Departement Lerarenopleiding Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmagids 2007 – 2008 Eerste programmajaar
talent@work KHBO Campus Garenmarkt ● Garenmarkt 8 ● B-8000 Brugge ● Tel. +32 50 47 09 70 ● Fax +32 50 47 09 77
Beste student (e) In deze bundel vind je informatie over de opleiding waarvoor je gekozen hebt. In de lerarenopleiding krijg je de begeleiding en de ondersteuning om een goed leraar te worden. Daarom wil onze opleiding studentgericht en beroepsgericht zijn. Wij willen je vormen zodat je de basiscompetenties van een leraar verwerft. Dit zijn de vaardigheden, de kennis en de attitudes waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te fungeren. In het opleidingsprogramma (aantal contacturen, studiepunten en studieomvang per opleidingsonderdeel) vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en de onderwijsleeractiviteiten. Dit geeft je een goed beeld van de doelstellingen, inhoud, werkvormen en evaluatie verbonden aan ieder opleidingsonderdeel. Bij de aanvang van het academiejaar is het belangrijk de onderwijsregeling en het examenreglement van de KHBO, alsook het aanvullend examenreglement van het departement door te nemen. Je vindt dit allemaal op TOLEDO. De stageafspraken vind je in de praktijkgids. Die krijg je als brochure bij de start van het academiejaar. Als student willen we je de nodige voorzieningen aanbieden en kansen bieden om jezelf te kunnen vormen. Er is een uitgebreide bibliotheek, er zijn computerlokalen en er is een cursusdienst. De cursusdienst levert kant en klare cursussen en boeken en studiematerialen (dat laatste in samenwerking met een boekhandel). Het hele jaar verzorgt de cursusdienst ook de bijkomende tekstbladen of cursusdelen die je nodig hebt. Je kan met je laptop draadloos op het internet in de bibliotheek en op andere werkplekken. Er is een studie- en trajectbegeleider, een opleidingshoofd, een ombudspersoon en een vertrouwenspersoon. Bij de studie- en trajectbegeleider kan je terecht voor advies over je studieprogramma (vrijstellingen, spreiding van onderdelen, enz.…). De studie- en trajectbegeleider helpt je studietraject op te stellen, faciliteiten aan te vragen als je een functiebeperking hebt (bv. dyslexie) of topsporter bent. De studie- en trajectbegeleider geeft ook advies over studiemethodiek en bij eventuele heroriëntering. Voor alle vragen rond stage, onderwijsorganisatie enz.… kan je terecht bij je opleidingshoofd of bij de stageondersteuning. Tijdens het academiejaar en zeker rond de examens is de ombudspersoon het aanspreekpunt voor alle vragen met betrekking tot examens (bv. je wordt ziek tijdens de examens, je komt te laat op een examen, je twijfelt of je nog examen zou afleggen…) of aanhoudende moeilijkheden. Het hele jaar door is er ook een vertrouwenspersoon beschikbaar voor meer persoonlijke problemen (bv. je voelt je onheus behandeld, je ervaart pestgedrag of je wordt lastig gevallen…). Je kan eventueel ook terecht, als al deze mensen je niet kunnen helpen, bij het departementshoofd. Er zijn sociale voorzieningen voor studenten (STUVO). Bij STUVO kan je terecht voor sociale, psychologische en financiële hulp als je in de problemen komt. Binnen het departement is er een actieve werking rond internationalisering (Europa) en ontwikkelingssamenwerking (Noord-Zuid-relaties). Over al deze voorzieningen word je bij de start van het academiejaar en/of in de loop van je studieloopbaan nog uitvoerig geïnformeerd (o.a. via de informatiebundel die je ontvangt aan het begin van het academiejaar). Via o.a. studentenraad en academische raad, krijg je medezeggenschap in de lerarenopleiding en in de hogeschool KHBO. We hopen dat je met deze programmagids een duidelijk beeld krijgt van het aanbod en de werking van onze lerarenopleiding en de KHBO.
Johan L. Vanderhoeven Departementshoofd lerarenopleiding KHBO
2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
PROGRAMMAGIDS 1 BAKO INHOUDSTAFEL
1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Basiscompetenties voor de leraar kleuteronderwijs ............................ 5 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen....................... 5 De leraar als opvoeder ........................................................................... 5 De leraar als inhoudelijk expert ............................................................... 5 De leraar als organisator ........................................................................ 5 De leraar als onderzoeker - de leraar als innovator..................................... 6 De leraar als partner van de ouders/verzorgers.......................................... 6 De leraar als lid van een schoolteam ........................................................ 6 De leraar als partner van externen........................................................... 6 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap ......................................... 6 De leraar als cultuurparticipant................................................................ 6
2
Attitudes.............................................................................................. 7
3
Opleidingsprogramma ......................................................................... 9
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.8 4.8.1 4.8.2 4.9 4.10 4.10.1 4.10.2 4.11 4.11.1 4.11.2 4.12 4.13
Opleidingsonderdelen........................................................................ 11 Religie, zingeving en levensbeschouwing................................................. 11 Katholieke godsdienst 1........................................................................ 15 Wereldoriëntatie en wiskundige initiatie .................................................. 19 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 ................................................... 19 Wereldoriëntatie: levensonderhoud, medemens en gezondheid 1 ............... 21 Wiskundige initiatie 1 ........................................................................... 22 Communicatieve vaardigheden .............................................................. 25 Nederlands 1 ...................................................................................... 29 Agogische vaardigheden 1 .................................................................... 32 Opvoedkunde en psychologie 1.............................................................. 34 Ervaringsgericht onderwijs .................................................................... 34 Ontwikkelings- en leerpsychologie ......................................................... 36 Didactiek van het kleuteronderwijs 1 ...................................................... 38 Werken als leraar ................................................................................ 38 Onderwijsleeractiviteiten organiseren ..................................................... 39 Bewegingsopvoeding 1 ......................................................................... 42 Muzische ontwikkeling: beeldopvoeding 1 ............................................... 45 Atelier 1 ............................................................................................. 45 Beelddidactiek 1 .................................................................................. 48 Muzische ontwikkeling: muzikale opvoeding 1.......................................... 50 Muzikale vaardigheden ......................................................................... 50 Muziekdidactiek................................................................................... 52 Muzische ontwikkeling: dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 .............. 54 Stage: kleuterondewijs 1 ...................................................................... 57
Programmagids 2007-2008 – lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
3
4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
1
Basiscompetenties voor de leraar kleuteronderwijs
Het Vlaams parlement legde de basiscompetenties die nagestreefd en gerealiseerd moeten worden tijdens de opleiding vast. Basiscompetenties zijn een set van vaardigheden, kenniselementen en attitudes waarover een beginnende leraar moet beschikken om in het beroep te stappen en om door te groeien in zijn professionele ontwikkeling. De vaardigheden en kenniselementen werden gegroepeerd in de volgende tien onderdelen.
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3 3.1 3.2 3.3
4 4.1 4.2 4.3 4.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving observatie voorbereiden observeren met het oog op bijsturing en differentiatie
De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden het fysieke welzijn van kinderen bevorderen
De leraar als inhoudelijk expert basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
De leraar als organisator een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren op correcte wijze administratieve taken uitvoeren een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
5
5 5.1 5.2 5.3
6 6.1 6.2 6.3 6.4
7 7.1 7.2 7.3 7.4
8 8.1
9 9.1 9.2
10
De leraar als onderzoeker - de leraar als innovator vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen kennis nemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek relevant voor de eigen praktijk het eigen functioneren bevragen en bijsturen
De leraar als partner van de ouders/verzorgers zich op de hoogte stellen van en discreet omgaan met gegevens over het kind met ouders/verzorgers communiceren over hun kind in de school in overleg met het team ouders/verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
De leraar als lid van een schoolteam overleggen en samenwerken binnen het schoolteam binnen het team over een taakverdeling overleggen en deze naleven de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen
De leraar als partner van externen contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
De leraar als cultuurparticipant
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein
6
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
Attitudes
Daarenboven gelden volgende tien beroepshoudingen (attitudes) voor alle functionele gehelen. A1
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen
A2
Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen
A3
Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen
A4
Leergierigheid actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen
A5
Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden
A6
Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken
A7
Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen
A8
Creatieve gerichtheid erop gericht zijn om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen
A9
Flexibiliteit bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, o.m. middelen, doelen, mensen en procedures
A10
Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
7
8
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3
Opleidingsprogramma
Opleidingsprogramma 2007-2008 Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs (eerste programmajaar) OPLEIDINGSONDERDELEN Religie, zingeving en levensbeschouwing Katholieke godsdienst 1 Wereldoriëntatie en wiskundige initiatie - wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 - wereldoriëntatie: levensonderhoud, medemens en gezondheid 1 - wiskundige initiatie 1
Studiepunten 3 3 7 4 2 1
Communicatieve vaardigheden Nederlands 1 Agogische vaardigheden 1 Opvoedkunde en psychologie 1 - ervaringsgericht onderwijs - ontwikkelings- en leerpsychologie Didactiek van het kleuteronderwijs 1 - werken als leraar - onderwijsleeractiviteiten organiseren Bewegingsopvoeding 1 Muzische ontwikkeling: beeldopvoeding 1 - atelier 1 - beelddidactiek 1 Muzische ontwikkeling: muzikale opvoeding 1 - muzikale vaardigheden - muziekdidactiek Muzische ontwikkeling: dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 Stage: kleuteronderwijs 1
