P . J . Margry
Processie versus stille omgang. H e t probleem v a n de openbare godsdienstoefening b u i t e n gebouwen en besloten plaatsen i n H o l l a n d * In de machtige abdij van E g m o n d heerst een opgewonden stemming. Paters en broeders, pelgrims en andere belangstellenden hebben z i c h verzameld. M e n maakt zich op voor de translatieprocessie ter ere van de overbrenging van de beenderrelieken v a n de heilige A d a l bert, een van de gezellen van W i l l i b r o r d die te E g m o n d was gestorven. O p een houten draagbaar wordt een precieus houten schrijn geplaatst w a a r i n de overblijfselen zijn opgeborgen. H e t wordt gedragen door twee acolieten. E e n lange stoet stelt zich op o m van de benedictijnerabdij door het dorp naar de A d a l b e r t u s a k k e r en -put te gaan, traditiegetrouw de plaats waar hij begraven zou zijn geweest. V o o r o p het processiekruis, geflankeerd door twee flambouwen, d a a r n a de B e n e d i c t i j n e r m o n n i k e n , de relieken, de n o n n e n van het n a b u rige zusterklooster, vervolgens genodigden en bestuurders van het dorp; het geheel wordt afgesloten door de celebranten, de muziekgroep en de gelovigen. Statig trekt de processie door het duinlandschap naar de akker. E n n a de plechtigheid en de b e w i e r o k i n g van de relieken i n de open lucht, vindt de overbrenging van de relieken naar de abdijkerk plaats. D a a r worden ze ten slotte plechtig i n de confessie, het hoofdaltaar, bijgezet. Iedereen is opgetogen, een onmiskenbare hoogtijdag i n de kerkelijke geschiedenis v a n E g m o n d : we schrijven z o n dag 24 j u n i 1984. D e d a t u m m a g verbazen, want bestaat i n N e d e r l a n d niet het 'processieverbod' en mogen er niet slechts processies trekken b i n n e n kerkgebouwen of besloten plaatsen, tenzij zij van een zeer hoge o u d e r d o m zijn? Inderdaad, m a a r sinds de Tweede W e r e l d o o r l o g is er veel veranderd. D e ontkerkelijking, de interkerkelijke samenwerking en een veranderende j u r i s p r u dentie inzake de openbare godsdienstoefening hebben verschuivingen mogelijk gemaakt, waardoor het h o u d e n van processies i n de openlucht gemakkelijker is geworden. D e processie te E g m o n d is daar een voorbeeld van. E g m o n d - B i n n e n , gelegen i n een katholieke regio van N o o r d - H o l l a n d , kent van oudsher een sterk rooms-katholieke b e v o l k i n g en de abdij neemt er al weer decennia l a n g een prominente plaats i n . Toen dan ook het verzoek voor het h o u d e n van een processie bij het gemeentebestuur werd ingediend, bestond daartegen geen bezwaar, ook niet-katholieken stemden toe. Burgemeester K i n g m a , gevraagd over de relatie tussen de processie en het bestaande processieverbod, antwoordde simpelweg: ' I n dien we geen "processie" mogen houden, noemen we het gewoon een "demonstratie" en die zijn wel toegestaan i n de grondwet'. 1
D e a a n l e i d i n g voor de processie was het tweehonderdjarig bestaan van de parochie en de restauratie van de Adalbertrelieken na onderzoek i n het A n a t o m i s c h E m b r y o l o g i s c h L a b o r a t o r i u m van de Rijksuniversiteit L e i d e n . 2
Verschillende relieken waren n u bij elkaar gebracht en gereconstrueerd. D e processie moest d a a r o m een soort historische h e r h a l i n g zijn van een overbrengingsprocessie zoals die sinds het vroege christendom gebruikelijk was wanneer een persoon als heilig en vereerbaar
1 2
174
M e t dank aan dr. P. Post voor zijn opmerkingen bij het concept van dit artikel. Mondelinge mededeling van de toenmalige burgemeester J . K i n g m a op 24 j u n i 1984. Zie G . J . R . M a a t , 'Adelberts relieken opnieuw onderzocht', Benedictijns tijdschrift 45 (1984) 57-62. G . J R M a a t 'De relieken van St. Adalbert', in: E . H . P . Cordfunke, Opgravingen in Egmond. De Abdij van Egmond in historischarcheologisch perspectief (Zutphen 1984) 155-167.
Processie versus stille omgang
Afb. 1. Reliekkist van St. Adalbert in de translatieprocessie te Egmond-Binnen op 24 juni 1984. Foto P j . Margry.
werd beschouwd. In Egmond zou die eerste overbrenging van Adalberts relieken in 922 hebben plaatsgevonden. Deze processie blijft evenwel in haar verschijningsvorm een van de uitzonderingen binnen de mogelijkheden van het gemeenschappelijk devotioneel eerbetoon van rooms-katholieken in Holland. Immers de enige jaarlijkse processie op straat heeft zich in Laren kunnen vestigen en handhaven. Maar het Egmondse voorbeeld geeft de problematische kwestie van discontinuïteit/continuïteit aan die het graafschap, gewest of provincie Holland op het terrein van de openbare godsdienstoefening heeft gekend en kent. In dit artikel wordt daarom in grote lijnen de ontwikkeling geschetst van de exuberante laatmiddeleeuwse processiecultuur naar een, onder invloed van een protestantse overheid, stille ommegangspraktijk. Het is slechts een uitzetten van enkele lijnen omdat diverse aspecten nog maar nauwelijks onderzocht zijn. Met name de ontwikkelingen op dit terrein in de 18e en 19e eeuw en de wisselwerking tussen de religieuze denominaties, de overheid en de buitenlandse invloeden moeten verder worden onderzocht. 3
G e n e r a l e processies e n o m m e g a n g e n
De 15e en 16e eeuw vormden de bloei- (of verval?)tijd van de processies: luisterrijke ommegangen vervulden in de laatmiddeleeuwse samenleving, in het bijzonder binnen de steden, een belangrijke functie. De vele cyclisch terugkerende en incidentele processies waren bin4
3
Zie over Adalberts verering: G . N . M . V i s , 'Sint Adalbert en de andere structuren. O v e r het karakter van de levensbeschrijvingen en de verschillende wonderverhalen van Sint Adalbert van Egmond', i n : G . N . M . V i s , M . Mostert, P.J. M a r g r y red., Heiligenlevens, Annalen en Kronieken. Geschiedschrijving in middeleeuws Egmond (Hilversum 1990) 50-53.
r
17. )
Processie versus stille o m g a n g
nen de stedelijke communitas hoogtepunten i n religieus, sociaal, economisch en feestelijk opzicht. Z i j waren voor een belangrijk deel gebonden aan de v e r e r i n g van een heilige, een bijzondere reliek of een miraculeus M a r i a b e e l d . D e introductie en opkomst van de sacramentsdevotie en -processie i n de N e d e r l a n d e n hebben door een wisselwerking aan de grote, gene5
rale processies n o g een extra i m p u l s gegeven. Sprekend over ommegangen en generale 6
processies moet n a t u u r l i j k onderscheid gemaakt worden - zonder daar verder op i n te gaan - tussen de meer formele processies uit de liturgische cyclus, meestal alleen i n of b i n n e n de i m m u n i t e i t van de kerk gehouden en die vrijwel uitsluitend een kerkelijke aangelegenheid 7
w a r e n , en de generale processies. D e betekenis van al deze processies voor de stedelijke gemeenschap heeft M . James bena8
9
d r u k t . R o o d e n b u r g heeft dat voor A m s t e r d a m bevestigd. H e t is duidelijk dat ook de wereldlijke overheid vanaf het einde van de 14e eeuw meer en meer bij de processies betrokken raakte. D e processies traden letterlijk buiten de kerkelijke i m m u n i t e i t en raakten ook verbonden met het burgerlijke territoor van de stedelijke gemeenschap. D e grote processies werden steeds vaker i n opdracht v a n de overheid (stad) georganiseerd en het belang ervan oversteeg verre het strikt religieuze. D e organisatie v a n de grote, generale sacraments-, M a riale of reliekenprocessies l a g dan ook materieel voor een aanzienlijk deel i n handen van het stadsbestuur.
10
I n de stedelijke keuren zien we daarvan veel terug; ze schreven onder meer
voor dat de stedelijke ambachtsgilden en schutterijen en de religieuze broederschappen moesten participeren, verder dat burgemeesters, schepenen en vroedschap een kaars i n de processie dienden mee te nemen. D e processie was door zijn integrale opzet een afspiegeling van de samenleving. Z e verschafte de gemeenschap daarmee een sterke sociale b i n d i n g , waardoor het ritueel ook bij 11
conflicten of bedreiging k o n worden ingezet. D e functie en betekenis van de (grote/generale) processies en ommegangen wijzigden zich naarmate het initiatief verder v a n de kerk k w a m af te staan. D i t gold n o g sterker voor de incidentele processies die de landsheer steeds vaker i n de 15e en 16e eeuw verordonneerde vanwege persoonlijke omstandigheden i n de 4
B e e l d e n d e b e s c h r i j v i n g e n v a n de grote o f generale stadsprocessies v i n d e n we al bij diverse 17e-eeuwse stadsges c h i e d s c h r i j v e r s . R e c e n t e r h e e f t b i j v o o r b e e l d O o s t e r b a a n d a t v o o r D e l f t g e d a a n : D . R O o s t e r b a a n , De Kerk
5
te Delft gedurende
de Middeleeuwen
C h . M . A . C a s p e r s , De eucharistische
Oude
( D e n H a a g 1973) 2 4 0 - 2 8 7 . vroomheid
en hetfeest van Sacramentsdag
in de Nederlanden
tijdens de late
middeleeuwen
( L e u v e n 1992) 64. 6
D e b e g r i p p e n ' o m m e g a n g ' e n 'generale processie' zijn g e d u r e n d e de m i d d e l e e u w e n d o o r elkaar g e b r u i k t . ' O m m e g a n g ' is i n o r i g i n e e e n v e e l b r e d e r b e g r i p d a t v e r s c h i l l e n d e v o r m e n v a n r o n d g a a n d e o f r o n d t r e k k e n d e p e r s o n e n k a n a a n d u i d e n ( z i e E . V e r w i j s e.a., Middelnederlandsch
woordenboek
( D e n H a a g 1 8 8 5 - 1 9 5 2 ) s.v. o m m e g a n c ) .
