PROJECTBESLUIT CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS
21 mei 2010
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
INHOUD 1.
pag. Inleiding ..............................................................................................................1 1.1 Aanleiding en doelstelling ruimtelijke onderbouwing ...............................1
2
Beschrijving van het project..............................................................................1 2.1 Projectgrenzen .......................................................................................1 2.2 Projectbeschrijving..................................................................................2
3.
Plankader ...........................................................................................................3 3.1 Geldende bestemmingsplannen ............................................................3 3.2 Relevant beleid.......................................................................................4
4
Stedenbouwkundige opzet en verkeer ...........................................................11 4.1 Ruimtelijk..............................................................................................11 4.2 Verkeer en parkeren .............................................................................15
5
Milieu-aspecten ................................................................................................16 5.1 Akoestiek..............................................................................................16 5.2 Luchtkwaliteit ........................................................................................17 5.3 Geurhinder ...........................................................................................18 5.4 Flora en Fauna .....................................................................................18 5.5 Watertoets ............................................................................................20 5.6 Bodem ..................................................................................................22 5.7 Externe veiligheid inrichtingen en transport ..........................................23 5.8 Cultuurhistorie en archeologie ..............................................................23 5.9 Duurzaamheid ......................................................................................23 5.10 Milieu effect rapportage ........................................................................23
6
Eigendomsverhoudingen ................................................................................24
7
Financiële uitvoerbaarheid ..............................................................................24
8
Maatschappelijke uitvoerbaarheid (inspraak) ................................................25
9
Conclusie: motivatie vrijstelling......................................................................27
Bijlagen: 1. Onderzoek van de Dienst Onderzoek en Statistiek (los bijgevoegd) 2. Onderzoek luchtkwaliteit (los bijgevoegd) 3. Natuurtoets (los bijgevoegd) 4. Historisch bodemonderzoek (los bijgevoegd) 5. Aanvullend bodemonderzoek (los bijgevoegd) 6. Quick scan archeologie (los bijgevoegd)
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding en doelstelling ruimtelijke onderbouwing
21 mei 2010
De Noorderbegraafplaats aan de Buikslotermeerdijk is een meer dan 75 jaar oude gemeentelijke begraafplaats met een oppervlakte van circa 7 hectare. Op de Noorderbegraafplaats zijn naast graven ook ossuaria (beenderkuilen), een columbarium/urnentuin, een verstrooiveld, een herdenkingsmonument, een aula en enkele beheerderswoningen aanwezig. Eén van de beheerderswoningen doet dienst als kantoor van de beheerder.
Afbeelding: graven (links) en de aula van de Noorderbegraafplaats (rechts)
Voor de Noorderbegraafplaats zijn uitbreidings- en nieuwbouwplannen. Het gaat daarbij onder meer om de realisatie van een nieuwe aula, de realisatie van een opbaarcentrum, de realisatie van een beheerdersgebouw, de realisatie van een crematorium en een condoleancekamer, het realiseren van een nieuwe entree en het verplaatsen/uitbreiden van de parkeergelegenheid. De realisatie van het crematorium, de realisatie van een nieuwe entree en de verplaatsing/uitbreiding van de parkeergelegenheid past niet binnen het geldende bestemmingsplan (zie hoofdstuk 3). Het stadsdeel is voornemens om ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan middels een projectbesluit. Het voorliggende document vormt daarvoor de ruimtelijke onderbouwing. Het projectbesluit heeft geen betrekking op de overige voorziene aanpassingen, zoals de realisatie van een opbaarcentrum, een kantoor, een aula en een condoleanceruimte en de verbouw van de bestaande aula aangezien deze aanpassingen al mogelijk zijn via het geldende bestemmingsplan. 2.
Beschrijving van het project
2.1
Projectgrenzen
Het projectgebied bevindt zich aan de noordkant van de Noorderbegraafplaats. De grenzen van het projectgebied zijn in de navolgende afbeelding met een bolletjeslijn weergegeven.
1
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: grenzen projectgebied
2.2
Projectbeschrijving
Het onderhavige projectbesluit heeft betrekking op de realisatie van een nieuw gebouw met daarin een crematorium. In stadsdeel Noord is momenteel geen crematorium aanwezig. Daarnaast heeft het project betrekking op de realisatie van een nieuwe entree van de Noorderbegraafplaats en een nieuw parkeerterrein. Voor de Noorderbegraafplaats is een nieuwbouwplan ontwikkeld. Het nieuwbouwplan gaat uit van een aantal nieuwe gebouwen rondom de bestaande aula, waaronder het gebouw waarin het crematorium is voorzien. Op de plek van het crematorium zijn momenteel enkele beheersgebouwen aanwezig. Deze zullen gesloopt gaan worden. Het nieuwe gebouw waarin het crematorium komt is rechthoekig qua vorm en krijgt een grondoppervlak van circa 200 m² en een bouwhoogte van maximaal 8 meter vanaf maaiveldniveau van de begraafplaats (NAP +0,75). Het nieuwe gebouw zal daardoor circa 3 meter boven de Buikslotermeerdijk uitkomen. 2
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: situering nieuwbouw waarbij het projectgebied met een oranje kleur is weergegeven
Op 30 januari 2008 heeft de stadsdeelraad ingestemd met het voornemen om nieuwe voorzieningen, waaronder een crematorium, te bouwen op de Noorderbegraafplaats. Naast de nieuwe gebouwen zal de onbebouwde ruimte in de entreezone van de Noorderbegraafplaats ook deels worden heringericht. Er zal ter hoogte van het huidige parkeerterrein een nieuwe entree met parkeerterrein worden gerealiseerd. Voor een verdere beschrijving van het nieuwe gebouw met crematorium, de nieuwe entree en het nieuwe parkeerterrein wordt verwezen naar paragraaf 4.1. 3.
Plankader
3.1
Geldende bestemmingsplannen
Ter plaatse van de Noorderbegraafplaats vigeren twee bestemmingsplannen: de 1e herziening van het Noordelijke gedeelte van het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1959 en het bestemmingsplan Banne Buiksloot uit 1969. Het nieuwe gebouw met crematorium ligt binnen het plangebied van het Uitbreidingsplan-inhoofdzaak Amsterdam-Noord. De nieuwe entree en het nieuwe parkeerterrein liggen deels binnen het Uitbreidingsplan-in-hoofdzaak Amsterdam-Noord en deels binnen het plangebied van het bestemmingsplan Banne Buiksloot.
3
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
1e Herziening van het Noordelijke gedeelte van het Algemeen Uitbreidingsplan (UP) De 1e herziening van het UP is op 26 november 1958 door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld en op 9 december 1959 door Gedeputeerde Staten van NoordHolland goedgekeurd. De 1e herziening van het UP bestaat uit een plankaart en toelichting. De Noorderbegraafplaats is bestemd als “begraafplaatsen”. In het UP zijn geen voorschriften opgenomen ten aanzien van maximale omvang (oppervlakte en hoogte) van gebouwen. Er is daarbij niet vastgelegd wat onder een begraafplaats wordt verstaan. globale ligging nieuwe gebouw crematorium e
Afbeelding: uitsnede 1 Herziening van het Noordelijke gedeelte van het Algemeen Uitbreidingsplan
Het crematorium wordt gerealiseerd ten behoeve van de Noorderbegraafplaats maar heeft geen betrekking op het begraven van overlijdensgevallen. Het crematorium wordt daarom beschouwd als niet passend binnen de bestemming “begraafplaatsen”. Bestemmingsplan Banne Buiksloot Het bestemmingsplan Banne Buiksloot is op 21 augustus 1968 vastgesteld en goedgekeurd op 30 september 1969. Ter plaatse van (een deel van) de te realiseren nieuwe entree en het parkeerterrein geldt de bestemming “parken, plantsoenen, gemeenschappelijke tuinen, bermen, enz”. Op grond van artikel 24 van het bestemmingsplan mag op deze gronden geen bebouwing worden opgericht. Parkeren is evenmin toegestaan.
Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Banne Buiksloot
3.2
Relevant beleid
3.2.1 Rijksbeleid - Nota ruimte Op 27 februari 2006 is de nota Ruimte in werking getreden. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, het garanderen en
4
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
de ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en het garanderen van de veiligheid. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Nieuwe bebouwing ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient grotendeels geconcentreerd tot stand te komen in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het realiseren van een nieuw gebouw met een crematorium en een condoleanceruimte op een bestaande begraafplaats in een stedelijk gebied past binnen het streven het functioneren van steden te faciliteren. - AMvB Ruimte Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Onder de nieuwe Wro is een sterkere scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het overgangsrecht aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB's behouden in het kader van het overgangsrecht hun werking wel. Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen wordt op rijksniveau een AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte. Daarnaast kunnen provincies er toe overgaan om de provinciale belangen vast te leggen in een provinciale verordening. Zowel deze provinciale verordeningen als de AMvB Ruimte kunnen bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of projectbesluiten. De planning is dat de AMvB in werking treedt op 1 juli 2010. De AMvB Ruimte zal tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen. In het ontwerp van de AMvB dat ter inzage heeft gelegen is aangegeven dat ter bevordering van de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte dient te worden bewerkstelligd dat een bestemmingsplan alleen nieuwe bebouwing kan toestaan binnen het bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters daarbuiten. De Noorderbegraafplaats is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied. - Kaderrichtlijn Water De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om: 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren; 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen; 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging; 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. Deze kaderrichtlijn moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband is het Nationaal Bestuursakkoord Water relevant, welk op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van deze richtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de
5
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario’s op orde te brengen en te houden. 3.2.2 Provinciaal beleid Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Kortweg gezegd komt de stelselwijziging voor de provincies erop neer dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor het streekplan komt de provinciale structuurvisie in de plaats. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staan de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale ruimtelijke verordening. - Overgangsdocument Omdat er nog geen structuurvisie is vastgesteld en het geldende beleid uit de streekplannen na 1 juli 2008 niet meer met behulp van de goedkeuring van bestemmingsplannen kan worden geborgd heeft de provincie op 3 juni 2008 het Overgangsdocument vastgesteld. In dit document is vastgelegd welke provinciale onderwerpen uit de voorheen geldende streekplannen (en de daarop geënte Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid) in aanmerking komen voor pro-actieve juridische sturing, de zogenaamde categorie 1 of 1* onderwerpen in aanmerking komen. Vervolgens is van deze “categorie 1” onderwerpen bezien welke voldoen aan de hiervoor vermelde juridische uitgangspunten voor regeling in een verordening. - Provinciale ruimtelijke verordening 2009 De Provinciale ruimtelijke verordening 2009 is gebaseerd op de provinciale categorie 1 onderwerpen genoemd in het Overgangsdocument van 3 juni 2008. De verordening bevat uitsluitend nu geldend streekplanbeleid en geen nieuw beleid (beleidsneutrale doorwerking). Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening. Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 15 december 2008 de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 vastgesteld. Hierin is aan de hand van een kaart met (rode) contouren onderscheid gemaakt tussen landelijk gebied en stedelijk gebied. De rode contour geeft de grens van het stedelijk gebied aan. De Noorderbegraafplaats ligt binnen de rode contour (het gebied dat is aangewezen voor verstedelijking).
6
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: kaart contouren landelijk en stedelijk gebied
Maatschappelijke voorzieningen als een crematorium zijn aangemerkt als stedelijke functies. Het project past daarmee binnen de regels van de Provinciale ruimtelijke verordening. De provincie heeft inmiddels nieuw beleid in voorbereiding (zie Structuurvisie Noord-Holland 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie). - Structuurvisie Noord-Holland 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Tot en met begin december 2009 hebben het ontwerp van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie ter inzage gelegen. De Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zullen naar verwachting begin 2010 worden vastgesteld. In de Structuurvisie is het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord. In de ruimtelijke verordening is dit in regels vertaald. Het betreft regels omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Onderwerpen zijn ondermeer volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen, grootschalige (perifere) detailhandel, locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied, het bouwen van woningen of bedrijventerrein in landelijk gebied, “groene ruimten” zoals nationale landschappen en Rijksbufferzones, “blauwe ruimten” zoals waterkeringen en energie (zoals de bouw van windmolens). De Structuurvisie gaat onder meer in op klimaatbestendigheid, de ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad en duurzaam ruimtegebruik. Gelet op de totaalkaart van de Structuurvisie is de Noorderbegraafplaats aangewezen als “Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen”. In een dergelijk gebied wordt beleidsmatig uitgegaan van innovatief ruimtegebruik, intensiveren, herstructureren, kwaliteitsverbetering en kennisintensieve en creatieve milieus. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de Noorderbegraafplaats aangewezen als “Bestaand Bebouwd Gebied” (BBG). Binnen het BBG zijn ondermeer voorzieningen als een crematorium toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat de binnen dit projectbesluit beoogde nieuwe ontwikkelingen overeenkomen met het ontwerp van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
7
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
3.2.3 Gemeentelijk beleid - Structuurplan “Kiezen voor stedelijkheid” Op 16 april 2003 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het structuurplan “Kiezen voor stedelijkheid” vastgesteld. De gemeente heeft inmiddels ook nieuw beleid in voorbereiding (zie Structuurvisie)
globale ligging projectgebied Hoofdgroenstructuur
Hoofdwaterstructuur
Afbeelding: uitsnede Structuurplan
De Noorderbegraafplaats ligt in de hoofdgroenstructuur. Richtlijnen voor het gebruiken van en bouwen in de hoofdgroenstructuur zijn vastgelegd in het “Aanvullend toetsingskader hoofdgroenstructuur” (februari 2002). Volgens het aanvullend toetsingskader behoort de Noorderbegraafplaats tot het groentype “begraafplaats”. In de richtlijnen die voor een dergelijk groentype gelden wordt onderscheid gemaakt in een entreezone en het begraafterrein. De daarbij toegestane voorzieningen zijn een aula, centrum e.d. in de entreezone en begraafvelden met banken en prullenbakken op het begraafterrein. Als voorbeelden worden de begraafplaatsen Vredenhof, Zorgvlied en Westgaarde genoemd. Door een adviescommissie dient op basis van de richtlijnen voor het groentype te worden beoordeeld of bebouwing naar de aard, omvang en locatie als al dan niet inpasbaar moet worden beoordeeld. Daarbij geldt dat nieuwe kleinschalige bebouwing die “het specifieke groentype” ondersteunen en voortvloeien uit het streven om het functioneren van het groen te verbeteren inpasbaar is. Voorwaarde is dat het groene karakter behouden blijft en nieuwe bebouwing er toe leidt dat maximaal enkele procenten van het gebied bebouwd is. In maart 2010 heeft de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) advies uitgebracht over het voornemen om nieuwbouw (ten behoeve van onder meer het crematorium) te realiseren op de Noorderbegraafplaats. In het advies is het volgende aangegeven: • De TAC is van mening dat er op de Noorderbegraafplaats een kwaliteitsimpuls nodig is, gezien de huidige staat van de gebouwen. Echter, het volume dat nodig is voor de bouw van een crematorium en een kantoorruimte, legt naar mening van de TAC een behoorlijk beslag op de beperkt beschikbare ruimte. De primaire functie van een begraafplaats als oord van rust, stilte en inkeer, wordt daardoor zeer ingeperkt. Naar
8
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
•
•
•
•
21 mei 2010
mening van de TAC moet de kwaliteitsimpuls dan ook niet gezocht worden in de bouw van een crematorium en een kantoor, met alle voorzieningen die daar noodzakelijkerwijs bijhoren. Ten opzichte van de vorige plannen betekent het nieuwe plan een capaciteitvermindering van één oven en is er een bebouwing van 145 m2 mee gemoeid in plaats van de oorspronkelijke 190 m2. Die kleinschaligheid is voor de TAC van essentieel belang, omdat daardoor een maximale ruimte overblijft voor het beleven van rust en stilte. Uitbreiding van de crematiecapaciteit in de toekomst beschouwt ze daarmee als onwenselijk. Middels de schriftelijke motivatie van het stadsdeel is de TAC ervan overtuigd dat de vergroting van het bebouwde areaal noodzakelijk is om de geplande functies volgens de daarvoor geldende eisen te kunnen huisvesten. Dit legitimeert ook de kantoorfunctie en de aangegeven omvang hiervan. Uitbreiding van de kantoorfunctie in de toekomst beschouwt de TAC als ongewenst, aangezien een dergelijke functie normaliter niet inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur. De extra verharding die gepaard gaat met de hersituering van de parkeerfaciliteiten, is voor de TAC acceptabel indien deze daadwerkelijk groen wordt uitgevoerd en door middel van beplanting wordt afgeschermd. De TAC stelt dat het plan voorziet in een kwaliteitsimpuls voor het groen op de begraafplaats. Vanwege de zorg voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing en de voorgenomen renovatie van het groen verwacht de TAC dat de realisering van dit plan een kwaliteitsimpuls kan betekenen voor de gebruikswaarde van het groen op de Noorderbegraafplaats. Echter, de voorgenomen bouw van het crematorium, blijft ondanks de schaalverkleining ervan tot één oven, voor de TAC een probleem. Het beleidskader waaraan de TAC dient te toetsen acht een dergelijke functie op een relatief kleinschalige begraafplaats als deze niet inpasbaar. Het is niet aan de TAC om te bepalen waar in de stad crematoria al dan niet toelaatbaar zijn in de Hoofdgroenstructuur. Dit gesignaleerde probleem zal op korte termijn door de TAC worden voorgelegd aan de wethouder. Zonder een besluit hierover op centraal stedelijk niveau kan de TAC hierover geen toezeggingen doen. Om die reden acht de TAC dit plan vooralsnog niet inpasbaar in de Hoofdgroenstructuur.