3 3 3 5 3 2
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
4 2 2 5 5 3 2 5 4 1 3 11
9
10
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4
Opleidingsonderdelen
4.1
Religie, zingeving en levensbeschouwing
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
11 weken van 2u contactonderwijs + 3u begeleid zelfstandig werk
Titularis
Jan De Vriese
Docent(en)
Jan De Vriese (K101.1, K101.2, K101.3)
O M S C H R I J V I N G In het opleidingsonderdeel RZL willen we ons vertrouwd maken met de levensbeschouwelijke invalshoek en ons bewust worden van de betekenis en het belang van de persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. De wijze waarop je aankijkt tegen wat het leven waardevol en zinvol maakt, heeft een invloed op héél de manier waarop je het beroep van leerkracht invult. De dagdagelijkse omgang met kinderen is niet waardevrij en vraagt een voortdurende verheldering van de eigen levensbeschouwelijke positie. Bovendien zal je als leerkracht ook verantwoordelijk zijn voor het onderdeel levensbeschouwelijke vorming in de klas. In katholieke scholen gebeurt deze vorming in uitdrukkelijke dialoog met de christelijke levensbeschouwing. De concrete uitwerking daarvan valt onder het opleidingsonderdeel godsdienstdidactiek. Het opleidingsonderdeel RZL heeft op dit vlak een meer algemeen voorbereidend karakter. Zo gaat heel wat aandacht uit naar de vraag hoe de christelijke levensbeschouwing kan bijdragen tot de vorming van de levensbeschouwelijke identiteit van mensen van vandaag. In een eerste gedeelte stellen we de vraag naar de betekenis van levensbeschouwing in het leven van de mens en staan we stil bij enkele factoren die aan de basis liggen van de vorming van een persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. Ook hebben we aandacht voor de invloed van de huidige maatschappelijke en culturele context op de wijze waarop mensen van nu levensbeschouwelijke vragen stellen en zoeken te beantwoorden. In een tweede deel buigen we ons over de betekenis van het verhaal, dat niet alleen een drager is van levensbeschouwelijke vragen en inzichten, maar ook een constitutieve betekenis heeft voor de vorming van een levensbeschouwelijke identiteit. Vervolgens ontdekken we de cruciale rol van verhalen in de joods-christelijke traditie en onderzoeken we aan de hand van enkele ‘sleutelverhalen’ op welke wijze ‘God’ er ter sprake wordt gebracht. In een derde deel bekijken we enkele bijbelse interpretatiesleutels en overlopen we de krachtlijnen in de ontstaansgeschiedenis van de bijbel, dat boek vol verhalen.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
11
C O M P E T E N T I E S De mens en zijn vragen. Over levensbeschouwing, godsdienst en geloof: 1.1 2.1 2.4 2.5 3.1 3.2 3.3 9.1
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein Geloven in verhalen: 2.1 2.5 3.1 3.2 3.3
In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
De bijbel: een boek vol verhalen: 3.1 3.2 3.3
basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein D O E L S T E L L I N G E N 1. De mens en zijn vragen. Over levensbeschouwing, godsdienst en geloof 1.1 De betekenis van levensbeschouwing in het leven van een mens. • Levensbeschouwelijke vragen en inzichten herkennen en er zelf voorbeelden van kunnen geven. De relevantie van de levensbeschouwelijke overtuiging t.o.v. belangrijke levenskeuzes toelichten en illustreren. 12
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • • •
Aan de hand van voorbeelden de betekenis van levensbeschouwingen en levensbeschouwelijke tradities verhelderen. Het belang toelichten van de diepmenselijke ervaringen van verwondering en verbijstering voor de levensbeschouwelijke ontwikkeling. Zich bewust worden van de eigen levensbeschouwelijke positie en geschiedenis. Respect opbrengen voor de levensbeschouwelijke overtuiging van anderen. Bereid zijn een gesprek aan te gaan met anderen rond levensbeschouwelijke vragen en inzichten.
1.2 De huidige maatschappelijk-culturele context: krachtlijnen in de wijze waarop mensen van vandaag levensbeschouwelijke vragen stellen en beantwoorden. • Een genuanceerde uitleg geven bij de crisis van de traditionele christelijke (katholieke) levensbeschouwing. • Aan de hand van de begrippen ‘secularisering’, ‘pluralisering’ en ‘individualisering’ de verschuivingen op levensbeschouwelijke vlak binnen onze cultuur bespreken. • In concrete levensbeschouwelijke standpunten de genoemde veranderingsprocessen herkennen. • Dekaloog I van K. Kieslowski interpreteren als filmische verbeelding van het seculariseringsproces en de daarbij horende crisis van het godsgeloof. 2. Geloven in verhalen 2.1 Mensen zijn verhalen. • Het belang inzien van het verhaal voor de menselijke identiteitsvorming. • Uitleg geven bij enkele centrale noties uit de narratieve theorie van P. Ricoeur: narratieve identiteit, intrige, creatieve verbeelding, drievoudige mimesis. • Vier verschillende tijdsopvattingen (cyclisch, Grieks, joods, spiraal) toelichten en herkennen in verhalen. • Het verband verduidelijken tussen narratieve identiteit en levensbeschouwelijke identiteit. 2.2 God is een verhaal. • Het belang toelichten van het verhaal voor het ter sprake brengen van God in de joods-christelijke traditie • De mogelijke waarde aantonen van bijbelse verhalen voor de betekenis krijgen van ‘God’ in de hedendaagse menselijke ervaring. • Bereid zijn de eigen levensbeschouwelijke overtuiging te toetsen aan enkele bijbelse sleutelverhalen. 3. De bijbel: een boek vol verhalen 3.1 Bijbelse leessleutels. • Enkele interpretatieregels (‘leessleutels’) eigen aan de bijbelse verhalentraditie toepassen. 3.2 Inleiding op de bijbel. • De krachtlijnen van de lange ontstaansgeschiedenis van het eerste en tweede testament toelichten. De grote indeling van de bijbelse geschriften duidelijk maken. • • Het belang inzien van een elementaire kennis van ontstaansgeschiedenis en indeling van de bijbel voor een adequate interpretatie van de teksten. W E R K V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek, individuele opdracht, groepsopdracht S T U D I E M A T E R I A A L Syllabus, losbladig lesmateriaal
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
13
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 70% onderdeel
procentuele verdeling
30% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
mondeling examen
evaluatiemethode opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
14
procentuele verdeling
evaluatiemethode
70%
schriftelijk examen
30%
opdracht 30%
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.2
Katholieke godsdienst 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
11 weken van 2u contactonderwijs + 3u begeleid zelfstandig werk
Titularis
Jan De Vriese
Docent(en)
Jan de Vriese (K109,1, K109.2), Vanessa Vanthournout (K109.3)
O M S C H R I J V I N G Als kleuterleerkracht ben je mee verantwoordelijk voor de levensbeschouwelijke opvoeding van kinderen. Meer bepaald van de katholieke school wordt verwacht dat ze kinderen kennis laat maken met de christelijke levensbeschouwing. Godsdienst 1 of godsdienstdidactiek is een opleidingsonderdeel dat je daarop wil voorbereiden. Vooreerst wordt de situatie van het levensbeschouwelijk onderwijs in de kleuterschool in kaart gebracht als een geheel van mogelijks constructieve spanningsvelden waarin de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de kleuter centraal staat. Vervolgens bekijken we wat die levensbeschouwelijke en religieuze ontwikkeling van kleuters precies inhoudt en op welke manieren we deze ontwikkeling kunnen stimuleren. Tenslotte komen de didactische basisprincipes van de levensbeschouwelijke en godsdienstige opvoeding in de kleuterklas aan bod. De opbouw van theoretische inzichten gebeurt in wisselwerking met de praktijk. Daarom vormen de voorbereiding en de evaluatie van de momenten van levensbeschouwelijke vorming (godsdienstmomenten) op de praktijkdag en tijdens de thuisstage een belangrijk onderdeel van de cursus. Het ‘Werkplan Rooms-katholieke Godsdienst voor het Katholiek Kleuteronderwijs in Vlaanderen is de leidraad voor alles wat met de levensbeschouwelijke opvoeding verband houdt. De inhoud van dit werkplan wordt in de loop van de driejarige opleiding doorgenomen. In het eerste jaar komen vooral de hoofdstukken 1-4 en 8 aan bod. Als inhoudelijke voorbereiding op het geven van levensbeschouwelijke opvoeding vanuit een christelijk perspectief, besteden we in dit opleidingsonderdeel ook aandacht aan de figuur van Jezus van Nazareth en zijn actuele betekenis. Dit gebeurt via een grondige studie van de film ‘Jésus de Montréal’. Verder worden in de loop van het jaar ook 2 films vertoond die nadien in de les worden besproken. Op die manier willen we je wegwijs maken in de wereld van de betere film en ook daar op zoek gaan naar verhalen als vindplaats van levenswaarden en waardevolle levensbeschouwelijke inzichten. C O M P E T E N T I E S De levensbeschouwelijke en religieuze groei van kleuters: 1.1 1.2 1.3 1.4
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
15
1.5 1.6 1.7 2.1 2.2 2.3 2.4 3.1 3.2 3.3 9.1 9.2
een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.3 het levensbeschouwelijke domein De levensbeschouwelijke ontwikkeling van kleuters begeleiden in de kleuterklas: 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 2.1 2.2 2.3 3.1 3.2 4.1 4.2
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving observatie voorbereiden observeren met het oog op bijsturing en differentiatie In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren
Jezus van Nazaret - ‘Jésus de Montréal’ (Denys Arcan): 3.1
basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein
16
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Films: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3.1
In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden het fysieke welzijn van kinderen bevorderen basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein D O E L S T E L L I N G E N De levensbeschouwelijke en religieuze groei van kleuters (Werkplan Dl. 1) • • • • • • • • • • •
De huidige situatie van het levensbeschouwelijk onderwijs omschrijven en toelichten aan de hand van enkele spanningsvelden. Aan de hand van enkele goed gekozen voorbeelden het verband toelichten tussen levensbeschouwelijk groei en algemene ontwikkeling bij de kleuter. In de uitwerking van een activiteit van levensbeschouwelijke vorming rekening houden met het ontwikkelingsniveau en de leefwereld van de kleuters. De betekenis duidelijk maken van de componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei zoals uitgewerkt in het Werkplan R.K. Godsdienst. Aantonen hoe elementen van christelijk geloven de levens-beschouwelijke en religieuze groei van kleuters kunnen bevorderen. Op een kritische wijze het verband bespreken tussen een of enkele componenten van levensbeschouwelijke vorming en een concreet uitgewerkte (reeks van) activiteit(en). De betekenis en de gevolgen toelichten van ‘participatief geloven’ bij de kleuter. De betekenis en het belang aantonen van rituelen in de levensbeschouwelijke opvoeding. In de uitwerking van een activiteit vorm geven aan het rituele aspect. Enkele belangrijke aspecten verwoorden van het godsbeeld bij kleuters. Enkele belangrijke algemene én specifieke kenmerken bespreken van de communicatie tijdens levensbeschouwelijke en godsdienstige vormingsactiviteiten.
