Departement Lerarenopleiding Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmagids 2007 – 2008 Tweede programmajaar
talent@work KHBO Campus Garenmarkt ● Garenmarkt 8 ● B-8000 Brugge ● Tel. +32 50 47 09 70 ● Fax +32 50 47 09 77
Beste student (e) In deze bundel vind je informatie over de opleiding waarvoor je gekozen hebt. In de lerarenopleiding krijg je de begeleiding en de ondersteuning om een goed leraar te worden. Daarom wil onze opleiding studentgericht en beroepsgericht zijn. Wij willen je vormen zodat je de basiscompetenties van een leraar verwerft. Dit zijn de vaardigheden, de kennis en de attitudes waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te fungeren. In het opleidingsprogramma (aantal contacturen, studiepunten en studieomvang per opleidingsonderdeel) vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en de onderwijsleeractiviteiten. Dit geeft je een goed beeld van de doelstellingen, inhoud, werkvormen en evaluatie verbonden aan ieder opleidingsonderdeel. Bij de aanvang van het academiejaar is het belangrijk de onderwijsregeling en het examenreglement van de KHBO, alsook het aanvullend examenreglement van het departement door te nemen. Je vindt dit allemaal op TOLEDO. De stageafspraken vind je in de praktijkgids. Die krijg je als brochure bij de start van het academiejaar. Als student willen we je de nodige voorzieningen aanbieden en kansen bieden om jezelf te kunnen vormen. Er is een uitgebreide bibliotheek, er zijn computerlokalen en er is een cursusdienst. De cursusdienst levert kant en klare cursussen en boeken en studiematerialen (dat laatste in samenwerking met een boekhandel). Het hele jaar verzorgt de cursusdienst ook de bijkomende tekstbladen of cursusdelen die je nodig hebt. Je kan met je laptop draadloos op het internet in de bibliotheek en op andere werkplekken. Er is een studie- en trajectbegeleider, een opleidingshoofd, een ombudspersoon en een vertrouwenspersoon. Bij de studie- en trajectbegeleider kan je terecht voor advies over je studieprogramma (vrijstellingen, spreiding van onderdelen, enz.…). De studie- en trajectbegeleider helpt je studietraject op te stellen, faciliteiten aan te vragen als je een functiebeperking hebt (bv. dyslexie) of topsporter bent. De studie- en trajectbegeleider geeft ook advies over studiemethodiek en bij eventuele heroriëntering. Voor alle vragen rond stage, onderwijsorganisatie enz.… kan je terecht bij je opleidingshoofd of bij de stageondersteuning. Tijdens het academiejaar en zeker rond de examens is de ombudspersoon het aanspreekpunt voor alle vragen met betrekking tot examens (bv. je wordt ziek tijdens de examens, je komt te laat op een examen, je twijfelt of je nog examen zou afleggen…) of aanhoudende moeilijkheden. Het hele jaar door is er ook een vertrouwenspersoon beschikbaar voor meer persoonlijke problemen (bv. je voelt je onheus behandeld, je ervaart pestgedrag of je wordt lastig gevallen…). Je kan eventueel ook terecht, als al deze mensen je niet kunnen helpen, bij het departementshoofd. Er zijn sociale voorzieningen voor studenten (STUVO). Bij STUVO kan je terecht voor sociale, psychologische en financiële hulp als je in de problemen komt. Binnen het departement is er een actieve werking rond internationalisering (Europa) en ontwikkelingssamenwerking (Noord-Zuid-relaties). Over al deze voorzieningen word je bij de start van het academiejaar en/of in de loop van je studieloopbaan nog uitvoerig geïnformeerd (o.a. via de informatiebundel die je ontvangt aan het begin van het academiejaar). Via o.a. studentenraad en academische raad, krijg je medezeggenschap in de lerarenopleiding en in de hogeschool KHBO. We hopen dat je met deze programmagids een duidelijk beeld krijgt van het aanbod en de werking van onze lerarenopleiding en de KHBO.
Johan L. Vanderhoeven Departementshoofd lerarenopleiding KHBO
2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
PROGRAMMAGIDS 2 BALO INHOUDSTAFEL 1
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs .............................. 5
2
Attitudes.............................................................................................. 7
3
Opleidingsprogramma ......................................................................... 9
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.5 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.8 4.8.1 4.8.2 4.8.3 4.8.4 4.9 4.9.1 4.9.2 4.9.3
Opleidingsonderdelen........................................................................ 11 Katholieke godsdienst 2........................................................................ 11 Vakdidactiek godsdienst ....................................................................... 11 Spiritualiteit........................................................................................ 14 Frans 2 .............................................................................................. 16 Wereldoriëntatie.................................................................................. 20 Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2............................................. 20 Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 ....................................................... 24 Wereldoriëntatie: mens en tijd 2............................................................ 26 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 ................................................... 29 Nederlands 2 ...................................................................................... 33 Wiskunde 2 ........................................................................................ 37 Agogische vaardigheden 2 .................................................................... 42 Opvoedkunde 2 ................................................................................... 46 Opvoedkunde 2: pedagogiek ................................................................. 46 Opvoedkunde 2: methodescholen .......................................................... 48 Didactiek 2 ......................................................................................... 50 Didactiek 2: didactiek........................................................................... 50 Didactiek 2: aanvankelijk lezen ............................................................. 52 Didactiek 2: leerprocessen .................................................................... 54 Didactiek 2: digitale didactiek................................................................ 56 Muzische vorming en bewegingsopvoeding .............................................. 60 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: bewegingsopvoeding 2 ........... 60 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: beeldopvoeding 2 ................... 62 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 .......................................................................... 65 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: muzikale opvoeding 2.............. 67 Stage: lager onderwijs 2....................................................................... 70
4.9.4 4.10
Programmagids 2007-2008 – lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
3
4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
1
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs
Het Vlaams parlement legde de basiscompetenties die nagestreefd en gerealiseerd moeten worden tijdens de opleiding vast. Basiscompetenties zijn een set van vaardigheden, kenniselementen en attitudes waarover een beginnende leraar moet beschikken om in het beroep te stappen en om door te groeien in zijn professionele ontwikkeling. De vaardigheden en kenniselementen werden gegroepeerd in de volgende tien onderdelen.
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3 3.1 3.2 3.3
4 4.1 4.2 4.3 4.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen de beginsituatie van kinderen en van de groep bepalen doelstellingen kiezen en formuleren de leerinhouden/leerervaringen selecteren leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving observatie voorbereiden observeren met het oog op bijsturing en differentiatie
De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school de emancipatie van het kind bevorderen door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden het fysieke welzijn van kinderen bevorderen
De leraar als inhoudelijk expert basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen de verworven kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod
De leraar als organisator een gestructureerd speel-leerklimaat bevorderen een kindgericht dagverloop creëren op correcte wijze administratieve taken uitvoeren een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
5
5 5.1 5.2 5.3
6 6.1 6.2 6.3 6.4
7 7.1 7.2 7.3 7.4
8 8.1
9 9.1 9.2
10
De leraar als onderzoeker - de leraar als innovator vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen kennis nemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek relevant voor de eigen praktijk het eigen functioneren bevragen en bijsturen
De leraar als partner van de ouders/verzorgers zich op de hoogte stellen van en discreet omgaan met gegevens over het kind met ouders/verzorgers communiceren over hun kind in de school in overleg met het team ouders/verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
De leraar als lid van een schoolteam overleggen en samenwerken binnen het schoolteam binnen het team over een taakverdeling overleggen en deze naleven de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen
De leraar als partner van externen contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
De leraar als cultuurparticipant
actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond: 10.1 het sociaal-politieke domein 10.2 het sociaal-economische domein 10.3 het levensbeschouwelijke domein 10.4 het cultuur-esthetische domein 10.5 het cultureel-wetenschappelijke domein
6
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
Attitudes
Daarenboven gelden volgende tien beroepshoudingen (attitudes) voor alle functionele gehelen. A1
Beslissingsvermogen durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen
A2
Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen
A3
Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen
A4
Leergierigheid actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen
A5
Organisatievermogen erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden
A6
Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken
A7
Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen
A8
Creatieve gerichtheid erop gericht zijn om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen
A9
Flexibiliteit bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, o.m. middelen, doelen, mensen en procedures
A10
Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
7
8
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3
Opleidingsprogramma
Opleidingsprogramma 2007-2008 Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (tweede programmajaar) OPLEIDINGSONDERDELEN Katholieke godsdienst 2 - vakdidactiek godsdienst - spiritualiteit Frans 2 Wereldoriëntatie - wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2 - wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 - wereldoriëntatie: mens en tijd 2 - wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 Nederlands 2 Wiskunde 2 Agogische vaardigheden 2 Opvoedkunde 2 - pedagogiek - methodenscholen Didactiek 2 - didactiek - aanvankelijk lezen - leerprocessen - digitale didactiek Muzische vorming en bewegingsopvoeding - bewegingsopvoeding 2 - beeldopvoeding 2 - dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 - muzikale opvoeding 2 Stage: lager onderwijs 2
Studiepunten 4 3 1 3 9 2 2 2 3 6 4 3 3 2 1 9 2 2 3 2 8 1 2 3 2 11
De verdeling in semesters geldt niet voor het avondonderwijs. In de mate van het mogelijke wordt dit aangehouden. De concrete planning laat dit niet altijd toe. In het academiejaar zal dan meegedeeld worden welke examen eindexamens zijn in januari.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
9
10
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4
Opleidingsonderdelen
4.1
Katholieke godsdienst 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Geertrui Verdonck
Docent
Geertrui Verdonck
4.1.1
Vakdidactiek godsdienst
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
12 weken aan 2u contactonderwijs + 1 demoles (BALOdag)/ BALOavond te volgen in 2008-2009
Docent
Geertrui Verdonck (L209.1, L209.2, L209.3)
O M S C H R I J V I N G In het tweede semester leerde je hoe je stap voor stap een godsdienstles opbouwt volgens het DI-model. De ruwbouw mag nu geen probleem meer vormen. Je bent al in staat om zelfstandig doelen te kiezen en de grote lijnen van een les uit te tekenen: een passend verhaal kiezen uit een ruimer aanbod van kinderbijbels, het selecteren en toepassen van enkele eenvoudige werkvormen, … Dit semester proberen we die ruwbouw verder te verfijnen. De zeer recente (Vlaamse) leermiddelen bieden ons heel wat interessant materiaal. We leren er kritisch gebruik van maken. Verder maken we ook kennis met enkele nieuwe werkvormen. Uiteraard moeten we in dit semester ook nog door een stuk leerinhoud. Vorig semester leerde je via leesopdracht, hoorcolleges & jaartaak de verhalen uit het eerste testament beter kennen. In dit semester verkennen we de wereld van het tweede testament: de verhalen over Jezus’ optreden en de verhalen over de groeipijnen van de eerste christengemeenschap. (1) Ook de bijbelverhalen van het tweede testament vormen immers een essentieel onderdeel van de godsdienstlessen in de lagere school. Die verhalen zijn soms spannend, soms levensecht maar heel vaak ook bevreemdend en onbegrijpelijk want geschreven in een lang vervlogen tijd op een plaats ver van hier. Je herinnert je vast en zeker nog flarden van die vreemde verhalen: Jezus die over water wandelt, een zieke geneest, het verhaal van de zoon die eerst het halve fortuin van zijn vader verkwanselt om vervolgens met open armen terug ontvangen te worden,… … Met je verstand kan je er niet steeds bij. Daarom is het belangrijk dat je enerzijds een aantal trucjes, sleutels leert kennen om die schatkist te openen (=leessleutels) en dat je anderzijds enige notie hebt van de tijd en de omstandigheden waarin die verhalen geboren zijn. Eens we de code gekraakt Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
11
hebben , kunnen we op zoek naar een manier om die oude eigentijdse verhalen naar kinderen door te vertalen. Eenvoudig is dat niet maar je zal merken dat het de moeite loont. (2) Net als vorig semester besteden we ook aandacht aan het liturgisch jaar met z’n vele feesten, een thema dat in de lagere school in elke cyclus opnieuw opduikt is. De feesten van het kerkelijk jaar sluiten aan bij het leven van Jezus. In de loop van de cursus over het tweede testament zullen we dan ook regelmatig de link leggen tussen het leven van Jezus en het kerkelijk jaar. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen de leraar kan… • algemene kenmerken van de beginsituatie van kinderen en de leerlingengroep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen • zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G. • bij een opgegeven lesonderwerp passende doelen selecteren • de structuur van een les godsdienst herkennen & weergeven • leerinhouden structureren en vertalen in eenvoudige opdrachten • de leerinhoud doorvertalen naar voorbeelden die aansluiten bij de leefwereld van de lln • de leerinhoud doorvertalen naar voorbeelden die aansluiten bij de actualiteit • verschillende wijzen van navertellen van bijbelverhalen aanwenden in de klaspraktijk • diverse dramavormen aanwenden in de klaspraktijk • een eenvoudig filosofisch gesprek voorbereiden en begeleiden • didactisch verantwoorde beeldmateriaal selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen • een aantrekkelijk werkblad opmaken • een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn keuze motiveren • collega’s gefundeerd advies geven i.v.m. de selectie van een verantwoorde kinderbijbel het leerplan R.K.G. • relevante leerinhouden & zinvolle verwerkingssuggesties selecteren die aansluiten bij de sterke tijden in het jaar & rekening houdend met de beginsituatie van de lln • leerlingen inwijden in het ritme van het kerkelijk jaar • kan een aantal oude begrippen (o.a. vasten/boeten) zinvol naar kinderen doorvertalen 2. De leraar als opvoeder de leraar kan/heeft… • elementen opsporen en benoemen die het basisvertrouwen van lln remmen of stimuleren • een veilige klassfeer creëren waarin lln hun eigen verhaal durven vertellen • oog voor het levensverhaal van elke individuele leerling • oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van opdrachten en werkvormen • kinderen de waarde van bijbelverhalen leren kennen en de relevantie van de boodschap voor het dagdagelijks omgaan met elkaar • onderliggende groepsmechanismen benoemen en ontmaskeren
12
1.1 1.2 1.2 1.4 1.4 1.4/1. 7 1.4/1. 7 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 1.6 1.6 1.3/1. 5
2.1 2.1
2.3 2.4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3. De leraar als inhoudelijk expert de leraar kan… • de krachtlijnen uit het leven van Jezus toelichten • onbewuste mechanismen die de menselijke relaties sturen bespreken & illustreren met voorbeelden. • voorwaarden voor levensbeschouwelijke groei benoemen • verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren de leraar … • beheerst de basiskennis i.v.m. bijbelverhalen uit het tweede testament. Dit impliceert dat hij: - de grote verhaallijnen kent - verhalen kan situeren in hun ontstaanscontext - a.d.h.v. bijbelse leessleutels de boodschap van het verhaal (deels) op het spoor kan komen. • beheerst de basiskennis (kleur, datum/periode, betekenis) i.v.m. liturgisch & kerkelijk jaar • heeft weet van de voorchristelijke achtergronden van christelijke feesten • kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten toelichten • kan liturgische feesten situeren t.o.v. het optreden van Jezus 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker de leraar … • kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen • kan een genuanceerde mening geven over bestaande handleidingen godsdienst rekening houdend met verschillende criteria • heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega’s 10. De leraar als cultuurparticipant de leraar… • toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving • toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden
3.1
5.1
10.1
W E R K V O R M E N In deze cursus wordt gewerkt met een syllabus en een reader die op Toledo ter beschikking wordt gesteld. Daarnaast zijn er ook een aantal opdrachten (zie takenbundel): • lectuur kinderbijbel jaartaak • stagetaak S T U D I E M A T E R I A A L verplicht: SYLLABUS: • VERDONCK, G., Cursus godsdienstdidactiek 2 • Reader bij de cursus godsdienstdidactiek 2 Beide delen worden via de cursus op Toledo ter beschikking gesteld BOEKEN • TER LINDEN, N., KONING OP EEN EZEL, VERHALEN UIT HET NIEUWE TESTAMENT, BALANS, 2006.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
13
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode 20% taken godsdienst80% mondeling didactiek examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20% herwerken taken 80% schriftelijk examen BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven. godsdienstdidactiek
4.1.2
Spiritualiteit
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
1
Contacturen
1 week aan 1,5u atelier (BALOdag)/ BALOavond te volgen in 20082009
Docent
Geertrui Verdonck (L210.1, L210.2, L210.3)
O M S C H R I J V I N G De mens is een wezen op zoek naar zin. In het verlengde van het opleidingsonderdeel RZL word je tijdens deze onderwijsleeractiviteit uitgenodigd om (1) stil te staan bij gebeurtenissen, ervaringen,… die je confronteren met de zin of zinloosheid van het bestaan en (2) over deze vragen en de mogelijke antwoorden –of de afwezigheid ervanin gesprek te gaan met medestudenten. Nagenoeg alle zinvragen zijn te herleiden tot 2 hoofdvragen: nl.. • Wie ben ik, wie is de mens eigenlijk? • Wat is de wereld eigenlijk? Het vak R.K. godsdienst in de lagere school vertrekt van de zinvragen die bij kinderen leven. Om voeling te hebben met die expliciete en impliciete zinvragen bij kinderen is het van belang dat we ook onszelf bewust worden van de veelheid aan zinvragen waar wij dagelijks mee geconfronteerd worden. Enkele van die vragen proberen we te expliciteren. Niet alleen het oplijsten van maar ook het zoeken naar een mogelijk antwoord vormt een grote uitdaging. Deze opdracht wil daartoe een aanzet vormen. Bij het begin van het eerste semester wordt de taak uitvoerig toegelicht. In de loop van het eerste en tweede semester wordt aan de portfolio gewerkt.
