HANS COUMANS 1943 - 1986 1
Proloog Emile Ceelen Biografie Emile Ceelen & Serge Coumans Lay-out Serge Coumans Foto’s Hans Hans Hoffman © November 2010 De inhoud van dit werk is auteursrechtelijk beschermd. Het maken van kopieën en/of openbaarmaking van (gedeelten van) de inhoud (in welke vorm dan ook) is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van erfgenaam Serge Coumans. www.hanscoumans.nl
[email protected]
2
Proloog Geboren op 19 maart 1943 in het lieflijke Schin op Geul begon hij al heel jong te tekenen, verliet ook al vroeg het ouderlijk nest om de wereld maar tevens zichzelf te ontdekken, trok tekenend en werkend in diverse baantjes door Europa en koos al gauw definitief voor het penseel. Terug op eigen bodem bezocht hij even de kunstacademie en was korte tijd de laatste leerling van Charles Eyck maar rotsvast overtuigd van eigen kunnen, ontwikkelde hij als autodidact al gauw een geheel eigen stijl van tekenen en schilderen. Na een kleurrijk, hardwerkend en scheppend kunstenaarsbestaan werd hij uitgerekend op het toppunt van zijn kunnen in de volle kracht van zijn leven bij ons weggerukt door een noodlottig verkeersongeval op 16 november 1986. Nu, na al deze jaren leeft deze bon vivant echter nog onverminderd voort in het hart en in de gedachten van zo velen die hem hebben gekend, geboeid hebben toegekeken als hij aan het werk was, met hem hebben gepraat, gelachen, gediscussieerd, gedronken en geouwehoerd. Springlevend blijken de herinneringen aan deze mannelijke natuurmens als hij ter sprake wordt gebracht en de anekdotes over de toonbank rollen. Maar echt onsterfelijk maken hem uiteraard zijn prachtige schilderijen waarbij hij naast de portretkunst steeds opnieuw geboeid en geïnspireerd werd door alles wat het rijkgeschakeerde Zuid-Limburgse landschap hem voorschotelde. Wie een ‘Coumans’ verwierf, nam als het ware een stukje levende natuur mee naar huis. Daar, in al die vooral Limburgse huiskamers, worden zijn schilderijen tot op de dag van vandaag gekoesterd, reden ook waarom er nog altijd zo weinig werken van hem op de markt zijn.
3
4
Biografie een uiterst gevoelig mens, die grote droefheid ervaart bij alle onrecht in de wereld. Langzamerhand groeit bij hem een sterke weerzin tegen de maatschappij waarin dit mogelijk is. Symbolisch voor deze hevige emotie is het moment waarop hij uit pure woede en frustratie een schilderij van zijn hand, met allemaal mensen uit verschillende culturen, in zijn achtertuin verbrandt.
Zondagskind Johannes Jozef (Hans) Coumans wordt op 19 maart 1943 als vijfde telg uit een doorsnee Limburgs mijnwerkersgezin geboren in de Grachtstraat 64 in Schin op Geul. Al op zeer jonge leeftijd begint hij met veel plezier te tekenen en wint op zesjarige leeftijd op de basisschool zijn eerste tekenwedstrijd. Het toenmalige schoolhoofd Jos Geuskens onderkent dit uitzonderlijke talent en stimuleert het gezin deze gave verder te ontwikkelen. In die tijd zijn de families Coumans en Van Kempen bevriend en heeft Hans geregeld contact met Christine van Kempen, het meisje dat later op een belangrijk moment in zijn leven een beslissende positieve wending zal geven aan zijn carrière.
De zoektocht van de vrijbuiter Zijn vrije ongebonden avontuurlijke geest voert de zestienjarige op diverse tochten door Europa. Om in zijn levensonderhoud te voorzien neemt hij elk baantje aan dat hij krijgen kan, van decorateur tot barkeeper en van boerenknecht tot bordenwasser. Later gaat hij aan de slag als rekwisiteur en olifantendompteur bij circus Toni Boltini en mag hij het kinderprogramma verzorgen. Nooit gaat hij op pad zonder zijn tekenblok op zak, waarin hij allerlei mensen portretteert die op zijn weg komen en andere zaken vastlegt die hem intrigeren. De militaire dienstplicht maakt in 1963 een eind aan zijn vrijheid, maar een ongeluk op de stormbaan brengt redding en na zeven maanden mag hij afzwaaien waarna hij in zijn eigen Heuvelland als kunstschilder aan de slag gaat. Geregeld duikt hij echter ook op in Aken, in het Schwarzwald en later binnen de Haarlemse kunstkring en bij de provo’s in Amsterdam. Thuis lopen de emoties wederom hoog op, de situatie wordt onhoudbaar en uiteindelijk wordt hem de deur gewezen. Hij vindt onderdak in Bleijerheide en kort daarna in Schoonbron in pension ’t Hoonderhöfke, waar hij de kans krijgt zijn schilderijen tentoon te stellen en aan de man te brengen. In de avonduren gaat hij studeren aan de stadsacademie in Maastricht, maar daar blijkt een ijzeren discipline te heersen.
De jonge rebel Opgevoed na de oorlog, volgens de normen en waarden van die tijd, verwacht men ook van Hans de gebruikelijke financiële bijdrage aan het onderhoud van het gezin. Nu had hij in die periode het werken zeker nog niet uitgevonden en als hij al wat verdiende, was dat al lang gespendeerd aan gezellige biertjes voordat hij thuis arriveerde. Eigenzinnig als hij is weigert hij zich te conformeren aan vaste regels en dat uit zich in zijn attitude, uiterlijk en gedrag. Sommige mensen in het dorp beschouwen hem als een flierefluiter en een schande voor de keurige familie. Gaandeweg ontstaat er een moeilijke verstandhouding met zijn moeder. In zijn alles overheersende drang naar vrijheid probeert de jonge rebel zich te ontworstelen aan het ouderlijk gezag. Vaak loopt hij weg van huis, vindt dan onderdak bij bekenden of slaapt in het veld onder de sterrenhemel, is soms weken onvindbaar en staat dan plotsklaps weer voor de deur. Hoewel Hans een vrolijke altijd goedlachse jongeman is, schuilt in hem
5
centrum van Valkenburg. Zijn volgende reis voert de nog altijd rusteloze vrolijke vagebond via Antwerpen, Brussel en Parijs naar Spanje, waar hij Benidorm, Calella en Lloret de Mar voorziet van vele muurtaferelen en decoraties. In Calella de la Costa, in het restaurant “La Olla” van de privé-kok van generaal Franco, trekken zijn activiteiten de aandacht van de grote surrealist Salvador Dali die hem een uitnodiging laat toekomen voor de opening van zijn grote expositie in Barcelona. Echter, op weg naar de Catalaanse hoofdstad bleken de geneugten van het dagelijkse leven toch veel boeiender dan een expositie van Dali en Hans is dan ook nooit op de plaats van bestemming aangekomen. En bij nader inzien, Dali was hem veel te elitair en bovendien had Hans niet zoveel met surrealisme. Veel meer wordt hij geraakt door de romantiek van Goya en het realisme van Velazques.
Hij wordt geacht te schilderen op een wijze die hem totaal niet bevalt. En nota bene, hoe je een penseel zou moeten hanteren, hoefde je hem echt niet meer te vertellen. Er volgen dan ook hevige discussies en al na korte tijd haakt deze vrijbuiter af om zichzelf vervolgens in alle vrijheid, omringd door de pracht van de natuur, naar eigen inzicht verder te bekwamen in de schilderkunst. In 1966 gaat hij ‘in de leer’ bij Charles Eyck maar mag niet veel meer doen dan penselen schoonmaken en wat lijntjes trekken. Toch geeft Hans aan van Charles Eyck het nodige te hebben opgestoken over het toepassen van kleuren en technieken. Hans is onder de indruk van zn tekenkunst echter zeer kritisch over zijn schilderkunst, met name waar het portretten betreft. Als de leermeester met vakantie is, ziet Hans zijn kans schoon om ‘de wereld’ eens even te laten zien hoe je echt met een penseel moet omgaan. Bij terugkomst blijkt Eyck allesbehalve gecharmeerd van deze dadendrang en stuurt hem zonder pardon de laan uit.
Op al zijn zwerftochten heeft hij iets gezocht, eigenlijk zichzelf gezocht, maar zichzelf nooit kunnen vinden. Immer tergend was het besef zijn artistieke kwaliteiten niet ten volle te kunnen benutten. Eenmaal terug in Valkenburg beleeft Hans een déja vu-moment en ontmoet hij na lange tijd zijn jeugdliefde Christine van Kempen weer. Zij is degene die hem na al die onstuimige jaren rust en stabiliteit brengt maar hem er ook toe beweegt na te denken over zijn toekomst als kunstschilder. Hiermee begint een serieuze periode in zijn kunstenaarsbestaan en komen langzaamaan ook de serieuze opdrachten. Op 30 juli 1970 treden Hans en Christine in het huwelijk en betrekken een pand in de Lindelaan met een grote etalage, ideaal om zijn landschappen, dorpsgezichten, stillevens en portretten aan het publiek te tonen. Geregeld vult Hans de etalage ook met opvallende protesttaferelen om op die manier actuele misstanden onder de aandacht te brengen. Want maatschappijkritisch als hij was, gebruikt Hans zijn penseel als wapen tegen allerlei vormen van onrecht, machtsmisbruik en zelfverrijking. Zowel de kerk alsook de gevestigde orde moeten het keer op keer ontgelden. Heibel met de gemeente over een ventvergunning en het toch