De levensbeschouwelijke ontwikkeling van kleuters begeleiden in de kleuterklas (Werkplan Dl. 2) • • •
Inzicht hebben in het basisschema voor leerprocessen bij kleuters (verkennen, verdiepen, verwerken). De drie grote gebieden omschrijven van waaruit impulsen kunnen komen om het leerproces te bevorderen. Op thuisstage drie activiteiten van levensbeschouwelijke vorming uitwerken volgens de inhoudelijke en didactische lijnen van het werkplan R.K. Godsdienst.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
17
Jezus van Nazaret - ‘Jésus de Montréal’ (Denys Arcan) •
Verklaren waarom de film ‘Jésus de Montréal’ een unieke plaats inneemt in 100 jaar Jezusfilm. In grote lijnen het verloop van het openbaar optreden van Jezus van Nazaret weergeven. De actuele betekenis van het Jezusverhaal verduidelijken aan de hand van enkele betekenisvolle passages in de film.
• •
Twee filmvertoningen •
De vertoonde films bespreken met een bijzondere aandacht voor de levensbeschouwelijke, socio-culturele,ontwikkelingspsychologische en pedagogische aspecten. Het filmmedium waarderen als vindplaats van levenswaarden en levensbeschouwelijke inzichten.
•
W E R K V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek, individuele opdracht, groepsopdrachten. S T U D I E M A T E R I A A L Boek: Werkplan Rooms-katholieke Godsdienst voor het Katholiek Kleuteronderwijs in Vlaanderen, Licap, 2001. Losbladig lesmateriaal E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
18
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.3
Wereldoriëntatie en wiskundige initiatie
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
7
Titularis
Roos Van Damme
Docent(en)
Roos Van Damme, Cristina Tonesi
4.3.1
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Contacturen
22 weken van 1,5u contactonderwijs + 4u begeleid zelfstandig werk Roos Van Damme (K113.1, K113.2, K113.3)
Docent(en)
O M S C H R I J V I N G Kennis en inzichten verwerven omtrent planten en dieren uit de eigen leefomgeving zodat een goede basis wordt gelegd om natuur en milieu op een boeiende manier te integreren in de klaspraktijk. We leren kruiden, bomen en struiken uit de eigen omgeving herkennen tijdens een parkwandeling. Met materiaal uit de natuur leren studenten creatief omgaan tijdens het maken van een natuurlotto en een kijkboek. De studie van zaad tot plant mondt uit in een zaai- en plantactiviteit tijdens een stage. Studenten leren conclusies trekken uit hun ervaringen via reflectie. Om kleuters te begeleiden in het observeren van en het omgaan met dieren wordt veel aandacht besteed aan de didactiek van de waarneming. Elke student bereidt een waarneming van een dier voor en werkt deze uit tijdens een stagemoment. Naast de uiterlijke kenmerken van dieren wordt ook nagedacht over de verzorging, de groei van geboorte tot volwassen dier, de voeding en de relatie tot de leefomgeving. De seizoenen zijn een dankbaar uitgangspunt om de levenscycli van plant en dier te bespreken. C O M P E T E N T I E S 1.2 1.4 1.7 2.3 3.1 3.2 4.1 4.4 5.1
doelstellingen kiezen en formuleren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
19
A4 A5 A8
Leergierigheid actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden Creatieve gerichtheid erop gericht zijn om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen
D O E L S T E L L I N G E N • •
Planten en dieren correct waarnemen, hanteren en verzorgen. Verbanden leggen tussen de uiterlijke kenmerken van planten en hun standplaats, uiterlijke kenmerken en diergedrag in relatie brengen met hun levenswijze. De juiste terminologie gebruiken in verband met de planten- en dierenwereld. Uitstappen organiseren zodat kleuters de kans krijgen om planten en dieren in hun eigen leefomgeving waar te nemen. Multisensoriële waarneming stimuleren bij kleuters. Gevoelens zoals respect, bewondering en nieuwsgierigheid voor de natuur stimuleren of opwekken.
• • • •
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, individuele opdracht, bezoek (exploratietocht in het park, bezoek aan de kinderboerderij) S T U D I E M A T E R I A A L Syllabus: Milieuthema’s in de kleuterklas, KHBO Losbladig materiaal Multimediaal materiaal Vakmateriaal E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% onderdeel natuur en techniek 1 natuur en techniek 1
20
procentuele verdeling 40% 10%
50% evaluatiemethode
onderdeel
schriftelijk examen individuele opdracht
natuur en techniek 1 natuur en techniek 1
procentuele verdeling 40% 10%
evaluatiemethode schriftelijk examen individuele opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
4.3.2
Wereldoriëntatie: levensonderhoud, medemens en gezondheid 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
2
Contacturen
15 weken van 1u contactonderwijs + 2u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Roos Van Damme (K114.1, K114.2, K114.3)
O M S C H R I J V I N G We bestuderen de werking van de zintuigen in functie van mogelijke afwijkingen die bij kleuters kunnen voorkomen. Daarnaast maken de studenten kennis met enkele gezondheidsvoorzieningen die voor zichzelf én voor de kleuters interessant zijn. We leren creatief om te gaan met allerhande zintuigspelletjes. C O M P E T E N T I E S 1.6 1.9 2.6 3.1 3.2 4.1 6.1
individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen observeren met het oog op bijsturing en differentiatie het fysieke welzijn van kinderen bevorderen basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen zich op de hoogte stellen van en discreet omgaan met gegevens over het kind
D O E L S T E L L I N G E N • • • •
De globale kennis van het eigen lichaam verruimen. Zelfredzaam zijn Inzichten verwerven om de zelfredzaamheid van kleuters bij eenvoudige probleempjes van verzorging en gezondheid te bevorderen. Kinderen benaderen met verantwoordelijkheid en zorg voor hun ontplooiing zowel op geestelijke, intellectueel, sociaal als lichamelijk vlak.
I N H O U D Ruiken: studie van de neus Geuren waarnemen en die waarnemingen kunnen verwoorden Tasten: studie van de huid Welke waarnemingsvermogens heeft de huid en die waarnemingen kunnen verwoorden. Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
21
Proeven: studie van de tong Welke smaken kunnen worden waargenomen en die waarnemingen kunnen verwoorden. Zien: studie van het oog Visuele waarnemingen kunnen verwoorden. Horen: studie van het oor Auditieve waarnemingen kunnen verwoorden. Het waarnemen gebeurt telkens aan de hand van zintuigspelletjes. O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, groepswerk, zelfstandig leren, demonstraties, opdrachten S T U D I E M A T E R I A A L Cursusteksten op Toledo E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
theorie
60%
zintuigspellen groepswerk individuele opdrachten
20% 20%
evaluatiemethode schriftelijk examen permanente evaluatie taken
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling 70% 30%
4.3.3
evaluatiemethode schriftelijk examen opdrachten
Wiskundige initiatie 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
6 weken van 1,5u contactonderwijs + 1u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Cristina Tonesi (K107.1, K107.2, K107.3)
22
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
C O M P E T E N T I E S Wiskundige initiatie: 1.5 1.6 3.3
een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
Leerplan wiskunde: 1.2 A6
doelstellingen kiezen en formuleren Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken
Toepassingen in de kleuterklas: 1.1 1.4 1.5 1.7 2.1 3.3 A3
A6
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken
D O E L S T E L L I N G E N Wiskundige initiatie • • •
Algemene doelen voor wiskundige initiatie de verschillende manieren waarop wiskunde wordt aangebracht in de kleuterklas opsommen en uitleggen voor elke manier van aanbrengen een voorbeeldactiviteit uit de kleuterklas aangeven
Leerplan wiskunde • •
Een gegeven opdracht voor kleuters aan een passende leerplandoelstelling koppelen Bij de leerplandoelstellingen die reeds in de kleuterklas aan bod komen, een gepaste oefening op kleuterniveau bedenken
Toepassingen in de kleuterklas • • • •
Analyse en syntheseoefeningen Ongerijmdheden Bestaande materialen kritisch leren bekijken en/of aanpassen Op stage een wiskundige activiteit opstellen (zonder de volledige wiskundige inhoud uit te diepen)
O N D E R W I J S V O R M E N doceren, onderwijsleergesprek, individuele en groepsopdrachten.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
23
S T U D I E M A T E R I A A L VERMEERSCH N., cursus wiskunde, Brugge, KHBO, 2004. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
24
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.4
Communicatieve vaardigheden
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
22 weken aan 1u contactonderwijs + 3u begeleid zelfstandig werk
Titularis
Marleen Ost
Docent(en)
Marleen Ost (K102.1, K102.2, K102.3)
O M S C H R I J V I N G Toekomstige kleuteronderwijzers en –onderwijzeressen vervullen op heel wat domeinen een voorbeeldfunctie, ook op dat van de taal. Daarom wordt in dit opleidingsonderdeel het accent gelegd op de eigen taalvaardigheid. Uitgangspunt hierbij is dat men zich mondeling en schriftelijk flexibel en correct kan en wil uitdrukken in een vlotte standaardtaal (A10) en dit zowel in interactie met de kleuters (gesprekken voeren, mondeling opdrachten geven, vertellen, voorlezen ...) als in interactie met volwassenen in en rond de school (ouders, directie, collega’s ...). Er wordt in de eerste plaats aandacht besteed aan het verbeteren van de mondelinge taalvaardigheid. Het vlot en natuurlijk spreken van het AN is een basisvereiste voor wie als kleuteronderwijzer(es) aan de slag wil. Ook aan de schriftelijke taalvaardigheid wordt gewerkt, o.a. door het hernemen van de spelling, door het schrijven van briefjes enz. Binnen dit opleidingsonderdeel worden de kennis, de vaardigheden en de attitudes aangepakt die elke leerkracht i.v.m. taal moet bezitten. Dit gebeurt onder begeleiding van de docenten Nederlands zodat (1) de communicatieve kennis, vaardigheden en attitudes vergroot worden, (2) allerlei situaties in het latere beroepsleven met de taal adequaat kunnen worden aangepakt en beheerst en (3) eigen gedachten, ervaringen en gevoelens voor zichzelf kunnen worden verwoord. Van belang daarbij is dat men weet welke factoren bij elke communicatie een rol spelen en hoe belangrijk het is om in elke communicatiesituatie met al deze factoren rekening te houden en ze zo goed mogelijk in te schatten. Het is ook van belang te weten hoe belangrijk de invloed van de kleuteronderwijzer(es) is op de taal van de kleuters. Dit opleidingsonderdeel is er dus op gericht te helpen eventuele tekorten in het mondelinge en schriftelijke taalgebruik weg te werken zodat men zich daar in de stage niet voor hoeft te schamen bij de mentor of bij de kinderen in de klas. C O M P E T E N T I E S 1.1 1.9 2.2 2.3 3.1 3.2
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen observeren met het oog op bijsturing en differentiatie de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
25
6.3 6.4 D
in overleg met het team ouders/verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
O E L S T E L L I N G E N
FG 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • • •
De meest courante fouten die kleuters maken tegen bepaalde klanken uit de standaardtaal kunnen herkennen. De meest courante fouten die kleuters tegen een verzorgd taalgebruik maken kunnen herkennen (foutieve dialectische woorden of uitdrukkingen in mondeling taalgebruik). Foutief taalgebruik van kleuters kunnen corrigeren.
