Programma ter preventie en profylaxe van Nosocomiale Pneumonie (NP) en Ventilator Associated Pneumonia (VAP) Inleiding De registratie van de indicator VAP en het ontwikkelen van maatregelen ter preventie of profylaxe zijn belangrijke middelen waarmee een vermindering van het aantal nosocomiale infecties voor een belangrijke risicogroep kan nagestreefd worden. In het kader van de registratie van VAP, opgelegd in het Vlaams Decreet betreffende Integrale Kwaliteitszorg in de Verzorgingsinstellingen van 25 februari 1997, zal het aantal nosocomiale pneumonieën bij beademde patiënten ouder dan 1 jaar gemeten worden gedurende 6 maanden. Na het bepalen van het incidentiecijfer kan elk ziekenhuis bepalen welke de huidige preventieve maatregelen zijn en hoe men deze eventueel kan verbeteren. Door de werkgroep ziekenhuishygiëne Antwerpen werd een voorstel van een programma ter preventie van VAP opgesteld, gebaseerd op internationale richtlijnen. Na het implementeren van eventuele nieuwe maatregelen kan men nieuwe steekproeven doen om het incidentiecijfer op te volgen. Hierdoor kan men trachten de klinische outcome te verbeteren en de ziekenhuiskost te verminderen.
Probleemstelling Nosocomiale pneumonie is verantwoordelijk voor 13 tot 18% van de nosocomiale infecties, en de belangrijkste doodsoorzaak van deze infecties verworven in het ziekenhuis. Uit recente studies blijkt dat 5.4 tot 27.5% van de geïntubeerde en beademde patiënten een pneumonie doormaken, wat ongeveer 10 maal meer is dan patiënten die in het ziekenhuis verblijven maar geen ademhalingsondersteuning vereisen. Men heeft berekend dat het cumulatief risico na 3 dagen intubatie en beademing 7.2% bedraagt, na 7 dagen 15.8% en na 14 dagen 23.4%. De mortaliteit kan oplopen van 20 tot 50%. Echter, het is niet helemaal duidelijk welke fractie van de mortaliteit dient toegeschreven te worden aan VAP. In de literatuur worden cijfers van 10 – 40% voor mortaliteit en 5 – 27% voor toegeschreven mortaliteit gehanteerd. Waar men het wel over eens is, is dat deze patiënten een verhoogd gebruik van antibiotica hebben en de verblijfsduur op de afdeling intensieve zorg en het ziekenhuis verlengd is. Bijgevolg zal het ontwikkelen van een nosocomiale pneumonie, al dan niet ventilator geassocieerd een verhoogde kost met zich meebrengen.
Definities Nosocomiale pneumonie (NP, hospital acquired pneumonia, HAP, ziekenhuispneumonie) is een pneumonie die zich ten vroegste 48 uur na opname manifesteert, ongeacht of de patiënt al dan niet op een eenheid voor intensieve zorg is opgenomen en of hij al dan niet geïntubeerd en beademd wordt. Ventilator Associated pneumonia is een nosocomiale pneumonie die zich voordoet na meer dan 48h intubatie of bij patiënten die op één of ander ogenblik tijdens de voorbije 7 dagen werden geïntubeerd. VAP kan ingedeeld worden in early-onset en late-onset, die elk min of meer gekenmerkt zijn door een specifieke microbiologie. Early-onset VAP treedt op na 48 tot 72h volgend op de intubatie. Deze wordt meestal veroorzaakt door courante en gevoelige pathogenen van de respiratoire tractus (H. influenzae, S. pneumoniae en S. aureus) of commensalen van de oropharynx. Late-onset VAP treedt op na 72h volgend op de intubatie. Deze wordt meestal veroorzaakt door resistentere kiemen zoals MRSA, Acinetobacter sp., P. aeroginosa en Enterobacter sp.
