Programmagids 2015-2016 Voltijd fase beroepstakenbekwaam
Datum Kenmerk Blad
8 juli 2015 PrVT-BB_2015-2016 1/32
Inhoud Vooraf
4
1.
LeerKracht 3
5
2.
LeerKracht 4
7
3.
Studiecoaching
9
4.
Professionele gecijferdheid 3
10
5.
Professionele gecijferdheid 4
11
6.
Wiskunde didactiek 3
12
7.
Wiskunde didactiek 4
14
8.
Oriëntatie op jezelf en de wereld - Wereldwijs
16
9.
Beeldende vorming
17
10. Muziek
18
11. Drama
19
12. Engels
21
13. Handschriftontwikkeling 3
23
14. Bewegingsonderwijs
25
15. Dans
26
16. Gezondheidskunde
27
17. Taallab 3
28
18. Taallab 4
29
19. Spraak- en taalstoornissen signaleren in de klas
30
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 2/32
20. Trainingslijnen
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 3/32
32
Vooraf In deze programmagids tref je per programma een korte beschrijving aan van de inhoud en opzet. Ook wordt aangegeven op welke wijze het programma wordt getoetst en hoeveel EC’s het programma vertegenwoordigt. Meer informatie over de inhoud van het programma vind je in de bij het programma behorende studieroute die je vindt in de digitale leeromgeving van de Marnix Academie. De inhoud van deze gids staat vast voor het hele collegejaar 2015-2016. De inhoud van de studieroute kan gedurende het collegejaar worden gewijzigd. Daarbij blijft de tekst in deze programmagids leidend.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 4/32
1.
LeerKracht 3
In LeerKracht 3 staat afstemmen op onderwijsbehoeften centraal. Je zult inmiddels ervaren hebben dat niet alle leerlingen op dezelfde wijze ‘profiteren’ van je lessen omdat leerlingen van elkaar verschillen. Leerlingen verschillen bijvoorbeeld van elkaar qua capaciteiten, persoonlijkheid, ontwikkelingsniveau, didactisch niveau, leerstijl, concentratievermogen, zelfsturing en belangstelling om maar eens een paar zaken te noemen. De onderwijsbehoeften van leerlingen zijn op grond van deze verschillen heel divers. Hoe kan een leerkracht in zijn lessen tegemoet komen aan al die verschillen? Een groot aantal doelen wordt binnen het onderwijsprogramma uitgesplitst naar een serie onderzoeksactiviteiten op tweedejaarsniveau. Het onderzoek is in het kader van dit onderwijsprogramma gericht op ‘het afstemmen op onderwijsbehoeften’. Inhoud Afstemmen op onderwijsbehoeften Het is de pedagogisch-didactische taak van de leraar om het kind centraal te stellen in zijn onderwijs. De leraar kan binnen elk onderwijssysteem het verschil maken voor leerlingen. Binnen het vak LeerKracht 3 wordt gewerkt aan de leraar die het verschil maakt voor alle leerlingen. Deze leraar: (a) doet onderzoek naar voorkeuren, mogelijkheden en talenten van alle leerlingen in de groep en verbindt hier consequenties aan. (b) doet een vorm van onderzoek waarbij het kind betrokken wordt of een rol heeft. De leraar doet onderzoek naar het leerproces van zijn leerlingen. (c) doet onderzoek naar de kansen van convergente differentiatiemodellen voor passend onderwijs. De centrale begrippen van handelingsgericht werken worden hierbij behandeld. (d) doet onderzoek naar kansen van divergente differentiatiemodellen voor passend onderwijs. Het gedachtegoed van reformpedagogen, moderne pedagogen en hun pedagogischedidactische implicaties wordt praktisch en theoretisch onderzocht. (e) doet onderzoek naar kansen van zowel summatieve als formatieve toetsing voor passend onderwijs. Centrale kwaliteitsbegrippen rond toetsing staan centraal. (f) doet onderzoek naar overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlandse onderwijssysteem en onderwijssystemen binnen Europa. Het onderzoek richt zich o.a. op de plek van het kind (en zijn leraar) in het onderwijs binnen de cultuur-historische context van het land. Doelen De student verzamelt, analyseert en interpreteert pedagogische en didactische gegevens op groepsniveau. De student brengt voor enkele kinderen stimulerende, belemmerende factoren en onderwijsbehoeften in kaart. De student kan een kritische vergelijking maken tussen vormen van (divergente en convergente) differentiatie en verschillende manieren om de ontwikkeling van leerlingen te volgen en te toetsen (formatief en summatief). Studenten vergelijken en analyseren (vernieuwende) onderwijsconcepten (uit binnen- en buitenland).
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 5/32
Relatie met onderzoekslijn Studenten kunnen vanuit een nieuwsgierige houding een onderzoeksvraag opstellen. Op basis van literatuurstudie stellen studenten onderzoeksinstrumenten op (proces van operationalisatie). Op basis van verzamelde data kunnen studenten een genuanceerd en onderbouwd antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Generieke kennisbasis alle domeinen komen aan de orde; specificatie in op te vragen document
Competenties 1 2 3 4 5 6 7 8
HBO-kwalificaties
Vorm
EC
1 2 3 4 5 6 7 8 10
Hoorcollege en interactiecollege 14 bijeenkomsten bestaande uit hoorcolleges van 80 minuten, interactiecolleges van 160 minuten en projecttijd van 80 minuten. Tijdens de projecttijd vinden onderzoeksactiviteiten plaats.
6 EC
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing
Bij coachingsmomenten in het onderzoeksproces is aanwezigheid verplicht.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 6/32
Eén tentamen van 4 EC Projectopdracht van 2 EC
2.