FG 2. De leraar als opvoeder •
Bereid zijn om aan kinderen het goede voorbeeld te geven, zodat ook zij verzorgd willen spreken, in functie van hun eigen maatschappelijke ontplooiing en emancipatie.
FG 3. De leraar als inhoudelijk expert • • • • • • • • • •
Weten hoe onze stembanden werken. Weten met welke fonetische tekens de klanken in het Nederlands worden weergegeven. Weten hoe je een minder verzorgde uitspraak kunt verbeteren bij jezelf. Weten wat assimilatie is en hoe je assimilatie toepast in en tussen woorden. Weten hoe de werkwoorden worden gespeld en welke regels je hierbij volgt. De basisregels van de nieuwe spelling kunnen toepassen in vaak gebruikte woorden. Weten welke hulpmiddelen er voor schrijven bestaan (o.a. het Groene Boekje), waar je die hulpmiddelen vindt en hoe je ze gebruikt. Op de hoogte zijn van de meest voorkomende fouten tegen verzorgd taalgebruik (dialectische woorden en zinswendingen) en van hun equivalent in de standaardtaal. Weten welke factoren van belang zijn in communicatiesituaties (het taalmodel, 9 factoren). In communicatiesituaties rekening kunnen houden met de 9 factoren van het taalmodel.
FG 6. De leraar als partner van de ouders/verzorgers • •
Eenvoudige berichten kunnen schrijven (bv. in het heen-en-weerschriftje) rond praktische aangelegenheden en rond het ontwikkelingsverloop van de kinderen. In gesprek kunnen gaan met ouders/verzorgers over de aanpak van de kleuters.
13 doelen in een dozijn Bij de taken die elke leraar dagelijks uitvoert, spelen zijn taalcompetenties een belangrijke rol. In de klas. De leraar treedt voortdurend in interactie met zijn leerlingen. Zijn mondelinge en schriftelijke taalaanbod moet dan ook rijk, gevarieerd en begrijpelijk zijn en aangepast aan zijn leerlingen (voor kleuteronderwijzers gaat het uiteraard vooral om het mondelinge taalaanbod). De leraar moet ook kunnen omgaan met de taalheterogeniteit die zich nagenoeg in elke Nederlandse en Vlaamse klas voordoet. De taalvaardigheid die de leraar hierbij inzet, staat volledig ten dienste van onderwijs en leren. Buiten de klas treedt de leraar in interactie met volwassen gesprekspartners. Hij nodigt ouders uit voor een gesprek, stelt een jaarplan op, staat een directeur te woord enz.
26
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De leraar leert ook in het kader van zijn eigen professionalisering. Hiervoor is ook taalvaardigheid vereist. De leraar houdt immers vakliteratuur bij, volgt een nascholingscursus, discussieert met collega’s enz. De Nederlandse Taalunie heeft een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen uitgewerkt. De taalvaardigheidsdoelen moeten worden gezien als minimumdoelen waaraan elke beginnende leraar moet voldoen. Het gaat er niet om dat elke leraar al meteen een stukje moet kunnen schrijven voor de schoolkrant of een presentatie moet kunnen houden op een studiedag enz. In het referentiekader wordt bij elk doel aangegeven van wat als minimaal beschouwd wordt. Het spreekt voor zich dat die 13 doelen niet alleen binnen het opleidingsonderdeel communicatieve vaardigheden worden getraind. Binnen elk vak komen de doelen in meerdere of mindere mate aan bod, en dit gespreid over de drie opleidingsjaren. Binnen het opleidingsonderdeel communicatieve vaardigheden wordt in het eerste programmajaar vooral gewerkt aan: doelstelling 1, 3, 7 en 11. O N D E R W I J S V O R M E N hoorcollege, onderwijsleergesprek, werkcollege, individuele opdrachten, spelvorm S T U D I E M A T E R I A A L Boeken Bouving, Karel, 10 voor spelling, Uitgeverij Pelckmans, 2005 + sleutel (zie Toledo) Steevens, J.P., Spel correct, Die Keure, 2006 Naslagwerken Woordenlijst Nederlandse Taal, Sdu Uitgevers, Lannoo, 2005 Paus, Harry, Rymenans, Rita, Van Gorp, Koen, Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen, Nederlandse Taalunie, Den Haag, 2003 Aanbevolen Een goed woordenboek Syllabus Ost, Marleen, Syllabus Communicatieve Vaardigheden E V A L U A T I E Bij het begin van het academiejaar is er een startscreening. Die screening omvat een werkwoordtoets, een normaalfunctionele schrijfoefening en een uitspraaktest. Het resulaat wordt met de docent communicatieve vaardigheden besproken. Studenten met ernstige tekorten kunnen bijkomende remediëringslessen volgen. Soms is het aangewezen externe hulp te vragen. Bij grote lacunes (een spraakgebrek t.g.v. verkeerde ademhaling, lispelen...) wordt doorverwezen naar een neus- keel- en oorspecialist en/of een logopedist. Belangrijk is dat men in de oefensessies ook blijk geeft van een positieve relationele gerichtheid (A2), van leergierigheid (A4) en van zin voor samenwerking (A7). De evaluatie gebeurt zowel in januari als in juni en omvat in beide gevallen een mondelinge en een schriftelijke proef. In de schriftelijke proef van januari wordt de spelling van de werkwoorden getoetst en worden zinsbouw, woordgebruik e.d. getoetst in een normaalfunctionele schrijfoefening. Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
27
Op de mondelinge proef komt men een prentenboek voorlezen en toelichten. Ook wordt verwacht dat aan de hand van een portfolio kan worden aangetoond waar eventuele tekorten waren en hoe men daaraan heeft gewerkt. De resultaten van januari worden met de desbetreffende docent besproken zodat, waar nodig, nog tijdig bijgestuurd kan worden. In juni wordt op dezelfde wijze geëxamineerd. Wel wordt nu ook verwacht dat men, met behulp van het Groene Boekje slechts een beperkt aantal spelfouten maakt (de spelling 2005 kan worden toegepast). Ook kennis en toepassing van het communicatiemodel (taalmodel) komt aan bod op het schriftelijk examen. De verhouding die gebruikt wordt is de volgende: januari 20% - juni 80%. Deze verhouding moedigt aan het examen grondig voor te bereiden, maar geeft tegelijk de kans om een eventueel tegenvallend resultaat in januari nog om te buigen in een goed resultaat in juni. Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 20% onderdeel
procentuele verdeling 10% 10%
80% evaluatiemethode
onderdeel
schriftelijk examen mondeling examen
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen mondeling examen
30% 50%
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
28
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
schriftelijk examen
60%
mondeling examen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.5
Nederlands 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
22 weken aan 1u contactonderwijs + 3 begeleid zelfstandig werk
Titularis
Marijke Demol
Docent(en)
Marijke Demol (K105.1, K105.2, K105.3)
O M S C H R I J V I N G In de lessen Nederlands wordt aandacht besteed aan de specifieke taaldidactiek voor de kleuterklas: vertellen en voorlezen, poppenspel, klaspop, literatuur voor kleuters. C O M P E T E N T I E S Verhalen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.6 1.7 3.1
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein Figurentheater 1.1 1.2 1.3 1.4 1.7
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving
Prentenboeken 1.3 1.4
de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod
Klaspop 1.2 1.3 1.5 1.7
doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
29
2.1
In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school
Algemene cultuur 9.2 dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein D O E L S T E L L I N G E N Verhalen • • • • • •
Inzicht verwerven in het belang van verhalen van mensen De structuur en belangrijke elementen van verhalen kunnen herkennen: karakters kunnen bespreken, gegeven van een verhaal algemeen en positief kunnen verwoorden Eenvoudige verhalen kunnen ontwerpen, aangepast aan de leeftijd van de doelgroep. Een verhaal vlot en expressief kunnen vertellen of voorlezen Gericht kunnen werken met didactische middelen die een verhaal ondersteunen Gefundeerd onderscheid kunnen maken tussen waardevolle en waardeloze verhalen
Figurentheater • • •
De structuur en kenmerken van poppenspelen bespreken Eenvoudige poppenspelen (tafelpoppenspel, poppenkast) kunnen ontwerpen en spelen Gefundeerd onderscheid kunnen maken tussen waardevolle en waardeloze poppenspelen
Prentenboeken • •
Gefundeerd onderscheid kunnen maken tussen waardevolle en waardeloze prentenboeken Waardering kunnen opbrengen voor een zo ruim mogelijk aanbod prentenboeken
Klaspop • •
Weten waarom een klaspop interessant is. Een klaspop durven gebruiken in de kleuterklas.