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
1
Diagnose De diagnose van VAP blijft moeilijk en talrijke kwalitatief goede studies en expert panels zijn er tot nu toe niet in geslaagd om tot een éénduidige consensus te komen. Het valt dan ook buiten het objectief van deze tekst om zich hierover uit te spreken. Vermeldenswaardig is volgende opmerking zoals men kan terugvinden in de syllabus van de Infectious Diseases Advisory Board met betrekking tot de Diagnose en Antibacteriële behandeling van VAP bij volwassenen 2002: Een enkelvoudige trigger volstaat op zich niet voor de diagnose van VAP. Een waarschijnlijkheidsdiagnose vergt een combinatie van verschillende criteria en het instellen van een empirische behandeling. Een positieve beeldvorming is uiteraard essentieel maar moet geïnterpreteerd worden in de context van andere klinische en biochemische parameters. Conditio sine qua non hierbij is dat het niet gaat om een louter gekoloniseerde, maar om een daadwerkelijk geïnfecteerde patiënt. Meestal worden volgende diagnostische criteria gehanteerd:
nieuw of progressief longinfiltraat op RX Thorax of CT én minstens 2 van de volgende criteria
koorts ≥ 38.5°C of hypothermie < 36°C leukocytose > 12.000/mm³ of leukopenie < 4000/mm³ purulente tracheo-bronchiale secreties daling PaO2/FIO2 ≥ 15% in de laatste 48 h
Ook over de bijdrage van de microbiologie bestaat geen éénduidigheid gezien er in de literatuur geen gouden standaard bestaat voor de diagnose van VAP. De voorkeur gaat uit naar kwantitatieve cultuur met microscopische beoordeling van lage luchtwegen secreties (BAL, PSB). De IDAB is voorstander van monsters bekomen via endotracheale aspiratie voor gramkleuring, kwantitatieve kweek en identificatie met uitvoering van een antibiogram. Het is echter niet helemaal duidelijk welke cutt-off waarden vervolgens dienen gebruikt te worden Nogmaals volgens de IDAB bedraagt de 5 drempelwaarde voor het opsporen van echte ziekteverwekkers in een ET aspiraat >10 CFU/ml, voor 4 een BAL > 10 CFU/ml en voor een PSB > 10³ CFU/ml.
Pathogenese VAP In de pathogenese van VAP zijn twee belangrijke processen betrokken : bacteriële kolonisatie van de aërodigestieve tractus met potentiëel pathogene micro-organismen en aspiratie van gecontamineerde secreties naar de lage luchtwegen. Kolonisatie is een evenwicht tussen verdedigingsmechanismen van de host en de invaderende eigenschappen van micro-organismen. In de respiratoire tractus wordt kolonisatie bevordert door de aanwezigheid van de endotracheale tube welk mucosale schade veroorzaakt en de fagocytaire clearance wijzigt. Er bestaat nog controverse in de rol van en het mechanisme van kolonisatie van de maag. De potentiële bronnen van geaspireerde secreties zijn : maag, bovenste luchtwegen, tanden, artificiële luchtweg, condensaat van het ventilator circuit en de nasale sinussen.