D e b e t e k e n i s v a n p l e c h t i g e ( s t e d e l i j k e ) p r o c e s s i e heeft het b e g r i p o m m e g a n g m e t n a m e tot o p h e d e n i n B e l g i ë b e h o u d e n . L a t e r is d e t e r m o o k g e b r u i k t v o o r h i s t o r i s c h e o p t o c h t e n e n d e r g e l i j k e d o o r s t e d e n . D e t e r m p r o c e s sie w i j s t d a a r e n t e g e n v r i j w e l a l t i j d o p e e n p l e c h t i g e e n r e l i g i e u z e o p t o c h t , g e l e i d d o o r d e i n l i t u r g i s c h g e w a a d geklede pastoor v a n de betreffende
parochie, waarbij kerk of kapel vertrek- en eindpunt moet zijn. H e t doel
v a n e e n p r o c e s s i e i s o m d o o r o p z e t e n u i t v o e r i n g d e g o d s v r u c h t te v e r s t e r k e n o f b o e t e te d o e n , v a a k i n c o m b i n a tie m e t het s a m e n h a n g e n d e
d o e l o m G o d o f e e n h e i l i g e te d a n k e n o f g u n s t e n a f te s m e k e n . D e p r o c e s s i e k a n
d o o r de t o e v o e g i n g v a n m e e r religieuze f u n c t i o n a r i s s e n e n a t t r i b u t e n u i t e e n l o p e n d e v o r m e n a a n n e m e n ; W . M u l d e r , Parochie
en parochiegeestelijkheid vroomheid,
zie
( N i j m e g e n 1947) 72-73.
7
C a s p e r s , Eucharistische
8
M . J a m e s , ' R i t u a l , d r a m a a n d s o c i a l b o d y i n t h e l a t e m e d i e v a l E n g l i s h t o w n ' , Past & Present,
69. ajournal
of
historical
studies 9 8 ( 1 9 8 3 ) 3 - 2 9 . 9
H . R o o d e n b u r g , ' S p l e n d e u r et m a g n i f i c e n c e . P r o c e s s i o n s et a u t r e s c é l é b r a t i o n s a A m s t e r d a m a u X V I e s i è c l e ' , Revue du Nord
10
69 (1987) 515-533.
Z i e d e v e l e v o o r b e e l d e n d a a r v a n a a n g e h a a l d b i j B . H . D . H e r m e s d o r f , Rechtsspiegel. in de Lage Landen
11
176
Een rechtshistorische
van het herfsttij ( N i j m e g e n 1 9 8 0 ) 5 3 - 6 3 e n O o s t e r b a a n , De Oude Kerk
R o o d e n b u r g , ' S p l e n d e u r et m a g n i f i c e n c e ' , 5 3 2 .
te Delft,
258.
terugblik
Processie versus stille omgang
familie (geboorten of sterfgevallen), bij politieke kwesties en in geval van oorlog. Soms moesten de steden gedurende bepaalde perioden zelfs dagelijks processies houden. Het waren dan ook doeltreffende middelen om een boodschap of opvatting uit te dragen of om politieke-, bestuurlijke of militaire acties te rechtvaardigen. Als zodanig kwamen deze rituelen steeds verder van de geloofsbeleving van de gewone burgers af te staan. In hun functie sloten ze aan bij andere publieke ceremoniën. Dat de kerk hiervan leerde, bleek in de loop van de 16e eeuw, toen zij in reactie op reformatorische krachten zelf 'demonstratieve' processies ging organiseren ter bestrijding van deze ontwikkeling en voor eenheid binnen de moederkerk. Een overwinning van Alva in 1568 werd bij voorbeeld door paus Pius V met een driedaagse processie geëerd. 12
13
14
15
Overgang naar b i d g a n g en stille omgang
De veranderingen op het kerkelijke en het bestuurlijke terrein in de tweede helft van de 16e eeuw hebben geleid tot het snel verdwijnen uit het stadsbeeld van processies. In Amsterdam bij voorbeeld stopten de processies direct na de komst van een protestants regime in 1578. Ze werden weliswaar verboden door de overheid, maar gezien de rol die de processies vervul1 2 J . Huizinga,Herfsttij der middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlanden (12e druk; Groningen 1973) 3. ' 3 H . Soly, 'Plechtige intochten i n de steden van de Zuidelijke Nederlanden tijdens de overgang van M i d d e l eeuwen naar Nieuwe T i j d : communicatie, propaganda, spektakel', Tijdschrift voor geschiedenis 97 (1984) 341-342. Zie onder meer Oosterbaan, De Oude Kerk te Delft, 264-265. 15 G . B r o m , A . H . L . Hensen, Romeinsche bronnen voorden kerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden in de 16de eeuw (Den H a a g 1922) 211. 1 4
177
Processie versus stille o m g a n g
den b i n n e n de stedelijke gemeenschap is het opmerkelijk dat dit ' b i n d m i d d e l ' zo snel volkom e n uit het stadsbeeld is verdwenen. W e l bleven er wereldlijke, door de Staten opgelegde, triomfale i n - en optochten bij o v e r w i n n i n g , i n h u l d i g i n g , geboorte en overlijden van een stadhouder bestaan, die een duidelijke verwantschap met de door de vorst verordonneerde incidentele processies h a d d e n .
16
D e functie en de frequentie van dergelijke triumfalia was
echter anders dan die van de vroegere stedelijke generale processies. H e t was een uitdrukk i n g s m i d d e l van de staat en niet de pars pro toto voor de communitas die de processie was. D o o r het verbod van de Staten van H o l l a n d op de openbare uitoefening v a n de roomse godsdienst moesten de katholieken voortaan i n schuilkerken samenkomen. H e t houden van processies, zowel de vaste liturgische als die i n bedevaartplaatsen, was daarbuiten geheel o n m o gelijk geworden. D i t h a d direct consequenties voor de frequentie, u i t v o e r i n g en v o r m g e v i n g van processies, die meestal aanmerkelijk moesten worden i n g e k r o m p e n . In het speciaal voor de situatie van de Noordelijke N e d e r l a n d e n samengestelde 'pastoorshandboek' voor de kerkelijke rituelen - het Rituale contractum et Abbreviatum van 1625 - verdwenen zelfs alle processies en de meeste andere o p e n l u c h t r i t u e l e n .
17
O v e r de toenmalige processiepraktijk is daar-
o m nauwelijks iets bekend. I n d i e n er n o g processies werden gehouden, vonden ze b i n n e n de besloten ruimte van de kerk plaats. Dergelijke processies stonden echter niet goed aangeschreven. D e nuntius te Brussel verbood deze omdat vanwege de beperkte r u i m t e i n de schuilkerken en de vaak opeengepakte mensen massa er van eerbetoon aan het H . Sacrament geen sprake meer was. Sterker nog, hij meende dat dergelijke processies slechts meer tot vermaak d a n tot 18
stichting van de gelovigen plaatsvonden. Vanwege de binnenkerkelijke processies was er echter een veel beperktere kans op problemen met andersdenkenden, waardoor er vrijwel niets over is vastgelegd. Slechts i n enkele gevallen waar bewust de confrontatie werd gezocht, zoals i n het Westfriese N i b b i x w o u d waar de katholieken i n 1623/4 op St.-Olofsdag een openbare processie met zegening van het vee hielden, vond dat zijn weerslag i n de b r o n n e n .
19
Daarnaast bleef op een aantal plaatsen die i n verband stonden met een oude verering v a n een heilige of een (sacraments-)wonder, de behoefte onder de katholieken bestaan o m een bepaalde v o r m van ritueel eerbetoon te behouden. M a a r vanwege het verbod op bedevaarten en 'superstities' uit 1587 (en de latere ampliaties) was m e n gedwongen deze i n een m i n of meer 'ondergrondse' v o r m voort te zetten. D i t gold de bedevaarten naar heilige plaatsen en de voormalige bijzondere processies die daarbij werden gehouden. D e z e behoefte aan c o n t i n u ï t e i t heeft er voor gezorgd dat informatie over bepaalde rituelen en gebruiken behouden bleef. H e t waren enerzijds protestantse chroniqueurs en stadsgeschiedschrijvers als de A m s t e r d a m m e r W a l i c h Syvaertsz. die uitgebreide beschrijvingen gaven van de vroegere processies, als waarschuwing en ter bevestiging en versterking van het beeld van de 'afgodi20
sche' katholieke p r a k t i j k e n . A a n de andere kant waren het katholieken zelf die h u n devotioneel verleden w i l d e n memoriseren en vastleggen, wellicht o m daarmee zelf c o n t i n u ï t e i t ten 16 D . P . Snoep, Praal en propaganda. Triumfalia in de Noordelijke Nederlanden in de 16de en 17de eeuw (Alphen aan den R i j n 1975) 5. 17 F . X . Spiertz, Het Rituale Contractum et Abbreviatum. Tekstkritische uitgave (Nijmegen 1991) 35, 39, 57-59. 18 P. Polman, Romeinse bescheiden voor de geschiedenis der rooms-katholieke kerk in Nederland 172 7-1853. Deel n : 1754-1795 (Den H a a g 1963) 24; '..prohibentes insuper processiones cum Venerabili Sacramento in oratoriis, quae ob loei angustias et populi pressiones magis ad irreverentiam, quam ad Sacramenti reverentiam cedunt, et ad distractionem magis quam ad populi devotionem.' 19 L . J . Rogier, Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en 17e eeuw, dl. 1 (Amsterdam 1946). 20 Walich Syvaertsz, Roomsche mysteriën ontdeckt in een cleyn tractaetgen (Amsterdam 1604).
178
Processie versus stille omgang
PROCESSIE-WEG. De Processie begon aan den hoofdingang der Heilige Stede (thans de Nieuwezijdskapel in de Kaiverstraat), Vandaar trok zij door de Kaiverstraat naar den Dam over den Dam naar den Nieuwendijk N i t u w e n d i j k tot aan de Raamskooi Raamskooi —- rechtsom langs de P r i n s H e n d r i k k a d e - N i e u w e brug — Nieuwebrugsteeg tot aan de Warmoesstraat — Warmoesstraat tot aan de Nes — Nes tot aan de Langehrugsteeg Langehrugsteeg — Langebrug Taksteeg rechtsom door de Kaiverstraat tot aan de Enge Kapelsteeg — Enge Kapelsteeg — linksom R o k i n tot aan de Wijde Kapelsteeg - eindelijk door de Wijde Kapelsteeg naar den hoofdingang der Heilige Stede, waar de Processie eindigde.
