VMBO Gemengde en theoretische leerweg Cohort: 2013 - 2015
Programma van toetsing en afsluiting
Het Westeraam Auditorium 6 6661 TZ Elst www.hetwesteraam.nl
Voorwoord Beste examenkandidaten, ouders en verzorgers, Voor jullie ligt het eindexamenreglement van Het Westeraam. Een zeer belangrijk document omdat hierin alle regels en afspraken staan die betrekking hebben op het schoolexamen. Hoewel je pas in klas drie zit, begint het schoolexamen dit jaar al. Dat betekent dat cijfers die je dit jaar haalt in veel gevallen meetellen voor de cijfers die volgend jaar op je einddiploma komen te staan. In dit reglement staat precies hoe dat bij de verschillende vakken werkt. Dit document is geldig voor de leerlingen die in 2013 in klas drie zitten en die dus in 2015 examen zullen doen. Officieel heet dat: Cohort 2013, examen 2015 Wat staat er zoal in dit reglement:
Over welke stof gaan de verschillende toetsen. Op welk moment in het jaar worden de toetsen gehouden. Wat voor een soort toets is het en hoe lang duurt de toets. Hoe wordt bij ieder vak het eindcijfer bepaald. Wat kun je doen als je het ergens echt niet mee eens bent.
Een heel belangrijk boekje dus, wat je goed moet bekijken en bewaren. Als je toch nog vragen hebt, informeer dan in eerste instantie bij je vakdocent. Deze zal je graag te woord staan. Ook kun je algemene aanvullende informatie inwinnen bij de secretaris van de examencommissie, de heer D.M. Jansma. Namens alle medewerkers van Het Westeraam wens ik jullie veel succes bij de voorbereidingen op het schoolexamen en het landelijk eindexamen. Gert Munters, Directeur
1
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................................... 2 Inleiding ...................................................................................................................................................................................... 3 Biologie....................................................................................................................................................................................... 4 Cultureel Kunstzinnige Vorming ............................................................................................................................................... 12 Duits ......................................................................................................................................................................................... 14 Leerjaar 4.................................................................................................................................................................................. 16 Economie.................................................................................................................................................................................. 18 Engels ....................................................................................................................................................................................... 22 Geschiedenis ............................................................................................................................................................................ 30 Groen Breed ............................................................................................................................................................................. 34 Handel en administratie ........................................................................................................................................................... 39 Lichamelijke opvoeding ............................................................................................................................................................ 45 Maatschappijleer 1 ................................................................................................................................................................... 51 Nask 1 ....................................................................................................................................................................................... 54 Nask 2 ....................................................................................................................................................................................... 61 Nederlands ............................................................................................................................................................................... 67 Rekenvaardigheden.................................................................................................................................................................. 73 Wiskunde.................................................................................................................................................................................. 77 Reglementen ............................................................................................................................................................................ 83 Quadraam reglement .......................................................................................................................................................... 83 Westeraam reglement......................................................................................................................................................... 83
2
Inleiding Het belang van het PTA In dit PTA (Plan van Toetsing en Afsluiting) wordt van elk vak beschreven op welke manier de toetsing plaatsvindt en hoe de resultaten van de verschillende toetsen worden verwerkt tot 1 eindcijfer: het SE (schoolexamen) cijfer. Het SE-cijfer vormt de helft van het eindcijfer zoals dat op de cijferlijst bij het diploma komt te staan. De andere helft wordt bepaald door het CE (Centraal Eindexamen).
Algemene uitgangspunten Omdat het SE-cijfer zo belangrijk is, vindt Het Westeraam het van het grootste belang dat dat cijfer op een goede en zorgvuldige manier tot stand komt. Al in leerjaar 3 beginnen we met PTA-toetsen. Op die manier bouwt de leerling in de loop de laatste 2 jaar het SE-cijfer op. Tegelijkertijd vormen de toetsen uit het PTA een belangrijke voorbereiding op het Centraal Examen. Deze toetsen moeten dus zeker niet te gemakkelijk zijn, ze moeten over een flink stuk stof gaan en in de meeste gevallen duren ze langer dan in de onderbouw de gewoonte is (2 lesuren).
De opbouw van het PTA 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
Het Westeraam heeft in de bovenbouw 7 tentamenweken: 4 in leerjaar 3 en 3 in leerjaar 4. De PTA-toetsen vinden bijna allemaal in deze tentamenweken plaats. Elk examenvak heeft tenminste 6 PTA-toetsen. De meeste PTA-toetsen hebben een lengte van 100 minuten. Alle PTA-toetsen tellen mee voor de bepaling van het SE-cijfer. Alle cijfers van de PTA-toetsen zijn zichtbaar in Magister Elke toets heeft een wegingsfactor van 1, 2 of 3. Bij de meeste vakken zijn er behalve de PTA-toetsen, ook nog repetities, overhoringen, inleveropdrachten etc. Het kan zo zijn dat het gemiddelde van al die resultaten meetelt als een extra PTA-cijfer. Per vak kun je zien hoe dat zit. Voor de vakken LO en CKV en ook voor praktijkonderdelen, gelden meestal andere afspraken. Ook die zie je in dit boekje.
Op de bladzijden die hierna volgen krijg je per vak een overzicht van alle toetsen, die je voor je schoolexamen moet afleggen.
3
Biologie Leerjaar 3 Algemene informatie Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens en een practicumopdracht die elk 1 keer tellen. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer dat je overgang bepaalt. De tentamencijfers komen in Magister. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per thema. Deze cijfers komen in Magister en zijn zichtbaar als inzetcijfers. Zij geven dus aan of je werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. Het gemiddelde van deze cijfers staat ook op je rapport. De schoolexamencijfers bepalen echter je overgang. Het schoolexamencijfer biologie is opgebouwd uit de behaalde tentamencijfers van leerjaar 3 en leerjaar 4. De tentamens uit leerjaar 3 en 4 zijn examenonderwerpen. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen en practicum zijn uitgesloten van herkansing.
Vakspecifieke opmerkingen Tekeningen maak je op ongelinieerd papier. Grafieken worden getekend met potlood. Bij de tentamens en het examen mag / moet je de volgende hulpmiddelen gebruiken: 1. 2. 3. 4.
Geo -driehoek Rekenmachine Potlood, gum, puntenslijper Nederlands woordenboek
Wat moet ik doen en leren voor elke toets 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken: tekstboek en werkboek leren Aantekeningen Oefenen op www.biologiepagina.nl Examentrainingen De leervaardigheden in het vak biologie toepassen
Leervaardigheden in het vak biologie Je kan: 1.
biologisch bronnenmateriaal begrijpend lezen en hierbij feiten en meningen onderscheiden in: foldermateriaal, studieboeken, naslagwerken, cd-rom/internet, bijsluiters, kranten/tijdschriften 2. informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: tabellenboek, gegevensbank, gebruiksaanwijzing, tekeningen, schema's, diagrammen, tabellen, beeldmateriaal 3. eigen gedachten mondeling en schriftelijk formuleren over biologische onderwerpen: vaktaal functioneel gebruiken, relaties leggen tussen vakinhoudelijke begrippen en contexten waarin deze begrippen functioneel zijn. 4. basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, rekenregels gebruiken, verhoudingstabellen 5. rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6. veilig, zinvol en doelmatig gebruik maken van stoffen, materialen, organismen, (meet)instrumenten, apparaten en software zonder schade te berokkenen aan organismen en milieu 7. biologische begripskennis opbouwen, uitgaande van aanwezige denkbeelden: onjuiste denkbeelden bijstellen of vervangen, verbanden leggen tussen begrippen, leren door te doen, leren door te ontdekken, verschillende organisatieniveaus: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme ecosysteem. 8. specifieke hulpmiddelen gebruiken zoals loep, microscoop, indicatoren (jodium en kalkwater) en determineertabel
4
9.
eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek waarin de actieve en praktische zelfwerkzaamheid op de voorgrond staat, voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: bij een biologisch schoolpracticum en/of veldpracticum een biologische probleemstelling herkennen en specificeren een biologisch probleem herleiden tot een onderzoeksvraag verwachtingen formuleren relevante waarnemingen verrichten en gegevens verzamelen conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10. gegevens verwerken in een verslaggeving naar aanleiding van een bezoek aan een instelling waar levensprocessen een belangrijke rol spelen 11. een studie van een zelf gekozen biologisch onderwerp uitvoeren en in een verslaggeving verwerken 12. ICT-hulpmiddelen en gangbare software gebruiken om te schrijven, te rekenen, informatie te verzamelen, te bewerken en te presenteren en toetsen te maken
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen 1.
Organen en cellen a. Tijdstip tentamen: oktober 2013 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de levenskenmerken benoemen. Je kunt de delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel is opgebouwd benoemen en in afbeeldingen of modellen aanwijzen en functie(s) van deze delen beschrijven: Je kunt van een plantaardige- en dierlijke cel de delen benoemen met hun kenmerken en functies. Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen. Je kunt werken met een microscoop, de onderdelen benoemen en een preparaat en een tekening maken volgens de tekenregels.
2.
Ordening a. Tijdstip tentamen: oktober 2013 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de organismen indelen in vier rijken en hun kenmerken benoemen. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren en wat een populatie is. Je kunt beschrijven welke functie bacteriën en schimmels hebben voor de mens Je kunt een determinatietabel van organismen lezen en gebruiken, waarbij je de Nederlandse naam kunt geven van de planten- en diersoorten die veel in Nederland voorkomen. Je kunt verwoorden dat aan het onderling verschillen van soorten erfelijke factoren de oorzaak kunnen zijn
3.
Voortplanting en ontwikkeling a. Tijdstip tentamen: januari 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de celdeling en de speciale celdeling beschrijven. Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man en een vrouw noemen met hun functies en kenmerken Je kunt beschrijven hoe de voortplanting van mensen verloopt: Je kunt de werking van voorbehoedmiddelen beschrijven
5
4.
en 5 Erfelijkheid en evolutie a. Tijdstip tentamen januari 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: je kunt enkele situaties noemen waarin het relevant is enige kennis te hebben van de erfelijkheidsleer en situaties noemen waarin het relevant is om genetisch advies in te winnen en in dit verband vormen van prenataal onderzoek beschrijven. je kunt toelichten dat individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen en welke rol chromosomen en geslachtscellen hierbij spelen je kunt het proces en de betekenis van de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose) beschrijven: je kunt conclusies trekken uit gegevens bij monohybride kruisingen over het genotype en fenotype van ouders en/of hun directe nakomelingen je kunt toelichten dat onder andere bepaalde stoffen en straling invloed kunnen hebben op de frequentie waarmee mutaties plaatsvinden. je kunt toelichten dat in de loop van de tijd nieuwe rassen en soorten zijn ontstaan, mede onder invloed van mutatie en selectie 6.
Regeling a. Tijdstip tentamen maart 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt toelichten dat gedrag bij dieren uit een reeks handelingen bestaat en je kan aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen dat gedrag afhankelijk is van in- en uitwendige prikkels. Je kunt de delen van het zenuwstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen, en functie(s) en werking beschrijven. Je kunt uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centrale zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden Je kunt het principe van de werking van hormonen beschrijven. Je kunt hormoonklieren noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functies beschrijven Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren, bij overmatig gebruik van, alcohol en medicijnen, en bij gebruik van tabak en drugs.
7.
Zintuiglijke waarneming a. Tijdstip tentamen maart 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt ervaringen/waarnemingen van zintuig-practicumproeven in biologische termen weergeven. Je kunt delen en omringende delen van de gehoororganen, van de ogen en zintuigelementen in huid, neus en tong in afbeeldingen aanwijzen en functie en werking ervan beschrijven Je kunt uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centrale zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden Je kunt beschrijven dat bewust gedrag vanuit de hersenen gestuurd wordt. Je kunt de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven
6
8.
9.
Stevigheid en beweging a. Tijdstip tentamen juni 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt in een afbeelding van het skelet de beenderen benoemen Je kunt de functies van het skelet noemen, zowel voor in- en uitwendig skelet. Je kunt de pijp- en platte beenderen onderscheiden en de kenmerken ervan noemen Je kunt kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen, beschrijven en hoe de samenstelling ervan verandert tijdens het leven Je kunt de vier manieren waarop beenderen met elkaar verbonden zijn onderscheiden Je kunt de drie typen gewrichten onderscheiden en de delen van een gewricht noemen met hun functies Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven Je kunt het belang van een goede lichaamshouding aangeven Je kunt enkele sportblessures beschrijven wat er aan de hand is en hoe deze blessures moeten worden voorkomen Gedrag bij mens en dier a. Tijdstip tentamen juni 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de aangeboden problemen oplossen binnen de context van gedrag, gebruikmakend van biologische begrippen. Je kunt ethogrammen en protocollen van gedrag van dieren of mensen maken en/of interpreteren, gebruik makend van: veldwaarnemingen, practicum, visueel materiaal. Je kunt aan de hand van concrete voorbeelden verschillende vormen van leren, sociaal gedrag en communicatie noemen en de functie(s) daarvan aangeven. Je kunt in concrete (beschreven) situaties de rol beoordelen van leren, sociaal gedrag en communicatie bij mensen en dieren bij taakverdeling en coördinatie, in het bijzonder bij: inprenten, trial & error, conditionering erfelijk / aangeleerd gedrag dreig- en imponeergedrag taakverdeling binnen groepen balts, paringsgedrag, broedzorg territoriumgedrag rolpatronen, normen en waarden rangorde je kunt een standpunt over de vergelijking van het gedrag van mensen en dieren bediscussiëren en beargumenteren
9.
Practicum Je kunt zintuig-practicumproeven uitvoeren en de waarnemingen in biologische termen weergeven.
7
Leerjaar 4 Algemene informatie Om je schoolexamen, wat je begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog drie tentamens en een practicumopdracht die elk 1 keer tellen. De tentamencijfers komen in Magister. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per thema. Deze cijfers komen in Magister en zijn zichtbaar als inzetcijfers. Zij geven dus aan of je werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen en het practicum zijn uitgesloten van herkansing. Je schoolexamencijfers is een gewogen gemiddelde van de schoolexamencijfers uit leerjaar 3 en 4.
Vakspecifieke opmerkingen Tekeningen maak je op ongelinieerd papier. Grafieken worden getekend met potlood. Bij de tentamens en het examen mag / moet je de volgende hulpmiddelen gebruiken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Geo –driehoek, Rekenmachine, Potlood, gum, puntenslijper, Nederlands woordenboek.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken: tekstboek en werkboek leren Aantekeningen Oefenen op www.biologiepagina.nl Examentrainingen De leervaardigheden in het vak biologie toepassen
Leervaardigheden in het vak biologie Je kan: 1.
biologisch bronnenmateriaal begrijpend lezen en hierbij feiten en meningen onderscheiden in: foldermateriaal, studieboeken, naslagwerken, cd-rom/internet, bijsluiters, kranten/tijdschriften 2. informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: tabellenboek, gegevensbank, gebruiksaanwijzing, tekeningen, schema's, diagrammen, tabellen, beeldmateriaal 3. eigen gedachten mondeling en schriftelijk formuleren over biologische onderwerpen: vaktaal functioneel gebruiken, relaties leggen tussen vakinhoudelijke begrippen en contexten waarin deze begrippen functioneel zijn. 4. basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, rekenregels gebruiken, verhoudingstabellen 5. rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6. veilig, zinvol en doelmatig gebruik maken van stoffen, materialen, organismen, (meet)instrumenten, apparaten en software zonder schade te berokkenen aan organismen en milieu 7. biologische begripskennis opbouwen, uitgaande van aanwezige denkbeelden: onjuiste denkbeelden bijstellen of vervangen, verbanden leggen tussen begrippen, leren door te doen, leren door te ontdekken, verschillende organisatieniveaus: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme ecosysteem. 8. specifieke hulpmiddelen gebruiken zoals loep, microscoop, indicatoren (jodium en kalkwater) en determineertabel
8
9.
eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek waarin de actieve en praktische zelfwerkzaamheid op de voorgrond staat, voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: bij een biologisch schoolpracticum en/of veldpracticum een biologische probleemstelling herkennen en specificeren een biologisch probleem herleiden tot een onderzoeksvraag verwachtingen formuleren relevante waarnemingen verrichten en gegevens verzamelen conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10. gegevens verwerken in een verslaggeving naar aanleiding van een bezoek aan een instelling waar levensprocessen een belangrijke rol spelen 11. een studie van een zelf gekozen biologisch onderwerp uitvoeren en in een verslaggeving verwerken ICThulpmiddelen en gangbare software gebruiken om te schrijven, te rekenen, informatie te verzamelen, te bewerken en te presenteren en toetsen te maken
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen 1.
Stofwisseling a. Tijdstip tentamen: oktober 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt het proces stofwisseling omschrijven Je kunt stoffen in organische en anorganische stoffen verdelen. Je kunt de werking van enzymen beschrijven. Je kunt het proces fotosynthese beschrijven en de voorwaarden opnoemen. je kunt de assimilatie bij planten beschrijven. je kunt het proces verbranding bij organismen beschrijven. je kunt factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en op de verbranding in organismen
2.
Planten a. Tijdstip tentamen: oktober 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: je kunt de delen waaruit zaadplanten zijn opgebouwd benoemen, hun functie(s) beschrijven en aangeven welke delen van planten voedingsmiddelen en/of grondstoffen leveren voor de mens je kunt kenmerken van bloemen met windbestuiving en van bloemen met insectenbestuiving.
3.
Ecologie a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: je kunt benoemen welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem: planten- en diersoorten noemen die een voedselketen of voedelweb vormen in een beschreven ecosysteem producenten, consumenten en reducenten onderscheiden je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische- en abiotische factoren je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven( individu, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem) je kunt beschrijven de piramide van biomassa/aantallen Je kunt de koolstof- en stikstofkringloop beschrijven je kunt de functie en aanpassing beschrijven van de poten van teengangers, hoefgangers en zoolgangers Je kunt de functie van zwemvliezen bij watervogels, de functie van lange poten en gedeeltelijke zwemvliezen bij steltlopers en de functie van klauwen bij roofvogels je kunt beschrijven, bij zoogdieren, de vorm en de functie van plooikiezen (bij planteneters), knipkiezen (bij vleeseters) en knobbelkiezen (bij alleseters) je kent de functie van bepaalde snavelvormen
9
je kunt verbanden aangeven tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving waarin deze organismen leven, en aangeven hoe planten en dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving: aanpassing aan droge, natte, hete en koude omstandigheden
4.
Mens en milieu a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt zes manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu ( voedsel, zuurstof, water, energie, grondstoffen, recreatie ) je kunt de voornaamste oorzaken en gevolgen van de milieuproblemen noemen je kunt manieren noemen waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen Je kunt de kenmerken van chemische en biologische bestrijding noemen. je kunt de verschillen noemen in de wijze van voedselproductie in de gangbare- en biologische landbouw. je kunt de belangrijkste energiebronnen noemen: fossiele brandstoffen, kernenergie, duurzame energie ( zonne –energie, windenergie, waterkracht, biomassa, biobrandstoffen ) je kunt omschrijven de oorzaken en gevolgen van het broeikaseffect. je kunt oorzaken en gevolgen van verzuring noemen. je kunt omschrijven het begrip vermesting, zelfreinigend vermogen van water, waterbloei je kunt oorzaken en gevolgen van vervuild water met chemische afvalstoffen noemen je kunt oorzaken en gevolgen van aantasting van de bodem door bodemvervuiling, ontbossing en verdroging noemen je kunt de methoden en kenmerken van afvalverwerking noemen
5.
Voeding en vertering a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en bij voedselbederf. je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd ( invriezen, pasteuriseren, steriliseren, natuurlijk conserveermiddelen, kunstmatige conserveermiddelen, additieven) je kunt de functie van het verteringsstelsel beschrijven: je kunt de delen van het verteringsstelsel en de delen die met dit stelsel samenwerken, noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking ervan beschrijven: je kunt voedingsstoffen en hun functie(s) voor het lichaam noemen en de relatie ervan met voedingsadviezen toelichten je kunt uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding, bij overmatig gebruik van voedsel, alcohol en medicijnen, en bij gebruik van tabak en drugs je kunt bij planten- en vleeseters de relatie tussen het soort voedsel en de lengte van het darmkanaal
6.
Gaswisseling a. Tijdstip tentamen: maart 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij de verschillende diergroepen je kunt delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven
10
7.
Transport a. Tijdstip tentamen: maart 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en problemen met de bloedsomloop je kunt de bloeddruk, bouw van de wand, aan- of afwezigheid van kleppen en samenstelling van het bloed in deze vaten beschrijven je kunt van bloed, lymfe en weefselvloeistof van de mens de samenstellende delen noemen en de functie van de delen beschrijven
8.
Opslag, uitscheiding en bescherming a. Tijdstip tentamen: april 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt lever en nieren met urineleiders, urineblaas en urinebuis noemen, in afbeeldingen aanwijzen en de functie ervan noemen, de bouw en werking van de nier beschrijven en beschrijven dat omzetting van afvalstoffen en niet-bruikbare stoffen in de lever plaatsvindt en dat deze daarna uitgescheiden worden je kunt antigenen onderscheiden die de vorming van antistoffen tot gevolg hebben je kunt de aanwezigheid van antistoffen in verband brengen met een besmetting. je kunt de aanwezigheid van antistoffen in verband brengen met een besmetting van mens of (landbouwhuis)dier. je kunt antistoffen als diagnostisch middel toepassen bij een op schrift aangeboden biologische probleemstelling en hierbij relevante gegevens verwerken en presenteren je kunt aangeven hoe de bescherming van het lichaam kunstmatig kan worden verhoogd. je kunt binnen de context van bescherming en antistoffen uitleg geven bij (xeno)transplantaties en auto-immuunziekten
je kunt de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven. 9. Practicum
Je kunt zintuig-practicumproeven uitvoeren en de waarnemingen in biologische termen weergeven.