Algemene cultuur • • •
Meer inzicht verwerven in onze cultuur en maatschappij via de lectuur van artikels i.v.m. de actualiteit. Verbanden zien tussen de vakdidactiek en de maatschappij Interesse ontwikkelen voor andere zaken dan vakgerichte
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek, werkcollege, individuele en groepsopdrachten, spelvormen S T U D I E M A T E R I A A L Naslagwerken Leerplannen: • Nederlands deelleerplan schrijven, Licap • Nederlands deelleerplan lezen, Licap • Nederlands deelleerplan taalbeschouwing, Licap 30
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • •
Nederlands deelleerplan luisteren en spreken, Licap Leerplan muzische opvoeding: muzisch taalgebruik Leerplan muzische opvoeding: dramatisch spel
Syllabi • •
Demol, Marijke & Ost, Marleen, Syllabus Nederlands 1 Demol, Marijke & Ost, Marleen, Syllabus Nederlands 1 Verhalen
Aanbevolen • •
Aanleggen eigen bibliotheek met goede prentenboeken, verhalenbundels, kinderboeken en poëzie voor kleuters Lezen van kranten, tijdschriften (zowel vaktijdschriften als andere), bekijken van Nederlands gesproken tv-programma’s
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% onderdeel
procentuele verdeling
50% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
schriftelijk examen
evaluatiemethode mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50% 50%
schriftelijk examen mondeling examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
31
4.6
Agogische vaardigheden 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
16 weken aan 1,5u atelier
Titularis
Liesbeth Baeten
Docent(en)
Liesbeth Baeten (K103.1, K103.2), Tina Depoorter (K103.3, K103.4) en N. (K103.5 en K103.6)
O M S C H R I J V I N G Agogische vaardigheden is de verzamelnaam voor de vaardigheden (en houdingen) in verband met leiding geven, het begeleiden, het bijstaan van anderen of zichzelf in allerhande situaties. In het 1ste jaar werken we aanvankelijk rond zelfbeeld en persoonlijke groei en daarna oefenen we in een reeks sessies een aantal basiscommunicatievaardigheden. C O M P E T E N T I E S Zelfbeeld en persoonlijke groei: A2 A3
Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen
Communicatie: A1 A2 A3
A10
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie
D O E L S T E L L I N G E N Zelfbeeld en persoonlijke groei • 32
eigen kwaliteiten, behoeften en emoties onderkennen en ermee omgaan. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • •
zicht hebben op de manier waarop men attribueert. open staan voor de manier waarop anderen over zichzelf denken. voldoende zelfvertrouwen ontwikkelen als toekomstige leraar.
Communicatie • • • • • • • •
De 5 communicatie-axioma’s van Watslawick herkennen en kunnen toepassen. Non-verbaal gedrag kunnen hanteren. Actief kunnen luisteren en parafraseren. Gesprekken stimuleren door samenvatten, vragen stellen en concretiseren. eigen gedachten, meningen en gevoelens kunnen verwoorden. Feedback kunnen geven en ontvangen. zich assertief gedragen. gericht vragen stellen in een onderwijscontext.
O N D E R W I J S V O R M E N Werkcollege, onderwijsleergesprekken, spelvorm en individuele opdrachten S T U D I E M A T E R I A A L Syllabus BAETEN L., BROUCKE L., en DEPOORTER T., Agogische vaardigheden 1, nietgepubliceerde cursus, 2007. Boek VAN MEER, Elementaire sociale vaardigheden, Bohn Stafleu Van Loghum E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode individuele opdrachten
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode te herwerken individuele opdrachten
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
33
4.7
Opvoedkunde en psychologie 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs
Programmajaar
1
Studiepunten
5
Titularis
Tina Depoorter
4.7.1
Ervaringsgericht onderwijs
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
22 weken aan 1u contactonderwijs + 3u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Liesbeth Baeten (K143.1, K143.3) en Tina Depoorter (K143.2, K143.3)
O M S C H R I J V I N G We staan stil bij onderwijs en opvoeding in het algemeen en de taak daarin voor een kleuteronderwijzer(es). De visie van het Ervaringsgericht Onderwijs is de ruggengraat van de opleiding Kleuteronderwijs. We leren ons te richten op welbevinden en betrokkenheid en bekijken hoe we deze kunnen verwezenlijken. We bestuderen hoe we als opvoeder een positief leer- en leefklimaat tot stand kunnen brengen. C O M P E T E N T I E S 2.1 2.2 2.3 2.4 3.1 3.2 4.1 5.1 A2 A3
A6 A10
34
In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie D O E L S T E L L I N G E N • •
De visie van ervaringsgericht onderwijs kunnen verwoorden en toepassen Inzicht verwerven in het creëren van een positief opvoedingsklimaat
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek, individuele en groepsopdrachten. S T U D I E M A T E R I A A L verplicht Syllabus: BAETEN L. & DEPOORTER T. Opvoedkunde en psychologie 1 OLA Ervaringsgericht Onderwijs, niet-gepubliceerde cursus, 2007 Losbladig lesmateriaal (Leerplatform Toledo) Boeken: ADRIAENSSENS, P., Opvoeden is een groeiproces, Tielt, Lannoo, 2001. LAEVERS, F. & DEPONDT, L., Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs, Leuven, CEGO Publishers, 2004. aanbevolen: Naslagwerk: Kleuters en ik, Driemaandelijks tijdschrift, Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs, Leuven. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
35
4.7.2
Ontwikkelings- en leerpsychologie
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
2
Contacturen
16 weken aan 1u contactonderwijs + 2u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Tina Depoorter (K140.1, K140.2, K140.3)
O M S C H R I J V I N G In deze onderwijsleeractiviteit komen 2 delen aan bod. We hebben het enerzijds over de fasen in de ontwikkeling van het jonge kind om te kunnen inspelen op de verschillende karakteristieken van de specifieke doelgroep (ontwikkelingspsychologie tot en met de kleuter). In het 2de deel komt een stuk leerpsychologie aan bod (operante en klassieke conditionering). Beide onderdelen worden in het didactisch model gesitueerd bij de beginsituatie. C O M P E T E N T I E S 1.1 3.1 3.2
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk
D O E L S T E L L I N G E N • • • •
Het nut van ontwikkelingspsychologie binnen een lerarenopleiding Kleuteronderwijs kunnen verwoorden De 3 ontwikkelingsmechanismen (nature, nurture en zelfbepaling) kunnen omschrijven en toepassen Van de ontwikkelingsfasen (ongeboren baby, pasgeborene, baby, peuter en kleuter) de essentie van elk ontwikkelingsdomein kunnen omschrijven De essentie van operante en klassieke conditionering kunnen verwoorden en toepassen in concrete voorbeelden uit de opvoedingspraktijk.
O N D E R W I J S V O R M E N hoorcollege, onderwijsleergesprek, individuele en groepsopdracht S T U D I E M A T E R I A A L Syllabus BAETEN L., DEPOORTER T., Opvoedkunde en psychologie 1, OLA Ontwikkelings- en leerpsychologie, niet-gepubliceerde cursus, 2007 Losbladig lesmateriaal (leerplatform Toledo) Boek STRUYVEN, K, e.a., Groot worden. De ontwikkeling van baby tot adolescent. Handboek voor toekomstige leerkrachten en opvoeders, Leuven, Lannoo Campus, 2003.
36
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
37
4.8
Didactiek van het kleuteronderwijs 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Studiepunten
4
Titularis
Tina Depoorter
Docent(en)
Tina Depoorter, Liesbeth Baeten
4.8.1
Werken als leraar
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
11 weken aan 1,5u contactonderwijs
Docent(en)
Liesbeth Baeten (K132.1, K132.2, K132.3)
O M S C H R I J V I N G In deze onderwijsleeractiviteit vragen we ons af welke factoren een rol spelen bij het leren op school en welke begeleiding voor de beste onderwijsresultaten zorgt. Volgende thema’s komen hierbij aan bod: algemene didactiek, onderwijs in Vlaanderen, basiscompetenties en observeren. C O M P E T E N T I E S 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 3.1 9.1 9.2
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving observatie voorbereiden basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
D O E L S T E L L I N G E N • • • • •
38
De basiscompetenties van de beginnende leerkracht kunnen toelichten De actualiteit over het beroep van de leraar volgen en hierover een mening vormen Inzicht in de algemene didactiek via een didactisch model inclusief het formuleren van concrete doelstellingen De onderwijsstructuur in Vlaanderen kunnen verwoorden Objectief kunnen waarnemen en observatiegegevens interpreteren
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek S T U D I E M A T E R I A A L Syllabus BAETEN L. & DEPOORTER T. Didactiek van het kleuteronderwijs 1 OLA Werken als leraar, niet-gepubliceerde cursus, 2007 Boek DE GRAEVE, S., We beleven wat in de kleuterklas, Leuven, Wolters, 1995 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
schriftelijk examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
4.8.2
Onderwijsleeractiviteiten organiseren
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
2
Contacturen
11 weken aan 1,5 contactonderwijs + 2u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Liesbeth Baeten (K133.1, K133.3) en Tina Depoorter (K133.2, K133.3)
O M S C H R I J V I N G We behandelen enkele soorten concrete lesactiviteiten. We leren hoe deze op te bouwen en ook concreet te organiseren. Deze onderwijsleeractiviteit is nauw verbonden met de stage 1 BAKO (inhoud van de demonstratielessen en stagebeurten) We staan specifiek stil bij onthaal, opruimen, gezelschapsspellen en klasinrichting.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
39
C O M P E T E N T I E S 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 3.1 3.2 4.1 4.2
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren
D O E L S T E L L I N G E N •
Een activiteit analyseren. De beginsituatie van de kinderen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden/leerervaringen selecteren. Leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen. In teamverband (ontwikkelings)materialen kiezen en aanpassen of ontwikkelen. Realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving.