NB. Zij die thans den omgang houdt-n, zijn gewoon eene kaars te offeren in de Beggijnenkerk en daar eene korte aanbidding te houden. Afb. 3. Pamflet met de route van de oude processieweg ten behoeve van de deelnemers aan de stille omgang te Amsterdam, circa 1910, gebaseerd op de verklaring uit 1651 van Agatha Loen.
aanzien van bepaalde vereringsvormen te kunnen geven. Zo liet een Amsterdamse priester in 1651 de 91-jarige Agatha Hendrix Loen een verklaring op schrift stellen over hoe vóór 1578 de processieroute van het Mirakelsacrament was geweest. Het is mogelijk ook een aanwijzing dat (het lopen van) de route niet goed meer bekend was. De verklaring van Loen zal waarschijnlijk ook gebruikt zijn om het volgen van het processietraject te doen introduceren en/ofte versterken. Onlangs is in een archief een privégebedenboek aangetroffen van de A m sterdamse Cornelia Occo waarin een 'Memorie om de ommegang te doen' staat opgetekend. Daaruit blijkt voor het eerst dat in de 18e eeuw inderdaad nog de oude middeleeuwse processieroute in stilte en individueel of in kleine groepjes werd gelopen. 21
22
Processiebedevaarten
Behalve op oude processies gebaseerde heimelijke ommegangen en individuele bedevaarten, bestonden er in het gewest Holland in de 17e en 18e eeuw ook de processiegewijze bedevaarten naar oude heiligdommen binnen en buiten Holland. Het buiten de grenzen van de Republiek gelegen Mariale heiligdom Kevelaer genoot de grootste belangstelling. Reeds in de 17e eeuw werden in Holland de eerste processiebroederschappen opgericht. Vanuit Amsterdam (1690) gingen grote groepen op naar Kevelaer, waar velen uit omliggende plaatsen zich bij aanslo23
21 Zie P.J. Margry, Amsterdam en het mirakel van het heilig sacrament. Van middeleeuwse devotie tot 20e-eeuwse stille omgang (Amsterdam 1988) 24-25. 22 Zie P.J. M a r g r y en O. Faber, Inventaris van het archief'van de Stichting Occo Hofje ca. (1673) 1758-1985 (Amsterdam 1992) inv.nr. 410. 23 Zie over het ontstaan van de Kevelaerbroederschappen: M . Wingens, 'Grensoverschrijding ten behoeve van aards en hemels heil. Broederschappen van O n z e Lieve V r o u w van Kevelaer i n de achttiende-eeuwse R e p u bliek', in: M . M o n t e i r o e . a . red., De dynamiek van religie en cultuur. Geschiedenis van het Nederlands katholicisme^ ( K a m pen 1993) 38-59.
179
Processie versus stille omgang
ten. Andere processiebedevaarten trokken vanuit Gouda (1754), Rotterdam (1780) en later ook Den Haag, Laren, Gorinchem, Westland, Woerden, Haarlem, Hilversum en Dordrecht. Deze groepsgewijze bedevaarten hadden niet het specifieke uiterlijk van processies (priester in kerkgewaad en kerkelijke attributen) en werden daarom meestal door de overheid ongemoeid gelaten. Pas buiten de landsgrenzen kregen ze door openlijk gezang en gebed en het gebruik van kruisen, vaandels en kerkgewaden het karakter van een processie. Het fenomeen processiebedevaart en de institutionalisering daarvan binnen speciale broederschappen, was in de Nederlanden een nieuw verschijnsel en is waarschijnlijk geïnspireerd op de gelijksoortige gebruiken in de buurlanden van de Republiek. De grote afstand die moest worden afgelegd over 'protestants' territoor zal hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze nieuwe vorm van gemeenschappelijke bedevaart. Deze rituele bedevaart in processievorm bleek een goed alternatief gezien de beperkingen die er in de Republiek golden. Maar ook binnen Holland was er een aantal oude bedevaartplaatsen dat nog steeds bedevaartgangers bleef trekken, en waar op gezette tijden werd gepoogd met processie-achtige rituelen gezamenlijk uiting aan de verering te geven. Daarbij bestond er een verschil tussen stad en platteland. Waar in de stad de grotere (sociale) controle preventief werkte, bood het platteland meer mogelijkheden. Met name daar waar de bevolking grotendeels katholiek was gebleven, konden de katholieken veel verder gaan in hun devotionele praktijken. De bedevaart naar O.-L.-Vrouw van Wilsveen (bij Leidschendam) kon daardoor bij voorbeeld in de 17e eeuw tot nieuw leven worden gewekt. En zo zijn er meer plaatsen te noemen waar een zekere continuïteit in de verering bleef bestaan, bijvoorbeeld het H . Bloed van Bergen, O.-L.-Vrouw van Eikenduinen (bij Den Haag) en het H . Kruis van Hagestein en Valkenburg. Ter verduidelijking van de gebruiken die bij dergelijke bedevaarten konden worden gepraktiseerd, is het goed gedocumenteerde Mariaheiligdom Heilo zeer bruikbaar.
24
25
Met kruis en vaan naar Heilo Het waren de Staten van Holland die reeds vroeg in de 17e eeuw hebben geprobeerd de oude Mariaverering van Heilo te doen stoppen door de heilige relikten - zoals de oude kapel te vernietigen. Dat deed evenwel niets af aan de sacraliteit van de heilige plaats en de kapelruïne bleef continu bezocht door katholieken, hierbij overigens gesteund door de propaganda van de minderbroeders. Het spontaan - 'miraculeus' - ontspringen van de voormalige geneeskrachtige waterbron (de Runxput) in 1713 gaf echter onverwacht een nieuwe impuls. Daarvan geeft een priester een ooggetuigeverslag. Uit zijn verhaal komt naar voren hoe druk Heilo in die jaren door bedevaartgangers uit het gehele gewest en van daarbuiten werd bezocht en hoezeer het 'heilig veld' op velen een grote aantrekkingskracht uitoefende. Vooral het miraculeuze bronwater sprak tot de verbeelding van de gelovigen. Afgemeten aan de hoeveelheid geput water en het meenemen in kruiken en vaten en de genezingen die er plaatsvonden, leek Heilo een soort 18e-eeuws Lourdes. Prenten uit die tijd tonen pelgrims 26
24 Voor meer gegevens over de Kevelaerprocessies zie: P. D o h m s e.a., Die Wallfahrt nach Kevelaer zum Gnadenbild der 'Trösterin der Betrübten'. Nachweis und Geschichte der Prozessionen von den Anfangen bis zur Gegenwart (Kevelaer 1992). 25 Klachtbrief over de bedevaarten uit 1654, De Navorscher 7 (1857) 101. 26 M . - J . van D u n , ' D e bedevaartsplaats H e i l o i n de winter van 1713 op UW, Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland 2 (1960) 287-292. 180
Processie versus stille omgang
Afb. 4. Gravure van de kapelruïne te Heilo met de op de voorgrond de in 1713 opnieuw ontsprongen waterbron (Runxput). Van alle kanten wordt door bedevaartgangers geneeskrachtig water geput en m kruiken en vaten afgevoerd.
die in rijen achter elkaar de rozenkrans biddend de kapel rondgaan, al of niet op de knieën. Gedurende niet minder dan vijf successieve weken, vooral in de avond, werden processies gehouden. Personen van beide seksen en allerlei leeftijd namen er aan deel, waarbij zoveel toortsen en ontstoken kaarsen werden gedragen dat het leek alsof de nacht dag was. Hierbij moet men niet denken aan een liturgische processie maar aan een groepsgewijze optocht - van soms wel 300 personen - waarbij alleen kaarsen in de hand werden meegedragen. Soms waagden priesters in kerkgewaad zich in het gezelschap. Een en ander was aanleiding voor de classis van Alkmaar haar beklag bij de Staten van Holland te doen, waarop de baljuw van Kennemerland met een onderzoek werd belast. De klacht haalde weinig uit, aangezien de lokale overheid in een bijzondere relatie tot het heiligdom bleek te staan. Zij had immers in eerste instantie de bron door een bekisting laten beschermen en had een uitgebreid onderzoek ingesteld naar het ontstaan; vervolgens liet zij de verschillende avondlijke omgangen van bedevaartgangers ongestoord doorgaan. Het plaatselijk belang kwam vooral naar voren uit de aanwezigheid van een groot offerblok midden op het heilig terrein, dat door de grote toeloop veel opbracht en dat door dezelfde overheid mocht worden geopend °m de opbrengst onder de armen van de verschillende gezindten te verdelen. 27
28
Enkele decennia later veranderde de lankmoedigheid van de overheid, zo blijkt uit de 'dagboeknotities' van de Amsterdamse boekhouder Jan de Boer uit het midden van de 18e eeuw. Op basis van eigen waarnemingen bij het heiligdom en van een aantal gesprekken met katholieken schetst hij een interessant beeld van de devotiepraktijk. De Boer stelt dat 29
27 Van D u n , 'Bedevaartsplaats Heilo', 290. Ibidem, 289. 29 Teksteditie van het dagboek door W. P.C. K n u t t e l , ' U i t het verleden der Amsterdamsche Katholieken', Bijdragen foor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 26 (1901) 280-281. 2
8
181
Processie versus stille o m g a n g
de laatste j a r e n de vrijheid van godsdienst zo zeer was toegenomen dat het de katholieken zelfverbaasde. Z o groot zelfs dat hij i n augustus 1754, overdag nota bene, een 'processie 30
met cruys, vaan en lofzang' voorbij zag t r e k k e n . I n zijn aantekeningen maakt D e B o e r m e l d i n g van groepen bedevaartgangers die te voet of met de schuit vanuit H a a r l e m , A m s t e r d a m en andere plaatsen i n H o l l a n d k w a m e n . E r werd uitgebreid i n de kranten over de voorvallen geschreven zodat zelfs protestanten uitstapjes naar H e i l o maakten o m de roomse manifestaties gade te slaan. H o e w e l zijn verslag enigszins gekleurd is, laat hij ongemerkt de differentiatie zien die tussen de katholieken o n d e r l i n g bestond ten aanzien van de toepassing van rituelen en de uitvoering v a n de verering aldaar. I n 1751 zag D e B o e r 'domme A m s t e r d a m s e yveraars, die weynig van hunne lands placaten wisten'. H i j vermoedde dat laatste omdat zij anders daar niet tegenin zouden zijn gegaan. H i j was de m e n i n g toegedaan dat 'als m e n den vinger krijgt, den geheelen h a n d niet moet neemen'.