LeerKracht 4
Hoe stimuleer je de creativiteit bij kinderen? Creativiteit, verbeeldingskracht en probleemoplossend vermogen zijn de belangrijke vaardigheden van de 21e eeuw. Creativiteit en innovatieve vaardigheden in het onderwijs staan dan ook op de agenda van alle Europese landen als één van de 21st century skills. Meer plaats voor de verbeelding in het onderwijscurriculum en kunsteducatieprojecten geeft hoop op meer cultureel zelfbewuste burgers met goed ontwikkelde sociale en emotionele vaardigheden. Kunstonderwijs is daarbij een onmisbare sleutel. Kunst leert kinderen ruimdenkend te zijn; te kijken door allerlei brillen naar de wereld om zich heen. Bovendien zorgt kunstonderwijs ervoor dat kinderen zich kunnen uiten in een kunstvorm, met het lichaam, met voorwerpen, met taal, muziek, met grafische tekens en combinaties van deze beelden. Door artistieke producten te maken en kunst mee te maken krijgen kinderen grip op de wereld om hun heen. Kunstonderwijs wordt zowel apart, maar ook geïntegreerd met andere vakken aangeboden. Creatieve Kracht is een geïntegreerd vak van LeerKracht en de Kunstvakken. Je ontwerpt een uitdagende leerroute waarbij je de creativiteit van kinderen stimuleert. Je maakt daarvoor een (gecombineerde) keuze uit muziek, drama of beeldende vorming. Dat integreer je met andere vakken. Je combineert dus de vakdidactiek van Kunst- en andere vakken. Je gebruikt voor het ontwerpen van de lessenserie een ontwerpmodel: het ADDIE model. Dit model helpt je om eerst naar kinderen en hun sociaal-culturele context te kijken. Op basis daarvan ga je ontwerpen en uitvoeren. Het ontwerpen is een cyclisch proces: na elke les evalueer je, samen met de kinderen. Op basis van de nieuwe beginsituatie herontwerp je de volgende les. Inhoud Creatieve Kracht bestaat uit twee periodes: in periode 7 zijn er wekelijks 4 colleges. In periode 8 zijn er wekelijks 2. Tijdens de eerste periode staat het analyseren en ontwerpen centraal. Gedurende zeven weken zijn er geïntegreerde bijeenkomsten van LeerKracht en Kunst, workshops van de kunstvakken die je in je ontwerp opneemt en begeleidingsuren. Daarnaast gaat de kennisdeling ten aanzien van internationalisering verder. De toetsing (mondeling) van deze voorbereidingsfase vindt plaats tijdens de contacturen. Tijdens de tweede periode staan uitvoering en reflectie centraal. Na de uitvoering heb je opnieuw een mondelinge toets, waarin je verantwoording aflegt over de uitvoering. Doelen Hoofddoel: Studenten kunnen creativiteit stimuleren bij hun leerlingen. Subdoelen: Studenten kunnen een doelgroepanalyse maken van de interesses, pedagogische behoeften, niveaus van kinderen en van de sociaal-culture context van de kinderen in hun stagegroep. Studenten kunnen op basis van de doelgroepanalyse een leerroute ontwerpen volgens het ADDIE-model. Studenten kunnen vakintegratie toepassen in hun ontwerp. Studenten kunnen 21st century skills toepassen in hun ontwerp. Studenten ontwikkelen een visie op creativiteitsontwikkeling in de Nederlandse situatie in
vergelijking met een ander Europees land. Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 7/32
Kennisbasis
Competenties
A1.1.1.1-3 A1.1.1.5-7 A1.1.5.1 A1.1.6.1 A1.1.7-8 A1.2.1 A1.2.2.2 A3.2.1.1 A3.2.1.3 B1.1.2.1 B2.1.1.1 B2.1.1.5 B2.1.2.2 B2.1.2.4 B2.1.3.10 B2.1.3.11 B2.2.2.3
1 2 3 4 5 6 7 8
HBOkwalificaties 1 2 3 4 5 6 7 8 10
Vorm
EC’s
Interactie- en werkcolleges, practica. 7x320 min + 7x160 min).
7
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing
We gaan uit van actieve deelname aan de colleges. Er is geen aanwezigheidsplicht.
Verantwoording vooraf en achteraf (mondeling met schriftelijke onderbouwing): 4 EC’s. (beoordeling door LK4- en Kunstdocent) Uitvoering: 2 EC’s. (beoordeling door mentor) Deelname Internationalisering: 1 EC.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 8/32
3.
Studiecoaching
Een leraar die aan de Marnix wordt opgeleid, ontwikkelt een ruime, integrale opvatting van professionaliteit. Het gaat om jouw PERSOONLIJKE invulling van je beroep. Jouw beroepsidentiteit wordt gevormd door een goede balans tussen kennis, vaardigheden en attitudes passend bij het beroep van leraar én een persoonlijke en professionele identiteit die zich (verder) ontwikkelt gedurende de jaren van de opleiding en in de beroepspraktijk. Deze identiteit is zichtbaar in je persoonlijk, authentiek en geïnspireerd handelen. Tijdens studiecoaching word je begeleid in het ontwikkelen van jouw beroepsidentiteit. Om als zelfsturende professional aan het werk te kunnen is het belangrijk dat je inzicht krijgt in je eigen leren, dat je je eigen leren leert plannen en dat je kunt reflecteren (met name over je leerproces). Tijdens studiecoachbijeenkomsten wordt aandacht geschonken aan zelfsturing en planmatig handelen. De Marnix hoopt je hiermee een basis mee te geven, zodat je een leven lang door kunt leren. Je leert je eigen handelen in de praktijk te analyseren door middel van reflectie, maar ook door een koppeling te maken met theorie (generalisatie). Je leert ook aspecten van competenties, die je aan het ontwikkelen bent, bewust toe te passen in verschillende situaties (transfer). In de studiecoachgroep krijg je door samenwerking en feedback steeds meer inzicht in je ontwikkeling naar persoonlijke meesterschap. Doelen De student kan zijn persoonlijke visie op onderwijs weer met hierin verwerkt de pedagogische, onderwijskundige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke dimensie verwoorden. De student analyseert zijn ontwikkeling van de acht competenties van de Marnix Academie op het niveau beroepstakenbekwaam. De student maakt zijn ontwikkeling van de metacognitieve vaardigheden reflectie, generalisatie en transfer op het niveau beroepstakenbekwaam inzichtelijk waarbij hij generalisatie op niveau beroepstakenbekwaam aantoont. De student verdiept zijn leer-, communicatie- en intervisievaardigheden: hij plant zijn eigen leerproces, kan anderen feedback geven en feedback ontvangen en past meerdere intervisiemodellen toe. Kennisbasis generiek A2.1.3.1/A2.1.3.2 A2.2.1.3/A.2.2.1.5 A2.2.2.3/A3.1.3.5 A3.1.3.6/A3.2.3.2 B2.1.3.4/B2.1.3.6 C1.1.1.1/C1.1.1.3 C1.1.2.2
Competenties 1 2 3 4 5 6 7 8
HBOkwalificaties 1 2 4 6 7 8 9 10
x x x x x x x x
Vorm
EC’s
7 studiecoachbijeenkomsten van 80 minuten per periode (totaal 28 bijeenkomsten) Hiernaast plant de studiecoach individuele gesprekken met de student in. Aanwezigheids/deelnameplicht
5 EC
Toetsing studievoortgangstoets
ja
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 9/32
4.
Professionele gecijferdheid 3
In Professionele Gecijferdheid 3 wordt gewerkt aan de eigen rekenvaardigheid en wordt leerlingwerk geanalyseerd. Inhoud Op alle pabo’s in Nederland vormt de Kennisbasis Rekenen-Wiskunde het uitgangspunt voor de inhoud van het curriculum. Deze kennisbasis schrijft voor welke kennis en leerkrachtvaardigheden een startbekwame leraar basisonderwijs moet bezitten op het gebied van rekenen-wiskunde. Dit is samen te vatten in vier competenties. Een goede leerkracht moet: zelf beschikken over voldoende rekenvaardigheid en gecijferdheid; rekenen-wiskunde betekenis kunnen geven voor kinderen; oplossingsprocessen en niveauverhoging kunnen realiseren bij kinderen; wiskundig denken van kinderen kunnen bevorderen. Bij Professionele gecijferdheid 3 werk je aan de eerste competentie. Je verbetert je eigen gecijferdheid en rekenvaardigheid en leert hoe je het reken-wiskundig denken en handelen van kinderen kunt analyseren. Met die kennis en vaardigheden kun je jouw rekenlessen meer wiskundige inhoud geven. Doelen De student beschikt over voldoende rekenvaardigheid en gecijferdheid voor wat betreft het domein gehele getallen. Hij beheerst dit op het niveau 3S. De student beschikt over voldoende rekenvaardigheid en gecijferdheid voor wat betreft het domein meten. Hij beheerst dit op het niveau 3S. Bovenstaande zodat de student de kennisbasistoets haalt en zodat de student deze kennis in kan zetten in de rekenlessen in de stage waardoor de doelen beter bereikt worden. De student kan het AVE-model toepassen voor wat betreft het analyseren van leerlingwerk uit de praktijk en past dit toe in de praktijk. Kennisbasis
Competenties
Rekenen/wiskunde voor de PABO 2. hele getallen 4. meten
3
HBOkwalificaties 1 2 6 7
Vorm Interactiecollege 7 bijeenkomsten van 80 minuten. Aanwezigheids/deelnameplicht Geen aanwezigheidsplicht.
Datum Onderwerp Blad
1 EC’s
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 10/32
Toetsing eigen vaardigheidstoets, kennisbasistoets WB-fase.
5.
Professionele gecijferdheid 4
In Professionele Gecijferdheid 4 wordt gewerkt aan de eigen rekenvaardigheid en wordt leerlingwerk geanalyseerd. Inhoud Op alle pabo’s in Nederland vormt de Kennisbasis Rekenen-Wiskunde het uitgangspunt voor de inhoud van het curriculum. Deze kennisbasis schrijft voor welke kennis en leerkrachtvaardigheden een startbekwame leraar basisonderwijs moet bezitten op het gebied van rekenen-wiskunde. Dit is samen te vatten in vier competenties. Een goede leerkracht moet: zelf beschikken over voldoende rekenvaardigheid en gecijferdheid; rekenen-wiskunde betekenis kunnen geven voor kinderen; oplossingsprocessen en niveauverhoging kunnen realiseren bij kinderen; wiskundig denken van kinderen kunnen bevorderen. Bij Professionele Gecijferdheid 4 werk je aan bovenstaande vier competenties. Je verbetert je eigen gecijferdheid en rekenvaardigheid en leert hoe je het reken-wiskundig denken en handelen van kinderen kunt analyseren, verklaren en evalueren. Met die kennis en vaardigheden kun je jouw rekenlessen meer wiskundige inhoud geven. Doelen De student beschikt over voldoende rekenvaardigheid en gecijferdheid voor wat betreft de domeinen ‘hele getallen’ en ‘verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen’ en ‘meten’. Hij beheerst dit op het niveau 3S. Dit zodat de student de kennisbasistoets haalt en zodat de student deze kennis in kan zetten in de rekenlessen in de stage waardoor de doelen beter bereikt worden. De student kan het AVE-model toepassen voor wat betreft het analyseren, verklaren en evalueren en past dit model toe in de praktijk. Kennisbasis
Competenties
Rekenen/wiskunde voor de PABO 2. hele getallen 3. verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen 4. meten
1 3
Datum Onderwerp Blad
HBOkwalificaties 1 2 6 7
Vorm
1 EC’s
Interactiecollege 7 bijeenkomsten van 80 minuten. Aanwezigheids/deelnameplicht Geen aanwezigheidsplicht.
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 11/32
Toetsing Didactisch Practicum PG4, kennisbasistoets WB-fase.
6.
Wiskunde didactiek 3
In WiDi 3 wordt ingegaan op leerlijnen, kerndoelen en tussendoelen van de volgende onderdelen: verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen. Daarnaast staat het omgaan met verschillen tussen leerlingen centraal. Inhoud De realistische rekendidactiek wordt vormgegeven door vijf onderwijs leerprincipes ofwel principeparen. Drie van deze principes, namelijk ‘niveaus en modellen’, ‘structureren en verstrengelen’ en ‘sociale context en interactie’ zijn onderwerp in verschillende bijeenkomsten en deze onderwijsleerprincipes worden gekoppeld aan sommen en vraagstukken die behoren tot het domein ‘Verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen’. Daarnaast maakt de student in dit programma kennis met de mogelijkheden om adaptief rekenonderwijs te verzorgen; de student ziet mogelijkheden om, om te gaan met verschillen in de rekenles. Het programma bestaat uit 7 bijeenkomsten waar de studenten aan de slag gaan met casussen waarbij het omgaan met verschillen het uitgangspunt is. Doelen 1. De student begrijpt dat de kinderen in hun praktijkgroep handelen en redeneren op verschillende ontwikkelingsniveaus 2. De student begrijpt dat het tempo van het doorlopen van de drie verschillende ontwikkelingsniveaus (van handelen en redeneren) per kind verschilt. 3. De student weet hoe hij pedagogische en didactische veiligheid kan bieden tijdens de rekenles. 4. De student begrijpt en onderscheidt de verschillende lesfasen van twee lesmodellen: rekenles met verlengde instructie en het lesmodel ontdekkend leren 5. De student begrijpt welk lesmodel het beste ingezet kan worden om de lesdoelen te behalen. 6. De student zet de kennis van de verschillende niveaus van alle leerlijnen in om kinderen binnen de zone van de naaste ontwikkeling op een hoger niveau te krijgen. 7. De student kent en gebruikt verschillende vormen van differentiatie in de rekenles. 8. De student kent en begrijpt de verschillende interactievormen die de leerkracht in de groep hanteert. 9. De student kent en begrijpt voor de leerlijnen voor verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen in groep 1-8 de drie verschillende ontwikkelingsniveaus (van handelen en redeneren). Dit betekent met betrekking tot het informele niveau: de student herkent de diverse contexten; met betrekking tot het semi-formele niveau: de student herkent de verschillende strategieën met bijbehorende modellen; met betrekking tot het formele niveau: de student herkent de verschillende strategieën die door de leerling op formele wijze ingezet worden. 10. De student kent de lesmodellen voor de instructieles en de ontdekkende les met bijbehorende fases. 11. De student kan op basis van vanuit de reken/wiskunde methode geformuleerde doelen een instructie en/ of ontdekkende les voorbereiden en geven met betrekking tot het formele niveau: de student herkent de verschillende strategieën die door de leerling op formele wijze ingezet worden.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 12/32
12. De student kent en herkent de specifieke vakdidactiek van de principeparen en zet deze in om kinderen te begeleiden conform gehanteerde leertheorie. Onderwijs-leerprincipes 13. De student kent en begrijpt het principepaar 'niveaus en modellen' van het realistisch rekenwiskundeonderwijs en ziet mogelijkheden om deze in de praktijk toe te passen. 14. De student kent en begrijpt het principepaar 'sociale context en interactie' van het realistisch reken-wiskundeonderwijs en ziet mogelijkheden om deze in de praktijk toe te passen. 15. De student kent en begrijpt het principepaar 'structureren en verstrengelen’ van het realistisch reken-wiskundeonderwijs en ziet mogelijkheden om deze in de praktijk toe te passen.
Kennisbasis
Competenties
Domein gebroken getallen en vakdidactiek.
1 2 3 4 7
HBOkwalificaties 1 2 6 4 7
Vorm interactiecollege (7 x 80 minuten)
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing Theorietoets
nee
Datum Onderwerp Blad
EC’s 1
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 13/32
7.
Wiskunde didactiek 4
Tijdens dit vak staat het creëren van een rijke leeromgeving en uitdagend onderwijs centraal. Daarbij spelen activerende werkvormen een belangrijke rol. Activerende werkvormen ontstaan vanuit de actualiteit, het spel van kinderen en hun leefomgeving. Inhoud Activerende werkvormen ontstaan vanuit de actualiteit, het spel van kinderen en hun leefomgeving. Je krijgt hiervan voorbeelden te zien, zoals de reken-wiskundehoek, en gaat daar zelf ook mee aan de slag. Je zult gaan zien dat over de vakdidactiek van rekenen-wiskunde verschillende opvattingen bestaan. Je gaat ervaren dat de realistische didactiek overeenkomsten vertoont met de uitgangspunten van uitdagend onderwijs. In WiDi 4 komt het domein meetkunde aan de orde. Je maakt kennis met de verschillende deelgebieden van de meetkunde en leert over de invulling van deze deelgebieden in de verschillende leerjaren. Je krijgt inzicht in de opbouw van de leerstof en ziet hoe je meetkundige vraagstukken voor kinderen moeilijker en makkelijker kunt maken. Doelen De student kent en begrijpt het principepaar 'construeren en concretiseren' van het realistisch reken-wiskundeonderwijs en ziet mogelijkheden om deze in de praktijk bij het rekenen tot 100 toe te passen. De student kent en begrijpt het principepaar 'reflectie en eigen productie' van het realistisch reken-wiskundeonderwijs en ziet mogelijkheden om deze in de praktijk bij het rekenen tot 100 toe te passen. Mechanistisch versus realistisch reken-wiskundeonderwijs De student kent en begrijpt het onderscheid tussen mechanistisch en realistisch rekenwiskundeonderwijs. De student kan het onderscheid tussen mechanistisch en realistisch rekenwiskundeonderwijs in verband brengen met zijn/haar kennis over schriftelijk rekenen en over het gebruik van de rekenmachine in het basisonderwijs. De student kan de kenmerken van realistisch reken-wiskundeonderwijs in verband brengen met de uitgangspunten van uitdagend onderwijs. Reken-wiskundehoek De student weet en begrijpt hoe hij/zij een reken-wiskundehoek betekenisvol kan inrichten. De student weet en begrijpt welke didactische vaardigheden hij/zij moet inzetten bij het ontwerpen en uitvoeren van een reken-wiskundehoek. De student weet wat tussendoelen zijn en kan bij een tussendoel een passend ontwerp voor een reken-wiskundehoek kiezen en maken. Domein meetkunde De student kent en begrijpt het verschil tussen meten en meetkunde. De student kent en herkent de verschillende deelgebieden van de meetkunde. De student onderscheidt verschillende activiteiten uit de deelgebieden van de meetkunde en weet in welke bouw ze in het leerstofaanbod zijn opgenomen. De student kent de didactische opbouw van het domein meetkunde en kan voor de vijf deelgebieden van de meetkunde invulling geven aan deze didactische opbouw. De student kent de volgende begrippen: mentaal handelen en mathematiseren van de ruimte.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 14/32
De student begrijpt het nut en de verschillende waarden van meetkunde. De student begrijpt dat de kinderen in hun praktijkgroep handelen en redeneren op verschillende ontwikkelingsniveaus Kennisbasis
Competenties
Domein hele getallen(2) en meetkunde(5).
1 2 3 4 7 8
HBOkwalificaties 1 2 6 7
Vorm interactiecollege 7 bijeenkomsten van 80 minuten Aanwezigheids/deelnameplicht nee
Datum Onderwerp Blad
EC’s 1
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 15/32
Toetsing Theorietoets met mc vragen en open vragen
8.
Oriëntatie op jezelf en de wereld - Wereldwijs
In de BB fase vindt een verdieping plaats van de didactieken waarbij studenten zicht krijgen op de overeenkomsten en verschillen tussen de diverse zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, NMT en omgevingsonderwijs). Studenten worden zich bewust van de opbouw van leerstof in leerlijnen en worden geacht actief (methode)lessen te verrijken op basis van de beginsituatie van hun eigen klas en de mogelijkheden die de schoolomgeving biedt. Telkens speelt hier de transfer tussen de verschillende zaakvakken een rol. Doelen De student heeft een beeld van het zaakvakonderwijs op de basisschool. De student kan op basis van het beeld van het zaakvakonderwijs in de praktijk op verantwoorde wijze zijn onderwijs verrijken. De student kan uitleggen op welke manier de zaakvakken bijdragen aan de onderzoekende houding van kinderen. De student past de vakspecifieke didactieken toe in zijn onderwijs en verantwoordt deze. Kennisbasis
Competenties
1.1, 1.2, 2.1, 2.3, 2.4, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 2.2, 4.3
3 5 6 7 8
HBOkwalificaties 1 2 3 4 6 7
Vorm
EC
7 x 3 (aaneengesloten) college uren van 80 minuten met daarin onder meer hoorcolleges, werkgroepen, workshops en werkcolleges. Aanwezigheids/deelnameplicht
2
Actieve deelname
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 16/32
Toetsing Theorietoets en presentatie van onderzoek
9.
Beeldende vorming
Na een start met een korte herhaling over hoe mooie beeldende lessen gegeven moeten worden, gaan we op zoek naar de mogelijkheden van geïntegreerd onderwijs en cultuuronderwijs. Beeldend is zonder meer te integreren met andere vakken; andere vakken kunnen heel goed vanuit beeldend benaderd worden We gaan onderzoeken hoe de verschillende vakken en hun didactiek zich verhouden met beeldend en hoe beeldend zich verhoudt met de andere vakken. Speciaal voor de kleutergroepen: Een bijeenkomst besteden we aan groep 1; toch wel een heel speciale groep met een eigen benadering. Het gaat nadrukkelijk over leren lesgeven. Inhoud De opbouw van de bijeenkomsten beeldend is steeds hetzelfde: Er is altijd een aanbod van opdrachten voor studenten. Het is aan student welke opdracht uit te werken als voorbereiding op de stage. Het aanbod omvat lesvoorbeelden voor de onderbouw, de middenbouw en de bovenbouw; zo ontstaan ook kleine leerlijntjes Doelen Aan het eind van de fase beroepstakenbekwaam is de student in staat een complexe beeldende les op de basisschool voor te bereiden, uit te voeren en te verantwoorden vanuit de kerndoelen en de leerlijnen. In deze lessen wordt zichtbaar dat de student gestreefd heeft naar integratie met andere vakken en cultuuronderwijs Kennisbasis 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 3.1 3.2 3.3 4.1 4.2 4.3
Datum Onderwerp Blad
Competenties 1 2 3 4
7 8
HBOkwalificaties 1
4 5 6 7
Vorm
3 EC’s
7 Interactiebijeenkomsten
Aanwezigheids/deelnameplicht Ja
10
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 17/32
Toetsing In het kunstdossier toon je aan dat je in staat bent verantwoorde lessen beeldend te geven in samenhang met andere vakken Zie de toetsopdracht.
10. Muziek In de fase BB leren studenten hoe ze de kwaliteit van het zingen en musiceren van de groep, maar ook het individuele kind kunnen verbeteren. Daarbij is er ook aandacht aan voor het domein ‘bewegen’, als middel om muziek te ervaren en te doorgronden. Studenten komen op praktische manier in aanraking met raakvlakken van de muzikale ontwikkeling met andere ontwikkelingsgebieden en de mogelijkheden die dat biedt voor verbinding met andere vakken. Dit draagt bij aan het ontwikkelen van een visie op de plaats die muziek moet krijgen hun onderwijs. Doelen Studenten kunnen in hun stageklas gericht werken aan kwaliteitsverbetering van het zingen en spelen op instrumenten, zowel voor de groep als voor het individu. Studenten bouwen een luisterrepertoire op waarmee zij vanuit de verschillende domeinen kunnen werken. Studenten integreren muziek met andere vakken door het verbinden van de elementen van het KVB-model met inhouden van andere vakken. Studenten vormen een visie over de plaats van het vak muziek in hun onderwijs, door te lezen en leren over de bijdrage die muziek levert aan de ontwikkeling van kinderen. Zij laten zien dat zij op de hoogte zijn van hun eigen mogelijkheden in relatie tot deze visie. Kennisbasis
Competenties
deel 1 deel 2 3.1 3.2 4.2 4.3 4.4 4.5
1 2 3 4 5 6 7 8
Datum Onderwerp Blad
HBOkwalificaties 1 2 4 6 7 8 10
Vorm (7 x 80 min.) Interactiecollege/practicum
EC’s Geen
Aanwezigheids/deelnameplicht Ja
Toetsing
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 18/32
Kunstdossier 3
11. Drama Studenten maken kennis met drama als middel waaronder educatief drama. Ze verdiepen de werkvormen vertelpantomime, nasynchronisatie en ‘teacher-in-role’. Daarnaast ontwerpen ze lessen drama vanuit de leerlijnen, tussendoelen en didactiek van zowel drama als de andere vakdomeinen. Wij willen studenten bij drama 3 motiveren om breder te kijken naar drama en de inzetbaarheid van hun (spel-) en leraarvaardigheden. Studenten bestuderen de verschillende mogelijkheden van drama als middel die kunnen aanzetten tot het voorbereiden van jouw leerarrangement bij leerkracht 4. Doelen Studenten onderzoeken m.b.v. de checklist 1 en 2 hoe er in de praktijk vorm wordt gegeven aan de ‘vakken in de vrije ruimte’. Studenten ontwerpen dramalessen kritisch opdat hun lessen ‘afgestemd zijn op de kinderen van de stageschool’. Hierbij kunnen ze gebruik maken van de aangeboden vormen vertelpantomime, nasynchronisatie en ‘teacher-in-role’. Studenten kunnen n.a.v. de aangeboden dramavormen in de colleges een transfer maken naar andere bestudeerde dramavormen voor de beroepspraktijk. Bij het ontwerpen maken studenten o.a. gebruik van het Educatief drama dat we in de bijeenkomsten op de academie minimaal twee keer exemplarisch zullen behandelen Studenten herkennen en verbinden de eigen ontwerpen aan de verschillende onderdelen van het model MVB. Studenten verbinden de inhoud van de ontworpen les aan de inhouden die bij andere vakken recent aan bod zijn gekomen. Studenten kunnen de gestelde vakspecifieke lesdoelen vanuit Kijk op spel omzetten in kijkvragen die ze stellen aan de kinderen in de uitvoeringsfase. Studenten gebruiken de theorie van Kijk op spel in de reflectie opdat de student zich aantoonbaar ontwikkelt in het ontwerpen van dramalessen. Na semester 3 kunnen studenten het kunstdossier aanvullen met lessen die aantonen dat de student verder is gekomen in zijn of haar ontwikkeling van de leergebieden 1 , 2 en 3 op het niveau BB. Studenten kunnen aangeven wat hun visie is op kunstvakonderwijs in het (basis)onderwijs op het moment van het schrijven van kunstdossier 3.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 19/32
Kennisbasis Kunstzinnige Oriëntatie – dans en drama 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 4.2, 4.3
Competenties 1 2 3 4 5 7 8
HBOkwalificaties 1 2 4 5 6 7 8
Vorm
EC’s
interactiecollege 7 x 80 min
Onderdeel van Kunstdossier3 – 2 EC
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing Kunstdossier3
100% gewenst 70% als ondergrens (zie OER)
10
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 20/32
12. Engels In de fase BB komt de kennisbasis Engels aan de orde. Daarbij gaat het vooral om vakdidactiek en de belangrijkste ontwikkelingen bij het vak Engels in de basisschool. Aan de orde komen o.a. Vroeg Engels (vvto), Eibo (regulier Engels), versterkt Engels (internationalisering), een eerste verkenning van CLIL (Content and Language Integrated Learning) en de doorlopende leerlijn Engels van groep 1 – 8. In deze fase van de studie gaat het er om dat je in staat blijkt om vanuit de theorie van taalverwerving in het algemeen en de didactiek van Engels in het bijzonder onderwijs te ontwerpen. Inhoud In ieder college wordt een vakdidactisch onderwerp toegelicht en werk je in een kleine werkgroep dit onderwerp als deelopdracht uit (praktijk-/methodeonderzoek en/of lesvoorbereiding). Door deze werkwijze heb je aan het einde van het programma Engels BB een of meer lessen Engels voor je groep in de praktijkschool voorbereid, uitgevoerd, op film opgenomen en gepresenteerd aan je klas. Doelen 1. Je hebt kennis van de manier waarop het vak Engels in de praktijk in de basisschool in het algemeen en op je praktijkschool in het bijzonder wordt gegeven en hoe Engels in het basisonderwijs (Eibo) doorwerkt in het voortgezet onderwijs. 2. Je kunt Engelstalige artikelen over de onderwerpen uit dit programma lezen en begrijpen. 3. Je hebt kennis van de actuele theorie van het moderne vreemdetalenonderwijs (mvt), specifiek van het vierfasenmodel voor Engels in het basisonderwijs en de didactiek van vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). 4. Je hebt kennis van meertaligheid en inzicht in het omgaan met meertaligheid op de basisschool. 5. Je hebt kennis van enkele materialen voor vvto en hoe je die gebruikt in de praktijk. 6. Je hebt kennis van het Europees Referentiekader en je weet welke niveaus voor basisschool en Pabo gelden. 7. Je hebt kennis van de kerndoelen en leerlijnen Eibo. 8. Je hebt kennis van toetsing en evaluatie voor Eibo en vvto en kunt toetsing in de praktijk toepassen. 9. Je hebt kennis gemaakt met de principes van CLIL voor het basisonderwijs. 10. Je hebt kennis van en inzicht in het gebruik van Ict en media voor Engels voor groep 1 t/m 8. 11. Je kunt een lessenserie uit een lespakket samenstellen, voorbereiden en uitvoeren en je kunt hierop feedback geven.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 21/32
Kennisbasis 1.1 1.2 1.3 2.1 2.2 2.3 2.4 3.1 3.2
Datum Onderwerp Blad
Competenties 1 2 3 4 5 7 8
HBOkwalificaties 1 2 3 4 7
Vorm
EC’s
Interactiecollege 7 x 80 minuten
1
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing/toetsvorm Theorietoets
ja
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 22/32
13. Handschriftontwikkeling 3 Na het verkennen van de theorie in HO1 en het toepassen ervan binnen de Marnix context, wordt nu de vertaling gemaakt naar de didactiek in de praktijk. De lessen zijn enerzijds opgebouwd uit instructie voor de eigenvaardigheid en het oefenen daarvan. Daarnaast wordt er gewerkt aan een groepsproduct, dat een selectie bevat van het meest geschikte materiaal om in de praktijk onderwijsinterventies te doen met betrekking tot de handschriftkwaliteit van groepen, maar ook van individuele leerlingen. Inhoud “De leerlingen in mijn klas schrijven zo slecht, wat kan ik hieraan doen?” Hier gaan we mee aan de slag met elkaar. Het uitgangspunt zijn de meest voorkomende handschriftaspecten, waarop je leerlingen in gehele groepen, kleine groepen of individueel kunt begeleiden met als eindproduct een soort ‘Handboek voor handschriftbegeleiding’, samengesteld door de hele klas. Kleinere groepjes leveren een aandeel. Er wordt praktisch materiaal gemaakt en het beste werk van de klas komt in het handboek. Dit wordt digitaal gebundeld en beschikbaar gesteld aan de klas. De student leert de concepten (vormgeving, schrijfmaterialen en procesaspecten) uit de Kennisbasis Handschrift voor zichzelf in samenhang toe te passen, in te schatten welke combinatie juist is voor zijn leerlingen en hen te helpen bij het zoeken naar die combinatie met mogelijke variaties daarop. Naast deze drie concepten wordt de student zelf vaardig. Deze eigenvaardigheid maakt in combinatie met de theorie transfer naar didactiek mogelijk. Het geeft hem een rijke ervaring waardoor hij beter begrijpt hoe het voor kinderen is om zich een goed handschrift te verwerven. Doelen 1. De student beheerst de vier schriftsoorten op bord en papier. Dit zijn het lerarenhandschrift, het methodisch verbonden voorbeeldschrift, het blokschrift en het sierschrift. 2. De student kan, voor vier van de meest voorkomende handschriftaspecten, onderwijsinterventies ontwerpen en toepassen. 3. De student past bedachte onderwijsinterventies toe. 4. De student kan vanuit de drie kernconcepten, vormgeving, materialen en proces, digitaal oefenmateriaal ontwikkelen om de handschriftontwikkeling positief te stimuleren. 5. De student werkt samen om tot een voldoende ontwerp en uitvoering te komen.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 23/32
Kennisbasis 1.1 2.1 2.2 2.3 3.3 3.4
Competenties 1 2 3 5 7 8
HBOkwalificaties 1 2 4 5 7
Vorm
EC’s
Practicum (7 x 80 min.)