Momenteel vindt er op centraal stedelijk niveau overleg plaats over het voorgenomen plan om een crematorium op de Noorderbegraafplaats te realiseren. Naar aanleiding van de uitkomst van dat overleg zal het advies van de TAC worden aangevuld. - Structuurvisie “Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam” Vanaf 25 februari 2010 ligt de ontwerp-Structuurvisie ter inzage. De structuurvisie zal naar verwachting eind 2010 worden vastgesteld. Om de ambitie voor Amsterdam waar te maken en richting te geven aan de ruimtelijke visie voor de stad is in de structuurvisie een tiental doelstellingen geformuleerd. Enkele relevante doelstellingen zijn: 1. Intensivering van het grondgebruik; 2. Verbetering van de inrichting en het gebruik van het schaarse publieke domein; 3. Groen en water in en rondom de stad aantrekkelijker maken; In de structuurvisie is specifiek ingegaan op begraafplaatsen. Aangegeven is dat intensivering soms transformatie van gebieden betekent. Begraafplaatsen, en ook volkstuinparken, hebben met elkaar gemeen dat ze veelal een monofunctioneel en semiopenbaar gebruik kennen en dat ze liggen op plekken die ook voor stedelijke ontwikkeling heel geschikt zouden zijn. Het is wenselijk om deze gebieden voor de stad te behouden, maar dat kan alleen als ze zich herbezinnen op hun functie voor de stad. De
9
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
maatschappelijke functie van deze plekken rechtvaardigt dat er in ruimtelijke afwegingen meer gewicht aan wordt toegekend, c.q. dat extra randvoorwaarden aan ruimtelijke afwegingen worden gesteld, zodat er een voldoende aanbod van volkstuinparken en begraafplaatsen in de verschillende stedelijke milieus gegarandeerd kan worden. Ze moeten voor zoveel mogelijk verschillende mensen aantrekkelijk zijn, als wandelpark of doordat de horeca voor iedereen toegankelijk is. Goede voorbeelden van hoe het kan zijn het gedenkpark De Nieuwe Ooster, met op de begraafplaats een café en een museum, en de volkstuinparken bij Schellingwoude die gezamenlijk een wandelroute over hun terreinen hebben gemaakt. Voor in zichzelf gekeerde gebieden die slechts een enkele functie dienen is in de stad van de toekomst uiteindelijk geen plaats. Begraafplaatsen zijn belangrijk voor de psychosociale gezondheid van de bevolking. Vanwege de voorkeur voor parkbegraafplaatsen vormen zij waardevolle groene rust-oasen in de stad. Specifieke toegankelijkheid is hierbij belangrijk voor deze waarde. Het meer openbaar maken van de Amsterdamse begraafplaatsen kent zijn beperkingen, maar het is een kwestie van uitproberen en vaak kan er via eenvoudige aanpassingen al op ingespeeld worden, zoals verruiming van de bezoektijden, fietspaden langs de begraafplaats en service aan bezoekers te bieden aan de randen (horecavoorziening, museum). Hoewel de huidige Amsterdamse begraaf- en crematiecapaciteit op zich volstaat om in de toekomstige behoefte van verschillende culturen te voorzien, ontstaat er tegelijkertijd een groeiende vraag naar een nieuw soort capaciteit. Bij de ceremonie van het afscheid zoekt men steeds meer naar een omgeving die in relatie staat met de overledene. Nieuwe culturen brengen nieuwe begraaf- en crematiewensen met zich mee. Deze worden zo goed mogelijk op de bestaande begraafplaatsen gefaciliteerd, maar zijn niet overal even goed inpasbaar. Zo neemt ook de vraag naar natuurbegraafplaatsen toe en vanuit kwalitatief oogpunt is het zinvol om de in de tweede fase IJburg geprogrammeerde begraafplaats een gedenkpark nieuwe stijl aan het water te ontwikkelen, die een aanbod biedt gericht op de toekomst. De realisatie van een crematorium op de Noorderbegraafplaats draagt bij aan het intensiveren van het grondgebruik terwijl de nieuwe entree met parkeerterrein onderdeel is van het aantrekkelijker maken van de Noorderbegraafplaats. Het nieuwe crematorium op de Noorderbegraafplaats leidt er toe dat het voor bewoners van Amsterdam-Noord mogelijk wordt om na overlijden in Amsterdam-Noord gecremeerd te worden. Dit sluit aan bij het gegeven dat men bij de ceremonie van het afscheid steeds meer zoekt naar een omgeving die in relatie staat met de overledene. 3.2.4 Stadsdeelbeleid - Groenplan van Amsterdam Noord, “Groen op de kaart” In het groenplan (21 juni 2005) is de gewenste groenstructuur weergegeven. De Noorderbegraafplaats is onderdeel van de gewenste groenstructuur en onder de recreatieve voorzieningen aangeduid als “begraafplaats”. In het kader van het groenplan zijn voor de begraafplaats geen ontwikkelingen in de groenstructuur voorzien. Uitgangspunt is behoud en versterking van de bestaande groenstructuren en voorzieningen. Het voornemen om een crematorium te realiseren en een nieuwe entree met parkeerterrein te realiseren versterkt de functie als begraafplaats en past zodoende binnen het beleidskader. 3.2.5 Beleid hoogheemraadschap - Wateberheersplan 4, 2010-2015 In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. De agenda van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt in deze periode sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft direct invloed op de kerntaken.
10
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig: 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Het hoogheemraaadschap hanteer bij zijn beleid de volgende uitgangspunten: • Het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen. • Dijkversterking blijft altijd mogelijk. • Alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast. • Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier. • Problemen worden opgelost waar ze ontstaan. • Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan. • Niet alles kan overal. • Samenwerking staat centraal. • Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening. • Het waterbeheer is toekomstgericht. 4.