31
M e t andere woorden de tolerantiegrens van
de protestanten was relatief hoog, m a a r overtreding van het gevoelige verbod op de publieke ceremonies z o u de autoriteiten volgens h e m te veel tarten. H e t is een a a n w i j z i n g dat i n bepaalde katholieke kringen het nalaten van georganiseerde omgangen op z i c h redelijk werd bevonden tegen het licht van de verworven vrijheid van de dagelijkse geloofspraktijk. A l s geletterd persoon neemt D e B o e r sterk afstand. I n de n a m i d d a g van zaterdag 17 augustus 1754 trof hij 'domme-krachten' (een 'kladschilder' en een destillateur) aan, die van de gelegenheid gebruik w i l d e n m a k e n de devotie te stimuleren. Z i j voerden twee stenen heiligenbeelden aan en plaatsten die op de laatste resten van de k a p e l r u ï n e . Tegelijk begonnen ze met de organisatie van een processie die n o g bij daglicht o m zeven u u r 's avonds vertrok, waarbij de kruisdrager een crucifix droeg met afhangende blauwe zijden sluiers die door twee jonge meisjes (bruidjes) werden vastgehouden. M e t zijn beeldspraak over de vinger en de h a n d lijkt D e B o e r gelijk te hebben gekregen. D o o r het toenemend aantal openlijke en gemeenschappelijke ommegangen groeide allengs het ongenoegen over de gang van zaken bij de overheid. O p een gegeven m o m e n t verscheen de baljuw van K e n n e m e r l a n d die, op g r o n d van de vigerende plakkaten, van een uit H a a r l e m afkomstige processie het processiekruis verbrijzelde, het vaandel i n beslag n a m en door een 'hagel-buy' van stokslagen de processiegangers uiteenjoeg. D e reactie onder de katholieken op dit gewelddadig ingrijpen door de overheid was verschillend. B i j de organisatoren, personen uit A m s t e r d a m s e ambachtslagen, bestond een strijdbare h o u d i n g o m zich h u n devotie niet te laten ontnemen: 'wij moeten absolutelijk met de processie gaan, want als wij 't niet deeden, z o u d e n ze denken, dat wij b a n g voor hen waa32
r e n ' . J u r i d i s c h voelden ze zich bovendien enigszins gesterkt, omdat de jurisdictie v a n de baljuw van K e n n e m e r l a n d geen macht over de A m s t e r d a m m e r s z o u k u n n e n hebben. A m sterdam was als stad onttrokken aan het rechtsgebied van de baljuw. Beide door D e B o e r genoemde personen traden op M a r i a H e m e l v a a r t naar voren als leiders van een groep bedevaartgangers die i n processie vanuit een nabijgelegen herberg optrok naar de kapel, zingende en schreeuwende het Weesgegroet. D e B o e r meldt daarover dat de 'fatzoenelijkste' en ' k u n digste' van de aanwezige katholieken de stoutmoedige daad g e ï r r i t e e r d aanzagen. Deze openlijke terging van de overheid werd door de stedelijke katholieke middengroepen afgekeurd omdat zij i n een meer directe v e r h o u d i n g stonden tot de protestantse overheid 30 Ibidem, 280. 31 Ibidem, 281. 32 Ibidem, 288. 182
Processie versus stille o m g a n g
vanwege de bereikte tolerante status quo ten aanzien van de uitoefening van de roomskatholieke godsdienst. M a a r ook vanwege de onderlinge economische a f h a n k e l i j k h e i d . Confrontatie tegenover appeasement. O f i n D e Boers woorden: omdat m e n 'tegenwoordig een gewenschte vrijheid i n de R o o m s c h e staties geniet en dat die vrijheid door diergelijke terginge, zoude k u n n e n besnoeit worden'. H e t weerhield de groep Mariavereerders er niet van h u n o m m e g a n g te houden. 33
H e t voorval geeft aan hoe verschillend werd gedacht over de u i t v o e r i n g en v o r m g e v i n g van de devotiepraktijk. B i n n e n de status quo was bezoek aan k a p e l r u ï n e en het b i d d e n en k r u i p e n getolereerd. H e t aanvoeren van heiligenbeelden en het h o u d e n van processieachtige omgangen was een overschrijding v a n de maat en werd uiteindelijk niet toegestaan door de overheid. M e t dergelijke initiatieven werd namelijk de roomse geloofsbeleving c o n creet vormgegeven en werd een zekere institutionalisering gerealiseerd. Terwijl die verbeeld i n g juist altijd een van de centrale conflictpunten met de protestanten is geweest. H e t onderscheid i n benadering tussen de bevolkingslagen is misschien ook i n verband te brengen met hetgeen B u r k e onlangs opmerkte over de rol van de stilte i n een religieuze context. In de hogere en middenklassen z o u volgens h e m een afstandelijker h o u d i n g , i n het bijzonder gekarakteriseerd door meer stilte te betrachten, ten opzichte van het sacrale meer en meer worden gewaardeerd. D e verschillen i n de 'controle over de tong' werden volgens B u r k e steeds sterker bepaald door klasseverschillen en h i ë r a r c h i e ë n . I n A m s t e r d a m l a g het nalopen v a n de processieroute i n stilte meer i n de lijn van vertegenwoordigers van p a t r i c i sche (bij voorbeeld de Occo's) of burgerlijk-gegoede katholieke kringen, terwijl te H e i l o de confronterende processiegewijze m a n i e r van verering, gepaard gaand met luidkeels b i d d e n en overdreven h a r d zingen, vooral werd gepraktiseerd door personen uit ambachtskringen en lagere klassen. O f dit inderdaad geheel aansluit bij de these van B u r k e is n o g m a a r de vraag. E r staat i m m e r s tegenover dat de controle i n de stad groter was en er mogelijk invloed u i t g i n g van de traditie van de 'stille' verering van de eeuwigdurende a a n b i d d i n g van het H . Sacrament. 34
Zoals gezegd bleef niet alleen te H e i l o m a a r ook op andere plaatsen i n H o l l a n d een zekere c o n t i n u ï t e i t i n de verering bestaan. E e n andere belangrijke oude bedevaartplaats was L a ren, waar i n de 18e eeuw n o g een actieve, m a a r stille verering voor St. J a n op het St.-Janskerkhof b e s t o n d . E r vonden toen bedevaarten plaats, i n d i v i d u e e l of i n groepjes, waarbij gebeden werd met de rozenkrans i n de h a n d . O n d a n k s dit gematigd vertoon, v o n d e n nietkatholieken dat de schout hiertegen z o u moeten optreden. Terwijl later, i n de 20e-eeuwse katholieke historiografie van L a r e n de processie een 'duizendjarige' historie krijgt toegedicht, blijkt er van een dergelijk vertoon i n dit tijdvak (en gedurende het gehele ancien régirne) i n het geheel geen sprake. 35
M e t name i n H o l l a n d waren de stedelijke regenten voorstander van cultusvrijheid, de sociaal-economische vervlechting en het handelsbelang speelden daarin een grote rol; zie hierover S. Zijlstra, '"Tgeloove is vrij". De tolerantiediscussie i n de Noordelijke Nederlanden tussen 1520 en 1795', in: M . Gijswijt-Hofstra, Een schijn van verdraagzaamheid. Afwijking en tolerantie in Nederland van de zestiende eeuw tot heden (Hilversum 1989) 57-59. P. Burke, 'Silence i n Europe, 1500-1800. A n Essay i n Historical Anthropology'; European Ethnology Lecture georganiseerd door het P.J. Meertens-Instituut, gehouden op 6 mei 1993 te Amsterdam. A . C . J . de Vrankrijker en G . Smit, Sint Jan. De Sint Jansprocessie van Laren in het Gooi. De ontwikkeling van Sint Jansfeest tot Sacramentsprocessie ( L a r e n 1952) 69-70.