14
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L S T E L L I N G E N
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
10. De leraar als cultuurparticipant de leraar… • toont interesse voor sporen van levensbeschouwing in de hedendaagse samenleving • oont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden • is bereid het gesprek over levensbeschouwelijke vragen met collega’s aan te gaan
10.1
W E R K V O R M E N portfolio taakopgave zie takenbundel S T U D I E M A T E R I A A L / E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode spiritualiteit
portfolio
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel spiritualiteit
procentuele verdeling
evaluatiemethode herwerken portfolio
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
15
4.2
Frans 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
9 weken aan 1,5u en 9 weken aan 1u contactonderwijs (BALOdag)/ 6 weken aan 3u contactonderwijs (BALOavond)
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent
Leen Van Craesbeek (L206.1, L206.2, L206.3, L206.4)
Frans 2 (semester 1) O M S C H R I J V I N G In dit semester is er geen stage in de derde graad: dat impliceert voor het vak Frans dat je rustig kan verder werken aan het behalen van de nodige competenties en aan de beheersing van de inhouden. De taalvaardigheden worden niet verwaarloosd: er komen verschillende oefeningen aan bod. Er is ook een leesopdracht voorzien rond een Franstalig kinderboek. Op het vlak van inhouden komen onderwerpen van grammatica en woordenschatthema's aan bod die in het eerste jaar nog niet behandeld werden. Er is een speciale aandacht voor de basisgrammatica en -woordenschat. We linken de grammatica meteen aan de inhouden voor de basisschool. Dankzij enkele sessies micro teaching blijf je ook didactisch aan het werk. Tot slot verdiep je je - ook buiten de context van de vaardigheden - in de cultuur van Frankrijk en andere Franssprekende landen. Je haalt er die elementen uit die ook in de basisschool van pas komen, en die de motivatie van kinderen voor het vreemdetalenonderwijs kunnen verhogen. Je leert kritisch omgaan met ideeën, vooroordelen en clichés die verbonden zijn met een bepaalde cultuur. Je past het geleerde toe in een cultuuropdracht voor het vijfde of zesde leerjaar. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
3. • • • • • •
De leraar als inhoudelijk expert de Franse uitspraak beheersen uitspraakfouten herkennen en verbeteren. de Franse basiswoordenschat beheersen. een conversatie kunnen voeren in het Frans. de basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. de grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier te verwoorden
5. • •
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen.
16
BaCo’s 3.1 3.2 3.3
5.2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
10. De leraar als cultuurparticipant • informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen • deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds
10.1.1 10.1.2 10.1.4 10.1.5
I N H O U D révision l’adverbe et l’adjectif le pronom personnel la préposition culture et civilisation présentation exercices de vocabulaire : A. le commerce et les services publics B. la santé C. la nature et les animaux O N D E R W I J S V O R M E N Hoor-en werkcolleges, micro teaching, opdrachten S T U D I E M A T E R I A A L • • • • • •
RAES, M., DE CLERCQ, F., LEROY, J., Grammaire Trajet, Kapellen, Pelckmans, 2000, 159 blz. DE CLERCQ, F., et al., Exercices Trajet 2, Kapellen, Pelckmans, 1995, 110 blz. TANT E., Je retiens, Brugge, Die Keure, 2006. Leerplan Frans, Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs, 1998. VAN CRAESBEEK, L., Frans 2 vakstudie, KHBO, 2007. Chouette, De Boeck.
Frans 2 (semester 2) O M S C H R I J V I N G In dit semester kom je meer te weten over de didactiek van het vreemdetalenonderwijs in het algemeen en de visie van de eindtermen en de leerplannen Frans in het basisonderwijs in het bijzonder. Je neemt vakliteratuur door in verband met taalinitiatie, didactische werkvormen en methodes. Je onderzoekt de kwaliteiten en gebreken van de verschillende handboeken die in de basisschool gebruikt worden. Je toetst hun werkwijzen aan de eisen van de eindtermen en van het leerplan. Je presenteert met enkele medestudenten je bevindingen. Al deze theoretische kennis bundel je om te werken aan een lessenreeks Frans in je stage in de derde graad. Je past je eigen, verworven visie toe in de stageopdracht en zorgt voor een boeiende, aaneensluitende, activerende lessenreeks. Hierbij hou je altijd het eerste vereiste voor ogen: de leerlingen motiveren bij het leren van een vreemde taal. De verworven kennis in verband met de Franse cultuur (zie semesterboek 3) wordt ook toegepast in deze lessenreeks.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
17
D O E L S T E L L I N G E N
1. • • • • 2. • • 3. • • • 5. •
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Een lessenreeks Frans opbouwen, rekening houdend met de eisen van de eindtermen en van het leerplan In deze lessen iedereen op zijn niveau aan bod laten komen, uitdagingen bieden aan zowel taalarmere als sterkere leerlingen Indien nodig bepaalde delen van een handboek aanpassen aan de klasgroep of aan de eisen van het leerplan Lessen opstellen, vertrekkend van een krachtige leeromgeving
BaCo’s 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
De leraar als opvoeder De leerlingen bewustmaken van culturele verschillen en leren omgaan met clichés en vooroordelen De leerlingen motiveren om een vreemde taal te leren, om zo open en verdraagzaam in het leven te staan
2.3
De leraar als inhoudelijk expert De basiskennis Frans (grammatica en woordenschat) kennen en kunnen toepassen De voornaamste grammaticaregels kunnen uitleggen in duidelijke bewoordingen Kennis van de eindtermen, het leerplan en de voornaamste methodes in de basisschool
3.1 3.2 3.3
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker Een eigen visie over het vreemdetalenonderwijs ontwikkelen en deze visie toepassen in de lessen Frans in de basisschool
5.1 5.2
10. De leraar als cultuurparticipant • Kennis van de Franse cultuur toepassen in de lessen voor de basisschool
10.1
I N H O U D Inleiding: leerkracht FLE eindtermen en leerplan frans sources pour l’école de base le français précoce les TICE dans le cours de français Compétences : les arguments O N D E R W I J S V O R M E N Hoor-en werkcolleges, presentaties, opdrachten S T U D I E M A T E R I A A L TANT E., Je retiens, Brugge, Die Keure, 2006. Leerplan Frans, Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs, 1998. VAN CRAESBEEK, L., Frans 2 vakdidactiek, KHBO, 2008. Chouette, De Boeck.
18
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 60%
40%
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Frans 2 vakstudie
30% 20% 5% 5%
examen (s) examen basis (s) opdracht cultuur micro teaching
Frans 2 vakdidactiek
25% 15%
examen (m) portfolio
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Frans 2
30% 20% 25% 25%
examen (s) examen basis (m) examen (m) herwerkte opdrachten
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
19
4.3
Wereldoriëntatie
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
9
Titularis
Pieter Boussemaere
Docent(en)
Ann Bossaert, Pieter Boussemaere, Ann De Jaegher, Isolde Van Den Driessche, Yvonne Van Eeckhoutte en de vaklectoren muzische vorming
4.3.1
Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
vakdidactiek: 3 weken aan 2u contactonderwijs (BALOdag)/ 2 weken aan 3u contactonderwijs (BALOavond) Project: 1 week aan 4,5u atelier (BALOdag)/ 1 week aan 4,5u atelier (BALOavond)
Docent(en)
vakdidactiek: Ann De Jaegher (L235.1, L235.2, L235.3) project: Ann De Jaegher (L235.1, L235.3), Isolde Van Den Driessche (L235.2), vaklectoren muzische vorming en wereldoriëntatie voor projectbegeleiding (coördinatie: Koen Crul)
O M S C H R I J V I N G Dit onderdeel van de cluster wereldoriëntatie omvat een aantal pedagogisch-didactische principes. Wij sluiten aan bij het eerste jaar, waar de krachtlijnen van het leerplan bestudeerd werden, en waar een stage-thema exemplarisch werd uitgewerkt en/of aangeboden. In het tweede jaar is het de bedoeling dat je zelfstandig een stage-thema uitwerkt, volgens een didactische leidraad en in overeenstemming met de krachtlijnen van het leerplan. Hierbij staat de multiperspectiviteit centraal: een onderwerp wordt vanuit verschillende bestaansdimensies benaderd. Bij deze doelgerichte aanpak leg je ook het accent op verschillende benaderingen van de werkelijkheid objectiverend en subjectiverend, ervaringsgericht en ervaringsverruimend. Bij de concrete uitwerking van een thema, leer je een grote variatie aan onderwijsvormen, leeractiviteiten en didactische middelen, hanteren. In het kader van de stage van het eerste leerjaar, leer je onderwijsvormen en media gebruiken, die aansluiten bij de leeftijd van 7-jarigen: zeer concreet, veel doeactiviteiten, alternatieven voor een schriftelijke rapportering van leerinhouden. Je leert ook hoekenwerk te integreren in je thema. In het kader van de stage in de derde graad schenk je aandacht aan ‘leren leren’ binnen wero-activiteiten. Ook contractwerk binnen wereldoriëntatie komt aan bod. Een projectweek wordt uitgewerkt op eigen niveau, waarbij muzische activiteiten en wereldoriëntatie worden geïntegreerd. Tijdens deze projectweek wordt het normale 20
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
lessenrooster doorbroken. Je krijgt een input vanuit didactiek, vakdomeinen wereldoriëntatie en muzische vakken. Informatie wordt geselecteerd, verworven en toegepast op een gekozen thema. ICT wordt geïntegreerd. De themaweek eindigt met een toonmoment en/of een leerervaring met kinderen. D O E L S T E L L I N G E N 1
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen BACO BACO BACO BACO BACO BACO
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.7
De beginsituatie van de kinderen achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. Leerinhouden/leerervaringen selecteren. Leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. Realiseren van een adequate leeromgeving.
Dit houdt in : • De visie van het leerplan kunnen weergeven. • Kunnen aantonen hoe binnen het eigen stagethema gewerkt wordt vanuit de verbondenheid met het eigen ik, de ander, de schepping en het mysterie. • Kunnen aantonen dat het eigen thema aansluit bij de visie op goed onderwijs. • Een webschema kunnen geven voor het eigen stagethema. • Kunnen aangeven hoe vanuit verschillende bestaansdimensies wordt gewerkt, met het oog op de globale samenhang. • Doelen per bestaansdimensie kunnen selecteren voor het eigen thema en het leerjaar. • Kunnen aangeven hoe binnen de leerlijnen wordt gewerkt. • Kunnen aantonen dat er subjectiverend en objectiverend wordt gewerkt rond een eigen stagethema. • Aandacht hebben voor beleefde kennis voor de inhoudelijke uitbouw van een thema. • Een grote variatie aan onderwijsvormen kunnen kiezen binnen de opbouw van een thema. • Vanuit de meerwaarde van onderwijsvormen de keuze van didactische onderwijsvormen en media kunnen verantwoorden. • Ervaringsgerichte en ervaringsverruimende activiteiten kiezen binnen het thema. • Instap-, verkennings-, verwerkings- en evaluatie-activiteiten zinvol kiezen. • De elementen van een krachtige leeromgeving gebruiken voor het uitwerken van een thema. 2. De leraar als opvoeder BACO 2.2 De emancipatie van de kinderen bevorderen. BACO 2.3 Door attitudevorming kinderen op de individuele en maatschappelijke participatie voorbereiden. BACO 2.4 Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. Dit houdt in : • Het belang van sociale wereldoriëntatie concreet maken in het leerplan wereldoriëntatie. • Sociale wereldoriëntatie uitbouwen als basis voor het maken van weloverwogen keuzes. • Zich bewust zijn van de waardegeladenheid van wereldoriëntatie • Werken aan waardeopvoeding binnen wereldoriëntatie.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
21
3. De leraar als inhoudelijk expert BACO 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en
vaardigheden uit de leergebieden integreren. BACO 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. Dit houdt in : • Een thema en project inhoudelijk kunnen uitwerken.
4. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker BACO 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. Dit houdt in : • Handleidingen en media kritisch benaderen en vernieuwend hanteren. • Handleidingen kunnen hanteren en kritisch bevragen vanuit een objectiverende én subjectiverende benadering van de werkelijkheid, vanuit de elementen van een krachtige leeromgeving en vanuit het ervaringsgericht én ervaringsverruimend werken.
7
De leraar als lid van een schoolteam BACO 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven.
Dit houdt in : • Binnen het schoolteam op stage overleggen over de inhoudelijke en methodische uitwerking van een wero-thema en project.. 10. De leraar als cultuurparticipant
BACO 10.1 Actuele thema’s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond verschillende maatschappelijke domeinen. Dit houdt in: • Actualiteit integreren in de uitbouw van wero-thema’s en project.
ATTITUDES • • • •
A4: Leergierigheid. Zich veelzijdig interesseren in mogelijke wero-onderwerpen en actief (achtergrond)kennis verdiepen en verbreden. A5: Organisatievermogen. Bij de voorbereiding en uitvoering van een wero-thema en project opdrachten plannen en coördineren. A6: Zin voor samenwerking. Bereid zijn om met medestudenten samen een werothema en project uit te werken. A8: Creatieve gerichtheid. Erop gericht zijn om uit verschillende situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte geven bij de uitwerking van een werothema en project.