Stedenbouwkundige opzet en verkeer
4.1
Ruimtelijk
4.1.1 Huidige situatie De Noorderbegraafplaats is gelegen langs de Buikslotermeerdijk, ter hoogte van de onderdoorgang met de IJdoornlaan.
11
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: ligging Noorderbegraafplaats (bron: http://maps.google.com/)
Op de Noorderbegraafplaats zijn naast diverse graven ook ossuaria (beenderkuilen), een columbarium/urnentuin, een verstrooiveld en een herdenkingsmonument aanwezig. De begraafplaats is meer dan 75 jaar oud en heeft een oppervlak van circa 7 hectare. De begraafplaats is te bereiken via een inrit vanaf de Buikslotermeerdijk. Direct bij de inrit bevinden zich het parkeerterrein en het kantoor van de begraafplaats, welke een bouwhoogte heeft van circa 8 meter. De inrit leidt naar de centrale as van de begraafplaats. In deze centrale as is een vijver, een aula, een grasveld (in dezelfde vorm als de vijver) en een brede laan aanwezig. Op de brede laan komen diverse voetpaden naar de diverse begraafvakken uit.
Afbeelding: kantoor (links) en de centrale as (rechts)
12
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
De aula is gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School en heeft een bouwhoogte van circa 9 meter. Ten noordoosten van de aula bevinden zich enkele beheerdersgebouwen (waaronder een woning). Deze hebben een bouwhoogte van circa 5-6 meter. Het parkeerterrein, het kantoor, de aula en de beheerdersgebouwen vormen tezamen het algemene entreegedeelte van de begraafplaats.
Afbeelding: aula (links) en aula en beheersgebouwen (rechts)
4.1.2 Toekomstige situatie Het nieuwe gebouw waarin het crematorium komt is voorzien in de entreezone, ten noordoosten van de bestaande aula en ter plaatse van de bestaande beheerdersgebouwen (de bebouwing in Zaanse stijl). Ten noordwesten van de bestaande aula komt ook een nieuw gebouw (een opbaarcentrum) met een vergelijkbare omvang als het gebouw waarin ook het crematorium komt. De centrale as van de begraafplaats zal ter plaatse van de algemene entreezone symmetrisch begeleid worden begeleid door de twee nieuwe gebouwen. Daardoor wordt de centrale as versterkt. Bovendien zal er een nieuwe entree in het verlengde van de centrale as worden gerealiseerd. Deze entree zal de nieuwe hoofdentree worden. De bestaande entree blijft behouden maar zal als ontsluiting van het opbaarcentrum gaan fungeren. Ten noorden van de nieuwe hoofdentree en ten zuiden van de bestaande entree zal een tweetal parkeerterreinen worden gerealiseerd. Bij de nieuwe entree zal (waarschijnlijk) een 3 meter hoog toegangshek worden geplaatst. De plattegrond van het gebouw en de entree van de Noorderbegraafplaats (voorlopig ontwerp) is weergegeven in de navolgende afbeelding.
13
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: plattegrond nieuwbouw en entree (voorlopig ontwerp) waarbij het projectgebied met een oranje kleur is weergegeven
Het crematorium gebouw krijgt een bouwhoogte van circa 8 meter vanaf maaiveldniveau. Evenals de bestaande aula wordt het nieuwe gebouw voorzien van een kap. In de navolgende afbeelding is een doorsnede van de nieuwe bebouwing weergegeven.
Afbeelding: doorsnede (voorlopig ontwerp)
14
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
De Noorderbegraafplaats zal ook in de nieuwe situatie vrij toegankelijk zijn. 4.2
Verkeer en parkeren
4.2.1 Bereikbaarheid De Noorderbegraafplaats is zowel per OV als per fiets- en autoverkeer te bereiken: • Op de G.J. Scheurleerweg stoppen enkele bussen die via Centraal Station of het Buikslotermeerplein rijden. Vanaf de halte G.J. Scheurleerweg is het nog enkele minuten lopen naar de Noorderbegraafplaats. • Fietsers kunnen de Noorderbegraafplaats bereiken via de Buikslotermeerdijk. Deze dijk is onderdeel van een fietsroute. Op de begraafplaats zijn diverse fietsenstallingen aanwezig. • Het autoverkeer kan de Noorderbegraafplaats eveneens bereiken via de Buikslotermeerdijk. Deze dijk is voor auto’s in de huidige situatie te bereiken via de IJdoornlaan-Hans Meerum Terwogtweg of de Nieuwe Purmerweg. In de toekomstige situatie, na ontwikkeling van het CAN-gebied, zal de Hans Meerum Terwogtweg komen te vervallen zodat de Buikslotermeerdijk voornamelijk via de Nieuwe Purmerweg te bereiken zal zijn. Op de Noorderbegraafplaats is een parkeerterrein aanwezig 4.2.2 Parkeercapaciteit Gelet op het ASVV 2004 van CROW dient per uitvaart (crematie dan wel begrafenis) rekening te worden gehouden met minimaal 15 parkeerplaatsen en maximaal 30 parkeerplaatsen. Per dag zullen maximaal 4 uitvaarten plaatsvinden. Op de Noorderbegraafplaats zullen geen twee uitvaarten gelijktijdig plaatsvinden aangezien er maar één aularuimte is. Gezien het aantal uitvaarten per dag zullen de uitvaarten naar verwachting dusdanig over de dag kunnen worden verspreid dat er bij een uitvaart geen of nauwelijks nog auto’s van de vorige uitvaart staan geparkeerd. Wel zou het kunnen gebeuren dat er een opbaring in het uitvaartcentrum plaatsvindt terwijl er een uitvaart op de Noorderbegraafplaats gaande is. Het aantal bezoekers bij een opbaring is meestal lager dan bij een uitvaart. Deze twee parkeerterreinen zullen circa 50 parkeerplaatsen bevatten. Daarmee zijn er, gelet op het ASVV 2004, voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Incidenteel kan het in geval van een uitvaart met grote publieke belangstelling gebeuren dat de 50 aanwezige parkeerplaatsen niet voldoende blijken te zijn. Parkeerders die bij grote publieke belangstelling niet op twee parkeerterreinen terecht kunnen, kunnen de eerste jaren uitwijken naar de Hans Meerum Terwogtweg. Deze weg kan als bufferopvang van de Noorderbegraafplaats fungeren. Op deze weg kunnen, op enkele honderden meters loopafstand, circa 40 auto’s parkeren. Omdat de Hans Meerum Terwogtweg vanwege de ontwikkeling van het CAN-gebied op termijn zal komen te vervallen zal het stadsdeel aan de hand van het gebruik van de parkeerbuffer op de Hans Meerum Terwogtweg de komende jaren beoordelen of een nieuwe buffer voor de Noorderbegraafplaats noodzakelijk is en waar deze dan eventueel gerealiseerd gaat worden. Op de Noorderbegraafplaats zullen ook extra fietsparkeervoorzieningen worden gerealiseerd. 4.2.3 Verkeerstoename Gelet op het onderzoek van de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam (zie bijlage 1) zullen er de komende jaren naar verwachting circa 270 overlijdensgevallen per 15
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
jaar gecremeerd worden op de Noorderbegraafplaats. Uitgaande van 200 werkdagen per jaar leidt dat gemiddeld genomen tot iets meer dan één crematie per werkdag. De theoretisch maximaal haalbare capaciteit bedraagt 400 crematies per jaar (2 crematies per werkdag, uitgaande van 200 werkdagen). Indien conform het ASVV 2004 wordt uitgegaan van maximaal 30 auto’s per crematie/uitvaart leidt dit gemiddeld tot maximaal 120 verkeersbewegingen per werkdag als gevolg van de realisatie van het crematorium. Indien tevens rekening wordt gehouden met een extra opbaring per dag (à maximaal 30 auto’s per opbaring) leidt dat in de toekomst tot maximaal 180 extra verkeersbewegingen per werkdag ten opzichte van de huidige situatie. De toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het crematorium zal niet leiden tot capaciteitsproblemen op de Buikslotermeerdijk of omliggende wegen. Het merendeel van de auto’s zal via de route Buikslotermeerdijk-Nieuwe Purmerweg rijden. De capaciteit van deze route is ruim voldoende om de verwachte toename af te wikkelen. Opgemerkt wordt dat het aantal uitvaarten in de verdere toekomst (omstreeks 2015) naar verwachting niet verder zal toenemen omdat volgens de prognoses het aantal overlijdensgevallen in Amsterdam-Noord zal afnemen. Wel wordt er gelet op de huidige tendens een verschuiving verwacht in de verdeling tussen crematies en begrafenissen (meer crematies, minder begrafenissen) maar deze verschuiving heeft geen gevolgen voor het verkeer. 5.