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
2
Programma ter preventie van VAP Bij de evaluatie van preventieve maatregelen of programma’s houdt men rekening met volgende items: - wat is het effect van deze maatregelen op de prevalentie van NP en VAP? - wat is het effect van deze maatregelen op de hospitalisatieduur en mortaliteit? - Zijn er voor de individuele maatregelen reeds gekende evidence-based gegevens? - Wat leert de analyse van de kosten/baten gegevens? Voor de implementatie van preventieprogramma’s kan men zich baseren op het 10-stappen plan van Kollef:
Kollef MH. The prevention of ventilator associated pneumonia. NEJM 1999; 340(8): 627-634
1. SURVEILLANCE (IA) cf. Vlaams Decreet betreffende Integrale Kwaliteitszorg in de Verzorgingsinstellingen van 25 februari 1997 De volgende parameters dienen geregistreerd te worden : - aantal ventilatiedagen - aantal VAP - incidentie VAP : aantal VAP/aantal ventilatiedagen - aantal beademde patiënten - mediane ventilatietijd - ventilatietijdkwartielen
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
3
2. PREVENTIEVE MAATREGELEN EN STRATEGIEËN Indeling in risicofactor en preventieve maatregel volgens fysiopathologisch mechanismen die geacht worden verantwoordelijk te zijn bij het ontstaan van een NP of VAP. I. Kolonisatie van de patiënt met multi-resistente of virulente kiemen II. Contaminatie van de omgeving met multi-resistente of virulente kiemen III. Aspiratie in de lagere luchtwegen van orofaryngeale, gastrodigestieve secreties, sondevoeding en vloeistoffen IV. Rechtstreekse inoculatie of inhalatie van kiemen in de lagere luchtwegen V. Optreden van nosocomiale sinusitis VI. Hematogene verspreiding naar de lagere luchtwegen van uit andere infectiehaard bij bacteriëmie VII. Verminderde afweermechanismen van de patiënt VIII. Beschadiging van lagere luchtwegen en longparenchym
Naast de preventieve maatregel werden graad van bewijs vermeld zoals voorzien in de CDC richtlijnen mbt tot de preventie van nosocomiale pneumonie. Verder werd ook een gradatie volgens Kollef weergegeven. De appreciatie van niet- farmacologische en farmacologische interventies wat betreft preventie van VAP en impact op mortaliteit vindt u in de tabellen uit het artikel van Kollef van 1999. Classificatie volgens de CDC: IA: sterk aanbevolen voor alle ziekenhuizen en zeer goed ondersteund door goede studies IB : sterk aanbevolen voor alle ziekenhuizen en beschouwd als effectief door experten, gebaseerd op gezond verstand, suggestieve bewijzen alhoewel definitieve studies nog niet werden uitgevoerd II : aangeraden voor gebruik in de meeste hospitalen, ondersteund door suggestieve studies, theoretische gronden of bewijzende studies toepasbaar op sommige ziekenhuizen. UR : item waarvoor onvoldoende consensus werd bekomen NS : niet specifiek vermeld. Classificatie volgens Kollef: A: ondersteund door ten minste 2 gecontroleerde en gerandomiseerde studies B: ondersteund door ten minste 1 gecontroleerde en gerandomiseerde studie C: ondersteund door niet-gerandomiseerde cohort studies, historische cohort studies of case reports D: ondersteund door gecontroleerde gerandomiseerde studies van andere nosocomiale infecties U: onbepaald of nog niet bestudeerd. NS: niet gespecifieerd
Verder wordt een lijst van inefficiënte maatregelen alsook een lijst van efficiënte low-cost maatregelen weergegeven.
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
4
I. Kolonisatie van de patiënt met multi-resistente of virulente kiemen