• • • • • •
O N D E R W I J S V O R M E N hoorcollege, onderwijsleergesprek, werkcollege, individuele en groepsopdrachten S T U D I E M A T E R I A A L Losbladig lesmateriaal (leerplatform Toledo) Boek DE GRAEVE S., We beleven wat in de kleuterklas, Leuven, Wolters, 1995. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode individuele opdrachten
40
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode te herwerken individuele opdrachten
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
41
4.9
Bewegingsopvoeding 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
5
Contacturen
20 weken van 2u contactonderwijs + 5u begeleid zelfstandig werk
Titularis
Linsey Hardyns
Docent(en)
Linsey Hardyns (K122.1, K122.2, K122.3)
O M S C H R I J V I N G Om als kleuterleid(st)er een kind te begeleiden in zijn motorische ontwikkeling, met het oog op een harmonische ontplooiing van de totale persoonlijkheid, dient men zelf te beschikken over een evenwichtige en positieve houding tegenover beweging. We staan even stil bij het belang van beweging voor de maatschappij, voor de mens en voor ons zelf. Welke invloed heeft beweging op ons ‘zijn’ en vooral welke plaats krijgt beweging in ons leven. Via deze bewustmaking leren we beweging binnen de totale ontwikkeling van het kind naar waarde schatten. De bewegingsactiviteiten voor de kleuters worden in 4 activiteitsdomeinen ingedeeld: het spel, basisvaardigheden zonder of met materiaal (groot of klein), ritmiek en expressie, en bewegen in andere milieus. In het eerste jaar verdiepen we ons in het domein van het spel; meerbepaald de bewegingsspellen. Theorie en praktijk worden voortdurend met elkaar in verband gebracht. Theoretisch leren we de algemene structuur van een spel, de soorten spellen en de aanleervolgorde kennen. Praktisch organiseert de student een spel binnen zijn klasgroep. De taak van de leider(st)er ligt hier vooral op communicatief, pedagogisch en organisatorisch vlak. Organisatie is het fundament van een les beweging. Vandaar dat we de cursus starten met het organiseren van spellen binnen de klasgroep. Het voordeel hiervan is dat men kennismaakt met (bege)leiden en organiseren van bewegingsactiviteiten onafhankelijk van enige voorkennis van motorische ontwikkeling. Tevens spreekt ‘het spel’ elk kind sterk aan waardoor men een grote betrokkenheid bereikt. In de lessen worden de proefactiviteiten binnen de klasgroep besproken. Tal van bewegingsactiviteiten worden ervaren waardoor er geleidelijk een grote verzameling bewegingsactiviteiten ontstaat die tijdens de stage gebruikt kunnen worden. We verdiepen ons eveneens in de ontwikkelingslijnen van de bewegingsaspecten. Concreter komt dit neer op het gericht bestuderen van de motorische ontwikkeling van een kind tussen 0 en 6 jaar. Deze helpen ons de volgorde van de soorten spellen beter begrijpen en bieden een stevige basis voor activiteitsdomein 2 (= basisvaardigheden zonder of met materiaal). In de theorielessen leren we ook een voorbereiding van een les beweging maken. Hierbij introduceren we het leerplan van bewegingsopvoeding en scheppen we inzicht in de leerplandoelen. In het zwembad maken we kennis met de eigen vaardigheden nodig om later watergewenning te kunnen geven. Er worden eveneens een tiental kleuterdansen aangeleerd.
42
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
C O M P E T E N T I E S Werken aan de eigen fysieke fitheid A3
A7
Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen
Bewegingstheorie 1.2 1.3
doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren
Bewegingspraktijk A1 A5
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden
D O E L S T E L L I N G E N Werken aan de eigen fysieke fitheid • • •
inzicht hebben in belang van beweging voor mens en maatschappij ontwikkelen van positieve houding tegenover beweging blijk kunnen geven van een fysieke basisconditie dmv 30min kn lopen /30min zwemmen
Bewegingstheorie • • • • • •
belang en invloed kennen van beweging op mens en maatschappij structuur en eigenschappen van het spel kennen kennis van de soorten spellen, hun kenmerken en hun aanleermethode kennis van de soorten bewegingsaspecten en hun ontwikkelingslijnen bewegingsaspecten kunnen koppelen aan de juiste leerplandoelen een les bewegingsopvoeding schriftelijk kunnen voorbereiden
Bewegingspraktijk • • • • • • •
basisvaardigheden zwemmen bezitten 10 kleuterdansen kunnen demonstreren zelfgemaakt bewegingsmateriaal aanwenden in bewegingsactiviteiten uitbouwen van een gevarieerde verzameling bewegingsmomenten opwarming van een bewegingsles kunnen voorbereiden en aanbieden voor een groep mede-studenten een spel kunnen voorbereiden en aanbieden aan een groep mede-studenten student moet op thuisstage in staat zijn een volledige bewegingsles te geven, op basis van lesvoorbereidingen die vooraf in de hoorcolleges gemaakt zijn.
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, werkcollege, groepsopdracht en individuele opdrachten
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
43
S T U D I E M A T E R I A A L HARDYNS, L.,syllabus BEWEGINGSOPVOEDING 1 BAKO, Brugge, KHBO FLORQUIN, V., BERTRANS, E., Speelkriebels voor kleuters, LEUVEN, ACCO, 1995. Leerplan bewegingsopvoeding in de basisschool, C.R.K.L.O., Guimardstraat 1, Brussel, 1997. Losbladig lesmateriaal dat via toledo aangeboden wordt E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
praktische proef
60%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
44
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.10
Muzische ontwikkeling: beeldopvoeding 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Studiepunten
5
Titularis
Tommy Vandendriessche
Docent(en)
Tommy Vandendriessche, Herlinde Ghyoot
4.10.1
Atelier 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
20 weken van 1u atelier + 3u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Herlinde Ghyoot (K120.1, K120.2, K120.3)
O M S C H R I J V I N G Voor kleuters is 'beeldtaal', net als 'woordtaal', een communicatiemiddel. In tekeningen en ander beeldend werk drukken zij gedachten en gevoelens uit. Om kleuters te begeleiden in hun beeldende evolutie is het noodzakelijk dat wij die 'taal' zelf beter leren spreken en begrijpen. Zo experimenteren en creëren we met allerlei materialen die ook in de kleuterklaspraktijk aan bod komen (klei, verf, papier, houtskool, waskrijt, brooddeeg, gips, kosteloos materiaal, …) In het vak beeldopvoeding worden verschillende materialen, technieken en beeldaspecten aangereikt met de bedoeling een persoonlijke beeldtaal te ontwikkelen. Naast het zélf creëren besteden we ook aandacht aan het beschouwen (bekijken, bespreken, interpreteren) van eigen creatief werk, kindertekeningen, kunstwerken, foto's, enz. C O M P E T E N T I E S Experimenteren met allerlei materialen en technieken & creëren op eigen niveau met deze materialen: 1.3 1.7 2.1 2.2 A2
de leerinhouden/leerervaringen selecteren realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen
Aandachtig waarnemen: 1.3
de leerinhouden/leerervaringen selecteren
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
45
A3
Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen
Functionele ontwerpen voor de kleuterklas: 1.6
individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen
Museumbezoek en kunstbeschouwing: 1.3
de leerinhouden/leerervaringen selecteren
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.2 het sociaal-politieke domein D O E L S T E L L I N G E N Experimenteren met allerlei materialen en technieken & creëren op eigen niveau met deze materialen Verschillende technieken beheersen (boetseren, schilderen, construeren, stempelen, collage, linosnede, ...) De mogelijkheden en beperkingen van een techniek of materiaal doorzien en er rekening mee houden bij het aanwenden. Beschouwen en interpreteren van beelden als uitgangspunt voor het creëren. Begrip tonen voor verschillende interpretaties en appreciaties van beelden. Ervaren dat eigen gevoelens en ideeën het best vertolkt kunnen worden met een creatieve aanpak en in een persoonlijke stijl. Aandachtig waarnemen (in functie van het beeldend creëren) Beeldend creëren naar rechtstreekse én uitgestelde waarneming. De begrippen 'richting en verhouding illustreren en toepassen in tweedimensionaal en driedimensionaal werk. Ervaren dat ook ‘rechtstreekse waarneming’ op een persoonlijke manier wordt beleefd en beeldend ‘uitgedrukt’ kan worden. Functionele ontwerpen voor de kleuterklas Bij het creëren rekening houden met de functie van het werkstuk Hierbij een bewuste keuze maken in het gebruik van materialen, technieken en beeldaspecten (bv. vorm, kleur, enz.) Museumbezoek en kunstbeschouwing De culturele context duiden. (bv. ontdekken hoe mensen door de eeuwen heen inhouden in beeld hebben gebracht) Illustreren dat er verschillende mogelijkheden zijn om ruimte weer te geven in tweedimensionaal werk (o.a. atmosferisch perspectief, coulisseperspectief, lijnperspectief) Vormelijke en inhoudelijke gelijkenissen ontdekken tussen eigen werk, werk van kunstenaars en ander beeldend werk (reclame, kindertekeningen …) O N D E R W I J S V O R M E N Werkcollege, bezoek (tentoonstelling of museum), hoorcollege, individuele opdracht en onderwijsleergesprek
46
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L penselen, acryl- en plakkaatverf. boetseerspatels, boetseerplankje. houtskool, kneedgom, potloden, waskrijt, papier tang, priem, nietjesmachine, schaar, lijm, ijzerdraad. Modeleergips, koudlijm, ... Dit materiaal dient zelf aangekocht te worden. In de eerste lessen krijgen de studenten een volledige materiaallijst én advies i.v.m. de kostprijs. Beeldmateriaal (reproducties beeld- en kunstbeschouwing) bij de atelieropdrachten is terug te vinden op Toledo. Schets- en ontwerpboek E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
40%
30%
evaluatiemethode permanente evaluatie (aanwezigheid vereist; materiaal/materieel bijhebben, zich voldoende documenteren d.m.v. ontwerpboek) presentatie werkstukken
30%
product
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50%
presentatie werkstukken
50%
product
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
47
4.10.2
Beelddidactiek 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
2
Contacturen
20 weken van 1u contactonderwijs + 2u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Tommy Vandendriessche (K121.1, K121.2, K121.3)
O M S C H R I J V I N G In deze onderwijsleeractiviteit wordt voorbereid op het maken van een goede lesvoorbereiding ‘beeldopvoeding’. We werken hierbij enigszins toe naar de oefenmomenten of oefenactiviteiten (stage). Bij het maken van een lesvoorbereiding dient rekening te worden gehouden met de beginsituatie van een groep kinderen (peuters, jonge kleuters of oudere kleuters). Niet alleen technische vereisten (formuleren van doelstellingen, uitdenken van de praktische organisatie, enz.) zijn hierbij van belang. Ook een goede ‘visie’ is onontbeerlijk. We gaan ervan uit dat het enerzijds belangrijk is dat kinderen iets ‘leren’ en anderzijds dat de eigen (mentale en materiële) beelden van kinderen gerespecteerd moeten worden. Deze visie is niet alleen iets van het ‘hoofd’ (iets dat je kan uitdenken en structureren in een lesopbouw, vraagstelling, enz.) maar ook een zaak van het ‘hart’. Op een artistieke manier (film) worden studenten in contact gebracht met de eigen leefwereld van jonge kinderen en met hun beeldend denken. C O M P T E T E N T I E S 1.1 1.2 1.3 1.4 1.7 2.6
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving het fysieke welzijn van kinderen bevorderen
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein D O E L S T E L L I N G E N • • • • • • • 48
Inzicht hebben in de visie van het leerplan op ‘beeldopvoeding’. Vanuit deze visie een lesvoorbereiding voor beeldende activiteiten kunnen maken. Doelstellingen kiezen en formuleren Leerinhouden/leerervaringen selecteren rekening houdend met de beginsituatie van een groep kinderen (peuters, jongere kleuters, oudere kleuters). Inzicht hebben in praktische en didactische beperkingen en mogelijkheden van beeldende materialen en technieken (schilderen, boetseren, stempelen, drukken, collage). Aandacht hebben voor correct en veilig omgaan met materiaal en gereedschap. Eenvoudige beeldende vakterminologie kunnen hanteren. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • •
Een beeldende film-ervaring op een persoonlijke manier becommentariëren. Inzicht hebben in het beeldend denken van een kind. Beeldaspecten kunnen illustreren.