Milieu-aspecten
5.1
Akoestiek
Wet Geluidhinder Het project voorziet niet in de toevoeging van geluidsgevoelige functies als woningen. Op de Buiksloterdijk geldt een snelheidsregime van maximaal 30 km/u. Er is geen sprake van reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Gelet op de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek voor het project niet aan de orde. Toename verkeer Gelet op de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen (maximaal 180 per dag, zie paragraaf 4.2) kan worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare toename van de geluidsbelasting op woningen in de omgeving als gevolg van wegverkeer. Bij de Buikslotermeerdijk zijn de dichtstbijzijnde woningen namelijk op meer dan 50 meter van de rijweg gelegen, terwijl de verkeersintensiteiten van de Nieuwe Purmerweg en IJdoornlaan zodanig zijn dat een toename van 180 auto’s per dag geen significante geluidstoename zal veroorzaken. Activiteitenbesluit Het nieuwe gebouw met crematorium zal geluid veroorzaken. Voor het crematoriumgebouw is het Activiteitenbesluit van toepassing. Volgens het Activiteitenbesluit mogen op 50 meter afstand van de inrichting (gebouw inclusief terrein) de maximale geluidswaarden niet worden overschreden: 40 dB(A) van 23.00 uur tot 07.00 uur; 45 dB(A) van 19.00 uur tot 23.00 uur; 50 dB(A) van 07.00 uur tot 19.00 uur.
16
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
In het nieuwe gebouw zullen 2 geluidsbronnen aanwezig zijn: 1. De oven met randapparatuur, 2. De warmtepomp van een wko installatie. Ad 1 De oven heeft een procesventilator met een geluidsproductie van 60 dB(A) en een compressor van 60 dB(A). Deze machines staan binnen opgesteld en produceren samen 63 dB(A). De gevelconstructie van het crematorium zal 20 dB isoleren zodat er aan de buitenkant van het gebouw ten gevolge van de oveninstallatie een niveau van 43 dB(A) resteert. Daarnaast is er voor de koeling van het koelwater van de installatie in een open ruimte in het gebouw een dry cooler opgesteld die 56 dB(A) produceert. Ad 2 De condensor staat in een open ruimte opgesteld en zal 50 dB(A) veroorzaken. Ad 3 De warmtepomp van de wko installatie staat binnen opgesteld en zal 58 dB(A) produceren. Aan de buitenkant van het gebouw is dat 38 dB(A). De totale geluidproductie van de in het gebouw aanwezige installaties zal gelet op de gegevens van de ovenleverancier en de architect maximaal 60 dB(A) bedragen aan de buitenkant van het gebouw. De dichtstbijzijnde woning is op circa 135 meter van de inrichting gelegen. De geluidsbelasting ter plaatse van woningen zal daardoor ruim minder zijn dan 50 dB(A). Deze geluidsproductie is lager dan de 62 dB(A) die volgens de gehanteerde rekenregel op 12,5 meter afstand van de inrichting is toegestaan. Dat betekent dat op 50 meter afstand van de inrichting voldaan zal worden aan de maximale geluidswaarden zoals gesteld in het Activiteitenbesluit. In de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met een indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. In de bedrijvenlijst van de VNG-uitgave is voor een crematorium ten aanzien van geluid een richtafstand van 30 meter aangehouden tot aan de woonbebouwing. De dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemming bij het onderhavige project bevindt zich op circa 135 meter van het crematorium. Er wordt derhalve ruimschoots voldaan aan de richtafstand ten aanzien van geluid. Het grootste deel van de installaties zal alleen in de dagperiode worden gebruikt. 5.2
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is het nieuwe wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Deze luchtkwaliteiteisen zijn onderdeel van de Wet milieubeheer en zijn te vinden in hoofdstuk 5 van deze wet. Op grond van de luchtkwaliteitseisen dient de luchtkwaliteit bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een projectbesluit, te worden betrokken in de afwegingen. In februari 2010 is door M+P onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd (zie bijlage 2). In het onderzoek is gekeken naar de toename van het aantal verkeersbewegingen en de emissies vanwege de oven van het crematorium. In het onderzoek is uitgegaan van de maximale capaciteit van de oven, namelijk 400 crematies per jaar (de werkelijk optredende concentraties zullen naar verwachting lager zijn). Uit de berekeningen blijkt dat de uitbreiding van de Noorderbegraafplaats aan de Buikslotermeerdijk een bijdrage heeft van maximaal 0,3 µg/m³ op de jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO2. Voor PM10 is er geen zichtbare toename ten opzichte van de achtergrondconcentratie. Aangezien gerekend is met de maximaal mogelijke uitbreiding in
17
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
de toekomst, levert de doorgerekende situatie een maatgevend beeld op. Voor zowel NO2 als voor PM10 wordt voldaan aan de NIBM-grens van 1,2 µg/m³. De uitbreiding draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de lokale luchtkwaliteit. Voor de relevante stoffen bedragen de achtergrondconcentraties PM10 en NO2 (exclusief bijdrage van de Rijksweg A10) in 2010 circa 25 µg/m³. Met een bijdrage aan de rand van de wijk Jeugdland van de Rijksweg A10 van maximaal 2 en 5 µg/m³ op respectievelijk de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 wordt nog steeds ruim aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer voldaan. De concentraties voor NO2 blijken verder ruim aan de richtlijn van de World Health Organization (WHO) te voldoen. De jaargemiddelde concentratie PM10 in de buurt van het crematorium en bij de Rijksweg A10 is wel hoger dan de waarde zoals genoemd in de richtlijn van de WHO. Uit de berekeningen (zie hiervoor) blijkt echter dat de bijdrage van de uitbreiding op de Noorderbegraafplaats aan de concentratie PM10 zo klein is dat deze niet meetbaar is. Verder zijn er geen directe effecten op de menselijke gezondheid te verwachten vanwege een uitstoot van kwik in de buitenlucht als gevolg van het crematorium. 5.3
Geurhinder
Het aspect stankhinder wordt in het kader van de milieuvergunning beoordeeld, waarbij de grenswaarden uit de Nederlandse Emissierichtlijnen Lucht (NeR) zullen worden betrokken. In de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met een indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. In de bedrijvenlijst van de VNG-uitgave is onder begrafenisondernemingen onderscheid gemaakt tussen uitvaartcentra, begraafplaatsen en crematoria. Voor crematoria is voor elk van de genoemde aspecten aangegeven welke richtafstand aangehouden moet worden ten opzichte van een in een rustige woonwijk gelegen woning. Als grootste aan te houden richtafstand wordt 100 meter genoemd voor het aspect geur. De afstanden die de VNG-uitgave geeft, gelden in beginsel tussen de perceelsgrens van een bedrijf enerzijds en de gevel van een woning anderzijds. De afstand tussen het crematorium en de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 135 meter. Dit is meer dan de richtafstand van 100 meter. Bovendien zal de oven van het crematorium volgens de fabrikant een lagere geuremissie veroorzaken dan een gemiddelde crematieoven zodat de afstand tussen het crematorium en de dichtstbijzijnde woningen aanvaardbaar wordt geacht. 5.4
Flora en fauna