Artistieke groei In de late zestiger jaren werkt Hans aan muurtaferelen in vele Valkenburgse horecazaken en maakt hij schilderijen van het stadje en zijn omgeving. Gestaag groeien ook de opdrachten voor het schilderen van portretten. Vanaf die tijd worden de donkere kleuren uit de Eyckse periode lichter, zijn werken worden levendiger en bonter en ogen als ‘gematigd’ impressionisme. Hans is een genreschilder die volledig voorziet in zijn eigen levensonderhoud. De keerzijde evenwel is dat hij voortdurend concessies moet doen aan zijn opdrachtgevers waardoor hij naar eigen zeggen - “Ik kan maar tien procent laten zien van wat ik in huis heb” - ook gedwongen is de nodige kitsch te produceren. Als alom bekend kunstenaar en bon vivant zet hij regelmatig de boel op stelten. Hij vormt een trekpleister voor andere kunstschilders en als excentrieke verschijning ontpopt hij zich met zijn schilderkunst en snelportretten - dit zal altijd een deel van zijn broodwinning blijven tot een ware toeristische attractie in het
6
7
8
meer wil doen en zich dat ook kan permitteren. Hij schildert uitsluitend nog wat hij wil en hoe hij dat wil en gaat alleen nog maar voor kwaliteit. Gedurende zijn hele carrière heeft hij de meest uiteenlopende stijlen onderzocht en uitgeprobeerd. Vastberaden concludeert hij: “Nu beheers ik alle technieken, nu kan ik een hele grote worden.” Na al die jaren komt alles samen in wat hij zelf noemt “het Coumansisme”, een geheel eigen temperamentvolle stijlvariant op het realisme waarin zijn levenslust, zijn enorme gedrevenheid en zijn hartstochtelijke liefde voor de pracht van de natuur innig weerklinkt. Zijn werken getuigen van een krachtige dynamiek en vaak intense eruptie van kleur en daarmee weet hij de unieke schoonheid van het moment op uitbundige wijze tot leven te wekken. In 1984 organiseert Hans op kasteel Doenrade met overweldigend succes een kleurrijke bloesemexpositie, maar later dat jaar wordt hij ernstig ziek. Alle frustraties over het onbegrip voor zijn strijd tegen alle onrecht en zijn onmacht om de wereld te verbeteren, zorgen ervoor dat zijn geliefde dorstlesser ook een middel wordt om zijn pijn weg te drinken en dat wordt hem bijna fataal. Hij wordt opgenomen in het ziekenhuis en overleeft dit ternauwernood. Deze nare en heftige ervaring ‘geneest’ hem wel voorgoed van de alcohol. “Dit nooit meer…”, besluit hij. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel tegenover zijn gezin, zijn wilskracht en gedrevenheid zorgen ervoor dat hij er weer langzaam bovenop komt. Deze wedergeboorte, deze nieuwe kans die hij van Hem - Hans was een gelovig mens - krijgt, geeft hem de energie om voor eens en altijd zijn talent waar te maken, zijn kunnen aan de wereld te tonen en voor eeuwig vast te leggen. In 1985 volgt wederom een succesvolle expositie in ’t Kloeëster in Schinveld. Op weg naar Malden om een antiekmarkt op te fleuren met zijn verschijning en zoals zo vaak het publiek te vermaken met sneltekenen wordt hij vlak voor de plek van bestemming slachtoffer van een noodlottig verkeersongeval. Inderdaad, met een auto, waar hij al zó lang zó bang voor was.
nog steeds moeten doen van concessies in zijn kunst leiden ertoe dat hij in 1974 een half jaar de wijk neemt naar België, nabij Mons, Binch en Charleroi, om daar in alle vrijheid te kunnen schilderen. Artistieke verfijning Vanwege de toename van de opdrachten voldoet het pand in Valkenburg niet meer en in 1976 verhuist het gezin naar het voormalige Groene Kruisgebouw in Nuth, waar Hans veel schildert in de omgeving van Nuth, Wijnandsrade en Terstraten. Verder blijft hij sneltekenen op markten en braderieën. Weg uit Valkenburg is hij meer afhankelijk van vervoer en aangezien hij zelf geen rijbewijs heeft, zorgen Christine en anderen daarvoor. Hans had altijd al een afkeer van auto’s maar nu lijkt hij er een haast panische angst voor te ontwikkelen. In 1981 vestigt het gezin (inmiddels uitgebreid met 2 zonen en een dochter) zich in de voormalige harmoniezaal van Bingelrade die gedeeltelijk wordt ingericht als atelier, waar vele leerlingen waaronder afgestudeerde academici komen lessen. Veelvuldig trekt hij met zijn schildersezel over de grens rondom Gangelt, Wehr en Minder-Gangelt.. Zijn naam als gerenommeerd kunstschilder is inmiddels gevestigd en dat wordt nog eens bevestigd als hem datzelfde jaar, vanuit de toenmalige adviescommissie van het Koningshuis, wordt gevraagd een staatsportret te vervaardigen naar aanleiding van de inauguratie van Koningin Beatrix. Na enige aarzeling bedankt hij echter voor de eer. Hij is immers altijd in opstand gekomen tegen de gevestigde orde en het heersende politieke systeem. De eeuwige activist wil zichzelf nu niet verloochenen, stelt een daad en ziet af van eeuwige roem. Coumansisme Na een korte derde reis naar Spanje komt hij vanaf 1981 weer vaker in zijn geliefde Valkenburg, waar hij de vele pittoreske taferelen van het prachtige Geuldal vereeuwigt en opnieuw volop in het middelpunt van de belangstelling staat. In zijn carrière is hij op een punt aanbeland waar hij geen concessies
9
10