RISICOFACTOR Intrinsieke gastheerfactoren
PREVENTIEVE MAATREGEL Conditionering van patiënt Optimaliseren onderliggende aandoening vaccinatie van risicogroepen (pneumokokken en influenza), glycemie controle
Leeftijd Onderliggende acute en chronische aandoeningen: COPD (4 x hogere kans op NP) Diabetes (S. aureus) mucoviscidose (P.aer) malnutritie (P. aer) dialyse (S. aur, MRSA) Immuundeficiënties
CDC / KOLLEF
IA / D Nutritionele support NS / C
beperk duur van neutropenie (GCSF) gebruik AB en/of gammaglobulines bij neutropene koorts
Geïmplanteerde catheters/poorten, chronische/suprapubische blaassonde, Ziekte –ernst (kolonisatie met GNB bij kristisch zieken >> matig zieken) Levensstijl IV druggebruik Roken
NS / D NS / D
Conditionering van patient
Extrinsieke factoren Primaire preventie restrictief gebruik van antibiotica Systematisch screenen op MRSA? Ontslag zodra mogelijk
Voorafgaande hospitalisatie en hospitalisatieduur Voorafgaand antibioticumgebruik Verblijf in een RVT of een instelling Duur van verblijf op ICU Medicatie: Antibiotica
Restrictief gebruik van antibiotica, geen antibiotica profylaxe voor NP of VAP, verantwoord antibiotica gebruik rekening houden met epidemische en endemische kiemen snelle afbouw corticoïden indien mogelijk Gebruik van sucralfaat voor stress ulcus profylaxe indien risico op bloedingen beperkt
Corticoïden antacida
Invasieve procedures Endoscopie Blaascatheterisatie IV catheters Heelkunde
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
Restrictief gebruik blaassondes, desondage indien mogelijk Restrictief gebruik, verwijder catheters indien mogelijk pijncontrole
27/02/2007
NS / C
IA / U IA / C II / B
IB / NS
6
Endotracheale tube Biofilm in de cuff Accumulatie van secreties Duur van de beademing Orale kolonisatie
Correcte indicatiestelling voor intubatie Continue aspiratie van subglottische secreties ? Beperk duur en ga over naar niet invasieve technieken indien mogelijk Chloorhexidine glucuronaat mond reiniging
UR / A
Handhygiëne Opleiding en training personeel Verpleegkundigen Beschikbaarheid goede procedures en adequate opleiding Overlegmodel met andere disciplines om bepaalde doelstellingen te halen kennis & ervaring, motivatie en praktijkgerichtheid Goede technische voorzieningen Compliance met handhygiëne Adequate bestaffing
IA / B IA
NS / B
Algemene maatregelen om kolonisatie en kruisinfectie te vookomen Kruisinfectie
Artsen Compliance met handhygiëne en hygiënische voorschriften Autonomie versus overlegmodel om bepaalde doelstellingen te halen Opleiding en motivatie Beleid bij epidemieën en endemieën met multiresistente kiemen Rotatie voor empirische AB therapie schema’s? SDD niet aangeraden Beschikbaarheid van voldoende en adequate procedures Ruimtelijke voorzieningen en uitrusting (isolatiekamer, apparatuur voor sterilisatie en desinfectie Systematische vaccinatie voor Influenza
Surveillance Antibioticumbeleid Orogastrische kolonisatie Isolatiemaatregelen Personeel
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
NS / C NR / A
7
II. Contaminatie van de omgeving met multi-resistente of virulente kiemen RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Contaminatie van toestellen gebruikt bij respiratoire ondersteuning en investigaties beademingstoestellen en circuits aerosoltoestellen reanimatieballons spirometers waterreservoirs suctiekatheters bronchoscopen Hoge lading kiemen op oppervlakten en materiaal
CDC / KOLLEF IB / NS