1 EC
De laatste les is de toetsles voor de eigenvaardigheid Aanwezigheids/deelnameplicht Ja
Toetsing/toetsvorm Individueel cijfer voor de bijdrage aan het groepswerk Cijfer voor de toets op bord en papier Moeten beide voldoende zijn
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 24/32
14. Bewegingsonderwijs Studenten ervaren en leren het organiseren van verschillende activiteiten waarbij bewegen een rol speelt. Inhoud Afgestudeerde Pabostudenten mogen alleen nog maar bewegingsonderwijs geven aan groep 1 en 2. Voor een bevoegdheid voor groep 3 tot en met 8 zal een route bewegingsonderwijs moeten worden gevolgd. Kinderen bewegen niet alleen tijdens een les bewegingsonderwijs; ze bewegen ook in andere verbanden. Groepsleerkrachten in de midden- en bovenbouw komen o.a. tijdens schoolkampen en op speelpleinen in aanraking met zich bewegende kinderen. Er wordt van hen verwacht dat ze deze bewegingsactiviteiten op een verantwoorde manier kunnen begeleiden. Om aanstaande leerkrachten hier vaardig in te laten worden, wordt dit moduul aangeboden. Doelen 1. De student kan bewegingsactiviteiten kiezen voor pleinspelen en kampactiviteiten die passen bij het niveau van de kinderen. 2. De student kan spelen ontwerpen, organiseren en uitvoeren voor pleinspelen, kampspelen en spelen voor sport- en speldagen. 3. De student kan spelende kinderen observeren en kinderen in hun buitenspel- of kampactiviteiten begeleiden. 4. De student levert een positieve bijdrage aan zowel het groepsproces als het groepsproduct Kennisbasis
1.1; 2.5 en 2.6
Competenties 1 2 3 4
HBOkwalificaties 1 2 5 8
Vorm
EC’s
Practica
Onderdeel van Eigenvaardigheid 3
6 bijeenkomsten van 160 minuten Aanwezigheids/deelnameplicht Ja De student dient een positieve bijdrage te leveren aan zowel het groepsproces als het groepsproduct
Datum Onderwerp Blad
Toetsing/toetsvorm Formatieve toetsing
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 25/32
15. Dans Studenten ervaren en leren het organiseren van lessen dans. Inhoud De student raakt bekend met de basiselementen van dans; beleving, lichaam, ruimte, tijd en kracht. Deze elementen gebruik je in het vergroten van je eigen vaardigheid in dans en dansvormgeving. Een vorm van expressie waarbij door creatief omgaan met je lichaam als uitvoerend instrument de basiselementen ruimte, tijd en kracht vorm krijgen in een onderwerp. Hierin wordt eigen beleving en persoonlijke danstaal zichtbaar en herkenbaar. In deze lessen maak je kennis met verschillende werkvormen en materialen binnen dansexpressie voor kinderen van groep 1 t/m groep 8 Doelen 1. De student kan dans als doel en als middel onderscheiden. 2. De student kent voorwaarden en begeleidingsaspecten van dansante activiteiten voor het jonge en oude kind in een gegeven situatie. 3. De student kent dansante spelvormen en middelen voor kinderen van 4-12 jaar. 4. Studenten vergroten hun dansvaardigheid 5. Studenten kunnen dansen ontwerpen en presenteren Kennisbasis
2.2; 3.1; 3.2
Competenties 1 2 3 4
HBOkwalificaties 1 2 4 5
Vorm Practica 7 x 80 minuten
Aanwezigheids/deelnameplicht
EC’s Onderdeel van Eigen vaardigheid 3
Toetsing/toetsvorm Formatieve toetsing
Ja
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 26/32
16. Gezondheidskunde Les 1: inleiding en ziekten in Nederland en 3e wereld, kinderziekten, vaccinaties, hygiëne Les 2: chronische ziekten bij kinderen (astma & allergieën, diabetes, epilepsie) Les 3: ernstige handicaps en ziekten, dood en rouw Les 4: voeding & beweging / globale normale sociaal-emotionele ontwikkeling en - vorming Les 5: seksuele en relationele ontwikkeling en - vorming Les 6: kindermishandeling, weerbaarheid en huiselijk geweld Les 7: verkeerseducatie Doelen De student is zich ervan bewust dat zijn voorbeeld, gedrag en attitude grote invloed hebben op zijn leerlingen. De student kan kindermishandeling signaleren, de meldcode gebruiken en kinderen weerbaar maken. De student is competent in o verkeerseducatie o het aanbieden van een veilig en gezond leefklimaat aan alle leerlingen, ook die met een lichamelijke ziekte of handicap. o Het aanleren van gezond en redzaam gedrag (bijv. in omgaan met anderen en voeding & beweging). o Het begeleiden van kind en groep bij ernstige ziekte of dood van een leerling, ouder of leerkracht. o Kinderen bewust maken van het belang van duurzame ontwikkeling (bijv. zuinig zijn op voedsel, water, eigen lichaam en spullen). o De seksuele en relationele ontwikkeling en - vorming van kinderen binnen de normale sociaal-emotionele ontwikkeling en - vorming. Kennisbasis A1.6, A1.7 B4.1.3.
Competenties 1 2 3 4 7 8
HBOkwalificaties 1 4 5 8 10
Vorm
EC’s
7 interactiecolleges van 80 min.
1
Aanwezigheids/deelnameplicht
Toetsing casustoets
Niet verplicht, wel zeer aanbevolen omdat in de lessen veel voorbeelden gegeven worden waardoor de stof gaat leven.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 27/32
17. Taallab 3 In Taallab 3 staat het omgaan met verschillen binnen taalonderwijs centraal. Leerlingen verschillen bijvoorbeeld in hun leesvaardigheid of ondervinden hardnekkige problemen bij het lezen en schrijven. Ook zijn er leerlingen met een andere moedertaal dan het Nederlands. Naast taaldidactiek en kennis van taal besteden we aandacht aan taalvaardigheid op eigen niveau. Ook besteden we aandacht aan jeugdliteratuur en de kinderboekenweek. We koppelen de inhouden van Taallab 3 steeds aan kennis en vaardigheden die je in Taallab 1 en 2 hebt opgedaan. De toetsstof is dan ook cumulatief: in de theorietoets bij een Taallab wordt ook de toetsstof van voorafgaande Taallabs getoetst. Op deze manier bereid je je ook al voor op de landelijke kennisbasistoets die in het tweede semester van de BB-fase wordt afgenomen. Inhoud We werken in een laboratorium, een werkplaats. In verschillende werkvormen en groepssamenstellingen komen aspecten van taalonderwijs en jouw eigen taalvaardigheid aan de orde. De bijeenkomsten hebben de volgende thema's: taalronde, taalonderwijs ontwerpen, leesproblemen, meertaligheid, kinderboekenweek, toetsing en voorbereiding toets. Doelen 1. De student ontwerpt een taalactiviteit die taalontwikkeling stimuleert en verantwoordt deze vanuit leerlijnen en tussendoelen. 2. De student leest een recent jeugdboek. 3. De student ontwerpt een activiteit die het lezen van kinderen bevordert in het kader van de kinderboekenweek. 4. De student kan verschillende manieren beschrijven van toetsen en evalueren van taalonderwijs. 5. De student kan de didactiek van taalvorming toepassen in een taalronde. 6. De student herkent de meest voorkomende leesproblemen en kan daar consequenties aan verbinden. 7. De student kan beschrijven hoe en waarom hij zijn handelen aanpast aan tweedetaalleerders in de klas. Kennisbasis Domein 4, 6, 7