W E R K V O R M E N Vakdidactiek: hoorcollege, werkcollege, individuele opdracht, groepsopdracht Project: projectmatig werk S T U D I E M A T E R I A A L FEYS, R., Wereldoriëntatie op nieuwe wegen, Diegem, Kluwer, 2000, 271 blz. VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Leerplan wereldoriëntatie, 1998 DE JAEGHER, A., Syllabus vakdidactiek wereldoriëntatie, KHBO, 2007
22
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% 50% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode individuele en mondeling project vakdidactiek groepsopdracht examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
vakdidactiek project
50% 50%
mondeling examen herwerkte opdracht
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
23
4.3.2
Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
9 weken aan 2u contactonderwijs + 1 demoles (BALOdag)/ 5 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demoles (BALOavond)
Docent
Yvonne Van Eeckhoutte (L211.1, L211.2, L211.3, L211.4)
O M S C H R I J V I N G De wereld waarin we leven is groot en complex. We hebben interesse voor deze wereld en gaan die ontdekken. Voor sommige inhouden , die een opbouw met een bepaalde volgorde vereisen blijft een meer cursorische aanpak aangewezen: oriëntatie, kaartvaardigheid, het weer. Wij zijn Europeanen en toch zo verschillend. In het tweede jaar komen deze inhouden aan bod alsook vaardigheden, die jullie in staat stellen jullie omgeving waar te nemen, te exploreren en te onderzoeken. D O E L S T E L L I N G E N
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • De Europese Unie uitwerken in een project met verschillende werkvormen • een leerwandeling maken van de schoolomgeving 3. De leraar als inhoudelijk expert • Specifiek aardrijkskundige leertechnieken en vaardigheden kunnen hanteren, die onmisbaar zijn bij het lesgeven in de basisschool. • Zelf een kompas kunnen maken en dit kunnen gebruiken in combinatie met wegenkaarten, topografische kaart en gemeenteplan. • Je kunnen oriënteren a.h.v. kompas en uurwerk • Kunnen ontleden van topografische kaarten, wegenkaarten, atlaskaarten • Een plattegrond kunnen interpreteren en met symbolen bewerken • • Weerberichten kunnen ontleden • Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren / graden heen van de inhoud van de begrippen i.v.m. het weer • • Schaal kunnen berekenen en omzetten van de grafische naar numerieke schaal en omgekeerd. • Progressief aanleren van het kaartlezen, dwz het verwerven van inzicht in de overgang van de realiteit naar kaart, via maquette en plattegrond. • Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren / graden heen van de windrichting in associatie met de beweging van de zon • Verband kunnen leggen tussen het weer, verschijnselen uit de natuur en activiteiten van de mens • De verschillende klimaattypes in Europa kennen en hun verband zien met de natuurlijke plantengroei. • De landen, die lid zijn van de EU kunnen situeren op een blinde kaart 24
1.4 1.5 2.3 2.4 3.1 3.2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• •
Een verscheidenheid binnen de EU afleiden. Voor elk land enkele karakteristieken kunnen opzoeken a.h.v. verschillende soorten bronnenmateriaal.
W E R K V O R M E N
Doceren, individuele opdracht, onderwijsleergesprek, begeleide zelfstudie, proeven, internet. S T U D I E M A T E R I A A L
CENTRALE RAAD VAN HET KATHOLIEKE LAGER EN KLEUTERONDERWIJS, Leerplan wereldoriëntatie, 1998 VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Wereldoriëntatie, een blik op veranderende praktijk, 2000 VAN EECKHOUTTE Yvonne Syllabus Mens en Ruimte KHBO Schoolatlas MICHELIN wegenkaart België-Luxemburg Internet: specifieke website E V A L U A T I E
Voor dit onderdeel van de cluster wero dien je de helft van de punten te behalen om te slagen. examen in juni Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
25
4.3.3
Wereldoriëntatie: mens en tijd 2
opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
programmajaar
2
semester
1
studiepunten
2
contacturen
9 weken aan 2u contactonderwijs + 1 demoles (BALOdag) + 4 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demoles (BALOavond)
docent
Pieter Boussemaere (L212.1, L212.2, L212.3, L212.4)
O M S C H R I J V I N G In de lijn van de twee semesterthema’s van het tweede jaar (kijk op lesgeven & leren is cumulatief), wordt de kleine helft van de lessen besteed aan vakdidactiek geschiedenis. We leren hoe het tijdbesef bij kinderen doorheen de lagere school groeit en hoe je als leerkracht daar moet op inspelen. Voornamelijk de verschillende soorten tijdlijnen (per graad) worden in detail besproken. Daarnaast belichten we ondermeer op basis van het leerplan wero enkele mogelijkheden om de cursorische gedeeltes van mens & tijd aan te pakken in een derde graad. Tijdens de lessen vakinhoud blijft de hoofdbedoeling zoals tijdens het eerste jaar enthousiasme voor geschiedenis te ontwikkelen. Elke les krijg je dan ook opnieuw tientallen beelden en enkele videofragmenten te zien. Actieve onderwijsvormen zoals ‘drama’ in lessen mens en tijd komen ook aan bod via “wero-didactiek” . Bij dit alles koppelen we zoveel mogelijk terug naar de hedendaagse realiteit, een onontbeerlijke vaardigheid voor ‘geschiedenislessen’ in de basisschool. Het vormen van een kritische ingesteldheid t.o.v. de werkelijkheid in het verleden, maar ook in het heden behoort uiteraard ook tot een belangrijke vormingscomponent binnen de lessen Mens & Tijd. De kennisopbouw per tijdsperiode wordt vervolledigd. De nieuwe tijd & nieuwste tijd worden nu onder de loep genomen (1500 – 1945). Het is niet de bedoeling dat we beide perioden uitspitten tot op het bot. Per periode kijken we naar de bruikbaarheid van bepaalde “thema’s”, bepaalde aspecten van elke periode voor de lagere school. In de praktijk worden een zestal thema’s behandeld (3 per periode), waar telkens één uur aan besteed wordt. De behandelde thema’s: Vakdidactiek
Tijdsbesef bij Lindereu en hoe ermee omgaan
nieuwe tijd (1500-1800)
De ontdekkingstochten – de cultuur bij de oude indianenvolkeren (= zelfstandig werk) absolute vorsten (Karel V) – onze gewesten onder Karel V Renaissance – Barok – protestantisme
nieuwste tijd (1800-1945)
Industriële Revolutie Franse Revolutie & Napoleon Oorlog en Vrede (WO I & WO II)
26
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L S T E L L I N G E N 1. • • • • •
E N
C O M P E T E N T I E S
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Leerinhouden selecteren en structureren. Vertalen van de leerinhouden in opdrachten. Inzien dat visualisatie binnen geschiedenislessen onontbeerlijk is Gebruik maken van aangepaste methodiek met annex onderwijsvormen de ontwikkeling van tijdbesef bij kinderen kennen en hiermee rekening houden tijdens het opmaken van lessen en opdrachten.
2. De leraar als opvoeder • Kunnen relativeren van onze wereld en denkwijze in confrontatie met andere culturen en volkeren. • Het inlevingsvermogen en de fantasie van de leerlingen kunnen stimuleren. • Kunnen refereren naar het heden en de actualiteit 3. De leraar als inhoudelijk expert • Vaardigheden en kennis • De belangrijkste kenmerken die elke periode typeert van de “Prehistorie tot en met de Middeleeuwen kennen • De nodige achtergrondkennis over de perioden “Prehistorie tot en met Middeleeuwen” bezitten voor de uitbouw van lessen voor de basisschool. Attitudes: • Interesse hebben voor geschiedenis. • Kritisch omgaan met gegevens uit het verleden en passen die kritische zin ook toe op het heden. • De verschillen tussen feit en mening kennen 10. De leraar als cultuurparticipant • Onze wereld en denkwijze relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren
BaCo’s
1.3 1.4/ 1.5 1.6 /1.7
2.2 2.3 2.4
3.1 3.2 3.3
A1 A2 A3 A4 A8
10.1
O N D E R W I J S V O R M E N
Hoorcollege, onderwijsleergesprek, spelvorm, excursie Groepsopdracht: Zelfstandig opzoeken en verwerken van informatie (op eigen niveau) over een Pre-Columbiaanse beschaving. Opzoeken en selecteren van informatie over dit onderwerp op niveau van kinderen 3e graad basisschool. Didactische verwerking: samenstelling van een lespakket voor groepswerk / hoekenwerk + verwerking. S T U D I E M A T E R I A A L
DECLERCK, M. & BOUSSEMAERE P., Mens & Tijd 2 ILLO. KHBO, 2007. BOUSSEMAERE P., Afbeeldingen bij de syllabus per onderdeel. BLACKBOARD BOSCH, VAN DEN J., Tijdwijzer (bronnenboek + werkboek): Wereldoriëntatie voor de derde graad. Uitg. Pelckmans, 2001. (zie ook mens en tijd 1) HAYT, FR. Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis. Uitg. Van In, Lier, 2003. Tijdlijnen 2e en 3e graad (zie boekenlijst)
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
27
E V A L U A T I E
Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele procentuele evaluatieonderdeel evaluatiemethode onderdeel verdeling verdeling methode 88% schriftelijk examen 12% opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
28
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.3.4
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
9 weken aan 1,5u en 9 weken aan 1u contactonderwijs + 1 demoles (BALOdag)/ 5 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demoles (BALOavond)
Docent
Ann Bossaert (L213.1, L213.2, L213.3, L213.4)
Wereldoriëntatie: natuur en techniek (semester 1) O M S C H R I J V I N G In dit semester start je met het bestuderen van planten uit de wegberm. Op dit moment van het jaar kunnen we immers levende plantjes meebrengen voor een demonstratie in de klas. Daarna krijg je zelf enkele lessen techniek die in de lagere school meestal cursorisch aan bod komen : elektriciteit, hefbomen, instrumenten. Hier ligt de klemtoon zowel op het verwerven van inhoud als op de specifieke didactiek van soortgelijke lessen. Ook worden 3 interessante praktijkvoorbeelden uitgewerkt en besproken naar inhoud, didactiek, aanpassing aan de doelgroep enz. Thema ‘bruggen’, ‘bouwen’, en ‘ter land ter zee of in de lucht’. Aan de hand van beeldmateriaal word je warm gemaakt voor actieve werkvormen met veel materiaal om zo je lessen boeiend te maken. C O M P E T E N T I E S
1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 3.1
De leerinhouden/leerervaringen selecteren De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen Realiseren van een adequate leeromgeving Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met leerinhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen D O E L S T E L L I N G E N 1. • • • • •
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Thema’s wero kunnen kiezen in functie van de doelgroep, de vormingskansen, omgevingsfactoren… De leerinhouden van het leerplan wero voor de dimensie mens en techniek kunnen vertalen in zinvolle praktische opdrachten, uitstappen, proefjes enz. Materiaal voor proefjes en onderzoek kunnen selecteren bij voorkeur uit huishoudspullen en waardeloos materiaal. Gepaste werkvormen kunnen kiezen om leerlingen actief te betrekken bij waarnemingen, experimentjes, uitstapjes enz… De kinderen kritisch doen nadenken over constructies, instrumenten,
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
29
• • • 3. • • • • • • •
experimentjes, werkstukjes… Werkblaadjes voor de leerlingen kunnen opmaken over planten en instrumenten De studenten kunnen een project uitvoeren omtrent proefjes over natuurlijke verschijnselen bij kleine diertjes, planten, zaden, schimmels, bacteriën enz… Ook voor de eerste graad passende leergebieden en werkwormen kunnen selecteren De leraar als inhoudelijk expert De principes kennen waarop de werking gebaseerd is van hefbomen en eenvoudige instrumenten zoals waterpas, slangwaterpas, katrol, waterkraan, veerbalans, fietsbel enz. De principes kennen waarop tandwielen werken De mechanismen waarmee vliegende toestellen werken kunnen uitleggen aan de leerlingen en illustreren d.m.v. proefjes Enkele stevigheidprincipes kennen Een 20-tal wegbermplanten herkennen en enkele interessante kenmerken ervan kunnen aantonen De basisprincipes van elektriciteit kennen en hun toepassing in dagelijks gebruik en voor proefjes De kenmerken kennen van een degelijk thema wero, uitgewerkt in verschillende dimensies
I N H O U D
1. 2.
3. 4. 5. 6.