Juiste keuze en toepassing beschikbare producten en methoden Reinigen en/of ontsmetten toestellen, oppervlakten en ruimtes volgens voorgeschreven procedures. Duidelijke afspraken hieromtrent. Gebruik van check-listen? Gebruik van HEPA filters in isolatiekamers voor patiënten met open long TBC, (en in ruimten voor bronchoscopie ?) Maatregelen bij verbouwingswerken
Lucht
Surveillance van nosocomiale Legionellose Surveillance van Legionella in waterleidingen Surveillance en beleid bij outbreaks
Water Endemieën en epidemieën
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
Reinigen volgens specificaties fabrikant geen hersterilisatie van materiaal bestemd voor éénmalig gebruik
27/02/2007
IA / NS UR / NS
8
III. Aspiratie in de lagere luchtwegen van orofaryngeale en gastrodigestieve secreties, sondevoeding en vloeistoffen RISICOFACTOR Intrinsieke gastheerfactoren (45% van gezonde personen aspireren tijdens slaap) Onderliggende aandoeningen Slikstoornissen CVA MS OSAS E … Bewustzijnsstoornissen (schedeltrauma, epilepsie) Roken, verminderde mucociliaire clearance Keel en slokdarmpathologie Gestoorde maagontlediging en GI transit
PREVENTIEVE MAATREGEL
CDC / KOLLEF
Conditioneren van de patiënt zo mogelijk
halfzittende houding (30 – 45°) Conditionering van patiënt, rookstop
IB / B
Vermijden maagdilatatie halfzittende houding (30 – 45°) gebruik kinetische bedden, veranderen van houding
IB/ B IB / B UR / B
Extrinsieke gastheerfactoren
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
9
Medicatie (sedativa, spierrelaxantia, locale anesthetica, anticholinergica) Fysiologische barriere (hoestreflex) Procedures Endotracheale tube
Verantwoord gebruik en strikte indicatiestelling, zo mogelijk stoppen, afbouwen, of niet starten Verantwoorde intubatie
IB / NS
Gebruik aseptische techniek voor plaatsing en aspiratie Monitoring van de adequate cuff druk Continue aspiratie van subglottische secreties Fixatie tube en vermijden niet geplande extubatie Wheaning zodra mogelijk
NS / C UR / A NS / C IB / C
-
Bevochtiging en opwarming ingeademde lucht, gebruik aerosols
gebruik steriele medicatie en vloeistoffen vocht-warmte wisselaar versus bevochtigingssysteem dagelijks vervangen van warmte-vocht wisselaars niet nodig
IA / NS UR / A IA/A
-
Ventilator gerelateerd
Vervanging van leidingen en reiniging volgens voorgeschreven richtlijnen dagelijks vervangen van ventilator circuit niet nodigVoorkom aspiratie van gecontamineerd vocht uit de leidingen
IA/AIB / C
Beperk transport tot minimum -
Transport geïntubeerde patiënt Enterale voeding, verhoogde abdominale druk postoperatief
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
Verzeker goede positie sonde Gebruik orogastrische sonde indien mogelijk ter preventie van sinusitis Bepaling van maagresidu Aanzuren van enterale voeding Intermittente versus continue enterale voeding Postpyloor versus maagsonde
IB / U NS / D IB / B UR / U UR / NS UR / NS
10
IV. Rechtstreekse inoculatie of inhalatie van kiemen in de lagere luchtwegen en longparenchym. RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Risicovolle procedures bronchoscopie (P. aer) suctie via endotracheale tube met kans op embolisatie van de biofilm in de lagere luchtwegen plaatsen endotracheale tube -
toedienen van medicatie via verneveling ventilator gebonden: accumulatie van gecontamineerd vocht in ventilatorcircuits
Strikte indicatiestelling Single use versus multi-use Strikte indicatiestelling, vermijden accidentele extubatie Steriele bereiding van oplossingen
CDC / KOLLEF NR / NS IA / NS NS/C IB / C
Draineer condensatievocht, vermijdt reflux naar patiënt
V. Optreden van nosocomiale sinusitis. RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Nasogastrische sonde Nasogastrische intubatie
Orogastrische sonde Orogastrische intubatie
CDC / KOLLEF UR / D UR / D
VI. Hematogene verspreiding naar luchtwegen en longen vanuit andere infectiehaard en bij bacteriëmie RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Metastatische infecties Cathetersepsis S. aureus sepsis, Candida sepsis en sepsis met GNB Endocarditis
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
CDC / KOLLEF
Primaire en secundaire preventie Voldoende lang behandelen Profylaxe indien indicatie
27/02/2007
11
VII. Verminderde afweermechanismen bij de patiënt RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Immunologische afweer Leeftijd Hematologische aandoeningen Malnutritie Medicatie Corticoïden Chemotherapie Vaccinatiestatus Ingrepen (splenectomie, transplantaties) Verminderde defensiemechanismen Leeftijd ( minder spierkracht, comorbiditeit) Verminderde hoestreflex Gestoorde mucociliaire clearance Roken Intubatie Copd Doorbreken defensiebarrières Decubitus, huidulcera Ingrepen Invasieve procedures Sondes en catheters (blaas, maag, IV…) Gestoorde ademmechanica met kans op atelectase (diafragma pathologie, Bechterew, …) Glycemie ontregeling -
Conditioneren van de patiënt Beperk duur neutropenie (G-CSF)
CDC / KOLLEF NS/D
Snelle afbouw indien mogelijk Preventieve vaccinatie (pneumokokken, influenza)
IA/D
Rookstop Indicatiestelling Primaire preventie Indicatiestelling Fysiotherapie Insuline en strikte glycemie controle (cfr studie Van den Berghe, Leuven)
NS / A (ineffectieve maatregel)
Critical illness disease
VIII. Beschadiging van lagere luchtwegen en longparenchym RISICOFACTOR
PREVENTIEVE MAATREGEL
Traumata Ingrepen Invasieve procedures ter hoogte van de luchtwegen Intubatie Invasieve versus niet invasieve beademing Recente LW infecties ARDS
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
CDC / KOLLEF
Indicatiestelling
27/02/2007
12
PREVENTIEVE MAATREGELEN EN STRATEGIEËN (CFR KOLLEF) NIET FARMACOLOGISCHE
AANBEVOLEN VOOR KLINISCH
MAATREGELEN
GEBRUIK
Ineffectieve maatregelen -routinematig vervangen van ventilatorcircuits - gebruik van disposible suctie catheters - routinematig vervangen in-line suctie catheter - dagelijks vervangen van vocht-warmtewisselaar - ademhalingskine - hersterilisatie materiaal eenmalig gebruik - routine surveillance kweken van patn en materiaal Onduidelijke effectiviteit - schort en handschoenen - vocht-warmtewisselaar - posturale wijzigingen
REDUCTIE IN MORTALITEIT
AANBEVOLEN DOOR DE CDC
Neen
A
Neen
Neen (IA)
Neen
A
Neen
Neen (UR)
Neen
B
Neen
Niet gespecifieerd
Neen
A
Neen
Neen (IB)
Neen Neen
A Niet gespecifieerd
Neen
Niet gespecifieerd Neen (IB)
Neen
Niet gespecifieerd
Ja (specifieke groepen) Ja Ja (specifieke groepen, meerdere studies nodig)
B A B
AANBEVOLEN VOOR KLINISCH
FARMACOLOGISCHE MAATREGELEN
Ineffectieve maatregelen - aerosols met antibiotica - selectieve darmdecontaminatie - profylactische AB Onduidelijke effectiviteit - routine profylactische IV AB voor comateuze patiënten - profylactisch gammaglobulines - aanzuren enterale voeding
GRAAD
Neen Neen
Neen Neen Neen
GRAAD
GEBRUIK
B A
Neen (IA)
REDUCTIE IN MORTALITEIT Neen Neen
Ja (IA–IB (specifieke groepen)) Neen (UR) Neen (UR)
AANBEVOLEN DOOR DE CDC Niet gespecifieerd Neen (UR) Neen (IA)
? Ja (specifieke groepen, meerdere studies nodig)
B
Neen
Niet gespecifieerd
Ja (specifieke groepen, meerdere studies nodig) ?