Competenties
2 3 4
7
Datum Onderwerp Blad
HBOkwalificaties 3 4 7 8
Vorm
EC’s 2
interactiecollege 7 bijeenkomsten van 160 minuten Aanwezigheids/deelnameplicht nee
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 28/32
Toetsing Theorietoets en taalprestaties
18. Taallab 4 In Taallab 4 verdiep je je in mogelijkheden die jeugdliteratuur biedt om diverse (taal)doelen te bereiken. We gebruiken de hele kennisbasis Nederlandse taal daarbij als naslagwerk en bespreken de samenhang tussen de kennisbasis, de onderwerpen van de taallabs en de taalactiviteiten in de praktijk. Een deel van de kennisbasis wordt in deze periode getoetst met een landelijke digitale toets. Inhoud We werken in een laboratorium, een werkplaats. In verschillende werkvormen en groepssamenstellingen komen aspecten van taalonderwijs en jouw eigen taalvaardigheid aan de orde. Je werkt in de bijeenkomsten aan een taalprestatie. Doelen 1. De student kan taalactiviteiten waarin gewerkt wordt aan doelen op het gebied van jeugdliteratuur en andere taaldomeinen verantwoorden vanuit de uitgangspunten van interactief taalonderwijs. 2. De student verdiept zich in meerdere genres van de jeugdliteratuur: poëzie, informatieve boeken, jeugdromans. 3. De student leest een recent jeugdboek, een bundel jeugdpoëzie en een recent informatief boek voor kinderen en deelt zijn leeservaringen met anderen. 4. De student ontwikkelt lesactiviteiten bij drie gelezen boeken. 5. De student verantwoordt de lesactiviteiten vanuit literatuur op het gebied leesbevordering en boekpromotie. 6. De student woont een gastcollege bij en kent argumenten en werkvormen voor leesbevordering. 7. De student kan de kerndoelen, leerlijnen en tussendoelen op het gebied van taal herkennen en toepassen. 8. De student bereidt zich voor op de landelijke toets kennisbasis Nederlandse taal. Kennisbasis Alle domeinen komen aan de orde
Datum Onderwerp Blad
Competenties 1 2 3 4 7 8
HBOkwalificaties 1 3 5 7
Vorm interactiecollege 7 bijeenkomsten van 160 minuten en een gastcollege
EC’s
Aanwezigheids/deelnameplicht wanneer in de bijeenkomst een taalprestatie wordt uitgevoerd, is aanwezigheid verplicht (gastcollege en college 6 en/of 7
Toetsing/toetsvorm
2
taalprestaties
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 29/32
19. Spraak- en taalstoornissen signaleren in de klas In de OB-fase hieraan voorafgaand hebben de studenten bij Nederlands kennis opgedaan over de moedertaalverwerving en zijn er algemene begrippen uit de taalkunde aan bod gekomen (zoals semantiek, morfologie en begrippen uit de woordenschatdidactiek). Ook is binnen Leerkracht OB al geoefend met het observeren van kinderen. In deze BB-module Spraak- en Taalstoornissen verwerven de studenten kennis op het gebied van de vier domeinen van het logopedisch werkveld (te weten: stem, spraak, taal, gehoor). Daarna leren zij vaardigheden als observeren, signaleren, stimuleren. De studenten zijn dan in staat om deze leerlingen te begeleiden of adequaat op te vangen in de groep, en weten welke bronnen zij hiervoor kunnen raadplegen. Na deze BB-module kunnen de studenten hun observatiegegevens (ingevuld in het leerlingvolgsysteem) gebruiken als basis voor hun groepsplannen binnen de zorgminor WB. In de geïntegreerde minor WB is er aansluiting op de vaardigheidslijn Taal en Uitdagend Onderwijs (CombiList-training). Studenten kunnen in de fase SB kiezen voor het Profiel Specialist Jonge Kind, waar zij zich verder kunnen verdiepen in aspecten van de taalontwikkeling van jonge kinderen en het eigen leerkracht-taalaanbod. Beschrijf de inhoud van het programma in deze fase in maximaal 150 – 200 woorden Doel 1. De student kent het verloop van de normale spraak-taalontwikkeling en kan stoornissen op de gebieden stem, spraak, taal en gehoor bij kinderen signaleren en beschrijven. 2. De student kan bij gesignaleerde problemen op deze gebieden adequaat verwijzen en passend begeleiden.
Datum Onderwerp Blad
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 30/32
Kennisbasis
Competenties
(Domein 1: mondelinge taalvaardigheid): 1.2.1, 1.2.2, 1.2.3, 1.2.4, 1.2.5, 1.2.7, 1.2.8, 1.3.1, 1.3.2, 1.3.3, 1.3.4, 1.3.5, 1.3.7, 1..3.8, 1.3.9, 1.4.2, 1.4.4., 1.4.5, 1. 4.9, 1.4.10; (Domein 2: woordenschat): 2. 1.1, 2.1.2, 2.1.3, 2.2.6, 2.3.2, 2.3.3, 2. 3.5, 2.3.7, 2.4.6, 2.4.7, (Domein 3: beginnende geletterdheid): 3. 1.5, (Domein 8: taalbeschouwing): 8.1.4, 8.1.5, 8.2.2, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.3.6, 8.3.8, 8.3.11.
Datum Onderwerp Blad
1 2 3 6
HBOkwalificaties 1 2 4 5 6 8
Vorm
EC’s
hoorcollege/interactiecollege 7x 80 min
1
Aanwezigheids-/deelnameplicht -
Toetsing Theorietoets*
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 31/32
20. Trainingslijnen Het programma Trainingslijnen geeft de student de mogelijkheid keuzes te maken tussen verschillende trainingen. De trainingen hebben allen verschillende inhouden die nauw aansluiten bij de competenties van de fase beroepstakenbekwaam. De student maakt een keuze uit het aanbod van trainingen om hiaten in hun vaardigheden te kunnen trainen. Het instapniveau per student zal sterk verschillen aangezien de ervaring van de student verschilt. Daar wordt in de opbouw van de bijeenkomsten rekening mee gehouden. Er wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen kennis en vaardigheden. Kennis kun je als student zelf oefenen in je eigen tijd. Vaardigheden kun je o.a. oefenen door middel van de trainingsbijeenkomsten onder leiding van bv. een vakdocent. Studenten kiezen na consultatie van mentor, studiecoach en eventueel vakdocent een trainingslijn. Een trainingslijn bestaat uit 7 bijeenkomsten van 80 minuten. Tijdens de persoonlijke gesprekken kan de studiecoach de voortgang van de trainingen aan de orde stellen. In het portfolio kan de student duidelijk maken wat hij, met de inhoud van de trainingslijn met betrekking tot zijn professionele ontwikkeling, heeft gedaan.
Doelen De student oefent specifieke en / of algemene vakvaardigheden De doelen van de verschillende trainingen waaruit de student kan kiezen worden in de studieroute Trainingen op Marnixnet opgenomen Kennisbasis
Competenties Afhankelijk van de Trainingslijn 1 2 3 4 5 6 7 8
Datum Onderwerp Blad
HBOkwalificaties Afhankelijk van de Trainingslijn
Vorm Interactiecollege, practicum
EC’s Binnen eigenvaardigheid 4 1 EC
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 juli 2015 Programmagids Voltijd Beroepstakenbekwaam 2015-2016 32/32