183
Processie versus stille omgang
G e l i j k b e r e c h t i g i n g v a n de d e n o m i n a t i e s
De Bataafse revolutie van 1795 bracht voor de katholieken een religieuze gelijkberechtiging met zich mee. Op een aantal plaatsen leidde dat tot initiatieven ter herleving van oude devoties en de daarmee verbonden gebruiken. De intrede van het Franse bestuur had echter tot gevolg dat in de nieuwe constitutie (1806) kwam te staan: 'Alle uitoefening van Godsdienst, wordt binnen de Muren der Kerken van alle de verschillende gezindheden bepaald'. Deze passage was nog sterker dan hetgeen Frankrijk met de paus in het concordaat van 1801 had vastgelegd. Dit hield in dat ook processies nergens in het openbaar mochten plaatsvinden. Het was voor het eerst dat in Nederland de openlijke godsdienstige gebruiken zo sterk aan de kerkgebouwen werden gekoppeld. Toen op Maria Hemelvaart 1807 in Heiloo opnieuw een processie met kruis, rood vaandel en gezang werd gehouden, kon de staatsraad van Justitie en Politie Cambier niets anders dan vaststellen dat hiermee de wet werd geschonden. Het gevolg was dat gedurende enkele jaren marechaussees in het naburige Limmen werden gestationeerd om tijdens het bedevaartseizoen zo nodig te kunnen ingrijpen. Het is een van de voorbeelden van een krachtiger optredende centrale overheid, die met name de gevoeligheden op het religieus terrein onder controle wenste te houden. Een sturing ten aanzien van de niet-besloten godsdienstoefeningen was daarvan een belangrijk onderdeel, zowel in Holland als in de andere departementen. De overheid trad in dat verband de rooms-katholieke kerk ook tactisch tegemoet en probeerde problemen zoals te Heiloo van binnenuit te voorkomen. De staatsraad had daarom op hoog kerkelijk niveau contact gezocht met de gemakkelijk plooibare en beïnvloedbare Hollandse aartspriester Ten Huisdier. Er werd afgesproken dat deze bij de lokale clerus zou trachten te bereiken dat het uiterlijk vertoon (de processies) zou worden beperkt. Terwijl in Heilo verdeeldheid werd gezaaid, begonnen de katholieken in Laren zich voor hun St.-Jansverering juist sterker te organiseren. In de parochiekerk werd in 1806 een broederschap van St. Jan opgericht. Maar van een georganiseerde bedevaart naar het kerkhof is op dat moment nog geen sprake. Wel vonden er, eveneens in het avondlijk donker, groepsgewijze bidtochten naar het kerkhof plaats. 36
37
38
39
40
Toen in 1814 een nieuwe grondwet voor het koninkrijk werd uitgevaardigd, bleken evenwel alle beperkingen tot het houden van openbare godsdienstoefeningen uit de wet te zijn gehaald. Dit gaf een stimulans in Nederland aan bedevaarten, omgangen en processies, waarbij wel moet worden gesteld dat na de val van Napoleon een algehele opleving van bedevaarten in Europa te constateren valt. Of deze liberale formulering in de grondwet een omissie van de wetgever is geweest, is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk wel, aangezien kort daarna het gecoördineerde staatsoptreden tegen processies en andere openbare godsdienstoefeningen (bedevaarten, begrafenissen, kerkwijdingen en dergelijke) juist op gang 41
36 V a n Hasselt, Verzameling van Nederlandse staatsregelingen en grondwetten (Alphen aan den R i j n 1987) 149. 37 In het organieke artikel 45 dat is toegevoegd aan het concordaat van 1801 mochten alleen geen processies plaatsvinden i n de steden waar ook kerken van andere gezindten dan de rooms-katholieke stonden. 38 Algemeen Rijksarchief, archief Ministerie voor de Rooms-Katholieke Eredienst ( A R A R K E ) 1805-1813, inv.nr. 141-31, brief van de landdrost van 17 augustus 1807, nr. 1. 39 L . Scholte, ' L i m m e n ' , Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 14 (1886) 103-104. 40 L . J . Rogier en N . de Rooy, In vrijheid herboren, katholiek Nederland 1853-1953 (Den H a a g 1953) 21-24. 41 J . Chélini, H . Branthomme, Les chemins de Dieu. Histoire des pèlerinages chrétiens des origines a nos jours (Parijs 1982)
184
Processie versus stille omgang
42
begint te komen. Het is opvallend dat deze strategie vanuit de kerk, met name door de hogere clerus, werd ondersteund. Bij deze geestelijken hadden namelijk nieuwe denkbeelden over de beleving van het geloof postgevat; vanuit een zedelijkheidsperspectief achtten zij de koppeling van vereringen en bedevaarten aan kermissen en markten weinig gelukkig. Dergelijke opvattingen treffen we ook aan bij pastoor Geurts van Heilo. Hij vond dat het samengaan van bedevaartactiviteiten en kermis in een onoirbare ongodsdienstige sfeer resulteerden. Toen het bovendien in dezelfde periode de burgemeester van Alkmaar was gelukt het 'heilig land' van Heilo te kopen en hij alle relikten van de Mariaverering liet verwijderen en bedevaarten belemmerde, was het met de verering snel bekeken. Het was ten slotte in 1832 of 1833 dat de laatste omgangen in de openlucht in Heilo plaatsvonden. 43
Daarentegen waren er andere katholieken die het houden van een processie juist een belangrijke gemeenschappelijke oefening achtten. Een representant van die opvatting was de zelfbewuste aartspriester Van Banning die tegen de zin van de pastoor van Poeldijk (bij Monster) ter gelegenheid van de inwijding van het nieuwe kerkhof een volledige processie over straat hield om daarmee ook de overheid opzettelijk te confronteren. Hij behoorde daarmee tot de eersten die dergelijke rituelen weer aangrepen om de identiteit van de katholieke minderheid te versterken. Deze verandering in de functie van het processie- en omgangsritueel zou in de loop van de 19e eeuw alleen maar sterker worden. Argumentaties als die van Van Banning dat de processie geoorloofd was omdat gelijksoortige plechtigheden al eerder bij de begrafenis van aartspriester Cramer in Amsterdam en bij de inwijding van de nieuwe kerk te Dordrecht hadden plaatsgevonden, zetten de overheid aan het denken. Het gevaar van precedentwerking en een kettingreactie van nieuwe roomse rituelen hing vele niet-katholieken als een schrikbeeld voor ogen. Door de samenvoeging van Nederland en België in 1815 was men in het nieuwe koninkrijk sterk geconfronteerd geworden met een nog zeer barokke processiecultuur in het zuiden. O m deze reden en ook vanwege nieuwe processies in de noordelijke provincies was er grote onrust onder protestanten ontstaan. O m dit weg te nemen en om confrontaties en ordeverstoringen te voorkomen werden al vrij kort daarna door de centrale overheid beperkende maatregelen genomen. In 1819 werd het aantal processies per parochie tot maximaal twee per jaar (met name bedoeld voor de zuidelijke provincies) beperkt. In datzelfde jaar werd ook de deelname door militairen en overheidsbestuurders aan processies belemmerd. Vervolgens was er het geheim besluit van koning Willem I van 23 april 1822 waarmee in feite een verbod op alle processies in de noordelijke provincies tot stand kwam. Het resultaat was dat het reactiveren van bedevaarten en processies werd onderdrukt en dat in Holland slechts incidenteel processies in het openbaar werden gehouden. 44
45
Toegestane e n v e r b o d e n processies
Het gestructureerde overheidshandelen inzake de openbare godsdienstoefening leidde uit4
2 Zie voor een uitgebreide onderbouwing van dit optreden mijn artikel 'Processie-exercities. Strategieën van overheid en kerk bij de stimulering en de beteugeling van processies i n Nederland en België, 1815-1825', in: M . Monteiro, G . Rooijakkers en J . Rosendaal red., De dynamiek van religie en cultuur. Geschiedenis van het Nederlands katholicisme ( K a m p e n 1993) 60-79. J . A . F . Kronenberg, Maria's-Heerlijkheid in Nederland, dl.6 (Amsterdam 1909) 120. A R A R K E 1815-1870, inv.nr. 265, Correspondentie van de burgemeester van Monster met de gouverneur van Z u i d - H o l l a n d en de minister van Binnenlandse Zaken, april-mei 1827. 5 Zie over deze maatregelen Margry, 'Processie-exercities', 65 e.v.
4 3
4
4
4
18f)
Processie versus stille omgang
eindelijk tot het opnemen van een passage in de grondwet van 1848 waarin weer godsdienstoefeningen voortaan buiten (kerk-)ruimten en besloten plaatsen verboden waren (het 'processieverbod'), behoudens daar waar dergelijke oefeningen al vóór 1822 - de uitvaardiging van het geheime besluit van koning Willem I - en zonder onderbreking tot 1848 waren gehouden. In de praktijk bleek de bewijsvoering over de ouderdom en continuïteit van processies erg moeilijk. Initiatieven tot het houden van processies werden door de overheid zo snel mogelijk getoetst aan de historische continuïteit. Bij twijfel of enige discontinuïteit werd de processie onwettig verklaard. Het leidde er dan ook toe dat de processies hoog op de politieke agenda kwamen te staan. Volgens rooms-katholieke leden van de Tweede Kamer werden er op onterechte gronden processies verboden, waarop de minister van Justitie in 1856 een definitief onderzoek gelastte teneinde een overzicht samen te stellen van alle toegelaten en verboden processies in Nederland. Per provincie werd de verantwoordelijke procureurgeneraal bij het gerechtshof aangeschreven. Voor de samen te stellen lijst van Nederlandse processies kon de procureur-generaal van Zuid-Holland op dat moment nergens in zijn arrondissementen processies (of plannen tot het houden van) aanwijzen. De Noordhollandse procureur-generaal had niet veel méér te melden. Expliciet onwettig noemde hij Heilo omdat die omgangen in de jaren dertig waren 'gestopt'. Bij de vaststelling van de grondwet in 1848, zo stelde hij, was er slechts één processie als wettig aangemerkt: Laren. In het rapport van de directeur-generaal voor de zaken van R. K . Eredienst dat ten grondslag lag aan het geheime besluit van 1822, was echter Laren nog niet opgenomen. Terecht, aangezien er van oudsher geen processies maar min of meer ongeorganiseerde bidtochten werden gehouden. Blijkbaar had zich sinds 1822 een verschuiving voorgedaan van bidtocht naar een meer georganiseerde processie met priesters in kerkgewaad. Een verklaring voor de uitzonderingspositie van de processie te Laren kan ook zijn dat er bij de beoordeling van haar status een terminologische verwarring is opgetreden over de begrippen bedevaart, ommegang of bidgang. De overheid kende immers geen goede definiëring van de katholieke gebruiken en een lokaal als processie betitelde bidgang of bedevaart, kan als een liturgische processie zijn geïnterpreteerd. Ook is het goed mogelijk dat de lobby van schout en latere burgemeester Jan van den Brink Tz., een groot stimulator van de verering, bij het Rijk tot de uitzonderingspositie heeft geleid. Maar eveneens kan een rol hebben gespeeld het feit dat in Heilo regelmatig justitiële en politionele acties zijn gevoerd en dat deze voor die periode van Laren niet bekend zijn. De Larense processie was ten tijde van de officiële 'toelating' nog steeds niet veel meer dan een simpele bidprocessie met slechts een enkel kruis en voorbidders. Pas allengs werden vaandels en andere attributen toegevoegd. Typerend is dat pas in 1886 door de toevallige omstandigheid dat het jaar tevoren het St.-Jansfeest en Sacramentsdag op één dag vielen, de pastoor het idee kreeg om het H . Sacrament in de processie op te nemen. Terwijl Laren nota bene al in 1848 dat recht formeel had verkregen, liet de pastoor via de aartsbisschop bij de regering nog eens natrekken of een en ander geen problemen zou opleveren. Toen dat niet het geval bleek, gaf ook hij zijn zegen eraan. Een dergelijke uitbouw van het ritueel stond niet op zichzelf, maar is binnen een bredere sociaal-culturele 46
47
48
49
50
46 Verslag der Handelingen der Stalen-Generaal, zittingsjaar 1856-1857, 136. 47 A R A , archief Ministerie van Justitie ( M v J ) 1813-1876, inv.nr. 4846, brieven d.d. 15 oktober 1856, nr. 3162 en 11 november 1856, nr. 3397. 48 A R A , M v J 1813-1876, inv.nr. 4846, brief d.d. 30 oktober 1856 nr. 1877/716. 49 A R A , R K E 1815-1870, inv.nr. 113, doss.nr. 7019, brief van de directeur-generaal R K E aan de koning d.d.15 februari 1822. 50 De Vranknjker, Sintjan, 81-83. 186
Processie versus stille omgang
ontwikkeling te plaatsen. Dat blijkt bij voorbeeld uit een opmerking van de Brabantse procureur-generaal van het gerechtshof die in 1855 een 'zucht om allerlei optogten van gilden, boogschutterijen, liedertafels enz. met meer luister te houden' constateerde, maar ook uit het organiseren van openbare historische maskeraden en optochten door universiteiten. 51
52
H e t b e g r i p 'besloten p l a a t s e n '
In de grondwet van 1848 was vastgelegd dat processies en andere godsdienstige plechtigheden binnen kerkgebouwen en besloten plaatsen altijd zouden zijn toegestaan. Een 'besloten plaats' werd daarbij geïnterpreteerd als een ruimte die totaal van het zicht van de buitenwereld was afgesloten. Toen in 1855 leden van de marechaussee van het Brabantse dorp Oudenbosch de pastoor in zijn liturgische gewaad een begrafenisplechtigheid zagen verrichten op het kerkhof dat slechts met een halfhoge muur van de weg was afgescheiden, maakten zij proces-verbaal op. Het bracht een rechtsgang teweeg die uiteindelijk leidde tot een arrest van de Hoge Raad (25 april 185 6) waarin de aanvankelijke veroordeling van de pastoor teniet werd gedaan omdat hij binnen een 'besloten plaats' was gebleven. De Hoge Raad kende in zijn arrest het begrip een aanzienlijk bredere omschrijving toe. Een zekere afrastering 53
51 A R A , M v J 1813-1876, inv.nr. 4846, brief aan de minister van Justitie, d.d. 21 april 1855. 52 In Leiden wordt voor het eerst vanaf 1835, en later steeds uitgebreider, een historisch opgezette maskeradetocht gehouden; zie [W. Otterspeer], Van allegorisch naar echt-hislorisch en terug. De geschiedenis van de Leidse Studenten maskerade (Leiden 1980) 6-8. 53 De tekst van het arrest is afgedrukt in: Verzameling van al de bescheiden betrekkelijk de kwestie der godsdienstige optogten op den openbaren weg, en het verrigten van godsdienstige plegtigheden bij de beaarding van lijken ('s-Hertogenbosch 1856) 183-185.
187
Processie versus stille omgang
van een open ruimte zou die plaats al een 'besloten' karakter verlenen. Deze jurisprudentie gaf daardoor meer mogelijkheden tot het houden van processies, de gevoeligheden werden er evenwel niet minder om. Dit blijkt bij voorbeeld uit de informaties die de minister van Justitie inwon over pastoor Brouwers van Nieuwer Amstel die op 4 juni 1875 een godsdienstige optocht gehouden zou hebben bij de inwijding van de katholieke kerk aan de Noordammerbrug. De pastoor had toen, gekleed in kerkelijke gewaad, het H . Sacrament vervoerd in een geheel gesloten rijtuig van de ene kerk naar de andere. Bij aankomst had de pastoor ook enkele stappen over straat moeten doen. Op basis van het opgemaakt proces-verbaal ontspon zich een discussie of een rijtuig een 'besloten plaats' in de zin der wet was. Ook bleek dat het deel van de straat waar de priester had gelopen, afgezet was geweest. De plechtige processie was bovendien pas in het portaal van de nieuwe kerk begonnen. Uiteindelijk werd de zaak op advies van de minister, als zijnde praktisch onvervolgbaar, ter zijde gelegd. 54
Revitalisering van 'oude tradities'
Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (de creatie van bisdommen en de aanstelling van bisschoppen) in 1853 was voor de Nederlandse katholieken de belangrijkste kerkelijke gebeurtenis van de 19e eeuw. Formeel en mentaal was het voor hen een markeringspunt, waardoor het zelfbewustzijn en het gevoel van eigenwaarde aanmerkelijk konden worden vergroot. Na de voorzichtigheid en de terughoudendheid van de geestelijkheid in de eerste helft van de 19e eeuw, heeft er zich sinds het herstel van de hiërarchie ook ten aanzien van de devoties binnen de Nederlandse kerkprovincie een nieuwe geesteshouding ontwikkeld. De nieuwe kerkelijke structuur maakte ook een van bovenaf geplande en geleide devotionalisering mogelijk. De vaak strikte koppeling aan kerkelijk opgerichte of goedgekeurde (processie-) broederschappen sloot hierbij perfect aan. Onder invloed van onder meer de stimulering door Rome van de verering van Maria en de nationale heiligen en ter versterking van de katholieke identiteit, werkten bisschoppen, pastoors en kloosterorden actief aan de verbreiding van vereringen. De devotie voor de vaderlandse heiligen was daarbij al een specifieke trek van de spiritualiteit van de Noordnederlandse katholieke reformatie; 'Historische zin, nationaal gevoel en katholieke vroomheid treffen erin samen.' Vanuit die mentaliteit werden zeer bewust bij voorbeeld katholieke historici ingezet om naspeuringen te doen naar continuïteitselementen in oude devoties en naar het bestaan of de mogelijkheid tot het doen herleven van vereringen en stille omgangen op heilige plaatsen. Voor het bisdom Haarlem publiceerde de Hageveldse hoogleraar De Rijk een typerend artikel over enkele oude heilige plaatsen (de putten van Willibrordus en O.-L.-Vrouw te Heilo en de Adalbertusput te Egmond). Voor Amsterdam werd de Warmondse hoogle55
56
57
54 Zie over deze kwestie A R A , M v J 1813-1876, inv.nr. 4847-150-155. 55 L . J . Rogier, Geschiedenis van het katholicisme dl. 2, 762-763. 56 Zie B. Voets, Bewaar het toevertrouwde pand. Het verhaal van het bisdom Haarlem (Hilversum 1981) 85-86. E e n boeiende beschrijving van een poging, buiten H o l l a n d , een nieuwe bedevaartstraditie te vestigen is beschreven door W. Frijhoff, ' D e Heilige Stede van Hasselt (Ov.). Gestalte, waarden en functies van een herleefde bedevaart in een diaspora-parochie', Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland 20 (1978) 31-71. 57 J . A . de Rijk, ' Heilige plaatsen i n het bisdom van Haarlem', Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 1 (1872) 76-89, 290-311, 400-420.
1H8
Processie versus stille o m g a n g
Aft). 6. Prentbriefkaart van St.-Adalbertsput en altaar op de Adalbertusakker te Egrnond-Binnen anno 1923.
raar P l u y m i n het geheim op de mirakelgeschiedenis gezet. D e z e activiteiten maakten onderdeel uit van het streven v a n de katholieken o m zichzelf het middeleeuwse verleden geheel en alleen toe te eigenen, opdat een sterke groepsidentiteit k o n worden gerealiseerd.
58
Zoals
hiervoor al de 'duizendjarige' processie van L a r e n is genoemd, zo kende de 19e eeuw onder invloed van deze focus op de middeleeuwen verschillende andere uitingen van religieuze revitalisering van traditie of invention of
59
tradition.
D e h e i l i g v e r k l a r i n g d o o r R o m e i n 1867 en 1890 v a n de martelaren van G o r k u m en v a n de heilige L i d w i n a van S c h i e d a m gaf eveneens een i m p u l s aan de nieuwe devotionalisering b i n n e n het katholieke leven. H e t M a r t e l v e l d te Brielle herkreeg daardoor vanaf 1867 de status van bedevaartoord. T i e n t a l l e n door nieuwe broederschappen georganiseerde bedevaar60
ten (vanwege het gemeenschappelijk reizen i n de regel 'processies' g e n a a m d ) werden ingesteld. V o o r de ontvangst van al deze bedevaarten bouwde m e n op het M a r t e l v e l d een grote kerk, v o o r z i e n van een grote o m g a n g zodat de sacraments- en reliekenprocessies besloten en overdekt - beschermd tegen overheid en tegen weergoden - k o n d e n p l a a t s v i n d e n .
61
E e n v a n de grootste herlevingen z o u de verering van het A m s t e r d a m s e sacramentswonder van 1345 worden. D e revitalisering begon met de v i e r i n g v a n het vijfde eeuwfeest i n 1845. Vervolgens leidde het t e r u g v i n d e n van de oude processieroute en de initiatieven van Begijnhofpastoor K l ö n n e en enkele katholieke notabelen i n 1881 tot het gemeenschappelijk gaan lopen van de i n d i v i d u e l e 'ommegangen' zoals die i n de 18e eeuw n o g werden gedaan. D e z e tnstitutionalisering bracht i n feite een n i e u w religieus ritueel tot stand dat vanwege het nala58 Zie hierover: P. Raedts, 'Katholieken op zoek naar een Nederlandse identiteit 1814-1898', Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 107 (1992) 713-725. 59 O v e r revitalisering i n het algemeen zie P. Post, ' H e t verleden in het spel? Volksreligieuze rituelen tussen cultus en cultuur', Jaarboek voor liturgie-onderzoek 7 (1991) 103-113 e n j . Boissevain red., Feestelijke vernieuwing in Nederland? (Amsterdam 1991); over geheel nieuw ingebrachte 'tradities' zie E . H o b s b a w m , 'Introduction: inventing traditions', i n : E . H o b s b a w m and T. Ranger red., The invention of tradition (Cambridge 1983) 1-14. ° 0 H e t woord processie had i n het toenmalig spraakgebruik ook de betekenis van broederschap. ' D e bedevaarten naar Brielle', De Katholiek 78 (1880) 323-224. 6 1
189
Processie versus stille o m g a n g
Afb. 7. Prentbriefkaart van de besloten processieomgang bij de Martelaren van Gorkumkerk te Brielle, gebouwd in 1912 ter vervanging van de houten omgang uit 1879. O p de voorgrond de waterput.
ten van gezang, h a r d o p b i d d e n en spreken i n eerste instantie de b e n a m i n g van ' o m g a n g i n stilte' kreeg. D e A m s t e r d a m s e stille processie z o u later als i n s p i r a t i e b r o n voor vele andere omgangen i n Nederlandse bedevaartplaatsen dienen. B i j deze omgangen die vooral werden gedragen door katholieke middengroepen, was het stille, zwij gende element een sterke karakteristiek. J u i s t door het massale zwijgen, sprak m e n z i c h als het ware extra sterk uit. D e stille o m g a n g groeide uit tot een v a n de grootste katholieke manifestaties. I n een groot deel v a n de Nederlandse parochies werden plaatselijke afdelingen of zustergezelschappen - een soort broederschappen - van het A m s t e r d a m s e Gezelschap van de Stille O m g a n g opgericht. Z o ontstond er als het ware een groot landelijk netwerk waardoor tienduizenden katholieken actief waren verbonden, n o g omvangrijker d a n dat r o n d o m de cultus van de martelaren van G o r k u m . D e enorme groei v a n de broederschapscultuur i n de tweede helft van de 19e eeuw heeft een niet te onderschatten bijdrage geleverd aan de hechte structurering van de katholieke kerk en de strakke b i n d i n g van haar gelovigen, en daarmee ook aan de v e r z u i l i n g op z i c h .