Planten van de wegberm Praktijkvoorbeelden techniek - tweede graad: overbruggen - derde graad: te land, ter zee of in de lucht - eerste graad: bouwen Elektriciteit Instrumenten Hefbomen De levende natuurhoek
W E R K V O R M E N
Begeleid zelfstandig werk: bruggen bouwen in samenwerking met VTI Oostende Demonstratie van proefjes (elektriciteit, tandwielen, vliegen,…) Beeldmateriaal over proefjes De studenten voeren zelf praktische opdrachten uit (zoeken naar stevigheidprincipes, eigenschappen en gebruik van instrumenten) Onderwijsleergesprek D O E L S T E L L I N G E N Taak plantenverzameling (wegbermplanten) Demonstratieles voor derde graad over hefbomen Demonstratie met echt plantenmateriaal S T U D I E M A T E R I A A L Levend materiaal, instrumenten, allerhande technisch materiaal … Ann Bossaert, Mens en techniek, KHBO Ann Bossaert, De wegberm, KHBO Ann Bossaert, De levende natuurhoek, KHBO
30
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 (semester 2) O M S C H R I J V I N G Je leert op een didactisch verantwoorde manier proefjes uitvoeren voor de klas. Je krijgt achtergrondkennis over lucht, luchtdruk en water. Zo beheers je meteen een aantal courante werothema’s uit de basisschool. Je leert lessen opbouwen over menskunde met als voorbeelden: zintuigen en voedingsleer. Tenslotte is het weer lente en beleef je zelf lessen met al dan niet levend materiaal over ‘het strand’ en ‘de sloot’, 2 interessante biotopen die in de tweede graad van de basisschool aan bod komen. Telkens wordt de klemtoon gelegd op actieve werkvormen. C
O M P E T E N T I E S
1.4 De leerinhouden/leerervaringen selecteren 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen 2.3 Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden 2.6Het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen 3.1Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden D O E L S T E L L I N G E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen proefjes kunnen uitvoeren volgens didactisch verantwoorde stappen. bij de proefjes de juiste verwoording kunnen hanteren proefjes kunnen selecteren bij thema’s als lucht, luchtdruk, water, de zintuigen. een uitstap naar de sloot en naar het strand kunnen organiseren, uitgewerkt in verschillende dimensies van wero. 3. De leraar als inhoudelijk expert de eigenschappen kennen van lucht, luchtdruk en water die relevant zijn voor de leerlingen van de basisschool de herkomst van drinkwater, distributiesysteem, verwerking van afvalwater alsook het probleem van water in ontwikkelingslanden en in het verleden kunnen uitleggen enkele diertjes en plantjes van de sloot en het strand herkennen en enkele belangrijke kenmerken ervan kunnen uitleggen de achtergrondkennis van lesjes over voedingsleer beheersen (geschiedenis, samenstelling, actuele problemen…) de globale werking kunnen uitleggen van het oog, het oor, de huid I N H O U D
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Water Lucht Voeding Zintuigen Het strand De sloot
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
31
W E R K V O R M E N de studenten voeren zelf proefjes uit op de juiste didactische manier, waarbij er ook aandacht is voor de verwoording. demonstratie van proefjes in het echt en met beeldmateriaal aanwending van beeldmateriaal bij uitwerking van thema’s onderwijsleergesprek studenten onderzoeken levende slootdiertjes en dood strandmateriaal S T U D I E M A T E R I A A L Levend en dood natuurmateriaal uit sloot en strand Allerhande wegwerpmateriaal voor proefjes Ann Bossaert, Mens en natuur, KHBO E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% 50% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk taak wegbermplanten 10 % examen kijkwijzer schriftelijk natuur en techniek 40 % examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
natuur en techniek
90 %
schriftelijk examen
wegbermplanten
10 %
taak kijkwijzer
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
32
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.4
Nederlands 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
6
Contacturen
18 weken aan 2,5u contactonderwijs + 2 demolessen (BALOdag)/ 10 weken aan 3u contactonderwijs + 2 demolessen (BALOavond)
Titularis
Lien Vanopstal
Docent(en)
Marijke Demol (L205.1, L205.2) en Lien Vanopstal (L205.3, L205.4)
Nederlands 2 (semester 1) O M S C H R I J V I N G In dit semester gaat het hoofdzakelijk om vakdidactiek lezen, m.a.w. een kijk op lesgeven (Wat is de bedoeling van leesonderwijs nu en waarschijnlijk in de toekomst? Wat is lezen nu? Is lezen nu anders dan vroeger? Hoe kunnen we goed leesonderwijs bedenken, ontwikkelen, uitvoeren, er kritisch over nadenken?) en om de basiscompetenties die een leraar moet hebben (als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, als opvoeder, als inhoudelijk expert, als vernieuwer en onderzoeker, als lid van de onderwijsgemeenschap en als cultuurparticipant). Er wordt ook gewerkt aan de attitudes die een leraar lager onderwijs moet hebben om goed taalonderwijs te kunnen geven. We focussen nog op de taakbetrokkenheid, maar we stimuleren toch al de leerlingbetrokkenheid. De in het eerste en tweede semester verworven kennis en vaardigheden i.v.m. een correcte uitspraak en de werkwoordsspelling, blijven ook dit semester gekend. Concreet moet je op stage vaak leeslessen geven. Lezen is een essentiële taalvaardigheid, maar ook een vaardigheid die in andere vakken heel belangrijk is. Een goede didactische aanpak van lezen kan dus ook in die andere vakken zeer veel helpen. Het is dus zinvol het tweede jaar daarmee te beginnen. We proberen het lezen in de klas zoveel mogelijk te benaderen als lezen in het echte leven. We beperken ons niet tot de basisvaardigheden van lezen, maar we vragen ons af hoe we kinderen ertoe kunnen brengen een zo hoog mogelijke kwaliteit van lezen te bereiken: niet alleen begrijpen wat er staat, maar je ook kunnen inleven in de schrijver en in de personages en situaties binnen de tekst, ook kunnen genieten van kwaliteit en die kunnen appreciëren. Daarenboven is kritisch kunnen lezen in onze tijd buitengewoon belangrijk. Daarom leren we de leerlingen werken met de negen vragen van het taalmodel, zodat ze een tekst kunnen begrijpen binnen de situatie waarin die tekst gemaakt wordt. Ten slotte willen we de leerlingen stimuleren te reageren op wat ze gelezen hebben. Als lezen niks bij de lezer teweegbrengt is het immers weinig zinvol. Aangezien poëzie ook bij uitstek gelezen wordt, behandelen we het poëzieonderwijs als een onderdeel van leesonderwijs en niet als voordragen. Voor tweedejaars is het moeilijk leeslessen activerend, doelgericht en interactief te maken. Dat proberen we te ontwikkelen door zelf model te staan, door demonstratielessen en door daarover voortdurend te reflecteren.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
33
D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2. weten wat de doelstellingen van het leerplan en de eindtermen zijn 1.4. lezen in de basisschool zinvol en vernieuwend kunnen ontwikkelen 1.6. onderzoeken hoe methodes leeslessen aanpakken en dat kritisch bekijken 1.4., 1.7. normaalfunctionele leeslessen en leesactiviteiten kunnen ontwerpen en geven 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.3. weer de smaak van echt lezen proeven, voor zover de herinnering aan die smaak verloren gegaan zou zijn; Taalcompetenties: 2. Omgaan met teksten (beoordelen en toegankelijk maken) 10. Een presentatie houden en die schriftelijk ondersteunen: voorstellen van onderzoek hoe methodes leeslessen aanpakken en dat kritisch bekijken 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1. lezen in de basisschool zinvol en vernieuwend kunnen ontwikkelen 5.3. normaalfunctionele leeslessen en leesactiviteiten kunnen ontwerpen en geven 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1.2 een referentiekader geven om kritisch om te gaan met informatie over de leescultuur (J.Ellul, P.Goodman, N.Postman, G. Steiner e.a.) W E R K V O R M E N Onderwijsleergesprek, hoorcolleges en individuele- en groepsopdrachten: leeslessen in schoolboeken onderzoeken en demonstreren, een leesles ontwerpen, een leestekst voor leerlingen beoordelen en toegankelijk maken. S T U D I E M A T E R I A A L Syllabi • CALLEBAUT, I., Voortgezet lezen (syllabus) Brugge, KHBO, 2003 • CALLEBAUT, I., Poëzie op de basisschool. Didactiek (syllabus) Brugge, KHBO, 1999 Naslagwerken • VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Lezen. Deelleerplan, Brussel, CRKLKO, 2000 Nederlands 2 (semester 2) O M S C H R I J V I N G In dit semester gaat het hoofdzakelijk om vakdidactiek luisteren en schrijven, m.a.w. een kijk op lesgeven (Wat is de bedoeling van luister- en schrijfonderwijs nu en waarschijnlijk in de toekomst? Wat zijn luisteren en schrijven nu? Zijn die nu anders dan vroeger? Hoe kunnen we goed luister- en schrijfonderwijs bedenken, ontwikkelen, uitvoeren, er kritisch over nadenken?) en om de basiscompetenties die een leraar moet hebben (als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, als opvoeder, als inhoudelijk expert, als vernieuwer en onderzoeker, als lid van de onderwijsgemeenschap en als cultuurparticipant). Er wordt ook gewerkt aan de attitudes die een leraar lager onderwijs moet hebben om goed taalonderwijs te kunnen geven. We focussen nog op de opdrachtbetrokkenheid, maar we stimuleren toch al de leerlingbetrokkenheid. 34
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Concreet moeten jullie op stage vaak luisterlessen geven. Luisteren is een essentiële taalvaardigheid, maar ook een vaardigheid die in andere vakken heel belangrijk is. Een goede didactische aanpak van luisteren kan dus ook in die andere vakken zeer veel helpen. Net zoals bij lezen, proberen we het luisteren in de klas zoveel mogelijk te benaderen als luisteren in het echte leven. Hetzelfde geldt voor schrijven. Aangezien luisteren heel dicht bij lezen ligt, gaan we meer in op de verschillen. We spelen zinvolle luisteractiviteiten in de klas en bespreken een demonstratieles waarin luisteren in heel zijn complexiteit aan bod komt. Je bekijkt hoe mensen in het echte leven schrijven en wat daar de zin van is. Zo zie je dat schrijven voor jezelf iets heel anders is dan schrijven naar een ander. Het eerste is vooral conceptualiserend: voor jezelf verwoorden wat je denkt, voelt, ervaren hebt. Schrijven naar een ander is communiceren. Het gaat daar dan altijd om een concrete situatie al schrijvend te kunnen aanpakken en beheersen. Je moet leerlingen dus leren nadenken over allerlei situaties. Daarvoor leer je ze werken met het taalmodel. Om goede teksten te leren maken moeten kinderen ook bereid zijn hun teksten te plannen en te bewerken. Daarom leer je ze in fasen werken. Teksten van leerlingen evalueren is bijzonder moeilijk. Teksten die leerlingen voor zichzelf schrijven evalueer je natuurlijk anders dan communicatieve teksten. Die laatste moeten immers bij een concrete situatie passen. Dat oefen je dus vrij intensief. Spelling is een onderdeel van schrijven. Hoewel spelling op zichzelf niet zo belangrijk is, is het voor de leerlingen wel moeilijk om de spelling te beheersen. Je moet dus een spellingdidactiek ontwikkelen die efficiënt is. Daarvoor is natuurlijk bij de leerkracht ook kennis van de spelling vereist. Je werkt tegelijk aan kennis van de spelling en aan de didactiek. Zo ervaar je dat activerend, doelgericht en interactief werken aan spelling efficiënt is. Dat wordt zo veel mogelijk gedaan door inductief te werken. Aangezien je je voortdurend afvraagt welke problemen kinderen bij schrijven kunnen hebben, wordt je leerlingbetrokkenheid gestimuleerd. De in het eerste en tweede semester verworven kennis en vaardigheden i.v.m. een correcte uitspraak en de werkwoordsspelling, blijven ook dit semester gekend. D O E L S T E L L I N G E N
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2. weten wat de doelstellingen van het leerplan en de eindtermen zijn 1.4., 1.7., normaalfunctionele luisterlessen, luisteractiviteiten, schrijflessen en schrijfactiviteiten kunnen ontwerpen en geven 1.4. luisteren en schrijven in de basisschool zinvol en vernieuwend kunnen ontwikkelen 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1. inzien wat echt luisteren en echt schrijven zijn en welke factoren allemaal meespelen en daarmee rekening kunnen houden 3.3. luisteronderwijs en schrijfonderwijs kunnen zien in relatie met wat het belang van schrijven in onze tijd is (socioculturele achtergrond, maatschappelijke relevantie) 3.3. weer de smaak van echt schrijven proeven, voor zover de herinnering aan die smaak verloren gegaan zou zijn; Taalcompetenties 6. een schriftelijke evaluatie geven: opstellen verbeteren 12. verschillende soorten teksten voor het functioneren op klas- en schoolniveau en voor de eigen professionalisering lezen. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1. luisteren in de basisschool zinvol en vernieuwend kunnen ontwikkelen 5.3. normaalfunctionele luisterlessen, luisteractiviteiten, schrijflessen en schrijfactiviteiten kunnen ontwerpen en geven Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
35
W E R K V O R M E N Onderwijsleergesprek, hoorcolleges en individuele- en groepsopdrachten: brief naar de ouders schrijven, meewerken aan het Jeugboekenfeest in maart. S T U D I E M A T E R I A A L Syllabi • CALLEBAUT, I., Kinderen schrijven II (syllabus) Brugge, KHBO, 2001 • CALLEBAUT, I., Luisteren in de basisschool (syllabus) Brugge, KHBO, 1998 Naslagwerken • VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Luisteren en spreken. Deelleerplan, Brussel, CRKLKO, 2000 • VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Schrijven. Deelleerplan, Brussel, CRKLKO, 2000 • VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Taalbeschouwing. Deelleerplan, Brussel, CRKLKO, 2000 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% 50% onderlinge procentuele evaluatieevaluatieonderdeel onderdeel ververdeling methode methode houding • individuele • individuele- en opgroepsopdrach 15% drachten • taken • taken 30% ten 35% • mondeling • vaardig• vaardig30% • mondeling examen heden heden examen (met (met • examen • examen 40% schriftelijke 50% schrifneerslag) telijke neerslag) Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
theorie semester 1 en semester 2:lezen, schrijven, poëzie en luisteren
elk onderdeel 25%
mondeling examen met schriftelijke neerslag
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
36
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.5
Wiskunde 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
4
Contacturen
9 weken aan 2u + 9 weken aan 1,5u contactonderwijs + 2 demolessen (BALOdag)/ 7 weken aan 3u contactonderwijs + 2 demolessen (BALOdag)
Titularis
Nathalie Vermeersch
Docent
Nathalie Vermeersch (L207.1, L207.2, L207.3, L207.4)
Wiskunde 2 (semester 1) O M S C H R I J V I N G Æ Motivering vanuit het semesterthema In dit semester blijf je aandacht besteden aan de gestructureerde inhoudelijke opbouw van een les met bijzondere aandacht voor het CSA-model. Daarnaast leer je opdrachten doelgerichter vertalen naar kinderen en leer je materialen functioneler gebruiken om de vooropgestelde doelen te bereiken. Hierbij streef je ernaar om kinderen zo actief mogelijk te betrekken. Door een goede observatie en een klassikaal leergesprek leer je hun denkproces te achterhalen. Je leert oefeningen uit werkboeken kritisch onderzoeken naar hun doelgerichtheid. Æ Motivering vanuit de inhoudelijke opbouw In dit semester starten we met het aanvankelijk rekenen, en gaan daarna over op het voortgezet en het flexibel rekenen. We onderzoeken hoe een natuurlijk getal en de bewerkingen aangebracht worden in de eerste graad. We leggen duidelijke verbanden tussen concreet - schematisch werken en abstract noteren. We leren hierbij materialen gebruiken waardoor de getallen en bewerkingen met inzicht kunnen worden aangebracht. Het correct verwoorden tijdens het klassikaal leergesprek blijft van zeer groot belang. Door kinderen te observeren die materiaal gebruiken en door een gestructureerd klassikaal leergesprek te voeren, leer je hun denkproces te achterhalen. Zo krijg je voldoende inzicht om het BHV-model correct toe te passen. Je krijgt enkele voorbeelden van computerprogramma’s en spellen met zelfcorrectie waarbij kinderen een parate kennis kunnen verwerven. Bij het flexibel rekenen onderzoeken we de oefeningen vooral naar hun moeilijkheidsgraad en wordt opnieuw de link gelegd met het leerplan. Hierbij besteden we ook de nodige aandacht aan verschillende schematische modellen die in de lagere school gebruikt worden. We gebruiken een les uit een handleiding om na te gaan hoe de negatieve getallen worden ingevoerd in de lagere school en onderzoeken de doelgerichtheid van de opdrachten. Bij het invoeren van de breuken en bewerkingen vertrekken we vanuit eenvoudige realistische situaties, die we analyseren om tot een ruimer breukbegrip te komen. Je leert opnieuw het CSA-model functioneel aan te wenden. Je leert opnieuw denkproces van kinderen te achterhalen. We leggen duidelijke verbanden tussen concreet schematisch werken en abstract noteren. In het leerplan wordt immers de nadruk gelegd op het inzichtelijk aanbrengen van deze bewerkingen en niet meer op het aanleren van Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
37
trucjes en formules. Daarbij is het correct verwoorden opnieuw van zeer groot belang. We onderzoeken kritisch een aantal lessen uit handleidingen om na te gaan hoe deze inhoud stapsgewijs wordt aangebracht in de lagere school en welke materialen hierbij gebruikt worden. Door kinderen te observeren die materiaal gebruiken en door een gestructureerd klassikaal leergesprek te voeren, leer je hun denkproces te achterhalen. C O M P E T E N T I E S BACO 1.2 Doelstellingen kiezen en formuleren. BACO 1.4 De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. BACO 1.5 Een aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. BACO 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. BACO 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. BACO 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema’s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. D O E L S T E L L I N G E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • een gepaste methodische aanpak gebruiken om natuurlijke getallen en de bewerkingen in de eerste graad in te voeren • voorgestructureerde materialen kunnen gebruiken om de leerstof in verband met getallen en bewerkingen op een inzichtelijke manier aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording • duidelijke verbanden kunnen leggen tussen concreet - schematisch werken en abstract noteren • door een goede observatie het proces en het product kunnen evalueren met het oog op bijsturen van je didactisch handelen (vooral toegepast op het eerste leerjaar) • spellen met zelfcorrectie kunnen ontwerpen naar analogie met uitgewerkte voorbeelden uit de les • een inhoud kunnen stapsgewijs opbouwen met specifieke aandacht voor een cumulatieve opbouw en progressieve complicering • deze inhoudelijk opbouw kunnen toepassen in het BHV-model • kritisch kunnen omgaan met lessen uit handleidingen van de lagere school • de algemene wiskundedoelen uit het leerplan kunnen vertalen in concrete doelen en bijhorende opdrachten • voorbeelden kunnen geven van realistische situaties die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen en waarin negatieve getallen voorkomen 3. De leraar als inhoudelijk expert
• • • • • • • •
38
inzicht hebben in de aanbreng van de natuurlijke getallen en de bewerkingen in het basisonderwijs inzicht hebben in de verdere opbouw van de natuurlijke getallen en de bewerkingen inzicht hebben in het ontstaan van de negatieve getallen inzicht hebben in het ontstaan van de rationale getallen inzicht hebben in de verschillende schrijfwijzen van deze getallen verbanden tussen deze schrijfwijzen kunnen leggen zicht hebben op de invoering van de breuken in de lagere school inzicht hebben in de aanbreng van de bewerkingen op breuken in het basisonderwijs
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M E N Onderwijsleergesprek hoorcollege groepsopdracht S T U D I E M A T E R I A A L syllabus:
DE WOLF A.M., VERMEERSCH N., syllabus wiskunde 2, rationale getallen, Brugge, KHBO, 2007.