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek (bekijken van demo-beeldmateriaal, filmgesprek, korte atelieropdracht op kleuterniveau) S T U D I E M A T E R I A A L Leerplan beeldopvoeding, Centrale Raad van het Katholiek Lager en kleuteronderwijs, Brussel, 1995 Vandendriessche T. “Visie op het vak beeldopvoeding”, syllabus KHBO Vandendriessche T. “Beeldopvoeding – kleuters & klei/schilderen/Collage/ Brooddeeg/Experimenteren/Stempelen “, Syllabus KHBO E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
60%
schriftelijk examen
40%
opdrachten
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
60%
schriftelijk examen
40%
opdrachten
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
49
4.11
Muzische ontwikkeling: muzikale opvoeding 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
5
Titularis
Joris Lasure
Docent(en)
Joris Lasure, Ann Christiaens
O M S C H R I J V I N G Een eerste vereiste om muzikale activiteiten in een kleuterklas goed te kunnen leiden, is dat de Kleuteronderwijzer(es) zelf een basiskennis, of een zekere muzikale achtergrond bezit. Dit heeft als gevolg dat de inhoud van de cursus bestaat uit twee onderwijsleeractiviteiten: • •
muziek maken op eigen niveau (muzikale vaardigheden) muziek maken met kleuters (muziekdidactiek)
4.11.1
Muzikale vaardigheden
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Contacturen
15 weken van 2u atelier + 4 begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Ann Christiaens (K124.1) en Joris Lasure (K124.2, K124.3)
O M S C H R I J V I N G Alle vaardigheden die nodig zijn om deze basiskennis te bezitten, vallen onder deze onderwijsleeractiviteit: zang & repertoire: Omdat veel studenten er weinig vertrouwd mee zijn, wordt er tijdens de lessen heel veel gezongen. Bovendien wordt een degelijk en uitgebreid repertorium kleuterliederen opgebouwd, met aandacht voor het zelf schrijven van goede kleutermelodieën op een eigen tekst. blokfluit: Naast het spelen van liederen en studiemateriaal, wordt ook aandacht besteed aan samenspel en improvisatie. ritmische vorming bestaat overwegend uit allerlei vormen van klapoefeningen met het body-slagwerk, ritmeren van versjes en het opbouwen van spreekkoren. theoretische basis: wordt aangebracht in functie van de praktijk. C O M P E T E N T I E S 1.3 3.1
50
de leerinhouden/leerervaringen selecteren basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L S T E L L I N G E N Werken aan het eigen zangniveau • Individueel en a capella een lied juist en expressief kunnen zingen. • De begintoon van een lied kunnen overnemen van de blokfluit. Kleuterlied • De drempelvrees overwinnen om individueel een lied te zingen. • De toon kunnen houden bij het zingen. • Individueel en a capella een lied juist en expressief kunnen zingen. • Opbouwen van een uitgebreid repertorium kleuterliederen. • Weten op welk niveau kleuters van verschillende leeftijden kunnen zingen. Blokfluit • De noten binnen de tessituur c’ tot e” (diatonisch) met fis’ en bes’ kennen. • Een eenvoudig speelstuk of lied kunnen ontcijferen en uitvoeren. • De begintoon van een lied zelfstandig kunnen opgeven en overnemen. • De klas kunnen begeleiden op de blokfluit. Muziektheorie • De noten binnen de tessituur c’ tot e” kunnen lezen. • Inzicht hebben in de structuren van ritmes en maatsoorten, dynamische tekens en andere theoretische termen, nodig voor het uitvoeren van eenvoudige liederen en speelstukken. • De opbouw en verwantschap van de grote tertstoonladders begrijpen om liederen die te hoog of te laag geschreven staan te kunnen transponeren. • Eenvoudige teksten kunnen ritmeren. • De eigenschappen van een kleuterlied kennen. • Kleuterliederen kunnen maken met behulp van kleuterliedpatronen. I N H O U D Training van die vaardigheden nodig bij het uitvoeren (vocaal en instrumentaal) van liederen en speelstukken op het niveau van de kleuterklas en op eigen niveau. Op het einde van het eerste jaar hebben de studenten de competentie om een eenvoudig kleuterlied geheel zelfstandig te ontcijferen en het prima vista op de blokfluit te spelen. O N D E R W I J S V O R M E N werkcollege, zelfstudie S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht CHRISTIAENS, A., en LASURE, J., handleiding bij de cursus muzikale vaardigheden, Brugge, KHBO, 2007 CHRISTIAENS, A., en LASURE, J., Liedbundel, Brugge, KHBO, 2006 Aanbevolen Allerhande oefenmateriaal aangeboden via Toledo
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
51
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 40%
60%
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
muzikale vaardigheden
100%
praktische proef
muzikale vaardigheden
100%
praktische proef
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
muzikale vaardigheden
4.11.2
evaluatiemethode praktische proef
Muziekdidactiek
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
1
Contacturen
5 weken van 2u contactonderwijs + 1u begeleid zelfstandig werk
Docent(en)
Ann Christiaens (K125.1) en Joris Lasure (K125.2, K125.3)
O M S C H R I J V I N G In de leefwereld van de kleuter neemt het muziekbeleven een voorname plaats in. Het is dan ook logisch dat in de kleuterklas elke dag zo veel mogelijk muzikale spelletjes en liedjes gebruikt worden. Het hoe en waarom komt aan bod in deze onderwijsleeractiviteit. C O M P E T E N T I E S 1.2 1.3 1.5 1.6 1.7 3.1 3.2 3.3 4.1
52
doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L S T E L L I N G E N • • • •
De benodigde functionele muziektheorie bezitten en kunnen toepassen in de didactiek Tien zelfgemaakte instrumenten voor allerhande activiteiten kunnen gebruiken in de kleuterklas. Allerhande ritmische en melodische spelletjes kunnen leiden voor een groep kleuters. Een lied vormend kunnen voorstellen aan een groep kleuters, rekening houdend met ritmische en melodische vorming, stemvorming en toonovername.
I N H O U D • • • • •
Het muzikale geluidenrooster Muzikale momenten in de kleuterklas Spelletjes met muziekinstrumenten Liedanalyse een lied vormend voorstellen in de kleuterklas
O N D E R W I J S V O R M E N Hoorcolleges, werkcolleges, begeleid zelfstandig werk, zelfstudie S T U D I E M A T E R I A A L CHRISTIAENS, A., en LASURE, J., Muziekdidactiek 1 BAKO, Brugge, KHBO, 2007 CHRISTIAENS, A., en LASURE, J., Muziektheorie 1 BAKO, Brugge, KHBO, 2007 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 40%
60%
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
muziekdidactiek
100%
schriftelijk examen
muziekdidactiek
100%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel muziekdidactiek
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
53
4.12
Muzische ontwikkeling: dramatisch spel en bewegingsexpressie 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
11 weken aan 2u atelier + 3u begeleid zelfstandig werk
Titularis
Sofie Thoen
Docent(en)
Sofie Thoen (K126.1, K126.2, K126.3)
O M S C H R I J V I N G Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 is in twee stukken opgedeeld: in een eerste deel ontdek je wat dramatisch spel en bewegingexpressie (dans) is en ervaar je op eigen niveau hoe de verschillende elementen van dramatisch spel en bewegingsexpressie op elkaar kunnen inspelen. In beide domeinen staat cratief werken met het lichaam (en stem) centraal. In dramatisch spel leer je spontaan spelen, je verbeeldingskracht gebruiken, spelen met je stem, spelen met een pop en durven aandacht pakken. Door allerlei creatieve oefeningen bevorder je je eigen expressievaardigheden die je als leerkracht kan inzetten in de klas. (oefenen met klaspop) In bewegingsexpressie onderzoek je de mogelijkheden van je lichaam, verken je de drie basisdimensies tijd, kracht en ruimte en krijg je aanzetten om plezier te beleven aan dansen. In het tweede deel verken je diverse muzische drama- en bewegingsexpressieactiviteiten voor kleuters. Je ervaart hoe je thema’s, materialen en werkvormen kan vertalen in boeiende opdrachten. Je leert een activiteit organiseren, stapsgewijs een activiteit opbouwen, werken vanuit vrijheid en veiligheid en creativiteit stimuleren. Op het einde van de lessenreeks ben je in staat om een les uit een boek of handleiding aan te passen naar de concrete klaspraktijk met kleuters. C O M P E T E N T I E S de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2 1.3 1.4 1.5 1.7 1.11
doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met het taalbeheersingsniveau van de kleuters.