6 2
D o o r de o n t w i k k e l i n g van de zustergezelschappen en door het succes v a n de o m g a n g zelf werd de A m s t e r d a m s e o m g a n g onder protestanten steeds meer als ostentatief en aanstootgevend ervaren. H e t 'stille' karakter en het i n strak gesloten rijen en groepen lopen werd n u niet als bescheidenheid m a a r vooral als demonstratie, catholica gezien. A a n g e z i e n de omgangsroute vrijwel gelijk was aan de middeleeuwse sacramentsprocessie raakte pastoor K l ö n n e zelfs g e ï n s p i r e e r d o m deze i n al zijn glorie te doen herstellen.
63
D i t alles leidde ertoe dat het
62 In dit proces speelden niet alleen de aan bedevaartplaatsen verbonden broederschappen een rol, ook broederschappen voor algemene devoties als die van de H . Familie, de H . Rozenkrans, het Allerheiligste Sacrament enzovoort hadden een grote invloed. 63 Margry, Amsterdam en het mirakel, 65-68. 190
Processie versus stille omgang
G E D A C H T E N I S A A M D E N S T I L L E N O M G A N G TER. V E R E E R I N G VAM HET htCOGr-tElUG g A C f 3 ^ M E N T ^ M I R A K E L V A N A M S T E R D / ^ M M
A f b . 8. dam.
P r e n t b r i e f k a a r t m e t taferelen u i t het m i r a k e l v e r h a a l e n v a n de stille o m g a n g v a n A m s t e r -
conflict culmineerde in de onverzettelijke houding van de hervormde kerk inzake de afbraak van de uit cultusoogpunt essentiële Nieuwezijds kapel, de sacrale plaats waar het mirakel indertijd had plaatsgevonden. 64
Ook door toedoen van de actiefin Nederland missionerende congregatie van de redemptoristen werden op allerlei plaatsen in Nederland nieuwe devoties geïntroduceerd of oude nieuw leven ingeblazen. Een volksmissie van de redemptoristen in Heilo in 1886, ditmaal op verzoek van de pastoor, zette de Mariaverering opnieuw in gang. Nadat de pastoor de gronden van de voormalige kapel en bron had kunnen kopen en resten van de kapel waren teruggevonden, herleefde na ruim een halve eeuw onderbreking de verering. Zoals elders in Nederland bestond ook in Heilo steeds meer de behoefte het eigen geloof uit te dragen en de verering te bekrachtigen door middel van gemeenschappelijke plechtigheden als processies. Daartoe werd een groot processiepark aangelegd. Door de propaganda via broederschappen van devoties en sacramenten wenste men niet alleen in bedevaartplaatsen, maar ook in de parochies van gewone steden en dorpen weer buiten met een volledige processie te kunnen rondtrekken. Pastoor Geerdes van Blaricum schreef 'begin 1890 achtte ik ook den tijd rijp voor eene processie op sacramentsdag'. Toestemming van de bisschop was niet zo moeilijk te krijgen, het creëren van faciliteiten des te meer. O m over de gronden van pasto65
66
64 Zie hierover: Margry, Amsterdam en het mirakel, 68-72. °5 Zie hierover J . H . M . Evers en P. Post, Historisch repertorium met betrekking tot Wittem als bedevaartsoord (Heerlen 1986) 108-114. In het Registrum Memoriale van de parochie, z i e L . W . M . de J o n g , '100 jaar processie in Blaricum', Mededelingenblad van de Historische Kring Blaricum nr. 12 (1990) 5-6. 6
6
191
Processie versus stille omgang
rietuin en kerkhof te kunnen trekken zonder de openbare weg te betreden was extra grond nodig. Geerdes moest eerst gronden van de gemeente aankopen en vervolgens de noodzakelijke afscheidingen plaatsen. In Noordwijk kon sinds 1892 de verering van St. Jeroen weer herleven, dank zij de terugkeer van de relieken van de heilige en het ter beschikking stellen van het Martelveld, dat overigens in niet-katholieke particuliere handen was. Processiebedevaarten liepen sinds het einde van de 19e eeuw met een vaandel en begeleid door een muziekkorps door de straten om op het besloten Martelveld gebeden en predikatie te verrichten. De sacramentsprocessie vond na afloop ook hier in de tuin van de pastorie plaats. In Alkmaar was daarentegen bij de nieuwe Sint-Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord geen ruimte voor een processie door de tuin. Daar werd sinds 1897 de sacramentsprocessie met de middeleeuwse reliek van het H . Bloed in de kerk zelf gedaan. Totdat men in navolging van de Amsterdamse omgang in 1917 een vereniging oprichtte die voortaan op 1 mei om vijf uur in de ochtend een stille omgang door de stad hield, volgens een route waarvan men vermoedde - maar dat op een aantal punten zeker niet was - dat dit het oude processietraject was. Na in de jaren zeventig te zijn gestopt, is sinds circa 1983 deze omgang weer hersteld. In 1929 werd in Delft een afgeleide van de middeleeuwse Maria van Jesse-Omgang door rooms-katholieke studenten tot leven geroepen, ook in stille, niet ostentatieve vorm. Een paar jaar daarna zou ook de heilige Lidwina van Schiedam daar weer met stille omgangen worden geëerd. De inval van de Sovjetunie in Hongarije in 1956 vormde in Haarlem een goede aanleiding om ter ere van O.-L.-Vrouw van Haarlem, op basis van een 'gehistoriseerde' route naar buiten te kunnen treden. Tegelijk kon de stille omgang gelden als een waarschuwing tegen het gevaar van het goddeloze communistische systeem. Afgezien van incidentele processies als te Egmond is het opvallend dat de Hollandse katholieken zijn blijven vasthouden aan de stille-omgangsvorm. Ondanks het feit dat, na een arrest van Hoge Raad, de invoering van de 'omgekeerde bewijslast' inzake de bewijsvoering over de rechtmatigheid van een processie, meer gelegenheid tot het houden van processies heeft gegeven. De situatie lijkt er op te wijzen dat door een zekere accommodatie tussen de verschillende denominaties het voor katholieken ook niet meer gepast lijkt te zijn om nog met sacramentsprocessies over straat te trekken. O f zoals de kerkhistoricus Rogier in 1946 schreef dat: 67
68
69
70
71
72
73
74
... de valse schaamte, die ons weerhoudt veel van wat heilig is publiekelijk uit te dragen, een natuurlijk gevolg is van de gedwongen positie, waarin de zeventiende-eeuwse vade67 Sint-Jeroen, Noordwijk 100 jaar bedevaartplaats (Noordwijk 1992) 62-63. 68 W . van H i l t e n , Noordwijk als Bedevaartplaats (Noordwijk 1983) 4, 22-23. 69 W . L a m p e n , Alcmaria Eucharistica. Ter gelegenheid van de vijfde Eeuwfeest van het eucharistisch wonder van Alkmaar (Alkmaar 1929) 91-95. 70 O p zondag 2 mei 1993 liep, na oproepen i n de lokale kranten, een veertigtal deelnemers van 9.15-9.45 uur de omgang volgens de gebruikelijke route, voorafgaande aan de mis. 71 C . J . D . M . Verhagen, ' H o e de omgang van M a r i a van Jesse opnieuw begon. K o r t e geschiedenis van de eerste 10 jaren van de herstelde omgang, 1929 - 1939 [1]', Delftse Post 15 j u n i 1984; dl.2 i n Delftse Post 20 j u n i 1984. 72 Gemeentearchief Schiedam, Nieuwe Schiedamse Courant van 24 april 1933. Ti Zie over deze omgang: P.J. Margry, ' O n z e Lieve V r o u w van Haarlem', i n : Haerlem Jaarboek 1984 ( H a a r l e m 1985) 39-41. 74 D o o r een uitspraak van de Hoge R a a d van 29 november 1918 (zaak Gendringen) is de bewijslast inzake de rechtmatigheid van een processie gelegd bij het openbaar ministerie. D i t betekent dat het moet bewijzen dat een bepaalde processie binnen een bepaalde gemeente vóór 1848 niet gebruikelijk was, iets wat in de praktijk niet gemakkelijk blijkt te zijn. 192
Processie versus stille omgang
ren geleefd hebben. Geen aanstoot geven is een ijzeren wet, die nog aan de katholieke jeugd met de moedermelk wordt ingegeven (...) Als vandaag het processieverbod - verschaalde rest van een verdrukkingsysteem, dat zich lang overleefd heeft - werd opgeheven, zouden de meeste Hollandse pastoors nog bergen van bezwaren in zichzelf en hun getrouwen moeten slechten, eer de weerstand overwonnen was, die hen bij erfelijke belasting weerhoudt van alles, wat opzien baart. 75
De stille omgang is te beschouwen als een typisch Nederlandse variant van boven de grote rivieren binnen het scala van devotioneel-religieuze rituelen: een nieuw 'diaspora-ritueel', ontstaan door een aanpassing aan de bestaande socio-religieuze en juridische kaders. Een meditatieve bidtocht, ontstaan binnen een breed kader van een op verleden en traditie gerichte belangstelling, zonder de 'spel'-elementen van de processie, die tegelijk ruimte biedt aan de behoefte van gelovigen om actiefin de openlucht devotioneel-liturgisch het geloof te praktiseren. Een recent voorbeeld, en tegelijk een mooie vorm van 'invented tradition', is de sinds 1990 georganiseerde stille 'heiligdomsvaart', de Corneliusomgang van de Antonius- en Corneliusparochie in Den Hoorn (bij Delft). Onder leiding van de pastoor trekt daar een kleine groep gelovigen onder het octaaf van St. Cornelius vanuit de eigen Mariakapel naast de kerk naar de Delftse Maria van Jessekerk. De religieuze accommodatie kan misschien ook worden afgeleid van een recent ommegangs-novum. Op 24 april 1992 vond namelijk in de avond vanuit diezelfde Maria van Jessekerk een oecumenische gebedstocht - de 'Paaskruistoer'; het woord processie of omgang werd zorgvuldig vermeden - door de stad Delft plaats, een gezamenlijk initiatief van de Gereformeerde Kerk, de Nederlandse Hervormde gemeente, de Pinkstergemeente, de Evangelische gemeente en de Rooms-Katholieke kerk van Delft! Dat een dergelijke sociale en mentale verandering binnen de kerkgenootschappen niet op zichzelf staat, komt ook naar voren uit de volgende oproep van een lid van de Gereformeerde Kerk te Wageningen na zijn deelname aan de Amsterdamse stille omgang: 76
77
78
79
Als protestant meelopen met de stille omgang heeft alleen al zin omdat je dan eens peinst over, en je verbaast over wat andere christenen beweegt. Bovendien, in 1345 waren onze voor-ouders ook nog Rooms. Rooms is "roots", tot Luther. Loop volgend jaar maar eens mee, dat is voor je zieleheil niet slecht, en je zult er ook niet rooms van worden, denk ik. 80
Nadrukkelijk wordt in deze tekst het gemeenschappelijke middeleeuwse verleden en het Amsterdamse sacramentswonder gememoriseerd en wordt gewezen op het heilzame van het 75 Rogier, Geschiedenis van het katholicisme dl. 2, 795. 76 In de 19e en de 20e eeuw zijn er ook i n het zuiden enkele stille omgangen geweest (bij voorbeeld 's-Hertogenbosch, Breda, Casteren). Deze bestonden echter naast de diverse andere processionele uitingen. In het noorden vormen de stille omgangen nog steeds vrijwel het enige openbare gemeenschappelijke religieuze ritueel. 77 Zie noot 56. 78 Zie over het spelelement i n liturgie en rituelen: Post, ' H e t verleden i n het spel?', 95, 101-103; de stille omgangen onttrekken zich aan de constatering dat het aantal rituelen zonder spelelement afneemt. 79 Mondelinge informatie van H . J . A . Saeys te Delft en het door hem ter hand gestelde dossier St. Cornelius D e n H o o r n . O p basis van het bestaan van een middeleeuwse Corneliuskapel tussen D e n H o o r n en Delft i n , heeft de moderne parochie van D e n H o o r n deze heilige ook als patroonheilige gekregen. 80 Ingezonden b r i e f v a n R . A . R . Elders, in Kerkwijzer, Gemeenteblad van de Gereformeerde K e r k te Wageningen, 1992.