boeken: VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Leerplan wiskunde voor de lagere school, Brussel, CRKLKO VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Getallenkennis, Toelichtingen, Brussel, CRKLKO VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Bewerkingen, Toelichtingen, Brussel, CRKLKO Wiskunde 2 (semester 2) O M S C H R I J V I N G Æ Motivering vanuit het semesterthema Het rekenen met kommagetallen, percenten en verhoudingen is voor veel kinderen vanaf het vierde leerjaar te abstract. Daarom starten we met een inzichtelijke aanbreng van deze leerstof. Vertrekkend vanuit contexten en aanleunend bij hun voorkennis proberen we deze leerstof op een cumulatieve manier op te bouwen. Buiten het semesterthema bestuderen we nog een ander leerdomein: namelijk meten en metend rekenen. Hierin komen alle thema’s uit vorige semesters terug aan bod. We gaan eerst na hoe je deze leerstof zelf geleerd hebt en hoe hierover tegenwoordig wordt les gegeven in de lagere school. Daarnaast bestuderen we deze inhouden doelgericht vertaald worden in opdrachten naar kinderen toe waarbij ze actief worden betrokken. Æ Motivering vanuit de inhoudelijke opbouw Bij het invoeren van kommagetallen en bewerkingen vertrekken we vanuit realistische situaties en leggen we daarnaast duidelijk de link met breuken. Daarbij is het correct verwoorden opnieuw van zeer groot belang. We onderzoeken kritisch een aantal lessen uit handleidingen om na te gaan welke materialen hierbij gebruikt worden. Met behulp van MILE zie je hoe percenten in een bepaalde methode van de lagere school worden aangebracht en bespreken we voor- en nadelen van deze aanbreng. In meten en metend rekenen starten we met de leerlijn die aansluit bij de nieuwe visie. We passen deze leerlijn toe bij het aanbrengen van de omtrek van vlakke figuren en de oppervlakte van vlakke figuren en ruimtefiguren en volume van ruimtefiguren. We leren hoe bepaalde formules op een inzichtelijke manier aangebracht worden in de lagere school. C O M P E T E N T I E S BACO 1.2 Doelstellingen kiezen en formuleren. BACO 1.3 De leerinhouden en leerervaringen selecteren. BACO 1.4 De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. BACO 1.5 Een aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. BACO 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
39
BACO 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. BACO 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema’s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. BACO 3.2 Verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden. D O E L S T E L L I N G E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • een gepaste methodische aanpak gebruiken om breuken en de bewerkingen op breuken aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording • een gepaste methodische aanpak gebruiken om kommagetallen en de bewerkingen met kommagetallen aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording • duidelijke verbanden kunnen leggen tussen concreet - schematisch werken en abstract noteren • keuze van schematische voorstellingen kunnen verantwoorden • een inhoud kunnen stapsgewijs opbouwen met specifieke aandacht voor een cumulatieve opbouw en progressieve complicering • deze inhoudelijke opbouw kunnen toepassen in het BHV-model • voorbeelden kunnen geven van realistische situaties waarin kommagetallen en percenten voorkomen die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen • koppeling maken tussen oefeningen uit werkboeken en de plaats in de leerlijn • koppeling maken tussen de uitgevoerde handeling en de formule bij omtrek en oppervlakte • de algemene wiskundedoelen uit het leerplan kunnen vertalen in concrete doelen en bijhorende opdrachten • kritisch kunnen omgaan met lessen uit handleidingen van de lagere school 3. De leraar als inhoudelijk expert • inzicht hebben in de aanbreng van kommagetallen en de bewerkingen op kommagetallen in de lagere school • zicht hebben op de aanbreng van percenten in de lagere school • toepassingen in verband met percenten schematiseren • inzicht hebben in de algemene leerlijn van het meten • de leerlijn kunnen invullen voor omtrek, oppervlakte en volume van figuren • inzicht hebben in het ontstaan van de formules in verband met omtrek, oppervlakte en volume O N D E R W I J S V O R M E N onderwijsleergesprek hoorcollege groepsopdracht S T U D I E M A T E R I A A L syllabi: DE WOLF A.M., VERMEERSCH N., syllabus wiskunde 2, rationale getallen, Brugge, KHBO, 2007. DE WOLF A.M., syllabus wiskunde 2, meten en metend rekenen, Brugge, KHBO, 2007. boeken: VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Leerplan wiskunde voor de lagere school, Brussel, CRKLKO VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Getallenkennis, Toelichtingen, Brussel, CRKLKO 40
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Bewerkingen, Toelichtingen, Brussel, CRKLKO VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK BASISONDERWIJS, Meten en metend rekenen, Toelichtingen, Brussel, CRKLKO E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50% onderdeel
procentuele verdeling
wiskunde 2
50% evaluatiemethode
onderdeel
schriftelijk examen
wiskunde 2
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel wiskunde 2
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
41
4.6
Agogische vaardigheden 2
Opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
9 weken aan 2,5u atelier (BALOdag)/ 5 weken aan 3u atelier (BALOavond)
Titularis
Ann Monstrey
Docent(en)
Joke De Bruyne (L203.1, L203.2), Ann Monstrey (L203.3, L203.4, L203.7), X (L203.5, L203.6)
M O T I V E R I N G Agogische vaardigheden is de verzamelnaam voor vaardigheden (en houdingen), in verband met leiding geven, begeleiden, omgaan met anderen of zichzelf in verschillende situaties. In de opleiding heeft agogische vaardigheden tot doel het aanleren van basisvaardigheden i.v.m. de sociale interactie en communicatie in onderwijscontext. Na een eerste jaar agogische vaardigheden ben je al heel wat meer vertrouwd met een aantal communicatievaardigheden zoals non-verbale communicatie, samenwerken, feedback geven en ontvangen, …. Waar we stoppen in het eerste jaar, daar nemen we ook terug de draad op in het tweede jaar. In het eerste semester van het tweede jaar gaan we dieper in op de diverse aspecten van een boodschap en zal je moeten stil staan bij hoe we deze kennis kunnen aanwenden in het lerarenberoep. Wat bedoelt iemand nu met zijn/ haar boodschap en hoe vlug ontstaan er misverstanden naar aanleiding van een verkeerd geïnterpreteerde boodschap? Allemaal aspecten van onze dagelijkse communicatie. De eigen communicatiepatronen worden nagegaan. Daarenboven leer je ook stilstaan bij boodschappen van kinderen, ouders, collega’s,… en hoe je daar op een constructieve manier kan op reageren. Deze vaardigheden situeren zich op het niveau van leraarlesgever en opvoeder van kinderen. Naast het communicatieve aspect bekijken we ook de sociale vaardigheden bij leerlingen. Hoe kunnen we als leerkracht hen hierin stimuleren en hoe herkennen we gebrekkige sociale vaardigheden bij kinderen? We bekijken hier ook de concrete technieken die voorhanden zijn om sociale vaardigheden en een positief zelfbeeld te stimuleren bij leerlingen. Een belangrijk instrument hierbij is de axenroos die ons in staat stelt kinderen bewust te maken van hun interactioneel gedrag in de klas. We leren ook hoe we kinderen kunnen herkennen in een bepaalde ax en hoe we daarmee aan de slag kunnen naar een positiever gedrag. D O E L S T E L L I N G 2. 2.1
E N
C O M P E T E N T I E S
De leraar als opvoeder In overleg een positief leerklimaat creëren voor de lerenden in klasverband en op school
communicatie: • Verschillende aspecten van het omgaan met mensen in een kader kunnen plaatsen • De basiscommunicatievaardigheden toepassen in situaties met leerlingen, collega’s en ouders sociale vaardigheden: 42
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
•
Sociale competenties van leerlingen bevorderen
2.2 De emancipatie van de lerende bevorderen Communicatie: • Interactioneel gedrag analyseren Sociale vaardigheden: • Een positief zelfbeeld stimuleren • Het inzicht in sociale situaties bevorderen • De leerlingen vertrouwd maken met een breed gamma van relatiewijzen • Inzicht hebben in het groepsgebeuren en er gepast op inspelen 2.3
Door attitudevorming lerenden op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden Sociale vaardigheden • Actief luisteren bevorderen • Maatregelen nemen om pesten en anderen vormen van agressie te voorkomen of af te remmen • De leerlingen constructief leren omgaan met conflicten • Het verband leggen tussen wat in de lessen aan bod komt en de eindtermen 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.3 het eigen functioneren bevragen en onderzoeken Communicatie: • Aan de persoonlijke groei werden door eigen gedrag te herkennen en te beoordelen 6. De leraar als partner van de ouders/verzorgers 6.2 Met ouders/verzorgers communiceren over hun kind in de school Communicatie: • Verschillende aspecten van het omgaan met mensen in een kader kunnen plaatsen. 6.3
In overleg met het team communiceren met de ouders/verzorgers over het klasen schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit tussen de ouders Communicatie: • De basiscommunicatievaardigheden toepassen in situaties met leerlingen, collega’s en ouders 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.1 Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam Communicatie: • Verschillende aspecten van het omgaan met mensen in een kader kunnen plaatsen • De basisvaardigheden toepassen in situaties met leerlingen, collega’s en ouders • Interactioneel gedrag analyseren 7.3
de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in team bespreekbaar maken. Communicatie: • Een constructieve bijdrage leveren in een vergadering
Attitudes: A2 Relationele gerichtheid in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen A3 Kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen A6 Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
43
A7 A10
Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen Gerichtheid op correct taalgebruik in de mondelinge en schriftelijke communicatie met kinderen, ouders, leden van het schoolteam en externen, erop gericht zijn een adequaat en correct taalgebruik te hanteren en aandacht hebben voor het belang van non-verbale communicatie
I N H O U D • • •
Vier aspecten in een boodschap Zelfbeeldstimulerende technieken bij kinderen axenroos
W E R K V O R M E N Onderwijsleergesprek, individuele opdrachten, groepsopdrachten, presenteren van opgeloste opdrachten, rollenspelen, taken maken, individueel logboek bijhouden, reflecteren S T U D I E M A T E R I A A L • •
Broucke, L.; Vanhoutte, T., Werkcursus het relationeel aspect, het expressieve aspect, het appellerende aspect, 2 balo, KHBO Broucke, L.; Vanhoutte, T., Werkcursus Sociale Vaardigheden in de basisschool, 2 balo, KHBO.
E V A L U A T I E • • • •
Diepgaande reflecties over de lesonderwerpen in een daarvoor bestemd logboek. Taken (4 in totaal, verspreid over het jaar) De portfolio: dit is een bundeling van de taken, het logboek en een overkoepelende reflectie. In deze overkoepelende reflectie omschrijft de student zijn leertraject voor agogische vaardigheden. Presentatie portfolio in kleine groepen: o.a. wat zijn de nieuwe inzichten ?, op welke wijze is men veranderd in zijn omgangsvormen en basishouding in relatie tot anderen?, welke werkpunten stelt men voor zichzelf voorop?, op welke wijze heeft de cursus dit alles beïnvloed?
In totaal staat het vak op 3 studiepunten die als volgt verdeeld worden over 100 punten 25 van de 100 punten voor het logboek 35 van de 100 punten voor de presentatie van de portfolio 40 van de 100 punten zijn verdeeld over 4 taken. De taken worden als volgt verdeeld: • Onderscheid tussen blokkerende reacties en gevoelsreacties • Onderwijsvormen per relatiewijze in de axenroos • Een uitgewerkt lesmoment in verband met de axenroos • Een samenwerkingsspel didactisch uitwerken
10 10 10 10
ptn ptn ptn ptn
Verplichte aanwezigheid in en medewerking aan de sessies zijn voorwaarden om voor dit opleidingsonderdeel geëvalueerd te kunnen worden. (1) (2) (1) Voor late starters: late starters maken inhaalopdrachten voor alle gemiste sessies. Voor de sessies die de late starter wel bijwoonde, geldt ook de regeling onder (2).
44
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
(2) Voor anderen : wie meer dan 20% van de sessies niet bijwoonde (gewettigd of ongewettigd) moet een inhaalopdracht uitvoeren alvorens aan het examen te kunnen deelnemen. Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel • taken • portfolio • logboek en actieve participatie
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40% 35% 25%
• taken • presentatie • permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
taken portfolio
40% 60%
taken presentatie
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
45
4.7
Opvoedkunde 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
3
Studiepunten
3
Titularis
Ann De Jaegher
4.7.1
Opvoedkunde 2: pedagogiek
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
3
Studiepunten
2
Contacturen
9 weken aan 1u contactonderwijs BALOdag/ 4 weken aan 3u contactonderwijs (pedagogiek en methodenscholen) (BALOavond)
Titularis
Ann De Jaegher
Docent(en)
Ann De Jaegher (L246.1, L246.2), Isolde Van Den Driessche (L246.3), Joke De Bruyne (L246.4)
O M S C H R I J V I N G Na de uitgebreide kennismaking met het leraar-zijn, de kinderen van de lagere school en het lesgeven, ga je nu focussen op de opdracht van de leerkracht. In het vak Opvoedkunde 2 ga je in op een deelaspect van die opdracht nl. de leraar als opvoeder. In het eerste semester bestudeer je het opvoeden van kinderen, in relatie tot de maatschappij waarin wij leven. Welke waarden kreeg ik mee in mijn eigen opvoeding, en in welke mate bepalen ze het beeld dat ik over opvoeden heb? Welke zijn de huidige tendensen in onze maatschappij en in de pedagogiek? Welke visie op opvoeden vind ik in huidige pedagogische tijdschriften? Welke visie op onderwijs en opvoeding vinden basisscholen belangrijk ? Dit zijn de vragen die je hier kan stellen. Wij zoomen in op één tendens in de huidige samenleving : veranderde gezinssamenstellingen. Hierbij stellen we ons de vraag : hoe ga ik als leerkracht om met kinderen die in een alternatieve gezinsvorm leven? Wij starten met enkele introductiecolleges waarin een visie op opvoeden en een maatschappijvisie worden voorgesteld. Door het lezen van boeken en artikels, het debatteren met medestudenten, en het bijwonen van een spreekbeurt wordt je eigen visie op opvoeden ontwikkeld, waardoor je sterker wordt in je rol ‘de leerkracht als opvoeder’. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
Leraar als opvoeder. BACO 2.4. Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. Dit houdt in: • Een visie op opvoeding opbouwen binnen de actuele maatschappelijke context, met bijzondere aandacht voor waardenoverdracht. 46
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
BACO 2.2. De emancipatie van kinderen bevorderen. Dit houdt in : • Actuele gezinsvormen kunnen omschrijven en zich bewust zijn van de consequenties voor opvoeding en onderwijs. • Zich flexibel kunnen opstellen ten opzichte van actuele gezinsvormen. Leraar als innovator – als onderzoeker BACO 5.5. Kennis nemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. Dit houdt in : • Opvoedkundige tijdschriften en recente artikels doornemen en in verband brengen met theoretische inzichten over opvoeding. Leraar als cultuurparticipant BACO 10.1.Actuele thema’s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein, het sociaal-economische domein, het levensbeschouwelijke domein, het cultuur-wetenschappelijke domein. Dit houdt in: • huidige pedagogische tendensen onderscheiden en kritisch benaderen vanuit een analyse van de huidige maatschappelijke context. W E R K V O R M E N Hoorcolleges, onderwijsleergesprek, individuele opdracht S T U D I E M A T E R I A A L DE JAEGHER, A. & VAN DEN DRIESSCHE, I., Syllabus Opvoedkunde 2, KHBO, 2007 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode groepsopdracht visie op 75% + individuele opvoeding en opdracht maatschappij gezinspedagogiek
25%
individuele opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
visie op opvoeding en 75% herwerkte individuele maatschappij opdrachten gezinspedagogiek 25% BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
47
4.7.2
Opvoedkunde 2: methodescholen
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
4
Studiepunten
1
Contacturen
9 weken aan 1u contactonderwijs (BALOdag)/ 4 weken aan 3u contactonderwijs (pedagogiek en methodenscholen) (BALOavond)
Titularis
Ann De Jaegher
Docent(en)
Ann De Jaegher (L244.1, L244.2), Isolde Van Den Driessche (L244.3), Joke De Bruyne (L244.4)
O M S C H R I J V I N G In het tweede jaar staat het omgaan met verschillen centraal. Je probeert vanuit een verdergaande opdrachtgerichtheid je aandacht te verleggen naar de leerling. Hoe verloopt het leren van kinderen? Welke leerprocessen liggen hier aan de basis? In het vak Opvoedkunde 2, gaan we op zoek hoe scholen alternatieven geven in het begeleiden van leerlingen in hun leren. Een aantal pedagogen (Steiner, Freinet, Decroly, Montessori, …) lagen aan de basis van alternatieve schoolsystemen. Vele ideeën vonden hun weg ook naar ons schoolconcept. Je gaat kritisch na hoe een krachtige leeromgeving gecreëerd kan worden in ons schoolsysteem en in de bestaande methodescholen. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
Leraar als innovator – onderzoeker BACO 5.2. Kennis nemen van de resultaten van onderwijskundig onderzoek. Dit houdt in: • het eigen didactisch en pedagogisch handelen kritisch bevragen vanuit de studie van alternatieve schoolsystemen en vernieuwende inzichten durven vertalen in de praktijk. Leraar als lid van de onderwijsgemeenschap BACO 9.1. Deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema’s. Dit houdt in: • Vanuit de elementen van krachtige leeromgeving onderwijssystemen gebaseerd op Freinet, Decroly, Steiner, Petersen, Montessori, Sudburry, bestuderen. • Het huidige onderwijssysteem kritisch bevragen in discussie met medestudenten en docenten. • Leraar als cultuurparticipant BACO 10.1. Actuele thema’s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond de volgende domeinen : sociaal-politiek, sociaal-economisch, levensbeschouwelijk, cultuur-esthetisch en cultuur-wetenschappelijk. Dit houdt in: • Huidige tendensen in schoolsystemen kunnen herkennen. • Verbanden leggen tussen maatschappelijke ontwikkelingen en evolutie in onderwijs. W E R K V O R M E N Bezoek, groepsopdracht, individuele opdracht 48
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L DE JAEGHER, A. & VAN DEN DRIESSCHE,I., Syllabus Opvoedkunde2, KHBO, 2007. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode groepsopdracht + individuele opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode herwerkte individuele opdracht
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
49
4.8
Didactiek 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
9
Titularis
Isolde Van Den Driessche
4.8.1
Didactiek 2: didactiek
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
5 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOdag)/ 2 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOavond)
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en)
Ann De Jaegher (L230.1), Isolde Van Den Driessche (L230.2, L230.3, L230.4)
O M S C H R I J V I N G Deze syllabus wil nauw aansluiten op de basisinzichten en de beperkte stage-ervaring van het eerste jaar. In de eerste helft van het tweede jaar focus je op de ‘taak’ van de leraar als begeleider van leerprocessen. Het lesgeven komt centraal te staan. De volgende elementen van een krachtige leeromgeving komen aan bod: leren is actief, doelgericht, interactief, individueel verschillend & contextgebonden. Hierbij moet je ruime aandacht besteden aan het gepaste gebruik van het ADI-model (activerend, directe instructiemodel) en het BHV-model (basis, herhaling, verdieping) in het kader van differentiatie. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen BACO 1.2.:Doelstellingen kiezen en formuleren. BACO 1.3.:De leerinhouden/leerervaringen selecteren. BACO 1.4.: De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. BACO 1.5.: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. BACO 1.6.: In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. BACO 1.7.: Realiseren van een adequate leeromgeving. BACO 4.1.: Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. Dit houdt in: • Gebruik van het ADI-model, het ontwerpen van lessen • De basiscomponenten van het directe – instructiemodel plaatsen binnen het didactisch handelen tijdens een les. • Het didactische model correct toepassen op geziene lessen en variaties kunnen aangeven • Vlot lesschema’s kunnen ontwerpen vanuit aangeboden materiaal/ handleidingen • Leerinhouden selecteren vanuit gegeven doelen • Een bordschema adequaat opbouwen 50
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • • • •
een krachtige leeromgeving kunnen ontwerpen met aandacht voor leren is actief, doelgericht, interactief, contextgebonden en individueel verschillend. Omgaan met verschillen De verschillen en raakpunten tussen differentiëren en remediëren verwoorden. Differentiatie naar tempo, doel, instructiebehoefte, interesse en verwerkingsniveau in praktijksituaties kunnen toepassen. Organisatorische mogelijkheden ontdekken en valkuilen vermijden bij het werken aan differentiatie. Het BHV-model gebruiken als model om lessen te bespreken en voor te bereiden.
Leraar als opvoeder BACO 2.1.: In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de leerlingengroep en op school. BACO 2.2.: De emancipatie van kinderen bevorderen. Dit houdt in: • Didactische onderwijsvormen kiezen vanuit aandacht voor een positief klasklimaat • Didactische onderwijsvormen kiezen in functie van emancipatie bevorderend werken Leraar als organisator BACO 4.1.: Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. BACO 4.2.: Een soepel en efficiënt les- en/of dagverloop creëren, passend in een tijdsplanning. Dit houdt in: • Differentiatie in praktijk omzetten als een logisch gevolg van het streven naar goed onderwijs. Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker BACO 5.3.: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. Dit houdt in: • Vanuit eigen stage-ervaringen en reflecties de noodzaak van differentiatie kunnen aangeven W E R K V O R M E N Hoorcollege en werkcollege S T U D I E M A T E R I A A L DE JAEGHER, A. & VAN DEN DRIESSCHE, I. , syllabus didactiek 2, KHBO, 2006. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk didactiek examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel didactiek
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
51
4.8.2
Didactiek 2: aanvankelijk lezen
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
4 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOdag)/ 3 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en)
Ann De Jaegher (L237.1), Isolde Van Den Driessche (L237.2, L237.3, L237.4)
O M S C H R I J V I N G Je verdiept je in het leesproces van leerlingen ter voorbereiding van de stage eerste leerjaar. Hierin probeer je na te gaan hoe het leren cumulatief verloopt en hoe je als leerkracht een aanzet kunt geven door goed opgebouwde leeslessen. Je gaat ook na hoe je in de tweede helft van het schooljaar verschillen in leestempo en ev. leesniveau in de klas kunt opvangen. Er wordt ook kort ingegaan op de specifieke aanpak van schrijven, schrift en spelling. Als voorbereiding op de stage eerste leerjaar ga je ook na welke inhouden, onderwijsvormen en didactische middelen aangewezen zijn voor deze leeftijdsgroep. Hier staat vooral de speelse en snelle afwisseling in lestempo centraal. De uitgangspunten van het ervaringsgericht kleuteronderwijs worden verkend. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen BACO 1.1.: De beginsituatie van de kinderen en de leerlingengroep achterhalen. BACO 1.2.: Doelstellingen kiezen en formuleren. BACO 1.3.: De leerinhouden/leerervaringen selecteren. BACO 1.4.: De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. BACO 1.5.: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. BACO 1.6.: In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Dit houdt in: • Lesschema’s voor lezen, spelling en schrift kunnen ontwerpen voor de tweede helft van het eerste leerjaar. Leraar als inhoudelijk expert BACO 3.1.: Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden uit de leergebieden volgen en bevragen. Dit houdt in: • Factoren die het leesproces bevorderen kunnen noemen. • Het leesproces van een beginnende lezer en van een gevorderde lezer kunnen omschrijven. • Voor- en nadelen kunnen aangeven van verschillende hedendaagse én historischrelevante leesmethoden. • De principes van de structuurmethode en van de directe systeemmethode kunnen omzetten in praktijk. • Oog krijgen voor het voortgezet leesproces. • Spellend en radend lezen kunnen herkennen en ermee omgaan in een leesactiviteit. • Doelen, opbouw en differentiatiemogelijkheden kunnen omschrijven. • Observatie, toetsing en remediëring kunnen bespreken. 52
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • • • • •
De visie van het EGKO kunnen verwoorden. De begrippen van het tempelmodel kunnen uitleggen en illustreren. Kunnen aangeven hoe het EGKO de visie op onderwijs heeft beïnvloed. Kunnen aangeven hoe de visie van EGKO kan vertaald worden naar het lager onderwijs. Vanuit eigen observaties in de kleuterklas zicht krijgen hoe de overgang naar het eerste leerjaar gemakkelijker kan worden gemaakt. De organisatie van hoekenwerk, het aanwenden van materialen en het aanbieden van vrije en geleide activiteiten in de kleuterklas kunnen vertalen naar het eerste leerjaar. Kunnen aangeven welke elementen van krachtige leeromgeving je terug vindt in de visie van het EGKO.
Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker BACO 5.1.: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. BACO 5.2.: Kennisnemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. BACO 5.3.: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. Dit houdt in: • Voor- en nadelen kunnen aangeven van verschillende hedendaagse én historischrelevante leesmethoden. • De principes van de structuurmethode en van de directe systeemmethode kunnen omzetten in praktijk. • Kritisch kunnen lezen van een aantal recente artikels rond aanvankelijk lezen. • Vanuit eigen stage-ervaringen en reflecties de noodzaak van differentiatie binnen het leesonderwijs kunnen aangeven. W E R K V O R M E N Hoorcollege en werkcollege. S T U D I E M A T E R I A A L DE JAEGHER A. & VAN DEN DRIESSCHE, I. , syllabus verkenning eerste leerjaar, KHBO, 2006. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode aanvankelijk schriftelijk lezen examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel aanvankelijk lezen
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
53
4.8.3
Didactiek 2: leerprocessen
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
9 weken aan 3u contactonderwijs + 2 demo’s (BALOdag)/ 4 weken aan 3u contactonderwijs + 2 demo’s (BALOavond)
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en)
Ann De Jaegher (L240.1), Isolde Van Den Driessche (L240.2, L240.3, L240.4)
O M S C H R I J V I N G In de tweede helft van het tweede jaar komt naast de ‘opdracht’ van de leerkracht de leerling en het leerproces centraal te staan. Vanuit stage-ervaringen en vanuit het gedifferentieerd werken merk je dat leerlingen individueel verschillen. In het derde semester focuste je vooral op de volgende elementen van een krachtige leeromgeving: leren is actief, doelgericht, interactief en contextgebonden. In het vierde semester komen de volgende elementen erbij: leren is cumulatief, individueel verschillend en zelfsturend. Het BHV-model dat aangebracht werd in het derde semester wordt praktisch vertaald. Onderwijsvormen als hoekenwerk en contractwerk krijgen expliciete aandacht. Je verdiept je in de verschillende leerprocessen en hun didactische aanpak. Vanuit stageervaringen probeer je oog te krijgen voor het leren van kinderen. Je besteedt ruime aandacht aan leerprocessen. Hier leg je de nadruk op leren is constructief, cumulatief, zelfsturend en individueel verschillend. In deze context ga je na hoe je leert, welke leerstijl je zelf hanteert en welke gevolgen dit heeft op je onderwijsstijl. In dit kader besteed je ook aandacht aan de ondersteunende functies nl. waarnemen, geheugen en intelligentie. Je probeert inzicht te krijgen hoe deze functies het leren van kinderen beïnvloeden. Je leert ook materiaal ontwikkelen dat het leerproces van kinderen kan ondersteunen. Leren leren komt ook aan bod. D O E L S T E L L I N G E N
E N
B A S I S C O M P E T E N T I E S
Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen BACO 1.3.:De leerinhouden/leerervaringen selecteren. BACO 1.4.: De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. BACO 1.5.: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. Dit houdt in: • Hoekenwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. • Doelen en voordelen van hoekenwerk verwoorden. • Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van hoekenwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. • Een kijkwijzer voor de uitbouw van een hoek uitschrijven. • Contractwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. • Enkele basisprincipes van het contractwerk kunnen toepassen. • Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van contractwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. • De in het eerste jaar geziene onderwijsvormen een passende plaats geven binnen hoekenwerk en contractwerk • Aanschouwelijk didactisch materiaal ontwikkelen als ondersteuning bij het verwerven • of verwerken van leerinhouden. 54
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Leraar als inhoudelijk expert BACO 3.1.: Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden uit de leergebieden volgen en bevragen. BACO 3.2.: De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. Dit houdt in: • Bij de aanbreng van leerinhouden volgende leerprocessen herkennen: woordbetekenissen, symbolen, feitenkennis, begrippen, regels, algoritmen, denkmethoden of heuristieken, leerstrategieën, metacognitieve kennis en vaardigheden, motorische vaardigheden, sociale vaardigheden en attitudes. • Methoden ontwikkelen om deze leerinhouden aan te leren. • Inzien hoe de waarneming, het geheugen en intelligentie het leren beïnvloeden. • Inzichten in de menselijke waarneming kunnen vertalen naar het leesproces en naar het opnemen van informatie bij visuele en auditieve waarnemingsactiviteiten. • Inzicht krijgen in de werking van het geheugen. • Kunnen aangeven hoe we met de kennis van het geheugen effectieve leerprocessen kunnen op gang brengen (leren is constructief, cumulatief). • Recente opvattingen rond het concept intelligentie en hoogbegaafdheid leren kennen. • De waarde van intelligentie –onderzoek kunnen inschatten. • Kennis maken met de vakoverschrijdende eindtermen leren leren. • Aandacht hebben voor ‘leren leren’ in het 5de leerjaar, in het bijzonder bij de uitwerking van het wero-thema en het contractwerk (of hoekenwerk) Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker BACO 5.1.: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. BACO 5.3.: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. Dit houdt in: • Door kennis over de leerstijlen van Kolb bewust worden van het bestaan van de eigen leerstijl. • Bij het lesgeven mogelijkheden zoeken om de eigen leerstijl complementair aan te vullen. W E R K V O R M E N Hoorcollege, werkcollege, individuele opdracht. S T U D I E M A T E R I A A L DE JAEGHER A. & VAN DEN DRIESSCHE, I. , syllabus leerprocessen, KHBO, 2006. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode individuele 10% opdracht leerprocessen mondeling 90% examen
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
55
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
10% individuele opdracht (herwerkt) 90% mondeling examen BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven. leerprocessen
4.8.4
Didactiek 2: digitale didactiek
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
9 weken aan 1,5u atelier (eerste semester + opdracht tweede semester (BALOdag)/ 3 weken aan 3u atelier (BALOavond)
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en)
Jeroen Van Hijfte (L231.1, L231.2, L231.3, L231.4)
Digitale didactiek (semester 1+2) O M S C H R I J V I N G De inhoud van digitale didactiek is opgesplitst in een aantal onderdelen: De ICT-eindtermen Vanaf september 2007 zijn de ICT-eindtermen voor het basisonderwijs van kracht. We bespreken deze eindtermen, en zoeken passende activiteiten om aan deze eindtermen te werken. Veilig ICT-gebruik op school Werken met digitale media houdt ook gevaren in. We bekijken hoe je als leraar moet rekening houden met ongewenste inhoud en contacten op het internet en hoe je je leerlingen daarmee kunt leren omgaan. We bespreken ook enkele elementaire principes om je te beschermen tegen computervirussen en hackers. Als leerkracht moet je ook op de hoogte zijn van wat je kunt publiceren op het internet en wat niet. Je krijgt aandacht voor een goede lichaamshouding aan de computer en leert omgaan met cyberpesterij. Onderwijsvormen Op welke manier kun je tewerk gaan als je digitale media in je les wil inschakelen? Hoe organiseer je een les in een computerklas? Hoe integreer je een computer in het hoekenwerk? Waar en hoe plaats je best een computerhoek in de klas? Op welke manier introduceer je een nieuw educatief programma bij de leerlingen van je klas? In dit onderdeel formuleren we een antwoord op deze vragen. Software en ICT-initiatieven voor de basisschool Je leert omspringen met het gigantische aanbod van software voor kinderen.Welk soorten software bestaan er voor kinderen? Aan welke criteria moet een goed educatief programma voldoen? Er is al veel werk verricht om het aanbod van software te catalogiseren. Je maakt kennis met de programmamatrix en andere websites waar je beschrijvingen en beoordelingen van programma's voor de basisschool kunt terugvinden. 56
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Het prijskaartje is vaak een hindernis om educatieve software in de klas te introduceren. Er bestaat echter ook een groot aanbod aan freeware en shareware. Je maakt kennis met verschillende initiatieven om gratis software voor de basisschool te verspreiden. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen BACO 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. BACO 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. BACO 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. BACO 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. BACO 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. BACO 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. Dit houdt in: • de ICT-competenties van een klasgroep inschatten; • op basis van de ICT-leerlijn en – competenties gepaste lesdoelen formuleren voor het gebruik van ICT door leerlingen; • de ICT-competenties en de ICT-leerlijn voor de lagere school gebruiken; • kunnen inschatten wanneer het gebruik van ICT een meerwaarde biedt aan een les en wanneer niet; • bij het gebruik van ICT in een les aan leerlingen een duidelijke instructie geven en op een gestructureerde manier opdrachten geven; • een gepaste werkvorm kiezen bij het werken met ICT in de klas; • een computerhoek inrichten in de klas; • multimediale onderwijsvormen gebruiken; • ICT gebruiken om te differentiëren of te remediëren in de les; • informatie en beoordelingen over educatieve software kunnen opzoeken; • op basis van enkele criteria een verantwoorde keuze maken uit het aanbod van educatieve software, rekening houdend met de specifieke noden en kenmerken van de doelgroep; • een motiverende leeromgeving realiseren met behulp van ICT; • leerlingen die aan het werk zijn aan de computer op een goede manier kunnen begeleiden. De leraar als opvoeder BACO 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. BACO 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. BACO 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. BACO 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. BACO 2.6 De leerkracht kan het fysieke en geestelijke welzijn van de leerlingen bevorderen. Dit houdt in: • weten wat cyberpesten is, en dit bespreekbaar maken met leerlingen van de lagere school; • leerlingen (begeleid) zelfstandig leren werken m.b.v. ICT; • leerlingen attent maken op de gevaren van het gebruik van internet en hen ermee leren omgaan; • leerlingen op een kritische manier leren omspringen met informatie van die ze op het internet gevonden hebben; • leerlingen leren op een verantwoorde manier een computer gebruiken (bvb. respect voor het materiaal, verantwoorde tijd achter de computer, houding, …).
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
57
De leraar als inhoudelijke expert BACO 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden volgen. Dit houdt in: • de nodige basisterminologie beheersen • educatieve software kunnen opzoeken, installeren, evalueren en correct gebruiken De leraar als organisator BACO 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. BACO 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. BACO 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. Dit houdt in: • een les waarbij gebruik gemaakt wordt van ICT op een vlotte manier kunnen laten verlopen; • een computerhoek kunnen inrichten en inschakelen in het hoekenwerk. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker BACO 5.1 De leerkracht kan vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. BACO 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. Dit houdt in: • een nieuw softwarepakket kunnen introduceren in de klas; • educatieve software kunnen beoordelen aan de hand van enkele eenvoudige criteria; • de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van digitale media en het gebruik ervan in klasverband opvolgen. W E R K V O R M E N Hoorcollege, werkcollege, groepsopdrachten, bezoek S T U D I E M A T E R I A A L losbladig lesmateriaal (aangeboden via Toledo) naslagwerken: • ICT-competenties in het basisonderwijs. Via ICT-integratie naar ICT-competentie. 2004, departement onderwijs. • Klikvast, ook op de informatiesnelweg. Tips voor veilig ICT-gebruik op school. 2002, departement onderwijs. Gratis te downloaden op de website van het departement. E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 80% 20% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode digitale schriftelijk praktijkindividuele didactiek examen opdracht opdracht
58
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel digitale didactiek
procentuele verdeling
evaluatiemethode schriftelijk examen
BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
59
4.9
Muzische vorming en bewegingsopvoeding
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
8
Titularis
Stefan Dewitte
Docent(en)
Koen Crul, Stefan Dewitte, Brigitte Grillet, Nadine Le Bacq
Muzische vorming en bewegingsopvoeding behandelt de muzische domeinen muzikale opvoeding, beeldopvoeding, dramatisch spel en bewegingsexpressie. Naast de verdieping in de verschillende deeldomeinen zijn er ook overkoepelende activiteiten en opdrachten voorzien. Met deze activiteiten werk je aan de samenhang tussen de verschillende muzische domeinen en een geïntegreerde aanpak. In het eerste semester zijn dat: 1. Muzische dag op 18 september 2007 In de loop van de eerste week is er een muzische dag voorzien waarin je na een korte speelse opstart drie muzische impulsen krijgt: Afrikaanse percussie (Kassoemaï), kinderdans (danskant) en poppen maken. Tijdens deze activiteiten krijg je didactische voorbeelden van hoe je met wereldmuziek en internationale kinderdans didactisch kan werken in de klas. De activiteit ‘poppen maken’ is in functie van de stage eerste leerjaar. Aanwezigheid is verplicht. 2. Projectweek in de week van 15 tot 19 oktober 2007 De projectweek is een integratie tussen wereldoriëntatie en muzische vorming. Meer info kan je vinden bij Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2. 3. Muzische map Tijdens de stages van dit academiejaar moet je alle domeinen twee keer aangeboden hebben. Verspreid over de duo-stage, de stage eerste leerjaar en vijfde leerjaar begeleid je minstens 10 muzische activiteiten. Geïntegreerde activiteiten (samenbrengen van twee domeinen) mogen ook meegeteld worden. Je bundelt al je muzische ervaringen in een muzische map. 4.9.1
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: bewegingsopvoeding 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
1
Contacturen
9 weken aan 1u contactonderwijs + 1 demo (BALOdag)/ 2 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOavond)
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Brigitte Grillet (L222.1, L222.2, L222.3, L222.4)
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: bewegingsopvoeding 2 (semester 1 + 2)
60
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O M S C H R I J V I N G Na een jaar van veel spelen met kinderen probeer je nu heel wat leuke en creatieve doeactiviteiten uit te bouwen in de klas. Bewegingsintegratie in de klas betekent eens de kinderen laten bewegen, opstaan, lopen, zich samen verplaatsen … in de klas. ‘Mogen bewegen’ voor kinderen tussen twee lessen door is een must en verbetert achteraf het concentratievermogen voor de nieuwe les. Een imput van de mentor kan een extra hulpje zijn. Je wordt meer bewegingsgezind door het bijwonen van demolessen, zelfuitgebouwde lessen rond praktische en conditionele vaardigheden, bewegingskunsten en springvaardigheden en sportspelen en zwemmen. Dit alles is bruikbaar materiaal voor de didactische momenten in het tweede jaar. In alle stagemomenten ben je bereid de lessen bewegingsopvoeding (sport- en zwemlessen) zelfstandig aan te bieden. Een duidelijke en bondige uitleg, het vlot opstarten, de organisatie van de les, het individueel constructief begeleiden en het bijsturen, eventueel met hulp van de ervaren mentor, zijn je aandachtspunten. Je takenpakket bestaat ook uit een buitenschoolse activiteit (SVS). Je leert kinderen buiten begeleiden en animeren en de leerlingen zijn erg betrokken in het grote spelgebeuren. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. • kan de doelstellingen kiezen en formuleren volgens het leerplan (1.2) • kan de leerinhouden selecteren en vertalen in zinvolle opdrachten (1.3; 1.4) • kan gepaste werkvormen kiezen, een goede timing bepalen en een aangepaste ruimte creëren (1.5.2) • kan adequaat inspelen op wat zich voordoet in het zwembad of de bewegingszaal • (1.7.4) • kan zijn eigen didactisch handelen evalueren (1.9) 2. De leraar als opvoeder. • kan kinderen aanmoedigen, zorgt voor de veiligheid (2.1) • kan de eigenheid van het kind herkennen (2.2.1) • bevordert het fysiek welzijn van de kinderen (2.6) 3. De leraar als inhoudelijk expert. • kan de leerinhoud aanbieden en rekening houden met de opbouw van de leerstof • (3.1) • kan het leerplan hanteren ( 3.3) 4. De leraar als organisator. • kan de orde houden (4.1) • kan de opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen (4.2.1) • kan de timing respecteren (4.2.2) • kan uitdagende oefeningen aanbieden en een stimulerende werksituatie creëren • (4.4.) 5. De leraar als innovator. • kan vernieuwende elementen in de lessen aanwenden (5.1.1) • kan het eigen functioneren bevragen en bijsturen (5.3) Attitudes Beslissingsvermogen (A1), relationele gerichtheid (A2), kritische ingesteldheid (A3), leergierigheid (A4), organisatievermogen (A5), verantwoordelijkheidszin (A7),creatieve gerichtheid (A8), gerichtheid op correct taalgebruik en communicatie (A10) Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
61
W E R K V O R M E N Werkcollege: praktijklessen in de bewegingszaal en het zwembad, Individuele opdracht: bewegingsintegratie en de bewegingsmap (zie bijlage praktijkcomponent), Doestage: de SVS activiteit S T U D I E M A T E R I A A L Leerplan bewegingsopvoeding in de basisschool, Brussel, 1997 Syllabus Grillet Brigitte (ter inzage als werkmateriaal in de bieb) E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode permanente 75 % bewegingsevaluatie en taken opvoeding 25 % zwemexamen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
75 % herwerken van de taken 25 % zwemexamen BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven. bewegingsopvoeding
4.9.2
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: beeldopvoeding 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
2
Contacturen
9 weken aan 1,5u contactonderwijs + 1 demo(BALOdag)/ 3 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOavond)
Titularis
Stefan De Witte
Docent
Nadine Le Bacq (L220.1, L220.2, L220.3, L220.4)
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: beeldopvoeding 2 (semester 1 + 2) O M S C H R I J V I N G Het eerste semester bevat twee delen: 1. Het bestuderen van het deelleerplan beeldopvoeding. Volgende elementen komen hierin aan bod: 62
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• • • • 2. • •
Het domein van de beeldopvoeding. De beginsituatie van de kinderen. Het omgaan met de componenten van beelden en de streefdoelen van beeldopvoeding. Je krijgt een zicht op hoe je beeldopvoeding didactisch kan organiseren en evalueren. Er wordt gewerkt met speciale technieken die leiden tot ruimtelijk werk: Maken van een klaspop. Ruimtelijk werken met papier-maché.
Alhoewel het leerplan niet meer expliciet bestudeerd wordt, blijft het een werkinstrument in het tweede semester. In het tweede semester komt de klemtoon te liggen op de praktijk: • ruimtelijk werken met klei • maken van een thema-boekje – gemengde techniek • waarnemingstekening – spontaan schilderen met plakkaatverf. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer-en ontwikkelingsprocessen: • De ontwikkeling kennen van het beschouwen doorheen de basisschool. (1.1) • De ontwikkeling kennen van het creëren doorheen de basisschool. (1.7.1) • Doelstellingen kiezen en formuleren. (1.2) • Doelstellingen kiezen op basis van de leerplannen, waarin de ontwikkelingsdoelen en eindtermen vervat zitten. (1.2.1) • Doelstellingen kunnen kiezen en formuleren, rekening houdend met de beginsituatie van de kinderen, de kenmerken van de groep en de individuele leerling. (1.2.3) • Leerinhouden en leerervaringen vertalen in zinvolle opdrachten die aansluiten bij de leefwereld en motivatie van de kinderen. (1.4.3) • Resultaten van kinderen bespreken op basis van bepaalde criteria. (1.8) • Doelstellingen concreet en operationeel kunnen omschrijven. (1.2.7) • Keuzes kunnen maken uit een gegeven aanbod (doelen en inhouden), rekening houdend met criteria van beginsituatie, van maatschappelijke relevantie, van beschikbare tijd en hulpmiddelen. (1.3.1) • Kan de functie van een specifiek evaluatiemoment bepalen waarbij de evaluatie geen doel op zich is maar het leerproces ondersteunt. (1.8.3) 2. De leraar als opvoeder: • Beseffen dat beeldopvoeding een opvoedkundige waarde heeft en dat het bijdraagt tot de totale persoonlijkheidsvorming. (2.2) 3. De leraar als inhoudelijk expert. • De inhoud van alle beeldaspecten kennen en kunnen toepassen. (3.1) • De mogelijkheden van de technieken, opgegeven in het leerplan kennen en kunnen toepassen. (3.1) • De specifieke beeldtaal kunnen hanteren door het bespreken van eigen werk. (3.1) • Het beeldaspect vorm ervaren, begrijpen en toepassen. (3.1) • Het beeldaspect compositie (bij een losstaand beeld aandacht besteden aan de vormrijkdom van alle aanzichten) ervaren, begrijpen en toepassen. (3.1) 4. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker • Op een creatieve manier opgaven van beeldopvoeding uitwerken. (5.1) • Op een creatieve manier meedenken over de inhoud van het vak beeldopvoeding in de lagere school. (5.1.1) Gemakkelijk toegankelijke literatuur in verband met voorbeelden uit de eigen • praktijk, selecteren en raadplegen. (5.2.1)
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
63
5. De leraar als cultuurparticipant • De studenten hebben oog voor culturele gebeurtenissen binnen en buiten het schoolgebeuren. (10.1) Attitudes: Kritische ingesteldheid (A3) – Leergierigheid (A4) – organisatievermogen (A5) – creatieve gerichtheid (A8) W E R K V O R M E N • • •
Hoorcolleges: grondige bespreking van het leerplan beeldopvoeding. Practicum: praktijklessen beeldopvoeding. Individuele opdracht: een productgerichte opdracht ombuigen tot een procesgericht opdracht.
S T U D I E M A T E R I A A L Muzische opvoeding – deelplan beeldopvoeding – Vlaams Verbond van het Katholieke basisonderwijs (1999) E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele onderdeel onderdeel evaluatiemethode verdeling methode verdeling mondeling theorie examen – open 25% boek zelfstandige opdracht individuele 25% opdracht opdrachten doorheen • taak 50% • verwerkingshet jaar. opdrachten Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
mondeling examen – open boek Individuele opdracht • taak 25% • verwerkings50% opdrachten BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven. theorie zelfstandige opdracht opdrachten doorheen het jaar
64
25%
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.9.3
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: dramatisch spel en bewegingsexpressie 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
9 weken aan 2,5u atelier + 1 demo (BALOdag)/ 5 weken aan 3u atelier + 1 demo (BALOavond)
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Koen Crul (L226.1, L226.2, L226.3, L226.4)
O M S C H R I J V I N G Dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 bevat twee onderdelen: in het eerste deel krijg je inzicht in de didactiek van dramatisch spel en bewegingsexpressie en leer je hoe je een dramales/dansles kan opbouwen. Aan de hand van concrete voorbeelden sta je stil bij de verschillende fasen van de opbouw. Thema’s als clownerie, poppenspel, jabbertalk (drama), poppen, stoelen (bewegingsexpressie) krijgen een vertaling in concrete, muzische opdrachten. Aan het einde van dit onderdeel ben je in staat om vanuit een thema een eigen drama- of bewegingsexpressieles op te bouwen voor leerlingen van het lager onderwijs. In het laatste deel krijg je een beeld van hoe je geïntegreerd kan werken met drama en dans. Je ontdekt hoe je een inspiratiebron (boek, verhaal, gedicht, schilderij, muziekstuk, foto’s) kan verwerken in dramatisch spel en/of bewegingsexpressie. Je gaat dieper in hoe verschillende domeinen op elkaar kunnen inspelen en hoe je een thema uit een ander leergebied (wero, godsdienst, taal, …) kan verwerken in een les dramatisch spel of bewegingsexpressie. Zo kan je het samenspel tussen verschillende muzische domeinen bevorderen zonder in de val van vervlakking te trappen. D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • • • • • •
doelstellingen kiezen en concreet en operationeel omschrijven voor een (geïntegreerde) les dramatisch spel en bewegingsexpressie, op basis van het leerplan dramatisch spel (1.2.1 en 1.2.3) een drama- en bewegingsexpressieactiviteit kiezen en aanpassen op niveau van de doelgroep (1.1.1 en 1.3.1) het onderwijsaanbod opdelen in leerstappen, thema’s en projecten en de opbouw van een les hanteren zodat er plaats is voor experimenteren en vormgeven. (1.4.1) het samenbrengen van verschillende expressievormen en linken leggen tussen leerstofonderdelen (1.4.2) leerinhouden vertalen in zinvolle en motiverende opdrachten die de expressieve vaardigheden stimuleren (1.4.3) beschouwen en creëren koppelen aan dramatisch spel de leerlingen enthousiast maken voor dramatisch spel en leren reflecteren over het eigen process (1.7.1 en 1.7.6)
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
65
2. De leraar als opvoeder •
ervoor zorgen dat de lln zich veilig, vrij en gewaardeerd voelen, emancipatie bevorderen door een muzische aanpak (2.1.2 en 2.2) Aandacht hebben voor het lichaam en de stem als instrument om tot expressie te komen. (2.6)
•
3. De leraar als inhoudelijk expert •
eigen drama- en expressievaardigheden uitbouwen in functie van de lespraktijk, bewust werken aan eigen expressiviteit, verbal en non-verbaal spel (3.1) eigen dramavaardigheden aanwenden in de klaspraktijk. (3.2)
•
5. de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker • •
vernieuwende elementen kunnen aanwenden in de praktijk (5.1) na het geven van een les kritisch kunnen reflecteren op het eigen gedrag als begeleider (5.3)
10. De leraar als cultuurparticipant •
brede interesse tonen voor het cultureel-esthetische domein (10.1)
attitudes organisatievermogen (A5), zin voor samenwerking (A6), creatieve gerichtheid (A8), flexibiliteit (A9) en gerichtheid op communicatie (A10). W E R K V O R M E N Leergesprek Werkcolleges Individuele opdrachten S T U D I E M A T E R I A A L CRUL Koen, syllabus dramatisch spel, KHBO, 2007 Leerplan muzische vorming, deelleerplan dramatisch spel VVKBaO, 1999 Leerplan muzische vorming, deelleerplan bewegingsexpressie VVKBaO, 1999 E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel dramatisch spel en bewegingsexpressie
66
Procentuele verdeling 45 % 50 % 5%
evaluatiemethode individuele opdrachten mondeling examen muzische map
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
dramatisch spel en bewegingsexpressie
50 % 50 %
mondeling examen herwerken opdrachten en map
4.9.4
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: muzikale opvoeding 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1+2
Studiepunten
2
Contacturen
9 weken aan 1,5u contactonderwijs + 1 demo (BALOdag)/ 3 weken aan 3u contactonderwijs + 1 demo (BALOavond)
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Stefan dewitte (L224.1, L224.2, L224.3, L224.4)
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: muzikale opvoeding 2 (semester 1+2) O M S C H R I J V I N G In deze onderwijsleeractiviteit staat de muziekdidactiek centraal. Je bouwt verder op de didactiek van muzikale opvoeding 1, maar met een belangrijk accent op de lieddidactiek. Je maakt een grondige studie van het lied in al haar facetten. Met deze bagage geef je dan ook een volledige liedles tijdens de eerste stage. Je leert doelstellingen selecteren op basis van het leerplan. Voor de verschillende parameters (melodie, ritme, klankkleur, vorm, dynamiek,...) van de muziek ga je na hoe de muzikale ontwikkeling van kinderen best kan gestimuleerd worden. Binnen de vijf domeinen van de muzikale beleving is ruimte voor zowel cognitieve, creatieve als expressieve aspecten en lesdoelen. Op deze manier tracht je tot het geven van boeiende, actieve en doelgerichte liedlessen te komen. Naast de specifieke lieddidactiek ontdek je het Orffinstrumentarium (klokkenspel, xylofoon en metallofoon). Je leert ook hoe je hiermee an de slag kan met kinderen. We staan ook stil bij de specifieke didactiek voor het eerste leerjaar van de basisschool. Het programma ‘muzikale opvoeding’ bestaat uit de volgende onderdelen: 1) Muziektheorie: • Je leert een lied transponeren (als het vb. te hoog genoteerd is) • Je krijgt inzicht in de verschillende muzikale structuren • Je leert liedanalyses maken in functie van de lespraktijk 2) Muziekpraktijk: • Je bouwt je eigen liedrepertoire uit muzikale opvoeding 1 verder uit tot een lijst van 60 liederen. • Je kunt op blokfluit (of een ander melodie-instrument) een lied interpreteren op een genuanceerde en muzikaal gefundeerde wijze. • Je leert aandacht te hebben voor stemvorming bij jezelf en bij de kinderen in de basisschool. • Je kunt de verschillende Orff-instrumenten bespelen. Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
67
3) Muziekdidactiek: • Hier bestudeer je de opbouw van een lied, soorten liederen, de bruikbaarheid, de moeilijkheidsgraad, de beginsituatie van de kinderen. • Je zal een originele liedles zelfstandig leren opbouwen met aandacht voor de muzikale parameters, creativiteit en expressie. • Je maakt je een aantal nieuwe technieken eigen zoals dirigeren, toon opgeven, inzet geven, recto tono zingen,... • Je leert diverse onderwijsvormen te hanteren. • Je bouwt het gegeven van een liedles verder uit door gebruik te maken van de muzikale parameters (melodie, ritme, vorm, meerstemmigheid, klankkleur) D O E L S T E L L I N G E N
E N
C O M P E T E N T I E S
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen • Doelstellingen kiezen en concreet en operationeel omschrijven voor een liedles op basis van het leerplan muzikale opvoeding (1.1.2) • Een lied kiezen op niveau van de doelgroep (1.1.3) • Speelse en actieve opdrachten zoeken bij het lied (1.1.4) • Een muziekleslied op een doordachte manier aanleren (1.1.5) • De leerlingen enthousiast maken voor het lied (1.1.7) • Kan zijn eigen proces evalueren met het oog op bijsturing (1.9.1) 2. De leraar als opvoeder • Leerlingen kunnen aanmoedigen en positief stimuleren (2.2.3) • Respectvol omgaan met leerlingen (2.2.6) 3. De leraar als inhoudelijk expert (3.1, 3.2) • Aandacht voor eigen stemvorming en stemhygiëne • Aandacht voor de stemvorming en stemhygiëne van kinderen • Een lied kunnen transponeren naar een aangepaste toonaard • De verschillende muzikale structuren kunnen herkennen • Een lied kunnen analyseren • Een melodie-instrument kunnen bespelen in functie van het interpreteren van een lied • Een aantal nieuwe technieken kunnen hanteren zoals: dirigeren, toon opgeven, inzet geven, recto tono zingen,... • Kennis hebben van de opbouw van een lied, kennis van de soorten liederen, de bruikbaarheid en de moeilijkheidsgraad van liederen 4. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker • Na het geven van een liedles het eigen functioneren grondig kunnen bevragen. 5. De leraar als cultuurparticipant (10.1.1) • Een gevarieerd liedrepertoire kunnen opbouwen voor de lagere school • Een originele liedles zelfstandig leren opbouwen met aandacht voor de muzikale parameters, creativiteit en expressie. W E R K V O R M E N Hoorcollege, onderwijsleergesprek, werkcollege en individuele opdrachten. S T U D I E M A T E R I A A L STICHTING TER BEVORDERING VAN DE MUZIKALE VORMING, Liedboek Eigenwijs, 1999 Cursus muzische vorming 2: Muzikale opvoeding wordt via Toledo aangeboden aan de studenten Vakmateriaal: Schoolblokfluit
68
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele Evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode Mondeling Praktijk 65% examen Mondelinge Theorie 30% toelichting bij de taken Muzische Verbetering map 5% muzische map Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
mondelinge toelichting bij 30% Mondeling examen de taken. Praktijk 65% Mondeling examen Muzische map herwerken 5% Verbetering muzische map BALO-avond: zie aparte examenregeling voor de eerste examenkans. Tweede examenkans zoals hierboven aangegeven.
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
69
4.10
Stage: lager onderwijs 2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Programmajaar
2
Semester
1 en 2
Studiepunten
11
Titularis
Lieve Lootens (L204)
O M S C H R I J V I N G In Stage: lager onderwijs 2 van de opleiding bouwen de studenten hun pedagogische en didactische vaardigheden, waarvan de basis is gelegd in Stage: lager onderwijs 1. De nadruk lag in het eerste jaar vooral op de leraar als opvoeder en de leraar als organisator. In het tweede jaar ligt de nadruk op de competenties van de leraar als begeleider van leerprocessen en de leraar als inhoudelijk expert. Op het einde van dit programmajaar verwachten we dat studenten het leerproces van kinderen centraal kunnen stellen; Zij krijgen oog voor verschillen tussen leerlingen en proberen hier preventief op in te spelen door differentiatiemaatregelen toe te passen. C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie pg. 12 praktijkgids 2 BALO). In Stage: lager onderwijs 2 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 (bereikt in Stage: lager onderwijs 1) naar niveau 2 (en verder…). D O E L S T E L L I N G E N DUOSTAGE In deze eerste stage van het tweede jaar verwachten we dat je de competenties van het eerste jaar verder verwerft. De nadruk lag in het eerste jaar vooral op de leraar als opvoeder en de leraar als organisator. In het tweede jaar ligt de nadruk op de competenties van de leraar als begeleider van leerprocessen. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen • Het DI-model correct kunnen toepassen • Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven • Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken • Duidelijke doelen kunnen formuleren • Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven • Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren • Functioneel gebruik kunnen maken van media • Media kunnen aanpassen • Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen FG 2 De leraar als opvoeder • Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen • Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik • Oog hebben voor alle leerlingen FG 3 De leraar als inhoudelijk expert 70
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
• Hoofd- en bijzaken onderscheiden • Blijk geven van het beheersen van de inhouden FG 4 De leraar als organisator • Een gestructureerd werkklimaat bevorderen • Een soepel en efficiënt dagverloop creëren • Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren • Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator • Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen • Gebruik maken van tussendoortjes • Een ‘nieuw’ wero-thema samen met een medestudent kunnen uitwerken • Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken FG 7 De leraar als lid van het schoolteam • Vlot samenwerken met de medestudent en de mentor • Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven STAGE EERSTE LEERJAAR In de stage eerste leerjaar verwachten we dat je oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, soepel leert omgaan met kortere lestijden. In de stage vijfde leerjaar verwachten we een aanzet om met verschillen om te gaan, oog te krijgen voor het leren van leerlingen. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen • Het DI-model correct kunnen toepassen • Een aanzet kunnen geven tot het hanteren van het BHV-model • Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven • Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken • Duidelijke doelen kunnen formuleren • Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven • Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren • Een aanzet tot hoekenwerk of contractwerk kunnen geven • Functioneel gebruik kunnen maken van media • Media kunnen aanpassen • Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen • Opeenvolgende lessen kunnen geven FG 2 De leraar als opvoeder • Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen • Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik • Oog hebben voor alle leerlingen FG 3 De leraar als inhoudelijk expert • Hoofd- en bijzaken onderscheiden • Blijk geven van het beheersen van de inhouden FG 4 De leraar als organisator • Een gestructureerd werkklimaat bevorderen • Vlot lesovergangen kunnen maken • Een hoekenwerk of contractwerk kunnen organiseren • Een soepel en efficiënt dagverloop creëren • Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes • Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren • Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator • Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen • Hanteren van de klaspop • Gebruik maken van tussendoortjes • Een wero-thema en muzisch thema op niveau 1ste leerjaar kunnen uitwerken • Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren • Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
71
34 Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende FG 7 De leraar als lid van het schoolteam • Vlot samenwerken met de mentor • Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven STAGE VIJFDE LEERJAAR In de stage vijfde leerjaar verwachten we dat je oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, en het leerproces. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen • Het DI-model / BHV –model correct kunnen toepassen • Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven • Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken • Duidelijke doelen kunnen formuleren • Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven • Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren • Een contractwerk in functie van omgaan met verschillen kunnen maken • Functioneel gebruik kunnen maken van media • Media kunnen aanpassen • Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen • Opeenvolgende lessen kunnen geven • Oog krijgen voor leren leren FG 2 De leraar als opvoeder • Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen • Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik • Oog hebben voor alle leerlingen FG 3 De leraar als inhoudelijk expert • Hoofd- en bijzaken onderscheiden • Blijk geven van het beheersen van de inhouden FG 4 De leraar als organisator • Een gestructureerd werkklimaat bevorderen • Vlot lesovergangen kunnen maken • Een contractwerk of hoekenwerk kunnen organiseren • Een soepel en efficiënt dagverloop creëren • Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes • Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren • Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator • Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen • Een wero-thema en muzisch thema op niveau 5de leerjaar kunnen uitwerken • Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren • Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken FG 7 De leraar als lid van het schoolteam • Vlot samenwerken met de mentor • Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven S T U D I E M A T E R I A A L Praktijkgids 2 BALO E V A L U A T I E De beoordeling van de didactische stage gebeurt door permanente evaluatie: de studenten krijgen een tussentijdse quotatie in januari en de eindevaluatie gebeurt op het einde van het jaar. 72
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De evaluatie gebeurt op basis van allerlei documenten m.b.t. de stage van de studenten: zelfreflectie, stagemap, verslagen van docenten, van stagementoren, eventueel van directies van stagescholen… Er wordt nagegaan in hoeverre de vooropgestelde doelen bereikt zijn; het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0%
100%
Tweede examenkans of derde examenperiode geen tweede examenkans mogelijk
Programmagids 2007-2008– lerarenopleiding lager onderwijs – Tweede programmajaar
73