Biologie in schema Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
thema
3
oktober 2013
1
Organen en cellen
3
januari 2014
3 en 4 en 5
3
maart 2014
6 en 7
3
juni 2014
8 en 9
4
oktober 2014
1 en 2
4
Januari 2015
3 en 4 en 5
4
Maart 2015
6 en 7 en 8
Voortplanting, ontwikkeling, Erfelijkheid en Evolutie Regeling en Zintuiglijke waarneming Stevigheid, beweging en Practicum Stofwisseling, Planten en Practicum Ecologie, Mens en milieu en Voeding en vertering Gaswisseling, Transport en Opslag, uitscheiding en bescherming
11
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE/CE
Gewicht
SE/CE
1
SE/CE
1
SE
1
SE/CE
1
SE/CE
1
SE/CE
1
1
Cultureel Kunstzinnige Vorming Algemene informatie Voor je schoolexamen in leerjaar 3 volg je het vak CKV (culturele kunstzinnige vorming). Je sluit het examenprogramma af in leerjaar 3 met een eindcijfer die minimaal voldoende is. Bij het vak CKV maak je kennis met culturele uitingen zoals beeldende kunst, film, fotografie, dans, muziek, theater en architectuur. Je leert dat kunst en cultuur dichterbij is dan je denkt en dat doen we door te werken met een CKV-boek “Tumult” en door praktische opdrachten. Daarnaast bezoek je culturele activiteiten en leg je dat vast in een werkstuk of verslag. CKV werkt met vijf themablokken en PO’s en deze worden beoordeeld met een cijfer. Het gemiddelde cijfer op je rapport moet een voldoende zijn. Is dit niet het geval dan gaan we kijken of je recht hebt op een extra opdracht. Bij onvoldoende resultaat is er geen overgang mogelijk naar leerjaar 4. Het eindcijfer in leerjaar drie moet minimaal voldoende zijn om het schoolexamen CKV te behalen. De themablokken zijn: Inleiding in de kunst, Verhaal, Compositie, Techniek en Waarde van kunst. Wat moet ik doen voor elk themablok: 1. 2. 3.
Werken in het boek Tumult Een praktische opdracht maken. En/of een culturele activiteit bezoeken en vastleggen.
De themablokken gaan over onderstaande onderwerpen 1.
Inleiding Tumult: Wat is kunst? a. Maken Tumult-boek: blz. 1 t/m 10 b. PO: Maak een cultureel beeldportret. c. Duur: 6 lessen d. Inleveren: week 40 (oktober) e. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kan het verschil benoemen tussen kunst en cultuur, high-culture en low-culture. Je kan aangeven welke onderwerpen aan bod komen in de CKV-lessen en het lesboek Tumult. Je kan je culturele identiteit vertalen in beelden.
2.
Tumult: “Verhaal” a. Maken Tumult-boek: blz. 13 t/m 28. b. Culturele activiteit 1: werkstuk Filmbespreking (klassikaal film kijken). c. Duur: 6 lessen d. Inleveren: week 47 (november) e. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kunt de opbouw van een verhaal benoemen. Je kunt aangeven welke elementen van belang zijn in de film. Je kunt het geleerde verwerken in een filmbespreking.
3.
Tumult: “Compositie” a. Maken Tumult: blz. 31 t/m 46. b. PO: Ontwerp een poster van een muzikant/artiest/band. c. Culturele activiteit 2: deelnemen aan de workshops “Video & muziekmix”. d. Duur: 10 lessen e. Inleveren: week 7 (februari) f. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kunt de begrippen compositie, standpunt en perspectief benoemen en toepassen in een praktische opdracht. Je hebt een affiche gemaakt waarin je tekst én beeld verwerkt. Je hebt deelgenomen aan de workshops en een film gemonteerd en muziek gemixt.
4.
Tumult: “Techniek” a. Maken blz. 49 t/m 67.
12
b. c. d. e. f.
5.
PO: Ontwerp kledingstuk & kijkwijzer Techniek. Verslag culturele activiteit 3: vrije keus. Duur: 8 lessen Inleveren: week 17 (april) Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je bent bekend met verschillende materialen en technieken binnen de beeldende kunst. Je hebt een kledingstuk gemaakt binnen een herkenbaar thema. Je hebt een werkstuk gemaakt over een culturele activiteit naar eigen keus waarin je duidelijk je mening kan toelichten.
Tumult: “Waarde” a. Maken blz. 69 t/m 87 & Kijkwijzer Waarde b. Culturele activiteit 4: werkstuk Londen/ werkstuk Wereldstad c. Duur: 5 lessen d. Inleveren: week 25 (juni) e. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kan benoemen wat jij de waarde vindt van kunst en cultuur. Je kan van een wereldstad de culturele bezienswaardigheden benoemen. Je hebt alle Tumult-opdrachten en PO’s met een voldoende afgesloten.
CKV in schema Leerjaar
Hoofdstuk
Onderdeel
Opdracht (PO)
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) PO
Gewicht
3
Inleiding
1
Culturele zelfportret (collage)
Verhaal
2
1 Cult activiteit: filmbespreking
PO
1
3
Compositie
3
Muziekposter
PO
2
3
-
4
PO
1
3
Techniek
5
2 Cult. Activiteit: deelname aan muziek-en videoworkshops Ontwerpopdracht Design
PO
2
3
-
6
3 Cult. activiteit: eigen keus
e
PO
1
3
Waarde
7
4 Cult. activiteit: Londen/Wereldstad
e
PO
1
e
e
13
2
Cijfer
Duits Leerjaar 3 Algemene informatie: Je schoolexamen in leerjaar 3 bestaat uit 4 tentamens . De tentamencijfers komen in Magister. Het gemiddelde hiervan is het cijfer wat je overgang bepaalt. Naast je tentamens krijg je in mei 2014 een opdracht over een deelstaat in Duitsland. Je maakt een werkstuk en presenteert het. Er volgt geen cijfer, maar dit handelingsdeel moet met een ( v )van voldoende beoordeeld worden. Deze beoordeling komt in Magister. Verder lever je in juni 2014 je werkmap in. Aan dit handelingsdeel werk je het hele jaar. Het bevat leesteksten, puzzels, liedopdrachten, hulpwerkbladen bij de grammatica etc.. Aan het eind van het jaar moet je alle opdrachten uitgevoerd hebben. Ook de beoordeling van deze map komt in Magister. Je sluit het met een (v) van voldoende af. Het gemiddelde van je tentamens en de beoordelingen van deze twee opdrachten bepalen je overgang! Gedurende dit jaar wordt 4 keer je spreek- en luistervaardigheid gemeten. Deze beoordelingen komen niet in Magister en tellen niet mee voor de overgang. Je traint deze vaardigheden en je vooruitgang wordt besproken , zodat je in leerjaar 4 het vereiste spreek- en luisterniveau hebt bereikt. Bij elk tentamen is aangegeven wat je moet kennen en kunnen. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik doen en leren voor elk tentamen: 1. 2. 3. 4.
Tekstboek : Leren Redemittel , Schreibmittel en grammatica. Werkboek: Leren Lernliste (woorden) en doornemen oefeningen. Aantekeningen leren. Examens trainen via examenblad.nl.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: S.E. 1. Vakantie en vrije tijd (hfd. 1) a. Tijdstip toets: oktober 2013 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen : Je kent het idioom bij dit thema. Werkboek A: Lernliste blz. 28,29,30. Je kunt een inschrijfformulier invullen. Je kent de werkwoorden : wohnen, heißen, arbeiten,finden,sein en haben. Je kent de lidwoorden met zijn regels. Je weet hoe een voltooid deelwoord gevormd wordt . Je kent de bezittelijke voornaamwoorden . Je leert je woordenboeken D/N en N/D optimaal te gebruiken. . Je kunt wat je geleerd hebt in de praktijk toepassen. Je beheerst de lees-,luister, schrijf-,spreek- en gespreksvaardigheid rondom dit thema. S.E. 2. Sport, beroep en opleiding (hfd. 2,3) a. Tijdstip toets: januari 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom bij dit thema. Werkboek A: Lernliste blz. 57,58,59,84,85,86. Je kunt een eenvoudig verhaal over jezelf schrijven. Je kunt een beroepskeuzetest invullen. Je kent de werkwoorden van thema 1 en de werkwoorden: fahren ,laufen, könnnen en wollen. Je begrijpt het schema van de naamvallen.
14
Je kunt wat je geleerd hebt in de praktijk toepassen. Je beheerst de lees-, luister, schrijf-, spreeken gespreksvaardigheid rondom deze thema’s.
S.E. 3 Verkeer (hfd. 4) a. Tijdstip toets: april 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom bij dit thema. Werkboek A: Lernliste blz. 107,108,109. Je kunt een eenvoudige persoonlijke brief schrijven over je schooldag. Je kent de werkwoorden van thema 1 en 2 en de werkwoorden: wissen, müssen, sehen, lesen, schlafen. Je begrijpt het schema van de persoonlijke voornaamwoorden met hun naamvallen. Je kunt wat je geleerd hebt in de praktijk toepassen. Je beheerst de lees-, luister, schrijf-,spreeken gespreksvaardigheden rondom dit thema. S.E. 4 Eten en drinken,gezondheid (hfd. 5,7) a. Tijdstip toets: juni 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom bij dit thema. Werkboek B: Lernliste blz. 24,25,26,72,73. Je kent de afspraken van een zakelijke brief. Je kunt een beterschapskaart schrijven. Je kunt je mening verwoorden en reageren op een internetbericht. Je kent de werkwoorden van thema 1 , 2,3 en de werkwoorden: mögen,dürfen, essen,nehmen,geben. Je kent de verleden tijd van de werkwoorden haben en sein. Je kunt wat je geleerd hebt in de praktijk toepassen. Je beheerst de lees-, luister, schrijf-,spreek- en gespreksvaardigheden rondom dit thema. Opdracht Landeskunde, handelingsdeel a. Tijdstip inleveren werkstuk en presentatie Bundesland: mei 2014 b. Duur: 3 lesuren werk je aan de opdrachten; presentatie maximaal 10 minuten. c. Wat moet je kunnen en doen: Je kunt Duitse informatie over een Bundesland naar keuze verzamelen ,ordenen en vertalen.. Je kunt de hoofdzaken verwerken in een werkstuk. (In het Nederlands ) Je kunt je werkstuk presenteren. (In het Nederlands) Opdracht werkmap, handelingsdeel a. Tijdstip inleveren werkmap: juni 2014 b. Het hele jaar door werk je aan opdrachten die in je werkmap staan. c. Wat moet je doen: Zelfstandig: Ben jij klaar met het verplichte gedeelte in de Duitse les, dan pak je je werkmap en daarin staan allerlei opdrachten : je werkt aan leesteksten, je zoekt woorden op in de woordenboeken, je maakt puzzels, je oefent grammatica . Samen: actuele teksten lezen en bespreken, opdrachten maken bij Duitse liedjes, gedichten etc. Aan het eind van het schooljaar zorg je, dat je alle opdrachten uitgevoerd hebt.
15
Leerjaar 4 Algemene informatie: In leerjaar 4 volgen nog 4 tentamens. Deze tentamencijfers komen in Magister. Het gemiddelde cijfer van alle cijfers van leerjaar 3 én leerjaar 4 is het cijfer, waar je het examen mee ingaat. Ook bezoeken we Köln. Voor , tijdens en na de excursie , werk je aan opdrachten. De uitwerkingen schrijf je in een opdrachtenboekje en dat lever je in. Dit handelingsdeel wordt niet met een cijfer beoordeeld; je moet een ( v ) van voldoende halen. Bij elk tentamen is aangegeven wat je moet kennen en kunnen. In april 2015 mag je één schriftelijk tentamen herkansen.
Wat moet ik doen en leren voor elk tentamen: 1. 2. 3. 4. 5.
Tekstboek : Leren Redemittel , Schreibmittel en grammatica. Werkboek: Leren Lernliste (woorden) en doornemen oefeningen. Aantekeningen leren. Examens trainen via examenblad.nl. Voor de luistertoets en spreektoets bovenstaande; train verder ook thuis door Duitse programma’s te kijken/luisteren.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: S.E. 5 Wonen (hfd. 1) a. Tijdstip toets wonen : oktober 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom bij dit thema. Werkboek : Lernliste blz. 36,37,38 Je kunt een vakantiekaart en verhuiskaart schrijven. Je kunt een persoonlijke brief / mail schrijven. Je kent alle grammatica besproken in leerjaar 3: de werkwoorden, de lidwoorden, de naamvallen, de persoonlijke voornaamwoorden, de bezittelijke voornaamwoorden. Verleden tijd Je kunt je woordenboeken D/N en N/D optimaal gebruiken Je kunt wat je geleerd hebt in de praktijk toepassen. Je beheerst de lees-,luister, schrijf-,spreek- en gespreksvaardigheid rondom dit thema. S.E. 6 Luistervaardigheid en spreekvaardigheid Luistervaardigheid a. Tijdstip toets : januari 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom en de Redemittel en de grammatica bij de thema’s : vakantie, sport, beroep en opleiding, verkeer, eten en drinken, gezondheid en wonen. Je begrijpt gesprekken en kunt sprekers volgen rondom deze thema’s. Spreekvaardigheid a. Tijdstip toets spreekvaardigheid : januari 2015 b. Duur: 15 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het idioom en de Redemittel en de grammatica bij de thema’s: vakantie, sport, beroep en opleiding, verkeer, eten en drinken, gezondheid en wonen. Je weet hoe je de letters moet spellen en hoe je woorden en zinnen moet uitspreken. Je kunt wat je geleerd hebt in voorkomende situaties gebruiken en dus begrijpelijk spreken en gesprekken voeren in het Duits!
16
S.E. 7 Schrijfvaardigheid a. Tijdstip toets schrijven : maart 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de conventies van een persoonlijke en een zakelijke brief en kunt ze toepassen. Je kent alle behandelde grammatica. e e e e Je kent de voorzetsels met de 3 en de 4 naamval en de keuze voorzetsels met 3 /4 naamval. Je kunt je woordenboeken D/N en N/D optimaal gebruiken. Je kent het idioom bij de thema’s: vakantie, sport, beroep en opleiding,, verkeer, eten en drinken, gezondheid en wonen en gebruikt het correct in schriftelijke situaties. S.E. 8 10 korte toetsen a. Tijdstip toetsen : tussen oktober 2014 en maart 2015 b. Duur: elk 10 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je leert examentaal : veelvoorkomende vragen en uitdrukkingen in examens. Je leert dit Duits/Nederlands. Je leert de basiswoordenschat uit examenbundel Duits. Je leert dit Duits/Nederlands. Je kunt je woordenboeken D/N en N/D optimaal gebruiken Opdracht : Köln handelingsdeel a. Tijdstip december 2014 b. Duur: op school 3 lesuren, een dag in Köln en thuis de uitwerking c. Wat moet je doen: Je beantwoordt vragen over Köln. Je gebruikt het internet; schrijft je antwoorden in je opdrachtenboekje. Je beantwoordt vragen m.b.v. een Duitse folder over Köln. Je leest de opdrachten, die je in Köln moet uitvoeren goed door en je bereidt de spreekopdrachten voor . In Köln voer je de zoek- en spreekopdrachten uit. Thuis werk je alles uit en levert het werkboek voor de kerstvakantie in.
Duits in schema: Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
Thema /hoofdstuk
3 3
oktober 2013 januari 2014
1 2
3 3
april 2014 mei 2014
3 handelingsdeel
3
mei 2014
4
3 4 4 4
juni 2014 oktober 2014 december 2014 januari 2015
handelingsdeel 5 handelingsdeel 6
vakantie en vrije tijd ( hfd. 1) sport, beroep en opleiding (hfd. 2,3) verkeer (hfd. 4) inleveren werkstuk en presentatie eten en drinken, gezondheid (hfd. 5,7) inleveren werkmap wonen inleveren opdrachten Köln luister- en spreekvaardigheid
4 4
maart 2015 okt.2014-maart 2015
7 8
schrijfvaardigheid Gemiddelde van 10 kleine toetsen . (7 keer idioom en 3 keer leesvaardigheid)
17
Schoolexamen Eindexamen (C.S.E.) S.E., C.S.E. S.E., C.S.E.
(S.E.)
gewicht
1 1
S.E. , C.S.E. S.E.
1 v
S.E., C.S.E.
1
S.E. S.E., C.S.E. S.E. Luistervaardigheid S.E./C.S.E. Spreekvaardigheid S.E. S.E. , C.S.E. S.E., C.S.E.
v 1 v 2
1 1
cijfer
Economie Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je 4 tentamens (weging 1). Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. De tentamencijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen over één hoofdstuk.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
Tekstboek leren, opgaven bestuderen. Aantekeningen. Samenvatting en begrippen. Test en herhalingsopgaven maken en nakijken. Eventueel extra opdrachten oefenen.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Hoe ga je met geld om? H1(Consumptie) Kan ik pinnen? H2(Consumptie) a. Tijdstip toets: Oktober 2013 b. Duur: 100 minuten, weging 1 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 1 en 2 kennen en kunnen toepassen. Procenten uit kunnen rekenen. Van uitgaven per maand naar uitgaven per week kunnen rekenen. Saldo uitrekenen. Rente berekenen over spaargeld. Kredietkosten uitrekenen. Uitrekenen waarde vreemde valuta in euro’s bij aankoop. Uitrekenen waarde vreemde valuta in euro’s bij verkoop.
2.
Wat koop je ervoor? H3 (Consumptie) Zekerheid troef? H4 (Consumptie) a. Tijdstip toets: Januari 2014 b. Duur: 100 minuten, weging 1 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 3 en 4 kennen en kunnen toepassen. Wetten en regels rondom aankopen en verkopen van producten. Wetten en regels rondom het huren van een woning. Wetten en regels rondom het kopen/verkopen van een woning. Begrippen hoofdstuk 4 kennen en kunnen toepassen. Regels rondom verschillende verzekeringen kennen. Verzekeringskosten berekenen. Polisblad kunnen lezen en begrijpen. Van bruto- naar nettopremie kunnen rekenen. Vergoeding berekenen.
18
3.
Werken hoe werkt dat? H5 (Arbeid en Productie) Hoe kun je dat nou maken? H6 (Arbeid en Productie) a. Tijdstip toets: April 2014 b. Duur: 100 minuten, weging 1 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 5 en 6 kennen en kunnen toepassen. Wetten en regels rondom een arbeidsovereenkomst en cao. Verschillende sectoren kunnen benoemen. Tabellen en diagrammen kunnen aflezen. Wetten en regels rondom werkeloosheid. Afschrijving per jaar kunnen uitrekenen. Afzet, omzet, brutowinst en bedrijfskosten kunnen berekenen. Van omzet naar nettoresultaat kunnen rekenen. BTW kunnen berekenen. Inkomen per hoofd van de bevolking kunnen uitrekenen
4.
Wie regelt dat? H7 (Overheid en bestuur) Waar komt dat vandaan? H8 (Internationale ontwikkelingen) a. Tijdstip toets: Juni 2014 b. Duur: 100 minuten, weging 1 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 7 en 8 kennen en kunnen toepassen. Percentages kunnen berekenen. Tabellen en diagrammen kunnen lezen. Van brutoloon naar nettoloon kunnen rekenen. Sociale zekerheidsstelsel kennen. Import- en exportwaarde kunnen berekenen. Import- en exportquote kunnen berekenen. Wetten en regels rondom de Europese Unie (EU) Wetten en regels rondom de Europese Monetaire Unie (EMU) Percentages uitrekenen. Ruilvoet begrijpen en kunnen uitleggen.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog 3 tentamens die elk 3 keer tellen. Dit omdat het gaat om tentamens over telkens 3 hoofdstukken tegelijk. De tentamencijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
Tekstboek leren, opgaven bestuderen. Aantekeningen. Samenvatting en begrippen. Test en herhalingsopgaven maken en nakijken. Eventueel extra opdrachten oefenen.
19
5.
6.
Inkomsten of uitgaven? H1 (Consumptie) Heb jij nog wat te koop? H2 (Consumptie) Hoe ben jij verzekerd? H3 (Consumptie) a. Tijdstip toets: Oktober 2014 b. Duur: 100 minuten, weging 3 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 1, 2 en 3 kennen en kunnen toepassen. Uitrekenen waarde vreemde valuta in euro’s bij aankoop. Uitrekenen waarde vreemde valuta in euro’s bij verkoop. Rente berekenen. Tabellen en grafieken kunnen aflezen. Budgetteren Marketinginstrumenten. Consumentenorganisaties. Wetten en regels rondom de aan- en verkoop van producten en/of diensten. Wetten en regels rondom de huur, aan- of verkoop van een woning. Regels rondom verschillende verzekeringen kennen. Verzekeringskosten berekenen. Polisblad kunnen lezen en begrijpen. Van bruto- naar nettopremie kunnen rekenen. Schadevergoeding berekenen. No-claimkorting uitrekenen. Inkomensafhankelijke premie kunnen uitrekenen.
Doet de overheid economische zaken? H4 (Overheid en bestuur) Hoe kunnen ze het maken? H5 (Arbeid en productie) Wat komt er allemaal bij werken kijken? H6 (Arbeid en productie) a. Tijdstip toets: Januari 2015 b. Duur: 100 minuten, weging 3 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 4,5 en 6 kennen en kunnen toepassen. Percentages kunnen berekenen. Tabellen en diagrammen kunnen lezen. Van brutoloon naar nettoloon kunnen rekenen. Sociale zekerheidsstelsel kennen. BTW berekenen. Verschillende belastingen kennen. Afschrijving per jaar kunnen uitrekenen. Afzet, omzet, brutowinst en bedrijfskosten kunnen berekenen. Van omzet naar nettoresultaat kunnen rekenen. Consumentenprijs bepalen / uitrekenen. Arbeidsproductiviteit uitrekenen. Wetten en regels rondom een arbeidsovereenkomst en cao. Verschillende sectoren kunnen benoemen. Tabellen en diagrammen kunnen aflezen. Wetten en regels rondom werkeloosheid.
20
7.
Waar moet dat heen? H7 (Internationale ontwikkelingen) Wat is het milieu jou waard? H8 (Natuur en milieu) Wie verdient wat? V2 (Verrijkingsstof) a. Tijdstip toets: Maart 2015 b. Duur: 100 minuten, weging 3 c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Begrippen hoofdstuk 7, 8 en V2 kennen en kunnen toepassen. Import- en exportwaarde kunnen berekenen. Import- en exportquote kunnen berekenen. Wetten en regels rondom de Europese Unie (EU) Wetten en regels rondom de Europese Monetaire Unie (EMU) Percentages uitrekenen. Ruilvoet begrijpen en kunnen uitleggen. Ontwikkelingslanden / samenwerking. Milieuschade en maatschappelijke kosten. Convenant Oorzaken van inkomensverschillen verklaren Herverdelen inkomens door overheid verklaren en toepassen Nivellering en denivellering kunnen verklaren Gevolgen, oorzaken van inflatie verklaren en toepassen
Economie in schema Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
3
Oktober 2013
1
3
Januari 2014
2
3
April 2014
3
3
Juni 2014
4
4
Oktober 2014
5
4
Januari 2015
6
4
Maart 2015
7
Hoofdstuk
1. Hoe ga je met geld om? 2. Kan ik pinnen? 3. Wat koop je ervoor? 4. Zekerheid troef? 5. Werken, hoe werkt dat? 6. Hoe kun je dat nou maken? 7. Wie regelt dat? 8. Waar komt dat vandaan? 1. Inkomsten of uitgaven? 2. Heb jij nog wat te koop? 3. Hoe ben jij verzekerd? 4. Doet de overheid economische zaken? 5. Hoe kunnen ze het maken? 6. Wat komt er allemaal bij werken kijken? 7. Waar moet dat heen? 8. Wat is het milieu jou waard? V2.Wie verdient wat?
21
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
(minuten)
SE
100
1
SE
100
1
SE
100
1
SE
100
1
SE
100
3
SE
100
3
SE
100
3
Duur
Gewicht
Cijfer
Engels Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens (1x weging 1 en 3x weging 2) en zeven kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook wordt meegenomen in je schoolexamencijfer. Het gemiddelde van al deze cijfers bepaalt je overgang naar leerjaar 4. In leerjaar 4 krijg je drie tentamens (weging 2) en zes kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook meetelt voor het schoolexamencijfer. Bij elk PTA onderdeel is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. In juni mag je één schriftelijk tentamen (weging 2) herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik voorbereiden, doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
Gebruik je boeken! Tekstboek: woorden, zinnen en grammatica leren, werkboek: oefeningen doornemen. Aantekeningen (bijvoorbeeld m.b.t. grammatica) doornemen en leren. Bij schrijfvaardigheidstoetsen: zorg dat je je woordenboeken bij je hebt! Wanneer er staat dat je woorden en zinnen moet ‘kennen en kunnen’, wordt hiermee bedoeld dat je de woorden en zinnen kunt verstaan, uitspreken, lezen en schrijven; daarnaast ken je de betekenis N-E en E-N uit je hoofd.
De tentamens/toetsen gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
2.
PTA 1: Toets ‘Basiskennis Grammatica&Idioom’ a. Wanneer: Tentamenweek 1 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt het boekje, wat je van je docent hebt ontvangen, geleerd Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid tegenwoordige tijd moet zetten. Je kent de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van de onregelmatige werkwoorden (30 meest gebruikt) Je kent en herkent de voegwoorden en voorzetsels en kan ze plaatsen in een Engelse zin Je kan een goedlopende Engelse zin maken (zinsbouw) Je kent de betekenis van de woorden “some en any” en kan ze toepassen Je kent de betekenis van de woorden “then en than” en kan ze toepassen Je hebt de woorden uit de bijgevoegde woordenlijst geleerd (N-E en E-N) en kan deze vertalen en in een zin plaatsen PTA 2: Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 2 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt, terwijl je luistert en/of kijkt naar een tv-, video- of geluidsopname, de belangrijkste punten vinden in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen. Hierbij horen vragen die je tijdens het luisteren (en in de korte pauzes tussen de fragmenten) kunt beantwoorden. Je kunt de voorspelbare en relevante informatie vinden en begrijpen in de fragmenten die je te horen en te zien krijgt. Je kunt, tijdens het luisteren, de waarschijnlijke betekenis van woorden afleiden uit de context en de hierbij behorende vragen (meerkeuze of open) beantwoorden.
22
3.
PTA 3: Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 3 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een eenvoudige persoonlijke en/of zakelijke brief, fax of email voldoende begrijpen om adequaat te kunnen reageren Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in brochures, korte officiële documenten en andere alledaags materiaal Je kunt in langere teksten over thema’s binnen jouw eigen interessegebied informatie zoeken Je kunt belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte verslagen en artikelen Je kunt het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten in tijdschriften, kranten of op internet Je kunt duidelijk geschreven, ondubbelzinnige instructies begrijpen en de bijbehorende opdrachten uitvoeren Je kunt woorden afleiden uit de context in teksten met voor jou bekende onderwerpen Je kunt een standaard formulier invullen, korte eenvoudige berichten schrijven over zaken van direct belang Je kunt een eenvoudig persoonlijk briefje of email schrijven over je directe omgeving waarin je eenvoudige alledaagse situaties beschrijft Je kunt bij het schrijven van deze korte berichten/briefjes de verworven kennis van grammatica toepassen Schrijven: herinneringen ophalen, klagen, een vervelende dag beschrijven, vragen wat er gebeurde en gebeurtenissen beschrijven, vragen stellen en beantwoorden
4.
PTA 4: Tentamen Spreekvaardigheid (‘Mondeling’) a. Wanneer: Tentamenweek 4 b. Duur van de toets: 15-20 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt jouw woonomgeving en de mensen die je kent, beschrijven. Je kunt beschrijven wat je in een boek hebt gelezen of in een film hebt gezien. Je kunt daarbij de inhoud beschrijven, de hoofdpersonen en de plaats van handeling. Je kunt jouw mening geven en onderbouwen aan de hand van voorbeelden.
23
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, waarmee je in leerjaar 3 gestart bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog drie tentamens die elk 2 keer tellen. Daarnaast krijg je nog zes kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook meetelt voor het schoolexamencijfer. Bij elk PTA onderdeel is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. In april mag je één schriftelijk tentamen (met weging 2) herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
Gebruik je boeken! Tekstboek: woorden, zinnen en grammatica leren, werkboek: oefeningen doornemen. Aantekeningen (bijvoorbeeld m.b.t. grammatica) doornemen en leren. Bij schrijfvaardigheidstoetsen: zorg dat je je woordenboeken bij je hebt! Wanneer er staat dat je woorden en zinnen moet ‘kennen en kunnen’, wordt hiermee bedoeld dat je de woorden en zinnen kunt verstaan, uitspreken, lezen en schrijven; daarnaast ken je de betekenis N-E en E-N uit je hoofd.
De tentamens/toetsen gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
PTA 5: Toets Spreekvaardigheid (‘Mondeling’) a. Wanneer: tentamenweek 5 b. Duur van de toets: 15-20 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt jouw woonomgeving en de mensen die je kent, beschrijven. Je kunt een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om jouw familie en andere mensen, leefomstandigheden, jouw opleiding en jouw huidige of meest recente baan te beschrijven. Je kunt een korte presentatie geven over een vooraf gekozen en voorbereid onderwerp.
6.
PTA 6: Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 6 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt, terwijl je luistert en/of kijkt naar een tv-, video- of geluidsopname, de belangrijkste punten vinden in korte en duidelijke boodschappen en aankondigingen. Hierbij horen vragen die je tijdens het luisteren (en in de korte pauzes tussen de fragmenten) kunt beantwoorden. Je kunt de voorspelbare en relevante informatie vinden en begrijpen in de fragmenten die je te horen en te zien krijgt en in alledaags materiaal Je kunt, tijdens het luisteren, de waarschijnlijke betekenis van woorden afleiden uit de context (binnen bekende onderwerpen) en de hierbij behorende vragen (meerkeuze of open) beantwoorden. Je kunt tijdens het kijken en luisteren de hoofdpunten begrijpen Je kunt binnen je eigen interessegebied complex taalgebruik begrijpen
7.
PTA 7: Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 7 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een persoonlijke en/of zakelijke brief, fax of email met gemak lezen en begrijpen Je kunt relevante en gedetailleerde informatie vinden en begrijpen in brochures, korte officiële documenten, lange en complexe teksten en ander alledaags materiaal Je kunt in lange teksten (over thema’s binnen jouw eigen interessegebied) informatie zoeken Je kunt belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte verslagen, artikelen en complexe advertenties Je kunt het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten in tijdschriften, kranten of op internet
24
Je kunt lange en complexe instructies begrijpen mits er gelegenheid is om moeilijke stukken meermalen te lezen Je kunt woorden afleiden uit de context in teksten met voor jou bekende onderwerpen Je kunt teksten begrijpen over actuele onderwerpen waarin de schrijver een bepaald standpunt inneemt Je kunt literaire en non-fictie teksten lezen met een redelijke make van begrip voor het geheel en voor details Je kunt in teksten over onderwerpen van algemeen belang of binnen het eigen interessegebied nieuwe informatie en specifieke details vinden Je kunt een standaard formulier invullen, korte berichten schrijven over zaken van direct belang Je kunt een persoonlijke en/of zakelijke brief of email schrijven over je directe omgeving waarin je alledaagse situaties beschrijft in een samenhangende tekst, vragen stelt over een bekend onderwerp of om informatie vraagt Je kunt bij het schrijven van deze berichten/brieven de verworven kennis van grammatica toepassen Je kunt een lopende tekst schrijven waarbij je spelling en interpunctie correct en passend zijn en waarbij je de afzonderlijke elementen tot een samenhangend geheel hebt gemaakt
8.
PTA 8: Proefwerk Scene 1 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 1 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen en toepassen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. De grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: ‘should/must/to have to’, de present perfect, ‘either…or/neither…nor’ en de past simple met regelmatige werkwoorden. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: je kunt een tekst skimmen/scannen en hiermee de benodigde informatie uit de tekst halen Schrijven: je kunt iemand uitnodigen en reageren op een uitnodiging, vertellen wat je hoopt of wenst, Engelse woorden omschrijven , reageren op een krantenbericht, vragen over een toespraak beantwoorden, advies geven, zeggen dat je het met iemand (on)eens bent en vertellen over dingen die in het verleden begonnen en nu nog steeds gelden
9.
PTA 8: Proefwerk Scene 2 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 1 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen en toepassen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. De grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: de past simple en present perfect (wanneer pas je welke toe?), de onregelmatige werkwoorden (2.2), en ‘if or when’. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: een tekst skimmen/scannen, een aankondiging en een gesprek begrijpen, iemands beschrijving van zijn/haar kamer (of een soortgelijk onderwerp) begrijpen Schrijven: je kunt excuses maken, toestemming vragen/geven, de onderdelen van een formele brief op de juiste plaats zetten, mensen en dingen beschrijven, voorkeur uitspreken en daar naar vragen
25
10. PTA 8: Proefwerk Scene 3 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 2 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. De grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: de bijwoorden, de onregelmatige werkwoorden (3.2), ‘to have to/to be allowed to/to be able to’ en de ‘future’. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: omroepbericht begrijpen, de betekenis van woorden raden om zo beter een tekst te begrijpen, Schrijven: instructies geven, om hulp vragen, hulp aanbieden/weigeren, een klachtenbrief schrijven, woorden omschrijven, vragen en vertellen wat er gaat gebeuren, een voorstel doen, instructies geven 11. PTA 8: Toets Leesboekje a. Wanneer: Periode 2 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt het leesboekje gelezen, de opdrachten bij het leesboekje gemaakt en nagekeken en de hieruit voortvloeiende samenvatting van het verhaal geleerd. Je kan de vragen over het verhaal beantwoorden, zowel meerkeuze vragen als open vragen en daarnaast ook beknopte antwoorden op eigen mening vragen formuleren in eenvoudig Engels. 12. PTA 8: Proefwerk Scene 4 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 3 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. De grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: de ‘passive voice’, de onregelmatige werkwoorden (4.2) en ‘who/which’. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: de hoofdlijnen van een tekst begrijpen, een nieuwsbericht volgen, instructies begrijpen Schrijven: een afspraak maken, een bevestiging van een afspraak sturen, vragen en vertellen wat er gebeurde, Engelse interviewvragen formuleren, 13. PTA 8: Toets Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Periode 3 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een standaard formulier invullen, korte eenvoudige berichten schrijven over zaken van direct belang Je kunt een eenvoudig persoonlijk briefje of email schrijven over je directe omgeving waarin je eenvoudige alledaagse situaties beschrijft Je kunt bij het schrijven van deze korte berichten/briefjes de verworven kennis van grammatica toepassen
26
14. PTA 8: Proefwerk Scene 5 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 4 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. Je kent de grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: de ‘past continuous’, de onregelmatige werkwoorden, ‘conjunctions’ en de ing-vorm (de ‘gerund’). Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: een discussie volgen, door de eerste en laatste zin van een alinea te lezen snel een beeld van een tekst krijgen 15. PTA 8: Proefwerk Scene 1 (Go For It 4) a. Wanneer: periode 5 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. Je kent de grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: ‘present perfect’, wanneer gebruik je de ‘past simple’ en wanneer de ‘present perfect’, onregelmatige werkwoorden (1.3), ‘wordorder’ (plaats voor tijd), ‘used to’. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: informatie vinden in een weblog, interview volgen, onbekende woorden uit de context begrijpen Schrijven: een gebeurtenis beschrijven, iets bestellen/reserveren, om extra informatie vragen, een klachtenformulier invullen, iemand overhalen, instructies geven 16. PTA 8: Toets Leesvaardigheid a. Wanneer: periode 5 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een persoonlijke en/of zakelijke brief, fax of email met gemak lezen en begrijpen Je kunt relevante en gedetailleerde informatie vinden en begrijpen in brochures, korte officiële documenten, lange en complexe teksten en ander alledaags materiaal Je kunt in lange teksten (over thema’s binnen jouw eigen interessegebied) informatie zoeken Je kunt belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte verslagen, artikelen en complexe advertenties Je kunt het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten in tijdschriften, kranten of op internet Je kunt lange en complexe instructies begrijpen mits er gelegenheid is om moeilijke stukken meermalen te lezen Je kunt woorden afleiden uit de context in teksten met voor jou bekende onderwerpen Je kunt teksten begrijpen over actuele onderwerpen waarin de schrijver een bepaald standpunt inneemt Je kunt literaire en non-fictie teksten lezen met een redelijke make van begrip voor het geheel en voor details Je kunt in teksten over onderwerpen van algemeen belang of binnen het eigen interessegebied nieuwe informatie en specifieke details vinden
27
17. PTA 8: Proefwerk Scene 2 (Go For It 4) a. Wanneer: Periode 6 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt de woorden en zinnen uit het tekstboek, behorende tot deze Scene, geleerd. Je kent ze uit je hoofd en kan ze desgevraagd vertalen van het Nederlands naar het Engels en van het Engels naar het Nederlands. Je kent de grammatica onderwerpen uit het tekstboek behorende bij deze Scene, te weten: wanneer gebruik je de ‘present simple’ en wanneer de ‘present continuous’, ‘future’, onregelmatige werkwoorden (2.3), bijwoorden van tijd, ‘giving advice’. Deze onderwerpen heb je geleerd, je weet hoe je ze correct toepast en kan desgevraagd ook voorbeelden geven en fouten verbeteren. Lezen: het vervolg van een gesprek voorspellen, een folder skimmen en scannen, mededelingen volgen Schrijven: iets bestellen of kopen, aannemen of afslaan, om informatie vragen in een brief, iemand advies geven 18. PTA 8: Toets Leesboekje a. Wanneer: Periode 6 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt het leesboekje gelezen, de opdrachten bij het leesboekje gemaakt en nagekeken en de hieruit voortvloeiende samenvatting van het verhaal geleerd. Je kan de vragen over het verhaal beantwoorden, zowel meerkeuze vragen als open vragen en daarnaast ook beknopte antwoorden op eigen mening vragen formuleren in eenvoudig Engels. 19. PTA 8: Toets Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Periode 7 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een standaard formulier invullen, korte berichten schrijven over zaken van direct belang Je kunt een persoonlijke en/of zakelijke brief of email schrijven over je directe omgeving waarin je alledaagse situaties beschrijft in een samenhangende tekst, vragen stelt over een bekend onderwerp of om informatie vraagt Je kunt bij het schrijven van deze berichten/brieven de verworven kennis van grammatica toepassen Je kunt een lopende tekst schrijven waarbij je spelling en interpunctie correct en passend zijn en waarbij je de afzonderlijke elementen tot een samenhangend geheel hebt gemaakt 20. PTA 8: Toets Examentaal a. Wanneer: Periode 7 b. Duur van de toets: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de vaak in examens gebruikte uitdrukkingen, zegswijzen en verbindingswoorden uit het boekje “Examentaal” uit je hoofd. Je kunt de betekenis ervan geven en je kunt deze uitdrukkingen, zegswijzen en verbindingswoorden op een juiste manier toepassen.
28
Engels in schema Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
3
Tentamenweek 1 Tentamenweek 2 Tentamenweek 3 Tentamenweek 4 Tentamenweek 5 Tentamenweek 6 Tentamenweek 7
PTA1
3 3 3 4 4 4 3+4
PTA2 PTA3 PTA4 PTA5 PTA6 PTA7 PTA8
Hoofdstuk Tentamen ‘Basiskennis Grammatica & Idioom’ Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid Tentamen Spreekvaardigheid Tentamen Spreekvaardigheid Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid Gemiddelde van 13 toetsen
29
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
SE
2
SE
2
SE
2
SE
2
SE/CSE
2
SE/CSE
2
SE
1
1
Cijfer
Geschiedenis Leerjaar 3 Algemene informatie: In leerjaar 3 maak je 3 schoolexamens (SE’s), deze wegen per stuk 4 keer mee. Daarnaast maak je 1 werkstuk dat 2 keer meeweegt en 1 proefwerk dat ook 2 keer meeweegt. Alle cijfers vind je terug in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets:
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Begrippenlijst Examentraining maken op http://www.eindexamensite.nl/
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Schoolexamen 1: Nederland & Indonesië (PTA 1) a. Tijdstip toets: Oktober 2013 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het Schoolexamen: Je kan herkennen en beschrijven op welke wijze de koloniale relatie tussen Indonesië en Nederland zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft en bijgedragen heeft aan de dekolonisatie/onafhankelijkheid van Indonesië. Leren uit je tekstboek van leerjaar 3: Hoofdstuk 2 Nederland & Indonesië
2.
Werkstuk: Nederland & Indonesië (PTA 2) a. Wanneer: november 2013 b. Duur: 4 lessen van 50 minuten en minimaal 10 uur thuisstudie. c. Wat moet je kunnen voor dit werkstuk Uitleggen hoe de koloniale verhoudingen tussen Nederland en Indonesië zich door de jaren heen hebben ontwikkeld De gevolgen van het nationalisme in Indonesië, als voorbeeld van nationalisme kunnen herkennen en beschrijven. Oorzaken en gevolgen beschrijven die relevant zijn voor deze periode. Verbanden leggen en verantwoorden waarom je deze legt.
3.
Schoolexamen 2: De industriële samenleving en de ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat (PTA 3) a. Tijdstip toets: Januari 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je weet wat er wordt bedoelt met het begrip Industriële revolutie en hoe en waar deze is ontstaan. Je kunt uitleggen welke ontwikkelingen en personen er hebben bijgedragen aan de industriële revolutie. Je kan enkele grondrechten noemen, die in de loop van de 19e en 20e eeuw in de grondwet zijn opgenomen en daarbij onderscheid maken tussen klassieke en sociale grondrechten. Daarbij kunnen aangeven dat bepaalde grondrechten met elkaar op gespannen voet kunnen staan. Je kent de belangrijkste hoofdrolspelers uit dit tijdperk Je hebt een beeld van de chronologische volgorde van gebeurtenissen die zich afpelen in dit tijdperk.
30
4.
Schoolexamen 3: De culturele en maatschappelijke ontwikkeling in Nederland na 1945 a. Tijdstip toets: maart 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen Je weet o.a. de begrippen verzuiling, emancipatie, pacificatie te herkennen, gebruiken en op een juiste manier te omschrijven. Je kent de belangrijkste hoofdrolspelers uit dit tijdperk Je hebt een beeld van de chronologische volgorde van gebeurtenissen die zich afpelen in dit tijdperk.
5.
Schoolexamen 4: De Koude Oorlog a. Tijdstip toets: Juni 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan de opkomst en de gevolgen van het communisme in de Sovjetunie, als voorbeeld van extreemlinkse dictatuur, herkennen en beschrijven Je kent de belangrijkste hoofdrolspelers uit dit tijdperk Je hebt een beeld van de chronologische volgorde van gebeurtenissen die zich afpelen in het tijdperk van De Koude Oorlog
Leerjaar 4 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 4 krijg je drie tentamens, die 4 x meetellen, en een werkstuk dat twee keer meetelt.. De schoolexamencijfers van leerjaar 3 gaan mee naar leerjaar 4 en tellen daar mee voor je eindexamencijfer. De tentamencijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 en 4 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets:
Boek Aantekeningen Begrippenlijst Oefenvragen maken
Onderwerpen van de tentamens: 6.
Historisch overzicht Hfd. 1 t/m 3. a. Tijdstip toets: Oktober 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen per hoofdstuk: Hfd 1: Nederland tussen 1900-1914 Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen. Je kan de emancipatie van arbeiders (vakbonden) en vrouwen (de Eerste Feministische Golf) omschrijven Hfd. 2 De eerste Wereldoorlog (1914-1918) Je kan de oorzaken, aanleiding, verloop en afloop van de Eerste Wereldoorlog herkennen en beschrijven Je kan de bondgenootschappen van Centralen en Geallieerden herkennen, noemen en beschrijven Je kan de kenmerkende gebeurtenissen en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen
31
Hfd. 3: Het Interbellum/ Herstel & Crisis (1918-1939)
Je kan enkele bepalingen van de Vrede van Versailles herkennen en noemen: Je kan de gevolgen van de economische crisis voor het vertrouwen in de democratie in Europa en in het bijzonder voor Duitsland herkennen en beschrijven Je kan de belangrijkste ontwikkelingen in Duitsland vanaf de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van het nationaal-socialisme, als voorbeeld van extreemrechtse dictatuur, herkennen en beschrijven Je kan de volgende persoon herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, persoon en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen
7.
Historisch overzicht Hfd. 4 t/m 6 a. Tijdstip toets: januari 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen per hoofdstuk: Hfd. 4 De Tweede Wereldoorlog(1939 – 1945) Je kan de oorzaken, begin, verloop en afloop van de Tweede Wereldoorlog herkennen, noemen en beschrijven Je kan de volgende personen herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen: Je kan de bondgenootschappen van As- mogendheden en Geallieerden herkennen, noemen en beschrijven: Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen Hfd. 5: Europa en de Wereld (1945-1989) Je kan de nieuwe machtsverhoudingen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog herkennen en beschrijven Je kan de gevolgen van het nationalisme in Indonesië, als voorbeeld van nationalisme en dekolonisatie, herkennen en beschrijven Je kan de volgende persoon herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen Je kan de nieuwe machtsverhoudingen tussen de Verenigde Staten (het Westen/kapitalisme) en de Sovjetunie (het Oostblok/communisme) herkennen en beschrijven Je kan de volgende personen herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen Je kan enkele gebeurtenissen uit de Koude Oorlog en het einde van de Koude Oorlog in relatie tot wapenwedloop en hervormingspolitiek herkennen en beschrijven Je kan de volgende personen herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen Je kan de Europese en internationale samenwerking herkennen en beschrijven Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen in Nederland herkennen en in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen Hfd. 6: Een nieuwe wereldorde (vanaf 1990) Je kan het ontstaan en de gevolgen van de brandhaard Israël/ Palestina herkennen en beschrijven Je kan de volgende personen herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen Je kan de gevolgen van het einde van de Koude Oorlog en de daardoor gewijzigde machtsverhoudingen herkennen en beschrijven Je kan de voortgaande samenwerking en uitbreiding van de EU herkennen en de gevolgen van de globalisering herkennen en beschrijven op: Je kan de kenmerkende gebeurtenissen, persoon en ontwikkelingen in Nederland in het juiste tijdsgewricht plaatsen en toepassen
8.
Werkstuk a. Wanneer: Januari 2015 b. Duur: Gedurende periode twee. c. Vaardigheden: Je kan bij gegeven of zelf geformuleerde historische vragen informatie verwerven o bepalen welke (soort) historische informatie nodig is o geschikte informatiebronnen inventariseren o bronnen en bronfragmenten selecteren, lettend op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit o gebruikmaken van verschillende typen historisch bronnenmateriaal, mondeling, schriftelijk, audiovisueel Je kan verworven of aangereikte informatie verwerken o gegevens ordenen en zo nodig bewerken
32
9.
o gegevens beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit o gegevens analyseren en een eigen standpunt weergeven en toelichten d. Inhoud: Je kan de opkomst en de gevolgen van het communisme in de Sovjet Unie, als voorbeeld van extreemlinkse dictatuur, herkennen en beschrijven. o Russische Revolutie o Communisme o rol communistische partij in de Sovjetunie (USSR) o planeconomie (vijfjarenplan) o collectivisatie o kenmerken van stalinisme: vervolging van tegenstanders, geheime politie, terreur, totalitair, indoctrinatie, censuur, showprocessen, strafkampen, zuiveringen, persoonsverheerlijking, propaganda Je kan de volgende personen herkennen, noemen en deze in de tijd plaatsen personen: o Lenin o Stalin Staatsinrichting a. Tijdstip toets: Maart 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan veranderingen herkennen/ beschrijven die voor6 en vanaf 1848 werden doorgevoerd: Je kan politieke organisaties van liberalen, socialisten, confessionelen en feministen aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw en enkele van hun voormannen/ -vrouwen herkennen en herkennen/ uitleggen wat deze hebben bijgedragen aan de democratisering van het politieke bestel in Nederland: Je kan uitleggen waarom bepaalde groepen in de samenleving aan het eind van de 19e eeuw zich tot liberalisme, socialisme, christelijk politiek denken dan wel feminisme aangetrokken voelden Je kan beschrijven hoe de toenemende politieke en maatschappelijke participatie van burgerij, protestanten, rooms-katholieken, arbeiders en vrouwen in de tweede helft van de 19e eeuw leidde tot bewustwording van eigen identiteit en tot (verdere) emancipatie van deze groepen: Je kan enkele grondrechten noemen, die in de loop van de 19e en 20e eeuw in de grondwet zijn opgenomen en daarbij onderscheid maken tussen klassieke en sociale grondrechten. Daarbij kunnen aangeven dat bepaalde grondrechten met elkaar op gespannen voet kunnen staan:
Geschiedenis in schema: Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
Hoofdstuk
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
3
Oktober 2013
1
Nederland & Indonesië
3
November 2013
2
Werkstuk Nederland & Indonesië Industriële revolutie en Nederland verzorgingsstaat Culturele en maatschappelijke ontwikkeling na 1945 Koude oorlog
Werkstuk
1
3
Januari 2014
3
SE
2
3
Maart 2014
4
SE
2
3
Juni 2014
5
SE
2
4
Oktober 2014
6
Hfd 1 t/m 3 historisch overzicht Hfd 4 t/m 6 historisch overzicht Werkstuk Sovjet Unie en Communisme Staatsinrichting
SE
2
4
Januari 2015
7
SE
2
4
Januari 2015
8
Werkstuk
1
4
Maart 2015
9
SE
2
33
2
Cijfer
Groen Breed Leerjaar 3 Algemene informatie: Het schoolexamen bestaat uit 7 thema’s, in leerjaar 3 waarvoor elk een theorietoets en een praktijktoets wordt afgenomen. e
Naast de 7 tentamens krijg je in leerjaar 3 en 4 een aantal toetsen die samen meetellen als 8 SE-cijfer (kolom 8). De 7 SE e tentamens plus het 8 SE cijfer opgeteld en gedeeld door 8 levert het uiteindelijke SE cijfer op aan het eind van leerjaar 4. Elke tentamen telt een keer mee (weging 1). Het gemiddelde van deze tentamens is bepalend voor de overgang. Alle cijfers zijn zichtbaar in Magister. Aan het eind van het jaar mag je één schriftelijke toets herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Voor alle thema’s is een leerarrangement geschreven met opdrachten tijdens de BPO dagen. BPO staat voor beroeps praktijk oriëntatie die op een bedrijf of instelling wordt ingevuld. De aanwezigheid hier is verplicht en wordt gecontroleerd middels een urenstaat. Aan het eind van een thema moet het aantal BPO uren als voldoende zijn beoordeeld door de docent.
Wat moet ik doen en leren voor elk thema: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Inhoud Leerarrangementen BPO opdrachten BPO uren voldoende
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: Theorie LA1 en LA2 wordt getoetst oktober 2013. 1.
Park Lingezegen a. Tijdstip Theorietoets: september 2013 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip Praktijktoets: september 2013 Duur: 50 min. (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/4Landschap en omgeving o Jij kan natuurbeschermingsmaatregelen toepassen. o Jij kan materialen en middelen inzetten bij de inrichting van landschap en omgeving. LB/K/8 Dierlijke voeding en verzorging o Jij kan dieren verantwoord voeren en verzorgen en daarbij kennis toepassen van: diersoorten en rassen; voedermiddelen; gezondheidskenmerken van dieren. LB/K/15 Polytechniek o Jij kan: diverse verbinding- en bevestigingstechnieken uitvoeren; op een veilige wijze onderhoudswerkzaamheden aan een installatie uitvoeren. o Jij kan: de belangrijkste motorensystemen en hun werking noemen; de belangrijkste aandrijfsystemen en -technieken noemen. Jij kan meet-, regel- en schakeltechnieken toepassen. G/K/5a Ecosystemen o Jij kan binnen de productieketen de relatie leggen tussen productieprocessen en productverwerkingsprocessen. o Jij kan de relatie leggen tussen de productieketen en het milieu.
34
2.
3.
4.
5.
6.
Dier en plezier a. Tijdstip Tentamen: november 2013 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: november 2013 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/8 Dierlijke voeding en verzorging o Jij kan dieren verantwoord voeren en verzorgen en daarbij kennis toepassen van: diersoorten en rassen; voedermiddelen; gezondheidskenmerken van dieren. Theorie LA3 en La4 worden getoetst Januari 2014! Verantwoord werken a. Tijdstip Theorietoets: december 2013 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip Praktijktoets: december 2013 Duur: 100 min. (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/8 Dierlijke voeding en verzorging o Jij kan dieren verantwoord voeren en verzorgen en daarbij kennis toepassen van: diersoorten en rassen; voedermiddelen; gezondheidskenmerken van dieren. Wie niet sterk is a. Tijdstip Tentamen: januari 2014 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: januari 2014 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/15 Polytechniek o Jij kan: diverse verbinding- en bevestigingstechnieken uitvoeren; op een veilige wijze onderhoudswerkzaamheden aan een installatie uitvoeren. o Jij kan: de belangrijkste motorensystemen en hun werking noemen; de belangrijkste aandrijfsystemen en -technieken noemen. o Jij kan meet-, regel- en schakeltechnieken toepassen.
Theorie LA5 en La6 worden getoetst April 2014! Gek op bloemen a. Tijdstip Theorietoets: maart 2014 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip Praktijktoets: maart 2014 Duur: 100 min. (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LG/K/14a Werken in een winkel o Jij kan een globale prijsberekening maken. o Jij kan regelmatig voorkomende administratieve handelingen op het gebied van beheer uitvoeren. Deal or no deal a. Tijdstip Tentamen: april 2014 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: april 2014 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LG/K/11a Handel o Jij kan op adequate wijze informatie over de markt, de belangrijkste bedrijfsvormen, verkoopsystemen en eisen aan personeel verwerven en verwerken. LB/K/12 Bedrijfsuitvoering en organisatie o Jij kan globaal de bedrijfsdoelstellingen en de relatie tussen bedrijfsformule en de aanpak van een bedrijf noemen. o Jij kan trends en ontwikkeling in producten en productie noemen en daarover gegevens verzamelen.
35
7.
Outdoor design a. Tijdstip Tentamen: juni 2014 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: juni 2014 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/3 Ruimte o Jij kan een tuintekening maken en interpreteren. o Jij kan m.b.v. instrumenten en apparaten schattingen en metingen uitvoeren en maten berekenen. LB/K/7 Groei en ontwikkeling 2 o Jij kent de functie van voedingselementen bij planten en de meststoffen waarin deze voorkomen en kan deze toepassen.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Het schoolexamen bestaat uit 7 thema’s, in leerjaar 3 waarvoor elk een theorietoets en een praktijktoets wordt afgenomen. Elke toets telt een keer mee (weging 1). Het gemiddelde van deze cijfers is bepalend voor de overgang. Alle cijfers zijn zichtbaar in Magister. Aan het eind van het jaar mag je één schriftelijke toets herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Voor alle thema’s is een leerarrangement geschreven met opdrachten tijdens de BPO dagen. BPO staat voor beroeps praktijk oriëntatie die op een bedrijf of instelling wordt ingevuld. De aanwezigheid hier is verplicht en wordt gecontroleerd middels een urenstaat. Aan het eind van een thema moet het aantal BPO uren als voldoende zijn beoordeeld door de docent.
Wat moet ik doen en leren voor elk thema: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Inhoud Leerarrangementen BPO opdrachten BPO uren voldoende
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 8.
Theorie LA8 en LA9 worden getoetst November 2014! Goede grond a. Tijdstip Theorietoets: september 2014 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip Praktijktoets: september 2014 Duur: 100 min. (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/7 Groei en ontwikkeling 2 o Jij kent de functie van voedingselementen bij planten en de meststoffen waarin deze voorkomen en kan deze toepassen. LG/K/5a Productie, verwerking en milieu o Jij kan binnen de productieketen de relatie leggen tussen productieprocessen en productverwerkingsprocessen. o Jij kan de relatie leggen tussen de productieketen en het milieu.
36
9.
Steeds nieuwe rassen a. Tijdstip Tentamen: november 2014 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: november 2014 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/4 Landschap en omgeving o Jij kan natuurbeschermingsmaatregelen toepassen. o Jij kan materialen en middelen inzetten bij de inrichting van landschap en omgeving. LG/K/5a Productie, verwerking en milieu o Jij kan binnen de productieketen de relatie leggen tussen productieprocessen en productverwerkingsprocessen. o Jij kan de relatie leggen tussen de productieketen en het milieu.
Theorie LA10 en La11 worden getoetst Januari 2015! 10. Werken in de winkel a. Tijdstip Theorietoets: december 2014 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip Praktijktoets: december 2014 Duur: 100 min. (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LG/K/14a Werken in een winkel o Jij kan een winkelpresentatie verzorgen, artikelen verkoopklaar maken, afrekenen met een kassa en goederen ontvangen en verwerken. o Jij kan een bloemwerk samenstellen en verzorgen. o Jij kan een globale kostprijsberekening maken. o Jij kan regelmatig voorkomende administratieve handelingen op het gebied van beheer uitvoeren. o Jij kan een globale prijsberekening maken. o Jij kan regelmatig voorkomende administratieve handelingen op het gebied van beheer uitvoeren. 11. Klantgericht werken a. Tijdstip Tentamen: januari 2015 Duur: 100 min. b. Tijdstip Praktijktoets: januari 2015 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LG/K/13a Klantgericht handelen o Jij kan op een correcte wijze klanten helpen en daarbij inspelen op consumentengedrag. o Jij kan op correcte wijze ‘klanten’ helpen en daarbij inspelen op consumentengedrag. 12. Lekker en gezond a. Tijdstip Theorietoets: maart 2015 Duur: 50 min. b. Tijdstip Praktijktoets: maart 2015 Duur: 100 min. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/9 Humane voeding o Jij kan voedingsproducten vervaardigen en conserveren. o Jij kan het belang van micro-organismen en additieven bij voeding noemen. o Jij kent de functies van humane voedingsstoffen en de voedingsmiddelen waarin deze voorkomen. LB/K/17 Kwaliteitszorg o Jij kan kwaliteitseisen toepassen en instrumenten hanteren voor kwaliteitsverbetering. o Jij kent kwaliteitsinstanties, hun werkwijze en de regels waaraan ze uitvoering geven om de kwaliteit te borgen.
37
Landbouw breed in schema Leerjaar
Tentamenweek
Thema
3
September 2013
1
3
November 2013
1+2
3
December 2013
3
3
Januari 2014
3
Hoofdstuk
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSPE) SE en praktijk
Gewicht
Dier en plezier
SE en praktijk
1
Verantwoord werken
SE en praktijk
Kolom 8
3+4
Wie niet sterk is..
SE en praktijk
1
Maart 2014
5
Gek op bloemen
SE en praktijk
Kolom 8
3
April 2014
5+6
Deal or no deal
SE en praktijk
1
3
Juni 2014
7
Outdoor design
SE en praktijk
1
4
September 2014
8
Goede grond
SE en praktijk
Kolom 8
4
November 2014
8+9
Steeds nieuwe rassen
SE en praktijk
1
4
December 2014
10
Werken in de winkel
SE en praktijk
Kolom 8
4
Januari 2015
10+11
Klantgericht handelen
SE en praktijk
1
4
Maart 2015
12
Lekker en gezond
SE en praktijk
1
4
April 2015
Examenstof “examenblad.nl”
CSPE
Park Lingezegen
38
Kolom 8
Cijfer
Handel en administratie Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 1 keer tellen. Naast je tentamens krijg je praktische opdrachten (ook wel integratieve opdrachten genoemd) en digitale of schriftelijke toetsen per onderdeel of onderwerp. Deze cijfers komen ook in Magister. Het gemiddelde van al deze cijfers tellen als één tentamencijfer mee. De tussentijdse cijfers van deze onderdelen geven dus aan of je voldoende leert en werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. Je wordt tijdens het uitvoeren van alle opdrachten naast het eindresultaat tevens beoordeeld op onderdelen als kunnen presenteren, kunnen samenwerken met elkaar, je gedrag, werkhouding en inzet. Het gemiddelde van alle tentamen cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt.
Wat moet ik doen, lezen, voldoende oefenen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Onderdelen en de praktijkoefeningen per box onderdeel uit LINK2 die bij het bepaalde tentamen horen. De digitale onderwerpen die daarbij per box staan uitgelegd in LINK2. Eventuele door docent uitgedeelde reader en overige oefenmateriaal en extra gekregen informatie. Serieuze uitvoering van alle opgedragen praktijkopdrachten en oefeningen door de docent. Eigen gemaakte of opgegeven aantekeningen. Begrippenlijst. Bedrijfseconomisch rekenen. Examentraining maken via examenblad.nl of cito.nl
Om je tentamens voldoende af te kunnen sluiten, is het een absolute voorwaarde om te kunnen werken met het Office pakket (Word, Excel, PowerPoint en eventueel Publisher) De schoolexamencijfers of tentamencijfers gaan mee naar leerjaar 4. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk ook 1 keer mee. Naast je tentamens krijg je praktische opdrachten (ook wel integratieve opdrachten genoemd) en digitale of schriftelijke toetsen per onderdeel of onderwerp. Deze cijfers komen ook in Magister. Het gemiddelde van al deze cijfers tellen als één tentamencijfer mee. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Overal waarbij staat vermeld dat je iets moet kennen of kunnen, geldt dat je de theorie daarvan moet weten, verbanden tussen bepaalde zaken die met het onderwerp kunnen zien, dat je de daarbij horende ICT vaardigheden beheerst, eventuele benodigde berekeningen (al dan niet met de software van de computer) moet kunnen maken, benodigde gegevens moet kunnen opzoeken, selecteren en het gevraagde moet kunnen maken, presenteren, etc. Voor zover iets niet duidelijk genoeg is beschreven kan voordat het tentamen wordt gemaakt, worden overlegd met een van de docenten handel administratie om te bepalen wat je moet kennen en kunnen voor ieder tentamen.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Leerling als consument, toekomst van de leerling, werken op de receptie, financiële feiten a. Tijdstip toets: November 2013 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Het werkveld economie; onderdelen EC, EC02 en EC03.Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je kennen of kunnen: Bijbaantjes, Consumententests. Een moodboard maken. Sparen of lenen? Prijsbewustheid. Solliciteren. Een sollicitatiegesprek voeren. Een sollicitatiebrief schrijven met aandacht voor de tekstopmaak. Eisen m.b.t. opleiding en vaardigheden voor een bepaalde functie. Deze vragen komen aan bod: Wat zijn mijn inkomsten en uitgaven? Waaraan geef ik mijn geld uit? Waar loop ik tegenaan in mijn rol als consument? Welke eisen kunnen aan een bepaalde functie
39
worden gesteld?
Je moet als sollicitant een sollicitatiebrief kunnen schrijven en een sollicitatiegesprek kunnen voeren. In de rol van werkgever moet je een vacature kunnen maken waarin je een baan aanbiedt en leer je als werkgever een sollicitatiegesprek te voeren en mag je bepalen welke sollicitant je aanneemt. Receptie en balie; onderdelen RB en RB02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je kennen of kunnen: Op welke manier hoor je bezoekers te ontvangen. Hoe moet je collega’s ziekmelden. Ingekomen post, uitgaande en interne post kunnen verwerken en registreren. Speciale poststukken ontvangen of versturen. Poststukken (o.a. bankafschrift, offerte, factuur e.d.) herkennen. Hoe zit een organisatieschema in elkaar. Secretariële informatiebronnen en sjablonen gebruiken. Zakelijke telefoongesprekken voeren, telefoon notitie invullen en het telefonische alfabet gebruiken Financiële administratie; onderdelen FA en FA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekingsstukken herkennen. Wat is BTW? Soorten BTW kennen en berekenen. Procentsommen maken. Bedrijfseconomische berekeningen kunnen maken.
2.
Werken in een bedrijf, service verlenen en informatie verschaffen, financiële feiten a. Tijdstip toets: Januari 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Kantoorwerk; KA en KA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bedrijfscultuur, organisatieschema en huisstijl. Diavoorstelling en presentatie maken en afdrukken. Presenteren Werkoverleg houden. Veilig een staand beroep uitoefenen. Veilig en gezond werken. Veilig iets zwaars verplaatsen. Veilig omgaan met gevaarlijke stoffen. Veilig werken met de computer. Receptie en balie; onderdelen RB03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Digitale registratie van klachten en het afhandelen daarvan. Service verlenen en het registreren daarvan. Gedragsregels voor personeel. Omgaan met boze klanten en klachten afhandelen. Sjablonen gebruiken. Plattegronden lezen. Zakelijke telefoongesprekken voeren, telefoon notitie invullen en het telefonische alfabet gebruiken. Uitgaande brievenpost verwerken. Stroomschema’s voor procedures. Financiële administratie; onderdelen FA02 Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekingsstukken herkennen. Wat is BTW? Soorten BTW kennen en berekenen. Procentsommen maken. Bedrijfseconomische berekeningen kunnen maken.
3.
Goederenontvangst, bestellen, eenvoudige jaarrekening a. Tijdstip toets: april 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Inkoop- en verkoopadministratie; IV en IV02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Artikelbestand gebruiken. Betalingsvoorwaarden. Bijkomende kosten. Contact met leveranciers. Euro omrekenen naar vreemd geld. Goederenontvangst verwerken op de afdeling Inkoop. Inkoopfactuur controleren. Factuurbedrag berekenen. Factuur. Wat is btw? Btw berekenen. Rekenen met procenten. Inkooporder plaatsen. Order. Orderbedrag. Leveranciersbestand gebruiken. Leveringsvoorwaarden. Offerte. Offertebedrag. Offerte aanvragen. Orderbevestiging. Orderbevestiging controleren. Pakbon. Prijs per eenheid. Sjablonen gebruiken. Systemen van factureren. Uitgaande brievenbuspost verwerken. Vreemde valuta. Vreemd geld omrekenen naar euro. Zakelijk telefoongesprek voeren.
40
4.
Magazijn; onderdelen MA en MA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Artikelen opslaan. Derving. Hygiëne. Hygiënisch omgaan met bederfelijke artikelen. Levering in ontvangst nemen. Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen. Magazijn. Milieuzorg. Ontvangen artikelen verwerken. Opslagsysteem toepassen. Pakbon. Veilig iets zwaars verplaatsen. Vervoer en vervoersdocumenten. Vrachtbrief. Financiële administratie; onderdeel FA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Balans Balans opstellen Bezittingen Schulden Eigen vermogen Hoe bereken je het eigen vermogen? Brutowinst en nettowinst berekenen Brutowinst Nettowinst Btw-tarieven Btw in de boekhouding Crediteuren Debiteuren Duurzaam productiemiddel Inzicht in financiële feiten Jaarrekening Omzet Soorten inkopen Verandering van schuld Wat zijn bedrijfskosten? Winst-en-verliesrekening
Administratief werk, elk product een juiste plek en eenvoudige jaarrekening a. Wanneer: juni 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Kantoor; KA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Document afdrukken. Factuur. Offerte. Offerteaanvraag. Order. Orderbevestiging. Sjablonen gebruiken. Tabel maken. Tabel opmaken en indelen. Tekst opmaken. Alinea opmaken. Tekst controleren. Tekst verplaatsen en kopiëren. Tekst zoeken en vervangen. Veilig werken met de pc. Zakelijke brief maken Presentatie en promotie; onderdelen PP en PP02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Assortimentsindeling. Soorten winkelcentra. Verzorgingsgebied. Winkelinrichting. Diefstalpreventie in de winkelinrichting. Compositie. Plattegrond lezen. Marketingmix. P van plaats. P van prijs. P van product. P van prijs. Btw berekenen. Rekenen met procenten. Prijs/tekstkaarten maken. Prijs-/tekstkaarten maken. Promotiemateriaal in de winkel. Schappen aanvullen. Stellingindeling. Schapindeling. Artikelpresentatie. Huisstijl. Lay-out. Lettertypen. Siertekst maken. Tekst opmaken. Alinea opmaken. Tekstvak maken. Financiële administratie; onderdeel FA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Balans Balans (begin en eind) kunnen lezen en/of opstellen Bezittingen Schulden Eigen vermogen Hoe bereken je het eigen vermogen? Brutowinst en nettowinst berekenen Brutowinst Nettowinst Btw-tarieven Btw in de boekhouding Crediteuren Debiteuren Duurzaam productiemiddel Inzicht in financiële feiten Jaarrekening opstellen Omzet Soorten inkopen Verandering van schuld Wat zijn bedrijfskosten? Winst-en-verliesrekening Verder is dit een EINDTOETS van leerjaar 3 waarin alle onderwerpen worden herhaald. Jouw kennis van alle onderwerpen uit leerjaar 3 worden met behulp van meerkeuzevragen getoetst.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je begonnen bent in leerjaar 4 af te ronden, krijg je nog drie tentamens en een tentamencijfer opgebouwd uit een aantal andere toetsen en opdrachten die als één tentamencijfer telt. De tentamencijfers komen in Magister. Je wordt tijdens het uitvoeren van alle opdrachten naast het eindresultaat tevens beoordeeld op onderdelen als kunnen presenteren, kunnen samenwerken met elkaar, je gedrag, werkhouding en inzet. Het gemiddelde van alle tentamen cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt.
Wat moet ik doen, lezen, voldoende oefenen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
Onderdelen en de praktijkoefeningen per box onderdeel uit LINK2 die bij het bepaalde tentamen horen. De digitale onderwerpen die daarbij per box staan uitgelegd in LINK2. Eventuele door docent uitgedeelde reader en overige oefenmateriaal en extra gekregen informatie.
41
4. 5. 6. 7. 8.
Serieuze uitvoering van alle opgedragen praktijkopdrachten en oefeningen door de docent. Eigen gemaakte of opgegeven aantekeningen. Begrippenlijst. Bedrijfseconomisch rekenen. Examentraining maken via examenblad.nl of cito.nl
Om je tentamens voldoende af te kunnen sluiten, is het een absolute voorwaarde om te kunnen werken met het Office pakket (Word, Excel, PowerPoint en eventueel Publisher) De schoolexamencijfers of tentamencijfers gaan mee naar leerjaar 4. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk ook 1 keer mee. Naast je tentamens krijg je praktische opdrachten (ook wel integratieve opdrachten genoemd) en digitale of schriftelijke toetsen per onderdeel of onderwerp. Deze cijfers komen ook in Magister. Het gemiddelde van al deze cijfers tellen als één tentamencijfer mee. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Je schoolexamencijfers is een gewogen gemiddelde van de schoolexamencijfers uit leerjaar 3 en 4.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
Een mooie etalage, inkopen, verkoopadministratie ondersteunen, werken in de boekhouding a. Tijdstip toets: november 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Inkoop- en verkoopadministratie; onderdelen IV03 en IV04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Vreemd geld omrekenen naar euro. Euro omrekenen naar vreemd geld. Artikelbestanden e.d. gebruiken en gegevens daarin kunnen opzoeken. Werken met betalingsvoorwaarden. Bijkomende kosten kunnen verwerken. Contact met klanten. Klantenbestand gebruiken. Leveringsvoorwaarden. Offerte. Offerte aanvragen. Offertebedrag. Offertes beoordelen. Offerte uitbrengen. Order. Orderbedrag. Orderbevestiging opstellen en versturen. Orderbevestiging. Opdracht tot uitlevering geven. Pakbon. Prijs per eenheid. Wat is btw? Sjablonen gebruiken. Systemen van factureren. Telefoonnotitie invullen. Uitgaande brievenbuspost verwerken. Verkoopfactuur opstellen en versturen. Factuur. Factuurbedrag berekenen. Btw berekenen. Rekenen met procenten. Verkooporder verwerken. Zakelijk telefoongesprek voeren. Besteleenheid. Contact met leveranciers. Prijs per eenheid. Service. Zakelijk telefoongesprek voeren. Presentatie en promotie; onderdeel PP03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Compositie. Doelgroep. Draperen. Etalage. Folders etaleren. Marketingmix. Ophangen aan nylondraad. Winkelformule. Financiële administratie; onderdelen FA04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekhouding Boekingsstempel lezen Brutowinst terugvinden in de boekhouding Btw terugvinden in de boekhouding Gecodeerd bankafschrift verwerken Gecodeerd intern boekingsstuk verwerken Gecodeerd kasbewijs verwerken Gecodeerde inkoopfactuur verwerken Gecodeerde kostenfactuur verwerken Gecodeerde privéboekingen verwerken Gecodeerde stortings- en opnamebewijzen verwerken Gecodeerd stortingsbewijzen verwerken Gecodeerde opnamebewijzen verwerken Opname en storting (Geld onderweg) Gecodeerde verkoopfactuur verwerken Grootboekrekeningen Hulprekening van het eigen vermogen Inkoopwaarde van de verkopen terugvinden in de boekhouding Kolommenbalans Kosten terugvinden in de boekhouding Nettowinst terugvinden in
42
de boekhouding Omzet terugvinden in de boekhouding Periode afsluiten Rekening van bezit Rekening van schuld Rubrieken in grootboekrekeningen Een grootboek openen; Eenendertig boekingsstukken verwerken in het grootboek; Een kolommenbalans, winst-en-verliesrekening en eindbalans maken; Een financiële samenvatting maken.
6.
Marktonderzoek, goederenverzending en voorraadbeheer, eenvoudige boekhouding a. Tijdstip toets: Januari 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Presentatie en promotie; onderdeel PP06. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Aankooponderzoek. Enquêteren. Grafiek maken in Excel. Grafieken. Klantenherkomstonderzoek. Rekenen met verhoudingen. Tabel lezen. Tekst controleren. Tekst opmaken. Tekst verplaatsen en kopiëren. Werkblad maken. Magazijn; MA03 en MA04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bestellingen klaarzetten. Bestellingen verpakken. Derving. Hygiëne. Hygiënisch omgaan met bederfelijke artikelen. Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen. Magazijn. Milieuzorg. Pakbon invullen. Pakbon. Pakbon invullen. Sjablonen gebruiken. Veilig iets zwaars verplaatsen. Vervoer en vervoersdocumenten. Vrachtbrief invullen. Vrachtbrief. Zending klaarmaken voor vervoer. Onderwerpen. Derving. Intern bestelformulier. Interne bestellingen plaatsen. Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen. Magazijn. Opslagsysteem toepassen. Schoonmaken in een bedrijf. Sjablonen gebruiken. Voorraad tellen. Voorraadtekorten signaleren en te bestellen aantal artikelen bepalen. Financiële administratie; onderdeel FA05. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekhouding. Grootboekrekening. Hulprekening van het eigen vermogen. Rekening van bezit. Rekening van schuld. Opname en storting (Geld onderweg). Periode afsluiten. Kolommenbalans. Bankafschrift verwerken. Kostenfactuur verwerken. Inkoopfactuur verwerken. Verkoopfactuur verwerken. Intern boekingsstuk verwerken. een grootboek openen; Eenendertig boekingsstukken verwerken in het grootboek; Een kolommenbalans, winst-en-verliesrekening en eindbalans maken (digitaal en/of schriftelijk); Een financiële samenvatting maken. Kasbewijs verwerken. Privéboekingen verwerken. Stortings- en opnamebewijzen verwerken. Inkoopwaarde van de verkopen terugvinden in de boekhouding. Brutowinst erugvinden in de boekhouding. Btw terugvinden in de boekhouding. Kosten terugvinden in de boekhouding. Nettowinst terugvinden in de boekhouding. Omzet terugvinden in de boekhouding.
7.
Kassa, verkopen A tot Z, boekhouding coderen a. Tijdstip toets: Maart 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Verkopen; VK, VK02 en VK03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bijzondere kassahandelingen. Artikel retour boeken. Een fout op de kassabon herstellen. Gegevens opzoeken. Btw-bon handmatig maken. Btw berekenen. Rekenen met procenten. Diefstalpreventie. Diefstalpreventie bij de kassa. Diefstalpreventie door personeel. Huisregels. Functies van een geautomatiseerd kassasysteem. Garantiebewijs invullen. Kas opmaken. Kasverschil verwerken. X-bon en Z-bon. Kassarol vervangen. Kassawerkplek. Kassawerkplek in orde maken. Kassa aan- en uitzetten. Storten en afromen. Geldlade in orde maken. Klachten afhandelen. Opvallend klantengedrag herkennen. Standaard kassahandelingen. Afhandelen van winkeldiefstal. Omgaan met een boze klant. Artikelkennis. Consumenteninformatie op levensmiddelen. Etiketten in kleding. Feedback. Garantiebewijs invullen. Inpakken Service door winkelpersoneel. Verkoopgesprekken. Financiële administratie; onderdeel FA06. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Soorten bedrijfskosten. Soorten bezittingen. Soorten schulden. Afschrijven. Rubrieken in de grootboekrekening. Coderen van boekingsstukken. Gecodeerde boekingsstukken verwerken in het grootboek. Bankafschrift coderen.
43
Inkoopfactuur coderen. Inkoop van voorraad en inventaris coderen. Inkoop van duurzame productiemiddel coderen. Intern boekingsstuk coderen. Voorraadboeking coderen. Afschrijving coderen. Kasbewijs coderen. Contante verkoop en inkoop coderen. Privéboekingen coderen. Z-bon coderen. Kostenfactuur coderen. Stortings- en opnamebewijzen coderen. Verkoopfactuur coderen. Crediteurenadministratie. Crediteurenadministratie bijhouden. Debiteurenadministratie. Debiteurenadministratie bijhouden. Periode afsluiten. Kolommenbalans. Veranderingen in het eigen vermogen. Vreemd geld omrekenen naar euro.
Handel administratie in schema’s
Leer jaar 3
Tentamenweek November 2013
Onder deel 1
3
Januari 2013
3
Hoofdstuk
Boxen
Gewicht
Leerling als consument, toekomst van de leerling, werken op de receptie, financiële feiten
SE
1
2
Werken in een bedrijf, service verlenen en informatie verschaffen, financiële feiten
SE
1
april 2014
3
SE
1
3
Juni
4
Goederenontvangst, bestellen en eenvoudige jaarrekening Administratief werk, elk product een juiste plek en eenvoudige jaarrekening
SE
1
4
November 2014
5
Een mooie etalage, inkopen, verkoopadministratie ondersteunen, werken in de boekhouding
SE/CSE
2
4
Januari 2015
6
Marktonderzoek, goederenverzending en voorraadbeheer, eenvoudige boekhouding
SE/CSE
2
4
Maart 2015
7
Kassa, verkopen A tot Z, boekhouding coderen
SE/CSE
2
3/4
September 2013 tot april 2015
8
Alle praktijkopdrachten en handelingsdelen uit leerjaar 3 en 4
SE
1
44
Cijfer
Lichamelijke opvoeding Leerjaar 3&4 Algemene informatie: Het vak Sport en Bewegen kent uitsluitend een schoolexamen. Het schoolexamen heeft de vorm van een examendossier. Het examendossier bevat:
Een overzicht van de afgelegde toetsen en uitgevoerde opdrachten.
Een overzicht van de behaalde resultaten en vorderingen. e
e
Het examendossier wordt verspreid over het 3 en 4 leerjaar opgebouwd. Aan het vak Sport en Bewegen wordt geen cijfer toegekend. Het moet naar behoren worden afgesloten. De examinator stelt aan de hand van een beoordeling vast of het vak voldoende afgesloten is. Rekening houdend met de mogelijkheden van de leerling kan naast de beoordeling voldoende ook de waardering goed worden toegekend. Dat bij de beoordeling wordt uitgegaan van de mogelijkheden van de leerling, betekent dat er rekening dient te worden gehouden met eventuele (fysieke) beperkingen van leerlingen.
Wat moet ik kunnen en wat moet ik doen voor elke onderdeel: Hoofdgroepen Als onderdelen van het schoolexamen Sport en Bewegen worden de volgende onderdelen getoetst: 1.
algemene vaardigheden;
2.
motorische vaardigheden;
3.
rollen en houding;
4.
het leren over bewegen.
Het schoolexamen bevat dus 4 hoofdgroepen, die elk met minimaal een voldoende moet worden afgesloten. Onderlinge compensatie van voldoende en onvoldoende cijfers tussen de 4 hoofdgroepen is niet mogelijk.
De onderdelen gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
De algemene vaardigheden
De leerling kan op verantwoorde en perspectiefrijke wijze en met plezier in bewegende en regelende rollen deelnemen aan de bewegingscultuur, en kan aangeven in hoeverre hij daaraan ook in de toekomst kan en wil deelnemen. De leerling kan bewegingssituaties kiezen, arrangeren en begeleiden, voor zichzelf maar vooral voor anderen.
Deze vaardigheden worden getoetst in de vorm van praktische opdrachten. Deze opdrachten worden op een nader te bepalen tijdstip uitgereikt aan de leerlingen. De opdrachten moeten worden gemaakt buiten of binnen de lessen sport en bewegen. De leerlingen krijgen de gelegenheid om materialen en andere hulpmiddelen te gebruiken bij het ontwerpen van bijvoorbeeld lessen die aan de eigen klas moet worden gegeven. De docent reikt de opdracht op tijd uit, verteld de leerlingen wat de eisen zijn en bepaald ook wanneer de opdracht moet zijn afgerond door de leerlingen. 2.
De motorische vaardigheden
De leerling kan deelnemen aan een variëteit aan bewegingsactiviteiten, waarbij het gaat om: verbreding (leren van nieuwe activiteiten) en verdieping (qua niveau, taken en contexten) van bewegingsactiviteiten die in de basisvorming zijn aangeboden. In elk geval uit het activiteitengebied spelen een slag- en loopspel, twee doelspelen en een terugslagspel..
45
Spelen: De leerling kan deelnemen aan minimaal één doelspel, één terugslagspel en één slag- en loopspel, waarbij het gaat om verdieping van het niveau van deelname voor wat betreft complexiteit van het bewegen, diversiteit in taken en in contexten en het afstemmen van het eigen bewegen op dat van anderen. Turnen: De leerling kan deelnemen aan meerdere turnactiviteiten binnen twee van de volgende deelgebieden: springen, zwaaien, acrobatiek, balanceren en klimmen, waarbij het gaat om verdieping van het niveau van deelnemen, individueel en samen. Bewegen op muziek: De leerling kan twee dansen van minimaal zestien muzikale lengtes uitvoeren binnen één of meerdere deelgebieden van bewegen op muziek, waarbij het gaat om verdieping ten aanzien van veranderingen van tijd en ruimte, opeenvolging van verbindingen en veranderingen van opstelling en positie van de dansers ten opzichte van elkaar. Atletiek: De leerling kan deelnemen aan minimaal één looponderdeel, één werponderdeel en één springonderdeel, waar- bij het steeds gaat om verdieping van de juiste afstemming van de constituerende elementen (timing, richting, snelheid, afstand) ten opzichte van elkaar. Zelfverdedigingsspelen: De leerling kan deelnemen aan minimaal één zelfverdedigingsspel, in partij- en/of demonstratievorm, waarbij het gaat om verdieping van de eigen aanvallende initiatieven en het goed reageren op initiatieven van de partner.
Deze vaardigheden worden tijdens de lessen geoefend en getoetst. De vaardigheden staan precies beschreven bij de Specifieke en inhoudelijke planning van het examenjaar 2012/ 2013 voor het vak Sport en Bewegen. Alle losstaande motorische vaardigheden moet een voldoende afgesloten te worden. 3.
Rollen/ houding en gedrag
De leerling kan (samen met anderen) ondersteunende en leidinggevende rollen in bewegingssituaties vervullen, waarbij het gaat om: - bewegingssituaties inrichten, op gang brengen en op gang houden - minimaal twee door de leerling te kiezen rollen van instructeur, coach/begeleider, scheidsrechter/jurylid en organisator. De leerling kan op basis van eigen ervaring met en inzicht in de betekenis van sport en bewegen voor de (beleving van) gezondheid in brede zin verantwoord omgaan met belasting en risico’s in bewegingssituaties, en een trainingsprogramma opstellen dat past bij de eigen mogelijkheden. De leerling kan op grond van inzicht in de kenmerken van het aanbod en in de eigen wensen en mogelijkheden ten aanzien van sportdeelname een bewuste keuze maken uit het aanbod aan sport en bewegen in de samenleving. Regelen in de rol van beweger: De leerling kan er in bewegingssituaties medeverantwoordelijkheid voor dragen dat bewegingssituaties zelfstandig en veilig ontworpen en ingericht worden, op gang gebracht, op gang gehouden en beëindigd worden en indien wenselijk worden aangepast aan de kenmerken en de wensen van de deelnemers. Regelen in de rol van begeleider: De leerling kan bij bewegingsactiviteiten van een groep deelnemers de rollen van instructeur, coach/begeleider, scheidsrechter/spelleider en jurylid vervullen. Regelen in de rol van organisator: De leerling kan in binnen- of buitenschools verband een bewegingsactiviteit (helpen) voorbereiden, organiseren, evalueren en daarvan verslag doen, waarbij de gekozen organisatievorm moet passen bij de (context van de) bewegingsactiviteit. Bewegen en welzijn: De leerling kan verklaren welke betekenis sport en bewegen heeft voor de gezondheid in ruime zin, ook in relatie tot andere persoonsgebonden en maatschappelijke gezondheid beïnvloedende factoren. Toekomstoriëntatie: De leerling kan op basis van eigen ervaring met werkzaamheden in het werkveld sport en bewegen een bewuste keuze maken voor de eigen (toekomstige) rol in dat werkveld.
Binnen de lessen sport en bewegen wordt er van de leerlingen een bepaalde rol/ houding verwacht, de belangrijkste rolverwachting (welke subjectief toetsbaar zijn) zijn: scheidrechter, coach, hulpverlener en lesgever. Dit zal betekenen dat van de leerling verwacht wordt dat ze bijna constant actief zijn in de lessen sport en bewegen. Niet alleen als deelnemer aan het sporten (eigen bedrevenheid) maar ook als coach, hulpverlener, scheidsrechter enz. Hierbij wordt de mate van zelfstandigheid steeds groter, de docent wordt steeds meer begeleider binnen de lessen dan lesgever. Het gedrag in de lessituatie wordt gemeten/ bekeken op de volgende punten; 1.
inzet; Bereidheid tot bewegen, hoe hard werk ik er voor.
46
2.
zelfstandigheid; Zelfstandig werken
3.
werkhouding;
Rekening houden met anderen.
Houden aan spelregels.
Leiding geven en leiding accepteren.
Omgang met materialen.
Deze vaardigheden worden eenzijdig aan het einde van elke periode door de docent beoordeeld in een Goed - Voldoende - Onvoldoende. 4.
Het leren over bewegen
Dit onderdeel bevat 1.
een theoretische toets welke in het derde leerjaar wordt afgenomen en afgerond.
2.
een werkstuk welke in het vierde leerjaar moet worden gemaakt en afgerond.
4.1.1. De toets zal uit de volgende onderdelen bestaan: -
Bewegen en samenleving
-
Bewegen en gezondheid
-
Bewegen en regelen; spelregelkennis.
4.1.2. De toets is voldoende afgesloten bij: minimaal 55% score van het totaal aantal punten. De toets is goed afgesloten bij: minimaal 75% score van het totaal aantal punten. 4.2.1. Het werkstuk zal gaan over een onderdeel uit de domeinen: bewegen en samenleving of bewegen en gezondheid. Het werkstuk zal aan de volgende beoordelingscriteria moeten voldoen, waarbij 55 punten een voldoende is:
Lay-out Voorwoord Originaliteit Nawoord/ reflectie Inhoud Totaal
10 punten 10 punten 10 punten 20 punten 50 punten 100 punten
47
Voldoende of onvoldoende Voor het behalen van een voldoende voor de onderdelen zijn bovendien eisen gesteld met betrekking tot o.a. deelname aan de lessen. Er is een aanwezigheidsverplichting van 100%. Dus ook als iemand dusdanig geblesseerd is dat hij/ zij niet mee kan doen aan de lessen sport en bewegen is de leerling wel aanwezig en wordt hij/ zij ingezet in een andere taak bijvoorbeeld die van scheidsrechter, coach, observator, lesverslag maken enz. Bij het behalen van onvoldoendes, cijfers lager dan een 5,5 voor een onderdeel dan krijgt deze de gelegenheid het onderdeel binnen een nader af te spreken tijd in te halen en opnieuw te laten beoordelen. Dit kan door een schriftelijke of praktische opdracht uit te voeren en te laten beoordelen. Herkansingen en ontheffingen Geldend voor algemene vaardigheden en voor rollen/ houding en gedrag: Bij het halen van een onvoldoende, cijfer lager dan een 5.5, voor dit onderdeel dan word je in de gelegenheid gesteld om op een nader af te spreken tijdstip dit in te halen en opnieuw te laten beoordelen. Dit kan door een schriftelijke (werkstuk) of een praktische opdracht uit te voeren en te laten beoordelen. Geldend voor motorische vaardigheden: Hiervoor zijn na de uiteindelijke beoordeling geen aparte herkansingen mogelijk. De eindbeoordeling is dus een afsluitmoment. Bij ziekte/ blessure en/ of afwezigheid kan in overleg de gemiste onderdelen ingehaald worden op een door de docent bepaald tijdstip. Ontheffing: In bijzondere gevallen zoals langdurige blessure of ziekte kan er dispensatie volgen in de vorm van extra opdrachten. Dit zal in samenspraak met de schooldirectie gebeuren. Een medische verklaring is hierbij verplicht.
48
Schema Leerjaar 3 ONDERDEEL
o
BEOORDELING
WEGING
o
o
1
x
1
o
1/2/3/4
DELEN
o MT Arabier
1
x
1
o Ringenzwaaien
2
x
1
o Handstandoverslag
3
x
1
o Basketbal
2
x
1
o Voetbal
4
x
1
3
x
1
o kogelstoten
4
x
1
o 12 min. Loop
1
x
1
3
x
1
4
x
1
o Shuttle-run test
4
x
1
o Conditiecircuit
2
X
1
o Les- leiding geven
3
X
1
X
1
TURNEN
DOELSPELEN
TERUGSLAGSPELEN o Volleybal
o
HANDELINGS
SLAG EN LOOPSPEL o Softbal
o
PERIODE
ATLETIEK
ZELFVERDEDIGING o o
Boksen
BEWEGEN OP MUZIEK o Eigen dans
o
OVERIGE ONDERDELEN
o Scheidsrechteren
1/ 2- 4
o Sportdag: survival
1
X
1
o Sportdag: alternatief
4
X
1
o Theorie toets
4
x
1
Extra notitie: De leerling moet voor alle onderdelen een voldoende scoren om te hebben voldaan aan de eindtermen van het plan van toetsing en afsluiting sport en bewegen voor het VMBO.
49
Schema Leerjaar 4 ONDERDEEL
o
BEOORDELING
WEGING
o
o
1
x
1
o
1/2/3
DELEN
o Salto
2
x
1
o Radslag
1
x
1
o Basketbal
2
X
1
o Uni-hockey
1
X
1
o Voetbal
3
x
1
3
x
1
o Verspringen
3
x
1
o 12 min. Loop
1
x
1
2
x
1
TURNEN
DOELSPELEN
TERUGSLAGSPELEN o Badminton
o
HANDELINGS
SLAG EN LOOPSPEL o Softbal
o
PERIODE
ATLETIEK
ZELFVERDEDIGING o o
Boksen
OVERIGE ONDERDELEN o Sportoriëntatie
3
x
1
0 wandklimmen
3
x
1
o ass. Sportdag OB
1-2-3
x
1
o Sportdag basketbal
2
x
1
o werkstuk
3
x
1
Extra notitie: De leerling moet voor alle onderdelen een voldoende scoren om te hebben voldaan aan de eindtermen van het schoolexamen sport en bewegen voor het VMBO.
50
Maatschappijleer 1 Leerjaar 3 Algemene informatie: Het examendossier voor maatschappijleer 1 bestaat uit 7 toetsen. Het gemiddelde cijfer van deze toetsen telt mee voor de overgang van leerjaar 3 naar 4. Maatschappijleer 1 wordt tijdens het schoolexamen afgerond. Dat wil zeggen dat er geen schriftelijk examen in wordt gedaan maar het cijfer telt wel mee in de slaag zak regeling van het eindexamen. Hieronder staat in een schema welke toetsen er zijn en hoe zwaar ze meetellen. In juni mag je één van de toetsen herkansen. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kunnen en kennen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 3 afgetoetst. 5 onderdelen worden gedaan tijdens maatschappijleer en 2 onderwerpen worden behandeld door de mentor tijdens de mentorles.
Wat moet ik leren voor elke toets: 1. 2. 3.
Boeken: Tekst en werkboek thema’s vmbo 2013 – 2014 uitgeverij Essener Aantekeningen. Deze vind je in de vaksite op Teletop. Begrippenlijst en samenvatting gemaakt in (tekst)werkboek.
PTA 1 bestaat uit de volgende hoofdstuk: 2 Jongeren. a. Tijdstip toets: November 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving en de invloed van het socialisatieproces herkennen en beschrijven o uitleggen dat mensen bij een subcultuur (willen) horen en dat elke subcultuur invloed heeft op het gedrag en het socialisatieproces o de rol van onderwijs (als socialiserende instantie) beschrijven in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving.
PTA 2 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 3 Politiek a. Tijdstip toets: januari 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o vormen van macht herkennen, beschrijven en verklaren o beschrijven en uitleggen hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken o beschrijven en uitleggen welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek, en kenmerken van een parlementaire democratie noemen, herkennen en toelichten.
51
PTA 3 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 4 Multiculturele samenleving a. Tijdstip toets: februari 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving en de invloed van het socialisatieproces herkennen en beschrijven o uitleggen dat mensen bij een subcultuur (willen) horen en dat elke subcultuur invloed heeft op het gedrag en het socialisatieproces o de rol van onderwijs (als socialiserende instantie) beschrijven in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving. PTA 4 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 5 Media a. Tijdstip toets: wordt in de mentorles in schooljaar 2013-2014 afgenomen b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o Aangeven dat selectieve waarneming een rol speelt in het proces van beeld- en meningsvorming. o uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen o beschrijven hoe men uitingen van vooroordelen en discriminatie tegemoet kan treden vanuit het beginsel van gelijkwaardigheid en respect o van een bepaald sociaal probleem beschrijven hoe de beeldvorming erover tot stand komt/gekomen is. PTA 5 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 6 Werk a. Tijdstip toets: april 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o met voorbeelden beschrijven wat sociale verschillen zijn en hoe die veroorzaakt worden, en beschrijven hoe de plaats van een mens op de maatschappelijke ladder kan veranderen (sociale mobiliteit) o beschrijven en uitleggen dat mensen vanuit hun maatschappelijke posities belangen hebben en hoe o daardoor conflicten kunnen ontstaan o overheidsbeleid ten aanzien van sociale ongelijkheid beschrijven en verklaren.
52
PTA 6 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 7 Criminaliteit a. Tijdstip toets: juni 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o vormen van macht herkennen, beschrijven en verklaren o beschrijven en uitleggen hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken o beschrijven en uitleggen welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek, en kenmerken van een parlementaire democratie noemen, herkennen en toelichten. PTA 7 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 8 Relaties a. Tijdstip toets: wordt in de mentorles in schooljaar 2013-2014 afgenomen b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o aangeven dat selectieve waarneming een rol speelt in het proces van beeld- en meningsvorming o uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen o beschrijven hoe men uitingen van vooroordelen en discriminatie tegemoet kan treden vanuit het beginsel van gelijkwaardigheid en respect o van een bepaald sociaal probleem beschrijven hoe de beeldvorming erover tot stand komt/gekomen is.
Maatschappijleer in schema: Leerjaar
Afnameperiode
3
November 2013
PTA Onderdeel 1
3
Januari 2013
2
3
februari 2014
3
3
2013 -2014
3
Hoofdstuk
Schoolexamen (SE) of Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
Politiek
SE
1
SE
1
4
Multiculturele samenleving Media
SE
1
april 2014
5
Werk
SE
1
3
Juni 2014
6
Criminaliteit
SE
1
3
2013 -2014
7
Relaties
SE
1
Jongeren
53
1
Cijfer
Nask 1 Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 1 keer meetellen. Daarnaast krijg je verdeeld over het jaar nog acht proefwerken, die elk 1 keer meetellen. Ook krijg je een practicum dat 2 keer meetelt. Het gemiddelde van de proefwerken en het practicum telt ook als één ‘tentamen’cijfer. Het gemiddelde van deze vijf ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Ook krijg je nog een practicum dat 2 keer meetelt bij de proefwerken en het practicum van leerjaar 3. Het gemiddelde van deze acht ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je schoolexamencijfer bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de proefwerken, practicum en tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
boeken: tekstboek leren (ook de plus), Binas kunnen gebruiken en werkboek doornemen. vaardigheden achter in je boek doornemen. eventuele aantekeningen.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4. 5.
voorbereiden op proefwerken, practica, tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. leren: a. rekenvaardigheden toepassen. b. natuurkundige grootheden hanteren en met behulp van formules daarmee berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten. c. natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. d. de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om natuurkundige informatie te selecteren en te verwerken. e. een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. je oriënteren op het belang van natuurkunde en natuurkundige technieken in de eigen beroepsopleiding, in de eigen toekomst en in de maatschappij. leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
Proefwerken over de afzonderlijke hoofdstukken: a. b. c.
Gedurende het schooljaar krijg je na elk hoofdstuk een proefwerk over het betreffende hoofdstuk. Zo’n proefwerk dient als voorbereiding op het tentamen later dat jaar. Duur proefwerken: 50 minuten. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan de lesstof van het hoofdstuk toepassen in nieuwe opgaven.
54
Practicum: a. b. c.
Tijdstip practicum: januari 2014. Duur: 100 minuten. Wat moet je kennen en kunnen voor het practicum: Je mag je tekst- en werkboek en eventuele aantekeningen meenemen. basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. Je kan: o rekenvaardigheden toepassen. o natuurkundige grootheden hanteren en met behulp van formules daarmee berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten. o natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. o een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Krachten (Hoofdstuk 1) a. Tijdstip tentamen: oktober 2013. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o de werking van verschillende soorten krachten en de druk van een voorwerp op de ondergrond berekenen en in evenwichtsituaties kwalitatief de hefboomwet toepassen. o bij een bewegend voorwerp diagrammen interpreteren, krachten samenstellen en de gemiddelde snelheid berekenen. o veiligheidsmaatregelen in het verkeer uitleggen en toepassen en verschijnselen van traagheid verklaren.
2.
Elektriciteit (Hoofdstuk 2) Energie (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip toets: januari 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o elektrische schakelingen ontwerpen en analyseren en hierover berekeningen uitvoeren. o beveiligingen voor elektriciteit verklaren en toepassen en keuzes tussen verschillende apparaten beargumenteren. o de werking van de dynamo en de transformator beschrijven met begrippen uit het magnetisme. Je kan: o het proces van verbranden beschrijven en de verspreiding en isolatie van warmte verklaren en toepassen. o de manieren van opwekking van elektrische energie en de gevolgen ervan beschrijven. o het omzetten van energie van de ene vorm in de andere vorm beschrijven en hierover berekeningen uitvoeren.
55
3.
Het weer (Hoofdstuk 4) Licht (Hoofdstuk 5) a. Tijdstip toets: januari 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o het meten van temperatuur en luchtdruk toepassen. o het ontstaan van wolken, neerslag en bliksem beschrijven. o maatschappelijke aspecten van weersverschijnselen toelichten. Je kan: o rechtlijnige lichtstralen, verschillende soorten lichtbundels, schaduwvorming, kleurvorming en verschillende soorten straling toepassen. o verschillende soorten lenzen herkennen en de werking van de vlakke spiegel en de bolle lens toepassen. o beeldvorming bij het menselijk oog en oogafwijkingen toepassen.
4.
Schakelingen (Hoofdstuk 6) Materie (Hoofdstuk 7) Straling (Hoofdstuk 8) a. Tijdstip tentamen: juni 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o elektrische schakelingen ontwerpen en analyseren en hierover berekeningen uitvoeren. o beveiligingen voor elektriciteit verklaren en toepassen en keuzes tussen verschillende apparaten beargumenteren. o de werking van de dynamo en de transformator beschrijven met begrippen uit het magnetisme. Je kan: o de bouw van stoffen en materialen beschrijven in termen van moleculen en atomen. o het gedrag van atomen en moleculen in de verschillende fasen uitleggen. o de bouw van een atoom beschrijven. Je kan: o bronnen van ioniserende straling noemen. o radioactief verval en toepassingen ervan beschrijven. o veiligheidsmaatregelen tegen ongewenste effecten van straling en radioactieve stoffen beschrijven.
56
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je in leerjaar 3 begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je, naast de cijfers van leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Ook krijg je weer een practicum dat 2 keer meetelt bij de proefwerken en practicum van leerjaar 3. Je schoolexamencijfers is het gemiddelde van de hiervoor genoemde ‘tentamen’cijfers van leerjaar 3 en 4. Alle cijfers komen in Magister. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
boeken: tekstboek leren (ook de plus), Binas kunnen gebruiken en werkboek doornemen. vaardigheden achter in je boek doornemen. eventuele aantekeningen. Examentraining uit je boek of www.examenblad.nl.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4. 5.
voorbereiden op proefwerken, practica, tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. leren: a. rekenvaardigheden toepassen. b. natuurkundige grootheden hanteren en met behulp van formules daarmee berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten. c. natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. d. de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om natuurkundige informatie te selecteren en te verwerken. e. een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. je oriënteren op het belang van natuurkunde en natuurkundige technieken in de eigen beroepsopleiding, in de eigen toekomst en in de maatschappij. leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
Practicum: a. b. c.
Tijdstip practicum: ± januari 2015. Duur: 100 minuten. Wat moet je kennen en kunnen voor het practicum: Je mag je tekst- en werkboek en eventuele aantekeningen meenemen. basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. Je kan: o rekenvaardigheden toepassen. o natuurkundige grootheden hanteren en met behulp van formules daarmee berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten. o natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. o een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
57
De tentamens: 5.
Hoofdstuk 1: Krachten Hoofdstuk 2: Warmte Hoofdstuk 3: Energie a. Tijdstip tentamen: ± oktober 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o de werking van verschillende soorten krachten en de druk van een voorwerp op de ondergrond berekenen en in evenwichtsituaties kwalitatief de hefboomwet toepassen. o bij een bewegend voorwerp diagrammen interpreteren, krachten samenstellen en de gemiddelde snelheid berekenen. o veiligheidsmaatregelen in het verkeer uitleggen en toepassen en verschijnselen van traagheid verklaren. Je kan: o het proces van verbranden beschrijven en de verspreiding en isolatie van warmte verklaren en toepassen. o de manieren van opwekking van elektrische energie en de gevolgen ervan beschrijven. o het omzetten van energie van de ene vorm in de andere vorm beschrijven en hierover berekeningen uitvoeren. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
6.
Hoofdstuk 4: Elektriciteit Hoofdstuk 5: Geluid Hoofdstuk 6: Werktuigen Hoofdstuk 7: Stoffen a. Tijdstip tentamen: ± januari 2015. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o elektrische schakelingen ontwerpen en analyseren en hierover berekeningen uitvoeren. o beveiligingen voor elektriciteit verklaren en toepassen en keuzes tussen verschillende apparaten beargumenteren. o de werking van de dynamo en de transformator beschrijven met begrippen uit het magnetisme. Je kan: o de eigenschappen van geluid toepassen en de gevolgen van geluidshinder en de beperking van geluidshinder toelichten. o geluid vastleggen met oscilloscoop of computer en daaruit de frequentie bepalen. o de werking van een luidspreker uitleggen. Je kan: o de werking van verschillende soorten krachten en de druk van een voorwerp op de ondergrond berekenen en in evenwichtsituaties kwalitatief de hefboomwet toepassen. o bij een bewegend voorwerp diagrammen interpreteren, krachten samenstellen en de gemiddelde snelheid berekenen. Je kan: o in constructies krachten onderscheiden, ontbinden, samenstellen en berekenen. o de plaats van het massamiddelpunt bepalen en berekeningen met de hefboomwet uitvoeren. Je kan: o soorten materialen en hun stofeigenschappen herkennen en toepassen. o gevaren van stoffen en effecten van chemische en natuurkundige processen voor de mens en het milieu herkennen, en maatregelen nemen om ongewenste effecten hiervan te vermijden door veilig te werken en verantwoord met afvalstoffen om te gaan. o zinken-zweven-drijven toepassen met behulp van dichtheid. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
58
7.
Hoofdstuk 8: Materialen Hoofdstuk 9: Schakelingen Hoofdstuk 10: Bewegingen Hoofdstuk 11: Kracht en beweging a. Tijdstip tentamen: ± januari 2015. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o soorten materialen en hun stofeigenschappen herkennen en toepassen. o gevaren van stoffen en effecten van chemische en natuurkundige processen voor de mens en het milieu herkennen, en maatregelen nemen om ongewenste effecten hiervan te vermijden door veilig te werken en verantwoord met afvalstoffen om te gaan. o zinken-zweven-drijven toepassen met behulp van dichtheid. Je kan: o elektrische schakelingen ontwerpen en analyseren en hierover berekeningen uitvoeren. o beveiligingen voor elektriciteit verklaren en toepassen en keuzes tussen verschillende apparaten beargumenteren. o de werking van de dynamo en de transformator beschrijven met begrippen uit het magnetisme. Je kan: o de werking van verschillende soorten krachten en de druk van een voorwerp op de ondergrond berekenen en in evenwichtsituaties kwalitatief de hefboomwet toepassen. o bij een bewegend voorwerp diagrammen interpreteren, krachten samenstellen en de gemiddelde snelheid berekenen. o veiligheidsmaatregelen in het verkeer uitleggen en toepassen en verschijnselen van traagheid verklaren. Je kan: o berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten in situaties van verkeer en veiligheid. o uit bronnen over bewegingen of botsingen gegevens selecteren en verwerken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
59
Nask 1 in schema Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
Krachten (H 1)
SE
1
2
Elektriciteit (H 2) Energie (H 3)
SE
1
april 2014
3
Het weer (H 4) Licht (H 5)
SE
1
3
juni 2014
4
Schakelingen (H 6) Materie (H 7) Straling (H 8)
SE
1
3
gedurende het hele schooljaar
Afzonderlijke proefwerken over H 1 t/m H 8
SE
3
± januari 2014
Praktijktentamen
SE
4
± januari 2015
Praktijktentamen
SE
4
± oktober 2014
5
4
± januari 2015
6
4
± maart 2015
7
Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
oktober 2013
1
3
januari 2014
3
Krachten (H 1) Warmte (H 2) Energie (H 3) Elektriciteit (H 4) Geluid (H 5) Werktuigen (H 6) Stoffen (H 7) Materialen (H 8) Schakelingen (H 9) Bewegingen (H 10) Kracht en beweging (H 11)
SE/CSE
3
SE/CSE
3
SE/CSE
3
Eind schoolexamencijfer = totaal leerjaar 3 + 4 gedeeld door 14
60
1
Cijfer
Nask 2 Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je 7 diagnostische toetsen. Het gemiddelde van deze cijfers staan in magister in een aparte kolom (nummer 8) die een weging heeft van 2. Verder krijg je vier tentamens, in elke periode één, die elk een weging 2 hebben. In de tentamenperiode in juni krijg je een practicum dat een weging heeft van 1. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer dat op je eindrapport komt te staan. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog 3 tentamens. Het eerste tentamen telt 4 keer mee, het tweede 8 keer en het derde 6 keer. Ook krijg je nog een practicum dat 2 keer meetelt bij de proefwerken en het practicum van leerjaar 3. Het gemiddelde van deze acht cijfers is het cijfer wat je schoolexamen bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 getoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Methode: NOVA nieuwe natuur- en scheikunde; nask 2 – scheikunde; 3 vmbo-GT
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
boeken: tekstboek leren (ook de plus), Binas kunnen gebruiken en werkboek doornemen; vaardigheden achter in je boek doornemen; eventuele aantekeningen bestuderen.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4. 5.
voorbereiden op proefwerken, practica, tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. leren: a. rekenvaardigheden toepassen. b. reactievergelijkingen kunnen opstellen en kloppend kunnen maken. c. laboratoriumapparatuur zoals branders, glaswerk ed. gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. d. de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om scheikundige processen uit te voeren en te verwerken. e. een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. je oriënteren op het belang van scheikunde en scheikundige technieken en processen in de eigen beroepsopleiding, in de eigen toekomst en in de maatschappij (bv m.b.t. het milieu). leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
De proefwerken en tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Hoofdstuk 1: Scheikunde een wetenschap a. Tijdstip proefwerk: ± september 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o Bouw van de materie beschrijven, nl. van het (eenvoudige) deeltjesmodel. o Het verschil tussen natuurkunde en scheikunde aangeven. o Aangeven welke veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn met het werken met de brander en hoe een calamiteit is op te lossen: kennis van de branddeken, -douche, -blusser en noodstop.
61
o o
Het belang inzien van recycling i.v.m. eindige grondstoffen. Het verschil aangeven tussen een oplossing, emulsie en suspensie.
2.
Hoofdstuk 2: Water a. Tijdstip proefwerk: ± oktober 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o duidelijk maken dat water in verschillende opzichten van levensbelang is. o de bereiding van drinkwater uitleggen. o de werking van zeep uitleggen. o verklaren waarom je in het ene geval een basisch schoonmaakmiddel gebruikt en in een ander geval een zuur. o aantonen dat een schoonmaakmiddel zuur of basisch is in relatie met de pH. o verklaren waarom je een bepaald reinigingsmiddel gebruikt voor de verzorging van huid, haar en gebit
3.
Hoofdstukken 1 + 2 a. Tijdstip tentamen: oktober 2013 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Bekijk de toelichtingen bij de afzonderlijke proefwerken
4.
Hoofdstuk 3: Mengsels scheiden a. Tijdstip proefwerk: ± november 2013 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o theoretisch en praktisch een filtratie uitleggen/uitvoeren met gebruik van de brgrippen residu en filtraat. o een vaste stof scheiden van een oplossing en een oplossing van 2 vloeistoffen scheiden, gebruik makend van indampen en destilleren. o de begrippen extraheren en adsorberen uitleggen met de woorden oplosbaarheid, extractiemiddel en adsorptiemiddel (actieve kool en norit). o rekenen met het begrip concentratie middels een verhoudingstabel alsook procentberekeningen maken. o uitleggen hoe rioolwater wordt gezuiverd gebruik makend van de begrippen ontvangstgemaal, voorbezinktank, beluchtingtank, nabezinktank en effluent.
5.
Hoofdstuk 4: De kunst van het veranderen a. Tijdstip proefwerk: ± januari 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o een reactieschema met de juiste toestandsaanduidingen op schrijven. o dit op een juiste manier omzetten naar de chemische symbolen. o Het verschil aangeven tussen verhitten en verbranden. o de begrippen element en verbinding omschrijven met de woorden ontleedbaar en nietontleedbare stof. o vertellen wat een atoom is. o aangeven wat de milieuproblemen (kunnen) zijn van het gebruik van chloor.
6.
Hoofdstuk 3 + 4 a. Tijdstip tentamen: januari 2014 b. Duur: 100 minuten
62
c.
Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Zie de toelichtingen bij de afzonderlijke proefwerken.
7.
Hoofdstuk 5: In vuur en vlam! a. Tijdstip proefwerk: :februari 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o reactieschema’s en –vergelijkingen opstellen van verbrandingsreacties. o de branddriehoek uitleggen. o de gevaren onderkennen van koolstofmono-oxide. o uitleggen wat het verstrekte broeikaseffect en zure regen betekent voor het milieu.
8.
Hoofdstuk 6: Grondstoffen uit de aarde a. Tijdstip toets: maart 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o je kent de eigenschappen van metalen o je kent de namen van enkele legeringen o je weet hoe aluminium gemaakt wordt, net als ijzer (het hoogovenproces). o je kent het belang van recyclen. o je kent enkele fracties die ontstaan door gefractioneerde destillatie van aardolie. o je kent de algemene formule van de alkanen. o je kent de begrippen kraken en polymeriseren. o je kent enkele veel gebruikte kunststoffen. o je weet van het belang van recyclen van kunststoffen. o Je weet het verschil tussen thermoplasten en thermoharders.
9.
Hoofdstuk 5 + 6 a. Tijdstip tentamen: maart 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Zie de toelichtingen bij de afzonderlijke proefwerken.
10. Practicum a. Tijdstip practicum: juni 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen voor het practicum: Je kan: o uit de aangeboden tekst de relevante informatie halen om de opdracht(en) uit te kunnen voeren.. o basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. o alle benodigde veiligheidseisen toepassen. o o o
rekenvaardigheden toepassen. scheikundige apparatuur, glaswerk en hulpmiddelen op de juiste manier gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren.
63
11. Hoofdstuk 1: Stoffen en deeltjes (zelfde methode maar dan 4 vmbo-GT) a. Tijdstip tentamen: juni 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o de bouw van stoffen en materialen beschrijven in termen van moleculen en atomen. o het gedrag van atomen en moleculen in de verschillende fasen uitleggen. o de bouw van een atoom beschrijven. o de naamgeving en lading van enkelvoudige ionen en samengestelde ionen noemen. o Verhoudingsformules opstellen met enkelvoudige en met samengestelde ionen. o benoemen uit welke deeltjes een atoom is opgebouwd en wat de atomaire massaeenheid is. o de molecuulmassa berekenen en massapercentages berekenen.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je in leerjaar 3 begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je, naast de cijfer van leerjaar 3 nog 3 tentamens. Het eerste tentamen telt 4 keer mee, het tweede 8 keer en het derde 6 keer. Ook krijg je nog een practicum dat 2 keer meetelt bij de proefwerken en het practicum van leerjaar 3. Het gemiddelde van deze acht cijfers is het cijfer wat je schoolexamen bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Je schoolexamencijfers is het gemiddelde van de hiervoor genoemde cijfers van leerjaar 4. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
boeken: tekstboek leren , Binas kunnen gebruiken en werkboek doornemen vaardigheden achter in je boek doornemen eventuele aantekeningen bestuderen Examentraining uit je boek of www.examenblad.nl
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4. 5.
voorbereiden op proefwerken, practica, tentamens en examen leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. leren: a. rekenvaardigheden toepassen. b. reactievergelijkingen kunnen opstellen en kloppend kunnen maken. c. laboratoriumapparatuur zoals branders, glaswerk ed. gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. d. de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om scheikundige processen uit te voeren en te verwerken. e. een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid. je oriënteren op het belang van scheikunde en scheikundige technieken in de eigen beroepsopleiding, in de eigen toekomst en in de maatschappij (bv m.b.t. het milieu). leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
64
De tentamens en andere opdrachten gaan over onderstaande onderwerpen: 12. Hoofdstuk 1: Stoffen en deeltjes Hoofdstuk 2: Chemische reacties a. Tijdstip tentamen: ± oktober 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o stoffen onderverdelen in mengsels en zuivere stoffen en de laatste weer in ontleedbare en niet-ontleedbare stoffen. o alle in formatie uit de 7 tabellen reproduceren. o het verschil aangeven tussen enkelvoudige en samengestelde ionen in een reactievergelijking (haakjes). o de massa van atomen opzoeken en daarmee molecuulmassa’s berekenen alsook massapercentages.. o het verschijnsel radioactiviteit verklaren m.b.v. de 3 bijzondere stralingen Je kan: o zeggen wat een chemische reactie is en een reactieschema opstellen. o De drie verschillende ontledingsreacties benoemen: thermolyse, elektrolyse en fotolyse. o De aantoningsreacties benoemen en uitvoeren van waterstofgas en zuurstofgas. o Een reactievergelijking opstellen, kloppend maken , de massaverhouding bepalen en daarmee berekeningen maken m.b.v. een verhoudingstabel. 13. Hoofdstuk 3: Verbrandingen Hoofdstuk 4: Mengen en scheiden Hoofdstuk 5: Zouten Hoofdstuk 6: Zuren en basen a. Tijdstip tentamen: ± december 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan: o de 3 voorwaarden voor een verbrandingsreactie noemen. o verbrandingsverschijnselen opnoemen. o de vorming van koolstofdioxide en koolstofmono-oxide beschrijven m.b.v. de termen volledige en onvolledige verbranding. o koolstofdioxide aantonen met helder kalkwater. o milieuschade beschrijven bij verbranding van fossiele brandstoffen, voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak. o de fotosynthese in woorden en in chemische symbolen opschrijven. o de reactiesnelheid beïnvloeden en hierbij gebruik maken van de volgende woorden: verdelingsgraad, concentratie, temperatuur en katalysator. o een brand op 3 manieren blussen. o het begrip ‘overmaat’ verklaren. o rekenen aan reacties m.b.v. diagrammen en verhoudingstabellen. Je kan: o de fasen van een stof beschrijven, de fase-overgangen en het gedrag van moleculen. o de gevarensymbolen opzoeken in Binas. o aangeven dat een zuivere stof een kookpunt dan wel smeltpunt heeft en een mengsel een smelt- of kooktraject. o het juiste oplosmiddel gebruiken. o het verschil weten tussen emulsie en suspensie. o uitleggen wat rook, nevel en schuim is. o de volgende scheidingsmethoden beschrijven en uitvoeren: filtreren, indampen, destilleren, extraheren en adsorberen. o rekenen met concentraties.
65
Je kan: o o o o o o Je kan: o o o o o o o o
de oplosbaarheidstabel lezen. oplos- en indampvergelijkingen maken. als voorspelling de kleine oplosbaarheidstabel juist opstellen. een slecht oplosbaar zout maken. ongewenste ionen verwijderen. een zout herkennen. de pH-waarde bepalen van zuren, basen en neutrale oplossingen. 5 zuren en 4 basen benoemen en juist noteren. 5 indicatoren benoemen en gebruiken. zure en basische schoonmaakmiddelen benoemen evenals hun werking. de neutralisatiereactie juist opschrijven. maatregelen noemen tegen zure regen. de werking van een katalysator aangeven. een titratie beschrijven.
14. Hoofdstuk 7:Water en reinigen Hoofdstuk 8:Metalen Hoofdstuk 9: Koolstofchemie a. Tijdstip tentamen: april 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan: o het verschil uitleggen tussen gedeatillerd water, drinkwater, regenwater, zeewater, oppervlaktewater, grondwater en leidingwater. o vertellen hoe grondwater en oppervlaktewater ge zuiverd worden o het gebruik van water thuis omschrijven in relatie tot conservering van voedsel. o andere oplosmiddelen benoemen: alcohol, aceton en wasbenzine. o berekeningen maken over hard water en hard water op verschillende manieren ontharden incl. reactievergelijkingen. o m.b.t. zeep de volgende woorden juist gebruiken: emulgator, detergent, hydrofiel en hydrofoob. o algemene schoonmaakmiddelen benoemen die voor het reinigen van huid, haar en tanden. Je kan: o Metalen indelen in edele en onedele. o 4 legeringen noemen. o 3 zware metalen noemen en hun milieuprobleem m.b.t. kca. o Corrosie verklaren en wten dit te voorkomen. o Het hoogovenproces beschrijven incl. (kloppende) reactievergelijkingen. o Het proces beschrijven van bauxiet naar aluminium incl. (kloppende) reactievergelijkingen. Je kan: o 7 aardoliefracties benoemen incl. hun toepassingen. o de algemene formules van alkanen en alkenen noteren. o 2 kraakprocessen beschrijven. o het produceren van kunststoffen noemen m.b.v. de term polymeriseren. o het verschil noemen tussen thermoplasten en thermoharders. o milieumaatregelen schetsenm.b.t. kunststoffen.
66
15. Practicum a. Tijdstip practicum: ± januari 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en voor het practicum: Je kan: o uit de aangeboden tekst de relevante informatie halen om de opdracht(en) uit te kunnen voeren.. o basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken, experimenteren en informatie verwerven en verwerken. o alle benodigde veiligheidseisen toepassen. o rekenvaardigheden toepassen. o scheikundige apparatuur, glaswerk en hulpmiddelen op de juiste manier gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren. o een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren.
Nask 2 in schema Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
Scheikunde, een wetenschap (H 1)
SE
1
2
Water (H2) Mengsels scheiden (H3)
SE
2
april 2014
3
De kunst van het veranderen (H4) In vuur en vlam! (5)
SE
2
3
juni 2014
4
Grondstoffen uit de aarde (H6) Stoffen de deeltjes (H1 boek 4)
SE
2
3
gedurende het hele schooljaar
Afzonderlijke proefwerken over H 1 t/m H 6
SE
3
± januari 2014
Praktijktentamen
SE
4
± januari 2015
Praktijktentamen
SE
4
± oktober 2014
Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
oktober 2013
1
3
januari 2014
3
5
4
± januari 2015
6
4
± maart 2015
7
Stoffen en deeltjes (H1) Chemische reacties (H2) Verbrandingen (H3) Mengen en scheiden (H4) Zouten (H5) Zuren en basen (H6) Water en reinigen (H7) Metalen (H8) Koolstofchemie (H9)
SE/CSE
3
SE/CSE
3
SE/CSE
3
Eind schoolexamencijfer = totaal leerjaar 3 + 4 gedeeld door 17
67
1
Cijfer
Nederlands Leerjaar 3 Algemene informatie Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 2 keer tellen. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per deelvaardigheid zoals grammatica, woordenschat, spelling en fictie. Dit gemiddelde cijfer telt 1 keer. Naast je tentamens en toetsen voor deelvaardigheden krijg je ook toetsen voor onderdelen van leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Deze cijfers komen in Magister en zijn zichtbaar als inzetcijfers. Zij geven dus aan of je werkt of niet en geven een indicatie of je je tentamen kunt halen. Het gemiddelde van deze cijfers staat ook op je rapport. De schoolexamencijfers bepalen echter je overgang. De schoolexamencijfers of tentamencijfers gaan mee naar leerjaar 4 en tellen daar elk 3 keer mee. Het gemiddeld cijfer voor deelvaardigheden telt 1 keer. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens die elk 2 keer meetellen. Daarnaast blijf je toetsen maken per deelvaardigheid. De cijfers die je daarvoor haalt, komen bij het cijfer voor deelvaardigheden dat je in leerjaar 3 hebt behaald. Het gewicht van dat gemiddelde cijfer blijft 1. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
De tentamens gaan over de volgende onderwerpen Tentamen 1: lees- en schrijfvaardigheid 1 (zakelijke brief) a. b. c.
Tijdstip toets: oktober 2013 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Leesmanieren, beeld en opmaak, tekstdoel, feiten, meningen en argumenten, objectief en subjectief, publiek, tekstopbouw, hoofdgedachte, tekstsoorten en tekstvormen. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit blok 1 en 2 waarin de volgende onderwerpen staan vermeld en de regels voor wat betreft vorm en inhoud worden uitgelegd. o advertentie opstellen, persoonlijke brief en zakelijke brief. Je kunt deze schrijfproducten maken aan de hand van voorgeschreven aandachtspunten en daarbij de werkwoordspelling en overige spellings- en interpunctieregels correct toepassen.
Tentamen 2: lees- en schrijfvaardigheid 2 (ingezonden stuk) a b c
Tijdstip toets: januari 2014 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 6 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Leesmanieren, beeld en opmaak, tekstdoel, feiten, meningen en argumenten, objectief en subjectief, publiek, tekstopbouw, hoofdgedachte, tekstsoorten, alineaverbanden en signaalwoorden. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit blok 4 waarin de volgende onderwerpen staan vermeld en de regels voor wat betreft vorm en inhoud worden uitgelegd. o Argumenten, ingezonden stuk. Je kunt dit schrijfproducten maken aan de hand van voorgeschreven aandachtspunten en daarbij de werkwoordspelling en overige spellings- en interpunctieregels correct toepassen.
68
Tentamen 3: kijk- en luistervaardigheid a b c
Tijdstip toets: april 2014 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een audiovisueel aangeboden tekst (programma) in hoofdzaak begrijpen en deze hoofdzaak, samen met een aantal details, onthouden om er achteraf vragen over te beantwoorden. Je kunt een situatie in bijvoorbeeld een speelfilm herkennen en laten zien dat je begrijpt hoe de personen in de film tegenover elkaar staan en van welke relaties en gevoelens er bij deze personen sprake is. Je kunt luister- en kijkstrategieën gebruiken voor zoekend en intensief luisteren. Je kunt, wanneer je niet precies begrijpt wat iemand bedoelt, andere middelen inzetten om te betekenis toch te begrijpen. Je kunt het doel van de makers van een programma weergeven met benoeming van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte en de belangrijkste elementen uit het programma. Je kunt de waarde en betrouwbaarheid aangeven van informatie die door massamedia verspreid wordt. Je kunt een instructie uitvoeren. Alleen voor GT
Je kent het begrip sprekersbedoeling en de verschillende bedoelingen die een spreker kan hebben met hetgeen hij zegt en/of vraagt. Je kunt herkennen welke bedoeling sprekers hebben met hetgeen zij zeggen en/of vragen door aan te geven wat sprekers met hun vragen en opmerkingen in een gesprek bedoelen.
Tentamen 4: lees- en schrijfvaardigheid 3 (artikel n.a.v. portfolio) a. b. c.
Tijdstip toets: juni 2014 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 6 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Leesmanieren, beeld en opmaak, tekstdoel, feiten, meningen en argumenten, objectief en subjectief, publiek, tekstopbouw, hoofdgedachte, tekstsoorten, alineaverbanden, signaalwoorden, citeren en in eigen woorden en samenvatten. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de regels voor het maken van een samenvatting en je kunt aan de hand van die regels een geleide samenvatting maken. Je kent de regels voor de opbouw van een artikel. Je kunt aan de hand van die regels een artikel schrijven waarin je informatie geeft over een door jou gekozen beroep of beroepsopleiding met gebruikmaking van informatie die je voor dit doel verzameld hebt. Je kunt bij het maken van dit schrijfproducten de regels voor werkwoordspelling en overige spellings- en interpunctieregels correct toepassen.
69
Leerjaar 4 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 4 krijg je drie tentamens die elk 2 keer tellen. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per deelvaardigheid zoals, spelling, woordenschat en themadossier. De cijfers voor deze toetsen komen bij het gemiddelde cijfer voor deelvaardigheden dat je in leerjaar 3 hebt behaald. Het gewicht van dit vierde tentamencijfer is 1. Naast de schriftelijke tentamens bestaat in leerjaar 4 een handelingsdeel over communicatie. Dit handelingsdeel moet je minimaal met een voldoende afsluiten. Het gewogen gemiddelde van deze vier cijfers, samen met de tentamencijfers die je in leerjaar 3 hebt behaald, vormen je schoolexamencijfer. Voor drie schriftelijke tentamens geldt dat je er één mag herkansen. Hieronder vind je per onderdeel waar het over gaat, wat je ervoor moet leren en wat je moet kennen en kunnen. Tentamen 5: leesvaardigheid a. b. c.
Tijdstip toets: oktober 2014 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Tekstopbouw, Citeren of in eigen woorden, Tekstdoelen, Hoofdgedachte, Publiek, Alineaverbanden, Feit, mening en argument, Beeld en opmaak Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de regels waaraan je je moet houden bij het maken van een samenvatting. Je kunt een samenvatting schrijven met behulp van aandachtspunten.
Tentamen 6: lees- en schrijfvaardigheid 4 a. b. c.
Tijdstip toets: januari 2015 Duur: 120 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Tekstopbouw, Citeren of in eigen woorden, Tekstdoelen, Hoofdgedachte, Publiek, Alineaverbanden, Feit, mening en argument, Beeld en opmaak Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de regels waaraan je je moet houden bij het maken van een samenvatting. Je kunt een samenvatting schrijven met behulp van aandachtspunten. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende onderwerpen staan vermeld en de regels voor wat betreft vorm en inhoud worden uitgelegd. o Sollicitatiebrief, formulier invullen, advertentie opstellen, ingezonden brief, persoonlijke brief, zakelijke brief, verslag, enquête en artikel. Je kunt deze schrijfproducten maken aan de hand van voorgeschreven aandachtspunten en daarbij de werkwoordspelling en overige spellings- en interpunctieregels correct toepassen.
70
Tentamen 7: lees- en schrijfvaardigheid 5 a. b. c.
Tijdstip toets: maart 2015 Duur: 120 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. o Tekstopbouw, Citeren of in eigen woorden, Tekstdoelen, Hoofdgedachte, Publiek, Alineaverbanden, Feit, mening en argument, Beeld en opmaak Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de regels waaraan je je moet houden bij het maken van een samenvatting. Je kunt een samenvatting schrijven met behulp van aandachtspunten. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende onderwerpen staan vermeld en de regels voor wat betreft vorm en inhoud worden uitgelegd. o Sollicitatiebrief, formulier invullen, advertentie opstellen, ingezonden brief, persoonlijke brief, zakelijke brief, verslag, enquête en artikel. Je kunt deze schrijfproducten maken aan de hand van voorgeschreven aandachtspunten en daarbij de werkwoordspelling en overige spellings- en interpunctieregels correct toepassen.
Handelingsdeel: spreken en gesprekken voeren en beoordelen a. b. c.
Tijdstip: november - maart 2015 Duur: 15 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent het belang van de inzet van oogcontact met je publiek, een goede lichaamshouding tijdens een presentatie, goed stemgebruik. Je weet hoe je met goed stemgebruik je presentatie kunt ondersteunen en je past deze kennis toe bij je presentatie. Je kent het begrip “argument” en je kunt een argument bedenken bij een eigen stelling. Je kent het belang van uitleg van en voorbeeld bij je argument. Je kent het begrip structuur in een presentatie en je houd je daaraan in je eigen voorbereiding en uitvoering. Je kent het belang van goed luisteren in een debat en je kunt hetgeen je gehoord hebt gebruiken bij de voorbereiding op je reactie. Je kent de vier stappen waaruit een goede reactie in een debat bestaat en je kunt die stappen gebruiken. Je kent de inhoud en de bedoeling van de drie fases van een debat en je kunt die fases gebruiken voor het leveren van een positieve bijdrage. Je kunt bij het jureren je eigen mening over het debatonderwerp buiten je beoordeling houden. Je kent de aandachtspunten waarop een jury zijn oordeel baseert en je kunt jouw oordeel over een deelnemer motiveren en beargumenteren. Je kunt de deelnemers aan een debat een verbeterpunt en een pluspunt meegeven.
71
Nederlands in schema Leerjaar
Afnameperiode
Onderdeel
3
Oktober 2013
1
3
Januari 2014
2
3
April 2014
3
3
Juni 2014
4
4
Oktober 2014
5
4
Januari 2015
6
4
april 2015
7
3/4
8
4
handelingsdeel
vaardigheid
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
SE
2
SE
2
SE
2
SE/CSE
2
Lees- en schrijfvaardigheid 4 Lees- en schrijfvaardigheid 5
SE/CSE
2
SE/CSE
2
Deelvaardigheden
SE
1
SE
0
Lees- en schrijfvaardigheid 1 Zakelijke brief Lees- en schrijfvaardigheid 2 Ingezonden stuk Kijken en luisteren Lees- en schrijfvaardigheid 3 artikel en samenvatting Leesvaardigheid
Communicatie Spreken en gesprekken voeren
72
Cijfer
2
o.v.g.