de leraar als opvoeder 2.1 2.2 54
In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2.3
door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden
de leraar als inhoudelijk expert 3.1 3.2
basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk
de leraar als organisator 4.1 4.4
een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
attitudes A1 A4 A5 A6 A8
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen Leergierigheid actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken Creatieve gerichtheid erop gericht zijn om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen
D O E L S T E L L I N G E N de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • • • • •
doelstellingen kiezen en formuleren een spel opbouwen vanuit drama en dans eigen dramavaardigheden (stem, mimiekpop, spel) inzetten in omgang met kleuters vanuit materiaal, thema en werkvorm een activiteit kunnen selecteren een activiteit uit een handleiding of boek kunnen analyseren aan de hand van een criterialijst.
de leraar als opvoeder • • •
positief leefklimaat: vrijheid en veiligheid creëren participatie stimuleren Aandacht hebben voor het lichaam en de stem als dramatisch instrument
de leraar als inhoudelijk expert • • • •
de bewegingselementen tijd, kracht en ruimte illustreren de componenten van een muzische grondhouding beschrijven basiskennis muzische vorming beheersen en de eigen dramavaardigheden aanwenden in de klaspraktijk de mogelijkheden van lichaam en stem ontdekken als dramatisch en dansant instrument
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
55
de leraar als organisator • •
gestructureerd een les dramatisch spel en bewegingsexpressie organiseren klasmanagement in een les dramatisch spel
attitudes: • • • • •
durven stem en lichaam te gebruiken om zich te uiten verbeelding gebruiken in een dramatisch - of bewegingscontext creativiteit kunnen aanwenden kunnen samenwerken in functie van een werkstuk bewust worden van eigen muzische grondhouding
O N D E R W I J S V O R M E N Onderwijsleergesprek, werkcollege, individuele opdrachten (zie verder) S T U D I E M A T E R I A A L Cursus ‘dramatisch spel 1’, Koen Crul, Klein applaus, Abimo, 2005, K. Crul ea Cursus ‘Ritmiek en expressie 1’, Linsey Hardyns. Leerplan muzische opvoeding deelleerplan dramatisch spel VVKBaO, 1999 Leerplan muzische opvoeding deelleerplan bewegingsexpressie, VVKBaO, 1999 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode verhouding tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% onderlinge evaluatieonderlinge evaluatieonderdeel onderdeel verhouding methode verhouding methode 50% permanente dramatisch spel en evaluatie bewegingsexpressie 50%
individuele/ groeps taken
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel dramatisch spel en bewegingsexpressie
onderlinge verhouding
evaluatiemethode mondeling examen en herwerken taken
Opdrachten: Taak1: drama- en dansspelletjes opzoeken, een activiteit uit een boek/brochure bespreken aan de hand van een criterium lijst. Taak 2: presentatie van een kort drama en dansproduct.
56
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.13
Stage: kleuterondewijs 1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
11
Titularis
Joris Lasure
O M S C H R I J V I N G Het opzet van de didactische stage situeert zich op verschillende vlakken. Voor de aspirant-leerkracht is het enerzijds belangrijk zo vlug mogelijk het eigen werkveld (de school, klas, doelgroep: leerlingen/kleuters) te verkennen. Anderzijds wil de aspirant-leerkracht ook ervaren of zijn beroepsverwachtingen beantwoorden aan de realiteit en aan zijn beroepsmogelijkheden. Daarom krijgt hij vrij vlug de kans om met een klas om te gaan, om een inhoud uit te werken naar de eigen doelgroep, om verworven pedagogisch-didactische inzichten toe te passen. De didactische stage omvat: • Observatiestage: De studenten observeren een didactische activiteit in de stageschool en bespreken deze o.l.v. de docent pedagogische wetenschappen en/of de vakdocent. • Doestage: De student zelf leidt de activiteit. Dit kan evolueren van “werken met een groep” en van “geven van een oefenmoment” (initiatiestage) naar respectievelijk “werken met een klas” en “geven van een volledige les/activiteit”. De oefenactiviteiten vinden plaats zowel in scholen die dicht bij het opleidingsinstituut gelegen zijn, als in een school in de eigen woonstreek. C O M P E T E N T I E S 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2.1 3.1 3.2 4.1 4.2 4.3 4.4 5.3 7.3
de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren op correcte wijze administratieve taken uitvoeren een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen het eigen functioneren bevragen en bijsturen de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
57
A1 A2 A3
A5 A10
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie
D O E L S T E L L I N G E N Observatiestage • • •
Je bent in staat een les of een didactische activiteit van beperkte duur gericht maar precies te observeren en van daaruit gegevens aan te brengen voor een kritische groepsbespreking onder leiding van de docent. Je kan een kwaliteitsvol verslag maken van een geobserveerde les of activiteit én van de groepsbespreking. Je schrijft hierbij adequaat Nederlands of de taal waarin de les gegeven werd.
Initiatie- en doestage 1
BEROEPSHOUDING
Je voelt je verantwoordelijk voor de les die je geeft. Je toont dat o.m. doordat je: • de nodige informatie en documentatie opzoekt in i.c. leerplan, schoolboeken, andere bronnen; • een goed uitgeschreven lesontwerp maakt; • afspraken maakt met de stagebegeleider en/of met de andere studenten die dezelfde les/activiteit geven; • deze afspraken respecteert; • de les/activiteit volledig uitschrijft; • deze na correctie herwerkt; • het materiaal vooraf uitprobeert; • stipt aanwezig bent voor de uitvoering; • het geleende materiaal terugbezorgt; • je voorkomen verzorgt. Je wilt werk maken van het leren lesgeven. Je toont dat o.m. doordat je: • constructief omgaat met op- en aanmerkingen van de stagebegeleider of –mentor; • een procesevaluatie maakt na de les/activiteit. (zelfreflectie) • je zelfkritisch bent. Je bent bereid documenten ordevol te bewaren. Je toont dat o.m. doordat je: • een stagemap opstelt volgens de gekregen instructies; • de stageactiviteiten nauwkeurig registreert; • de documenten van de stage (organisatie, observatieverslagen, lesvoorbereidingenen rapporten, procesevaluaties, …) ordevol bijhoudt.
58
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
CONTACT
Je gaat tijdens de les sociaal vaardig met de doelgroep om. Je ontwikkelt constructieve relatiewijzen met de leerlingen. Je toont dat o.m. doordat je: • visueel contact hebt met de meeste kleuters van de klas; • de betrokkenheid van de kleuters stimuleert; • vriendelijk voor de klas staat; • openstaat voor de gevoelswereld van de kleuters; • kleuters respecteert; • kleuters helpt in hun leerproces tijdens de les/activiteit zelf; • duidelijke regels en afspraken maakt; • inspanningen doet om deze regels en afspraken met de nodige soepelheid te laten naleven. 3
TAAL
Je spreekt adequaat Nederlands (i.c. de taal van het onderwijsvak). Je toont dat o.m. doordat je: • helder en vlot verwoordt; • expressief praat; • je uitspraak verzorgt; • je werkt aan een “zuivere” taal. Je schrijft adequaat Nederlands (i.c. de taal van het onderwijsvak). Je toont dat o.m. doordat je: • je taal verzorgt bij het opstellen van de les/activiteit; • je taal verzorgt bij het maken van de didactische media ‘bord, transparant, brief gericht aan de ouders, leerlingenbladen, …). 4
LEERINHOUD EN –VAARDIGHEDEN.
Je beheerst de leerinhoud en –vaardigheden die je aan de kleuters wilt aanleren. Je toont dat o.m. doordat je: • de leerinhoud en –vaardigheden correct weergeeft in de voorbereiding van de les/activiteit; • de leerinhoud gestructureerd en logisch overbrengt; • gepast reageert op vragen en/of fouten van de kleuters; • de vaardigheden correct demonstreert. O N D E R W I J S V O R M E N Observatiestage: observatie, bespreking Doestage: stage, stagebespreking, zelfreflectie Leergroepen S T U D I E M A T E R I A A L Praktijkgids 1 BAKO E V A L U A T I E Observatiestage wordt niet rechtstreeks geëvalueerd. Het is de bedoeling dat de studenten in hun doestage rekening houden met de kritische besprekingen van de observatielessen. Doestage: De beoordeling van de didactische stage gebeurt door permanente evaluatie. Bij iedere les/activiteit hoort een geschreven evaluatieformulier en doorgaans ook een Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding kleuteronderwijs – Eerste programmajaar
59
begeleidingsgesprek hetzij door een docent van de hogeschool, hetzij door de kleuteronderwijzer(es) in de stageschool (mentor). In februari wordt de didactische stage door het docententeam tussentijds beoordeeld en met de student besproken in een begeleidingsgesprek; er wordt m.a.w. een stand van zaken opgemaakt. Deze evaluatie is formatief. De eindevaluatie van de didactische stage gebeurt op het einde van het jaar. Bij de beoordeling wordt nagegaan in hoeverre de vooropgestelde doelen bereikt zijn; het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De klemtoon bij de eindevaluatie ligt op: • beroepshouding (verantwoordelijkheid); • contact (dynamiek, betrokkenheid); • verzorgde taal; • juistheid van de gegeven inhoud en/of vaardigheid. Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0%
100%
Tweede examenkans of derde examenperiode
geen tweede examenkans mogelijk
60
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende