk. De enorme beleggingen in de MCC bevestigt ook de stelling dat ze als kapers en smokkelaars fortuinen hadden verdiend in de Spaanse Successie Oorlog (1702-1713) en deze winsten nu op de meest lucratieve wijze wensten te beleggen.81 Zoals gezegd was de Zeeuwse smokkelhandel nauw verweven met de kaapvaart, zowel individueel als collectief in partenrederijen. Dit netwerk was het resultaat van gemeenschappelijke belangen. Door de illegale aard van hun activiteiten is het erg moeilijk deze netwerken op te sporen. Zo wijst Paesie erop dat directeur de la Rue voor tien, met name 81
PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa,tabel 2.4, 121. 35
genoemde, niet-Zeeuwen intekende voor een bedrag van ƒ 113.000, mensen die zeker tot zijn zakelijk netwerk behoorden. Ook via processen-verbaal van veroordeelde smokkelaars zijn soms sporen van illegale netwerken terug te vinden. Van der Bijl toonde aan dat de correlatie tussen MCC en WIC aanmerkelijk groter was dan die tussen MCC en VOC. Hij berekende dat 15% van de intekenaren van de MCC niet voorkwamen op het aandeelhoudersregister van de Kamer Zeeland van de WIC en 45% van de MCC- intekenaren niet op het aandeelhoudersregister van de Kamer Zeeland van de VOC. Daaruit concludeerde hij dat de correlatie van de MCC-lijst met die van de WIC aanzienlijk groter was dan met die van de VOC.82 Een vergelijking van de belangrijkste families volgens het kohier van het Familiegeld bevestigt dit beeld en leert dat twaalf van de dertig families uit de eerste twintig klassen van het Familiegeld zowel betrokken waren bij MCC als bij VOC (40%) en twaalf van de zes en twintig (46%) families uit dezelfde klassen bij MCC en WIC.83 Gezien de zeer kleine populaties waarop deze berekeningen betrekking hebben is het bijna onmogelijk om hieruit duidelijke conclusies te trekken. De tendens is duidelijk dat de aandeelhouders van de MCC meer gericht waren op de WIC dan op de VOC.Beleggen in de WIC was weliswaar minder lucratief, zeker in de eerste decennia van de achttiende eeuw. 84 Deze compagnie bood de Zeeuwse handelaren echter andere voordelen zoals informatie over Afrikaanse, Caraïbische en Braziliaanse handel waarin ze zelf ook actief waren.Tevens bleef men de slavenhandel als potentieel erg winstgevend beschouwen en waren de uitredingen voor zowel MCC als WIC een interessante bron van inkomsten voor de betrokken hoofdparticipanten die hierbij de voorkeur genoten. Door de belangrijkste Zeeuwse families, betrokken bij de VOC, respectievelijk de WIC tussen 1700 en 1754 te vergelijken met de inschrijvers van de MCC is de relatie tussen deze drie compagnieën nauwkeuriger te achterhalen.85 Tabel 4. Belangrijkste families betrokken bij VOC, WIC en MCC tussen 1700 en 1754. Families
VOC
WIC
MCC
Van Pere Velters De Huybert Boudaen Courten Van der Mandere Van Reygersberge Van Hoorn Coninck Hurgronje Van den Brande Kien Van Citters Van Dishoeck Duvelaer Cau
x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x -
x x x x -
82
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 219. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, bijlage XXXVIII en XLVIII. 84 HEYER, DEN, (H.): De geschiedenis van de WIC, 162 e.v. 85 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, bijlagen XXXVIII en XLVIII. 83
36
Nachtegael x Van Borssele x Tulleken x x x Veth x x Steengracht x x Schorer x x x Huyssen x Cocquelle x Thibaut x De Muncq x Van der Poort x De Mauregnault x Godin x Tilenus x Radermacher x x De Labistrate x x Bomme x x Parker x x Thijssen x x Fruytier x Van der Merct x Van Essen x x Sandra x x Scheurwater x Van Campen x x __________________________________________________________________________ 25 22 18 Bron: van der Bijl, Idee en Interest, bijlage XXXVIII en XLVIII. Daarna volgen nog 34 namen van hoofdparticipanten MCC die niet in de VOC en ook niet in de WIC vertegenwoordigd zijn.86 Uit dit overzicht zijn een aantal conclusies te trekken: 1. In deze periode zijn 7 van de 25 Zeeuwse families zowel betrokken bij de VOC als de MCC ofwel 28%. 2. In deze periode zijn 11 van de 22 Zeeuwse families betrokken bij zowel de WIC als de MCC, ofwel 50%. 3. In deze periode zijn 3 van de 18 hoofdparticipanten van de MCC tevens betrokken bij zowel VOC als WIC, ofwel 16,7%. Deze drie zijn Boudaen Courten, Tulleken en Schorer. 4. Dit overzicht zegt niets over de omvang van de betrokkenheid, wel over de spreiding binnen de Zeeuwse handelselite. 5 Dit overzicht bevestigt de stelling van Van der Bijl dat de correlatie MCC en WIC veel groter is dan die van MCC en VOC. 6. Vergelijking van bovenstaand overzicht met de lijst van reders en boekhouders uit de kaapvaart van Verhees - van Meer leert dat 10 kaapvaarders (25%) hun winsten bij de VOC, de WIC en/of de MCC belegden.87 86
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, bijlage LI. 37
7. De verschillen tussen deze getallen en de voorgaande zijn wellicht een kwestie van het meer of minder volledig zijn van de lijsten. De tendensen komen in elk geval overeen.
4.2 De positie van de VOC in Zeeland De VOC heeft met haar monopoliehandel op Azië gedurende bijna twee eeuwen bijgedragen aan welvaart en werkgelegenheid in de Republiek. De nauwe band tussen regenten en bewindhebbers die in hoofdstuk 5 uitvoerig geanalyseerd zal worden,zorgde ervoor dat de VOC geen last had van politieke belemmeringen in haar streven naar maximale winst, met andere woorden het bestuur stelde alles in het werk opdat de handel voorspoedig verliep. Zo kon ze uitgroeien tot de machtige maatschappij die in Azië zelfs staatsrechterlijk kon optreden namens de Republiek : de VOC was een „compagnie van commerce maar oock van staat”. Toch verhinderde de internationale concurrentie dat ze in Europa de specerijenmarkt kon domineren. Zelfs binnen de Republiek had de VOC rekening te houden met buitenlandse importen. Ook in Azië was de VOC niet almachtig en werden de prijzen bepaald door het spel van vraag en aanbod. In gebieden waar de VOC de productie reguleerde kon ze wel zelfstandig de prijzen bepalen zoals voor nootmuskaat en foelie van de Banda-eilanden. In de achttiende eeuw bleef de VOC-handel op peil, terwijl de nationale economie stagneerde. Daardoor nam de VOC toe in betekenis voor de nationale economie en werkgelegenheid. Zeeland had in verhouding tot haar aandelenbezit van 12% in de VOC een erg grote invloed. Binnen de Republiek was er bij de oprichting in 1602 volledige vrijheid om voor een willekeurig bedrag in te tekenen. Vanuit Zeeland werd 20 % van het oprichtingskapitaal, zijnde ƒ 6.440.200, bijeen gebracht. De Zeeuwse inschrijvingen varieerden tussen ƒ 72 en ƒ 53.000, wat wijst op deelname uit alle lagen van de bevolking. De Kamer Zeeland vertegenwoordigde een kwart van het totale kapitaal van de VOC. Zeeland vaardigde vier bewindhebbers af naar de vergaderingen van de heren XVII tegenover acht van de Kamer Amsterdam en een van de overige Kamers. Deze heren XVII verdeelden inkomsten en uitgaven na het sluiten van de jaarrekeningen over de verschillende Kamers. De taken werden uitgevoerd door commissies verdeeld over de departementen Thesaurie, Koopmanschappen en Equipage. Van elk departement was er een afvaardiging in de vergadering van de Heren XVII. De aandelen bleven familiebezit, zodat we in 1720 nog regelmatig namen terugzien uit het intekenregister van 1602.88 De steden en Staten van de gewesten benoemden de bewindhebbers uit de hoofdparticipanten (voor Zeeland gold het criterium van minstens ƒ 6000 aandelen zoals ook voor de WIC). Hoewel er voor de bewindhebbers geen expliciete afspraken gemaakt werden in de Contracten van Correspondentie omdat het geen openbare functies waren, benoemden de regenten wel afwisselend bewindhebbers uit de twee correspondenties. Dit wees minstens op het bestaan van informele afspraken. In hoofdstuk 5 komt de relatie bestuur en handel uitgebreid aan bod. Volgens Enthoven was het bewindhebbersschap van de VOC de best betaalde baan in Zeeland.89 In de kohieren van het Ambtsgeld echter worden de bewindhebbers van de VOC “maar” aangeslagen voor £ 8.0.0., maar de ontvanger- generaal van Zeeland voor £ 24.0.0., een admiraal voor £ 12.0.0. en een secretaris van de Admiraliteit voor £ 10.0.0. Deze aanslagen waren gebaseerd op inkomsten uit een overheidsbetrekking, zodat aangenomen mag worden dat de genoemde overheidsbanen meer tractement opleverden dan bewindhebber bij de VOC.De emolumenten, 87
VERHEES –VAN MEER, (J.Th.H.): De Zeeuwse Kaapvaart, bijlage XIII. UNGER, (W.S.): Het inschrijvingsregister van de Kamer Zeeland der Verenigde OostIndische Compagnie, 1-33. 89 ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 64. 88
38
onkostenvergoeding en leveranties bij uitredingen brachten daarnaast vele duizenden guldens extra per jaar op en tot 1747 kregen de bewindhebbers 1% provisie van de uitredingen en retouren. Na 1747 werd deze provisie afgeschaft en kregen de bewindhebbers een vast tractement al bleven ze als particuliere handelaren leveren aan de VOC. Enthoven had dus indirect wel gelijk dat de bewindhebbers VOC het hoogste inkomen hadden in Zeeland. Er ging veel geld om tussen de VOC en Zeeland. Zo werden tot 1702 alle anticipatiepenningen van de Zeeuwse kamer gefinancierd met Zeeuws geld en wel hoofdzakelijk door de families Duvelaer, de Muncq en Boudaen Courten. In 1739 was er blijkbaar minder geld in Zeeland, want een gedeelte van het ingelegde geld kwam nu uit Amsterdam.90 Toch bleef de VOC een aantrekkelijke investering, gezien het feit dat in 1739 Pieter de la Rue, Cornelis van Pere, Samuel Radermacher en A. de Huybert samen voor 61% van de leningen aan de VOC zorgden. Ook de Middelburgse Wisselbank leende regelmatig aan de Zeeuwse VOC-Kamer, evenals de Staten van Walcheren en de stad Middelburg. Enthoven berekende bovendien dat Zeeland in de periode 1602-1796 in totaal ƒ 43.000.000 aan de VOC verdiende en dat deze daarnaast voor veel werkgelegenheid en afzet in Zeeland zorgde. In dienst treding bij de VOC kostte geld, van hoog tot laag. Alle functies waren „vendibel‟. Een opper- boekhouder betaalde ƒ 21.000 borg voor zijn baan en een gewoon soldaat acht rijksdaalders.91 Hogere dienaren moesten dus bemiddeld zijn. Ter verhoging van de betrouwbaarheid moesten ze bij het in dienst treden een eed afleggen. In Zeeland kwamen alle hogere ambtenaren uit de regentenklasse. Enkele voorbeelden bevestigen dit. De boekhouder op de Equipage van de VOC, Abraham van Citters was een zoon van kiesheer Aernout van Citters in 1730. Zijn baas, equipagemeester Cornelis Braam, was schoonvader van de bewindhebber en burgemeester Cornelis Paspoort. Opperboekhouder Phoenix Hurgronje in 1737 was de broer van de bewindhebbers Steven en Jacob Hurgronje. Ook hun vader Isaac Hurgronje was bewindhebber geweest. Tot slot David Sandra, de eerste boekhouder op het liquidatiecomptoir was de zoon van een kiesheer uit 1689. Zijn broer Pieter Sandra huwde in 1709 Maria Huygens, weduwe van Pieter Buteux en moeder van bewindhebber Pieter Buteux junior.92 Bovendien zijn dit mooie voorbeelden van het nut van familiale banden en huwelijksallianties waarover in hoofdstuk 6 meer uitleg gegeven wordt. Het bewindhebbersschap betekende een inkomensstijging voor heel de familie. Officieel was verkoop van functies verboden door de Heren XVII, maar dit verbod was niet effectief want de belangen waren te groot. Veel bewindhebbers waren ook regent van een van de weeshuizen. Daniël Radermacher bijvoorbeeld was in 1750 weesmeester voor het Burger- en Armenweeshuis in Middelburg. Vanuit deze functie wierven de weesmeesters weesjongens aan als bemanningsleden voor de schepen. Tientallen weesjongens hebben voor de VOC gevaren terwijl hun gage aan het weeshuis betaald werd en de jongens zelf een zakgeld kregen.93
90
ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 78. ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 87- 105. 92 ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 91. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XII en XVI. ARA: Archief Radermacher, inv. 190 Borgtochten voor boekhouders in de departementen aan de camer Zeeland ; inv. 191 Lijst van tractementen en daggelden van alle officianten en andere bedienden aan de OIC ter camer Zeeland. NAGTGLAS, (F.): Levensberichten van Zeeuwen I, 432. 93 ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 99. 91
39
4.3 De WIC en de Zeeuwse samenleving Na het virtuele faillissement van de eerste West- Indische Compagnie in 1674 maakte deze een doorstart. De tweede West- Indische Compagnie zou zich meer op de handel richten in plaats van op oorlog en kaapvaart. De Staten Generaal bleef ook deze tweede West- Indische Compagnie subsidiëren want oorlog bleef ten allen tijde mogelijk binnen de Europese politieke verhoudingen. Vooral het beheer en de verdediging van de koloniale bezittingen bleven zo belangrijk voor de Republiek dat de Staten Generaal subsidie beloofden voor “twee hondert mannen van oorlog”.94 Evenals de eerste WIC had ook de tweede West- Indische Compagnie een tweeslachtige organisatie. Naast de autonome Kamers was er een centrale vergadering van de Heren Tien. De grote handelssteden waren zo belangrijk dat ook de WIC hiervan afhankelijk was. Elke Kamer werd bestuurd door bewindhebbers die niet betaald werden voor hun werk maar wel 10% van elke dividenduitkering onder elkaar verdeelden. Dit was bij de WIC erg onregelmatig en ook erg variabel qua hoogte van het bedrag. Toch was het bewindhebbersschap aantrekkelijk vanwege de status die eraan verbonden was en door de extra informatie die bewindhebbers ontvingen over de handel. Deze informatie was van belang voor hun eigen, particuliere handel op Afrika. Amsterdam had tien bewindhebbers en de Kamer Zeeland zes. Naar de jaarlijkse vergadering van de Heren Tien stuurde Amsterdam vier bewindhebbers en Zeeland twee. De overige Kamers elk een en ook de Staten Generaal vaardigde een bewindhebber af. De vergadering van de Heren Tien bepaalde het algemeen beleid, en keurde de jaarrekening goed. Zes jaar achtereen was Amsterdam voorzitter gevolgd door twee jaar Zeeuws voorzitterschap. Zoals reeds bleek waren Zeeuwse kooplieden en de Zeeuwse burgerij meer geïnteresseerd in de WIC dan in de VOC en het waren ook Zeeuwse beleggers die telkens de Staten-Generaal konden overhalen om door te gaan met de WIC ondanks blijvende verliezen.95 Zeeland had grote belangen bij de WIC en vooral de slavenhandel bleef de belofte inhouden van zeer winstgevend te zullen worden. Na de WIC zou ook de MCC het tegendeel bewijzen. De WIC werd geleid door 19 directeuren, de Heren XIX. Zij werden benoemd uit de vijf Kamers van de compagnie: acht uit Amsterdam, vier uit Zeeland en twee uit respectievelijk Rotterdam, West-Friesland, Friesland en Groningen. Daarnaast was er nog een directeur namens de Staten-Generaal omdat die een groot aandeel in de compagnie bezat en ook subsidies verstrekte. De bewindhebbers werden in stadhouderloze tijdperken (1650-1672 en 1702-1747) door de Staten en steden van de gewesten benoemd. Hierdoor werd de band tussen regenten en bewindhebbers steeds nauwer zoals nog zal blijken in hoofdstuk 5. Enthoven kwam tot de conclusie dat 87% van de bewindhebbers van de WIC tot de regentenfamilies behoorden.96 Tegelijkertijd waren de regenten ook vertegenwoordigd in de lokale, regionale en landelijke overheid. Het is dus aannemelijk dat bestuur en handel elkaar de hand reikten (in veel gevallen was dat een verwante of bevriende hand). Dit bleek ook uit de belangenverstrengeling tussen Admiraliteit en Staten van Zeeland in hoofdstuk 1. Voorwaarde voor benoeming tot bewindhebber van de WIC was deelname in het kapitaal van ƒ 6000 in Amsterdam en van ƒ 4000 in Zeeland en dat gedurende minstens twee jaar. Aanvankelijk werden deze heren voor 6 jaar benoemd, waarna de helft van de bewindhebbers 94
HEYER, DEN, (H.): Goud, ivoor en slaven, 50. SCHÖFFER, (I.), VAN DER WEE, (H.) en BORNEWASSER, (J.A.): De Lage Landen 1500-1780, 208-209. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Intrest, bijlage XLIII en XLVIII. 96 ENTHOVEN, (V.): Veel vertier, 65 e.v. 95
40
moest aftreden. In de praktijk bleven de bewindhebbers levenslang in hun functie aangezien ze steeds herkozen werden.97 Het was echter verboden gelijktijdig bewindhebber van WIC en VOC te zijn.98 Het bewindhebbersschap van VOC en WIC was een erefunctie, begiftigd met de niet onaardige provisie van 1% op de uitredingen en de retouren, wat uiteraard aantrekkelijk was. Onder de intekenaren van de WIC bevonden zich ook veel kleine beleggers met bedragen vanaf ƒ 50. In 1648 hadden meer dan 20% van de inwoners van Middelburg, Vlissingen en Veere belangen in de WIC.99 De WIC stelde zich twee doelen: handel en kaapvaart. Met deze laatste doelstelling was de WIC een instrument in de strijd tegen Spanje en Portugal. Vooral in Zeeland waren de oorlogsgevoelens na het Twaalfjarig Bestand nog erg groot. Dit gebied had dan ook in de frontlinie gelegen en veel schade geleden. 4.3.1. De strijd tegen lorrendraaiers De kaapvaart binnen de WIC trok al bij de oprichting in 1621 enkele Zeeuwse kapers aan die grote bedragen investeerden in deze compagnie en door de Staten van Zeeland tot bewindhebber werden benoemd. Bij de eerste bewindhebbers vinden we dan ook onder andere de kapersfamilies van Pere, Boudaen Courten, Lampsins, Godijn, Ten Haeff. Tussen 1703 en 1720 waren de grote Zeeuwse kaapvaarders echter niet langer erg geïnteresseerd in deelname aan de WIC, vanwege het handelsmonopolie en de strenge controle op smokkel langs de Afrikaanse kust. Veel Zeeuwse reders wisselden in vredestijd kaapvaart af voor smokkelhandel. In Zeeland deed zich de vreemde situatie voor dat de Zeeuwse afgevaardigden ter Generaliteit zich fel verzetten tegen openstelling van de vaart op Afrika terwijl Zeeuwse kooplieden op grote schaal dit monopolie ontdoken. Al vanaf haar oprichting in 1621 had de WIC af te rekenen met grootschalige ontduiking van haar handelsmonopolie in de Atlantische ruimte. De Zeeuwse smokkelaars alias lorrendraaiers hadden zo hun eigen belangen in Afrika en werden bovendien beschermd door de Zeeuwse autoriteiten.100 De uitreding gebeurde in volle openbaarheid en was herkenbaar aan de grote diversiteit van het cargazoen en de hoeveelheid wapens en buskruit. Deze bescherming was begrijpelijk want de smokkelaars behoorden tot de gegoede burgerij en zelfs tot de regentenelite. De smokkelaars Appolonius Lampsins, H.J. Boudaen Courten, Pieter de la Rue en Willem Parker hoorden tot de belangrijkste regenten van Middelburg en van Hoorn uit Vlissingen werd zelfs benoemd tot burgemeester in 1718. Soms waren de smokkelaars zelfs hoofdparticipant van dezelfde WIC. De WIC leed enorme schade door de smokkel die tussen 1655 en 1675 geschat werd op ¼ deel van de goederenhandel tussen de Republiek en West Afrika. In Afrika was het gebied veel te uitgestrekt voor een efficiënte controle van de kusten en in de Republiek lagen de Zeeuwse autoriteiten dwars. Toch haalde de WIC tussen 1674 en 1730 voor ƒ 2.500.000 aan buit binnen, een enorm bedrag dat ongetwijfeld slechts het topje van de ijsberg was. Evenals de WIC waren ook de lorrendraaiers vooral geïnteresseerd in goud, gom, ivoor en grein in ruil voor textiel, vuurwapens, buskruit en alcoholica.101 Volgens Postma bleef de slavenhandel door smokkelaars erg beperkt. Slavenhandel vereiste grote investeringen, een goede organisatie en garanties bij de afzet in Amerika. Enkele 97
ROOS, (D.): Zeeuwen en de Westindische Compagnie 1621-1764). HEYER, DEN, (H.): Goud, ivoor en slaven, 58. 99 ROOS, (D.): Zeeuwen en de Westindische Compagnie, 17-20 100 HEYER, DEN, (H.): ” Zeeuwse smokkelhandel op West-Afrika (1674-1730)”, pp. 141159. VERHEES –VAN MEER, (J.Th.H.): De Zeeuwse kaapvaart, 6-11. 101 HEYER, DEN, (H.): Goud, ivoor en slaven, 272 98
41
smokkelaars waren wel actief in de driehoekshandel al blijft de omvang er van onbekend. Postma schat hun aandeel tussen 1600 en 1730 op 14.000, waarvan na 1700 alleen al 10.000. In de tussenhandel, waarbij slaven snel doorverkocht werden aan Portugezen, waren de smokkelaars wel erg actief.102 Onder grote druk van met name het gewest Zeeland werd in 1730 het monopolie van de WIC opgeheven, allereerst voor handel op de Amerikaanse kusten en in 1734 ook voor de Afrikaanse kusten. Tegen betaling van octrooigeld aan de WIC van ƒ 60 per last mochten nu ook particulieren handel drijven binnen het WIC- gebied en fungeerde de WIC enkel nog als tussenpersoon bij slavenaankopen en als beheerder van de Guinese forten. Behalve de MCC reedden nu ongeveer 40 kleine Zeeuwse firma‟s schepen uit naar Guinea, waaronder de firma Radermacher & Steenhart. Naast hun aandeel in de MCC richtten J.C. Radermacher en Aernout Steenhart een partenrederij op Guinea op. Deze kleine firma voer met drie schepen op Afrika van 1730 tot 1741. De aandeelhouders van deze kleine firma zijn niet gekend, behalve de oprichters J.C. Radermacher en A. Steenhart. Ook Samuel Radermacher, bewindhebber van de VOC, afgevaardigde bij de Heren XVII en hoofdparticipant van de WIC en MCC, participeerde in deze onderneming. De Zuidnederlander J.B. Soenens uit Gent, gelieerd met de la Rue en via deze ook verwant aan de familie Radermacher, maakte deel uit van deze rederij. Deze kleine rederij leed zeven jaar verlies en stopte in 1741 met haar Afrikahandel. Drie verlieslatende slavenreizen had ze ondernomen.103 4.3.2. Kolonisatie en patroonschappen Behalve handel en kaapvaart had de WIC nog een derde doelstelling die vooral door de oprichter Willem Usselinx benadrukt was, namelijk kolonisatie. Voor dat doel stelden de Heren XIX uitgestrekte gebieden ter beschikking aan kapitaalkrachtige personen (meestal bewindhebbers) om daar kolonisatie te bevorderen. Deze personen, patroons genaamd, verkregen met hun patroonschappen semi-feodale posities. Ze oefenden zowel het bestuur als de rechtspraak uit in deze gebieden en hadden er veel privileges. Bekend zijn de patroonschappen over het eiland Tobago van de gebroeders Adriaan en Cornelis Lampsins uit Vlissingen en het patroonschap van Abraham van Pere, ook uit Vlissingen, over de bezittingen van de WIC aan de Wilde Kust, namelijk Berbice, Essequibo en Demerary. Deze patroonschappen waren een soort subkolonies onder het gezag van een patroon. Deze ondernemingen waren geen lang leven beschoren al leek de verovering van delen van Brazilië in 1630 erg veelbelovend door de aanwezige suikerplantages. In 1654 werd het gebied heroverd door de Portugezen. In 1667 verkreeg de WIC het definitieve zeggenschap over Suriname. In de volgende decennia droeg de WIC haar handelsbelangen tegen betaling van octrooien over aan particuliere handelaren uit de Republiek en bleef zelf slechts een instantie waaraan octrooigelden betaald moesten worden. Onder deze handelaren waren de Zeeuwen sterk vertegenwoordigd. Een herinnering hieraan is het beruchte Fort Zeelandia in Paramaribo van waaruit de kolonie Suriname bestuurd werd en de slavenhandel geregeld. De WIC kende slechts enkele winstgevende periodes. Allereerst het roemruchte jaar 1628 toen admiraal Piet Hein de Spaanse Zilvervloot veroverde en zo met een buit van ƒ 11,5 miljoen thuiskwam. Daarna de periode 1630-1654 toen de WIC zowel bezittingen in Brazilië veroverde en sinds 1637 ook het Afrikaanse El Mina op de Portugezen veroverde, waardoor de slavenhandel bij de WIC, driehoekshandel genoemd, een geweldige stimulans kreeg. Tenslotte ook nog van 1685 tot 1688 toen Coymans uit Amsterdam het Asiento of Spaans 102 103
POSTMA, (J.): The Dutch in the Atalantic Slave Trade 1600-1815, 81. PARMENTIER, (J.): ”De rederij Radermacher & Steenhart (1730-1741), pp.137-152. 42
koninklijk recht op bevoorrading met slaven van de Spaanse kolonies verwierf. In de andere jaren van haar bestaan was de WIC niet erg succesvol. De WIC werd tevens beconcurreerd door buitenlandse handelaren binnen het Atlantisch gebied. Na verlies van haar monopolie in de goederenhandel op Afrika in 1634 en van haar koloniaal bezit in Brazilië in 1657 richtte de WIC zich op slavenhandel, stimulering van de suikerteelt en voedselgewassen in NieuwNederland ten behoeve van Curaçao en op vrachtvaart. Met name in de slavenhandel werd de WIC tijdelijk een grote speler met ± 57.000 verhandelde slaven tussen 1650 en 1674. Alleen Portugal behaalde in die periode grotere aantallen. De WIC was hierin zo succesvol dat men in Engeland overging tot tegenmaatregelen in de vorm van de Navigation Acts of scheepswetten van 1651 en 1660. Bovendien reageerden Engeland en Frankrijk tegen de Hollandse monopoliehandel met de oprichting van de Royal African Company en de Compagnie des Indes Occidentales. Samen met de Engelse Zeeoorlogen leidde dit alles ertoe dat de WIC op een zijspoor werd gerangeerd. In 1774 ging de WIC virtueel failliet, maar kreeg onmiddellijk een doorstart met een nieuw octrooi van de Staten-Generaal en een nieuw aandelenkapitaal. Voor de slavenhandel verkreeg de tweede WIC opnieuw een monopolie, maar dit kon ze niet effectueren. De vroegere slavenforten op de Afrikaanse Westkust waren veroverd door buitenlandse concurrenten die er bovendien nog vele nieuwe forten als centra voor hun slavenhandel oprichtten. Een afwijkende visie op de WIC wordt verwoord door Enthoven die stelt dat de WIC ten onrechte veronachtzaamd is in de maritieme geschiedenis. De Atlantische handel door de WIC is nog slechts nauwelijks onderzocht, zelfs door Nederlandse historici. De perceptie overheerst dat de WIC het kleinere broertje van de VOC was en dat haar onderneming eigenlijk een mislukking is geweest. In een recente studie in samenwerking met Postma stelt Enthoven dat de handelsomzet van de WIC in de zeventiende en achttiende eeuw groter is geweest dan die van de VOC en dat de Atlantische ruimte derhalve het belangrijkste handelsgebied was van de Republiek.104 Samengevat kunnen we stellen dat de Zeeuwse handelselite duidelijk financieel betrokken was bij zowel de VOC en de WIC. In 1720 werd er tevens massaal ingetekend op de MCC, zoals uit de prosopografische analyse in deel 2 blijkt. Bepaalde categorieën zoals kaapvaartreders hadden voor exceptioneel hoge bedragen in de MCC ingetekend. De Zeeuwse kooplieden waren meer geïnteresseerd in de WIC dan in de VOC. Handel in de Atlantische ruimte sloot aan op hun bestaande handelspraktijken. Het handelsmonopolie daarentegen tastte hun bestaande handel aan en werd dus massaal ontdoken. Het eigen belang woog duidelijk zwaarder dan het belang van de compagnie waarvan ze aandeelhouder waren.
104
POSTMA, (J.) en ENTHOVEN, (V.): Riches from the Atlantic Commerce. 43
Hoofdstuk 5. Commerciële en bestuurlijke elite in Middelburg, 1720-1755 In dit hoofdstuk zal gepoogd worden de complexe samenstelling van het stedelijk bestuur in Middelburg te schetsen in de periode voorafgaande aan en in de eerste decennia van de MCC. Ook de zeer nauwe verwevenheid van het bestuur en de commercie wordt hier geanalyseerd voor de casus Middelburg tussen 1702 en 1755.
5.1 Stadsbestuur: samenstelling en rivaliteit Om de samenstelling van de bestuurlijke elite in Middelburg anno 1720 te kunnen schetsen is het nodig een globaal overzicht te geven van de evolutie van het stadsbestuur sinds 1650. M. van der Bijl gaf een zeer heldere beschrijving, die hier grotendeels gevolgd zal worden.105 Het bestuur of de ” regering” van de stad Middelburg bestond uit twee burgemeesters, elf schepenen en twaalf raadsleden. Sinds 1651 werden ieder jaar op 1 augustus de twee burgemeesters vervangen, terwijl het ene jaar vier, en het andere jaar vijf nieuwe schepenen werden gekozen uit een nominatie van dertien personen die de voorgaande dag door het Kiezerscollege en de Raad was opgesteld. Het kiezerscollege bestond uit vooraanstaande personen die voorlopig niet in de vroedschap konden komen omdat ze buiten Zeeland waren geboren, maar wel politieke ambities hadden. De keuze uit de kandidaten zelf werd gemaakt door de stadhouder en tijdens het eerste stadhouderloos tijdperk door een deel van Wet en Raad en na 1702 alleen door de Wet of vroedschap. Voor de stadhouder was dit privilege een effectief middel om controle te kunnen uitoefenen op het stadsbestuur en tevens was het een kans op enige inspraak van de burgerij via de nominatie van het Kiescollege. De oude regentenfamilies waren uiteraard niet erg opgezet met deze invloed op het bestuur van buitenaf. Al sinds 1636 hadden ze onderling afgesproken om Raadsleden door Burgemeesters en Schepenen voor het leven te laten benoemen, zodat hun macht onbedreigd bleef. Bij het begin van het eerste stadhouderloze tijdperk in 1651 poogden de zittende regenten in Middelburg de benoemingsregels voor openbare ambten weer naar hun hand te zetten en de invloed van het kiezerscollege te beperken. Dat leidde prompt tot oproer van de burgerij met als gevolg dat de zittende regentengroep onder leiding van burgemeester Thibaut het veld 105
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest. 44
moest ruimen. Ze werden letterlijk buiten Zeeland verbannen. Er kwam een nieuw bewind met “homines novi” die de rechten van het kiezerscollege herstelden. Na enkele jaren werd de macht van de oude regentengroep weer deels hersteld en werd het bestuur van de stad Middelburg gevormd door twee rivaliserende groepen. Het jaar 1672 was ook weer erg woelig in de landelijke politiek (zeeoorlog met Engeland en invallen van Frankrijk, Munster en Keulen) en bijgevolg ook in Zeeland en in haar hoofdstad Middelburg. Naast politieke omschakeling naar opnieuw een stadhouderlijk tijdperk werd de onrust nog verergerd door economische achteruitgang met het virtuele faillissement van de WIC en in Middelburg het faillissement van de Leenbank en de Wisselbank tot gevolg. Weer werden de zittende regenten zwaar bekritiseerd door de burgergecommitteerden waaronder Schorer, Verpoorte, van de Brande, van de Claver en de la Rue. Deze opposanten kwamen bij nieuwe vacatures in het stadsbestuur. De Oranjegezinden domineerden weer in het stadsbestuur, althans tot 1702. Ondanks de komst van homines novi in 1672 en1676 werd het bestuur niet duurzaam democratischer. Zowel de oude als de nieuwe groep vertoonde sterke neigingen tot oligarchie. Tussen beide groepen leidden benoemingen steeds weer tot spanningen en conflicten. Bij de dood van stadhouder Willem III in 1702 kwam de rivaliteit tot uitbarsting en braken er weer wanordelijkheden in de stad uit. Het gewone volk was steeds erg Oranjegezind geweest en bereid voor de vorst in de bres te springen. Dit volksprotest werd achter de schermen aangemoedigd door Oranjegezinde regenten die bestuursambities koesterden. Onder druk van de massa deed de regerende partij concessies aan de oproerige oppositie en de “staatsgreep” kon vredig opgelost worden. Dit proces herhaalde zich min of meer bij de vervanging van vroedschapsleden in 1703 en 1704. De conflicten met betrekking tot benoeming van vroedschapsleden bleven onopgelost. Intussen werd de vroedschap steeds meer gedomineerd door de rebellerende groep en verloor de oude regentengroep haar macht bijna volledig.
45
5.2 Contracten van Correspondentie Om te voorkomen dat Middelburg onbestuurbaar zou worden werd in 1705 al een eerste compromis gesloten in de vorm van een Contract van Correspondentie waarmee de rivaliserende facties poogden tot afspraken te komen. Het probleem van kiezersinspraak werd echter niet opgelost en bleef derhalve steeds weer voor moeilijkheden zorgen. Tussen 1710 en 1715 werden drie nieuwe Contracten gesloten. In 1715 werd het meest uitgewerkte contract ondertekend door acht leden van elke groep. Ze wensten te komen tot “goede eenigheid en correspondentie onder de regenten tot behoud van de Regering”. Daarvoor moesten “alle verdeeltheden, jalousieën en verdenkingen” ophouden en moest men “elkanders wettige, particuliere interesten en belangens voorstaan en avanceeren”. In deze contracten werden alle te vergeven ambten verdeeld in vijf “columnes” en die weer in vier “classes”. 106 In de artikelen 1 en 2 werden de spelregels voor toekomstige benoemingen in het stadsbestuur en bij gecommitteerde raden vastgelegd. De artikelen 3 en 4 gaven de namen van de leiders, namelijk Johan van Reigersberg en David de Huybert en vervolgens van de gehele correspondentie van 12 personen. Twee leden zouden commissaris zijn in de Wisselbank en elke correspondentie zou een pensionaris aanstellen. Artikel 5 en 6 bepaalden hoe met een vacature (regulier of tussentijds) zou worden omgegaan. Elke correspondentie zou haar eigen functies behouden bij de reguliere vervanging van de Wet. Bij een Schepenbenoeming door het kiescollege zou de benoemde opgenomen worden in de correspondentie waarin de vacature ontstaan was. Van groot belang waren de artikelen 10 en 11 want daarin werd bepaald dat bij overlijden van een regeringslid een zoon hem kon opvolgen. Hiermee werd het regentenambt erfelijk. Minderjarige zonen zouden hun vader opvolgen zo gauw ze meerderjarig werden. Loting bepaalde wie het eerste ambt in de eerste en derde classis zou krijgen en wie het eerste ambt in de tweede classis. Bij toerbeurt zouden de ambten dan gewisseld worden. In de geraadpleegde kohieren van het Ambtsgeld kwam deze toewijzing van openbare functies aan de correspondenties in detail tot uiting.107 Ook volgde er een opsomming in het Contract van Harmonie van verkoopbare ambten zoals dat van bijvoorbeeld postmeester, bodeplaatsen en vele andere.Lagere functies werden intern ingevuld door promoties of door benoeming door de burgemeesters. Met nadruk werd gesteld dat zaken met betrekking tot de godsdienst, de politie en de justitie buiten het contract vielen. Hierin zouden de correspondenties vrij beslissen. Bij de eerste loting trok burgemeester Duvelaer (correspondentie van Reigersberg) de eerste classis en burgemeester de Huybert namens de andere correspondentie de tweede classis. Een opsomming per classis van de functies die verdeeld werden laat zien dat het bestuur op alle niveaus onderhevig was aan deze verdeling van functies. Eerste Classis: Baljuw - gecommitteerde raad - State[n] Generaal –rekenmeester in de provinciale rekenkamer – Raad van Staten-Admiraliteitsheer tot Amsterdam- Admiraliteitsheer in het Noorderkwartier- Raadsheer in den Hove Provinciaal- rentmeester Bewesten Schelde – secretaris van de Provinciale Rekenkamer- ontvanger generaal der Rentieren en ontvanger van de Vijf Ambachten.
106 107
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 281-290. Archief Rekenkamer D 511 (acquiten) 1597- 1805. 46
Tweede Classis: Waterbaljuw -ontvanger van de geestelijke goederen – ontvanger van de ZuitwateringOntvanger van het Collateraal- griffier van de Registerature – griffier van de Hervormde Kerken- ontvanger van de Oostendse actien- rentmeester van de verpanding in Noord Beveland-secretaris van het Hof Provinciaal – commissaris van de Monstering- griffier van de Weeskamer- commies ter griffie van Haar Hoogmogende – licentmeester- ontvanger van het Hoofd- of Familiegeld. Derde Classis: Staten van Walcheren – betaalders der militie staande op de thesaurie- griffier van Desolate Boedels-griffier van Kleine Zaken- griffier van het Landrecht- griffier van Stadsambachtenontvanger der huisschatting en tienden, twee griffies van de thesaurie- proefmeester van de salpeter- ontvanger van last -en veilgeld – controleur op de bieraccijns – ambten buiten de classis die vervolgens bij het college zullen vergeven worden door de meerderheidopperklerk van de stadsgriffie- eerste klerk van de Weeskamer- houtvester van de stadontvanger van de effecten van Agatha Pornaars- stadgezworen plaatsen- ontvanger van het karos- en dienstbodengeld – concierge van het stadhuis-broodweger van de stad- griffier van de krijgsraad- ontvanger van laadhaven en dokgeld- concierge van de Rode Leeuw- knape van het schippersgilde- commissaris van het veer op Amsterdam en Gouda- commissaris van de goederen van Sluis, Hulst enz.- stroverkopers. Ook werden de verkoopbare ambten opgesomd, zoals stadsvendumeester – commissaris van het Rotterdamse veer en postmeester. De opsomming werd afgerond met crieerdersplaatsen: lijkbidders – rouwmantelverhuurders – grafdelvers en stadsdrukkers. In de loop der jaren werden de contracten door nieuwe namen ondertekend als er aanvullingen werden opgenomen in deze overeenkomsten. In 1746 werden de correspondenties geleid door Willem van Citters en door J.C. Mathias. Ter verduidelijking van de toewijzing van ambten volgt hier een overzicht van 1 januari 1746 voor rekening van de “Vrindschap der Heeren” zoals de correspondenties ook genoemd werden. Het toont aan hoe de verdeling van ambten in concreto verliep. Eerste Classis: Correspondentie W.van Citters 2. baljuw: Radermacher 4. rentmeester generaal der rentieren: Lampsins
Correspondentie Mathias 1. Raad van State: Scheyderuit 3. gecommitteerde Raad: heer van Crabbendijke 5. ontvanger der Vijf Ambachten: J. van Citters
Tweede Classis: 1. ontvanger van de Zuidwatering: Thibaut 2. ontvanger van de Zuidwatering: Duvelaer van Campen
2. waterbaljuw: J. van Citters
4. niet beslist
Derde Classis: 3. ontvanger van Last –en Veilgeld: heer van Cattendijke
1. betaalheer van de militie: J.van Citters
47
In de contracten werd ook het loon van een (ere)functie berekend. Als voorbeeld volgt de berekening van het loon van een thesaurie, inclusief emolumenten. Jaarloon Extraordinaire vacatiën108 Nieuwjaar Ton bier met accijns Recognitie visserie109 1/5 ontvangloon huisschatting110 1/5 ontvangloon van de corpora111 ¼ ontvangloon klappergeld112 ¼ ontvangloon ponde gekort op leveranties en tractementen113 een jaar een courant £ 60 -18 – 3
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £
25 - 0 - 0 6-5-0 2-0-0 1- 13 -1 5-0-0 10 -18 0 6-0-0 1-3-7 1- 13 - 1 1- 5-6
Behalve dit uitgewerkt voorbeeld van de inkomsten van een thesaurie geven ook de verschuldigde ambtsgelden een globaal beeld van de inkomsten van openbare functies. In 1680 introduceerden de Staten van Zeeland een nieuwe belasting, het Ambtsgeld. Dit was een jaarlijks terugkerende belasting op inkomsten uit een overheidsbediening en was een voortzetting van het in 1681 (tijdelijk) afgeschafte Familiegeld. Enkel regenten en iedereen die in de twee hoogste klassen van het Familiegeld waren aangeslagen met respectievelijk £ 4 en £ 3 moesten blijven betalen. Zij betaalden nu de helft van het oude tarief. De opbrengsten werden verantwoord in de kohieren van de 200e penning op de losse goederen. In 1703 werd het ambtgeld aangepast aan de werkelijke inkomsten. Van alle ambten die aan inkomsten £ 50 tot en met £ 100 Vl. per jaar bedroegen, moest £ 2 Vl. betaald worden. Voor iedere £ 50 Vl. daarboven werd nog £ 1 betaald aan ambtsgeld. In 1747 had de overheid geldgebrek en bepaalde dat over 1746 een dubbele invordering moest plaatsvinden. In 1755 werd de heffing structureel verdubbeld. Predikanten, Raden, Schepenen en Kiezers binnen de stemmende steden van Zeeland kregen een gedeeltelijke vrijstelling om onduidelijke redenen. Hun aanslag ging slechts met de helft omhoog, dus van bijvoorbeeld £ 2 naar£ 3.114 Een steekproef van de verschuldigde ambtsgelden geeft de mogelijkheid om de diverse tractementen te berekenen en geeft tevens aan hoe de functies rouleerden tussen de regenten. Alle genoemde bedragen zijn uitgedrukt in Vlaamse ponden zoals in Zeeland gebruikelijk was. Steekproef van het Ambtsgeld Middelburg ; 1720- 1730- 1740- 1750- 1755 1720 Gedeputeerde provincie Zeeland A. Velters 8.0.0. J. Boudaen Courten (gecommitteerde admiraliteit Amsterdam) 8.0.0. J. van der Poest (klerk) 2.0.0. 108
Zie Verklarende Woordenlijst Zie Verklarende Woordenlijst 110 Zie Verklarende Woordenlijst 111 Zie Verklarende Woordenlijst 112 Zie Verklarende Woordenlijst 113 Zie Verklarende Woordenlijst. 114 Archief Rekenkamer D 511 (acquiten) 1597- 1805. Zie ook Verklarende Woordenlijst. 109
48
H. de Kuyzer (secretaris Provinciale Rekenkamer)
8.0.0.
Staten van Walcheren A. Veth H. Somer Tulleken E. Reynvaen (kassier- commis) D. Tulleken (ontvanger- generaal) J. Grenot A. Lohnis (commis) D. van Visvliet (ontvanger van de Rentieren) H. van de Putte (waterklerk) A. de Bruin (waterklerk) J.G. van der Poorte (ontvanger van het Collateraal)
2.0.0. 2.0.0. 4.0.0. 24.0.0. 3.0.0. 3.0.0. 3.0.0. 4.0.0. 2.0.0. 3.0.0.
Raad van Vlaanderen C. van de Brande (president) H. de Keyzer (raadsheer) J.A. Schorer (fiscaal) J. Schorer (griffier)
2.0.0. 2.0.0. 2.0.0. 2.0.0.
Admiraliteit C. Parduyn (fiscaal) P. Boddaert, fil. Cornelis (griffier) J. van Hoorn (licentmeester) J. Parker (baljuw Middelburg ½ jaar) I.Tulleken (baljuw van de wateren)
8.0.0. 5.0.0. 4.0.0. 2.0.0. 2.0.0
Regenten van Middelburg Ambtsgeld P. Boddaert W. van Citters J.G. Schorer H. Somer Tulleken H.J. Boudaen Courten J.C. Mathias Galenus Trezel St. Hurgronje C. Versluys M.J. Veth W. Parker J. Cocquelle C. van de Putte J.P. van de Brande P. Scheyteruyt J. van Reygersberg W. Veth S. Radermacher J.W. Thibaut Jan de Bruin P. Buteux
2.0.0.
49
D. Radaeus P. Duvelaer van Campen E. van Dishoek J.A. Schorer C. Versluys Pensionarissen J. Steengracht J. Verwout Noiret
4.0.0. 2.0.0.
Secretarissen C. Zegers J. Boudewijnsen
4.0.0. 4.0.0.
Kiesheren Ambtsgeld D. Tulleken I. Tulleken A. de Bruine A. Duvelaer J. Coetrel St. Scheyteruyt H. Christiaense Ph. Erasmi D. Fruytier P. Scheyteruyt
2.0.0.
Griffie Middelburg A. van Bevenage (griffier)
2.0.0.
Thesaurie van Middelburg A. Duvelaer
2.0.0.
Weeskamer D. Schorer (griffier)
3.0.0.
Registrature P. Pedecoeur (griffier)
2.0.0.
Comptoir van Consignatie S. Radermacher
2.0.0.
Graaflijk Postmeester W. de Laver
2.0.0.
Commissarissen van de Wisselbank Ambtsgeld A. Veth A. Duvelaer H. van de Putte
2.0.0. .
50
A. Lampsins Boekhouders van de Wisselbank Ph. Van der Poest H. Becius
2.0.0. 2.0.0.
Kassiers van de Wisselbank G. van Roozebeeck Jac. Van Essen
2.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers van de Oost- Indische Compagnie Ambtsgeld P. Boddaert W. van Citters St. Hurgronje J. Ockerse van Schoonewal P. de Vos H. Velters van Aagtekerke P. de Huybert I. Tulleken J. Steengracht Beëdigde Hoofdparticipanten F.A. Steengracht A. Boudaen
8.0.0.
2.0.0.
Boekhouders, kassiers en klerken Ph. Hurgronje (opper boekhouder) D. Sandra J. Ockers J. Steenhart H. Ackerman J. Hurgronje P. Coertrel
8.0.0. 2.0.0. 8.0.0. 4.0.0 2.0.0. 3.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers van de West- Indische Compagnie Ambtsgeld J.W. Parker J. van de Perre M. Pille L. Gerrelagh P. van Hoorn A. Duvelaer C. van de Putte J. Verwout Noiret (advocaat) Boekhouders en kassiers van de WIC A. Sautijn D. Scheurwater J. de Fries (equipagemeester)
2.0.0.
2.0.0.
2.0.0.
51
Predikanten J. Leydecker C. Tuyneman H. de Fresne.
3.0.0.
Latijnse School P. Securius (rector) P. Wesseling TOTAAL
3.0.0. 2.0.0. £ 591.0.0.
1730 Gedeputeerden provincie Zeeland P.J. van Borsele (staten generaal) C. van Citters (pensionaris van het land) J. Boudaen Courten Gecom Admiraliteit van Amsterdam
8.0.0. 8.0.0. 8.0.0.
Provinciale Rekenkamer P. de la Rue
4.0.0.
Staten van Walcheren M.J. Veth J.C. Mathias A. Boudaen (griffier) E. Reynvaen (kassier en commis)
2.0.0. 2.0.0 2.0.0 4.0.0.
Ontvangers en Rentmeesters J.A. Schorer (ontvanger-generaal) J. Grenot (kassier) H. Ockerman (commis) J.G. Schorer (ontvanger van de Rentieren) H. Somer Tulleken (waterklerk) A. de Bruin (waterklerk) W. Parker (ontvanger van het Collateraal)
24.0.0. 3.0.0. 3.0.0. 3.0.0. 4.0.0 2.0.0. 3.0.0.
Raden van Vlaanderen C.van de Brande H. de Keyzer W. Hurgronje J.A. Schorer (fiscaal)
2.0.0. 2.0.0. 2.0.0. 2.0.0.
Admiraliteit J.G. Ockers (admiraal van Zeeland)
12.0.0.
Baljuw van Middelburg J. Parker
4.0.0.
Baljuw van de Wateren I.Tulleken
2.0.0.
52
Regenten van Middelburg Ambtsgeld W. van Citters B P. Boddaert B H. van de Putte B A. Veth B J.W. Parker C. Coenraets L. Gerrelagh A. Lampsins J.G. van der Poort J.G. Schorer H. Somer Tulleken J. Boudaen Courten J.G. Mathias F.A. Steengracht P. de la Rue S. Hurgronje P. de Vos P. de Huybert A. Tulleken P. Reaal Paspoort
2.0.0. .
Pensionaris J. Steengracht
4.0.0.
Kiesheren Ambtsgeld D. Tulleken I. Tulleken A. de Bruin Ph. Erasmi H.J. Gerlagh J.C. Radermacher P. van Hoorn J.P. van de Brande J. Van Borsele Thesaurie van Middelburg J.C. Radermacher
2.0.0.
2.0.0.
Weeskamer D. Schorer (griffier)
. 3.0.0.
Stadsambachten A.Veth (griffier)
2.0.0.
Commissaris van de Wisselbank Ambtsgeld W. van Citters H.J. Boudaen Courten
2.0.0.
53
J.C. Mathias Boekhouder Wisselbank Ph. van der Poest P. Claudoré
2.0.0. 2.0.0.
Kassier Wisselbank J. Van Essen
2.0.0.
Bewindhebbers VOC Ambtsgeld P. Boddaert W. van Citters St. Hurgronje H. Velters van Aagtekerke I. Tulleken J. Steengracht H.J. Boudaen Courten C. van de Putte S.Radermacher M.J.Veth
8.0.0.
Beëdigde Hoofdparticipanten VOC A. Boudaen D. de Coning
2.0.0. 2.0.0.
Boekhouders, kassiers en klerken Ph. Hurgronje (opperboekhouder) D. Sandra (boekhouder thesaurie) J. Thobiassen (onderboekhouder)
8.0.0. 4.0.0.
Comptoir van de Equipage J. Hurgronje (equipagemeester) Fr. de Kock (boekhouder equipage aan de werf)
2.10.0. 6.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers WIC Ambtsgeld J. van de Perre M. Pille H. Somer Tulleken W. Parker S. Radermacher J.W. Thibaut H.J. Gerlagh J.G. Schorer
2.0.0.
Boekhouders en kassiers WIC A. Sautijn opperboekhouder I. Parker boekhouder van de equipage
2.0.0. 2.0.0.
54
Duytse Predikanten J. Willemsen I. Schorer TOTAAL
3.0.0. 3.0.0. £ 543.10.0.
1740 Gedeputeerde van Zeeland C.Versluys (raadsheer) P. Buteux (Staten-Generaal ) J. Boudaen Courten (gecommitteerde Admiraliteit van Amsterdam) Provinciale Rekenkamer P. de la Rue (rekenmeester)
8.0.0.
4.0.0.
Staten van Walcheren Ambtsgeld M.J. Veth J.C. Mathias A. Boudaen (griffier) E. Reynvaen (kassier en commis)
2.0.0.
Ontvangers en rentmeesters J.A. Schorer (ontvanger-generaal) H. Ockerman (commis) J.G. Schorer (ontvanger van de Rentieren) H. Somer Tulleken (waterklerk) P. Scheyteruyt (waterklerk) W. Parker (ontvanger van het Collateraal) Raden van Vlaanderen Ambtsgeld C. van de Brande H. de Keyser W. Hurgronje W. Schorer P. de Kokelaer B.B. de Kuyser J.A. Schorer (fiscal) D. Schorer (griffier)
8.0.0. 8.0.0.
24.0.0. 3.0.0. 3.0.0. 4.0.0. 2.0.0. 3.0.0.
2.0.0. .
Admiraliteit Omar van Visvliet (fiscaal) P.Boddaert fil. Cornelis (griffier) W. Veth (licentmeester) J.C. Ockerse (admiraal van Zeeland)
4.0.0. 5.0.0. 4.0.0. 12.0.0.
Regenten van Middelburg Ambtsgeld W. van Citters
2.0.0.
55
J.G. Schorer H. Somer Tulleken J.C. Mathias C. Galenus Trezel W .Parker M.J. Veth J. Cocquelle P. Scheyteruyt J. van Reijgersberg S. Radermacher J.W. Thibaut J. de Bruin J. van Citters P. Duvelaer van Campen E. van Dishoek D. Radaeus W. Veth J.P. van de Brande J. van Borsele C. Boddaert J.G. van der Poort C. J. Ockerse J. van de Perre A.J. Huyssen Baljuw van Middelburg J. Parker fil. Thomas
4.0.0.
Pensionaris J. Steengracht
4.0.0.
Boekhouders Wisselbank P.Claudoré
2.0.0.
Kassiers Wisselbank G. van Roosbeeck J. van Essen
2.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers VOC Ambtsgeld W. van Citters J. Steengracht M.J. Veth S. Radermacher J. van Reygersberg J.G. Schorer E. van Dishoek J.C. Mathias H. Somer Tulleken
8.0.0.
56
Beëdigde Hoofdparticipanten A. Boudaen A. van Citters fil. Wilhem.
2.0.0. 2.0.0.
Klerken VOC Ph. Hurgronje (opperboekhouder) D. Sandra (boekhouder ter thesaurie) A. van Citters (ontvanger van de Schattinge) J. Thobiassen (onderboekhouder Equipage) J. Lantsheer (onder-equipagemeester) F. de Kock (boekhouder equipage a/d werf)
8.0.0. 4.0.0. 4.0.0. 4.0.0. 3.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers WIC Ambtsgeld H.J. Gerrelagh J.W. Thibaut Ph. Erasmi P. Scheyteruyt D. Luyckx Massis I. Peny
2.0.0.
Boekhouders en kassiers WIC Ambtsgeld A. Sautijn (opperboekhouder) I. Parker (boekhouder equipage) TOTAAL
2.0.0.
£
1750 Gedeputeerden der Provincie J. van Borsele (raadsheer) J. van Reygersberg J. van Borsele (Staten-Generaal) P. Buteux (Staten-Generaal) P. Scheyteruyt (Raad van State) C.J. Ockerse (commis ter griffie van haar hoog.mog.)
550.0.0.
7.0.0. 7.0.0. 8.0.0. 8.0.0. 10.0.0. 8.0.0.
Provinciale Rekenkamer C. van Citters (rekenmeester) P. de la Rue (rekenmeester) D. van Berlekom (klerk)
4.0.0. 4.0.0. 2.0.0.
Staten van Walcheren M.J.Veth J.G. van der Poort J.W. Parker griffier E. Reynvaen kassier/commis
2.0.0. 2.0.0. 2.0.0. 4.0.0.
Ontvangers en Rentmeesters J.A. Schorer (ontvanger- generaal van Zeeland) H. Ockerman (commis)
57
24.0.0. 3.0.0.
J.C. Lampsins (ontvanger van de Rentieren) J. van Citters (waterklerk) P. Duvelaer van Campen (waterklerk) W. Parker (ontvanger van het Collateraal)
3.0.0. 8.0.0. 4.0.0. 8.0.0.
Raad van Vlaanderen Ambtsgeld C. van de Brande 9 mnd. E. van der Poorte 3 mnd. H. de Keyser P. de Kokelaer B.B. de Kuyser W. Schorer J. Wils J. Schorer (fiscaal) D. Schorer (griffier)
2.0.0. 1.10.0. 0.10.0. 2 .0.0.
Admiraliteit H. Tulleken (fiscaal) J. Nebbens (secretaris) P. Boddaert (griffier) L. Schorer (klerk ter griffie) W. Veth (licentmeester) C.J. Versluys (equipagemeester) S. Reynders (State Captain)
4.0.0. 10.0.0. 5.0.0. 3.0.0. 4.0.0. 2.0.0. 2.0.0.
Baljuw van Middelburg D. Macaré
4.0.0.
Baljuw van de wateren A. van Citters fil. Wilhem.
2.0.0.
Regenten van Middelburg Ambtsgeld J.C. Mathias J. Cocquelle M.J. Veth S. Radermacher J.W. Thibaut J. van Citters P. Duvelaer van Campen W. Veth J.P. van de Brande J.G. van der Poort A.J.H. Huyssen J.C. Lampsins D. Tulleken A. Duvelaer C. Galenus Paspoort A. Steengracht
2.0.0.
58
J.W. Parker H. Evertsen P. van Visvliet J.P. van de Brande G. Trezel Bevers A. Tulleken P. van Hoorn C. van der Helm Boddaert D. de Labistrate Pensionarissen W. van Citters junior
3.0.0.
Secretarissen J. du Bon
4.0.0.
Kiezers Ambtsgeld H.J. Gerlagh P. van Hoorn A. van Citters A. van Citters fil. Wilhem. J. Macquet H. Tulleken J. Schorer D. Radermacher
2.0.0.
Thesauriers Ambtsgeld A. Duvelaer C. van der Helm Boddaert J.W. Parker H. Evertsen D. Tulleken A. Duvelaer J.W. Parker J.P. van de Brande
1.0.0.
Weesmeesters Ambtsgeld S. Radermacher J. van Citters J. Macquet J. Macquet A. van Citters fil. Wilhem. D. Schorer (griffier)
1.0.0.
Comptoir van Consignatie H.J.Gerlagh (griffier)
2.0.0.
59
Kleine Zaken A. de Swarte (griffier)
2.0.0.
Vendumeester P. J. Grymalla
2.0.0.
Major van Middelburg P. Paaijs
2.0.0.
Commissarissen Wisselbank Ambtsgeld J.C. Mathias J. Cocquelle S. Radermacher J.W. Thibaut
5.0.0.
Boekhouders Wisselbank P. Claudoré
2.0.0.
Commissarissen van de Leenbank Ambtsgeld P. Duvelaer van Campen A. Steengracht J.C. Lampsins
1.0.0.
Bewindhebbbers VOC Ambtsgeld W. van Citters M.J. Veth S. Radermacher J. van Reygersberg J.C. Mathias J. Cocquelle J. van Borsele J.G. van der Poort P. Duvelaer van Campen
8.0.0.
Beëdigde hoofdparticipanten A. van Citters fil. Wilhem. J. van Citters
2.0.0. 2.0.0.
Boekhouders, kassiers en klerken Ph. Hurgronje (opperboekhouder) A. van Citters (ontvanger van de Schattinge) A. Cocquelle (onderboekhouder) F. de Kock (boekhouder comptoir Equipage a/d Werf)
8.0.0. 5.0.0. 2.0.0. 2.0.0.
Bewindhebbers WIC Ambtsgeld H.J. Gerlagh
2.0.0.
60
W. Parker J.W. Thibaut D. Luyckx Massis J.P. van de Brande van Cleverkerke D. P. Erasmi A. Duvelaer Boekhouders en kassiers WIC I. De Crane boekhouder van de Equipage
2.0.0.
Predikanten J. Willemsen I. Schorer TOTAAL
4 10.0. 4.10.0. £ 656.13.4
1755 J. van Borsele (raadsheer provincie Zeeland) 14.0.0. J. van Reygersberg (raadsheer) 14.0.0. J. van Borsele (Staten Generaal) 16.0.0. P. Buteux (Staten Generaal) 1.0.0. P. Scheyderuyt (Raad van State) 20.0.0. J. du Bon (secretaris van t Land) 16.0.0. J.C. Lampsins (gecommitteerde ter Admiraliteit van Amsterdam) 16.0.0. C.J. Ockersse (commis ter griffie haar hoog. mog) G. van Wesseling (tweede griffier) 16.0.0. Staten van Walcheren Ambtsgeld M.J.Veth J.G.van der Poort J.W. Parker M.A. van Pantegem Pille kassier & commis J. Schorer Ontvanger Generaal. van Zeeland H. Ockerman commis J. van Citters waterklerk P. Duvelaer van Campen waterklerk A.J.H. Huyssen ontvanger van het Collateraal S. Beekman tollenaar Raad van Vlaanderen Ambtsgeld H. de Keyser P. de Kokelaer W. Schorer J. Wils E .van der Poort J. Schorer fiscaal D. Schorer griffier
4.0.0.
8.0.0. 48.0.0. 6.0.0. 16.0.0. 8.0.0. 16.0.0. 4.0.0.
4.0.0.
61
Admiraliteit J. Steengracht fiscaal J. Nebbens secretaris P. Boddaert griffier C. Galenus Paspoort licentmeester C.J. Versluys equipagemeester S. Reinders schout bij nacht J. Stavorinus state capiteyn
8.0.0. 20.0.0. 10.0.0. 8.0.0. 4.0.0. 4.0.0. 4.0.0.
Hoogbaljuw en Rentmeester generaal van Zeeland Bewesten Schelde A. Steengracht 12.0.0. Baljuw van Middelburg D. Macaré
4.0.0.
Regenten Ambtsgeld J.C. Mathias M.J. Veth J. Schorer JW. Thibaut J. van Citters P. Duvelaer van Campen. J.P. van de Brande J.G. van der Poort A.J.H. Huyssen D. Tulleken C. Galenus Paspoort C. van der Helm Boddaert J.W. Parker H. Evertsen P. van Visvliet C. Galenus Trezel Bevers A. Tulleken P. van Hoorn Pz. G. graaf van Hogendorp P. Buteux jr. M. van Visvliet J. Landsheer C. Kien van Citters P. Hurgronje J.H. van Hemert
3.0.0.
Pensionarissen Ambtsgeld W.van Citters jr.
6.0.0. 6.0.0.
Kiezers Ambtsgeld H.J.Gerlagh
3.0.0.
62
P. van Hoorn J. Schorer D. Radermacher J.F. Lantsheer J.J. de Bruin P. Ribaut J. Steengracht Thesauriers Ambtsgeld C. Galenus Paspoort J.W. Parker P. van Visvliet C. Galenus Trezel Bevers J.P. van de Brande C. Galenus Paspoort H. Evertsen P. van Visvliet A. Beekman griffier
2.0.0.
4.0.0.
Weesmeesters Ambtsgeld J.W. Parker A.J.H. Huyssen P. van Hoorn H.J. Gerlagh J.C. Mathias J. v. Citters H.J. Gerlagh D. Schorer griffier
2.0.0.
Comptoir van Consignatie H.J. Gerlagh griffier
4.0.0.
Kleine zaken A. de Swarte griffier
4.0.0.
Vendumeester P.L. Grymalla
4.0.0.
Major van Middelburg P. Paaijs
4.0.0.
Commissaris van de Wisselbank Ambtsgeld J.C. Mathias S. Radermacher J.W. Thibaut J.P. van de Brande
10.0.0.
63
Boekhouders Wisselbank Ambtsgeld P. Claudoré P. Ackermans
4.0.0.
Kassiers Wisselbank Ambtsgeld J. van Essen A. Becius
4.0.0.
Commissarissen Leenbank Ambtsgeld D. Tulleken C. van der Helm Boddaert A. Tulleken P. Buteux jr.
2.0.0.
Bewindhebbers VOC Ambtsgeld W. van Citters M.J.Veth S. Radermacher J van Reygersberg J.C. Mathias J. van Borsele J.G. van der Poort P. Duvelaer van Campen P. van Visvliet
16.0.0.
Bewindhebbers WIC Ambtsgeld H.J. Gerlagh J.W. Thibaut D. Luyckx Massis A. Duvelaer D. P. Erasmi C. van der Helm Boddaert J.W. Parker
2.0.0.
Uit deze steekproef komen een aantal interessante gegevens naar voren: 1. Het geeft een overzicht van de zittende regenten gedurende de periode van ons onderzoek 1720 - 1755. 2. We zien een cumulatie van functies bij dezelfde personen. J.C. Mathias was in 1720 regent in Middelburgen in 1730 regent had zitting in de Staten van Walcheren en was Commissaris van de Wisselbank. In 1740 was hij tevens bewindhebber van de VOC en bleef dat tot na 1755. In 1755 gaven deze functies hem een nominaal inkomen tussen £ 1300 en £ 1400. W. van Citters stond in 1720 tot 1750 als regent, commissaris van de Wisselbank en bewindhebber van de VOC vermeld. In totaal was hieraan een inkomen verbonden tussen £ 950 en £ 1000.
64
3. Functies blijven jarenlang in handen van dezelfde personen en families. In deze jaren zien we ook de namen van C. van Citters en A. van Citters (een zoon van Willem) in deze lijsten. Een ander expliciet voorbeeld van een gesloten oligarchie was de familie Parker, Tussen 1720 en 1755 waren J.W. Parker, W.P. Parker en J.P. Parker soms baljuw, zittend regent bewindhebber WIC, ontvanger van het Collateraal, afgevaardigde in de Staten van Walcheren en thesaurier. Pieter de la Rue sprak met reden van”ongeoorloofde amptsverdeelingen…zig als zwijnen te mesten…alleruiterste schijnheiligheid”.115 4. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op tractementen exclusief emolumenten en extra-legale voordelen. Deze tractementen zijn bij benadering te berekenen door de belastingen te relateren aan de genoemde criteria. Tussen 1720 en 1755 werd het inkomen van een president bij de Raad van Vlaanderen, maar ook van een regent te Middelburg en een bewindhebber bij de WIC geraamd op £ 50 tot £ 100; dat van een licentmeester op £ 150 tot £ 200; van een griffier bij de Admiraliteit op £ 200 tot £ 250; van een bewindhebber bij de VOC en een opperboekhouder bij de VOC op £ 350 tot £ 400 en tenslotte dat van een ontvanger-generaal bij de Staten van Walcheren op £ 1150 tot £ 1200. De benoemingen verliepen volgens de afspraken gemaakt in de contracten van correspondentie. De contracten van correspondentie werden door enkele kritische tijdgenoten al veroordeeld als zijnde niet democratisch. Reeds bij de opstelling van het eerste Contract van Harmonie in 1715 weigerde regent Philip van de Brande mee te doen en bleef als onafhankelijk regent in de regering zitten. Ook de latere burgemeester Pieter Boddaert wenste onafhankelijk te blijven. Zoals we reeds zagen kwam er ook zware kritiek van Pieter de la Rue jr., die nochtans zelf het contract mede had ondertekend en dankzij het contract in 1725 benoemd werd tot Rekenmeester van Zeeland.116 Volgens eigen zeggen was hij tegenstander geworden door de grote hebzucht van de regenten en het falen van het bestuur. Alle ambten, zelfs de geringste, werden onder elkaar verdeeld. Bekwaamheid was geen vereiste want het ambt werd door anderen tegen een veel lagere beloning waargenomen. Fruin stelde in zijn studie naar de correspondentiën dat niet enkel de raadsleden onderling regels hadden afgesproken, maar dat ook de leden van het kiezerscollege vanaf 1747 onderling bindende afspraken hadden.117 Ook in het kiescollege waren twee correspondenties die om beurten aangaven wie gekozen moest worden. Vrije keuze was dus in alle geledingen verworden tot een totale fictie. Fruin gaf schematisch de absurditeit van dit systeem weer: De leidende kiesheer van een correspondentie kon in principe bepalen wie genomineerd werd voor een vacature → de eigen correspondentie was gebonden aan deze keuze → het hele Kiescollege was gebonden door de onderlinge afspraken → de Raden waren gebonden in hun keuze door de gezamenlijke keuze van kandidaten met het Kiescollege. Hiermee was elke inspraak totaal uitgesloten. Dit systeem werd in 1751 in haar geheel afgeschaft door stadhouder Willem IV met een staatsresolutie. Hierin werd bepaald dat a) alle contracten van toerbeurten vernietigd werden en b) ook alle contracten over de invulling van Schepencollege en Raden ongeldig waren.
115
RUE, DE LA, (P.): Nuttige aanmerkingen op de voornaamste inhoud des Contracts van Harmonie. 116 RUE, DE LA, (P.): Nuttige aanmerkingen . 117 FRUIN, (R.): Correspondentiën te Middelburg en te Goes, 161-237. 65
In de praktijk duurde het nog tot het eind van het Ancien Régime voor er daadwerkelijk een einde was gekomen aan het onderling verdelen van politieke macht. Het bestuur van de stad Middelburg was een uitgesproken voorbeeld van een gesloten oligarchie waarin de verwevenheid tussen bestuur en commercie erg duidelijk aan het licht kwam. Dit laatste wordt erg duidelijk in tabel 6 verder in dit hoofdstuk.
5.3 Maatschappelijke rangorde binnen het bestuur Van der Bijl omschrijft de nieuwe, opkomende groep als stedelijke middenstand118, die via deelname in het stadsbestuur probeerde maatschappelijk carrière te maken. Deze groep burgers behoorden aanvankelijk nog tot de minder rijken zoals bleek uit de rangorde op basis van het belastingkohier 500e penning 1672.119 De oude regentenfamilie Huyssen was bijvoorbeeld aangeslagen voor een vermogen van ƒ1.666.200, Thibaut van dezelfde correspondentie voor ƒ284.000, terwijl de tegenpartij, onder andere Schorer met ƒ18.000 en de la Rue met ƒ5.000 daar heel ver onder kwamen. Begin achttiende eeuw was er ook economisch een achteruitgang te bespeuren, zoals reeds in hoofdstuk 1 uiteengezet is. Dit blijkt duidelijk uit het overzicht van de opbrengsten Familiegeld 1703 tot 1720.120 Het Familiegeld was een belasting op basis van het inkomen. Het totaal van de aanslagen in Middelburg daalde van £ 442:15 (1703) naar £ 262:10 (1720). Ook de regeringsleden zelf verwierven gemiddeld minder inkomen, namelijk van gemiddeld ƒ4437,50 naar ƒ2520,00. Tegelijkertijd onderzocht van der Bijl ook de beleggingen van regeringsleden en hun families in deze periode in de VOC en WIC. 121 Beiden bleken aanzienlijk gestegen. De oude en ook nieuwe regentenfamilies beschikten blijkbaar over het nodige vermogen, ook in deze periode van economisch verval. Bij aankoop van actiën gold bovendien dat slechts 20% contant betaald moest worden en voor de rest kon men goedkoop leningen aangaan. De beleggingen waren dus geen zuivere graadmeter voor het eigen vermogen. Zowel Gaastra als Boxer veronderstellen dat door de benoeming van bewindhebbers door de steden, zoals in de stadhouderloze tijdperken het geval was, een nauwe relatie ging ontstaan tussen de heersende regentenoligarchie en deze bewindhebbers.122 Om dit in Middelburg aan te tonen zullen we pogen aan te geven in hoeverre de bewindhebbers regenten waren en of deze bewindhebbers tot het regentenpatriciaat hoorden. Ook proberen we na te gaan of er een relatie was tussen de regenten die in het zadel zaten en het bewindhebberscollege. Voor de zittende regenten in Middelburg gaf de Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland een volledig overzicht van de vroedschap tussen 1721 en 1760. De bewindhebbers van de VOC zijn vermeld in de Naamlijst van de Heren Bewindhebbers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1796. Helaas ontbreekt een in dit overzicht een lijst van bewindhebbers van de WIC, zodat volstaan moest worden met incidentele vermeldingen en een overzicht van hoofdaandeelhouders. Dit maakt de vergelijking enigszins onzuiver maar ze blijft wel indicatief.
118
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 143. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XXI. 120 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 223. 121 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest. bijlage LIII en LIV, 225. 122 GAASTRA, (F.): De Geschiedenis van de VOC; BOXER, (C.R.): The Dutch Seaborne Empire, 1600- 1800. 119
66
Tabel 6. Vroedschap Middelburg 1721- 1760 ; relaties met VOC, WIC en MCC. NAAM W.van Citters x P. de la Rue H. Christiaense H. van de Putte J. Landsheer x J. C. Mathias x S. Radermacher x H. J. Boudaen Courten x Abraham de Bruine David Radaeus Jan van Borssele x D. de Labistrate D. Tulleken P. de Huybert x Appolonius Veth Abraham Veth Louis Gerrelagh x A. Steengracht x J. Hurgronje x J. C. Radermacher J. A. Schorer J. G. van der Poort x S. Hurgronje x A. Lampsins x P. de Vos x P. van Visvliet x A. Tulleken P. Duvelaer - van Campenx J. Cocquelle x J. H. Huyssen x H. Somer Tulleken x E. van Dishoek x J. van Reigerberg x J. G.Schorer x C. van de Putte x M.J. Veth x C. Versluys x 37 zittende regenten
VOC
WIC x x x
MCC x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x x x
x x x
x
x 25
21
26
Bronnen: familiearchief Mathias – Pous- Tak van Poortvliet; familiearchief Radermacher, archief MCC 1581; Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland. Ondanks de kleine populatie kunnen toch enkele conclusies getrokken worden: 1. Alle zittende regenten hebben een relatie met één of meer compagnieën. 2. Bijna 19% van de regenten was betrokken bij alle drie de compagnieën.
67
3. De vroedschap van Middelburg was zeer nauw betrokken bij de VOC, Kamer Zeeland, aangezien deze opsomming betrekking heeft op uitsluitend de bewindhebbers. Daarnaast waren er uiteraard ook de nodige hoofdaandeelhouders die geen bewindhebber waren. De waarde van de betrokkenheid is moeilijk te vergelijken met die van de WIC omdat de aandelen VOC zes keer hoger gewaardeerd werden dan die van de WIC. 4. De relatie met de WIC is wel significant maar toch minder uitgesproken, aangezien het hier hoofdparticipanten betrof en niet enkel bewindhebbers. Zoals gezegd was de beurswaarde van aandelen WIC slechts 1/6 van de aandelen VOC zodat de betrokkenheid andere geldsommen betrof. 5. Als Middelburgse onderneming was de MCC ook erg populair bij de regenten. Verder zullen we zien dat dit ook gold voor andere bevolkingsgroepen. 6. Dit overzicht geeft onomstotelijk aan dat de bestuurlijke elite van Middelburg zeer nauw betrokken was bij de financiële elite en er meestal deel van uitmaakte. In het Archief van de Rekenkamer afdeling D werd bij een steekproef over de jaren 1720 tot en met 1755 wel overzichten van bewindhebbers VOC en WIC gevonden wat nauwkeuriger vergelijking mogelijk maakte. Uit het gedetailleerd overzicht van regenten en bewindhebbers blijkt dat in 1720 van de 22 regenten er 4 bewindhebber bij de VOC waren en 2 bij de WIC. Daar stond tegenover dat 15 regenten als directeur, commissaris of hoofdparticipant bij de MCC betrokken waren. In 1730 lagen de verhoudingen als volgt: 25 regenten, 7 bewindhebbers VOC, 5 bewindhebbers WIC en 6 directeuren, commissaris, hoofdparticipant MCC. In 1740: 25 regenten, 8 bewindhebbers VOC, 2 bewindhebbers WIC en 7 bij de MCC. In 1750 25 regenten, 6 bewindhebbers VOC, 2 bewindhebbers WIC en 7 bij de MCC. In 1755 25 regenten, 2 bewindhebbers VOC, 3 bewindhebbers WIC en 4 bij de MCC.123 Zoals hierboven al uiteengezet bleek de bestuurlijke elite van Middelburg het sterkst betrokken bij de eigen MCC. Dezelfde namen komen ook geregeld terug in andere hoedanigheden. Voor elk onderzocht jaar geven we hier een voorbeeld. In 1720 was Appollonius Veth zowel gedeputeerde in de Staten van Walcheren,zittend regent in Middelburg en commissaris bij de Wisselbank naast zijn particulier koopmanschap. In de prosopografische fiche staan nog meerdere functies vermeld. In 1730 was H.J. Boudaen Courten zowel regent in Middelburg, bewindhebber VOC, commissaris Wisselbank , reder- boekhouder- koopman en bekleedde nog menig andere functies. In 1740 was J.C. Mathias zowel regent, bewindhebber VOC, koopman en had een zeer groot aantal nevenfuncties. In 1750 werd H.J. Gerlagh vermeld bij de Kiezers, de bewindhebbers van de WIC en nog een aantal nevenfuncties. In 1755 werd J.W. Parker vernoemd als regent, gecommitteerde bij de Staten van Walcheren, bij de thesauriers, de Weesmeesters en bewindhebber WIC. Ook uit dit overzicht kunnen we op basis van deels andere namen dezelfde conclusie trekken als uit de steekproef van het Ambtsgeld. In Middelburg was de gesloten oligarchie op alle niveaus waarneembaar. Het conflict in de Middelburgse vroedschap zoals het hierboven beschreven is, ging over het verwerven en behouden van de lokale en gewestelijke macht. In het Ancien Régime was
123
Archief Rekenkamer D 511 (acquiten) 1597-1805. 68
macht gebaseerd op economische en sociale factoren.124 Binnen het stadsbestuur probeerde men een overwicht van gelijkgezinden te realiseren en te behouden, ondersteund door een meerderheid van de gegoede burgerij. Hierbij bleek het nut van patronage en familierelaties en ook de huwelijkspolitiek stond mede in dit teken. Indien wenselijk voor het eigenbelang volgde soms een overstap naar de concurrerende partij, zoals de families de Huybert en van Citters aantoonden. Beiden voelden zich eind 17e eeuw onheus behandeld door de Oranjes en stapten over naar de staatsgezinde partij. In 1784 achtte de familie van Citters het nuttig om terug te keren naar de Oranjepartij. Uiteraard waren er ook principiële families die zowel in voor- als tegenspoed bij hun standpunt bleven. Zo zien we de families Thibaut en Huyssen als Oranjegezinden en de families Veth en van Reigersberg als staatsgezinden. Hun macht steeg of daalde al naargelang er wel of geen stadhouder aan het hoofd van de Republiek stond. Deze verwikkelingen gingen ook gepaard met wisselende theologische opvattingen tussen Rekkelijken en Preciezen. Ideologie en politiek waren sterk verweven in het Ancien Régime. De overgang van politieke macht in de onrustige jaren 1672, 1702 en 1747 van staatsgezinden naar Oranjegezinden en omgekeerd ging steeds gepaard met oproer onder het volk. Met name regenten van de Oranjegezinden bevorderden onrust onder het volk dat het meest te lijden had van de economische malaise. Tegelijkertijd trok de handel zich meer samen op Amsterdam en kwam Zeeland meer en meer in de marge terecht van het economisch leven in de Republiek. Het veroveren van belangrijke ambten was voor beide groepen erg aantrekkelijk en werd in overleg geregeld in de besproken contracten van correspondentie. In Middelburg werd de dominantie van de familie van Citters steeds groter in deze periode zoals blijkt uit het boven aangehaalde kohier van het Ambtsgeld. Om de maatschappelijke rangorde binnen het bestuur van Middelburg te kunnen bepalen in de periode 1720- 1740 is de bovenstaande opsomming van zittende regenten tussen 1720 en 1740 als uitgangspunt genomen.125 Van deze regenten is nagegaan welke hun positie in het kohier van het Familiegeld was in 1720, in 1730 en in 1740.De aanslag was gebaseerd op een schatting zodat de bedragen enigszins onbetrouwbaar bleven. Zowel met de schatting als met de inning werd meermaals de hand gelicht. Deze kohieren geven echter toch een redelijke indicatie van de vermogensposities en zijn als zodanig wel bruikbaar. De verdeling van de klassen was als volgt: Klasse 1 ƒ 16.000 en hoger Klasse 9 ƒ 2.000 tot ƒ 3.000 Klasse 2 ƒ 12.000 tot ƒ 16.000 Klasse 10 ƒ 1.500 tot ƒ 2.000 Klasse 3 ƒ 8.000 tot ƒ 12.000 Klasse 11 ƒ 1.000 tot ƒ 1.500 Klasse 4 ƒ 7.000 tot ƒ 8.000 Klasse 12 ƒ .500 tot ƒ 1000 Klasse 5 ƒ 6.000 tot ƒ 7.000 Klasse 13 ƒ 360 tot ƒ 500 Klasse 6 ƒ 5.000 tot ƒ 6.000 Klasse 14 ƒ 240 tot ƒ 360 Klasse 7 ƒ 4.000 tot ƒ 5.000 Klasse 15 ƒ 120 tot ƒ 240 Klasse 8 ƒ 3.000 tot ƒ 4.000 De Middelburgse bevolkingsomvang in 1720 was circa 25000.Vier procent van de bevolking was belastingplichtig. Bij de regenten kwam niemand voor in de laagste drie maar ook niet in de hoogste twee klassen. De verdeling van de regenten in 1720 over de klassen is als volgt: Klasse 1 : geen Klasse 2 : geen Klasse 3 : E. van Dishoek en M.J. Veth 124 125
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 310. Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland. 69
Klasse 4 : D. Tulleken. Klasse 5 : geen Klasse 6 : J. van Reigersberg Klasse 7 : P. de Vos Klasse 8 : H.J. Boudaen Courten, J. van Borssele, J.A. Schorer, S. Hurgronje, J.G. Schorer Klasse 9 : S. Radermacher, D. Radaeus, A. Veth, L. Gerlagh, J.G. van der Poort, A. Lampsins, H. Somer Tulleken Klasse 10 : D. de Labistrate Klasse 11 : J.C. Radermacher Van 4 regenten is de naam niet vermeld in het overzicht van het familiegeld in 1720.126 In 1730 is de verdeling enigszins gewijzigd: Klasse 1 en 2 : geen Klasse 3 : E. van Dishoek Klasse 4: geen Klasse 5 :M.J. Veth Klasse 6: J.A. Schorer Klasse 7: P. van Duvelaer van Campen Klasse 8: H.J. Boudaen Courten, J. van Borssele, D. Tulleken, S. Hurgronje, J.H. Huyssen, H. Somer Tulleken, Klasse 9: J.C. Mathias, S. Radermacher, L. Gerlagh, P. de Vos, J. Cocquelle, J.G. Schorer. Klasse 10: J.C. Radermacher, D. de labistrate, A. Lampsins127 In 1740 was de situatie weer enigszins gewijzigd. Klasse 1 en 2 : geen Klasse 3: E. van Dishoek Klasse 4: geen Klasse 5: geen Klasse 6: J.A. Schorer Klasse 7: H. Somer Tulleken Klasse 8: S. Radermacher, P. Duvelaer van Campen, J. Cocquelle, J.H. Huyssen Klasse 9: H.J. Boudaen Courten, D. Radaeus, P. de Vos. Klasse 10: J. van Borssele, D. de Labistrate, J.G. van der Poort128 Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat de bestuurders van Middelburg niet uit de hoogste klassen van de regenten afkomstig waren, maar uit de middengroep. Enkelen stegen op de maatschappelijke ladder tussen 1720 en 1740, maar anderen gingen er op achteruit.
126
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XXIV. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XXV. 128 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest ,bijlage XXVI. 127
70
Hoofdstuk 6. Het nut van familiale banden en huwelijksallianties voor ondernemers en bestuurders in de Vroeg Moderne Tijd, casus Middelburg 17001750 De politieke constellatie van Middelburg eind 17e en begin 18e eeuw kwam al uitvoerig aan de orde. In dit hoofdstuk wordt dit voor Middelburg begin 18e eeuw verder uitgewerkt met het oog op verwantschapsrelaties tussen regentenfamilies. In het vorige hoofdstuk kwam het nut van huwelijksallianties in de handel al aan de orde. Behalve in de politiek was het vooral in de commercie van groot belang om over netwerken te beschikken en dan vooral over familiale netwerken. Handel, en met name internationale handel, was in die tijd nog meer dan nu een erg riskante en onzekere onderneming. Het grotendeels ontbreken van officiële instituties zoals geschreven wetten maakte het uitbouwen van onofficiële instituties zoals gedragsregels, afspraken en tradities van essentieel belang voor het functioneren van de handel over grote afstanden. Douglas North, economisch historicus en Nobelprijswinnaar heeft reeds in 1981 het belang van instituties voor de handel beschreven.129 Hij beschreef hoe instituties zorgden voor stabiliteit en zo voor vermindering van de onzekerheid. Hierdoor werden de transactiekosten verlaagd. De risico‟s en onzekerheden waren in de Vroeg Moderne Tijd legio voor de handelaar. Naast incidentele risico‟s als misoogsten, oorlogen en natuurrampen had de handelaar ook te kampen met structurele problemen zoals de traagheid en onbetrouwbaarheid van informatie. Beslissingen moesten genomen worden op basis van informatie die soms weken, zelfs maanden oud was. Zo gaf Reinders Folmer al aan dat de directie van de MCC haar beslissingen nam op basis van de resultaten van een recent beëindigde reis. Deze reizen naar verre bestemmingen als de Oostzee, Zuid Frankrijk, Afrika of zelfs Suriname namen maanden in beslag, zodat de informatie waarover ze beschikten achterhaald was door nog ongekende, nieuwe ontwikkelingen.130 De entrepreneurs uit de vroeg Moderne tijden (term van Richard Cantillon, 1755) moesten vooral steunen op sociale relaties in binnen- en buitenland. De meest betrouwbare relaties waren familierelaties, onder het motto “bloed is dikker dan water”.131 Huwelijksallianties stonden dan ook in dit teken. Geparenteerde families dreven gezamenlijk handel met veel verwanten die ook uitgezonden werden naar buitenlandse handelssteden of die handel dreven in verschillende takken van handel. De vestiging van vele handelaren uit de Zuidelijke Nederlanden na 1585 in handelssteden als Amsterdam en Middelburg kan, naast migratie uit geloofsovertuiging, ook gezien worden als onderdeel in de strategie om met vertrouwde personen de internationale handelsnetwerken uit te bouwen.132 Deze migratie was dan ook geen individuele of gezinsbeslissing, maar een zaak van het hele netwerk. Vele migranten waren jonge participanten van grote Antwerpse handelsfamilies die hun contacten met Antwerpen behielden via achterblijvende familieleden. Door de economische sluiting van de Schelde en de blokkade van de Vlaamse kusthavens was het noodzakelijk voor de handelsfamilies om vestigingen in het Noorden, de Republiek, te 129 130
NORTH, (D.): Structure and Change in Economic History, 1981. REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel.
74. 131
MATHIAS, (P.): “Strategies for reducing Risk by Entrepreneurs in the Early Modern Period, 5-6.” In: LESGER, (C.) & NOORDEGRAAF, (L.) (eds.): Merchants and Industrialists within the Orbit of the Dutch Staple Market. 132 LESGER, (C.): Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand, 154- 156. 71
realiseren en wel tot behoud en uitbouw van hun internationaal netwerk. Hoe belangrijk deze netwerken waren bleek ook uit de “huwelijkspolitiek” binnen deze groep migranten. Tot in de tweede generatie migranten huwden ze binnen eigen kring.133 Vertrouwen en reputatie waren essentieel voor het functioneren van de handel. Zowel vertrouwen als reputatie waren mede afhankelijk van cultuur binnen een bepaalde klasse en nog meer binnen een bepaalde familie. Zaken werden bij voorkeur gedaan met stads- en landgenoten en met mensen uit dezelfde sociale klasse. Lesger stelt dat vreemden in eerste instantie als “anders” werden beschouwd en bijgevolg vaak als “onvoorspelbaar”.134 Binnen de eigen kring was de kans op bedrog veel kleiner en waren de mogelijkheden tot onderlinge steun het grootst. Geparenteerde families hielpen elkaar niet enkel in de commercie maar vooral ook op politiek vlak en bij de distributie van lucratieve prestigebanen. In navolging van M.Weber stelt ook Lesger dat ondernemers niet zozeer streefden naar winstmaximalisatie, maar naar maximalisatie van welstand- macht en prestige.135 Het is dan ook in het kader van maximalisatie van welstand, macht en prestige dat het nut van familierelaties in Middelburg begin 18e eeuw hier verder geanalyseerd zal worden. De ondertekenaars van het Contract van Harmonie uit 1715 vormen het uitgangspunt van dit onderzoek. Aan de hand van de bevindingen van M. van der Bijl en van de genealogieën in de bijlagen van Idee en Interest wordt een poging ondernomen de familierelaties binnen de bestuurselite van Middelburg in eerste helft van de 18e eeuw te schetsen. 1. Johan van Reygersberge van Couwerve Reeds in de 17e eeuw was deze uit Veere afkomstige familie staatsgezind. Deze familie bekleedde tussen 1651 en 1672 verschillende regeringsfuncties binnen het bestuur van Middelburg. De moeder van deze zonen van Reygersberge was Catharina Veth, dochter van burgemeester Veth.136 De families van Reygersberge en Veth behoorden tot de rijksten en machtigsten van de stad. Ook werden enkele huwelijken gesloten met leden van de rijke koopmansfamilies Velters en Muenicx. Als staatsgezinden speelden ze vooral een belangrijke rol in de stadhouderloze periodes 1651-1672 en 1702-1747. Als staatsgezinden kwamen ze in de crisisjaren 1672 en 1702 op voor de idee van “ware vrijheid”. De strijd in Middelburg kaderde in de partijstrijd die in alle gewesten van de Republiek woedde. Na 1755 stierf deze familie uit in de mannelijke lijn. Hoewel geen echte koopmansfamilie hoorde de familie van Reygersberge bij de grootste investeerders van de VOC Kamer Zeeland; in mindere mate belegden ze in de WIC en ze bleven afzijdig bij de MCC. 2. Jacob de Kuyser De familie de Kuyser behoorde tot 1702 bij de Orangisten in Middelburg, maar in 1702 steunden enkele familieleden de protesten tegen het oude bewind. Dit leverde Jacob de Kuyser het burgemeesterschap op in 1704/05, in 1707/08, in 1713/14 en in 1715/16. Wat het vermogen betreft behoorde de familie de Kuyser tot de Middelburgse middengroep. Deze familie had huwelijksbanden met de handelsfamilies van Essen,van den Helm Boddaert, Boursse, Bevers, Rombouts, Cau, Boudaen Courten, Bevers, Radermacher en Schorer.137 133
LESGER, (C.): Handel in Amsterdam, 158- 161. LESGER, (C.): Over het nut van huwelijk, opportunisme en bedrog, 70 e.v. 135 IDEM, 56-62. WEBER, (M.): Wirtschaft und Gesellschaft, 1922. 136 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest. 19 e.v. 137 IDEM, bijlage X. 134
72
3. Appolonius Veth Vooral na 1651 werd deze familie erg machtig binnen Middelburg. Deze Apollonius stamde uit een familie die de stad al burgemeesters, een stadspensionaris, een secretaris van de provincie en een raadspensionaris van Zeeland schonk. Door de huwelijksbanden met de families Van Reygersberge, Paspoort, Boddaert en van de Perre werden ze machtiger. Ze hadden een belangrijk aandeel in de VOC Kamer Zeeland. Ook deze familie stierf na 1755 uit in de mannelijke lijn. 4. Adriaan de Labistrate Deze regent komt na1702 in de vroedschap en zijn nakomelingen hadden in de 18e eeuw geregeld in de vroedschap. Hij was geparenteerd aan de familie de Huybert. Commercieel hoort de familie tot de middengroep. Sinds 1690 verwierf deze familie zich een positie binnen zowel de VOC als de WIC en de MCC. 5. Abraham Duvelaer De familie Duvelaer hoorde tot de minder gegoeden onder de regenten die derhalve meer geneigd waren tot corruptie.138 De familie Duvelaer bestond uit twee verschillende takken, die van pieter fil. Justi en die van Pieter fil. Petri. Binnen de stad had vooral de eerste tak veel invloed tot 1702. Daarna keerden de rollen om, mede door hun verwantschap met de maatschappelijk snel stijgende familie Tulleken. Tot 1720 hoorden ze tot de rijkste families van Middelburg, daarna werd deze plaats overgenomen door de met hen verwante familie Tulleken. Bij de VOC hoorde de familie tot 1710 tot de hoogste groep van beleggers, daarna tot de middengroep. Hun belangen bij de WIC daarentegen groeien daarentegen uit tot in de hoogste groep.139 Bij de MCC horen ze niet tot de hoofdaandeelhouders. 6. Johan Boudaen Courten Deze familie van handelaren kwam uit Noord Frankrijk en verwierf zich in twee generaties een zeer aanzienlijke positie in de Middelburgse gemeenschap. Er werden huwelijken gesloten met de families Sandra, Boddaert, Hurgronje en Veth. Buiten Middelburg was de familie vooral gelieerd aan de Amsterdamse koopliedenfamilie Coymans. In de VOC hoorden de Boudaen Courtens onafgebroken tot 1730 tot de grootste aandeelhouders en bij de WIC afwisselend tot de hoogste en de middengroep. Ook bij de MCC speelde de familie een belangrijke rol als hoofdaandeelhouder 7. Pieter Boddaert Hoewel deze naam ook behoort tot de ondertekenaars van het Contract van Harmonie, stelde deze regent zich toch erg onafhankelijk op. Zijn familie werd door huwelijken gelieerd met de familie Veth, zijn echtgenote was Anna Kien, de familie waar ook de van Citters‟ mee gelieerd waren. Bij de VOC was hij bewindhebber, bleef afzijdig bij de MCC en de WIC. 8. Abraham Couck Deze koopman- reder en regent sinds 1702 was van Franse afkomst en behoorde tot de middenklasse handelaren. Couck kwam na 1702 tijdelijk in de vroedschap. Over familiebanden werd niets gevonden.
138 139
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest. 20. IDEM, bijlage XXXVIII en XLVIII. 73
9. Jacobus Hudenbroek Hij behoorde tot de „homines novi‟ die na 1702 zitting kregen in de vroedschap, zij het slechts tijdelijk. Over zijn familiebanden zijn geen gegevens voorhanden. 10. Coenraet Coenraets Hij kwam in 1704 in de vroedschap, vanaf 1708 als schepen. Ook hij behoorde bij de groep Reygersberge-Veth, maar over familiale verbanden werd niets gevonden. 11. Jacobus Boudaen Courten Als lid van dezelfde familie als Johan Boudaen Courten golden ook voor hem dezelfde familieverbanden. Hij huwde Catharina de Mey en was van 1710 tot 1715 gecommitteerde raad ter Admiraliteit Amsterdam. 12. Boudouin Mattheeuse Als lid van het kiescollege hield hij zich afzijdig van de oproerige acties van dit college in 1704. Zijn verschijning in de vroedschap was ook tijdelijk. Verdere gegevens werden niet gevonden. 13. David Baute Als telg uit een migrantenfamilie uit Antwerpen was hij via familiehuwelijken verbonden met de families van Visvliet en Sandra. Hij was achtereenvolgens secretaris van de stad Middelburg en pensionaris en was medewerker van de in 1702 opstandige Fannius. Baute zat slechts tijdelijk in de vroedschap. Hij huwde Maria van Vrijberghe.140 De tweede correspondentie stond onder leiding van: 1. David de Huybert De familie de Huybert was aanvankelijk Oranjegezind, maar reeds in 1668 veranderde ze van politieke voorkeur nadat de familie zich door Willem III gepasseerd voelde. Als respectabele oud-Middelburgse familie was ze verwant aan veel andere regentenfamilies, zoals de Labistrate, Velters, Steengracht en Bartolotti. Deze familie dreef handel met het Middellandse Zeegebied via hun verwante families Bartolotti, Hochepied, Van der Merct, Van der Blocquerie, de Labistrate, Velters en Elias uit Amsterdam. Hiermee vertoonden ze zeer duidelijk het nut van huwelijksallianties in verband met verre afstandshandel zoals bovenaan uiteengezet. 2. Willem van Citters De familie van Citters was eind 16e eeuw in Middelburg gekomen en opgeklommen op de maatschappelijke ladder. Pas eind 17e eeuw kwamen ze in de stedelijke politiek terecht om daar uiteindelijk een dominante positie te verwerven. Met name door het Contract van Harmonie bereikte de familie de absolute top in de stedelijke macht. De familie was door huwelijksbanden verbonden met Parduyn, Kien, van Wieringen, Ockersse, van Dishoek, Snouck Hurgronje en Verheye. Als prinsgezinde familie bekleedden ze vele overheidsfuncties zoals ambassaseur, burgemeester, baljuw, commandeur, raad van Vlaanderen en Raadspensionaris.141 Ook in hoofdstuk 5 bleek reeds dat deze familie de openbare functies binnen de eigen groep verdeelde.
140 141
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage XVII. IDEM. Bijlage XVI. 74
3. Willem Parker Willem Parker kreeg in 1704 een plaats in de raad. Zijn neef Johan Willem Parker was in 1702 afgezet en nu kreeg de volgende generatie Parker een kans. Zoals in de prosopografische bijlage te zien is, bekleedde hij gedurende vele jaren allerlei functies in het stadsbestuur. De afgezette neef Johan Willem keerde in 1716 ook terug in de vroedschap. Willem Parker huwde Cornelia Boddaert, een dochter van de latere burgemeester Pieter Boddaert, waarmee zijn aanzien en invloed aanmerkelijk toenam. Willem Parker verzamelde openbare functies en maakte daarbij gebruik van zijn verwantschap met de familie Boddaert. 4. Abraham Rombauts Van der Bijl rekent deze persoon tot de middengroep, verwant met De Kuyser en gehuwd met een dochter Radermacher.142 Verdere gegevens over deze persoon ontbreken. 5. Hendrik de Kuyser In 1710 werd Hendrik de Kuyser, zoon van een overleden regeringslid uit 1677, benoemd tot lid van het stadsbestuur en versterkte zo de invloed van de familie, samen met Jacob de Kuyser. Deze familie is geen hoofdaandeelhouder bij de VOC en ook niet bij de WIC. Bij de hoofdparticipanten van de MCC werden ze wel vermeld. Hij was lid van de Rekenkamer. 6. Johan (Frederik) de Mauregnault De Mauregnault was een familie met een tak in Veere en een tak in Middelburg. Johan Frederik de Mauregnault kwam in 1710 terug in de vroedschap, een teken dat hij en anderen niet langer uitgesloten werden deze familie zou de komende jaren regelmatig bestuurstaken toegewezen krijgen. Alle leden van de correspondentie De Huybert hielden tot 1712 de bestuursfuncties in eigen hand, daarna kwam de verjongde groep Van Reygersberge langzaam aan weer terug aan de macht. Zowel de Veerse tak als de Middelburgse tak waren traditioneel Oranjegezind. De familie was verzwagerd met de families Thibaut en Huyssen, eveneens Oranjegezinden.143 7. Willem Frederik Huyssen van Cattendijke Als aristocratische Oranjegezinde familie groeide haar macht na 1672. De rijkdom van de familie was gebaseerd op een enorm grondbezit. Voor 1740 behoorden deze grootgrondbezitters tot de middengroep van aandeelhouders in de VOC, daarna klom ze op tot de groep machtigsten binnen deze compagnie. Voor haar belangen in de WIC gold juist het omgekeerde. In de MCC waren ze blijkbaar niet geïnteresseerd. De Huyssen‟s waren verzwagerd met de Thibaut‟s. Na 1702 nam hun invloed af, maar ze bleven wel bestuursfuncties bekleden. 8. Apollonius Lampsins De Lampsins waren een gevestigde regentenfamilie in zowel Vlissingen als in Middelburg. Ook Apollonius kwam na 1715 weer terug in de vroedschap, evenals Johan de Mauregnault. De Lampsins waren verwant aan de families Veth, van der Merct en Boudaen Courten. Ze komen niet voor in de lijst van belangrijkste families in de VOC en ook niet in de lijst van de belangrijkste families bij de WIC. Apollonius was wel hoofdparticipant bij de MCC. Was hij als kaapvaartreder meer geïnteresseerd in de slavenhandel?
142 143
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 130. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, 311; bijlage I en III. 75
9. Johan Gualtherus van der Poort J.G. van der Poort was als lid van de correspondentie De Huybert al voor 1712 in de stedelijke regering gekomen. Van der Poort had banden met de familie Schorer.144 Johan Gualtherus van der Poort werd pas na 1740 grootaandeelhouder van de VOC, ontbreekt volledig in de lijst van WIC-aandeelhouders en is hoofdparticipant bij de MCC. 10. Louis Gerrelagh Sinds 1709 lid van kiescollege. Louis Gerrelagh was een „blijver‟ in de vroedschap, hoewel hij in 1713 niet herbenoemd werd. Na overleg tussen de correspondenties keerde hij later toch terug. De naam Gerrelagh zou nog geregeld terugkeren in de Middelburgse vroedschap. Louis Gerrelagh was geen hoofdparticipant bij de VOC, noch bij de WIC, wel bij de MCC. 11. Johan Guliëlmus Schorer Deze zeer uitgebreide familie had sinds 1672 zitting in het Middelburgse bestuur. De Schorers hoorden zeker niet tot de rijkste families van Middelburg. In het belastingkohier van de 500e Penning in 1672 komt de eerste Schorer pas op de 46e plaats. In 1703 komen de Schorers in het kohier van het Familiegeld op een gemiddelde van ƒ1500 per familielid, wat ze in de 21e categorie deed belanden op een totaal van 32 categorieën. Vooral in de loop van de 18 e eeuw verwierf deze uitgebreide familie veel invloed, niet enkel lokaal maar zeker ook regionaal. Via erfopvolging bleven belangrijke bestuursfuncties binnen deze familie. Binnen de VOC vertegenwoordigde deze familie tussen eind 17e eeuw begin 18e eeuw een middenpositie, daarna verdwenen ze uit de belangrijkste groep aandeelhouders om pas eind 18e eeuw (1772) weer kortstondig zeer belangrijke participanten te worden. Hun belangen bij de WIC waren veel stabieler. Vanaf 1680 tot 1764 behoorden ze bij de belangrijkste participanten. Bij de MCC hoorden ze bij de hoofdparticipanten, vanaf 1734 ook bij de directeuren. Een uitgebreide, belangrijke familie had uiteraard heel wat verwantschappen met andere notabele families. De familie Schorer was verwant met de families Veth, du Buisson, van der Poort, Parker, van Citters, Boudaen Courten, Steengracht, van Visvliet en van de Brande. 145 12. Cornelis Versluys Deze regentenfamilie behoorde zeker niet tot de top van de Middelburgse elite, maar wist toch enkele voordelige huwelijken te sluiten met de families Van der Nisse, van de Brande en Radermacher.146 De naam Versluys komt bij geen enkele compagnie voor. Dit betekent niet dat ze er niet vertegenwoordigd waren, maar wel dat ze niet tot de hoofdparticipanten hoorden. Deze vier en twintig families vertegenwoordigden niet de gehele regenten-elite van Middelburg, maar waren door hun politieke opstelling wel de meest in het oog springende personen en families. Hun onderlinge familierelaties waren de bevestiging van een doelbewuste huwelijkspolitiek met commerciële en in dit geval vooral politieke oogmerken. Het sluiten van voordelige huwelijken was een algemeen verschijnsel in de middens van kooplieden en regenten in de zeventiende en vooral achttiende eeuw. De handelaar (en ook de regent) in de Vroeg Moderne Tijd was geobsedeerd door “Reputatie”, nodig voor de opbouw van zijn sociaal kapitaal. Reputatie was mede afhankelijk van cultuur, hoorde bij een bepaalde klasse of familie. Dit was de reden om te huwen binnen 144
BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage VII. BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, bijlage VII. 146 IDEM, 210. 145
76
eenzelfde klasse door kooplieden en/of regenten. Ze gingen een verstandshuwelijk aan als aanzet voor een carrière als zelfstandig koopman. In dat geval was niet zozeer het instandhouden van een goede reputatie hun eerste zorg, maar wel het verwerven van beginkapitaal. Sprekend voorbeeld hiervan was Jan Poppen, koopman in Amsterdam eind zestiende - begin zeventiende eeuw in Amsterdam. Als berooide immigrant uit Holstein begon hij als bediende bij een Amsterdamse koopman in graan, ook uit Holstein afkomstig. Dankzij een voordelig huwelijk klom hij op de maatschappelijke ladder, werd een vermogend koopman, bewindhebber VOC en liet bij zijn dood bijna 1 miljoen gulden na.147 In Middelburg zagen we veeleer het gebruik maken van huwelijksrelaties om de eigen reputatie of die van de familie te verhogen en om via bemiddeling deel te nemen aan de macht. Het bestuur stond volledig in het teken van de commercie, met uitsluiting van de burgerij.
147
LESGER, (C): Over het nut van huwelijk, opportunisme en bedrog, 56. 77
Samenvatting en eindbeschouwingen De Republiek der Verenigde Provinciën bevond zich in de eerste decennia van de achttiende eeuw in een overgangsfase tussen de ongebreidelde expansie in de zeventiende eeuw en de economische stagnatie in de tweede helft van de achttiende eeuw. Op basis van haar strategische ligging aan de Noordzee, eigen initiatief en geruggensteund door kapitaalkrachtige inwijkelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, had de Republiek zich een toppositie verworven in de mondiale economie van de zeventiende eeuw. Hierbij had de Republiek geprofiteerd van haar voorsprong op de concurrenten Engeland en Frankrijk en van haar dominante positie in de Baltische graanhandel148. De aantrekkingskracht van de Republiek op immigranten had alles te maken met de economische voorspoed in de jonge staat. Regio‟s met toekomstperspectieven oefenen altijd aantrekkingskracht uit op migranten.149 Aan de regime-wisseling in de Nederlanden tijdens de Opstand waren belangrijke economische consequenties verbonden. 1. Nieuwe markten en afzetmogelijkheden kwamen in zicht en oude werden gesloten. De Iberische markten waren nu of ontoegankelijk of door extra lasten te duur geworden. Om de verre afstandshandel te continueren werden eigen netwerken en handelsroutes uitgebouwd. Ook de Zuid-Nederlandse migranten brachten hun eigen netwerken mee volgens Lesger. 2. De instabiele politiek/militaire situatie tijdens de Opstand vereiste voortdurende aanpassing aan veranderende omstandigheden. Zo kon de WIC pas opgericht worden na het verlopen van het Twaalfjarig Bestand, omdat economische oorlogvoering tegen Spanje een van haar doelstellingen was. Zeeland bevond zich in een ambivalente situatie ten opzichte van de landsregering van de Republiek. Enerzijds was Zeeland een bondgenoot in de strijd tegen Spanje, maar anderzijds was Zeeland voortdurend beducht voor Hollandse dominantie. De Zeeuwse overheden lieten eigenbelang steeds primeren op algemeen belang. Met de herovering van de Zuidelijke Nederlanden door Parma, de val van Antwerpen in 1585 en de (economische) sluiting van de Schelde was Zeeland in de marge van de Hollandse economie terecht gekomen. Daarvoor had Zeeland van haar uiterst gunstige ligging ten opzichte van Vlaanderen en Brabant kunnen profiteren. De handel verplaatste zich nu grotendeels naar Amsterdam, een verschijnsel dat de Vries omschreef als interne contractie. De sluiting van de Schelde sneed Zeeland af van haar achterland in de Zuidelijke Nederlanden. Voor Holland was Zeeland een gewest in de periferie. Langdurige afsluiting zou voor Zeeland economische zelfmoord betekenen.150 De oplossing werd gevonden in een economische controle van de Schelde. Deze controle werd uitgevoerd door de Admiraliteit en betaald met licenten op de goederen naar Brabant en Vlaanderen. Tot het einde van de Spaanse Successie Oorlog in 1713 was er vooral enorm veel verdiend in de Zeeuwse kaapvaart, maar daarna wilde men deze kapitalen rendabel beleggen. Dat leidde tot de oprichting van de Middelburgse Commercie Compagnie in 1720. De MCC had 148
FABER, (J.A.): “The decline of the Baltic grain-trade in the second half of the seventeenth century.” In HEERES, (W.G.): From Dunkirk to Danzig, 31. 149 GREEFS, (H.): “De terugkeer van Mercurius”. Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 5 (2008) 2, 55-85. 150 ENTHOVEN, (V.): Een duivels dilemma: Zeeland en de beheersing van de Schelde, 15721609, 27-48. 78
uitdrukkelijk tot doel als handelscompagnie te functioneren en zo de welvaart terug te brengen in Zeeland. Na een onstuimige intekenperiode bleek de aanvankelijke wens om ƒ 10 miljoen bijeen te brengen niet realistisch en werd bijgesteld tot ƒ 5 miljoen. Van dit bedrag werd de helft gestort zodat de MCC begon met een startkapitaal van ƒ 2,5 miljoen. Toch werd het oprichtingsinitiatief van de MCC door brede lagen van de bevolking gedragen. Bij de start hadden in een maand al 587 inschrijvers ingetekend, waarvan het merendeel uit Middelburg zelf en meer dan 100 hoofdparticipanten voor bedragen van £ 1000 en meer. Hiermee werd al duidelijk dat de MCC gedragen werd door de commerciële wereld in Middelburg. Als handelsonderneming was de MCC niet erg succesvol. Winstgevende reizen werden afgewisseld met verlieslatende ondernemingen, maar toch werd niet besloten tot opheffing van de compagnie. Voor bestuurders en participanten wogen de voordelen blijkbaar zwaarder dan de nadelen. De drie terreinen van de handelsactiviteiten van de MCC gaven het beeld van een onderneming die aanvankelijk zeer enthousiast op alle terreinen haar activiteiten ontplooide, maar steeds weer geconfronteerd werd met tegenslagen. Dit was zowel het geva lbij de Europese vaart, maar ook bij de transatlantische vaart en bij de walactiviteiten. De Europese vaart werd na 1758 volledig afgestoten want deze was niet voldoende rendabel. De transatlantische handel op Afrika en naar de Spaanse koloniën in de Caraïben leek meer perspectief op winst te bieden. Deze handel was riskanter, vereiste meer investeringen, maar kon erg mooie winsten opleveren. Vooral de slavenhandel was erg aanlokkelijk, maar tot 1730 verboden terrein vanwege het WIC-monopolie. Meteen na de opheffing van het monopolie ondernam de MCC haar eerste slavenreis, maar deze draaide uit op verlies. De MCC stopte voorlopig met slavenhandel en beperkte zich tot transatlantische goederenhandel. Hiermee boekte ze afwisselend winst en verlies. Vanaf 1753 begon de MCC met regelmatige driehoeksreizen. Al snel bleek ook in deze handel de winst niet voor het oprapen te liggen. Verschillende slavenreizen draaiden op verlies uit. Toch bleef het bestuur van de MCC hopen op grote winsten met slavenhandel en de compagnie ging door met deze handel tot 1804. In dat jaar waren het zeker geen ethische overwegingen die tot stopzetting leidden, maar politieke obstakels. De transatlantische goederenhandel was steeds het meest winstgevend gebleken. Vooral de handel op Afrika kende mooie resultaten.Het cargazoen kon gunstig geruild worden tegen stofgoud en ivoor. De handel naar de Spaanse koloniën vergde grotere investeringen en was riskanter door het „risico van de zee‟ en de strenge Spaanse controle op smokkelhandel naar de koloniën. Dat de MCC doorging met haar handelsactiviteiten ondanks jarenlange magere resultaten kwam volgens Reinders Folmer omdat er steeds schepen onderweg waren en stoppen dus onmogelijk was.151 Mogelijk was het veel belangrijker dat directeuren en hoofdparticipanten als particulieren de uitreding van de schepen konden verzorgen. De mogelijke winsten hieraan verbonden konden minstens zoveel reden geweest zijn om toch maar door te gaan met de MCC. Om dat aan te tonen is echter nader onderzoek nodig naar de relatie tussen de particuliere handel van de individuele bestuurders/hoofdparticipanten en hun compagnieshandel binnen de MCC. De bestuurders en hoofdparticipanten van de MCC hadden ook belangen bij de VOC en de WIC. De activiteiten van de WIC spraken Zeeuwse kooplieden meer aan dan de handel op Azië van de VOC. De handel van Zeeuwse kooplieden had meer raakpunten met de WIC, zowel wat de regio betrof alsook de aard van de handel. De voormalige kaapvaarders uit 151
REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): van Goederenhandel naar Slavenhandel, 165. 79
Middelburg en Vlissingen waren intensief betrokken bij de MCC, maar zeker ook bij de WIC. De WIC was niet enkel een manier om hun winsten te beleggen maar zeker ook een interessante informatiebron voor hun eigen particuliere handel. Ondanks participatie aan de WIC bleven veel Zeeuwse kooplieden hun eigen handel in de Atlantische ruimte voortzetten. Protesten van de WIC bij de Zeeuwse autoriteiten haalden niets uit. Ook de Zeeuwse overheden beschermden de (illegale) Zeeuwse handel op Afrika en in het Caraïbisch gebied. De smokkelhandel of lorrendraaierij berokkende de WIC zoveel schade dat het in 1730 aanleiding was tot opheffing van het handelsmonopolie. Als belegging was de WIC geen interessante optie, maar individueel kon dat uiteraard anders liggen. Voorrang bij uitreding en het verwerven van het bewindhebbersschap waren aantrekkelijke opties voor participatie. Onderzoek naar de maatschappelijke rangorde van de beleggers in de verschillende compagnieën leerde dat de VOC vooral in trek was bij de financiële toplaag van de regenten. De WIC en de MCC daarentegen waren populair bij de regenten die een minder rijke maatschappelijke laag vormden. Dit alles gold in haar algemeenheid en uitzonderingen bevestigden de regel. De familie Boudaen Courten was in alle drie de compagnieën sterk vertegenwoordigd. De vooraanstaande familie Radermacher was niet vertegenwoordigd in de VOC, maar wel in de WIC en de MCC. Deze regentenkooplieden waren ook sterk vertegenwoordigd in het lokale, regionale en soms ook landelijke bestuur. Sinds half zeventiende eeuw waren ze onderling scherp verdeeld in Staatsgezinden en Oranjegezinden. Vanaf 1651 laaide de onenigheid op bij elke benoeming in het bestuur en bij de verdeling van openbare functies. Om totale verlamming van het bestuur te voorkomen kwam men vanaf 1705 tot het maken van afspraken , die vastgelegd werden in zogenaamde Contracten van Correspondentie. In deze contracten werden de spelregels bij de verdeling van openbare functies vastgelegd. Het bestuur werd op deze manier uitsluitend beperkt tot de regentenklasse en van enige inspraak van de burgerij was tot in de Franse tijd geen sprake. Een bewust gevolg van deze tactiek was dat regenten meerdere functies cumuleerden. De betreffende inkomens werden binnen de regentenklasse gehouden, terwijl de arbeid van de functie zelf tegen een veel lagere beloning uitbesteed werd. Dit systeem van nepotisme werd ook door enkele tijdgenoten al aan de kaak gesteld, maar deze critici waren onmachtig om het oligarchisch systeem te doorbreken. Handel en met name internationale handel was in de vroegmoderne tijd nog meer dan nu gebaseerd op vertrouwen. Instituties of formele overeenkomsten beschermden zakenpartners slechts gedeeltelijk. Persoonlijk vertrouwen, de verwachting dat de persoon zich aan de afspraak zou houden, en ook reputatie, de bekendheid van de integriteit van de persoon, boden meer garantie dat de overeenkomst of belofte ook effectief nageleefd zou worden. Reputatie was mede ook afhankelijk van cultuur, horend bij een klasse of familie. Derhalve waren familierelaties in de verre afstandshandel onontbeerlijk. Afstamming uit een zakenfamilie was een apert voordeel voor de echtgenotes en nakomelingen van kooplieden. In dit milieu kregen ze de benodigde financiële middelen mee, deden ze handelskennis op en leerden gedragingen en waarden die voor de handel van groot belang waren. Door in de voetsporen van verwanten te treden bouwden zakenlui gemakkelijker ervaring op. Bovendien kregen ze toegang tot de persoonlijke relaties en zakelijke contacten met afnemers en leveranciers. Deze contacten genereerden vertrouwen, status en kredietwaardigheid, factoren die succes in een bijzonder onzekere zakenwereld mee bepaalden en een kader boden voor zakelijke transacties.152 Netwerken waren dan ook vooral gebaseerd op verwanten in handelsknooppunten die voor de
152
GREEFS, (H.): “De terugkeer van Mercurius”. Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, jaargang 5 (2008) 2, pp.62-63. 80
persoonlijke relaties zorgden.153 Kooplieden hadden de voorkeur om te huwen binnen de eigen klasse. De handelsnetwerken werden uitgebreid met een bewuste huwelijkspolitiek, zodat bepaalde families generaties lang met elkaar gelieerd waren. Voor Middelburg zijn deze relaties verduidelijkt in de prosopografische bijlage. Uiteraard was het niet mogelijk om een volledig beeld te krijgen van de Middelburgse zakenwereld tussen 1720 en 1755. Daarom is prosopografisch onderzoek verricht naar een groep kooplieden die tot de kapitaalkrachtigste en belangrijkste van Middelburg behoorden èn als directeur, commissaris of hoofdparticipant in deze periode betrokken waren bij de MCC. Dit leidde tot een selectie van 198 kooplieden op basis van een ruime waaier aan bronnen, die zowel informatie verstrekten over hun vermogen en sociale positie, als over hun economische activiteiten. Prosopografisch onderzoek is lonend maar ook tijdrovend. Daarom is de studie beperkt tot de periode 1720-1755. Op de vraag welke relatie er was tussen de stedelijke overheid en de commerciële wereld zijn percentages berekend op basis van de gegevens in het familiearchief Mathias-Pous-Tak van Poortvliet, het archief van de MCC en de Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland. Van de zittende regenten tussen 1720 en 1755 waren 70,27% betrokken bij de MCC, 67,57% bij de VOC en 56,76 % bij de WIC. Een ruime meerderheid van het stadsbestuur was nauw betrokken bij de commerciële wereld. Hiermee bevestigen ze het beeld van een koopliedenregentenbestuur in de Republiek. Er werd bovendien aangetoond dat deze situatie meerdere ongewenste gevolgen had. Ten eerste vormden deze regenten een zeer gesloten oligarchie. Ten tweede vierde nepotisme hoogtij en ten derde was elke democratische inspraak uitgesloten. Het gaat om een gesloten oligarchie doordat steeds dezelfde namen en familienamen opdoken in de lijsten van regenten en openbare functies. Namen als Veth, Parker, van Citters en Sandra kwamen tussen 1720 en 1755 regelmatig. Een vervolgstudie zou een analyse van alle betrokken personen kunnen geven. Uit deze analyse blijkt dat de betreffende groep regenten-kooplieden zich inspanden om de macht in eigen rangen te behouden en zichzelf te verrijken zoals destijds aangegeven door Pieter de la Rue.
153
MATHIAS, (P.): “Strategies for reducing Risk by Entrepreneurs in the Early Modern Period.” In: LESGER, (C.) en NOORDEGRAAF, (L.): Entrepreneurs and entrepreneurship in early modern times. Merchants and Industrialists within the Orbit of the Dutch Staple Market, pp.5-24. 81
Overzicht van tabellen Tabel 1. Bevolkingsgroei in de Republiek 1500- 1800. Tabel 2. Gemiddelde hoeveelheden graan naar het westen vervoerd door de Sont, 1600- 1749. Tabel 3. Financiële betrokkenheid kaapvaartreders- VOC, WIC, MCC. Tabel 4. Belangrijkste families bij VOC, WIC en MCC. Tabel 5. Winstgevendheid Atlantische slavenhandel MCC 1740- 1800. Tabel 6. Vroedschap Middelburg 1721- 1760; relaties met VOC, WIC en MCC.
82
Verantwoording van illustraties Afb. 1 (voorblad) Kaart 19. DAMSTEEGT, (B.C.): Nieuwe Spiegel der Scheepvaart. Tweede, herziene druk. Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Akademie der Wetenschappen, 2001. Afb. 2 Zelandia Illustrata III, 551. Afb. 3 Gravure in Theatrum praecipuarum urbium Ducatus Brabantiae nec non comitatuum Flandriae et Zelandiae. Amerstam 1660 Theatrum, 29. Particulier bezit. Afb. 4 New York Public Library. Afb. 5 Rijksmuseum Amsterdam, Inv. Nr. SK-A-1537. Afb. 6 Beschrijving van Zeeland I, 136. Plattegrond Middelburg 1751 door Is. Tirion.
83
Verklarende woordenlijst Anticipatiepenningen: kortlopende kredieten uitgeleend aan de VOC ten behoeve van de uitreding van de schepen in september en lopend tot de aankomst van de retourvloot in november. Boekhouder: woordvoerder van een rederij; verzorgde het dagelijks beheer en voerde onderhandelingen namens de rederij. Betaalde vaak lopende kosten als voorschot uit eigen zak. Hij selecteerde ook officieren en monsterde zeelieden. Bepaalde de strategie van de rederij. Consignatie: het in beslag nemen van goederen. Convooigeld: heffing op de handel met neutrale landen. Corpora: studentenvereniging aan een academie in het bezit van een eigen huis. Desolate Boedels: het beheren van boedels ten behoeve van minderjarige wezen. Douairie: uitkering bij huwelijkse voorwaarden bedongen in geval van vooroverlijden van de man. Emolumenten: bijverdiensten Familiegeld: belasting ingesteld in 1715 per gezinshoofd op basis van het jaarlijks inkomen. Fluitschip of fluit: Hollands scheepstype ontwikkeld door Liorne in Hoorn met een typische peervorm. Gebouwd in de 17e en 18e eeuw en gebruikt om vracht te vervoeren. Door het schip te verlengen werd extra laadruimte verkregen. De verhouding tussen breedte en lengte werd 1:4 tot zelfs 1:6. Het werd gebruikt op de vaart naar Azië (Oostvaert), de Middellandse Zee, de Baltische Zee (Noordvaert) en naar de Caraïbische Zee. Fregatschip: oorlogsschip, gebouwd begin 17e eeuw. Het schip had drie masten en veel geschut, was bedoeld voor konvooidiensten, als grote vrachtvaarder, snel en sterk. Grein of paradijskorrel: een pepersoort uit West- Afrika. Hoeker: twee- of driemastschip. Werd gebruikt in de visserij en op de slavenvaart. Tamelijk platte bodem. Hoge kajuit op het achterschip; heeft een brede boeg en achtersteven. Huisschatting: belasting van dubbele 100e penning per perceel van een huiseigenaar. Katschip: kustkoopvaarder uit de 17e en 18e eeuw. Kort model fluitschip, was ook in Hoorn ontwikkeld. traag schip dat veel lading kon vervoeren en het werd omschreven als een vaartuig tussen fluit en boeier. Klappergeld: belasting tot bezoldiging van de klappers of nachtwakers
84
Kleine Zaken: ambtenaren deden rechterlijke uitspraken in kleine zaken om het werk van schepenen en rechters te verlichten. Zij konden zelfstandig schikkingen treffen en boetes opleggen. Licenten: heffing geheven op handel met de vijand Licentmeester: hoofd van de dienst in- en uitvoerrechten Ponde gekort op leveranties en tractementen: heffing op leveringen en betaling van salarissen. Pontgaarder: belastinggaarder Recognitie visserie: belasting op het verkopen van vis in de stad. Rentieren: de vrenten die betaald werden ten behoeve van de stadskas. Schattinge: het vermogen van de burgers werd geschat bij de herinvoering van het familiegeld. Scriba: schrijver op kantoor Snauw: lang en laag schip voor binnenvaart en kustvaart, heeft snauwmasten of samengestelde masten. Rond een kernmast werden halfronde schalen bevestigd waardoor de mast veel sterker werd. Deze schalen werden vastgezet door duvels als hoepels rond een ton. Solliciteur militair: kredietverstrekker die tegen rente geldleningen verstrekte aan compagniescommandant om soldij uit te betalen. Thesaurie: het bewaken van de schatkist van de stad. Vacatiën: vergoeding voor de tijd die een thesaurier besteedde aan zijn functie. Vettewariersgilde: gilde van handelaren in vette waren zoals olie en vet. Waterklerk: ontvanger bij het waterschap. Weesmeester: regent met taak toezicht uit te oefenen op voogdij en belast met het beheer van erfgoederen van weeskinderen.
85
Bibliografie I BRONNEN A. Bronnen in handschrift: AA, VAN DER, (A.J.): Biografisch Woordenboek der Nederlanden, Amsterdam 1969. Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen deel 3. Middelburg, 1986. Archief Rekenkamer D 511 3e stuk (acquiten), Kohieren van het Amptgeld 1720- 17301740- 1750- 1755. BOER, (L.P.) de Naamlijsten van Bewindhebbers en van Hoofdparticipanten der WestIndische Compagnie. In: De Navorscher 63 (1914) – 64 (1915). CONTRACT VAN HARMONIE 20 april 1715. HSS 861, toegangsnummer 33.1 DE KLERK, (W.): De Magistraat van Middelburg, die geregeert hebben sedert anno 1560. Middelburg, 1744. DE WITTE VAN CITTERS, (J.): Contracten van Correspondentie en andere bijdragen tot de geschiedenis van het ambtsbejag in de Republiek der Vereenigde Nederlanden, ‟sGravenhage, 1875. FAMILIEARCHIEF MATHIAS- POUS- TAK van POORTVLIET, toegangsnummer 255, inv. 89- 95. FAMILIEARCHIEF RADERMACHER, toegangsnummer 473. INTEEKENREGISTER van de Middelburgse Commercie Compagnie. Inv. nr. 1581. Toegangsnummer: 20. Geletterd Zeeland, verdeeld in drie afdeelingen, bevattende in zig de schrijvers, geleerden en kunstenaars, uit dien staat geboortig, met bijgevoegd levensverhaal der voornaamste onder dezelve/ saamenvergaderd en in orde geschikt, door Pieter de la Rue, Middelburg, M. en A. Callenfels, 1734. Naamlijst van de Heren Bewindhebbers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie 16021796. GiIDS 24). Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland, 1721-1726 ; 17271731; 1732-1736;1737-1741;1742-1746;1747-1751;1752-1756;1757-1760. (HOEKKE, H. van, uitg.). NAGTGLAS, (F.): Zelandia Illustrata. Verzameling van kaarten, portretten, platen enz. betreffende de Oudheid en Geschiedenis van Zeeland. Middelburg, Altorffer, 1870-1878. 4 delen, beschreven door W.S. Unger 1950. 86
NAGTGLAS, (F.): Levensberichten van Zeeuwen, Middelburg 1889-1893, 2 delen. RUE, (P.): Nuttige aanmerkingen op de voornaamste inhoud des Contracts van Harmonie; Middelburg, z.n. , z.j. Staatkundig en Heldhaftig Zeeland, verdeeld in twee afdeelingen, bevattende in zig de vermaardste mannen van staat en oorlog, die daar uit voortgesprooten zijn/ saamenvergaderd en in orde geschikt, door Pieter de la Rue, Middelburg, M. en A. Callenfels, 1734. B. Uitgegeven bronnen: Jaarboek CENTRAAL BUREAU GENEALOGIE, ‟s-Gravenhage, De Residentie, 1950. DOOPREGISTER Gijsbertsen, 1993.
Doopsgezinde Kerk Middelburg,
1642-1831. Transcriptie:
H.A.
ENGELSE Kerk Middelburg, Doopboek 1624- 1819, transcriptie H.A. Gijsbertsen. HALBERTSMA, (E.H.) en HALBERTSMA, (T.M.): Nederland‟s Adelsboek (74)1983-(85) 1995, Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie, 1996. HALBERTSMA, (E.H.) en HALBERTSMA, (T.M.): Nederland‟s Patriciaat (1) 1910-(79) 1996, Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie, 1996 NEDERLANDSE LEEUW ( familierelaties). POORTVLIET, (P.F.): Naamwijzer van Middelburg: de functionarissen van de Admiraliteit van Zeeland 1715-1794, Den Helder- Vlissingen, Stichting Genealogische Publicaties Zeeland, 1997. VENTILATIEBOEKEN van aandelen Middelburgse Commercie Compagnie, Genealogische aantekeningen 1720- 1840. bewerking: GIJSBERTSEN (H.A.) - POORTVLIET (P.F.) 1594 Ventilatieboek 1720-1730 1595 Ventilatieboek 1731-1765
II LITERATUUR: BAEYENS, (C.): De gouden driehoek?: De Middelburgse Commercie Compagnie als „Slavencompagnie‟. Licentiaatsverhandeling. Gent, 2002 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest. Voorgeschiedenis, achtergronden en verloop van de politieke twisten in Zeeland en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715. Groningen, Wolters-Noordhoff / Bouma‟s Boekhuis bv, 1981. BIRONT, (D.): “Smertelijk om te sien”: het leven aan boord van achttiende-eeuwse slavenschepen in dienst van de Middelburgse Commercie Compagnie. Licentiaatsverhandeling. Gent, 2004. BOXER, (C.R.): The Dutch Seaborne Empire 1600-1800, Londen, 1965.
87
BRUIJN, (J.R.), MEIJER, (A.C.) en VAN VLIET, (A.P.) red.: Marinekapiteins uit de achttiende eeuw. Een Zeeuws Elftal. Instituut voor Maritieme Historie, Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Den Haag / Middelburg, 2000. DAAMEN, (M.) en MEIJER, (A.C.): Catalogus van gedrukte Nederlandse gelegenheidsgedichten uit de Zeventiende en achttiende eeuw in de Zeeuwse bibliotheek te Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg, 1990. DE RIDDER - SYMOENS (H.): “Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis: een onmogelijke mogelijkheid?” In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheid te Gent. Nieuwe reeks, deel XLV, Gent, Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheid, 1991. pp.95-117. EMMER, (P.C.): “De Slavenhandel van en naar Nieuw Nederland.” In: Economisch- en Sociaal- historisch jaarboek, deel 35. Den Haag, 1972. EMMER, (P.C.): De tweede WIC en de periode van de vrijhandel, in: Algemene Geschiedenis van de Nederlanden (AGN) deel 8, Haarlem, Fibula-van Dishoek, 1979. EMMER, (P.C.): The Dutch in the Atlantic Economy, 1580-1880. Trade, mancipation, Aldershot, Brookfield USA, Singapore, Sydney, 1998.
Slavery and
ENTHOVEN, (V.): “Veel Vertier”. De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Een economische reus op Walcheren. 1991. ENTHOVEN, (V.): “Een duivels dilemma: Zeeland en de beheersing van de Schelde, 15721609.” In: EBBEN, (M.) en GROENVELD, (S.) red.: De Scheldedelta als verbinding en scheiding tussen Noord en Zuid, 1500-1800. Maastricht, Shaker, 2007. FINDLAY, (R.), O‟ROURKE, (K.): Power and Plenty. Trade, war, and the World Economy in the Second Millenium. Princeton and Oxford, Princeton University Press, 2007. FABER, (J.A.): “The decline of the Baltic grain-trade in the second half of the seventeenth century. In: HEERES, (W.G.) e.a.: From Dunkirk to Danzig. Shipping and Trade in the North Sea and the Baltic, 1350-1850. Hilversum, Verloren, Amsterdamse Historische Reeks, Nederlands Economisch Historisch Archief, 1988. FOKKER, (G.A.): Iets over de bevolking van Middelburg voor 1795. Middelburg, Altorffer, 1875. FRANCKE, (J.): Utiliteyt voor de gemeene saake. De Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog 1688- 1697. 2 delen, 2001. FRUIN, (R.): Correspondentiën te Middelburg en Goes. In: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 26 (1905), pp. 161-237. GAASTRA, (F.S.): De geschiedenis van de VOC, Zutphen, Walburg Pers, 2002. GELDERBLOM, (O.): Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt (1578-1630), Hilversum, Verloren,2000.
88
GREEFS, (H.): “De terugkeer van Mercurius.” In: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 5 (2008) 2. http//www.tseg.nl GROENEVELD, (F.PH.): De economische crisis van het jaar 1720, Groningen – Batavia, Noordhoff, 1940. GIJSBERTSEN – POORTVLIET: Genealogische Aantekeningen, 2. HEYER, DEN, (H.): De geschiedenis van de WIC, Zutphen, Walburg Pers, 1994. HEYER, DEN, (H.): Goud, ivoor en slaven. Scheepvaart en handel van de Tweede Westindische Compagnie op Afrika, 1674- 1740. Zutphen, Walburg Pers, 1997. HEYER, DEN, (H.): “Zeeuwse smokkelhandel op West-Afrika (1774-1730)”. In: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, jrg.16(1997) 2. KLUIVER, (J.H.): De souvereine en independente staat Zeeland. De politiek van de provincie Zeeland inzake vredesonderhandelingen met Spanje tijdens de Tachtigjarige oorlog tegen de achtergrond van de positie van Zeeland in de Republiek. Middelburg, De Zwarte Arend,1998. p. 255. KOOIJMANS, (L.): Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw, Amsterdam, Bert Bakker,1997. KUITENBROUWER, (M.): De Nederlandse afschaffing van de slavernij in vergelijkend perspectief. In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 93, afl. 1, 1978. pp. 69-98. LESGER, (C.) & NOORDEGRAAF (L.) eds.: Entrepreneurs and Entrepreneurship in Early Modern Times. Merchants and Industrialists within the Orbit of the Dutch Staple Market, Hollandse Historische Reeks XXIV, Den Haag, 1995. LESGER, (C.): “Over het nut van huwelijk, opportunisme en bedrog.” in: DAVIDS, (C.A.); FRITSCHY, (W.) en VAN DER VALK, (L.A.): Kapitaal, ondernemerschap en beleid. Studies over economie en politiek in Nederland, Europa en Azië van 1500 tot heden. Amsterdam, 1996, pp. 55-76. LESGER, (C.): Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand. Kooplieden, commerciële expansie en verandering in de ruimtelijke economie van de Nederlanden ca. 1550-ca.1630, Hilversum, Verloren, 2001. PAESIE, (R.): Lorrendrayen op Africa. De illegale goederen- en slavenhandel op WestAfrika tijdens het achttiende- eeuwse handelsmonopolie van de West- Indische Compagnie, 1700- 1734. Amsterdam, De Bataafsche Leeuw, 2008. PARMENTIER, (J.): De maritieme handel en visserij in Oostende tijdens de achttiende eeuw. Een prosopografische analyse van de internationale handelswereld, 1700 – 1794. 3 delen. Gent, 2001.
89
PARMENTIER, (J.): Noord-Zuid in Oost-Indisch perspectief. Zutphen, Walburg Pers, 2005. PARMENTIER, (J.): ”De rederij Radermacher & Steenhart (1730-1741). Zeeuwse Guineavaart en slavenhandel met Zuidnederlandse participatie”. In: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 11(1992)1, pp.137-152. POORTVLIET, (P.F): Naamwijzers van Middelburg. De functionarissen van De Admiraliteit van Zeeland 1715-1794; De (Bataafse) Marine in Zeeland 1795-1808, Den Helder/Vlissingen, 1997. POSTMA, (J.): The Dutch participation in the African Slave Trade. Sg on the Guinea Coast, 1675- 1795. Michican, Ann Arbor, 1970. POSTMA, (J.): The Dutch in the Atlantic Slave Trade 1600-1815, Cambridge, 1990. POSTMA, (J.) en ENTHOVEN, (V.) eds.: Riches from Atlantic Commerce. Dutch transatlantic trade and shipping, 1585-1817. Leiden/Boston, Brill, 2003. PRIESTER, (L.R.): De Nederlandse houding ten aanzien van de slavenhandel en slavernij, 1596-1863: Het gedrag van de slavenhandelaren van de slavenhandelaren van de Commercie Compagnie van Middelburg in de 18e eeuw, Middelburg, Commissie Regionale Geschiedbeoefening Zeeland, 1987. REINDERS FOLMER- VAN PROOIJEN, (C.): Van goederenhandel naar slavenhandel. De Middelburgse Commercie Compagnie 1720-1755. Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen deel 10. Middelburg, 2000. ROOS, (D.): Zeeuwen en de West-Indische Compagnie ( 1621 – 1674), van Geyt, Hulst, 1992. SCHÖFFER, (I.), VAN DER WEE, (H.), BORNEWASSER, (J.A.) red.: De Lage Landen van 1500 tot 1780, Amsterdam, Agon B.V., 1988. UNGER, (W.S.): Het inschrijvingsregister van de kamer Zeeland der Verenigde OostIndische Compagnie, in: Economisch - Historisch Jaarboek. Bijdragen tot de economische geschiedenis van Nederland 24. ‟s-Gravenhage, Martinus Nijhoff,1950. pp.1-33. UNGER, (W.S.): “Bijdragen tot de Geschiedenis van de Nederlandse Slavenhandel I.” In: Economisch - Historisch Jaarboek. Bijdragen tot de economische geschiedenis van Nederland 26 (1952- 1954) pp. 133- 174, ‟s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1954. UNGER, (W.S.): “Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse Slavenhandel. II De Slavenhandel der Middelburgsche Commercie Compagnie, 1732-1808.” In: EconomischHistorisch Jaarboek. Bijdragen tot de economische geschiedenis van Nederland 28, (19581960), pp. 3- 148. VAN ‟T DACK, ( E.): “Wat is prosopografie?” In: Academie Analecta, mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Brussel, Paleis der Academiën, jaargang 53, 1991, nr. 1, pp.19-54.
90
VERHEES - VAN MEER, (J.Th.H.): De Zeeuwse kaapvaart tijdens de Spaanse Successieoorlog 1702-1713. Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen deel 3. Middelburg, 1986. DE VRIES, (J.): De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw, Amsterdam, Ellerman Harms,1959. DE VRIES, (J.) en VAN DER WOUDE, (A.): Nederland 1500 – 1815; De eerste ronde van moderne economische groei. Amsterdam, Balans, 2005.
91
Bijlage Methodologische verantwoording van een prosopografische analyse. Prosopografie wordt vaak omschreven als een collectieve of groepsbiografie. Het omvat een beschrijving van externe karakteristieken van een populatie die gemeenschappelijke kenmerken heeft, zoals beroep-leeftijd-opvoeding, afkomst enzovoorts154. De opzet is om gemeenschappelijke kenmerken bloot te leggen op basis van een vragenlijst. Deze gegevens dienen om antwoord te geven op historische vragen. Er is echter een verschil tussen prosopografie en biografie. Een biografie schenkt ook aandacht aan de motivatie van het handelen, aan de mentaliteit van de beschreven personen. Prosopografie daarentegen is een aanvulling op een biografie. Het plaatst personen of families beter in een tijdskader door kennis van de bijbehorende groep. Prosopografie is dus zowel een collectieve biografie als de interpretatie ervan155. Zo probeert men meer informatie te krijgen over een bepaalde groep personen in de samenleving. Collectieve biografieën zijn niet nieuw. Suetonius (± 75-150) gebruikte reeds collectieve biografieën in De vita Caesarum en de Bollandisten vanaf 1643 in de Acta Sanctorum. Deze oude biografieën waren vaak niet te gebruiken voor een prosopografische studie omdat ze niet steeds van dezelfde gegevens onderzochten. De methode raakte in de 19e eeuw vast in gebruik bij historisch onderzoek. Deze methode raakte op de achtergrond tot eind 20e eeuw. Daarna beleefde ze een heropleving onder invloed van de sociale wetenschappen. Onder invloed van de sociologische invalshoek werden nieuwe vraagstellingen geïntroduceerd in de historiografie. De methode werd sindsdien het meest toegepast binnen politiek-institutionele, religieuze, mentaliteits- en universiteitsgeschiedenis, maar ze kan volgens Parmentier ook uitstekend toegepast worden voor het bestuderen van bepaalde sociaal-economische groepen.156 De onderzochte groep leende zich als elitaire beroepsgroep goed voor een prosopografische analyse. De elite heeft in de historiografie de meeste sporen nagelaten. De onderzochte populatie bleek intern erg gevarieerd te zijn aangezien het niet enkel een beroepsgroep maar ook een sociale klasse betrof en was als zodanig niet afgebakend. Van sommige personen werd derhalve weinig of geen gegevens gevonden. Behalve seriële gegevens zijn ook meer kwalitatieve gegevens in het onderzoek verwerkt. De beschrijvingen in Nagtglas‟ levensberichten van Zeeuwen en in P. De la Rue Geletterd Zeeland en Staatkundig en Heldhaftig Zeeland waren hiervoor het uitgangspunt.Voor een goede prosopografie is de probleemstelling essentieel. Om gemeenschappelijke kenmerken te kunnen bloot leggen is een adequate vragenlijst nodig waarmee gemeenschappelijke, relevante kenmerken van de te onderzoeken populatie mogelijk zichtbaar worden. Als relevante standaardvragen werd in deze studie over de bestuurders van de MCC gezocht naar: Naamgeving: mogelijk een aanwijzing van verwantschappen of familiebedrijven. Geboorte-Sterfdatum: kan uitsluitsel geven of de persoon al of niet bij de onderzoekspopulatie hoorde. 154
RIDDER-SYMOENS, DE, (H.) :Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis:een onmogelijke mogelijkheid?,95. 155 RIDDER-SYMOENS, DE, (H.): Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis, 96-97. 156 PARMENTIER, (J.): De maritieme handel en visserij in Oostende,22 RIDDER-SYMOENS, DE, (H.): prosopografie en middeleeuwse geschiedenis, 102-106. 92
Naam echtgenote(n): kan duiden op een bewuste huwelijkspolitiek binnen deze regenten- en koopliedenfamilies. Beroep: kan duiden op diverse activiteiten. Politieke activiteiten: kan de positie binnen het stads- of provinciaal bestuur aangeven. Betrokkenheid bij VOC en/of WIC: kan een aanduiding zijn van financiële netwerken. Ingelegd kapitaal bij MCC: geeft mate van betrokkenheid aan bij de in 1720 opgerichtte MCC. Opmerkingen: andere mogelijk relevante gegevens. Er bestaan meerdere vormen van prosopografische verwerking.157 De Ridder-Symoens somt er enkele op. Zo kunnen enkel biografische lijsten gepubliceerd worden, zonder commentaar dat levert een soort biografische woordenboeken op. Ook kunnen de gegevens gepubliceerd worden in synthese studies in boek- of artikelvorm zonder dat het basismateriaal wordt opgenomen. Tot slot kunnen zowel de biografieën als de synthese of het commentaar gepubliceerd worden. De Ridder-Symoens geeft ook de beperkingen van een prosopografisch onderzoek aan. Zo is het erg arbeidsintensief en noemt zij het dikwijls saai. Bovendien blijft de onderzoeker afhankelijk van de beschikbare bronnen. Daarom komen vooral elites in aanmerking voor dit soort onderzoek. Zij komen in de bronnen voor en hebben sporen nagelaten. De historische relevantie van een prosopografisch onderzoek is gelegen in het feit dat deze uitgewerkte populatie een ideale achtergrond vormt waarbinnen een individu geplaatst kan worden. dankzij de prosopografie kunnen veel verschillende gegevens samengebracht worden. Door het combineren van de gegevens kan men meer te weten komen over de betreffende personen. In dit onderzoek is gekozen voor publicatie van de biografieën en deze van commentaar te voorzien in de eindbeschouwingen.
157
RIDDER-SYMOENS, DE, (H.): Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis, 95-117. 93
Prosopografie van de directeuren, commissarissen en hoofdparticipanten van de Middelburgse Commercie Compagnie. A. DIRECTEUREN
94
Naam:
Willem van Citters
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1685 *1758.
Naam echtgenote(n):
Maria Kien d. van Cornelis Kien en Susanna van Pere
Opleiding:
Rechten
Beroep:
advocaat 1721-40 president-directeur Assurantiecompagnie 1729-40 Commissaris Wisselbank
Politieke activiteiten:
B.S.R. Middelburg 1708 - 1749 thesaurier 1710 1721-41president- regent Oude mannen en vrouwenhuis 1723-41 Kolonel Burgerwacht Regiment Blauwe Vaandels 1729-41 commissaris Posterijen lid Admiraliteit van Zeeland wegens Eerste Edele behorend tot correspondentie David de Huybert
Directeur van - tot:
aug. 1720 - aug. 1724 voorzitter
Ingelegd kapitaal:
8500 p.Vl.
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC 1737-1757
Opmerkingen:
Bronnen:
Literatuur:
Verzoekt in 1757 Kamer van Zeeland om zijn zoon Cornelis Kien van Citters aan te stellen tot bewindhebber VOC, voorzitter, toegevoegd door de stad Middelburg, Directeur Assurantie Compagnie Cornelis Kien 1670 bewindhebber VOC, Willem van Citters zoon van Aernout (1633-1696) raadsheer Provinciaal Hof en Hoge Raad vanaf 1680 tot 1694 ambassadeur voor de Republiek in Engeland, daarna in Spanje. Overleed in Madrid. MCC 1581 N.L. Adelsboek, 1990, 136/138 SM, IX, 52-56 MM Nm 1721, 11, 16, 84; 1723, 16: 1729, 4, 30 CH 1715 BWN, II, 113 Nagtglas I, 124-125 Bijl, bijlage XVI en LI Paesie, 112 Enthoven, 78, 112, 113 Reinders Folmer, 178 95
Naam:
Hermanus Christiaansen
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1681 *1723
Naam echtgenote(n):
Catharina van de Putte
Beroep:
koopman -reder- boekhouder kaapvaart weesmeester 1723 commissaris Assurantiekamer en Waterrecht 1723 Directeur Levantse handel
Politieke activiteiten:
K 1721-23 Aug. 1720 – febr. 1723 Koopmanschappen
Directeur van – tot: Ingelegd kapitaal: Opmerkingen:
12.500 p.Vl. 12.501 directeur Levantse handel
Bronnen:
MCC 1581 SM IX, 73 Nm 1723, 3,5,6
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage XVIII en LI Verhees - van Meer, 244-245. Gijsbertsen - Poortvliet, 4
Naam:
Jacobus Sluyters
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1724
Beroep:
1723-1724 Commissaris Assurantiekamer en waterrecht 1723 Directeur Levantse handel Koopman Reder Boekhouder kaapvaart
Directeur van - tot:
aug. 1720 - jun. 1724// koopmanschappen
96
Ingelegd kapitaal:
4166:13;4 p.Vl
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1723, 6;1724,5 Reinders Folmer, 178 Verhees-van Meer, 244- 245. Paesie, bijlage II
Literatuur:
Naam:
Jan Akkerman(s)
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1721
Naam echtgenote(n):
Sara Buijs
Beroep:
Schipper
Directeur van - tot:
aug. 1720 - jun. 1721 equipage
Ingelegd kapitaal:
4500 p. Vl.
Bronnen:
MCC 1581 RZ D
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage LI
Naam:
Cornelis Speldernieuw
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1746
Naam echtgenote(n):
Elisabeth Udemans Maria Meeuwsen
Beroep:
Reder boekhouder kaapvaart
Directeur van - tot:
aug. 1720- sep. 1733 directeur equipage
Ingelegd kapitaal:
6500 p. Vl.
97
Opmerkingen:
afgetreden wegens conflict
Bronnen:
MCC 1581 N.L. Patriciaat, 104 RZ D/ GA 443/ 952
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Verhees - van Meer, 244-245 Bijl, bijlage LI
Naam:
Pieter de la Rue sr.
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1663 *1722
Naam echtgenote(n):
Maria van der Claver, dochter van Johannes van der Claver kassier Wisselbank
Beroep:
koopman – reder - boekhouder kaapvaart 1721 directeur Levantse Handel
Politieke activiteiten:
S.R. 1718-1722 rekenmeester bij Grafelijke Rekenkamer 1721 commissaris Assurantiekamer
Directeur van - tot:
aug. 1720 - mrt. 1722 directeur koopmanschappen
Ingelegd kapitaal:
17.958:6;8 p.Vl. hoofdparticipant - voorzitter WIC 1721
Belang bij WIC - VOC:
Opmerkingen:
directeur Levantse handel buit en prisen tijdens Spaanse Successie oorlog 868.879 gulden
98
Bronnen:
MCC 1581 SM 1600-1810 IX, 65 MSM Nm 1721, 5, 7, 81; 1741,68 Nagtglas II,550-552
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage XVIII en LI BWM, VI, 170. Paesie, 376 Verhees-van Meer, 244-245.
Naam:
Joost van Huyen
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1767
Beroep:
boekhouder kruitmolen `De Eendracht`
Politieke activiteiten:
1721-1734 kapitein regiment Oranje Vaandels
Directeur van - tot:
aug. 1720 - jul. 1767 thesaurie
Ingelegd kapitaal:
3083:10:0 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1721-1726, 17
Literatuur:
Reinders Folmer, 178
Naam:
Hermanus van de Putte
Woonplaats:
Middelburg °1661 *1724 (Nagtglas: 1657 * 1724)
Geboorte - Sterfdatum: Naam echtgenote(n):
Maria van de Brande dochter van Johan van de Brande (raadsheer Hoge Raad) en Maria Radermacher
99
Beroep:
Koopman, reder van kaapvaarders (Negenjarige Oorlog) en lorrendraaiers Regent Commissaris Wisselbank Griffier of waterklerk Vijf Ambachten
Politieke activiteiten:
B.S.R. 1717-1723 Wegens onverenigbaarheid uit de Raad Thesaurier 1719 1721 Opperhooftman over de Koornbeurs 1721 Kolonel Regiment witte vaandels 1721 rentmeester van de 200e penning der landen onder de Oostwateringe 1723 rentmeester der Vijf Ambachten griffier, 1723 waterklerk Vijf Ambachten van Walcheren 1723-1724 commissaris Wisselbank 1723 opperhoofdman van de koerenbeurs 1724weesmeester
Directeur van – tot:
Aug. 1720 – febr. 1724 Thesaurie Medeoprichter MCC
Ingelegd kapitaal:
9000 p. Vl. Bewindhebber VOC 28/1/1730 tot 4/6/1730
Belang bij WIC - VOC: Regent Boekhouder, reder Zeeuwse kaapvaart Buit en prisen tijdens Spaanse Successie Oorlog f 1.825.089 Loopbaan begonnen in ijzerwaren en ijzerproductie. Opmerkingen: Bronnen:
Literatuur:
MCC 1581 NL Patriciaat 60, 332 NMSM Nm 1721, 12, 16, 58; 1723, 4, 16, 27; 1723, 58, 75; 1724, 4; GIDS 24 Nagtglas II, 442 Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage XVIII en LI Verhees – van Meer, 149, 244-245 Paesie, 376 Francke, 56 e.v.
100
Naam:
Philippus Bonket
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1728
Beroep:
koopman reder -boekhouder kaapvaart directeur Levantse handel
Directeur van - tot:
apr. 1722 - jan. 1728 koopmanschappen i.p.v. De la Rue
Bronnen:
MCC 1581 GZ, 197-198
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Verhees – van Meer, 244-245.
Naam:
Casparus Ribaut
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1754
Naam echtgenote(n):
Judith Moore
Politieke activiteiten:
1735 - 1741 commissaris Assurantiekamer
Directeur van - tot:
aug. 1720- dec. 1754 equipage (1720)/ koopmanschappen (maart 1723)
Ingelegd kapitaal:
3166:13:4 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Vb NADT 163, 32
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Paesie, 376
101
Naam:
Isaac de Nij(s)ze
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1734
Beroep:
1723-33 Commissaris Assurantiekamer en Waterrecht koopman reder boekhouder kaapvaart
Directeur van - tot:
aug. 1721 - dec. 1732 equipage i.p.v. Akkerman
Ingelegd kapitaal:
3166:13:4 p.Vl.
Opmerkingen:
was eerst commissaris
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1723, 5; 1724,5
Literatuur:
Reinders Folmer, 178, bijlage I en II Verhees- van Meer, 244-245. Bijl, bijlage LI
Naam:
Pieter Sandra
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1687 *1728
Naam echtgenote(n):
Maria Huygens, weduwe van Pieter Buteux
Beroep:
vendumeester Admiraliteit 1723-24 Commissaris Assurantiekamer en Waterrecht
Directeur van - tot:
mrt. 1723 - jan. 1728 koopmanschappen, was eerder commissaris
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Belang bij WIC - VOC:
rekenmeester WIC 1721
Opmerkingen:
zoon van Johan Walleran Sandra B 1706-1709
Bronnen:
MCC 1581 SM 1600-1810, IX Nm 1721, 81; 1723, 5;1724,5
102
Literatuur:
Reinders Folmer 178 Bijl, bijlage XI en LI
Naam:
Hendrik Boursse
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Elisabeth Wils
Geboorte - Sterfdatum:
*1770
Beroep:
koopman in handelshuis Boursse & Grymalla 1729-41 directeur Levantse Handel 1729-41 commissaris van de Assurantiekamer kaapvaartreder
Politieke activiteiten:
1721 kapitein regiment Blauwe vaandels 1729-41 regent Gasthuis
Directeur van - tot:
aug. 1724 - mei 1751 koopmanschappen, i.p.v. Sluyters
Ingelegd kapitaal:
1500 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1721-1726, 19;1738;1740,7,10 RZ D GA 445
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage LI
Naam:
Joan de Laver
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1729
Naam echtgenote(n):
Sara Macquet
Politieke activiteiten:
1724 commissaris van Kleine Zaken vaandrig Oranje vaandels
103
1729 commissaris Assurantiekamer en Waterrecht 1728/29 directeur Levantse handel Directeur van - tot:
mei 1724 - dec. 1728 directeur thesaurie £ 1125 Vl.
Bronnen:
NL Patriciaat 75, 182 Nm 1724,6 RkZ D GA 440- 442 Nm 1723, 6-17; 1728, 7; 1729, 5-7.
Literatuur:
Gijsbertsen-Poortvliet, 22
Naam:
Petrus van de Heuvel
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1730
Naam echtgenote(n):
Pieternella Blaauw
Beroep:
Boekhouder
Politieke activiteiten:
1729-1730 Regent Oude Mannen en Vrouwenhuis
Directeur van - tot:
febr. 1729 - jan. 1730 thesaurie
Bronnen:
Nm 1729,11 RZ D GA 441
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Gijsbertsen-Poortvliet, 18.
Naam:
Abraham Claudoré
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1749
104
Naam echtgenote(n):
Elisabeth Speek
Beroep:
boekhouder kruitmolen "De Granadier" 1723 klerk MCC
Politieke activiteiten:
deken lijnbaansgilde jan. 1733 - jun. 1749
Directeur van - tot:
Bronnen:
directeur equipage i.p.v. de Nijse Nagtglas, II, 693-694. Nm 1723, 88
Naam:
Abraham van den Bussche
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1749
Directeur van - tot:
okt. 1733 - okt. 1749 equipage i.p.v. Speldernieuw. RZ D
Bronnen: GA 444 Literatuur:
Reinders Folmer, 178
Naam:
Bartholomeus van de Coppello
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1690 *1748
Naam echtgenote(n):
Abigael Goudzwaart dochter van Servaes Goudswaert en Elisabeth Bastiaens Catharina Sophia Doensen
Beroep:
koopman, eerder kapitein bij de VOC Raad en Advocaat fiscaal Admiraliteit Zeeland 1715-1719 1732 Keurschepen Stadsambacht 1730/39 commissaris van Waterrecht
105
Directeur van - tot:
sept. 1734 - dec. 1748 directeur equipage (zevende directeur) inleg 4000 p. Vl
Opmerkingen:
familie afkomstig uit Genua
Bronnen:
NL Patriciaat 28, 69 - 70. MCC 1581/ Regulement Nagtglas, I, 136 N Le 1920 Nm, 1738,5
Literatuur:
Reinders Folmer, 178
Naam:
Daniel Johansz. Schorer
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°ca.1688 *1746
Naam echtgenote(n):
Sara Maria de Bas Sara Roell
Beroep:
koopman reder boekhouder kaapvaart directeur Levantse handel
Politieke activiteiten:
1724- 1741 griffier Leenbank 1729- 1730 keurschepen van de Stadsambachten 1731- 1741 griffier van de Munt familie Schorer behorend tot correspondentie David de Huybert
Directeur van - tot:
sept. 1734 - nov. 1755 directeur thesaurie i.p.v. Wils.
Belang bij WIC - VOC:
1691 David Schorer Bewindhebber VOC
Opmerkingen:
Familie Schorer zeer uitgebreid en geparenteerd aan veel vooraanstaande families: Steengracht, Boudaen Courten en vele andere vooraanstaande posities binnen familie: griffier Raad van Vlaanderen; raadspensionaris Middelburg. Goede verstandhouding Schorer – van Citters
106
Bronnen:
SM 1600-1810, IX, 83 Nm 1724,4 1729,6 RZ D, inv.nr.60051 CH 1715 IS, T 157, 26.
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Bijl, bijlage VII. Enthoven, 112 Francke, 61
Naam:
Jacobus Landsheer
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1726
Naam echtgenote(n):
Maria Jacoba de Kokelaer Adriana Gobius
Beroep:
1723-1729 Commissaris Assurantiekamer en Waterrecht
Politieke activiteiten:
S-R 1752-1774 thesaurier 1759-1775 regent “Tugt Huys” 1741-1746 brandspuitmeester bij de Oost-Indische werf
Directeur van - tot:
mrt. 1749 - mrt. 1776 directeur equipage, i.p.v.Van de Coppello
Belang bij WIC - VOC:
opperboekhouder VOC
Bronnen:
SM, IX, 61 Nm 1721, 11; 1723, 5,9; 1724,5; 1746, 23 Nagtglas II,37
Literatuur:
Reinders Folmer, 178
107
Naam:
Salomon Reinders
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1770
Beroep:
kapitein, later schout-bij-nacht bij de Admiraliteit.
Directeur van - tot:
dec. 1749 - okt. 1775 equipage, i.p.v. Claudoré
Ingelegd kapitaal:
voor benoeming tot directeur aankoop 2 aandelen
Opmerkingen:
Geen hoofdparticipant. Benoeming tot directeur op basis van deskundigheid.
Bronnen:
RZ D GA 447/1
Literatuur:
Reinders Folmer, 178
Naam:
Evert Corneliszoon Blonkebijle
Woonplaats:
Vlissingen – Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1696 *1769
Naam echtgenote(n):
Maria Markus
Beroep:
kapitein - directeur MCC extra ordinair kapitein Admiraliteit van Zeeland
Directeur van - tot:
dec. 1749 -sept. 1769 equipage, i.p.v. Van den Bussche
Ingelegd kapitaal:
voor benoeming tot directeur aankoop van 2 aandelen.
Opmerkingen:
1731/32 schipper bij reder van Doorn.Aanwijzingen voor een reis als slavenhaler in GA Vlissingen en bij Postma, geen hoofdparticipant, wel directeur op basis van deskundigheid.
Bronnen:
RkZ D GA 446
108
Literatuur:
Reinders Folmer, 179. Bruin, Meyer en van Vliet, 32
Naam:
Pieter de Timmerman
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1697 *1753
Naam echtgenote(n):
Susanna van Oordt Maria Macquet
Beroep:
Leerverkoper
Politieke activiteiten:
1728 vaandrig regiment Blauwe Vaandels 1734-1738 luitenant regiment Blauwe Vaandels 1735 keurschepen van Stads Ambachten 1738 commissaris Kleine Zaken
Directeur van - tot:
mei 1752 - nov. 1753 directeur koopmanschappen
Opmerkingen:
schippersfamilie VOC
Bronnen:
MCC 13-20 NL Patriciaat 15, 350 Nm 1728,19.;1734,19;1735, 6;1738,6 Nagtglas II, 769
Literatuur:
Reinders Folmer, 178
Naam:
Willem Macquet
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1763
Naam echtgenote(n):
Clara Maartens
Beroep:
boekhouder reder kaapvaart
109
Politieke activiteiten:
1734-1746 luitenant regiment Blauwe Vaandels 1746 commissaris Kleine Zaken 1751-1752 keurschepen van Stads Ambagt
Directeur van - tot:
feb. 1755 -dec. 1780 directeur koopmanschappen
Opmerkingen:
familie Macquet belegde in 1720 kaperswinsten in MCC en had ook belangen in VOC en WIC.
Bronnen:
MCC 13-20 RkZ D GA 447/1 Nm 1734,19;1740,6;1746, 6,19;1752,6
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 Verhees-van Meer, 244-245.
Naam:
Daniel van Berlekom
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte – Sterfdatum:
°1693 - *1769
Naam echtgenote(n):
Cornelia Berdenis
Beroep:
Advocaat, later griffier bij Departementaal Gerechtshof van Zeeland
Politieke activiteiten:
1740 keurschepen van Stadsambacht
Directeur van – tot:
Febr. 1755 – mrt. 1769 Koopmanschappen i.p.v. De Timmerman
Bronnen:
MCC 13-20 Nm. 1740, 6 NL Patriciaat, 23, 2 Levenberichten van Zeeuwen, 32
Literatuur:
Reinders Folmer, 178 BWN I, 129
110
B. COMMISSARISSEN Naam:
Pieter Joseph van Campen
Woonplaats:
Goes
Geboorte - Sterfdatum:
°1673 *1738
Naam echtgenote(n):
Jacoba Lampsins
Politieke activiteiten:
vroedschap Goes
Commissaris van - tot:
12 februari 1721 - 3 maart 1721
Opmerkingen:
meerderjarig verklaard 1694
Bronnen:
SZ, inv.nr. 1677, folio 161 r.
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage V
Naam:
Johan Constantijn Mathias
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1691 *1765
Naam echtgenote(n):
Sara Wilhelmina Sandra dochter van Johan Walleran Sandra (B Middelburg)
Beroep:
1729-1738 directeur Levantse Handel 1729-1738 rekenmeester VOC 1729-1738 directeur Assurantiecompagnie reder boekhouder kaapvaart handelaar in wijn
111
Politieke activiteiten:
B.S.R.Middelburg 1717-1765; ook Thesaurier van Middelburg 1728-1729 commissaris van Collateraal en Erve 1728-1730 commissaris van het Familiegeld. 1728 commissaris over het kohier van 't Zoutgeld 1728-1756 commissaris Comptoir van Finantie en Consignatie 1721-1756 commissaris over de Posterijen 1728-1739 Staten van Walcheren wegens Middelburg 1728-1756 commissaris Wisselbank 1731-1740 kolonel regiment der Witte Vaandels 1732-1738 kolonel regiment Groene Vaandels 1730-1736 commissaris over de Brand 1730-1739 Weesmeester
Commissaris van - tot:
12 februari 1721 - 3 maart 1721
Belang bij WIC - VOC:
Bewindhebber VOC 1737- 1765 1734 rekenmeester VOC 1734 bewindhebber WIC
Bronnen:
Literatuur:
CC 1744 MPTP, inv. Nr. 374 (GIDS 24) Nm 1728, 8; 9; 1728,30 ;1729, 4, 7, 82, 88 1732, 21; 1734, 81, 85 Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage XI Enthoven, 113 Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
Jan van den Bossche
Woonplaats:
Middelburg
Commissaris van - tot:
12 februari 1721 - 3 maart 1721
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
112
Naam:
Pieter Sicx
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1736
Beroep:
reder boekhouder kaapvaart
Politieke activiteiten:
1728 luitenant Blauwe Vaandels
Commissaris van - tot:
12 februari 1721 tot augustus 1723
Bronnen:
RkZ D GA 442 Nm 1728, 19
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Verhees-van Meer, 244-245
Naam
Jacob Wils
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1734
Naam echtgenote(n):
Tresia Beyaard Elisabeth de Waal
Beroep:
brouwerij De Pot 1730-1734 commissaris Assurantiekamer en Waterrecht
Politieke activiteiten:
1730-1734 regent van het Gasthuis
Commissaris van - tot:
12 februari 1721-maart 1730 1730-1734 directeur MCC
Bronnen:
RkZ D GA 441, 445-446
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
113
Naam:
Leendert Bomme
Geboorte – Sterfdatum:
°1683 *1760
Naam echtgenote(n):
Marijtje Stoffels Anna Maria Hendriks Johanna Catharina Landschot Susanna de Haze
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1720-1748 directeur Assurantiecompagnie kaapvaartreder
Politieke activiteiten:
pensionaris tot 1770
Commissaris van - tot:
12 februari 1721-3 maart 1721
Ingelegd kapitaal:
3620 p.Vl. samen met Servaas Bomme
Opmerkingen:
amateur beoefenaar sterrenkunde, natuurkunde en natuurlijke historie.
Bronnen:
GA 440-445 Nm 1729,88';1738;88;1748,88 Nagtglas I, 51-52. RkZ D
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II JCBG II, 43
Naam:
Isaac Meeusen
Geboorte- en sterfdatum:
*1730
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Anna Maria Willemsen
Beroep:
1730 procureur bij de Admiraliteit
Politieke activiteiten:
1730 kapitein Witte Vaandels
114
Commissaris van - tot:
12 februari 1721- 3 maart 1721 aug. 1724 t/m 1730
Bronnen:
Literatuur:
RkZ D GA 440/1 Reinders Folmer, bijlage II Gijsbertsen-Poortvliet, 17
Naam:
Jacob Seys
Naam echtgenote(n):
Anna Bartels
Woonplaats:
Middelburg
Commissaris van - tot:
12 februari 1721-t/m aug. 1727
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Samuel Radermacher
Geboorte-sterfdatum:
°1693 *1761
Naam echtgenote(n):
Maria Elisabeth de la Rue Cornelia Boddaert, dochter van Pieter Boddaert en Maria Kien beide echtgenotes waren dochters van Middelburgse bewindhebbers en regentenfamilies.
Beroep:
waterklerk ontvanger honderdste penning Vijf Ambachten van Walcheren 1729-1743 commissaris over de Korenbeurs 1733-1745 Commissaris Assurantiekamer 1740 commissaris Leenbank griffier ter thesaurie thesaurier
Politieke activiteiten:
B.S.R.K 1720-1761 1729-1734 commissaris Desolate Boedels 1733 thesaurier
Commissaris van - tot:
6 maart 1721-t/m 1734 voorzitter
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC 1730-1771 bewindhebber WIC 1729-
115
Opmerkingen:
Bronnen:
heer van Nieuwerkerke (W.)
Nagtglas I, 459. MPTP, inv.nr.374.(GIDS 24) SZ, inv.nr. 1672, folio 140 r. Nm 1729, 7,23,85; 1733,3,4;1738,4;1740,4
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage XVIII en LI
Naam:
Samson Peyrard
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1729-1740 directeur Assurantiecompagnie 1730-1740 commissaris van het Waterrecht
Commissaris van - tot:
6 maart 1721- maart 1731
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Johan Mortier
Woonplaats:
Middelburg
Commissaris van - tot:
6 maart 1721-augustus 1725
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Hiëronymus Joseph Boudaen Heer van St. Laurens en Popkensburg leenman Bewesten Schelde
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1678 – *1727
Naam echtgenote(n):
Cornelia Cornelisdochter Boddaert, 1739 hertrouwd met Willem Parker
Beroep:
Commissaris Wisselbank 1729-36 koopman in suiker en textiel
116
Politieke activiteiten:
B.S.R.Middelburg 1716-1737 1728-37 leenman bij Leenhof van de grafelijkheid Zeeland 1730-36 kolonel regiment Witte Vaandels 1737 kolonel regiment Groene Vaandels familie behorend tot correspondentie van Reigersberg
Commissaris van - tot:
aug. 1723- aug. 1725
Ingelegd kapitaal:
10.000 p.Vl. met 2 familieleden
Belang bij WIC - VOC:
Bewindhebber VOC 1723-1737
Opmerkingen:
Handelsrelaties met N- Amerika en W- Indië; tevens slavenhandel familie sinds 1668 lid vroedschap Middelburg. Huwelijksbanden met Coymans Amsterdam Vader Johan Boudaen Courten ook regent en Bewindhebber VOC
Bronnen:
MPTP inv.374 (GIDS 24) Nm 1728, 59; 1729, 4 CH 1715 ZG, toegangsnr. 64.1
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage XIV en LI Enthoven, 113 Francke, 61 e.v.
Naam:
Abraham de Bruijne
Woonplaats:
Den Haag- Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1652 *1733
Naam echtgenote(n):
Catharina Duvelaer, zuster van Pieter Duvelaer, fil.Petri. Catharina Grenier
Beroep:
1728-1733 rentmeester Zuidwatering 1728-1733 Solliciteur Militair 1730-1732 Weesmeester 1730-1733 waterklerk K 1704-1733
Commissaris van - tot:
aug. 1723- aug. 1725
Ingelegd kapitaal:
3500 p.Vl.
117
Opmerkingen:
poorter Middelburg sinds 1691
Bronnen:
Nm 1728,58,60 MCC 1581 NL Patriciaat 6, 71 Nm 1722,59; 1723,3; 1727, 77.
Literatuur:
Reinders Folmer, Bijlage II Bijl, bijlage V en LI Gijsbertsen-Poortvliet, 9
Naam:
David Radaeus
Geboorte- Sterfdatum:
°1690
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Anna Elisabeth Mattheus Maria Susanna Gerlach
Beroep:
Advokaat
Politieke activiteiten:
B-S-R 1730-1740 1732-1741 regent 't Simpelhuis 1731-1739 gezworene van de West-Wateringe 1732-1740 thesaurier 1732-1737 gezworene Vijf Ambachten namens Middelburg 1736 commissaris Landrecht 1740 keurschepen stadsambachten
Commissaris van - tot:
augustus 1723- augustus 1725
Ingelegd kapitaal:
3500 p.Vl.
Bronnen:
IS (1537-1993) toeg. nr. 157,, inv.nr. 85 Nm 1728, 13;1735, 5;1736, 2;1738,21740, 6 Vb, NADT 163, 80 MSM
Literatuur:
Reinders Folmer, Bijlage II. Bijl,bijlage LI
118
Naam:
Jacques Grenot
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1735
Politieke activiteiten:
1732 commies ten comptoire van ontvanger- generaal van Zeeland beroep: reder boekhouder kaapvaart
Commissaris van - tot:
augustus 1723-t/m 1734 inleg : 1500 p. Vl
Bronnen:
RkZ D GA 442 Nm 1721, 60; 1723, 60
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Verhees- van Meer, 244- 245
Naam:
Hermanus de Keyser
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1675 *1763
Naam echtgenote(n):
Anna Boursse
Politieke activiteiten:
1727-56 raadsman Raad van Vlaanderen secretaris Zeeuwse Rekenkamer commissaris Wisselbank thesaurier 1710- 1713- 1716 correspondentie David de Huybert vader: Jacobus de Keyser burgemeester 1704-1716.
Commissaris van - tot:
aug. 1723- t/m 1728 inleg 4000 p. Vl
Bronnen:
Charters CBG (1489-1789) toeg.nr. 231, inv. nr. 77, 80. Nm 1729,69;1738,69 SrM 1600- 1810, IX, 61 CH 1715
119
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl , bijlage X Verhees- van Meer, 244-245 Gijsbertsen-Poortvliet, 39
Naam:
Adolph Lohuis
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1727
Commissaris van - tot:
aug. 1725- t/m 1727
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Hendrik van Oordt
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1665
Naam echtgenote(n):
Maria Evertsen dochter van Johan Evertsen en Susanna van Thoor
*1736
Beroep:
koopman en reder; 1726-1728 klerk Admiraliteit Zeeland
Politieke activiteiten:
kapitein Groene Vaandels; commissaris Kleine Zaken
Commissaris van - tot:
aug. 1725-t/m 1734 £ 2000 Vl.
Bronnen:
Nagtglas, II, 294-295
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
120
Naam:
Servaas Bomme
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1757
Naam echtgenote(n):
Anna Keermans Maria Clara van Pantegem
Beroep:
Kaapvaartreder Rechter bij rechtbank van koophandel
Commissaris van - tot:
aug. 1725- aug. 1726
Ingelegd kapitaal:
3620 p. Vl samen met L. en J.Bomme
Bronnen:
RkZ D MCC 1581/ Regulement RkZ D GA 442- 445- 446
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II- LI Gijsbertsen-Poortvliet, 26
Naam:
Jacobus Douw
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
Advocaat bij het Hof van Vlaanderen
Commissaris van – tot:
Aug. 1726 t/m 1748
Ingelegd kapitaal:
3250 p.Vl.
Opmerkingen:
1748 verhuisd naar Den Haag
Bronnen:
Nm 1721-1726, 79; 1723, 13; 1738, 71; 1747,71; 1749, 89 NL Patriciaat 31, 318 RkZ D, inv. 60051
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage LI
121
Naam:
Jan van Beekhoven
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Maria Oosterhout
Politieke activiteiten:
1728-1733 Solliciteur Militair
Commissaris van - tot:
jan. 1729 - t/m 1732
Bronnen:
Nm 1728, 60
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Gijsbertsen-Poortvliet, 3
Naam:
Adriaan Thijssen
Woonplaats:
Veere
Geboorte - Sterfdatum:
*1739
Naam echtgenote(n):
Maria Udemans
Beroep:
1729-1738 rekenmeester Rekenkamer Zeeland namens Veere 1729-1738 reken/rentmeester WIC
Politieke activiteiten:
1728-1739 Gezworene Oostwatering namens stad Veere S.R.Veere
Commissaris van - tot:
jan. 1729 t/m 1739
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
Nm 1728,74;1729,68,85 Nagtglas II, 765 RCI 1578-1809.
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage LI
122
Naam:
Pieter Cappeyne
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1765
Naam echtgenote(n):
Maria Fiers
Beroep:
Reder boekhouder
Politieke activiteiten:
1728-1752 Muntmeester Grafelijk Munt
Commissaris van - tot:
jan. 1733 - t/m 1758 afstand op eigen verzoek.
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl
Bronnen:
Nm, 1728,58;1752,60
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage LI Gijsbertsen-Poortvliet, 5-44
Naam:
Johannes de Feyfer
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1665 *1733
Naam echtgenote(n):
Catharina Overgaauw Susanna Maria Adriaansdochter Mortier
Beroep:
koopman en bouwmeester
Politieke activiteiten:
1728-1737 kapitein Groene Vaandels deken vettewariersgilde
Commissaris van - tot:
jan. 1735 - t/m 1758 afstand op eigen verzoek
Bronnen:
Nm 1728, 20 MCC 1581 NL Patriciaat 11, 96 Nm 1723, 43 Vb NADT. 1643, 43
123
Nagtglas I, 214 Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Daamen- Meijer, 77 Gijsbertsen-Poortvliet, 43
Naam:
Gregorius Herclots
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Elisabeth van Oort
Commissaris van – tot:
jan. 1735 - t/m 1758 1758 verkoop aandeel
Bronnen:
Nagtglas II, 295
Literatuur:
Reinder Folmer, bijlage II
Naam:
Adriaan Paaijs
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Pieternella Ackermans
Beroep:
1721-1738 procureur bij Hof van Vlaanderen 1721-1738 procureur bij het gerecht van de stad Middelburg 1733-1738 griffier leenhof Grafelijkheid Zeeland 1732-1736 commis van de rentmeester Grafelijke Rentieren 1734-1738 procureur bij Admiraliteit Zeeland commis op het comptoir van Adriaan Steengracht, heer van beide Souburgen, hoofdbaljuw en rentmeester-generaal van Zeeland Bewesten Schelde
Politieke activiteiten:
1729-1734 commissaris Desolate Boedels 1734-1738 kapitein majoor burgerwacht
Commissaris van – tot:
jan. 1735 - t/m 1753 1753 afstand op eigen verzoek
Bronnen:
Nm 1728, 15;1729,7;1733,59;1734,15,67 SZ, inv.nr.1673, folio 170 r.
124
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Gijsbertsen- Poortvliet,
Naam:
Aernout Steenhard
Woonplaats:
Veere
Geboorte-Sterfdatum:
*1748
Naam echtgenote(n):
Henrietta Susanna Haak Kerkman
Beroep:
1731-1746 kapitein bij de Admiraliteit tot 1746 in dienst bij Admiraliteit 1730-1745 equipagemeester bij de WIC
Commissaris van – tot:
jan. 1735 - t/m 1744 1744 afstand op eigen verzoek
Bronnen:
Nm 1732, 67, 86,1745,86 Vb, NADT 163, 20
Literatuur:
ReindersFolmer, bijlage II
Naam:
Jan van Borssele
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1707 *1764
Naam echtgenote(n):
Anna Coninck, vrouwe van Ritthem
Politieke activiteiten:
1747 - 1763 representant Eerste Edele bij Admiraliteit van Zeeland S-R 1733-1740 1737-1740 commissaris Desolate Boedels
Commissaris van - tot:
jan. 1740 – 1747 1740 voorzitter commissarissen MCC
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC 1743-1764 Baron en vrijheer van Borssele en Ter Hooge
Opmerkingen:
125
Bronnen:
Nm 1737, 7;1738,2 ZB Ggd 1148 A 27 ZI VI, inv. Nr. 265
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Enthoven, 113 Daamen-Meijer, 102 Bijl, bijlage LI
Naam:
David de Labijstrate
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
°1695 *1751
Naam echtgenote(n):
Cornelia Meynard Pasques de Chavonnes
Politieke activiteiten:
1731 commissaris van het landrecht 1732-1733 keurschepen van Stads Ambacht familie behorend tot correspondentie van Reigersberg 1736-1747 Weesmeester K-S-R 1733-1750
Commissaris van - tot:
jan. 1745 - t/m 1751
Bronnen:
CH 1715 Nm 1733, 3;1747,5
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Daniël Tulleken
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1690 *1730
Naam echtgenote(n):
Susanna Pietersdochter Duvelaer
Beroep:
regent reder boekhouder kaapvaart directeur Levantse handel inleg MCC 2000 p. Vl
126
Politieke activiteiten:
Gecommitteerde voor Zeeland in Staten Generaal gecommitteerde Staten-Generaal
Opmerkingen:
rijk geworden als ontvanger-generaal koopt ambachtsheerlijkheid Melis-en Mariekerke Daniël is oom van Isaac, beiden in kiezerscollege
Bronnen:
MSM www.zeeuwsarchief.nl/zeeuwen gezocht
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Paesie, 378 Bijl, 136 en bijlage V- XII- LI Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
Francois de Kock
Woonplaats:
Middelburg
Commissaris van - tot:
jan. 1752 –
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II
Naam:
Cornelis Izaac Oole
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1730
Naam echtgenote(n):
Maria Meeusen
Commissaris van - tot:
1754-
Ingelegd kapitaal:
1687:10 p.Vl.
Bronnen:
SZ inv. 1678 folio 172 r Vb NADT. 163,27
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlage Li
127
Naam:
Paulus Ribaut
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-sterfdatum:
*1775
Naam echtgenote(n):
Margareta Huyge
Beroep:
1745-1747 boekhouder MCC 1740 directeur Assurantie Compagnie
Politieke activiteiten:
1737 commissaris Kleine Zaken 1739-1740 keurschepen van stadsambacht 1750 luitenant Oranje Vaandels
Commissaris van – tot:
febr. 1755 - t/m 1756 1756 afstand op eigen verzoek
Opmerkingen:
zoon van Casparus Ribaut, directeur
Bronnen:
Nm 1739,61740,88
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Daamen- Meijer, 101.
Naam:
Jacobus Douw
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-sterfdatum: Naam echtgenote(n):
Catharina Sautijn, weduwe van D. van Visvliet
Beroep:
Advocaat bij het Hof van Vlaanderen en de VOC
Commissaris van – tot:
Aug. 1726 tem 1748
Bronnen:
RkZ D inv. 60051
Literatuur:
Reinders Folmer, bijlage II Bijl, bijlagen LI
128
C. HOOFDPARTICIPANTEN IN 1723 Naam:
Jacobus Meeusen
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Elisabeth van de Coppello
Politieke activiteiten:
1734-1738 luitenant regiment Blauwe Vaandels 1739 kapitein regiment Blauwe Vaandels
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 NL, Patriciaat 28, 70 Nm 1739, 19
Naam:
Isaac Hermansen
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Anna Maria Beukelaer Elisabeth de Nijs
Politieke activiteiten:
1728 commissaris Kleine zaken
Ingelegd kapitaal:
1500 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 RkZ D, inv. 59581 Nm1728, 6
Naam:
Jan Bomme
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1745
Naam echtgenote(n):
Margaretha van Besten
Beroep:
koopman kaapvaartreder
Ingelegd kapitaal:
3620 p.Vl samen met L. en S. Bomme
129
Opmerkingen:
Zoon Leendert directeur van Middelburgse assurantie- en commerciecompagnie.
Bronnen:
MCC 1581/ Regulement RkZ D inv. 60131 GA 443 of 444 Nagtglas I, 51
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
P. Volders
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1734
Naam echtgenote(n):
Sara de Pauws
Beroep:
Makelaar
Politieke activiteiten:
1721 provoost krijgsraad
Bronnen:
MCC 1581 RkZ D Nm 1721-1726, 20,24
Naam:
Pieter van Essen
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1649 *1736
Naam echtgenote(n):
Anna Verschure
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 SZ, inv.1678,folio 48 r RkZ D GA 18
130
Naam:
R. van den Heuvel
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1733
Naam echtgenote(n):
Cornelia de Bakker
Ingelegd kapitaal:
333.6.8. p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 RkZ D, inv. 59921
Naam:
Abraham van der Elst
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1721-1739 boekhouder Assurantiecompagnie 1723-1732 boekhouder MCC reder boekhouder kaapvaart
Politieke activiteiten:
1723-1734 luitenant regiment Groene Vaandels 1735 kapitein Groene Vaandels 1724 keurschepen van StadsAmbagt 1730-1739 ontvanger over de 200ste penning der losse goederen en van het Ambtgeld
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 RkZ D GA 441 Nm 1721, 84;1723, 20,89;1724, 7;1735, 20
Literatuur:
Verhees-van Meer, 244-245
131
Naam:
Allard Bouillon
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1756
Naam echtgenote(n):
Maria Louisa Sandra
Beroep:
1729-doctor in de medicine
Ingelegd kapitaal:
1500 p. Vl.