Rekenvaardigheden Leerjaar 3 Algemene informatie: Dit vak bereidt je voor op de landelijke rekentoets in leerjaar 4. Voor je rapportcijfer in leerjaar 3 krijg je zes proefwerken die elk 1 keer meetellen. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog drie proefwerken die elk 1 keer meetellen. Het lopende gemiddelde van deze cijfers geeft aan wat je waarschijnlijk voor de landelijke rekentoets zult halen. De cijfers zelf tellen niet mee bij de landelijke rekentoets. Alle cijfers komen wel in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de proefwerken in leerjaar 3 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
uit het oefenboek moet je de stukjes theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed bestuderen. eventuele aantekeningen bestuderen. Test jezelf en eventueel nog de extra oefening uit je oefenboek maken. toetsopdrachten uit je oefenboek.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op proefwerken en landelijke rekentoets. leren rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbanden leggen met rekenkundige begrippen, en daarbij: a. rekenkundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (rekenkundig) taalgebruik.
De proefwerken gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Getallen en bewerkingen (Hoofdstuk 1) a. Tijdstip proefwerk: ± september 2013. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met hele getallen, en daarbij: o ordenen, schatten en rekenen. o optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o rekenen met machten en wortels.
2.
Breuken en decimale getallen (Hoofdstuk 2) a. Tijdstip proefwerk: ± november 2013. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met breuken en decimale getallen, en daarbij: o ordenen, schatten en rekenen. o optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o afronden.
73
3.
Rekenen (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip proefwerk: ± januari 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o handig rekenen bij optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o verstandig afronden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
4.
Verhoudingen (Hoofdstuk 4) a. Tijdstip proefwerk: ± februari 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met verhoudingen, en daarbij: o schatten en rekenen. o werken met verhoudingstabellen. o schatten en rekenen met schaal. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
5.
Procenten (Hoofdstuk 5) a. Tijdstip proefwerk: ± april 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met procenten, en daarbij: o schatten en rekenen. o wisselen tussen procenten, breuken en verhoudingen. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
6.
Meten (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip proefwerk: ± juni 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met gangbare maten en grootheden, en daarbij: o schatten en rekenen met lengte en oppervlakte. o schatten en rekenen met inhoud. o schatten en rekenen met gewicht. o schatten en rekenen met tijd. o schatten en rekenen met andere maten en samengestelde eenheden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Dit vak bereidt je, na leerjaar 3, verder voor op de landelijke rekentoets in leerjaar 4. Om deze voorbereiding af te ronden krijg je nog drie proefwerken die elk 1 keer tellen. Het lopende gemiddelde van de zes cijfers van leerjaar 3 en de drie cijfers uit leerjaar 4 geeft aan wat je waarschijnlijk voor de landelijke rekentoets zult halen. De cijfers zelf tellen niet mee bij de landelijke rekentoets en ook niet voor je examen . Alle cijfers komen wel in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst.
74
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 5. 6. 7. 8. 9.
uit het oefenboek moet je de stukjes theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed bestuderen. eventuele aantekeningen bestuderen. Test jezelf en eventueel nog de extra oefening uit je oefenboek maken. toetsopdrachten uit je oefenboek. voor de landelijke rekentoets de samenvattingen bestuderen en maken, en de Oefentoets 2F maken.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op proefwerken en landelijke rekentoets. leren rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met rekenkundige begrippen, en daarbij: a. rekenkundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (rekenkundig) taalgebruik.
De proefwerken gaan over onderstaande onderwerpen: 7.
Meetkunde (Hoofdstuk 7) a. Tijdstip proefwerk: ± september 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o werken, tekenen en rekenen met vlakke figuren. o werken, tekenen en rekenen met ruimtelijke figuren. o werken met en tekenen van uitslagen, aanzichten en doorsneden. o werken met en tekenen van routes. o werken en rekenen met bouwtekeningen en meetinstrumenten. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
8.
Informatie verwerken (Hoofdstuk 8) a. Tijdstip proefwerk: ± november 2014. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o gebruik maken van beeld-, staaf- en cirkeldiagram. o gebruik maken van frequentietabel en gemiddelde. o hiervoor genoemde gegevens combineren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
9.
Formules en grafieken (Hoofdstuk 9) a. Tijdstip proefwerk: ± januari 2015. b. Duur: 50 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
75
De landelijke rekentoets: a. b. c.
Tijdstip landelijke rekentoets: ± maart 2015. Duur: 90 minuten. Wat moet je kennen en kunnen tijdens de landelijke rekentoets: Je kan rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. (Zie de afzonderlijke hoofdstukken hiervoor.) o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
Rekenvaardigheden in schema Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
Getallen en bewerkingen (H 1)
SE
1
2
Breuken en decimale getallen (H 2)
SE
1
± januari 2014
3
Rekenen (H 3)
SE
1
3
± februari 2014
4
Verhoudingen (H 4)
SE
1
3
± april 2014
5
Procenten (H 5)
SE
1
3
± juni 2014
6
Meten (H 6)
SE
1
4
± september 2014
7
Meetkunde (H 7)
SE
1
4
± november 2014
8
Informatie verwerken (H 8)
SE
1
4
± januari 2015
9
Formules en grafieken (H 9)
SE
1
4
± maart 2015
SE/CSE
-
Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
± september 2013
1
3
± november 2013
3
Landelijke rekentoets
76
Cijfer
Wiskunde Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 1 keer meetellen. Daarnaast krijg je verdeeld over het jaar nog twaalf proefwerken, die elk 1 keer meetellen en waarvan het gemiddelde ook als één ‘tentamen’cijfer meetelt. Het gemiddelde van deze vijf ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Ook krijg je een GWA (Geïntegreerde Wiskundige Activiteit) dat 3 keer meetelt bij de proefwerkcijfers van leerjaar 3. Het gemiddelde van deze acht ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je schoolexamencijfer bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. Daarnaast krijg je in leerjaar 4 nog een opdracht “Oriëntatie op Leren en Werken” die als voldoende moet worden afgesloten. Ook deze beoordeling komt in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de proefwerken en tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
uit het leerboek moet je de stukjes aanpak, theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed doornemen. eventuele aantekeningen. Test jezelf en eventueel nog de oefenopdrachten uit je werkboek maken.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4.
voorbereiden op proefwerken, tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen, en daarbij: a. wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik. c. adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen. leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
Proefwerken over de afzonderlijke hoofdstukken: a. b. c.
Gedurende het schooljaar krijg je na elk hoofdstuk een proefwerk over het betreffende hoofdstuk. Zo’n proefwerk dient als voorbereiding op het tentamen later dat jaar. Duur proefwerken: 50 minuten. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk:
Je kan de lesstof van het hoofdstuk toepassen in nieuwe opgaven.
77
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Plaats en afstand (Hoofdstuk 1) Formules en grafieken (Hoofdstuk 2) Statistiek (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip tentamen: oktober 2013. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
2.
Rekenen met formules (Hoofdstuk 4) Kijken en redeneren (Hoofdstuk 5) Werken met aantallen (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip tentamen: januari 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
78
3.
Vergelijkingen oplossen (Hoofdstuk 7) Hellingen en tangens (Hoofdstuk 8) Meten en redeneren (Hoofdstuk 9) a. Tijdstip tentamen: april 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
4.
Graden (Hoofdstuk 10) Oppervlakte en inhoud (Hoofdstuk 11) Grafieken (Hoofdstuk 12) a. Tijdstip tentamen: juni 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je in leerjaar 3 begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je, naast de cijfers van leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Daarnaast krijg je een GWA (Geïntegreerde Wiskundige Activiteit) dat 3 keer meetelt bij de proefwerken van leerjaar 3. Je schoolexamencijfers is het gemiddelde van de hiervoor genoemde ‘tentamen’cijfers van leerjaar 3 en 4. Alle cijfers komen in Magister. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Daarnaast krijg je nog een opdracht “Oriëntatie op Leren en Werken” die als voldoende moet worden afgesloten. Ook deze beoordeling komt in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens en andere opdrachten in leerjaar 4 afgetoetst.
79
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
uit het leerboek moet je de stukjes aanpak, theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed doornemen. eventuele aantekeningen. Test jezelf en eventueel nog de oefenopdrachten uit je werkboek maken. Examentraining uit je boek of www.examenblad.nl.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
4.
5.
voorbereiden op tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen, en daarbij: a. wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik. c. adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen. Je verricht complexe opdrachten, waarbij het proces van het probleemgebied kiezen, de probleemsituatie identificeren en mathematiseren, het probleem oplossen, de oplossing terugplaatsen in de oorspronkelijke situatie en reflecteren op het proces wordt doorlopen. leren de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toe te passen.
Oriëntatie op Leren en Werken (OLW): a. b. c.
Tijdstip inleveren opdrachten en presentatie: ± december 2014 t/m januari 2015. Duur: afhankelijk van eigen inbreng. Wat moet je kennen en kunnen voor de opdrachten en presentatie:
Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o je oriënteren op het belang van wiskunde voor de eigen loopbaan en voor je functioneren in de maatschappij. o een relatie leggen tussen wiskundige kennis en vaardigheden en de beroepspraktijk. Je kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken.
Geïntegreerde Wiskundige Activiteit (GWA) a. b. c.
Tijdstip inleveren werkstuk: ± februari/maart 2015. Duur: afhankelijk van eigen werktempo, vaardigheid en kennis. Wat moet je kennen en kunnen voor het werkstuk:
Je kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij: o de vaardigheden bij alle andere onderdelen geïntegreerd gebruiken. o conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie. Je kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
Grafieken en vergelijkingen (Hoofdstuk 1) Vlakke meetkunde (Hoofdstuk 2) Informatieverwerking (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip tentamen: ± oktober 2014. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij:
80
o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. Je kan: o op de verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen. o formules en verbanden op een meer formele manier hanteren. o complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine. o complexe meetkundige technieken gebruiken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
6.
Machtsverbanden (Hoofdstuk 4) Rekenen (Hoofdstuk 5) Goniometrie (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip tentamen: ± januari 2015. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan: o op de verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen. o formules en verbanden op een meer formele manier hanteren. o complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine. o complexe meetkundige technieken gebruiken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
7.
Exponentiële formules (Hoofdstuk 7) Ruimtemeetkunde (Hoofdstuk 8) a. Tijdstip tentamen: ± maart 2015. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren.
81
Je kan: o op de verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen. o formules en verbanden op een meer formele manier hanteren. o complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine. o complexe meetkundige technieken gebruiken. Je kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
Wiskunde in schema Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
oktober 2013
1
3
januari 2014
2
3
april 2014
3
3
juni 2014
4
3
gedurende het hele schooljaar
4
± februari 2015
4
± oktober 2014
4
± december 2014
4
± januari 2015
6
4
± maart 2015
7
5
Plaats en afstand (H 1) Formules en grafieken (H 2) Statistiek (H 3) Rekenen met formules (H 4) Kijken en redeneren (H 5) Werken met aantallen (H 6) Vergelijkingen oplossen (H 7) Hellingen en tangens (H 8) Meten en redeneren (H 9) Grafen (H 10) Oppervlakte en inhoud (H 11) Grafieken (H 12) Afzonderlijke proefwerken over H 1 t/m H 12 Geïntegreerde Wiskundige Activiteit (GWA) Grafieken en vergelijkingen (H 1) Vlakke meetkunde (H 2) Informatieverwerking (H 3)
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
SE
1
SE
1
SE
1
SE
1
SE 1 SE SE/CSE
3
SE
moet voldoende zijn
Machtsverbanden (H 4) Rekenen (H 5) Goniometrie (H 6)
SE/CSE
3
Exponentiële formules (H 7) Ruimtemeetkunde (H 8)
SE/CSE
3
Oriëntatie op Leren en Werken (OLW)
Eind schoolexamencijfer = totaal leerjaar 3 + 4 gedeeld door 14
82
Cijfer
Reglementen Quadraam reglement Zie website www.hetwesteraam.nl
Westeraam reglement 1 Aanvulling op het Quadraam examenreglement De kandidaten ontvangen het examenreglement en het reglement voor het Programma van Toetsing en Afsluiting aan het begin van het schoolexamentraject in klas 3. De eindcijfers en/of beoordelingen dienen uiterlijk één week voor het begin van het centraal examen definitief te zijn vastgesteld. Jij tekent voor akkoord op de definitieve cijferlijst en levert deze in bij de examensecretaris. Indien dit door het in gebreke blijven van jij niet mogelijk is, wordt jij uitgesloten van het centraal examen. De directeur VMBO stelt vast waar de examenzitting zal plaatsvinden. 2 Doorstroomkwalificatie (overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4) Het uitgangspunt is dat jij een doorlopend traject van onderwijs volgt en dat bij bevordering naar leerjaar 4 een goede kans bestaat op het behalen van een diploma in de betreffende sector en op het betreffende niveau. Dit besluit wordt door de bevorderingsvergadering genomen. Leidend hierbij zijn de overgangsnormen. Het gemiddelde wordt opgebouwd uit alle cijfers die in leerjaar drie zijn behaald. De overgangsnormen zijn: Bij de overgangsnormering gaan we uit van cijfers tot één cijfer achter de komma. Bevorderd:
Gemiddeld SE-cijfer 6,0 of hoger en maximaal één SE-cijfer tussen de 4,50 en 5,50. Indien het sectorwerkstuk in leerjaar 3 wordt afgesloten, dan moet het eindcijfer tenminste voldoende zijn.
Bespreken:
Het gemiddeld SE-cijfer is 6,0 of hoger met één cijfer tussen 4,0 en 4,50, of Het gemiddelde SE-cijfer ligt tussen 5,5 en 6,0, of Het afgeronde eindcijfer Maatschappijleer-1 is een 5.
Doubleren
Twee of meer SE-cijfers lager dan 5,0, of Een SE-cijfer lager dan 4,0, of Gemiddelde SE cijfer lager dan 5,5, of Het eindcijfer maatschappijleer-1 is een 4 of lager, of Het Sectorwerkstuk is onvoldoende afgesloten.
Algemene voorwaarden: CKV, LO Beroepspraktijkorïentatie (BPO) moeten volledig en voldoende zijn afgesloten. Bij bespreken, of in bijzondere gevallen geeft de lerarenvergadering advies, de afdelingsleider doet de definitieve uitspraak.
83
Indien jij niet toelaatbaar is in leerjaar 4 in de betreffende sector en het niveau zijn er de volgende mogelijkheden:
Jij start opnieuw in leerjaar 3 in dezelfde sector en op hetzelfde niveau. Jij start opnieuw in leerjaar 3 in dezelfde sector en op een ander niveau. Jij start opnieuw in leerjaar 3 in een andere sector en op hetzelfde niveau. Jij start opnieuw in leerjaar 3 in een andere sector en ander niveau. Jij start in leerjaar 4 op een lager niveau. Van theoretisch niveau kan men niet naar gemengd, kader of basis. Er wordt een verdiepingsopdracht aangeboden die aan bepaalde eisen moet voldoen. Indien dit afgerond is vóór de start van het nieuwe schooljaar en het resultaat minimaal voldoende is, wordt de leerling toegelaten in het vierde leerjaar.
3 Sectorwerkstuk Het sectorwerkstuk maakt onderdeel uit van het sectorprogramma en wordt gemaakt door de kandidaten van de gemengde en theoretische leerweg in leerjaar 3 of 4. Het sectorwerkstuk en programma moet minimaal voldoende zijn afgesloten voor 1 april in leerjaar 4. Indien dit niet het geval is moet de school jij uitsluiten van het centraal examen. Jij start in leerjaar 3 of 4 met het sectorwerkstuk en krijgt dan de bijbehorende handleiding. Hierin staan de eisen die aan het proces en product gesteld worden zoals: het begeleidingsaanbod, de beoordelingscriteria en inleverdata en de datum waarop de presentatie plaatsvindt. Het proces, de presentatie en de inhoud worden door twee docenten beoordeeld. Het geheel moet met minimaal een voldoende worden afgesloten. 4 Absentie Afwezigheid tijdens een tentamen of ander toetsmoment moet vóór aanvang telefonisch door de ouders worden gemeld aan de school. De absentie dient op de dag van terugkomst op school schriftelijk te worden bevestigd door de ouder of verzorger, met de oranje kaart. Jij levert de schriftelijke absentiebevestiging in bij bureau leerlingzaken. Met de docent, waar werk gemist is, wordt vervolgens een afspraak gemaakt om binnen twee weken het gemiste werk in te halen. De gemaakte afspraak wordt in het dossier van de leerling opgeslagen. Wanneer jij de afspraak niet nakomt en of niet maakt, wordt er melding gemaakt bij de examencommissie. Deze beslist volgens de geldende regelgeving of jij het werk alsnog mag maken of dat er een andere maatregel genomen moet worden. In alle gevallen van absentie van jij is het uiteindelijk ter beoordeling van de directeur of jij de toets mag maken. Bij schriftelijke toetsen kan jij tot uiterlijk tien minuten na aanvang van de toets in het lokaal worden toegelaten. Daarna wordt de toegang geweigerd en wordt dit gezien als afwezigheid. Jij krijgt geen toetstijdverlenging als hij te laat komt. Voor niet schriftelijke toetsen moet een nieuwe afspraak worden gemaakt. 5 Inhalen en Herkansing Indien een kandidaat recht heeft op het inhalen van een toets, maakt deze een afspraak met zijn docent. Dit wordt op het afsprakenformulier vastgelegd. Deze opdrachten moet in leerjaar 3 voor de overgangsvergadering zijn beoordeeld. In leerjaar 4 moeten zij een week voor tekening van de cijferlijst beoordeeld zijn. Jij heeft recht op één herkansing per vak, per leerjaar. (Enkele vakken en of onderdelen daarvan zijn uitgesloten, zie PTA) De leerling vult voor herkansing van een tentamen samen met de vakdocent een herkansingsverzoek in. De vakdocent voegt het toe aan het dossier van de betreffende leerling. In leerjaar 4 dient de opdracht minimaal 2 weken vóór ondertekening van de cijferlijst bij de betreffende vakdocent ingeleverd zijn. Indien jij hier niet aan voldoet, wordt hij / zij uitgesloten voor het examen. Herkansen CSE en CSPE
84
Alle basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte kandidaten (dus zowel de kandidaten voor de papieren als de digitale examens BB/KB) hebben het recht op één herkansing van het centrale examen van één algemeen vak. Daarnaast mogen zij het cspe voor het beroepsgerichte vak herkansen, of onderdelen daarvan. Alle andere kandidaten in de leerwegen, gemengde of theoretische leerweg hebben het recht op één herkansing van het centrale examen van één algemeen vak of het cspe, of onderdelen daarvan. 6 Uitslag Slaag- en zakregeling vmbo geldend voor leerlingen die vanaf 2012 examen doen. Jij die eindexamen heeft afgelegd en het centraal examen voor alle vakken heeft afgelegd binnen een schooljaar, is geslaagd indien: 1. het gemiddelde cijfer voor de centraal schriftelijke eindexamens een voldoende (5,5 of hoger) is, en 2. alle eindcijfers 6 of hoger zijn, of: a. Er één 5 is en alle overige eindcijfers 6 of hoger zijn, of: b. Er twee vijven zijn of één 4 is en alle overige eindcijfers 6 of hoger zijn en er minimaal één 7 is. Bovendien geldt: c. De vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding zijn beoordeeld als voldoende of goed. d. Voor kandidaten die de gemengde of theoretische leerweg volgen, dat het sectorwerkstuk als ‘voldoende’ of ‘goed’ beoordeeld moet zijn. Extra verzwaring voor kandidaten die in en vanaf 2014 examen doen. Huidige derdejaars 1.
2.
Invoering rekentoets en afgestemd examen Nederlands. De inhoud van Nederlands wordt aangepast aan de nieuwe examens op referentiekaderniveau. De rekentoets wordt verplicht afgenomen, maar het cijfer telt niet mee in de slaagzakregeling. Het cijfer komt wel op de eindlijst. Aanpassing uitslagregel: Eindcijfers Nederlands minimaal een vijf
Jij krijgt per vak een eindcijfer. Dit komt tot stand door het rekenkundig gemiddelde van het SE en CSE cijfer te bepalen. Het cijfer wordt afgekapt op een geheel getal. Hierbij geldt de volgende berekening: 1.
2.
Voor alle leerwegen geldt dat het cijfer voor zowel het schoolexamen als het centraal schriftelijk examen één maal wordt meegeteld. Als de uitkomst van de berekening bedoeld in de eerste of tweede volzin geen geheel getal is, wordt afgekapt naar beneden indien de eerste decimaal achter de komma een 4 of lager is en afgerond naar boven indien deze decimaal een 5 of hoger is. Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer van het schoolexamen tevens het eindcijfer. Afgekapt op een geheel getal.
De examencommissie stelt de uitslag vast.
85
De uitslag van het examen wordt aan alle kandidaten bekend gemaakt op een door de examencommissie nader te bepalen datum, tijd en plaats. Vóór dit tijdstip wordt er geen enkele mededeling gedaan over de uitslag. Afgewezen kandidaten worden gebeld en verzocht naar school te komen voor het bespreken van een eventueel te maken herexamen. Definitief afgewezen kandidaten worden uitgenodigd voor het bespreken van een vervolgtraject. De examencommissie reikt op grond van de definitieve uitslag aan alle kandidaten een cijferlijst uit waarop, voor zover van toepassing, zijn vermeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De cijfers van het schoolexamen en het centraal examen. De eindcijfers van de vakken. De beoordeling van het sectorwerkstuk. De beoordeling van CKV en LO. Welke leerweg en sector is geëxamineerd. De uitslag van het examen.
De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elk van de geslaagde kandidaten een diploma uit met daarbij een cijferlijst met daarop de bovenstaande gegevens. 7 Klachtenprocedure Mocht er een klacht zijn rondom schoolexamen en eindexamen dan dient u schriftelijk of per mail de klacht te sturen aan de examencommissie van het Het Westeraam. Deze zal de klacht zo snel mogelijk in behandeling nemen. Tegen de beslissing van de examencommissie kan in beroep worden gegaan. De procedure met betrekking tot meldingen bij de examencommissie wordt in een persoonlijk gesprek uitgelegd. Mocht u na het bezwaar nog steeds een klacht hebben dan kunt u bezwaar maken volgens artikel 30 van het Quadraam reglement. Dit reglement kunt u vinden op www.hetwesteraam.nl Klachten kunnen worden gestuurd aan: Dhr. D.M. Jansma examensecretaris Postbus 187 6660 AD Elst
[email protected]
86