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet op grond van de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten. Als blijkt dat aanwezige beschermde planten- en of diersoorten worden aangetast als gevolg van bouwwerken en/of andere activiteiten is bouwen pas mogelijk na ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora en Faunawet. In februari 2010 heeft DRO een natuurtoets verricht (zie bijlage 3). Uit deze natuurtoets blijkt dat de volgende plant- en diersoorten ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling voorkomen: • zoogdieren: algemeen voorkomende diersoorten als konijn, hermelijn, egel, mol, bosmuis, bosspitsmuis, veldmuis en woelrat bevinden zich in het gebied. • vleermuizen: uit een eerdere inventarisatie (2005) is gebleken dat er op de Noorderbegraafplaats enkele dwergvleermuizen jagen, vooral in de nabijheid van de boomsingel aan de westzijde. De voor de vleermuizen geschikte bomen staan echter
18
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
•
• • •
21 mei 2010
niet in het te ontwikkelen gebied. Bovendien is het gebruik door vleermuizen niet gesignaleerd. Ook in de gebouwen op de begraafplaats lijken zich geen vleermuisschuilplaatsen te bevinden aangezien deze gebouwen de indruk maken ontoegankelijk te zijn voor vleermuizen. broedvogels: in de hogere bomen broeden vogels zoals de ekster en de houtduif. Uit eerdere inventarisaties is gebleken dat in het projectgebied ook broedende vogels als wilde eend, heggemus, roodborst, merel, grasmus, tuinfluiter, zwartkop, tjiftjaf, pimpelmees en koolmees kunnen voorkomen. Deze vogels broeden in ruigte en struiken. In de hoge bomen in het noordoosten van de begraafplaats (in de zone tegenover de woningen aan de Berend Boeijngastraat) bevinden zich nesten van blauwe reigers. In het zuiden en zuidwesten van de begraafplaats zijn ijsvogels, groene spechten en ransuilen gesignaleerd. Deze vogels komen echter niet voor in de loofbomen in het te ontwikkelen gebied. amfibieën: de gewone pad en de bruine kikker komen voor. dagvlinders: het gebied is aantrekkelijk voor mobiele soorten als vlinders en libellen. Beschermde soorten komen echter niet voor. flora: er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen.
De strook langs het Noordholandschkanaal is een ecologische verbinding vanuit Waterland en de stadsrand landinwaarts. Hierlangs kunnen kleine zoogdieren, zoals muizen, wezel en hermelijn zich verplaatsen. Door de aanleg van het nieuwe parkeerterrein verdwijnt een klein stukje van de ruigte waarin deze dieren dekking kunnen vinden. Door de nieuwe entree en het parkeerterrein verdwijnen een aantal bomen en struiken. Daarmee verdwijnen broedplaatsen voor vogels van deze biotopen. Gezien de grootte van de Noorderbegraafplaats is het effect echter klein. Door de realisatie van het parkeerterrein verdwijnt een stuk met ruige begroeiing; welke broedbiotoop is voor een aantal vogels. De werkzaamheden, die gepaard gaan met de uitvoering van het plan, zorgen voor een tijdelijke verstoring binnen het gebied. Door met de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de broedtijd en voortplantingstijd van vogels en dieren kunnen de gevolgen worden beperkt. Geconcludeerd wordt dat er behalve broedvogels geen door de Flora en faunawet beschermde soorten bekend zijn. De in bomen broedende vogelsoorten zijn algemeen in Amsterdam en niet afhankelijk van deze locatie. Dit geldt ook voor de vogels die in riet en ruigte broeden. Omdat er onder de broedvogels geen soorten zijn waarvan het nest een vaste verblijfplaats is in de zin van artikel 11 van de Flora- en faunawet zijn de aanwezige nesten gedurende het broedseizoen (15 februari t/m ongeveer 15 augustus) beschermd maar daarbuiten niet. Voor de in het gebied voorkomende zoogdieren en amfibieën geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling. De vleermuissoorten vallen onder de Europese Habitatrichtlijn en genieten de zwaarste bescherming binnen de Flora en faunawet. De verblijfplaatsen en kraamkolonies mogen niet worden verstoord, maar deze worden in het te ontwikkelen gebied niet verwacht. Daarnaast mag de populatie niet in gevaar worden gebracht door het verdwijnen van foerageermogelijkheden, maar gezien het feit dat er voldoende foerageermogelijkheden in de omgeving blijven is dit niet te verwachten. Een ontheffing van de Flora- en Faunawet is gelet op het voorstaande niet aan de orde. Wel moet bij kap en het weghalen van het groen rekening gehouden worden met de aanwezigheid van broedvogels. Als de planning van de werkzaamheden hierop wordt aangepast is er geen enkele belemmering voor wat betreft de Flora- en faunawet. Bij werkzaamheden in het broedseizoen moet er een controle vooraf plaatsvinden.
19
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Vanuit de zorgplicht die de flora- en faunawet oplegt, moeten de negatieve gevolgen van de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk worden verzacht (mitigerende maatregelen). Deze mitigerende werkzaamheden zullen worden toegepast bij de uitvoering van het project (uitvoering grondwerkzaamheden in relatie tot zoogdieren en uitvoeren werkzaamheden in relatie tot broedvogels). 5.5
Watertoets
Algemeen Het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben in februari 2001 de “Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw” ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de betrokken partijen de “watertoets” toepassen op alle relevante ruimtelijke plannen met waterhuishoudkundige consequenties. De watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit (ruimte voor water) en waterkwantiteit en veiligheid (overstroming). Het projectgebied is gelegen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Voor alle werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken, watergangen en keringen is een watervergunning nodig van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Er gelden tevens verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water, meld- en meetplicht. De watervergunning kan worden verleend door Hollands Noorderkwartier. Inmiddels heeft een eerste overleg met het Hoogheemraadschap plaatsgevonden. Waterkering Het crematorium is gelegen in op circa 50 meter van het talud van de Buikslotermeerdijk, welke een (regionale) waterkering van de Buikslotermeerpolder is. Het crematorium ligt daardoor buiten de vrijwaringszone van de waterkering. De nieuwe entree van de Noorderbegraafplaats en het parkeerterrein komen ter plaatse van de waterkering. De nieuwe entree en het parkeerterrein hebben geen gevolgen voor de waterkering. De zone van de waterkering is dubbel bestemd (‘Waterstaat-Waterkering’). Waterkwantiteit In het projectgebied is momenteel geen water aanwezig. Gelet op de eisen van het hoogheemraadschap dient er 10% compensatie plaats te vinden bij een toename van verharding met meer dan 800 m². De nieuwe gebouwen en verhardingen hebben een oppervlak van circa 3.113 m². Aangezien de te slopen bebouwing en te verwijderen verhardingen een oppervlak van circa 1.262 m² hebben bedraagt de toename aan verharding circa 1.850 m². Omdat de toename van verharding meer dan 800 m² bedraagt zal er ten behoeve van het project dus minimaal 185 m² extra water dienen te worden gegraven. Deze compensatie vindt plaats door de huidige watergang aan de noordoostkant van de begraafplaats te verbreden met 106 m² extra wateroppervlak. Ook zal er extra water worden gerealiseerd in de vorm van een nieuwe vijver. Deze nieuwe vijver zal 153 m² groter zijn dan de bestaande vijver en tevens worden aangesloten op het stelsel van watergangen zodat circulatie mogelijk is. Door de te verbreden watergang en de nieuwe vijver wordt voldaan aan de minimaal benodigde watercompensatie. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven akkoord te zijn met deze watercompensatie.
20
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Afbeelding: te verbreden sloot
Materiaalkeuze Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumineuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) zal worden tegengegaan. Bij een eventuele ingreep dient te worden nagegaan of een vergunning is vereist wanneer bij de ingreep uitlogende bouw- en andere materialen worden gebruikt die in contact (kunnen) komen met het oppervlaktewater of regenwater dat (indirect) wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het voorgaande is aan de orde bij de uiteindelijke realisatie van de toegestane ruimtelijke ontwikkeling. Het materiaalgebruik valt buiten de strekking van een bestemmingsplan of projectbesluit. Regenwater, drainage en riolering Neerslagwater zal zoveel en zolang mogelijk in het gebied zelf worden vastgehouden. Het neerslagwater zal worden ingezameld en getransporteerd naar het oppervlaktewater. Om de vervuiling van het oppervlaktewater te beperken zullen in het regenwaterstelsel lokaal zuiveringtechnische voorzieningen worden gerealiseerd. Voor inzameling en transport van afvalwater zal een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Het afvalwater zal via een vuilwaterriool worden ingezameld en getransporteerd naar de afvalwaterzuivering.
21
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Het is verboden om stedelijke functies te ontwateren door middel van drainage, met uitzondering van bouwactiviteiten met een maximum van twee jaar. Bij het project zal geen drainage worden toegepast. Voor lozingen moeten de richtlijnen aangehouden worden voor het lozen van regen-, grond- en leidingwater, opgesteld door de waterbeheerder. Grondwater De realisatie van het project heeft geen gevolgen voor de grondwaterstromen aangezien er niet ondergronds gebouwd gaat worden. 5.6
Bodem
Bij het realiseren van bebouwing dient er inzicht te zijn in de bodemkwaliteit van het projectgebied. Door DMB is in december 2005 historisch bodemonderzoek verricht (zie bijlage 4). Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van de locatie zodanig is geweest dat er een lichte bodemverontreiniging wordt verwacht. Een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt op basis van de beschikbare informatie niet verwacht. Indien er grond wordt ontgraven moet er een bodemonderzoek worden uitgevoerd. In februari 2010 is door MWH B.V. een aanvullend bodemonderzoek voor een groot deel van de entreezone (zie bijlage 5). De locatie waar het crematorium is voorzien is daarbij ook onderzocht (deelgebied G). Uit het onderzoek blijkt dat in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het crematorium bodemvreemde bijmeningen (baksteen, metselpuin en kolengruis) zijn aangetroffen. In de bovengrond (0 tot -0,5 m-mv) zijn licht verhoogde concentraties cadmium, kobalt, koper, lood, zink, PAK en PCB gemeten. In mengmonster Gbg3 zijn in de bovengrond ook licht verhoogde concentraties koper en zink en een sterk verhoogde concentratie nikkel gemeten. In de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) is een licht verhoogde concentratie kwik, lood en zink gemeten. In de visueel schone ondergrond (0,72,0 m-mv) zijn geen van de onderzochte parameters in verhoogde concentratie gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten kan niet worden uitgesloten dat de paden verontreinigd zijn. Mocht afvoer van de paden voor de ontwikkeling noodzakelijk zijn dan zal de verhardingslaag aanvullend onderzocht moeten worden op de afvoermogelijkheden. Voor het overige is de locatie voor wat betreft het huidig en toekomstig gebruik voldoende onderzocht. Op basis van de indicatieve toetsing Besluit bodemkwaliteit kan worden vastgesteld dat de bovengrond ter plaatse van mengmonster Gbg3 niet toepasbaar is voor toepassing op landbodem. Indien de grond vrijkomt en elders wordt toegepast dient deze te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. In het kader van het onderzoek kan nog geen uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van de paden. Tijdens de voorbereiding van het bouwrijpmaken zal worden bepaald of de afvoer van verontreinigde grond noodzakelijk is. Dit is afhankelijk van of op de verontreinigde locaties al dan niet ontgravingen gaan plaatsvinden. In dat geval zal een BUS-melding worden gedaan.
22
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
5.7
21 mei 2010
Externe veiligheid inrichtingen en transport
Inrichtingen Rond de begraafplaats bevinden zich geen inrichtingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Onderzoek naar plaatsgebonden risico of groepsrisico is niet aan de orde. Vervoer via het water Het Noordhollandsch Kanaal is een scheepvaartroute waar conform de Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland (Ministerie Verkeer en Waterstaat, 2003) geen gevaarlijke stoffen over worden vervoerd. Onderzoek naar plaatsgebonden risico of groepsrisico is niet aan de orde. Vervoer over de weg Voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen kader. Daarin is bepaald dat binnen 200 meter rond een route voor gevaarlijke stoffen afhankelijk van het berekende risico beperkingen moeten worden gesteld aan het ruimtegebruik. Over de Nieuwe Leeuwarderweg en de A10 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De begraafplaats ligt op circa 600 meter van de Nieuwe Leeuwarderweg. Ook de A10 ligt op grote afstand. Een begraafplaats of crematorium is geen “kwestbaar” of “beperkt kwetsbaar” object zoals bedoeld in de circulaire. Onderzoek naar plaatsgebonden risico of groepsrisico is niet aan de orde. Vervoer over het spoor De begraafplaats ligt ver van bestaande spoorwegen. Onderzoek naar plaatsgebonden risico of groepsrisico is niet aan de orde. Vervoer via een leiding In of nabij van het projectgebied zijn geen hoofdgastransportleidingen aanwezig. 5.8
Cultuurhistorie en archeologie
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Provinciale Cultuurnota Noord-Holland 2001-2004 de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland ontwikkeld. De kaart geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van cultuurhistorie. Op basis van de kaart is onderzocht of er bouwkundig, historisch-geografisch en archeologisch waardevolle punten, lijnen en vlakken zijn. Op en rond de Noorderbegraafplaats zijn deze niet aanwezig. In het verleden heeft Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam een waardestelling verricht en geadviseerd over mogelijke plaatsing van de Noorderbegraafplaats op de gemeentelijke monumentenlijst. Uit de waardestelling blijkt dat de begraafplaats geen uitzonderlijke monumentale waarde heeft. Een zorgvuldige benadering bij herontwikkeling wordt echter wel aanbevolen. Recent heeft er overleg met BMA plaatsgevonden over het bouwplan in relatie tot de begraafplaats. Daaruit kwamen geen bezwaren naar voren.
23
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
In mei 2006 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een quick scan naar archeologie verricht (zie bijlage 6). Uit deze quick scan blijkt dat gezien de geologie er ter plaatse van de Noorderbegraafplaats geen archeologische resten te verwachten zijn. In de aanwezige slappe Oude Zeeklei worden namelijk geen resten verwacht aangezien daar geen bewoning op heeft plaatsgevonden. Op het restveen zullen eventueel aanwezige resten van bewoning zijn verdwenen gedurende de periode dat het gebied onder water lag. Omdat er voor het gebied een lage archeologische verwachting voor archeologische resten geldt is een vervolgonderzoek niet noodzakelijk. 5.9
Duurzaamheid
In het kader van het project wordt momenteel onderzocht of het project klimaat-neutraal kan worden gerealiseerd. Om dat te bereiken kunnen mogelijk de volgende duurzame voorzieningen worden toegepast: 1. Voor de verwarming en de koeling van het crematoriumgebouw zal een warmtekoude opslag systeem met warmtepompen worden toegepast. 2. Verlichting met aanwezigheidsdetectie en traploos regelbaar. 3. Frequentieregeling op elektromotoren. 4. Isoleren van verwarmings- en warm tapwaterleidingen. 5. Pv-cellen op het dak. 6. Gevelisolatie. De voorzieningen genoemd onder 1 en 4 zullen sowieso worden toegepast. 5.10
Milieu effect rapportage
Voor grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur geldt het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarin is aangegeven dat in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld, waarin wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten. Als een project valt onder de MER-beoordeling wordt gekeken naar de kenmerken van het project, de cumulatie met andere projecten, de ligging van het project en de kenmerken van het potentiële effect van het project. Voor de MER-beoordelingsplichtige projecten hoeft niet in alle gevallen een MER te worden gemaakt: er moeten bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die dat noodzakelijk maken. Het realiseren van de nieuwe gebouwen met onder meer een crematorium en een opbaarcentrum is niet aangemerkt als een ontwikkeling waarvoor het Besluit milieueffectrapportage 1994 van toepassing is. 6.