Bronnen:
MCC 1581 RkZ D GA 445 Nm1756, 16
Naam:
Willem Parker
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1755
Naam echtgenote(n):
Cornelia Cornelisdochter Boddaert
Beroep:
regent commissaris Wisselbank reder boekhouder kaapvaart
Politieke activiteiten:
B.S.R. 1721 - 1747 thesaurier 1705-1728 1727-1742 gezworene bij Oostwatering namens stad Middelburg 1728 keurschepen Stadsambachten 1728-1730 commissaris van het Familiegeld 1729-1735 commissaris over 't kohier van 't Zoutgeld 1729-1739 curator Latijnse School 1730-1742 Ontvanger van het Collateraal 1730-1742 commissaris over de Posterijen 1732-1738 Weesmeester behorend tot correspondentie David de Huybert 1733 kolonel regiment Groene Vaandels 1739-1742 kolonel regiment Witte Vaandels
Ingelegd kapitaal:
4000 p.Vl
Belang bij WIC - VOC:
1730-1755 bewindhebber WIC kamer Zeeland
132
Bronnen:
MCC 1581 SrM 1600-1810, IX RkZ D GA 443 MSM Nm 1727,74;1728, 6;1729,9,12; 1733,16;1742,17,30,74;1755,90 CH 1715
Literatuur:
Paesie, 376 Bijl, LI Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
S. de Swarte
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1732
Naam echtgenote(n):
Jacoba van Essen Johanna van der Poest
Beroep:
1715-1725 procureur bij de Admiraliteit notaris
Politieke activiteiten:
1733 vaandrig regiment Groene Vaandels
Bronnen:
MCC 1581/Regulement RkZ D GA 441 Nm 1723, 67;1733,20;1735, 20
Naam:
Levinus Menschaert
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1751
Naam echtgenote(n):
Catharina Dina de Neve
Beroep:
1720-1734 notaris stad Middelburg reder boekhouder kaapvaart 1733-1739 provisioneel commissaris en equipagemeester wegens de Admiraliteit van Amsterdam in Zeeland
133
Politieke activiteiten:
1721-1734 luitenant regiment Oranje vaandels 1739 kapitein Oranje Vaandels
Ingelegd kapitaal:
2333:6:8 p.Vl
Bronnen:
MCC 1581 SZ, inv. 1678,folio 235 r. SrM 1600-1810, IX, 96 Nm 1721,17-60-61;1723,17-60;1728,17;1733,66;1734,6
Literatuur:
Bijl, bijlage LI Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
Philip Erasmi
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1738
Naam echtgenote(n):
Catharina Sandra
Politieke activiteiten:
K 1717- 1740 1724-1738 Weesmeester 1727-1739 commissaris representerende alle Gelanden van het eiland Walcheren
Ingelegd kapitaal:
3000 p.Vl
Belang bij WIC - VOC:
1723 vice-president hoofdparticipanten WIC 1727-1735 president hoofdparticipanten WIC
Bronnen:
MCC 1581 SZ, inv. 1678, folio 131v. Nm 1721, 3; 1723, 3,86; 1724,3,4; 1727, 85
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
134
Naam:
Daniël Tuyneman
Woonplaats:
Veere
Beroep:
makelaar 1715-1750 vrijman Admiraliteit Zeeland
Ingelegd kapitaal:
2500 p.Vl. met P.le Roy 2x 166.13.4 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1721, 23;1723,66
Naam:
Pieter de Huybert
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1721
Naam echtgenote(n):
Barbara Theodora van Willigen
Politieke activiteiten:
B+R David de Huybert leider correspondentie
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl
Opmerkingen:
familie de Huybert aanvankelijk Oranjegezind, na 1703 in de oppositie Deze Pieter de Huybert was ambachtsheer van Burgh
Bronnen:
MCC 1581 MPTP, inv.374 GIDS 24 SM 1600-1810, IX, 60 CH 1715
Literatuur:
Enthoven, 112 Bijl, bijlage I en LI
135
Naam:
Daniël Snauwaart
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1721- 1737 hooftman Koornbeurs
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm1721,12; 1723,27;1737,24
Naam:
Jan le Roy
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
* 1750
Naam echtgenote(n):
Agatha de Baane
Beroep:
Boekdrukker
Politieke activiteiten:
1721-1731 kapitein regiment Oranje Vaandels
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm1721-1726, 17 Nagtglas II, 546 ROP, NADT 147RAZ RkZ D, inv. Nr. 60081
Naam:
Petrus Reyniersen Thoren
Woonplaats:
Vlissingen
Geboorte - Sterfdatum:
°1660 *1724
Naam echtgenote(n):
? Leydecker
Beroep:
Predikant
Ingelegd kapitaal:
166.13.4 p.Vl
136
Opmerkingen:
theologie in Engeland- Leiden en Utrecht familie Reyniersen Thoren reders boekhouder kaapvaart
Bronnen:
MCC 1581 Nagtglas II, 492
Literatuur:
Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
Abraham van Goudswaard
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1751
Beroep:
1721 makelaar in granen
Politieke activiteiten:
1721-1728 pontgaarder
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581 Nm 1721-1726, 12
Naam:
Jacobus Ockerman
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
Advocaat
Politieke activiteiten:
1721-1723 Keurschepen van de Stads Ambagten
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Opmerkingen:
familie Ockerman reder- boekhouder kaapvaart
Bronnen:
Literatuur:
MCC 1581 SZ D GA 440 Nm 1721, 7;1723,6 1728,13
Verhees-van Meer, 244-245
137
Naam:
D.v.d. Wijnpersse
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte – Sterfdatum:
*1728
Naam echtgenote(n):
Ongehuwd
Ingelegd kapitaal:
3500 p.Vl. samen met J.v.d. Wijpersse
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Abraham Louyssen (Loyzel)
Woonplaats:
Vlissingen
Geboorte - Sterfdatum:
°1683 *1755
Naam echtgenote(n):
Johanna van Laren
Beroep:
1731-1739 meester kuiper bij de MCC en Admiraliteit van Zeeland handelskantoor
Politieke activiteiten:
commissaris van het Zeerecht gecommitteerde in het College der Vierentwintigen
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
Literatuur:
MCC 1581 Nagtglas, II, 96-98. ZB Ggd 59 A 8 Nm 1732, 88
JCBG, II, 47 Daamen-Meijer, 106
138
Naam:
J.v.d. Wijnpersse
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1742
Naam echtgenote(n):
Agneta Hulsius
Beroep:
Koopman
Politieke activiteiten:
1734-1742 commissaris representerende de Gelanden van het eiland Walcheren
Ingelegd kapitaal:
3500 p.Vl. samen met D.v.d. Wijnpersse
Belang bij WIC - VOC:
scriba WIC
Bronnen:
MCC 1581 Nagtglas, II,1009 SZ, inv. 60091 Nm 1723,86: 1734,73;1742,73
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Jacques Balguerée
Woonplaats:
Clairac (F).-Rotterdam-Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1702 *1765
Naam echtgenote(n):
Loise Marianne Babault
Beroep:
1729-1748 directeur Assurantiecompagnie
Ingelegd kapitaal:
3250 p. Vl.
Opmerkingen:
Pieter Balguerée agent voor de koning van Zweden inschrijving voor eigen of voor Zweedse rekening?
Bronnen:
MCC 1581 NL Patriciaat, 16, 2. Nm 1729, 88;1748,95
Literatuur:
F.Ph.Groeneveld, 67
139
Naam:
C. s' Gravemoer
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
500p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
R. Diers de Ras
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1733
Naam echtgenote(n):
Elisabeth Macquet
Politieke activiteiten:
B-S-R 1720-1724 1721 luitenant regiment Oranje Vaandels 1723 kapitein Oranje Vaandels
Ingelegd kapitaal:
3000 p. Vl.
Bronnen:
MCC 1581 SZ, inv. 59911 MSM Nm 1721, 17;1723,17
140
Naam:
Apollonius Veth
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1725
Naam echtgenote(n):
Constantia Pietersdochter Boudaen Courten
Politieke activiteiten:
Bronnen:
1721-1724 Commissaris van de Wisselbank 1721 weesmeester B.S.R. 1702-1725 Thesaurier 1703-04-07-08-09 1721-23 curator Latijnse School 1721 kolonel Regiment blauwe vaandels 1721 gecomitteerde bij Staten van Walcheren behorend tot correspondentie van Reigersberg MCC 1581 SrM 1600-1810, IX, 69 RkZ D GA 440 Nm 1721,16, 71; 1723, 4,91724,4 CH 1715
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Corn. Van Melle
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1721 of 1731
Naam echtgenote(n):
Magneta Cocquelle of Susaan van Wambeeke
Politieke activiteiten:
1739 commies bij ontvanger-generaal Staten Comptoir
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Opmerkingen:
Twee personen met dezelfde naam , levend in dezelfde periode
Bronnen:
MCC 1581 SZ, inv. 1678, folio 30 v, folio 81 v
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
141
Naam:
P.v.d. Heuvel
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1730
Beroep:
Boekhouder directeur MCC 1729-1730
Belang bij WIC - VOC:
166.13.4 p.Vl.
Literatuur:
Reinders Folmer, 179
Naam:
Michel Giraud
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
Koopman
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Anthony de Loos
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1732
Naam echtgenote(n):
Anna Dyserinck
Ingelegd kapitaal:
500 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Daamen/Meyer, 83
142
Naam:
A. de Lange
Woonplaats:
Veere
Naam echtgenote(n):
Matie van de Walle
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen: MCC 1581 Naam:
Joan Munnink
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1755
Naam echtgenote(n):
Catharina Bliek
Beroep:
minstens tot 1755 chirurgijn
Ingelegd kapitaal:
500 p.Vl.
Bronnen:
RkZ D GA, 443
Naam:
wed. Jan Beukelaar
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1752
Ingelegd kapitaal:
6000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
A. de Kakelaar
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1731 griffier en vendumeester
Politieke activiteiten:
1723-1731 luitenant regiment Oranje vaandels;1733-35 kapitein Oranje Vaandels 1723 beurse-man 143
Ingelegd kapitaal:
666.13.4 p.Vl
Bronnen:
Nm 1723, 17,43;1733, 17
Naam:
Jan Blondel
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte – Sterfdatum:
*1759
Naam echtgenote(n):
Maria de Jonge
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
RkZ D, inv. 60051 GA, 445
Naam:
Abraham Veth
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1738
Naam echtgenote(n):
Cornelia Clarisse
Beroep:
griffier Middelburg 1721-1728 1712-1738 notaris
Politieke activiteiten:
1724-1735 griffier en vendumeester Middelburg
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Opmerkingen:
M.J.Veth bewindhebber VOC 1739
Bronnen:
SZ D, inv. 59961 SrM, IX, 96 RkZ, inv. 59961 Nm, 1724, 7
Literatuur:
Enthoven, 78
144
Naam:
Carel le Bot
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1734
Naam echtgenote(n):
Jacoba de Becker
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
SZ, inv. 1678, folio 126 r.
Naam:
Louys Gerrelag
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1730
Naam echtgenote(n):
Agatha Six
Politieke activiteiten:
K-S-R 1709-1723 thesaurier: 1713-1721-1722 1728 griffier van Consignatie 1721 commissaris over 't Koets/Paarde/Knegts en Dienstbodegeld 1723 Commissaris over 't koets/paarde/knegts en dienstbodegeld behorend tot correspondentie David de Huybert
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Belang bij WIC - VOC:
1721 bewindhebber WIC
Bronnen:
SrM 1600-1810, IX, 59 Nm 1721, 9 , 81; 1723, 3,9 CH 1715
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
145
Naam:
Anthony Wybo
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1742
Naam echtgenote(n):
Maria Nolst
Beroep:
Koopman
Ingelegd kapitaal:
2833:6:8 p.Vl.
Bronnen:
Nagtglas, II, 1007
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
F.A. Steengracht
Woonplaats:
Veere
Geboorte - Sterfdatum:
°1694 *1728
Naam echtgenote(n):
Adriana Johansdochter De Huybert
Politieke activiteiten:
S.R. 1717 - 1728 thesaurier 1720-23-24 1721-1728 curator Latijnse School
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Belang bij WIC - VOC:
1727 beëdigd hoofdparticipant VOC
Opmerkingen:
Johan Steengracht bewindhebber VOC 1739
Bronnen:
SrM 1600-1810, IX,67 MSM Nm 1721,10, 78;1723, 12,82 1727, 82
Literatuur:
Bijl, bijlage II en LI Enthoven, 78
146
Naam:
Jacob Hurgronje
Woonplaats:
Vlissingen
Geboorte - Sterfdatum:
°1694 *1759
Naam echtgenote(n):
Erkenraad Snouck
Beroep:
reder- koopman in suiker, tabak, wijn en zout. Kaapvaartreder
Politieke activiteiten:
B 1721 Vlissingen 1729-1756 Gecommiteerde Raad en Raad ter Admiraliteit in Zeeland.
Ingelegd kapitaal:
3000 p.Vl.
Belang bij WIC - VOC:
Bewindhebber VOC 1728-1732 namens Vlissingen, van 17341759 op eigen titel. Bewindhebber WIC 1729-
Opmerkingen:
geslacht Snouck levert Hurgronje de grote hofstede Baarzande te Breskens . daarna noemt de familie zich Snouck Hurgronje
Bronnen:
GIDS 24 Nm 1729,85;1756,75
Literatuur:
Enthoven, 78, 113 Francke, 61 e.v. Bruin, Meyer en van Vliet, 32 Bijl, bijlage LI
Naam:
David Sandra
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte – Sterfdatum:
°1697
Naam echtgenote(n):
Ongehuwd
Beroep:
boekhouder Comptoir van Equipagie 1731 boekhouder in 't Liquidatie Comptoir
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl
*1741
147
Bronnen:
Nm, 1723,82 Nagtglas II, 576
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
S. Peyrard jr.
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
3000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
J.C. Radermacher
Woonplaats:
Middelburg 1732 Den Haag tot overlijden 1748
Geboorte - Sterfdatum:
°1700 *1748
Naam echtgenote(n):
jkvr.Susanna Ignatia van Schinne, dochter van president-schepen van Rotterdam Margareta Adriana van Qualbergen
Beroep:
1727-1733 ontvanger van het dienstbode- karos- wagen- en paardengeld rentmeester/thesaurier van prins Willem IV griffier Middelburg 1721-1732 1729-1733 reken/rentmeester WIC
Politieke activiteiten:
K 1730-1731
Ingelegd kapitaal:
9833:6:8 p.Vl. Met 5 familieleden
Opmerkingen:
eerste Grootmeester Hollandse vrijmetselarij. verhuisde in 1732 naar Den Haag. Executeur testament koning Willem III
Bronnen:
SZ, inv. 1672, folio 32 r. Nagtglas II, 461 SrM 1600-1810, IX, 82 Nm 1729,85
Literatuur:
Enthoven, 78
148
Naam:
Pieter Coertrel
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
1721 onder-equipagemeester werf VOC
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
Nm 172101726, 80
Naam:
Pieter Claudoré
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Apolonia de Wayer
Beroep:
1721-1755 eerste boekhouder Wisselbank
Politieke activiteiten:
Regent en ontvanger van het oude mannen en vrouwenhuis
Bronnen:
Nm 1723, 4;1724,4;1755,4
Naam:
Jacob Munnink
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1784
Naam echtgenote(n):
Adriana Everse
Ingelegd kapitaal:
1500 p.Vl.
Bronnen:
RkZ D, GA, 447/2.
Literatuur:
Daamen/Meyer, 78
149
Naam:
Hendrik van Oort
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1665 - *1736
Naam echtgenote(n):
Maria Evertsen
Beroep:
1726-1728 Klerk Admiraliteit Zeeland
Politieke activiteiten:
Commissaris Kleine Zaken
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
Nagtglas, II, 295
Naam:
Christoffel Wouters
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1723
Naam echtgenote(n):
Tanneken Tant
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
SZ, inv. 1678, folio 44 r.
Naam:
M. van Pee
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1744
Beroep:
reder boekhouder kaapvaart
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Verhees-van Meer 244-245
150
Naam:
Pieter Grymalla
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Catharina Hinnekens
Geboorte-Sterfdatum
*1777
Beroep:
makelaar 1723 -1733; 1733 vendumeester
Politieke activiteiten:
1730-1734 commissaris desolate Boedels
Ingelegd kapitaal:
met H.Boursse 1500 p.Vl.
Opmerkingen:
familie Boursse reder boekhouder kaapvaart
Bronnen:
Nm 1723,26;1729,5,7,10;1733, 25
Literatuur:
Bruin, Meyer en van Vliet, 32 Bijl, bijlage LI Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
J. de Munck
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1687 *1768
Naam echtgenote(n):
Catharina Duynewey ( Duneway)
Beroep:
1730-1756 stadsbouwmeester/ architect van Middelburg timmerman- landmeter
Politieke activiteiten:
1747 astronoom prins Willem IV
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
Nagtglas, II, 245- 246. Nm 1756,29.
151
Naam:
Jacobus van der Poest
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1749
Naam echtgenote(n):
Maria Looper
Politieke activiteiten:
1721-1723 klerk Staten Comptoir 1729-1730 griffier Staten Comptoir 1723-1730 griffier Munt van Zeeland 1728-1730 regent van ‟t Gasthuis
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
SZ, inv.1678,folio 160 r/232 v. SZ, inv.1672,folio 97 v. Nm 1721,60; 1723,58,60; 1728,10; 1729,60
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Andries Bertram
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1733
Naam echtgenote(n):
Johanna Hildernisse
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
SZ, inv. 1678, folio 89 v RkZ D GA 444
152
Naam:
Cornelis Thessingh
Woonplaats:
Vlissingen
Naam echtgenote(n):
Susanna Erasmi, hertrouwd met Bouduin Callebout
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Opmerkingen:
lid rederijkerskamer De Blauwe Acolije
Bronnen:
Vb, NADT 163, 12 Nagtglas II, 755
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Ruth Meusel
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1745 of 1747
Naam echtgenote(n):
Christina Manschot
Ingelegd kapitaal:
500 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
J.A. Schorer
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1690 *1752
Naam echtgenote(n):
Maria Johanna van de Putte Aleda de Ruiter
Beroep:
raadsheer Hof van Vlaanderen
Politieke activiteiten:
S.R. 1720-1726
Ingelegd kapitaal:
6000 p.Vl
Bronnen:
ZB Ggd 1148 A 60
153
Literatuur:
Bijl, bijlage XVIII Enthoven, 78
Naam:
Nicolaas Kappelle
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Mattheus de Crane, fil. Izaak
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1756
Naam echtgenote(n):
Maria Step
Beroep:
1732-1738 advocaat
Ingelegd kapitaal:
2250 p.Vl.
Opmerkingen:
familie de Crane reder boekhouder kaapvaart
Bronnen:
JCBG, dl.IV, 120
Literatuur:
Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
G. van Wesselink
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1750
Naam echtgenote(n):
Francina de Vos
Beroep:
1723-1746 opperboekhouder MCC
Politieke activiteiten:
1738-1743 provisioneel commissaris en equipagemeester wegens de Admiraliteit van Amsterdam in Zeeland
Bronnen:
Vb, NADT 163, 25-99. Nm1746,87
154
Naam:
Johannes Gualterus van der Poort
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1713 * 1745
Naam echtgenote(n):
Johanna Susanna van der Mandere
Politieke activiteiten:
B-S 1738
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC
Opmerkingen:
Heer van Oostcappelle
Bronnen:
Nm 1738, 2 SZ inv.nr. 1678 folio 172 v. ZB Ggd PLA 58 B 18 Ga 18
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Anthonius Thobiassen
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1724
Naam echtgenote(n):
Susanna Elis
Beroep:
reder boekhouder kaapvaart
Ingelegd kapitaal:
4041:13:4 p.Vl.
Bronnen:
SZ, inv.nr. 1678, folio 47 v.
Literatuur:
Bijl, bijlage LI Verhees-van Meer, 244-245
155
Naam:
A. Lohnis
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
4000 p. Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
J. Speldernieuw
Woonplaats:
Middelburg
Beroep:
reder boekhouder kaapvaart
Ingelegd kapitaal:
7000 p.Vl. met 4 familieleden
Literatuur:
Bijl, bijlage LI Verhees-van Meer, 244-245
Naam:
Jan Kool
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Steven Hurgronje
Woonplaats:
Vlissingen
Geboorte - Sterfdatum:
°1682
Naam echtgenote(n):
Susanna Agneta van Dishoeck (weduwe van H.Tulleken)
Ingelegd kapitaal:
3000 p. Vl. samen met 3 familieleden
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC
Bronnen:
MPTP, inv.nr.374 GIDS 24
*1733
156
Literatuur: Naam:
Bijl, bijlage V en LI Hendrikus Becius
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1733
Naam echtgenote(n):
Johanna Christiaense
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Gijsbertsen-Poortvliet, 2
Naam:
Francois Engels
Woonplaats:
Middelburg
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Dirk van de Velde
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1724
Ingelegd kapitaal:
1125 p.vl.
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Apollonius Lampsins
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte-sterfdatum:
*1728
Naam echtgenote(n):
Laurentia Maria Verboom
Politieke activiteiten:
B 1723-1728
Ingelegd kapitaal:
4500 p.Vl
157
Belang bij WIC - VOC:
bewindhebber VOC
Bronnen:
MPTP, inv.nr. 374, GIDS 24 MM
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
Naam:
Pieter de Fresne
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1728
Ingelegd kapitaal:
3000 p. Vl.
Bronnen:
RkZ D GA 441
Naam:
A. de Raet
Woonplaats:
Middelburg *1748
Geboorte-Sterfdatum: Naam echtgenote(n):
Maria Jennepin de la Force
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
Abraham Oosterwijk
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1734
Bronnen:
RkZ D GA 441
158
Naam:
Pieter de Klerk
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1741
Naam echtgenote(n):
Maria de Blaauw
Ingelegd kapitaal:
1000 p.Vl
Bronnen:
MCC 1581
Naam:
A.J. Roseveld
Woonplaats:
Middelburg
Ingelegd kapitaal:
667.0.8 p.Vl
Bronnen:
MCC 1581
Naam: Woonplaats:
Eduwaldus Reynvaan Middelburg
Geboorte-Sterfdatum:
*1754
Naam echtgenote(n):
Maria Verschuure Magdalena Willems
Beroep:
1706-1753 Kassier-commis en opperboekhouder Staten van Walcheren
Opmerkingen:
1719 buitenplaats Poppenroede-ambacht
Bronnen:
ZB Ggd PLA 58 D 12 Vb, NADT 163, 57 Nm 1753, 78
Literatuur:
Bijl, bijlage LI
159
Naam:
Pieter van der Vesten
Woonplaats:
Middelburg *1736
Geboorte - Sterfdatum Naam echtgenote(n):
Ongehuwd
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Bronnen:
RkZ D, inv.nr.59941
Naam:
Abraham Willemsen
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1722
Ingelegd kapitaal:
750 p. Vl.
Bronnen:
RkZ D GA 440
Naam:
Pieter de Vos
Woonplaats:
Middelburg
Naam echtgenote(n):
Elisabeth van de Brande
Ingelegd kapitaal:
2000 p.Vl.
Opmerkingen:
bedongen douairie van 60.000 gulden bij huwelijk Heer van Nieuwvliet
Bronnen:
MCC 1581 Nagtglas II, 892
Naam:
Ambrosius Tulleken
160
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
°1687*1728
Naam echtgenote(n):
Geertruida Abrahamsdochter Scheyderuyt, Weduwe
Politieke activiteiten:
S.R. 1719-1728
Ingelegd kapitaal:
7000 p.Vl. samen met 4 familieleden
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Bijl, bijlage XII en LI
Naam:
A. Speldernieuw
Woonplaats:
Middelburg
Geboorte - Sterfdatum:
*1749
Naam echtgenote(n):
Susanna Thobiassen
Beroep:
Reder
Bronnen:
MCC 1581
Literatuur:
Bijl, bijlage LI 51
161
Afkortingen: algemeen, voor archivaria en archieven B- S- R- K : Burgemeester-Schepen-Raadslid-Kiescollege BWM : Biografisch Woordenboek der Nederlanden JCBG : Jaarboek Centraal Bureau Genealogie CC : Contracten van Correspondentie CH : Contract van Harmonie CNG : Catalogus Nederlandse Gelegenheidsgedichten GA : Genealogische Afschriften Ggd : Gelegenheidsgedichten GZ : Geletterd Zeeland IS : Inventaris familiearchief Schorer JbG : Jaarboek Genealogie MCC : Middelburgse Commercie Compagnie MSM : Magistraat Stad Middelburg MPKT : Archief Mathias- Pous- Tak van Poortvliet NADT : Nadere Toegang NL Adelsboek: Nederland‟s Adelsboek NL Patriciaat: Nederland‟s Patriciaat NLe : Nederlandse Leeuw Nm : Naamwijzer magistraat MSM : Magistraat Stad Middelburg sedert anno 1580 RAZ : Rijksarchief Zeeland RCI : Register van Commissien en Instructien ROP ; Register Octrooi en Persoonsnaam RkZ : Archief Rekenkamer Zeeland SrM : Stadsrekeningen van Middelburg SZ : Archief Staten van Zeeland ZI : Zelandia Illustrata ZB : Zeeuwse Bibliotheek ZG : Zeeuwse Genealogieën Vb : Ventilatieboeken Middelburgse Commercie Compagnie
162