193
Processie versus stille o m g a n g
verrichten van bedevaart annex omgang. H e t is de ironie van de geschiedenis dat door deze ontwikkelingen i n feite getornd wordt aan een v a n de redenen van bestaan van de stille o m gangTen slotte V a n een processiecultuur k a n sinds de middeleeuwen i n H o l l a n d nauwelijks meer worden gesproken. D e feestviering en het uiterlijk vertoon werden sinds de reformatie i n een andere r i c h t i n g afgebogen. I n verschillende gevallen bleef de c o n t i n u ï t e i t van bedevaarten en processies v i a stille praktijken of i n het hoofd of op papier bekend. D e i n de 17e en 18e eeuw n o g gepraktiseerde oude vereringen en gebruiken hadden meer een spontaan en nietgeorganiseerd karakter en stonden m i n of meer los van religieuze 'machtsregimes'.
81
Waren
de kwesties over omgangen en andere devotionele rituelen uit de 18e eeuw meer een soort kat en muisspel, waarbij door de relatief hoge tolerantie veel werd gedoogd, het houden van processies en de introductie van nieuwe processies en bedevaarten werden vanaf het begin van de 19e eeuw systematisch tegengewerkt. E r was sprake v a n een overgang naar een periode van b e p e r k i n g en controle door kerk en overheid. D e overheidsmaatregelen die daartoe werden ingezet, betekenden een definitief einde van de openbare processiegewijze o m g a n gen i n H o l l a n d , met de wat merkwaardige u i t z o n d e r i n g van L a r e n . E r zijn enkele redenen voor deze verandering aan te voeren. I n de eerste plaats het verzet van protestantse zijde 81 In tegenstelling tot allerlei nieuwe vereringen die zeer gericht door de j e z u ï e t e n , minderbroeders en later de redemptoristen werden g e ï n t r o d u c e e r d , zie bij voorbeeld de introductie van O.-L.- V . van Foy te Haastrecht: B . P . M . de Jong, Oude Maria-devoties in eere hersteld ( G o u d a 1916) 93-96. 194
Processie versus stille omgang
tegen een toenemende invloed van de katholieken en een steeds verder om zich heen grijpend rooms openbaar vertoon. Ten tweede de angst van de overheid voor de maatschappelijke onrust die hieruit zou kunnen voortvloeien en ten slotte de kritischer houding van de katholieke geestelijkheid zelf inzake de religieuze volkscultuur op zich en het zedelijk bederf bij drukke, moeilijk beheersbare bedevaarten en het daarbij plaatsvindende vertier - de 'bedorvenheid der tijde' - op kermissen en in herbergen. De tweede helft van de 19e eeuw, na het herstel van de hiërarchie in 1853, en het begin van de 20e eeuw, laat een verder verschuivend beeld zien. Het herwonnen zelfvertrouwen en de sterkere positie van de katholieken leidden - binnen een breed kader van historisering - tot initiatieven van geestelijkheid, kloosterorden en vertegenwoordigers van de burgerij, waarbij doelgericht werd getracht de historische wortels van devoties naar boven te brengen, zo nodig ondersteund door doelgerichte heiligverklaringen. Wel dienden de vereringen voortaan binnen duidelijker en beheersbare kaders te geschieden. O m daarbij binnen de wettelijke marges de gemeenschappelijke rituelen toch te kunnen toepassen, ontstonden twee nieuwe varianten op de openbare godsdienstoefening: hetzij via een besloten processie in de parochietuin of door middel van de aanleg van een specifiek processieterrein, hetzij door het verrichten van een stille omgang. Met name bij de oude bedevaartplaatsen waar vroeger processies tot vaste rituelen behoorden, ging men over tot de aanleg van processieparken of het houden van stille omgangen. De besloten processies op eigen terreinen boden het voordeel dat de geestelijkheid er grote controle op had en dat door de grootschaligheid en intensiteit van de manifestaties het groepsbewustzijn van de katholieken kon worden verhoogd. De stille omgangen waren voor de overheid en aanvankelijk ook voor protestanten een aanvaardbare variant op de openbare godsdienstoefening, met een veel minder sterke confrontatie. Een rituele vorm die gegeven de socio-religieuze omstandigheden de mogelijkheid schiep voor een gestructureerde mobilisering van het katholiek middenveld en waarvoor de oude devoties functioneel werden ingezet. De stille-omgangsvorm bleek met name in het religieus verscheiden Holland succesvol ingang te vinden. Ontkerkelijking en deconfessionalisering van de maatschappij hebben na de Tweede Wereldoorlog geleid tot een bestuurlijk en juridisch afgeslepen houding inzake processies. Ook een zekere accommodatie tussen de gezindten heeft de gevoelige positie van dergelijke rituelen verzacht. De mogelijkheid tot het houden van de translatieprocessie te Egmond, zoals genoemd aan het begin van dit artikel, is daar een voorbeeld van. Niettemin is het gebruik van het houden van processies in Holland niet verder herleefd. De pracht en praal van een echte processie, zoals die nog in een sterk toeristische context in Laren bestaat, wordt blijkbaar niet als een passende oplossing ervaren. Nog steeds wordt immers de alternatieve vorm van de stille omgang toegepast, veelal gebaseerd op 'historische' voorlopers of 'traditie'; 82
83
82 Z o noemde de gouverneur van Noord-Brabant dergelijk vertier, naar aanleiding van een herderlijke brief van de vicaris-generaal van 17 februari 1822 waarbij rooms-katholieken werden opgeroepen zich te onthouden van danspartijen op kermissen, Rijksarchief i n Noord-Brabant, archief van het Provinciaal Bestuur 1814-1920, inv.nr. 4682, d.d. 21 december 1822 nr. 1. 83 'Traditie' en 'continuïteit' blijken bij processies en stille omgangen zeer relatief; zij blijken ook i n vorm en functie telkens aan sterke veranderingen onderhevig te zijn. D i t geldt bij voorbeeld ook voor L a r e n dat eigenlijk pas relatief recent een sacramentsprocessie kent, die pas in de laatste honderd jaar steeds verder is aangekleed en opgetuigd. Deze heeft ondertussen weer grote veranderingen ondergaan en ze is, zoals bij diverse andere openluchtprocessies i n Nederland, tegenwoordig ook een (toeristisch) kijkspel geworden, waarbij de meeste aanwezigen in plaats van deelnemers toeschouwers zijn geworden. E r lijkt een opvoering voor het publiek te worden gegeven. Desondanks is het Hollands 'enige echte' processie gebleven, die met name ook voor de identiteit van de Larense gemeenschap van groot belang is geworden. Zie over de rol en vernieuwing van rituelen
195
Processie versus stille omgang
deels ingebed in het doelbewust zoeken naar tradities en het historiseren van gebruiken als onderdeel van de rituele of feestelijke vernieuwing zoals dat ook in andere segmenten van de maatschappij heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt. Echter met een op de moderne behoefte toegesneden functie, waarbij vooral het ingetogen karakter en de meditatieve en biddende elementen op de voorgrond treden. Het is in deze positie dat ook de moderne processie en stille omgang zich weer tegenover elkaar bevinden. 84
in het algemeen het samenvattende artikel van Post, ' H e t verleden i n het spel?', 79-124; en zie over vorm- en functieveranderingen bij processies: P.J. Margry, ' H e i l i g Bloed i n processie. Veranderingen i n functie en vormgeving', in: R . van Heesewijk, Brabantse Bloedprocessies (Breda 1993) 9-13. 84 Zie over deze ontwikkeling de bundel Boissevain, Feestelijke vernieuwing in Nederland, 1-59, waarin drie lokale vormen van historiserende feestelijke vernieuwing worden beschreven. D e analyse i n de algemene inleiding is echter op onderdelen zwak; zie ook T. Dekker, 'Paasvuren: een veranderlijke traditie tussen toerisme en lokale identiteit', Volkskundig bulletin 19 (1993) 78-104.
196