Eigendomsverhoudingen
De gronden van de Noorderbegraafplaats, inclusief het projectgebied, zijn in bezit van de gemeente Amsterdam en zijn in erfpacht uitgegeven. 7.
Financiële uitvoerbaarheid
De laatste jaren worden steeds meer overlijdensgevallen gecremeerd in plaats van begraven. Om aan de uitvaartwensen van inwoners uit Amsterdam-Noord en omgeving te kunnen voldoen is het wenselijk om de dienstverlening op de begraafplaats te verbeteren door de bouw van een crematorium. Door de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam is in dat kader onderzocht of een crematorium op de
24
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
Noorderbegraafplaats rendabel kan zijn (zie bijlage 1). Uit basisgegevens blijkt dat de ondergrens voor een rendabel crematorium bij 200 crematies per jaar ligt. Uitgaande van het geprognosticeerde aantal sterfgevallen en het percentage mensen dat daarbij een voorkeur heeft voor een crematie in Amsterdam-Noord is geconcludeerd dat het minimum aantal van 200 crematies de komende jaren en in de jaren daarna wordt gehaald. Een crematorium op de Noorderbegraafplaats is naar verwachting derhalve rendabel. Voor het project is een exploitatiebegroting opgesteld. De realisatie van de nieuwe gebouwen wordt gefinancierd door het stadsdeel. Het benodigde krediet is verleend. Doordat de Noorderbegraafplaats in eigendom van de gemeente is en niet door derden zal worden geëxploiteerd is er geen aanleiding om een exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening op te stellen. 8.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorontwerp van het projectbesluit is in het kader van artikel 5.1.1 van de Wet ruimtelijke ordening ter beoordeling aan enkele relevante instanties gestuurd. Het gaat om de volgende instanties: 1. VROM Inspectie; 2. Provincie Noord-Holland; 3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; 4. Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening. De instanties onder 1, 2 en 3 hebben een artikel 5..1.1-reactie toegestuurd. In het navolgende worden de opmerkingen van de instanties en de reactie van het stadsdeel weergegeven. 1.
VROM Inspectie
1.1
Opmerking Gelet op de nationale belangen zoals verwoord in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid geeft het plan de adressant geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
2.
Provincie Noord-Holland
2.1
Opmerking De adressant onderschrijft de uitgangspunten en doelstellingen van het voorgelegde plan. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Het voorontwerp geeft de adressant verder geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
3.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
3.1
Opmerking De adressant geeft aan dat in de ruimtelijke onderbouwing niet wordt ingegaan op het beleid van het hoogheemraadschap. De adressant acht het vanwege de omvang van het plan niet nodig om al het relevante waterbeleid te benoemen maar vindt het wel
25
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
21 mei 2010
wenselijk als een verwijzing wordt opgenomen naar het Waterbeheersplan 4. De adressant geeft hiervoor een tekstvoorstel. Antwoord Naar aanleiding van de opmerking van de adressant is hoofdstuk 3 van de ruimtelijke onderbouwing aangevuld. 3.2
Opmerking De adressant merkt ten aanzien van paragraaf 5.5 op dat de grens voor het uitvoeren van compenserende maatregelen niet op 1.000 m² maar op 800 m² ligt. De adressant merkt op dat er in het kader van het project compenserende maatregelen moeten worden genomen. In het verleden zou een compensatiepercentage van 10% zijn overeengekomen. De adressant concludeert dat er in dit geval 90 m² compenserend nieuw water dient te worden gegraven. De adressant vraagt zich af waar deze hoeveelheid water wordt gerealiseerd. Geadviseerd wordt om hier bij het aanvragen van de watervergunning rekening mee te houden. Antwoord Naar aanleiding van de opmerking van de adressant is de betreffende paragraaf aangepast. In het voorontwerp stonden abusievelijk onjuiste oppervlaktes aangegeven. Voor het project geldt dat de nieuwe gebouwen en verhardingen een oppervlak van circa 3.113 m² zullen krijgen. Aangezien de te slopen bebouwing en te verwijderen verhardingen een oppervlak van circa 1.262 m² hebben bedraagt de toename aan verharding circa 1.850 m². Omdat de toename van verharding meer dan 800 m² bedraagt zal er ten behoeve van het project dus minimaal 185 m² extra water dienen te worden gegraven. Deze compensatie vindt plaats door de huidige watergang aan de noordoostkant van de begraafplaats te verbreden met 106 m² extra wateroppervlak. Ook zal er extra water worden gerealiseerd in de vorm van een nieuwe vijver. Deze nieuwe vijver zal 153 m² groter zijn dan de bestaande vijver en tevens worden aangesloten op het stelsel van watergangen zodat circulatie mogelijk is. Door de te verbreden watergang en de nieuwe vijver wordt voldaan aan de minimaal benodigde watercompensatie. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven akkoord te zijn met deze watercompensatie. Het stadsdeel heeft recentelijk bij het hoogheemraadschap een aanvraag voor de watervergunning ingediend. De te verbreden watergang is onderdeel van het projectbesluit. De watergang is als water bestemd.
3.3
Opmerking De adressant geeft aan dat een groot deel van het plangebied binnen de zone ‘waterstaatswerk’ van een regionale waterkering ligt. Werkzaamheden die binnen deze zone worden verricht kunnen invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering en kunnen daarom pas uitgevoerd worden als er een watervergunning is afgegeven. Om vroegtijdig de aanwezigheid van de waterkering in beeld te hebben vindt de adressant het belangrijk om deze zone op de plankaart op te nemen. Verzocht wordt om de zone dubbel te bestemmen als ‘Waterstaat-Waterkering’ en daarbij voorrangsbepalingen op te nemen. De betreffende zone zal door de adressant separaat worden aangegeven. Antwoord Naar aanleiding van de opmerking van de adressant is de betreffende zone dubbelbestemd.
Het ontwerp van het projectbesluit zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een zienswijze worden ingediend.
26
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
9.
21 mei 2010
Conclusie: motivatie projectbesluit
Het realiseren van een nieuw gebouw met crematorium en het realiseren van een nieuwe entree met parkeerterrein past niet in de geldende bestemmingsplannen “1e Herziening van het Noordelijke gedeelte van het Algemeen Uitbreidingsplan” en “Banne Buiksloot” doordat een crematorium niet overeenkomt met de ter plaatse geldende bestemming “begraafplaats” en een nieuwe entree met parkeerterrein niet is toegestaan in de bestemming “parken, plantsoenen, gemeenschappelijke tuinen, bermen, enz”. Het project past binnen het in hoofdstuk 3 beschreven beleid van rijk, provincie, gemeente en stadsdeel. Daarnaast geldt dat het project goed uitvoerbaar is blijkens de in hoofdstuk 4, 5, 6 en 7 behandelde aspecten. De afwijking van het geldende bestemmingsplan kan mogelijk worden gemaakt met een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
27
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij projectbesluit crematorium Noorderbegraafplaats
Bijlagen: 1. Onderzoek van de Dienst Onderzoek en Statistiek (los bijgevoegd) 2. Onderzoek luchtkwaliteit (los bijgevoegd) 3. Natuurtoets (los bijgevoegd) 4. Historisch bodemonderzoek (los bijgevoegd) 5. Aanvullend bodemonderzoek (los bijgevoegd) 6. Quick scan archeologie (los bijgevoegd)
Bijlagenpagina 1
21 mei 2010