D
Neen
Niet gespecifieerd
U
Neen (UR)
Opm: Deze lijst is niet limitatief, de CDC richtlijnen bevatten nog meer ineffectieve strategieën, vnl mbt manipulatie van respirators en ander gebruikt materiaal. Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
13
EFFICIËNTE “LOW -COST” MAATREGELEN RISICOFACTOR Kolonisatie Leeftijd Onderliggende acute en chronische aandoeningen
Medicatie antibioticagebruik Stress ulcus profylaxe corticoïden Invasieve procedures Orale kolonisatie Kruisinfectie Aspiratie Gestoorde maagontlediging Endotracheale tube
Enterale voeding Medicatie
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
PREVENTIEVE MAATREGEL Conditioneren van patiënt Vaccinatie van risicogroepen Glycemie controle Nutritie Rookstop Indicatiestelling Restrictief gebruik AB Geen AB profylaxe voor NP en VAP Verantwoord gebruik van AB Sucralfaat indien beperkt risico op bloeding Snelle afbouw indien mogelijk Indicatiestelling Chloorhexidine glucoruonaat mondreiniging Handhygiëne Opleiding en training personeel Halfzittende houding Vermijden maagdilatatie Monitoring van de cuff druk Fixatie tube Wheaning zodra mogelijk Voorkom aspiratie condensatievocht uit leidingen Verzeker goede positie sonde Bepaal maagresidu Steriele bereiding van oplossingen
27/02/2007
CDC / KOLLEF IA / D NS / C
IA / U IA / C II / B NS / B IA / B IA / NS IB / B IB / B NS / C NS / C IB / C IB / C IB / U IB / B IA / NS
14
3. ONDERWIJS Het is belangrijk dat de verzorgers van patiënten op intensieve zorgen een goede opleiding krijgen over de preventieve maatregelen van VAP. Een opleidingsprogramma kan opgesteld worden. Men kan hiervoor gebruik maken van een zelfstudie module, posters, lessenreeksen, ... Men kan ook voor en na implementatie een enquête uitvoeren omtrent de kennis van de ziekenhuiswerkers. De actieve participatie van bepaalde aangeduide personen en clinici die nauw betrokken zijn bij het opstellen en uitvoeren van het preventieprotocol is zeer belangrijk. Men kan eventueel een preventieteam oprichten. Dat de impact van een doorgedreven opleiding op de incidentie van VAP significant kan zijn werd aangetoond door Jeanne Zack et al, waarbij de incidentie van VAP daalde van 12.6/1000 ventilatordagen naar 5.7/1000 ventilatordagen na een intensief onderwijsprogramma. Effect of an education program aimed at reducing the occurrence of ventilator-associated pneumonia. J. Zack et al, Crit Care Med 2002 Vol. 30, No 1: 2407 – 12.
4. IMPLEMENTATIE Na onderwijs worden de eventueel uitgebreide maatregelen door de verschillende gezondheidswerkers toegepast.
5. STEEKPROEF Na implementatie kan men een nieuwe steekproef doen om het VAP incidentiecijfer te kennen. Hiermee kan de impact van de nieuwe procedure worden bepaald.
6. FEED-BACK Belangrijk is dat er naar de gezondheidswerkers toe een feed-back wordt gegeven over het impact van de nieuwe maatregelen.
Referenties Omzendbrief 15 december 1999 : Uitvoering van het decreet van 25 februari 1997 betreffende de integrale kwaliteitszorg in de verzorgingsvoorzieningen, in algemene en universitaire ziekenhuizen : nadere regels inzake de aanvaarde indicatoren bij het thema "ziekenhuisinfecties en richtlijnen voor de registratie en rapportage. Protocol Surveillance van nosocomiale infecties in intensieve zorgen. WIV 2000. Kollef MH. The prevention of ventilator associated pneumonia. NEJM 1999; 340(8): 627-634. Koeman M et al. Ventilator-associated pneumonia : recent issues on pathogenesis, prevention and diagnosis. J Hosp Infect 2001; 49: 155-162. Collard HR et al. Prevention of ventilator-associated pneumonia: an evidence-based systemic review. Ann Intern Med 2003; 138: 494-501. Zack JE et al. Effect of an education program aimed at reducing the occurence of ventilator-associated pneumonia. Crit Care Med 2002;30(11): 24072412. CDC. Guidelines for prevention of nosocomial pneumonia. 1997 Mayhall CG. Ventilator-associated pneumonia or ot ? Contemporary diagnosis. Em Infect Dis 2001;7(2): 200-204. IDAB. Diagnose en antibacteriële behandeling van ventilator geassocieerde pneumonie (VAP) bij volwassenen. 2002. Risk factors for nosocomial pneuonia, focus on prophylaxis. C. Fleming et al, Respiratory Infections, Medical Clinics of North America 0025-7125/01: 1545 – 1563.
Werkgroep Ziekenhuishygiëne Antwerpen
27/02/2007
16